Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 5

I. Het probleem van de rechtvaardigheid. Wanneer doe ik het goede?

(1) Inleiding. De richtsnoeren van de rechtvaardigheid.

(a) Het belang van een richtsnoer [casus: struisvogelkweker, geleide bezoeken, beschadigt de kledij
van een kind van 2 – wie is aansprakelijk? De ouders? Het kind? De struisvogel? De
struisvogelkweker? Hij moet een richtsnoer hebben, ‘wat te doen in dit soort gevallen’? Voor hem is
dat de wet – art 1385, eigenaar van een dier is aansprakelijk voor de schade die een dier aanricht;
wordt veroordeeld tot het betalen van de schade]. Nood aan een richtsnoer. Zo’n richtsnoer is altijd
abstract (het gaat over ‘dieren’, niet over een concreet dier, zoals een hond of een cavia) en moet in
alle kwesties geldend zijn (ook als het gaat om een olifant, een pauw, een zelfgekweekte bacterie;
ook als het kind 4, 8 en een half of 17 is) – indien niet is ze niet bruikbaar, niet rechtvaardig.
Verschillend oordelen over gelijke omstandigheden is onrechtvaardig, zoals gelijk oordelen over
ongelijke omstandigheden onrechtvaardig is.

Geldt dat ook voor de moraal, de gedragsregels die niet (alleen) door de wet bepaald worden? Als ik
het stelen van een appel moreel verwerpelijk vind, dan moet ik het stelen van een auto ook moreel
verwerpelijk vinden (het abstracte principe is bij beide dat ik niets neem van een ander wat mij niet
toekomt). Verschillend oordelen over gelijke omstandigheden is (ook buiten de wet) onrechtvaardig.

(b) In de meeste situaties zijn drie richtsnoeren mogelijk. (*) Ten eerste: kosten-baten analyses voor
alle betrokkenen. Moet ik migranten, op de vlucht voor geweld in Afrikaanse staten, opvangen? Dat
hangt er van af. Wat brengt het op? Kosten: opvang (voedsel en onderdak, medische verzorging), zij
verlaten hun arbeidsmarkt (schadelijk voor hun economie), risico op salafistische migranten. Baten:
werken, belasting betalen, culturele verrijking, huwelijksmarkt. We maken de optelsom. Als de
kosten groter zijn dan de baten, dan heb ik die verplichting niet. Ik kan meteen de vraag stellen of dit
in alle gevallen geldt. Slavernij is afgeschaft. Nochtans zullen de baten groter geweest zijn dan de
kosten. (*) Daarom dat sommigen zullen zeggen, ten tweede: ik handel rechtvaardig als ik de
individuele keuze respecteer. Slavernij is slecht, ook als de kosten-baten analyse positief is, omdat de
keuzevrijheid van het individu niet gerespecteerd wordt. Mensen folteren is altijd slecht, omdat ze de
vrijheid van het individu schendt. Maar wat met mensen die zich vrijwillig laten folteren? Wat met
mensen die graag in onderdanigheid leven (mag iemand zichzelf uit vrije wil laten doden en opeten,
https://www.theguardian.com/world/2003/dec/04/germany.lukeharding)? Mag het voor hen?
Daarom ten derde: een handeling is juist als je er deugden (principes) mee nastreeft (vrijheid,
gelijkheid, rechtvaardigheid, proportionaliteit). (Of: goed handelen is lucratief handelen (ten eerste);
goed handelen is handelen in vrijheid (ten tweede); goed handelen is deugdzaam handelen (ten
derde)).

(2) De drie richtsnoeren uitgediept.

(a) Het utilitarisme

Het utilitarisme is een filosofische stroming, die meent dat het goede ontleend wordt aan een zo
groot mogelijk nut (‘opbrengst’) voor zo veel mogelijk mensen. Grondleggers zijn Jeremy Bentham en
zijn leerling John Stuart Mill.

