Professional Documents
Culture Documents
IFU Postprocessing Applications As Edge
IFU Postprocessing Applications As Edge
IFU Postprocessing Applications As Edge
com/healthcare
syngo CT Postprocessing
applications
Gebruiksaanwijzing – SOMATOM Definition AS /
SOMATOM Definition Edge
syngo CT VA48A
1 Inleiding 21
2 Basisfunctionaliteiten 23
2.1 Software en systeemgerelateerde
veiligheidsinformatie 23
2.2 Bladeren 32
2.2.1 Gebruik van de scrollbalk 32
2.2.2 Gebruik van het ezelsoor 33
2.2.3 Het symbooltoetsenbord gebruiken voor
scrollen 33
2.3 Het SmartSelect-menu gebruiken 34
2.3.1 Het SmartSelect-menu deactiveren 34
2.4 Beelden selecteren 35
2.4.1 Eén beeld selecteren 35
2.4.2 Beelden expliciet selecteren 35
2.4.3 Beelden selecteren tot aan het einde van
een serie 36
2.4.4 Volledige serie selecteren 36
2.4.5 Beelden deselecteren 36
2.5 Notities maken 37
2.5.1 Een nieuwe notitie toevoegen 37
2.5.2 Een notitie bewerken 37
2.5.3 Een notitie verwijderen 38
2.6 Beeldtekst gebruiken 38
2.6.1 Tekstinformatie in medische beelden 38
2.6.2 Tekst bewerken op medische beelden 42
2.6.3 Beeldtekst tonen en verbergen 43
2.7 Het symbooltoetsenbord (Numeriek) gebruiken 44
2.8 Snelkoppelingen gebruiken 45
2.9 syngo WebSpace gebruiken 46
2.10 syngo.via client op de Acquisition Workplace 46
2.10.1 De client starten zonder beeldoproep 47
2.10.2 De client starten met beeldoproep 47
2.10.3 Schakelen tussen syngo.via-client en
Acquisition Workplace 48
2.10.4 syngo.via-client en interventionele scans 49
2.10.5 De syngo.via-client updaten 49
2.10.6 De client sluiten 50
3 Standaardevaluatiemethoden 51
3.1 Beelden laden 51
3.2 Beelden vensteren 52
3.2.1 Selectiebereik bepalen 52
3.2.2 Vooraf gedefinieerde vensterinstellingen
toewijzen 52
3.2.3 Vensteren met de muis 53
3.2.4 Vensterwaarden herstellen 53
3.3 Zoomen en pannen 53
3.3.1 Zoomen en pannen met de muis 53
3.3.2 Zoomfactor terugstellen 55
3.3.3 De modus Blow up (Opblazen) gebruiken 55
3.4 2D- en 3D-evaluatie 55
3.4.1 Afstanden meten 56
3.4.2 Hoeken meten 57
3.4.3 Interessante gebieden (ROI's) evalueren 57
3.4.4 De resultaatweergave van statistische
evaluaties configureren 58
3.4.5 Pixels evalueren met de pixellens 59
3.4.6 Commentaren invoeren 60
3.4.7 Grafische elementen en tekst verwijderen 61
3.5 Beelden opslaan 61
3.6 Gegevens overzetten 62
3.6.1 Beelden naar de taakkaart Viewing
(Weergave) transfereren 62
4 Weergave 65
4.1 Beelden laden en weergeven 66
4.1.1 Beelden laden 66
4.1.2 Meerdere studies of patiënten laden 66
4.1.3 Ophalen van multiframe-beelden 67
4.1.4 De beeldstrook- of stapelweergave
gebruiken 67
4.1.5 De beeldzone verdelen 68
4.1.6 Beelden weergeven in de functie Mother-
in-Child (Moeder-in-kind) 70
4.1.7 Segmenten weergeven in een
vergrotingsvenster 71
5 syngo 3D 85
5.1 Beelden laden naar 3D 88
5.1.1 Beelden laden uit de Patient Browser
(Patiëntenbrowser) 89
5.1.2 Beelden laden vanuit de Weergave-
taakkaart 90
5.1.3 Beelden laden via de 3D-serielijst 90
5.1.4 Verbeterde 4D gegevenssets laden 92
5.1.5 Patiënten afsluiten 92
Trefwoordenregister 493
1 Inleiding
Deze gebruiksaanwijzing geven gedetailleerde informatie over de
syngo CT-naverwerkingstoepassingen op uw SOMATOM CT-systeem.
OPGELET
2 Basisfunctionaliteiten
Dit hoofdstuk geeft informatie over de algemene tools en vaak
gebruikte basisfuncties. Deze functies zijn belangrijk voor de meeste
klinische toepassingen die op uw SOMATOM CT-systeem beschikbaar
zijn.
OPGELET
OPGELET
OPGELET
OPGELET
OPGELET
CARE Contrast CT
OPGELET
OPGELET
OPGELET
Osteo
OPGELET
Netwerk
OPGELET
OPGELET
OPGELET
OPGELET
Systeemconfiguratie
OPGELET
Patiëntenbrowser
OPGELET
OPGELET
OPGELET
OPGELET
OPGELET
OPGELET
OPGELET
Camtasia
OPGELET
OPGELET
OPGELET
2.2 Bladeren
Bladeren betekent zich verplaatsen door geladen beelden, series of
studies. U kunt bladeren met de volgende opties:
◾ Menu Scroll (Bladeren)
◾ Schuifbalk
◾ Symbooltoetsenblok
◾ Ezelsoor
◾ Muiswiel
OPGELET
– of –
Houd de Shift-toets ingedrukt om verschillende opeenvolgende
beelden te selecteren.
2.4.3 Beelden selecteren tot aan het einde van een serie
1 Selecteer één beeld.
2 Selecteer Edit > Select On Succeeding (Bewerken > Selectie
vanaf) in het hoofdmenu.
Met Select On Succeeding (Selectie vanaf), moet u het eerste
beeld selecteren van elke vereiste serie om alle series volledig te
selecteren.
– of –
Selecteer Edit > Deselect All (Bewerken > Alles deselecteren) in
het hoofdmenu of selecteer een enkel beeld.
(5) Schaalverdeling
(6) Venster- en pixelwaarden en (voor 3D-beelden) oriëntatiekubus
(7) Beeldcommentaar
Scan- en reconstructiepa-
Beeldtekst Voorbeeld
rameters
Contrast/bolus-agens (+C) +C
Patiënt- en onderzoeks-
Beeldtekst Voorbeeld
gegevens
Patiëntnaam Jan Patiënt
Opnamenummer #12345
Onderzoeksnummer STUDIE 1
Beeldtekst Voorbeeld
Onderzoeksdatum 5-nov-2004
Onderzoekstijd 16:13:15.71
4D SPI 4D SPI 98
4D SEQ 4D SEQ 78
Beeldtekst Voorbeeld
Systeemspecifieke informatie
Beeldtekst Voorbeeld
en patiëntpositie
Instituut Ziekenhuis
Verwijzende arts -
Venster- en pixelwaarden
Beeldtekst Voorbeeld
Venster-center (helderheid) C 50
(C)
Beeldcommentaren
Beeldtekst Voorbeeld
TrueStack-reconstructie TS
De tekstelementen definiëren 1 Selecteer het gewenste beeldtype uit de View Name (Naam
Weergaven) keuzelijst.
