Deel 1 Oefeningen - Oplossingen

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

Deel 1 - Oplossingen oefeningen

1. A en B zetten vandaag elk € 10 000,00 uit tegen samengestelde interest: A aan 6% jaarlijks
en B aan 3% semestrieel.
Welk bedrag bezitten beiden over 7 jaar? (A: € 15 036,30; B: € 15 125,90 ).
Waaraan is dit verschil in opbrengst te wijten?

A belegt: 10 000 . 1,067 = 15 036,30


B belegt: 10 000 . 1,0314 = 15 125,90
Verschil is intrestverschil: 3 % per semester is 1,03² = 1,0609 jaarlijks

2. Iemand belegt 10 000 € gedurende 5 jaar, tegen 8 % jaarlijks. Bereken de rente die
gedurende de laatste 2 jaren toegekend werd.

- eerste 3 jaren: 10 000 . 1,083 = 12 597,12


- volgende 2 jaren: 12 597,12 . 1,082 = 14 693,28
Verschil: 14 693,28 - 12 597,12 = 2 096,16

3. Na hoeveel tijd is de aanvangswaarde van een kapitaal, uitgezet aan 3% per jaar reëel, de
helft groter geworden ?

Stel K0 = 1, dan is Kn = 1,5


1,03n = 1,5
dan wordt n = log 1,5 / log 1,03 = 13,7172374 of 13 jaar en 262 dagen

4. De slotwaarde van een kapitaal dat gedurende 10 jaar is uitgezet, bedraagt € 142 000.
Bereken de beginwaarde bij
A Een jaarlijkse nominale interestvoet van 8% bij semestriële kapitalisaties
B Een jaarlijkse nominale interestvoet van 8% bij trimestriële kapitalisaties

A i(2) = 8 %, dus is s = 4 %
K0 = 142 000 . (1/1,04)20 = 64 806,95
(of reken met 1,04²-1 = 8,16 % gedurende 10 jaren)

B i(4) = 8 %, dus is r = 2 %
K0 = 142 000 . (1/1,02)40 = 64 310,44
Indien hier gerekend wordt met 1,024 - 1 = 8,24 % jaarlijks, dan wordt het resultaat: 64
329,55. Het verschil is te wijten aan afronding van de intrestvoet.

1
5. Iemand is de volgende sommen verschuldigd: 12 000,00 op 1 februari 2017;
4 800,00 op 1 februari 2019;10 000,00 op 1 februari 2020 en 20 000,00 op 1 september
2021.
Er wordt gerekend tegen 5% per jaar. Bereken met welk bedrag men die schulden ineens
kan kwijten op 1 februari 2022. (€ 52 310,23)
- van 1/2/17 tot 1/2/22: 5 jaren, dus: 12 000 . u5 = 15 315,38
- van 1/2/19 tot 1/2/22: 3 jaren, dus: 4 800 . u3 = 5 556,60
- van 1/2/20 tot 1/2/22: 2 jaren, dus: 10 000 . u² = 11 025,00
153/365
- van 1/9/21 tot 1/2/22: 153 dagen, dus: 20 000 . u = 20 413,25
52 310,23

6. Peter moet over 4 maanden aan een geldschieter, op 1 maart 2017, € 1 000,00 betalen. Na
exact 1 jaar moet hij € 2 000,00 betalen en na exact 18 maanden € 3 000,00. In geval van
vervroegd betalen, krijgt de geldschieter een rentevergoeding van 7%. Voor uitstel van
betaling eist de geldschieter een rentevergoeding van 7,75%. Met hoeveel kan Peter die
schulden in één keer kwijten over 1 jaar?

Vandaag is het dus 1/11/2016. Betaling moet gebeuren op 1/11/2017

Berekening aantal dagen:


- van 1/3/17 tot 1/11/2017 = 245 dagen
- van 1/11/2017 tot 1/5/18 (binnen 18 maanden) = 181 dagen

- schuld van 1/3/17: 1000 . 1,0775245/365 = 1 051,38


- schuld van 1/11/17: blijft = 2 000
- schuld van 1/5/18: 3 000 . (1/1,07)181/365 = 2 901,02
totaal: 5 952,40

7. Bepaal de gemiddelde vervaldag van de volgende schuldbekentenissen als de rentevoet 5%


bedraagt:
€ 2 300,00 betaalbaar na exact 4 jaar;
€ 5 100,00 betaalbaar na exact 5 jaar;
€ 6 480,00 betaalbaar na exact 6 jaar.