John Stuart Mill (Engels filosoof en econoom, 1806-1873) (1859, On liberty). Mag je de holocaust
ontkennen? Waarom wel/niet? Mag je de profeet Mohammed afbeelden? Waarom wel/niet?
Volgens Mill wel. Iedereen heeft even veel recht op vrijheid (van meningsuiting). (*) Omdat we de
waarheid niet in pacht hebben – zo kunnen we van elkaar leren (als we censuur toepassen, dan is de
verliezer iedereen nu én het nageslacht). (*) Zelfs een foute mening moet kunnen – het geeft ons een
kans om onze eigen principes te accentueren en uit te dragen. (*) Zelfs beledigingen moeten kunnen
– als we enkel toelaten wat niet tegen zere schenen schopt, dan moeten we niks meer toelaten. De
grens voor Mill = schadeprincipe (woorden niet, oproepen tot geweld wel verbieden) én de context
(in het onderwijs mag ik geen negationistische theorieën verkondigen – in mijn woning doe ik wat ik
wil) (zie lezing van Patrick Loobuyck, https://www.youtube.com/watch?v=p26IfUo3TPI).

Het is niet moeilijk om het utilitarisme te bekritiseren. Veronderstel dat in de wachtzaal van een arts
vier patiënten op een consultatie wachten. De eerste komt aankloppen met een banale verkoudheid.
De tweede heeft een ruilhart nodig, de derde lijdt aan een ongeneeslijke nierziekte, en de vierde
heeft bij een brand een kwart van zijn huid verloren. Vanuit utilitaristische standpunt zou het juist en
rechtvaardig zijn om de eerste patiënt te doden, om zijn hart te gebruiken voor de tweede, zijn nier
voor de derde en zijn huid voor de vierde patiënt – het sterven van de eerste patiënt rechtvaardigt
immers het redden van het leven van de drie andere. De meeste mensen zullen dit niet als
rechtvaardig en moreel juist ervaren, mogelijks omdat ze vinden dat de vrijheid primeert op het nut,
en dat de arts hier geen rekening heeft gehouden met de vrijheid van het eerste individu (het is
immers niet zijn wil om te sterven).

(b) Het libertinisme is een filosofische stroming die pleit voor maximale vrijheid van het individu, los
van de inmenging van maatschappelijke instellingen [zie tekst en opdracht in je cursus als bijlage].

Vraag 1. Libertijnen bepleiten absolute vrijheid van het individu, en dat op drie verschillende
domeinen. Welke? (*) Afkeer van paternalisme (de aanname dat de staat zich tegenover haar
burgers mag gedragen zoals een vader zich gedraagt tegenover zijn klein kind, met andere woorden,
zeggen wat hij mag doen en wat hij niet mag doen), (*) Afkeer van morele regelgeving (handelingen
bij wet verbieden omdat ze ‘niet netjes’ zouden zijn), (*) Afkeer van ‘herverdelende rechtvaardigheid’
(met andere woorden van belastingen: die zorgen ervoor dat de armsten geholpen kunnen worden
met de inkomsten van de rijksten).
Vraag 2. Aan welke criteria moet herverdelende rechtvaardigheid volgens Robert Nozick voldoen ? (*)
De staat mag enkel geld afnemen van burgers dat op onrechtmatige wijze verkregen is. (*) De staat
mag ook tussenkomen als een akkoord (een verbintenis) niet (helemaal) op basis van vrije wil tot
stand is gekomen. Een (extreem) goedbetaalde basketbalspeler mag dus niet belast worden, zegt
Nozick, want hij heeft zijn geld rechtmatig verkregen, door een contract te sluiten met een andere
partij in volledige vrijheid. Als de overheid wél belast, dan maakt ze van de basketbalspeler de facto
een soort slaaf.
Welke kritieken zou Nozick naar alle waarschijnlijkheid gemakkelijk kunnen pareren? (*) Sommigen
zullen zeggen dat de basketbalspeler geen slaaf is, omdat hij kan kiezen om minder te werken (en dus
minder te werken), terwijl een slaaf dat niet kan. Libertijnen zullen wellicht antwoorden dat dit klopt,
maar dat het betalen van belastingen zou moeten afhangen van de vrije wil van de baksetbalspeler:
als hij wil mag hij belastingen betalen, maar hij mag er niet toe gedwongen worden. (*) Anderen
zullen beargumenteren dat de basketbalspeler enkel kan presteren wat hij presteert dank zij het
team, en dat het daarom onrechtvaardig is dat hij meer betaald wordt dan anderen. Libertijnen
zullen wellicht antwoorden dat ook dit de vrije keuze van elk individueel teamlid is.
En met welke kritieken zouden hij (en andere libertijnen) het een heel stuk moeilijker hebben? (*) Je
kunt moeilijk volhouden dat wie niets terug verlangt van de staat geen belastingen hoeft te betalen,
omdat je sommige zaken nu eenmaal bijna ‘zomaar’ krijgt (zoals propere lucht, of veiligheid). (*)
Vrijheid is (ten dele) een illusie (zeggen dat zwarten in de VSA vandaag ‘even vrij’ zijn als de andere
staatsburgers is niet helemaal correct, gezien de sociale achterstelling en het verleden waarmee de
zwarte bevolking belast is). (*) Individuen hebben geen verdienste aan de vaardigheden die ze
hebben geërfd, noch aan de gebreken waarmee ze zijn geboren. Zeggen dat iedereen over een zelfde
mate van vrijheid beschikt is dus onjuist. (*) Als je de vrijheidsidee helemaal doortrekt, wordt vrijheid
onethisch (mag ik voorsteken bij een arts als ik daar voor betaal, zelfs als ik dan mensen voorsteek die
in hoge nood verkeren? Een libertijn zou hier ‘ja’ moeten antwoorden)?