2 Selecteer de optie Customized Text (Gestandaardiseerde tekst).
3 Definieer de tekstelementen die in de afbeeldingen weergegeven
dienen te worden door de overeenkomstige checkboxen aan de
linkerkant te selecteren en deselecteren.
4 Klik op de knop Apply (Toepassen) om de wijzigingen te
bevestigen.
5 Klik op de knop OK om de wijzigingen te bevestigen en het
dialoogvenster af te sluiten.
– of –
Klik op de knop Cancel (Annuleren) om de wijzigingen ongedaan
te maken en het dialoogvenster af te sluiten.
Venster-Center - Venster-Center +
(Numeriek: Num) (Numeriek: /)
Vensterbreedte - Vensterbreedte +
(Numeriek: *) (Numeriek: -)
Patiëntenbrowser Markeren
(Numeriek: .) (Numeriek: 3)
Patiëntenregistratie
(Numeriek: 0)
Gebruik de map H:\Sitedata\viadata om gegevens te
exporteren naar of op te slaan op de harde schijf van Acquisition
Workplace.
Om uw activiteiten op de desktop te filmen, gebruikt u de
Camtasia Recorder, die geïnstalleerd is op de Acquisition
Workplace. .
OPGELET
OPGELET
3 Standaardevaluatie-
methoden
Dit hoofdstuk geeft informatie over de vaak gebruikte algemene
werktuigen en basisfuncties. Deze functies zijn belangrijk voor de
meeste klinische applicaties die op uw SOMATOM CT-systeem
beschikbaar zijn.
Als de optie Close after Loading (Afsluiten na laden)
geselecteerd is in het menu Options (Opties), wordt de Patient
Browser (Patiëntenbrowser) gesloten.
U kunt de standaardwaarden van Window 1 (Venster 1) en
Window 2 (Venster 2) in het Somaris/7 – Configuration Panel
(Somaris/7 – Configuratiepaneel) aanpassen.
Elk grafisch werktuig voor de beeldevaluatie kan geactiveerd of
gedeactiveerd worden door het te selecteren in het menu of door
te klikken op het overeenkomstige pictogram.
OPGELET
venster, reconstructieparameter, FoV, kernel enz.) kan dit de
beeldimpressie beïnvloeden. Dit kan gevolgen hebben op de
start- en eindpunten van afstandsmetingen die u hebt
geselecteerd.
Indien u de beeldvormingsparameters wijzigt, kan dat een
invloed hebben op de beeldimpressie van de randlijn van de
weergegeven geëvalueerde structuren (bijvoorbeeld gezwel).
2 Trek een lijn tussen twee punten op het beeld met de linker
muisknop ingedrukt om de afstand op het beeld te bepalen.
Trek iedere lijn richting het begin van de hoek of weg uit het
begin van de hoek. Anders wordt de complementaire hoek in
verhouding tot 180° berekend.
U kunt het gebied ook punt per punt tekenen door met de muis
te klikken bij elke richtingsverandering (polygoondefinitie).
U kunt de gegevens ook configureren door met de rechter
muisknop te klikken op de verschillende ROI-pictogrammen op de
taakkaart Viewing (Weergave).
De pixelmarkeerder geeft niet het gebied weer van 5 x 5 pixels
dat momenteel gemeten wordt. De marker heeft een constante
grootte en is onafhankelijk van de zoomfactor van het beeld.
OPGELET
OPGELET
OPGELET
– of –
Selecteer de beelden en klik op het pictogram Save and Load to
Viewing (Opslaan en laden naar de weergave) om beelden te
transfereren van de 3D-taakkaart naar de taakkaart Viewing
(Weergave).
4 Weergave
Op de taakkaart Viewing (Weergave), ziet u het resultaat van een
onderzoek en kunt u dit evalueren of voorbereiden voor diagnose.
U kunt beelden als volgt verwerken en evalueren:
◾ Vensterwaarden wijzigen
◾ Beelden vergroten, pannen, draaien en spiegelen
◾ ROI's tekenen met tekenhulpmiddelen (cirkels, rechthoeken, vrije
vorm)
◾ Commentaartekst toevoegen
◾ Statistische evaluaties uitvoeren (alleen CT, MR)
◾ Gemeten waarden weergeven voor pixelpunten of bereiken
◾ Afstanden en hoeken op de beelden meten
U kunt de taakkaart Viewing (Weergave) ook gebruiken om beelden
van verschillende onderzoeken en, afhankelijk van de configuratie,
van verschillende patiënten te vergelijken.
U kunt de beelden eerst laden met de Patient Browser
(Patiëntenbrowser) of van de taakkaart 3D naar de taakkaart Viewing
(Weergave). Hier kunt u één van de verschillende manieren
selecteren om beelden op de gunstigste manier te schikken en weer
te geven voor uw diagnose.
U kunt de beelden vervolgens verwerken en evalueren.
Vervolgens kunt u de verwerkte en geëvalueerde beelden opslaan,
afdrukken of op film opnemen of ze doorsturen naar andere locaties
in uw netwerk.
U kunt een serie laden die beelden bevat met verschillende
resoluties. Dit kan voor verschillende waarden zorgen wanneer u
oppervlakten van ROI's berekent.
De Patient Browser (Patiëntenbrowser) sluit als de optie Close
after Loading (Sluiten na laden) geselecteerd is in het menu
Options (Opties).
U kunt de beelden van meer dan één patiënt, studie of serie
transfereren naar de taakkaart Viewing (Weergave). Gebruik
hiervoor meerdere selecties in de navigatie- of inhoudszone.
Patiënten met verschillende patiënten-ID's, maar met voor de rest
identieke gegevens, worden door het systeem behandeld als
aparte patiënten.
Weergave in een groot formaat is geschikt voor het zien van
diagnosedetails, terwijl u met een weergave in een klein formaat
een overzicht creëert.
De modus Mother-in-Child 1 Kies Options > Configuration... (Opties > Configuratie) in het
(Moeder-in-kind) activeren hoofdmenu om het Somaris/7 – Configuration Panel (Somaris/7 –
Configuratiepaneel) te openen.
2 Dubbelklik op het pictogram Viewing (Weergave) om het
dialoogvenster Viewing Configuration (Configuratie weergave) te
openen.
3 Selecteer de tabkaart MIC General (MIC algemeen).
4 Vink het selectievakje Position of Reference Image (Positie van
referentiebeeld) aan.
5 Selecteer de optie Top Right (Rechtsboven) om het
moedersegment weer te geven in de rechterbovenhoek van de
basissegmenten.
– of –
Selecteer de optie Bottom Right (Rechtsonder) om het
moedersegment in de rechterbenedenhoek van de
basissegmenten te plaatsen. In de stapelmodus neemt een
ezelsoor de rechterbovenhoek van het beeldsegment in.
Het moederbeeld selecteren ✓ Het moederbeeld en het kindbeeld moeten zich in hetzelfde
referentiekader bevinden.
1 In het beeldgebied van de Patient Browser (Patiënten-Browser)
selecteert u het nieuwe moederbeeld.
Het moederbeeld tonen en U kunt het moederbeeld tonen of verbergen op de taakkaart Viewing
verbergen (Weergave), zelfs wanneer het leeg is (d.w.z. er werd geen geschikt
moederbeeld gedefinieerd).