Alle schulden herleiden naar t = 0:


13 880 . vt = 2 300 . v4 + 5 100 . v5 + 6 480 . v6
= 10 723,68
vt = 10 723,68 / 13 880
= 0,7725994

t = log 0,7725994 / log v


= 5,2878403

0,2878403 . 365 = 105 dagen


Antwoord: 5 jaar en 105 dagen vanaf t = 0.

2
8. Op welk tijdstip zal één enkele betaling van € 1 500,00 gelijk zijn aan drie betalingen van elk
€ 500,00 waarbij die bedragen over 7 maanden, 15 maanden en 2 jaar betaalbaar zijn? i =
7,5% per jaar. Vandaag is het 31/12/’16.

Alle schulden herleiden naar t = 0:


1 500 . vt = 500 . v212/365 + 500 . v455/365 + 500 . v2
= 1 369
vt = 1 369 / 1 500
= 0,9126666

t = log 0,9126666 / log v


= 1,2636024

0,2636024 . 365 = 96 dagen


Antwoord: 1 jaar en 96 dagen vanaf t = 0.

9. Een kapitaal van 50 000,00 dollar wordt gedurende 10 jaar uitgezet aan een nominale
intrestvoet van 8%. Bereken de slotwaarde bij trimestriële kapitalisatie.

r = 2 %, dan is i = 8,24 %
50 000 . 1,082410 = 110 369,19
Opmerking: indien er gerekend wordt met 2% per trimester (40 trimesters) is de uitkomst
110 401,98. Deze uitkomst is even juist (afrondingsverschil)

10. Een kapitalisatiebon van € 1 000,00 wordt na 12 jaar netto € 1 345,00. Dit laatste bedrag is
de waarde na 30% roerende voorheffing op de bekomen bruto interest. Welk bruto
interestpercentage werd toegekend?

bruto-interest = (1 345,00-1 000,00)/0,7 = 492,86


1 492,86 = 1 000 . (1 + i)12
(1 492,86/1 000)^(1/12)-1 = i
i = 3,40%

11. Eén persoon plaatst € 1 000,00 op 14/8/’20 voor een totale duur van 12 jaar en 3 maanden.
Meer concreet werd als volgt belegd:
gedurende de eerste 5 jaren ontvangt hij 5%;
gedurende de volgende 4 jaren ontvangt hij 6%;
en de laatste periode van 3 jaar en 3 maanden ontvangt hij 5,5% per jaar.
Wat is de slotwaarde van dit kapitaal? Reken tegen samengestelde interest, behalve voor
de periode van 3 maanden?

1000*1.055 = 1276.28
1276.28*1.064 = 1611.276
1611.27*1.0553 = 1892.027025

Laatste 3 maanden enkelvoudige intrest: van 14/8/2032 tot 14/11/2032


= 92 dagen

1 892,03 ( 1 + 0,055 . 92/365 ) = 1 918,26

3
12. Welk kapitaal zou men heden moeten beleggen tegen 5 % per jaar om over één eeuw over
één miljoen € te beschikken ?

1 000 000 = K0 . 1,05100

K0 = 1 000 000 / 1,05100


= 7 604,49

13. Iemand kan een schuld van € 2 500,00 niet dadelijk vereffenen. Hij ondertekent een
schuldbekentenis van € 2 900,00, te betalen na exact 3 jaar. Hoeveel % jaarlijkse interest
wordt hem in dit geval aangerekend?

2 500 . u3 = 2 900

u = derde wortel uit 2 900 / 2 500


=> i = 5,07 %

14. Een kapitaal van € 60 000,00 wordt belegd van 26/1/2019 t.e.m. 29/8/2019 aan een
enkelvoudige interestvoet van 6% per jaar. Bereken het bekomen interestbedrag.