(C) Theorieën over deugdelijkheid.

Deugdenethiek is een filosofische stroming die meent dat het goede ontleend wordt aan het
nastreven van ‘deugden’ of waarden.

Een voorbeeld van deugdenethiek vinden we bij Aristoteles (Grieks filosoof, 4 e eeuw v.o.t).
Rechtvaardigheid staat voor hem haaks op het libertijnse denken. Libertijnen vertrekken van vrijheid
om rechtvaardigheid te duiden. Als individu kan ik lasser worden, professor, tramconducteur,
landbouwer – het zou voor libertijnen onrechtvaardig zijn als een obstakel wordt opgeworpen om die
vrijheid aan banden te leggen. Het doel is voor libertijnen dus neutraal. Aristoteles ziet dat anders.
(*) Rechtvaardigheid betekent voor hem dat elkeen krijgt wat hem/haar toekomt (hij/zij moet krijgen
‘waar hij recht op heeft’). (*) Moeilijker om te beantwoorden is de vraag ‘waar hij recht op heeft’.
Voor libertijnen is dat de vrijheid om te doen wat je wil. Voor Aristoteles betekent het dat je rekening
houdt met het ‘doel’ (‘telos’ in het Grieks). Zijn leer is een teleologische leer (niet te verwarren met
theologisch (godsgeleerdheid), de leer van het doel: een appelpit is een appelboom in potentie (het
heeft met andere woorden de mogelijkheid om een appelboom te worden), maar niet in act (het is
nog geen appelboom)). Er zijn volgens Aristoteles sommige mensen die (in potentie) goede lassers
zijn, andere zijn in potentie goede professoren of goede landbouwers. Rechtvaardig is niet dat je aan
elk mens de vrijheid geeft om te worden wat hij wil, maar dat je elk individu laat worden wat hij
moet worden, wat hij in zich heeft, wat zijn ‘telos’ is (met andere woorden: dat hij zijn potentie
realiseert). Het zou zeer onrechtvaardig zijn een domoor professor te laten worden, zoals het
onrechtvaardig zou zijn een Einstein technicus te laten worden. (*) Volgens Aristoteles ben ik
rechtvaardig als ik rekening houd met het doel (ik ben als leraar niet rechtvaardig als ik leerlingen
later wil laten worden wat ze willen – dat is libertijns – maar als ik ze hun potentieel laat ontplooien).
Elementen die niet essentieel zijn (die niet behoren tot de essentie), maar accidenteel (die er per
toeval bij horen) [bijvoorbeeld: het is essentieel voor een kubus om in de hoogte, de breedte en de
diepte drie even lange ribben te hebben, maar de kleur die een kubus heeft is accidenteel, doet er
niet toe – die kan bruin zijn, geel, groen of zwart]. Ik mag in mijn beoordeling geen elementen laten
meespelen die het doel (de telos) niet dienen (die met andere woorden accidenteel zijn): de
universiteit dient om intellectuelen op te leiden; het is rechtvaardig om enkel te selecteren op
intellect, niet op afkomst, rijkdom, huidskleur, muzikale voorkeur, roeicapaciteiten of
vriendjespolitiek. Rechtvaardig is wat (uitsluitend) aan het telos tegemoetkomt. Als dat gebeurt dan
is het de moeite waard om de universiteit te eren voor het realiseren van haar doel.