◆ Klik op de subtaakkaart Image (Beeld) op het pictogram Reference
Image (Referentiebeeld).
OPGELET
– of –
Klik op het pictogram Flip Horizontally (Horizontaal spiegelen) op
de subtaakkaart Image (Beeld) om de beelden horizontaal te
spiegelen.
actief indien u een frame van een uitgebreid gegevensobject
geselecteerd hebt. Change Dimension (Grootte wijzigen) wordt
gedimd indien u frames voor verschillende patiënten
geselecteerd hebt.
4.4 2D-evaluatie
Om beelden te evalueren in de taakkaart Viewing (Weergave), kunt u
afstanden en hoeken meten en Interessante Gebieden (ROI's)
evalueren.
ROI's worden gebruikt om anomalieën in de beelden te markeren en
de grijswaarde binnen deze gebieden statistisch te evalueren. ROI's
kunnen rond, rechthoekig, of een willekeurige vorm hebben.
OPGELET
4.4.2 Lengtemeting
U kunt de lengte van een structuur meten, bijv. een bloedvat.
1 Teken de omtrek met een vrije lijn (Tools > Freehand Distance)
(Werktuigen > Vrije afstand).
2 Beëindig de lijn met een dubbelklik.
De wijzigingen worden alleen toegepast op de momenteel
geselecteerde grafische elementen en blijven behouden voor de
volgende evaluaties.
Met Edit > Select > All Graphics (Bewerken > Selecteer > Alle
grafische elementen) kunt u alle grafische elementen en tekst
selecteren in de geselecteerde beeldsegmenten.
OPGELET
OPGELET
5 syngo 3D
5.1 Beelden laden naar 3D 88
5.1.1 Beelden laden uit de Patient Browser
(Patiëntenbrowser) 89
5.1.2 Beelden laden vanuit de Weergave-taakkaart 90
5.1.3 Beelden laden via de 3D-serielijst 90
5.1.4 Verbeterde 4D gegevenssets laden 92
5.1.5 Patiënten afsluiten 92
5.2 De beeldoriëntatie instellen 93
5.2.1 Standaardweergaven gebruiken 93
5.2.2 De vlakoriëntatie bepalen 94
5.2.3 De orthogonale weergave activeren 95
5.2.4 Een snijlijn verplaatsen 95
5.2.5 Een snijlijn roteren 96
5.2.6 Een VOI roteren 97
5.3 Doorheen het Volume bewegen 97
5.3.1 Bladeren met de muis 98
5.4 Weergavemodus wijzigen 98
5.4.1 Naar MPR schakelen met veranderbare
snededikte (MPR Dik) 98
5.4.2 Naar Oppervlakteweergave (SSD, Shaded
Surface Display) schakelen 99
5.4.3 De drempels voor SSD wijzigen 100
5.4.4 Lichtbron instellen 101
5.4.5 Schakelen naar MIP ultrakwaliteit (enkel voor
MR-beelden) 102
5.4.6 MIP-snededikte bepalen (MIP Dun) 102
5.4.7 MIP Thin-beeldserie (MIP Dun) genereren 103
5.4.8 VRT-snededikte definiëren (VRT Dun) 103
5.4.9 De snededikte voor Fused MPR Thick
(Versmolten MPR Dik) definiëren 104
5.4.10 Een zichtbaarheidsmasker instellen 105
5.5 Vrije weergave gebruiken 106
5.5.1 Vrije weergave activeren 106
5.6 Gebruikelijke interacties 107
5.7 De snijvlakken gebruiken 107
5.7.1 Snijvlakken roteren 107
OPGELET
OPGELET
OPGELET
OPGELET
(1) Patiëntengegevens
(2) Series geschikt voor 3D-weergave (geldige lijst)
(3) Series ongeschikt voor 3D-weergave (ongeldige lijst)
verschillende fasen verkregen. Iedere fase zorgt voor meerdere
beelden. Een uitgebreide 4D-dataset bestaat uit deze
meervoudige 3D series die verkregen werden bij verschillende
fasen.
Stansinformatie blijft behouden tijdens het navigeren tussen de
fasen. Overlay-informatie (getekende ROI's enz.) wordt
weggegooid.
U kunt terugkeren naar de standaardweergave vanuit elke andere
weergave door te klikken op het pictogram Default Orientation
(Standaardoriëntatie).
– of –
Gebruik de ezelsoren om de snede vooruit of achteruit te bewegen.
U kunt het VOI ook roteren met rotate object (object roteren) via
het SmartSelect menu. Zie ( Pagina 34 Het SmartSelect-menu
gebruiken).
De MPR-dikte veranderen
2 Type een dikte voor het beeld (in mm) in in het dialoogvenster 3D:
MPR Thick (3D: MPR Dik).
3 Klik op de knop Set as default (Als standaard instellen) om de
ingevoerde beelddikte als standaardinstelling te gebruiken.
– of –
Klik op Default (Standaard) om de om de standaarinstellingen (in
mm) voor de beelddikte te herstellen.
4 Bevestig met de knop OK.
– of –
Beweeg de schuifbalk met de linkermuisknop naar rechts of naar
links als u de drempelwaarde wilt verhogen resp. verlagen.
4 Klik op de knop High Quality (Hoge kwaliteit) wanneer u de
gewenste drempelwaarden gevonden hebt.
– of –
Selecteer uw vooraf ingestelde drempelwaardensets in de lijst
Presets (Voorinstellingen).
5 Sluit het dialoogvenster 3D: SSD Definition (SSD Definitie)
wanneer u tevreden bent met uw evaluaties.
De nieuwe drempelwaarden worden onmiddelijk toegepast op het
veld Low value (Lage waarde) of High value (Hoge waarde).
Het SSD-display wordt nu opnieuw berekend. Zodra de procedure
afgesloten is, ziet u een nieuw SSD-beeld dat u naar believen kunt
roteren.
De lichtbroninstellingen
herstellen
◆ Selecteer Type > MIP Ultra Quality (Type > MIP Ultrakwaliteit) in
het hoofdmenu om de artefacten te verminderen.
De MIP-dikte veranderen
De VRT-snededikte veranderen
◾ De minimale waarde is de dikte van de serie met de dikste
sneden.
◾ De maximale waarde is de diepte van het referentievolume.
Om de huidige diktewaarde op te slaan als de
standaardinstelling, klikt u op de knop Save as Default (Opslaan
als standaard).
Bij het berekenen van bereikbeelden wordt de waarde voor de
beelddikte die gedefinieerd is in het dialoogvenster 3D: Ranges
(3D: Bereiken) gebruikt.
Indien één van de modi VOI Punch (VOI Stans), 3D Editor (3D-
Editor), of Bone Removal (Botverwijdering) actief is, wordt het
U kunt de snijvlakken instellen op de standaardoriëntaties met de
overeenkomstige pictogrammen op de subtaakkaart Orientation
(Oriëntatie).
◾ U kunt het snijvlak duwen of trekken door de muis over het
centrale gebied van het snijvlak te bewegen.
◾ U kunt het snijvlak roteren door de muis dicht bij de rand van
het snijvlak te bewegen.
◾ U kunt het object roteren door de muis buiten het snijvlak te
bewegen.