215 dagen

60 000 x 0,06 x 215/365 = 2 120,55

15. Een kapitaal van € 8 100,00 groeit op 6 jaar tijd aan tot € 9 498,48. Dat laatste bedrag wordt
de volgende 5 jaar aan dezelfde interestvoet belegd. Wat is het slotkapitaal na 11 jaar?

t=6: 9 498,48 = 8 100 x u6 dus is i = 2,69%


t=11: 9489,48 x 1,02695 = 10 846,63

16. Iemand wil na 9 jaar en 4 maanden (= 121 dagen) over € 7 500,00 beschikken. Hoeveel moet
hij daarvoor vandaag beleggen?
Veronderstel een i = 3%. Reken met enkelvoudige interest voor delen van een jaar.

121 dagen: 7500 = K0 (1 + 0,03 x 121/365) = 7426,15


9 jaar: K0 = 7426,15 x v9 = 5691,52

17. Een kapitaal van € 9 000,00 wordt gedurende 8 jaar uitgezet tegen een interestvoet.
Veronderstel een i(2) = 8,4%.
A Bereken het slotkapitaal.
B Welke trimestriële rentevoet geeft hetzelfde eindkapitaal als de beleggingsduur dezelfde
blijft?

a) s = 4,2 % dus: 9000 x 1,04216 =17 383,05


b) s = 4,2 % dus is 1+i = 1,042² => i = 8,58% en is r = (vierde wortel uit 1,0858) -1 = 2,08%

4
18. Rangschik volgende rentevoeten van duur naar goedkoop:
a) 1,1 % per maand dus is i i= 14,03%
b) 11,5 % jaarlijks
c) 3,2 % trimestrieel dus is i = 13,43%
d) 5,8 % semestrieel dus is i = 11,94%
e) i(4) = 12 % dus is i = 12,55%
(a-c-e-d-b)

19. Fred heeft volgende uitstaande schulden bij zijn bank:


€ 30 000,00 te betalen over 4 jaar aan 5%;
€ 50 000,00 te betalen over 5 jaar en 3 maanden (92 dagen) aan 3,4%;
€ 40 000,00 te betalen over 8 jaar aan i(12) = 12%.

Met welk bedrag kan hij die drie schulden in één keer betalen na exact 6 jaar?
30 000 x 1,05² = 33 075
50 000 x 1,034273/365 = 51 266,13
24
40 000 x (1/1,01) = 31 502,65
Totaal 115 843,78

20. Laurent moet volgende schulden terugbetalen: € 10 000,00 over 1 jaar, € 14 000,00 over 3
jaar en € 12 000,00 over 4 jaar. Er wordt gerekend aan 4%.
A Bereken de gemiddelde vervaldag. (2 jaar en 274 dagen vanaf t=0)
B Op welk tijdstip zal een eenmalige betaling van € 40 000,00 die gezamenlijke schulden
kunnen dekken?

A 36 000 x vt = 10 000 x v + 14 000 x v3 + 12 000 x v4


= 32 318,98
dus: t x log v = log (32318,98 / 36 000)
t = 2,7501862 of 2 jaar en 274 dagen vanaf t = 0
B 32 318,98 x 1,04n = 40 000, dan wordt n = 5 jaar 159 dagen vanaf t = 0

21. Een schuldenaar moet 5 500,00 euro betalen na exact 3 jaar, 8 500,00 na exact 4 jaar en 7
100,00 na exact 5 jaar. De schuldenaar komt met de schuldeiser overeen nu € 5 000,00 te
betalen en de rest te vereffenen na exact 3 jaar. Hierbij past de schuldeiser een jaarlijks
reële interest van 6% toe. Bereken het bedrag dat de schuldenaar over 3 jaar moet betalen.