Michael J. Sandel – over fluiten, golfkarretjes en het homohuwelijk.

https://www.youtube.com/watch?v=hPsUXhXgWmI

Vraag 1. Een rijke aannemer uit mijn buurt kent geen noot muziek en is volslagen toondoof – hij kan
geen re kruis van een sol mineur onderscheiden. Hij schafte zich onlangs een zeldzame Bösendorfer
vleugelpiano aan (37.500 €). Aristoteles zou dit moreel afkeuren, want deze man zal de gemeenschap
nooit blij kunnen maken met een prachtig pianoconcert.

Waar/onwaar? Aristoteles zou de aankoop van een Bösendorfer vleugelpiano door een atonaal
persoon afkeuren, maar niet omdat hij de samenleving dan niet kan verblijden met een
vleugelconcert (dat is ‘accidenteel’, een bijkomstigheid, niet ‘essentieel’). De reden waarom
Aristoteles dit zou afkeuren is omdat een vleugelpiano de potentie heeft om prachtige, welluidende
concerten ten gehore te geven – en als ze bespeeld wordt door een prutser, zal de potentie van de
piano nooit gerealiseerd worden (nooit omgezet worden in ‘act’).

Vraag 2. Al jarenlang organiseert de Vlaamse overheid de bobcampagnes: mensen die dronken


achter het stuur kruipen worden beboet, chauffeurs die alcoholvrij rijden worden met een
bobsleutelhanger beloond. Vorige week vrijdag voerde mijn buurman in beschonken toestand zijn
meerderjarige dochter naar de sweet sixteen fuif van een jongere vriendin. Toen hij in de verte de
zwaailichten van de politie zag, plaatste hij ongemerkt zijn dochter achter het stuur. Ze legde een
negatieve ademtest af en kreeg een bobsleutelhanger. Volgens Aristoteles verdient ze die ook.

Waar/onwaar? Verklaar je antwoord. Onwaar, want de dochter krijgt hier een ‘beloning’ die haar
niet toekomt (terwijl mijn buurman een straf ontloopt die hem wel toekomt).

Vraag 3. Een transgender (een man die zich operatief tot vrouw heeft laten maken) beslist om deel
te nemen aan de olympische spelen (voor de discipline tienkamp). Hoewel het geslacht van de atlete
gewijzigd is, is de spiermassa en het hartvolume dat uiteraard niet. Mag deze atle(e)t(e) volgens het
Amerikaanse Hooggerechtshof aan de spelen deelnemen?

Ja/neen? Verklaar je antwoord. Neen, omdat de grote spiermassa en het hart- en longvolume de
dame een oneerlijk voordeel geeft (waardoor de ‘essentie’ van het spel wordt gewijzigd).

Vraag 4. Tijdens de Eerste Wereldoorlog lijdt een soldaat aan shell shock: hij is mentaal zo in de war
van de gebeurtenissen, dat hij niet meer kan wandelen. Bovendien beeft hij onophoudend over zijn
hele lichaam. Na de oorlog weigert het ministerie van Defensie hem het IJzeren Kruis Eerste Klasse
(dat wordt uitgereikt voor bewezen moed). Die weigering zou volgens Aristoteles niet enkel
samenhangen met het feit dat hij onvoldoende moed heeft betoond.

Waar/onwaar? Verklaar je antwoord. Die weigering zou ook samenhangen met het feit dat de
samenleving door het decoreren van iemand een ‘deugd’ of een ‘waarde’ naar voor schuiven die ze
erg belangrijk vindt en die deze soldaat niet in de praktijk heeft gebracht (kameraadschap, inzet,
doorzettingsvermogen,…).
Vraag 5. Wat hebben de vier bovenstaande vragen te maken met de zittingen in de Amerikaanse
senaat, waar momenteel (voor een tweede keer) wordt gediscussieerd over de mogelijke vervolging
van ex-president Trump voor belangenvermenging?

De essentie van de lezing van MJ Sandel is dat we er doorgaans van uitgaan dat in ethische debatten
iedereen zijn eigen mening heeft: persoon A denkt het ene, persoon B denkt het andere. Daarom
denkt men dat het maar beter is om ethische debatten uit de weg te gaan – ze hebben toch geen zin.
Sandel beargumenteert het tegenovergesteld: door na te gaan waar onze opvattingen precies
vandaan komen, waarom we het standpunt innemen dat we innemen, waarom we denken wat we
denken, kunnen we het standpunt van de ander beter begrijpen, en zullen we in staat zijn om
ethische dilemma’s en problemen op te lossen. We moeten ethische debatten niet uit de weg gaan,
we moeten ze net aangaan – en dat gebeurt volgens hem te weinig.

You might also like