OPGELET
◾ Ruistolerantie aanpassen
◾ Voeg relevante delen toe, of verwijder ongewenste delen
handmatig uit het botmasker
Door de botverwijdering wordt er een botmasker berekend dat kan
worden opgeslagen in de databank. Een botmasker is de regio die de
botstructuur identificeert en die gebruikt wordt als snijmasker. De
maskergrootte in verhouding tot de gedetecteerde botstructuur en de
opvulling van het masker kunnen worden geconfigureerd door een
servicetechnicus.
OPGELET
OPGELET
Fracture (Breuk).
In de modus Fracture (Breuk) is de botregio niet gemarkeerd na
de segmentatie. Definieer de botregio handmatig door
botmarkeringen in te stellen in Step 2: Refine (Stap 2:
Alleen waarden boven de HU-drempelwaarde komen in
aanmerking voor verdere verwerking.
De instelling van de HU-waarde blijft geldig totdat u deze wijzigt.
We raden u aan het beeld te controleren na het voltooien van de
botmaskering, om ervoor te zorgen dat alle relevante structuren
van het weefsel zichtbaar zijn.
Bot- en niet-botstructuren Na het voltooien van Step 1: Select Region (Stap 1: Regio
definiëren selecteren), verschijnt het dialoogvenster Step 2: Refine (Stap 2:
Verfijnen) weergegeven.
Wanneer u de modus Fracture (Breuk) heeft geselecteerd, wordt
de waarde Segmentation Strength (Segmentatiesterkte)
ingesteld op 0 en kan de schuifknop niet worden gebruikt.
Het aanpassen van de Noise Tolerance (Ruistolerantie) heeft
invloed op het fuseren van objecten: Hoe meer ruis in de
beelden, des te hoger de HU-waarde moet zijn.
– of –
Kies het pictogram Redo (Opnieuw) om de laatst ongedane
segmentatiecorrectie opnieuw uit te voeren.
U kunt de weergavemodus te allen tijde veranderen, door het
dialoogvenster 3D: Bone Removal (3D: Botverwijdering)
nogmaals op te roepen.
OPGELET
(1) Beeldzone
(2) Bedieningszone
op de knop Define (Definiëren) geklikt hebt, wordt de knop weer
Register (Registreren). Wanneer op de knop Register
(Registeren) geklikt is, zijn de regelingen in het dialoogvenster
uitgeschakeld. Wanneer de registratie voltooid (of gestopt) is,
kunt u opnieuw op Define (Definiëren) klikken om terug te keren
naar het definiëren van de drempelwaarden.
OPGELET
OPGELET
OPGELET
Bij nucleaire medische beelden kunt u de schuifbalk Window
Value (Vensterwaarde) verplaatsen voorbij de grenzen van het
bereik weergegeven in het dialoogvenster.
OPGELET
(1) Gezichtspunt
(2) Weergavepunt
(3) Snijpunt
Het 3D: Fly View Volume (3D: Fly View Volume) dialoogvenster
opent.
2 Wijzig de afstand tussen het gezichtspunt en het weergavepunt
met behulp van het instelvenster.
– of –
Selecteer een voorinstelling uit de selectielijst Preset
(Voorinstelling).
U kunt stoppen, beelden opslaan of padpunten vastleggen met
de toets Mark (Markeer) (Numeriek: 3) op uw toetsenbord,
wanneer u maar wilt tijdens autonavigatie.
Bij een rotatie en ononderbroken beweging van de FVV, wordt de
aangeklikte positie het weergavepunt en centerpunt van het
segment. Weergaveafstand en hoek veranderen niet.
Een asterisk aan het begin van de padnaam geeft aan dat het pad
werd gewijzigd maar nog niet werd opgeslagen.
3 Klik op het pictogram Insert Point (Punt invoegen) in het 3D: Fly
Path Planning (Fly-pad-planning) dialoogvenster om een nieuw
punt aan het pad toe te voegen.
De padpunten en het type uitvoerbeeld (SSD of VRT) worden
opgeslagen. Zodra u de gegevensset opnieuw opent in Fly
Through (Doorvliegen), worden de padinstellingen hersteld.
◆ Klik op het pictogram Clear Path (Pad wissen) om alle punten van
het momenteel geselecteerde pad te verwijderen.
◆ Klik op Hide Path (Pad verbergen) als u het pad wilt verbergen.
Een pad verwijderen 1 In de selectielijst Path Name (Padnaam) selecteert u het pad dat u
wilt verwijderen.
2 Klik op het pictogram Delete Path (Pad verwijderen).
Wanneer een nieuwe serie voor het eerst wordt opgeslagen,
wordt deze in de locale database opgeslagen met de naam van
het evaluatietype (MPR, MIP, enz).
– of –
Klik op de optie Enable auto-save (Automatisch opslaan vrijgeven)
op de subtaakkaart Ranges (Bereiken) in het dialoogvenster 3D
Configuration (3D-configuratie).
De nieuwe serie wordt automatisch opgeslagen tijdens
reconstructie.
OPGELET
6 syngo Dynamic
Evaluation
6.1 Originele beelden laden 142
6.1.1 Multi-snede gereconstrueerde beelden laden 143
6.2 Beeldgebieden evalueren 145
6.2.1 Basisbeelden creëren 145
6.2.2 Weefselbereik definiëren 147
6.2.3 ROI's creëren 147
6.2.4 Onregelmatige ROI's wijzigen 148
6.3 Resultaten evalueren 149
6.3.1 Schakelen tussen piek-contrastcaptatiecurves 149
6.3.2 De pixellens gebruiken 151
6.4 Resultaten opslaan, filmen en exporteren 151
6.4.1 Resultaten bewaren 151
6.4.2 Resultaten filmen 152
6.4.3 Resultaten naar een harddisk exporteren 152
6.4.4 Resultaten afdrukken 153
6.5 Evaluatie beëindigen 153
6.6 syngo Dynamic Evaluation sluiten 153
Een dynamisch verworven dataset, bijvoorbeeld Test Bolus of
Perfusion (Perusie), is een voorwaarde voor Dynamic Evaluation
(Dynamische evaluatie).
(1) MIP-beeld
(2) Gemiddeld beeld (AVE)
(3) Piek-contrastcaptatie van het beeld (configureerbaar)
(4) Time-To-Peak-beeld (Tijd-tot-piek) (configureerbaar)
U kunt ook een vrije ROI tekenen door beide procedures te
combineren (slepen met ingedrukte muisknop en het plaatsen
van hoekpunten).
Zorg ervoor dat het ROI op elk beeld correct geplaatst is. Als de
patiënt tijdens het onderzoek heeft bewogen, is het mogelijk dat
het ROI op sommige beelden niet correct is geplaatst. U dient de
ROI's aan te passen of deze beelden te verwijderen om
betrouwbare resultaten te krijgen.
(1) Steekproeflijn
(2) Contrastcaptatiecurve
Tijdas (X): Het tijdpunt voor een beeld dat wordt berekend ten
opzichte van het tijdpunt waarop het eerste invoerbeeld werd
verworven:
Tijdpunt = Acquisitietijd - Acquisitietijd van het eerste beeld +
Vertraging
Verbeteringsas (Y): Voor absolute curven wordt de absolute CT-
waarde van elk ROI uiteengezet op de verbeteringsas van de
verbeteringscurve.
Voor relatieve curven wordt de gemiddelde CT-waarde van elk ROI
uiteengezet op de verbeteringsas van de verbeteringscurve. De
waarde is relatief ten opzichte van de CT-waarden van het basisbeeld.