Alle bedragen herleiden naar t=3:


5500 + 8500 x v + 7100 x v² = 19837,84

Bedrag van t=0 ook naar t=3 herleiden en aftrekken:


19837,84 - 5000 x u³ = 13882,76

22. Iemand heeft volgende schulden te betalen: € 1 000,00 over 3 jaar;


€ 2 000,00 over 5 jaar; en € 1 500,00 over 6 jaar.
Wat moet hij over 4 jaar betalen om die schulden in één keer te vereffenen als de
berekeningen gebeuren tegen i(12) = 12%?
ofwel:
i(12) = 12 %, dan is µ = 1% en is i = 1,01^12 = 12.68%
Alle bedragen omrekenen naar t = 4:
1000 x u + 2000 x v + 1500 x v² = 4083,14
ofwel:
5
µ = 1 %: 1000 x 1.0112 + 2000 x 1/1.0112 + 1500 x 1/1.0124 = 4 083,08

23. Een kapitaal van € 50 000 wordt belegd gedurende 12 jaar. De eerste 8 jaar bedraagt de
opbrengst 8 %. Welke rentevoet geniet men de laatste 4 jaar als de slotwaarde € 125 000
bedraagt? (7,8 %)

- na 8 jaar: 50 000 x 1,088 = 92 546,51


- na 12 jaar: 92 546,51 x u4 => i = 7,80%

24. Een bankier ontvangt van iemand een kapitaal van € 100 000,00, dat slechts na 5 jaar kan
worden teruggevorderd. Hij waarborgt een jaarlijkse rentevergoeding van 8%. Zal hij aan het
einde van het vijfde jaar winst gemaakt hebben, en hoeveel, als hij dit kapitaal uitleent en
rekent op een nettorendement van 4% per semester voor zijn belegging?

- aan 8% jaarlijks: 100 000 x 1,085 = 146 932,81 (te betalen)


- aan 4% semestrieel: 100 000 x 1,0410 = 148 024,43 (te ontvangen)
Dus is de winst: 1091,62

6
25. Na hoeveel tijd verdriedubbelt een kapitaal, als het tegen een nominale interest van 8%
wordt uitgezet bij 4 kapitalisaties per jaar?

i(4) = 8%, dan is r = 2% en is i = 8,24%


3 = 1,0824n
n x log 1,0824 = log 3
n = 13 jaar 319 dagen
(Deze oefening kan ook met trimestriële intrest worden berekend, maar dan is de uitkomst
ook in trimesters en kan er niet omgezet worden in dagen)

26. Greet is geboren op 1 januari 1997. Op die dag stortten haar grootouders langs vaderszijde €
200,00. Dit geld werd ten gunste van Greet uitgezet aan een reële jaarlijkse interestvoet van
7,5%.
Op diezelfde dag schonken de grootouders langs moederszijde haar eveneens € 200,00. Dit
bedrag werd tot haar 15de verjaardag belegd aan 7,5% nominaal jaarlijks, met halfjaarlijkse
interestbetaling.
Vanaf dan wordt het geld in een andere belegging gestoken, die jaarlijks 7,5% reëel
opbrengt.
A Wat ontvangt Greet in totaal op haar 21ste verjaardag?
B Wat is het bedrag dat ze op 15 jaar kan herbeleggen?
C Van wie ontvangt Greet het meest op haar 21? Hoe verklaar je dit?

a) Wat ontvangt Greet in totaal op haar 21ste verjaardag ?

- vaderszijde: 200 x 1,07521 = 913,29


- moederszijde: - na 15 jaar (30 sem.): 200 x 1,037530 = 603,50
- na nog eens 6 jaar: 603,50 x 1,0756 = 913,38
Samen: 913,29 + 913,38 = 1844,67

b) Wat is het bedrag dat ze op 15 jaar kan herbeleggen ? (603,50)


- moederszijde: - na 15 jaar (30 sem.): 200 x 1,037530 = 603,50

c) Van wie ontvangt Greet het meest op haar 21 ? Hoe verklaar je dit ?
- moederszijde: de eerste 15 jaar wordt er belegd aan i(2) = 7,5% of
(1.0375² - 1) = 7,64%, dit is groter dan i = 7,5%

27. Iemand leende € 1 000,00 tegen 5% per jaar. Twee jaar later betaalt hij € 500,00 terug en
nog eens twee jaar later betaalt hij nog eens € 500,00. Hoeveel is hij op deze laatste dag nog
schuldig?

- Geleend bedrag, uitgedrukt op t=4: 1000 x 1,054 = 1215,51


- Betaling op t=2, uitgedrukt op t=4: 500 x 1.05² = - 551,25
- Betaling op t=4 - 500
164,26

You might also like