De gemiddelde CT-waarde van een ROI binnen het basisbeeld wordt
verondersteld 0 te zijn.
De resultatentabel wordt geëxporteerd naar een ASCII-map op
een harddisk in een formaat dat u kunt importeren met een
kolommenbladprogramma.
7 syngo Osteo CT
7.1 Originele beelden laden 158
7.2 Beeldinstellingen wijzigen 158
7.3 Vertebrale scans evalueren 159
7.3.1 Evaluatie starten 159
7.3.2 Ontbrekende patiëntgegevens invoeren 159
7.3.3 Automatische ROI- en contourlijndefinitie 160
7.3.4 Evaluatie voortzetten met het volgende beeld 161
7.4 Contourlijnen bewerken 162
7.4.1 Fantoom-ROI's corrigeren 162
7.4.2 Contourlijnen corrigeren 162
7.4.3 Wijziging van de contourlijn afsluiten 163
7.5 Uitvoer van evaluatieresultaten 164
7.5.1 Resultaten vergelijken met
referentiegegevens 166
7.6 Resultaten filmen en exporteren 167
7.6.1 Resultaten exporteren naar database 168
7.7 Evaluatie beëindigen 168
7.8 Osteo afsluiten 169
De syngo Osteo CT applicatie is in Japan niet ingediend voor
goedkeuring. Daarom wordt deze applicatie niet vrijgegeven voor
de Japanse markt.
Veiligheidsadviezen
OPGELET
OPGELET
OPGELET
U kunt voor en na de Osteo-evaluatie door de beelden bladeren.
In het laatste geval kunt u de afzonderlijke wervels met het
bijbehorende evaluatieresultaat bekijken.
Het systeem start met het evalueren van het eerste beeld door
automatisch te zoeken naar de contour.
– of –
Klik op de knop Cancel (Annuleren).
Zonder de vereiste gegevens is Osteo CT-evaluatie niet mogelijk.
De huidige patiëntgegevens zullen daarom worden gesloten na
bevestiging.
De ingevoerde patiëntgegevens worden niet overgebracht naar
de lokale databank. Gebruik de functie Correct (Corrigeren) in de
Browser om de patiëntgegevens permanent te corrigeren.
3 Sla het beeld over als een correctie van de ROI's niet mogelijk is of
als u het referentiefantoom niet kunt zien.
Het pictogramExport Results (Resultaten exporteren) wordt in
de standaardmodus niet weergegeven. U kunt deze instelling
activeren in de Osteo Configuration (Osteo-Configuratie).
8 syngo Dental CT
8.1 Algemene voorwaarden 172
8.2 Originele beelden laden 173
8.3 De reconstructie van beelden voorbereiden 173
8.3.1 Het referentiebeeld selecteren 174
8.3.2 De panoramische referentielijn tekenen 175
8.3.3 Positioneren van de richtingsmarkeerder 176
8.3.4 Reconstructieparameters voor panoramische
lijnen instellen 177
8.3.5 Paraxiale sneden interactief bewerken 177
8.3.6 Parameters voor paraxiale sneden instellen 180
8.4 Reconstructie starten 181
8.4.1 Reconstructieresultaten 181
8.4.2 Reconstructie herhalen 183
8.4.3 Procedure voor het schetsen van het
mandibulaire kanaal 183
8.5 Resultaatbeelden evalueren, filmen en bewaren 185
8.5.1 Resultaatbeelden evalueren 185
8.5.2 Resultaatbeelden filmen 186
8.5.3 Resultaatbeelden opslaan 188
8.5.4 Dentaalevaluatie afsluiten 188
8.6 syngo Dental CT sluiten 188
– of –
Klik op het ezelsoor in segment 2 om door de beeldstapel te
bladeren.
De referentielijn in segment 1 wordt overeenkomstig verplaatst.
– of –
Kies Scroll > Image Previous (Bladeren > Vorig beeld) of Image
Next (Volgend beeld).
De referentielijn in segment 1 wordt overeenkomstig verplaatst.
2 Stop wanneer het meest geschikte referentiebeeld wordt
weergegeven.
De panoramische lijn 1 Om de vorm van de lijn te wijzigen, klikt u op een van de rode
verplaatsen of hervormen basispunten en beweegt u het naar de nieuwe positie.
De lijn werkt als een vectorcurve (Bezier) voor berekening.
2 Om de lijn volledig te verplaatsen, wijst u ze aan (maar niet op een
basispunt) en versleept u ze.
3 Om de lengte van de lijn te wijzigen, verplaatst u het start- of het
eindpunt (aangegeven door de groene lijnen) overeenkomstig.
Paraxiale lijnen verplaatsen ◆ Om een paraxiale lijn te verplaatsen naar een nieuwe positie, wijst
u deze aan en versleept u de lijn.
De lijnen worden altijd weergegeven in orthogonale richting ten
opzichte van de gele panoramische lijn.
Paraxiale lijnen toevoegen ◆ Om een nieuwe paraxiale lijn toe te voegen, klikt u op de gele
referentielijn (tussen twee bestaande paraxiale lijnen). U kunt tot
400 paraxiale lijnen toevoegen.
Paraxiale lijnen verwijderen ◆ Om een paraxiale lijn te verwijderen, sleept u de lijn weg van de
panoramische lijn. Van zodra de kleur van de lijn rood wordt, kunt
u de muisknop loslaten en zal de lijn worden verwijderd. De andere
paraxiale lijnen zullen niet aangetast worden.
– of –
Om alle paraxiale lijnen te verwijderen, klikt u op de knop Delete
all Paraxial Lines (Alle paraxiale lijnen verwijderen) in de
subtaakkaart Paraxial (Paraxiaal).
Paraxiale sneden bundelen Nadat u de panoramische lijn heeft getekend, toont segment 3 de
paraxiale sneden in een standaardindeling (voor de volledige lengte
van de panoramalijn). U kunt echter paraxiale sneden voor enkele
tanden bundelen.
1 Verklein in segment 3 met de muis het bereik van de paraxiale
snedelijnen door de eindmarkeringen van het bereik (S of E) te
verslepen. U kunt bijvoorbeeld het bereik zo verkleinen dat het een
enkele tand bedekt. U kunt eender welk aantal paraxiale lijnen
instellen. De enkelvoudig gebundelde paraxiale lijnen kunnen niet
worden gewijzigd nadat u de bundelfunctie heeft gestart. Alle
parametervelden in het bedieningsgebied zullen worden
uitgeschakeld en de knoppen grijs weergegeven.
2 Klik rechts en kies Cluster (Bundelen) in het contextmenu. De
vorm van de cursor verandert in een kruis.
Alle paraxiale lijnen die in segment 3 worden weergegeven,
worden gecombineerd in een paraxiale bundel en de kleur van
deze paraxiale lijnen verandert in paars.
3 U kunt verdergaan door de bundel te kopiëren naar andere tanden.
4 Klik opnieuw rechts en kies End Cluster (Bundelen beëindigen) in
het contextmenu om het bundelen te beëindigen.
Alle interacties met paraxiale lijnen en alle parameterwijzigingen
worden opnieuw ingeschakeld. De lijn krijgt terug zijn
oorspronkelijke kleur.
Transaxiale beelden staan niet orthogonaal ten opzichte van het
referentievlak. Ook niet wanneer de navigatielijn in het MIP-beeld
gekanteld is.
8.4.1 Reconstructieresultaten
De reconstructieresultaten worden weergegeven in segmenten 3
en 4.
Het mandibulaire kanaal Voor een overzicht kunt u het mandibulaire kanaal schetsen in de
schetsen in de panoramische panoramische weergave.
weergave
Het mandibulaire kanaal U kunt een willekeurig aantal grafische punten instellen in de
schetsen in paraxiale sneden paraxiale sneden voor het markeren van het mandibulaire kanaal. Om
optimale resultaten te verkrijgen, dient u ervoor te zorgen dat het
volledige mandibulaire kanaal duidelijk is afgebakend op ten minste
een van de panoramische weergaven.
Afhankelijk van de evaluatiestatus hebben de geplaatste markeringen
verschillende kleuren:
◾ Rood: Direct ingestelde of opnieuw gepositioneerde markeringen
◾ Groen: Berekende markeringen
◾ Blauw: Markeringen bepaald via de panoramische weergave
1 Klik op het pictogram Mandibular Canal (Mandibulair kanaal).
2 Blader naar een geschikt paraxiaal beeld, waarop het mandibulaire
kanaal goed zichtbaar is.
3 Klik op de positie van het mandibulaire kanaal binnen de paraxiale
sneden (rode markeringen).
4 Klik op een andere positie in het beeld om de markering op een
nieuwe positie in te stellen binnen dezelfde paraxiale snede.
5 Herhaal dit proces zo vaak als nodig voor verdere geschikte
paraxiale beelden.
U kunt het ezelsoor gebruiken om door de paraxiale sneden te
bladeren.
– of –
In het hoofdmenu kiest u Edit > Select All (Bewerken > Alles
selecteren).
3 Klik op het pictogram Copy to Film Sheet (Naar filmblad
kopiëren).
De volledige Dental (Dentaal)-evaluatie wordt gefilmd.
De syngo Calcium Scoring-programmasoftware ondersteunt de
evaluatie van beeldmateriaal van Siemens-scanners met de optie
HeartView.
hebben SOMATOM CT-scanners verschillende Calcium Scoring-
scanmodi (bijvoorbeeld: "CaScoreSeq"), waarbij de geavanceerde
Cardiac CT-triggermethode wordt gebruikt om te scannen.
Laad beelden die werden gereconstrueerd met het SAFIRE/
ADMIRE-algoritme niet naar Calcium Scoring.
Indien u niet bekend bent met de basisfunctionaliteiten van de
syngo-software, zie: Basisfunctionaliteiten.
( Pagina 23 Basisfunctionaliteiten).
Veiligheidsadviezen
OPGELET
Calcium Scoring!
Incorrecte basis voor diagnose.
◆ Gebruik deze tool alleen zoals beschreven in de
gebruiksaanwijzing.
OPGELET
OPGELET
Als er al beelden van een andere patiënt geladen zijn, vraagt het
systeem of u de gegevens van de huidige patiënt wilt bewaren.
Zoom- en panwijzigingen uitgevoerd op het tomosegment of in
het overzichtssegment worden automatisch aangepast in beide
segmenten. Het detailsegment wordt afzonderlijk bijgestuurd.
Wanneer het pictogram Single Windowing (Enkele Venstering)
actief is in de subtaakkaart Image (Beeld), dan betreft het alleen
de beelden van het actieve segment.
9.3 Screenen
Door de individuele beeldsegmenten te screenen, kunt u
vermoedelijke verkalking in een van de vier grote kransslagaders snel
vinden.
OPGELET
Met Tools > 2D Edit (Tools > 2D-bewerken) kunt u een contour
tekenen rond een reeds gekende calcificatie om een deel ervan
te definiëren (in de actuele snede).
Als u op het pictogram Hide Lesions (Letsels verbergen) klikt,
worden alle aantekeningen in het beeld weergegeven of
verborgen.
– of –
Klik op het gewenste segment.
Klik op het pictogram Save (Opslaan) in de bedieningszone
onderaan om individuele beelden of de scoretabel op te slaan.
Een verandering van het risiscomodel wordt niet toegepast op de
actuele evaluatie, het wordt enkel toegepast bij het laden van de
volgende patiënt.
geselecteerde risicomodel. Deze gegevens zijn nodig voor de
risicocalculatie.
De aangegeven waarden naast sommige invoervelden zijn
bereiken waarbinnen de berekening kan worden uitgevoerd.
De naam van de patiënt, de patiënt-ID, de beschrijving van de
studie en de reeks en de naam van de arts in de Report Wizard
(Rapporten-Wizard) mogen uit maximaal 64 karakters bestaan.
Tijdens back-up/hersteloperaties wordt schijfstation H, waar uw
rapporten bewaard worden, overgeslagen. Bewaar de rapporten
dus regelmatig op externe media.
9.9.1 3D Edit
Wanneer u 3D Edit (3D Bewerken) gebruikt, moet u de functie
Sliding MIP Thickness (Glijdende MIP-dikte) alleen in het
dialoogvenster wijzigen, niet grafisch in het segment links onderaan.
Voor multi-snede-reconstructies, geeft de beeldzone simultaan
de beelden weer van eenzelfde opnametijd maar met
verschillende tafelposities.
– of –
Klik op het pictogram Tumor calculation (Tumorberekening) in de
bedieningszone.
Met Image > Windowing All On (Beeld > Alles Vensteren) kunt u
de nieuwe vensterwaarden in één keer toepassen op alle geladen
beelden.
◆ Beweeg de muiscursor.
De dichtheid van een klein gedeelte onder cursor wordt
weergegeven onderaan rechts in de hoek van het beeld.
snedeposities op hetzelfde tijdstip. Als u beelden wist, worden
deze niet meer in aanmerking genomen bij de Neuro PCT-
berekening, ze worden echter niet uit de lokale databank
verwijderd.
De maximale verhogingswaarde wordt ook ingevoerd in het veld
Max. Enh. [HU] (Max. verhoging [HU]) in de bedieningszone van
de taakkaart.
zonder te veel zwervende pixels.
In Tumor modus, kan het raadzaam zijn de drempelwaarde wat
te verhogen als een groot aantal pixels binnen de tumor als vaten
worden gemarkeerd. Anders worden zij uitgesloten van de
berekening.
Veiligheidsadviezen
OPGELET
OPGELET
(bijv. anterieure cerebrale arterie (ACA) of cerebrale arterie
media-tak (MCA)). Bevestig met Apply (Toepassen) en start de
berekening met OK. Als er geen geschikt bloedvat gevonden
wordt, activeer dan Continue without optimization (Verder
zonder optimalisering) en start de berekening met OK.
voer dan een kleine ROI over een geschikt cerebraal bloedvat
(bijv. anterieure cerebrale arterie (ACA) of cerebrale arterie
media-tak (MCA)). U kunt dit herhalen tot u een geschikt
resultaat behaalt.
reflecteert steeds de nieuw berekende gemiddelde arteriële
verandering vanuit ROI-input. Als de veranderingswaarden
positief zijn, wordt het selectievakje automatic Shift
(automatische verandering) standaard geselecteerd.
(1) MIP-beeld.
Temporele maximale intensiteitsprojectie (over de volledige
periode)
(2) Beeld cerebrale doorbloeding (ml/min/100 ml)
(3) Beeld bloedvolume (relatief volumeratio van bloed).
Het beeld is geschaald in 1.000:1. Een waarde van 30 in het
beeld komt dus overeen met 3% bloedvolume.
(4) Time-to-Peak-beeld (Tijd-tot-piek)
Tijd van lokale piekverbetering. Het beeld is geschaald in 0,1 s.
Een waarde van 182 in het beeld komt dus overeen met 18,2 s.
Als optimalisatie is ingeschakeld, is het nulpunt ingesteld op de
ondergrens voor de starttijd.
◾ Average (Gemiddelde)
Gemiddelde van oorspronkelijke beelden
◾ Peak Enhancement (Piekverhoging)
Maximale contrastverhoging (HU)
◾ Time to Start (Tijd tot start)
Tijd van aanvang van lokale perfusie. Het beeld is geschaald in 0,1
s, zoals hierboven. Als optimalisatie is ingeschakeld, is het nulpunt
ingesteld op de ondergrens voor de starttijd.
Tumorresultaatbeeld weergeven (standaard)
Als u de berekening start, genereert het systeem een standaardset
met parameterbeelden. In de configuratie kunt u de berekening van
bijkomende parameterbeelden activeren.
De resulterende parameterbeelden vervangen de invoerbeelden in
het scherm. Gebruik de bladerfuncties om ze te bekijken. Het is
mogelijk om de beelden in grijsschaal weer te geven.
(1) MIP-beeld
Temporele maximale intensiteitsprojectie (over de volledige
periode)
(2) Patlak-Bloedvolumebeeld
Tumoren geven vaak een verhoogd bloedvolume weer in het
actieve deel van hersentumoren. Dit weerspiegelt tumor-neo-
angiogenese. Het op pixels gebaseerde Patlak bloedvolume
wordt berekend als het snijpunt van de lineaire regressielijn van
de overeenkomstige Patlak waarden.
(3) Permeabiliteitsbeeld
Het actieve gedeelte van kwaadaardige hersentumoren kan een
verhoogde doordringbaarheid vertonen door een aandoening of
verstoring van de hersenbloedbegrenzing. De op pixels
gebaseerde Patlak doordringbaarheid wordt berekend als de
helling van de lineaire regressielijn van de overeenkomstige
Patlak waarden. De beelden zijn geschaald in 0,5ml/100ml/min.
Een middellijn die automatisch berekend is na de identificatie van
het referentiebloedvat, verschijnt zodra u de subtaakkaart Tools
1 voor de eerste keer activeert.
De definitie van het weefsel dat risico loopt hangt af van het
risiconiveau dat u wenst te bepalen. Een ruwe richtlijn voor
initiële waarden kan genomen worden van: Koenig M, Kraus M,
Theek C, Klotz E, Gehlen W, Heuser L., Quantitative Assessment
of the Ischemic Brain by Means of Perfusion-Related Parameters
Derived From Perfusion CT. Stroke 2001; 32: 431 - 437.
Uitvoeren van een Wanneer een set resultaatparameterbeelden wordt weergegeven (na
geavanceerde ROI analyse een berekening of na opnieuw laden), is het mogelijk een classificatie
uit te voeren binnen een ronde of vrije hand ROI.
De classificatie is gebaseerd op door gebruikers bepaalde
drempelwaarden voor CBF en CBV. Resultaten kunnen ook worden
vergeleken met resultaten binnen een tweede ROI (of interactief
bepaald of door spiegeling).
Het is voordelig de ROI hoofdzakelijk tot corticale structuren te
beperken; anders kan normaal witte substantie (substantia alba)
de mate van het weefsel dat risico loopt overschatten.
OPGELET
gebruik te maken van de taakkaart Viewing (Weergave) en ze
kunnen gekopieerd worden naar de taakkaart Filming (Filmen).
De beelden kunnen ook op een PACS-systeem gevisualiseerd
worden.
Gray #nn (Perfusion CT Grijs #nn) -serie gecreëerd afhankelijk
van de weergavemodus. Alle daaropvolgende beelden worden
hier verzameld.
U kunt alleen beelden met grijswaarden opnieuw laden in Neuro
Perfusion-berekening.
Veiligheidsadviezen
OPGELET
die geen SOMATOM CT-beeldgegevens zijn.
Als u andere niveaus van de hersenen verwerkt, let er dan op dat
de snede het occipitale segment bevat van de sinus sagittalis
superior boven het confluens sinuum. Voor de semi-
automatische analyse, als primaire anatomie voor de software,
worden standaardsneden door de basale ganglia verwacht.
Voer syngo Volume Perfusion CT- Body en syngo Volume
Perfusion CT- Neuro niet parallel uit op de syngo Acquisition
Workplace.
Tijdens de workflow kunt u te allen tijde terugkeren naar de
toepassingsselectie door te klikken op het pictogram Reset
(Resetten) op de subtaakkaart Start (Starten).
Voor meer informatie betreffende het wijzigen van
beeldinstellingen, beeldtype en het maken van annotaties, zie:
( Pagina 51 Standaardevaluatiemethoden)
Het systeem stelt ook een basislijn voor. Deze wordt aangeduid met
witte markeringen. Het wordt aanbevolen alle tijdpunten na de
bewegingscorrectie te bekijken.
U kunt de automatische bewegingscorrectie ook annuleren via het
menu-item Cancel Motion Correction (Bewegingscorrectie
annuleren) onder VPCT Neuro.
U kunt naar de kritieke tijdpunten navigeren en ze indien nodig
verwijderen. ( Pagina 248 Navigeren en verwijderen van
kritieke tijdpunten)
tijdnavigatielijn. U kunt met behulp van een navigatielijn naar
een tijdpunt navigeren en een basislijnvolume genereren:
( Pagina 250 TAC ROI's tekenen), ( Pagina 250 Een
basislijnvolume definiëren)
Om de resulterende beeldkwaliteit van invoerbeelden met veel
ruis te verbeteren, kunt u de 4D ruisonderdrukkingsfilter
toepassen. ( Pagina 251 4D ruisonderdrukking toepassen)
OPGELET
Bewegingscorrectie is niet langer mogelijk nadat u de 4D
ruisonderdrukkingsfilter hebt toegepast. Herhaalde
bewegingscorrectie wordt niet ondersteund.
OPGELET
Veiligheidsadviezen
OPGELET
OPGELET
bijkomende contouren tekenen in de axiale, sagittale of coronale
weergave. Soms wordt aanbevolen om alleen in één orthogonale
weergave te navigeren en contouren te tekenen, bijvoorbeeld in
de axiale oriëntatie.
Klik nogmaals op het pictogram Define VOI (VOI definiëren).
Vervolgens kunt u een ander VOI definiëren, met een maximum
van zes VOI's, aangegeven met een andere contourkleur.
Door met de rechter muisknop te klikken, roept u het
contextmenu op met functies voor het verwijderen of bewerken
van de ROI's en de VOI's.
Veiligheidsadviezen
OPGELET
Als u volumegegevens gebruikt, moet u het referentiebloedvat in
het segment linksonder tekenen. Als u 2D gegevens gebruikt,
kunt u het in elk segment tekenen.
Voor de Tumor-toepassing kunnen de bloedvaten binnen en
buiten alle weefsel-VOI's afzonderlijk gedefinieerd worden als ten
minste één VOI gedefinieerd is.
Een ROI selecteren voor ◆ Teken een ellipsvormig ROI in het overeenkomstige segment.
arteriële input
Alle pixels in de ellipsvormige ROI worden gebruikt als basis om de
arteriële invoerfunctie te berekenen.
◾ Left hemisphere (Linker hersenhelft)
◾ Right hemisphere (Rechter hersenhelft)
Voor Tumor (Tumor) kunt u kiezen tussen de volgende opties:
◾ Reference Vessel (Referentiebloedvat)
◾ Normalized Arterial Input (Genormaliseerde arteriële invoer)
◾ Outer tissue (Buitenste weefsel)
◾ Inner tissue (Binnenste weefsel) (uitsluitend als eerder een
VOI getekend werd)
OPGELET
Onjuiste normalisatiesuggestie!
Incorrecte basis voor diagnose.
◆ Zorg ervoor dat de geselecteerde gezonde hersenzijde
correct is voordat u het accepteert.
1 Controleer de voorselectie.
2 Wijzig, indien nodig, de voorselectie door op het juiste pictogram
te klikken.
3 Klik op het pictogram Calculate (Berekenen).
De berekening van resultaatbeelden start en de
perfusieparameterbeelden en evaluatieparameters worden
weergegeven.
berekening selecteerde, bedekken de tabellen en grafieken van
de ROI/VOI-analyseresultaten de onderste parametersegmenten.
De tabellen en grafieken kunnen verplaatst worden zodat de
onderliggende resultaatbeelden zichtbaar worden.
◾ MIP-beeld
◾ Beeld cerebrale doorbloeding
◾ Cerebraal bloedvolumebeeld (relatieve volumeverhouding van
bloed)
◾ Time-to-Peak-beeld (Tijd-tot-piek)
◾ MIP-beeld
◾ Patlak-Bloedvolumebeeld
◾ Permeabiliteitsbeeld
ook in de axiale, sagittale en coronale segmenten in de 2D
multiparameterweergave zijn onafhankelijk van elkaar. Dit
betekent dat u maximaal zes ROI's kunt tekenen voor elk van de
vier segmenten. Ze oefenen geen invloed uit op elkaar.
De definitie van het weefsel dat risico loopt hangt af van het
risiconiveau dat u wenst te bepalen. Een ruwe richtlijn voor
initiële waarden kan genomen worden van: Koenig M, Kraus M,
Theek C, Klotz E, Gehlen W, Heuser L., Quantitative Assessment
of the Ischemic Brain by Means of Perfusion-Related Parameters
Derived From Perfusion CT. Stroke 2001; 32: 431 - 437.
De ROI/VOI-analyse uitvoeren Wanneer een set resultaat parameterbeelden weergegeven wordt (na
een berekening of na opnieuw laden), is het mogelijk een evaluatie
uit te voeren binnen een ellipsvormige of vrije ROI of VOI. De
evaluatie is gebaseerd op door gebruikers bepaalde drempelwaarden
voor CBF en CBV.
OPGELET
Indien verschillende ROI's/VOI's gedefinieerd werden, wordt de
geavanceerde ROI/VOI-analyse uitsluitend uitgevoerd voor de
geselecteerde ROI/VOI.
In de actieve status kunt u maximaal drie ROI's en VOI's tekenen.
In de gedeactiveerde status kunt u maximaal zes ROI's en VOI's
tekenen.
op deze gegevensset.
NR = Noise Reduction (ruisonderdrukking) werd uitgevoerd op
deze gegevensset.
Het pictogram Save Set (Set opslaan) is beschikbaar als het
tabblad 1: Motion Correction (1: Bewegingscorrectie) actief is of
de resultaten zijn berekend, maar nog niet opgeslagen.
Veiligheidsadviezen
OPGELET
gegevensset wordt aanvullend gecontroleerd op compatibiliteit
(in termen van patiëntendetails en beeldgeometrie) met de
eerste gegevensset. Gegevenssets die niet overeenkomen met de
vastgestelde criteria zijn gemarkeerd als ongeldige reeksen in het
dialoogvenster Neuro DSA Series List (Neuro DSA-serielijst).
◾ Als het systeem ontdekt dat de datasets een grote verschuiving
vertonen, gaat er een dialoogvenster open. Daarin wordt u
gevraagd om de uitlijning van de datasets te controleren via
Visual Alignment (Visuele uitlijning).
◾ Als het systeem waarneemt dat het aantal elkaar overlappende
beelden overschreden wordt, wordt u gevraagd het aantal
elkaar overlappende beelden te beperken via Range Selection
(Selectie Bereik).
Na het wijzigen van de Range Selection (Selectie Bereik) of de
Visual Alignment (Visuele Uitlijning) start de berekening
automatisch vanaf het begin.
meer dan 1.750 beelden is, gaat er een dialoogvenster open. Dit
geeft aan dat u het aantal beelden moet verminderen door een
bereik te selecteren.
opnieuw hebt gestart, gaat er een berichtenvenster open. Dit
geeft aan dat de berekening voltooid is en dat de visuele
uitlijning geannuleerd moet worden. Klik in dat geval op de knop
OK en annuleer de visuele uitlijning.
OPGELET
weergegeven.
Als de modus Free View (Vrije Weergave) gedeactiveerd is,
wordt er een tweedimensionele volumebox weergegeven in het
segment rechtsonder in MIP-modus.
Het VOI-fragment activeren De functie VOI Clipbox (VOI-Fragment) kan geactiveerd worden
zodra de CTA-gegevensset geladen is. Het is gedeactiveerd wanneer
de berekening tussen de 80% en 100% gevorderd is.
1 Klik op het pictogram VOI Clipbox (VOI-Fragment) op de
subtaakkaart Settings (Instellingen).
De volledige gegevensset met de standaard-VOI-begrenzing wordt
weergegeven in het segment rechtsonder. De rechthoek geeft de
vooringestelde afbakening van het VOI aan.
2 Selecteer Settings > VOI Reset Clipbox (Instellingen > VOI Reset-
Fragment) in het hoofdmenu indien u de initiële grootte van het
volumefragment wilt herstellen.
De reset wordt op alle segmenten simultaan toegepast.
De afmeting wijzigen
Selecteer Settings > VOI Reset Clipbox (Instellingen > VOI Reset-
Het VOI-fragment verplaatsen 1 Plaats de muiscursor aan de rand van het geselecteerde VOI om
zijn positie te wijzigen.
2 Verplaats het VOI met de linkermuisknop ingedrukt.
volumefragment met de linker muisknop ingedrukt te roteren.
◾ U kunt het volumefragment verplaatsen door de muiscursor in
het midden van het volumefragment te plaatsen en het
volumefragment met de linker muisknop ingedrukt te
verplaatsen.
◾ U kunt het volumefragment kantelen door de muiscursor op
de rand van het segment te plaatsen en het volumefragment
met de linker muisknop ingedrukt te kantelen.
Een vrije VOI stansen Bij het extraheren van VOI's kunt u de output-typen MIP en SSD in
verschillende segmenten combineren en zo het interessante volume
gemakkelijker extraheren of duidelijker weergeven.
◆ Klik op het pictogram Keep Inside (Binnenste Behouden).
De zones buiten de begrenzing worden weggeknipt.
– of –
– of –
Klik nogmaals op het pictogram Draw Contour (Contour tekenen).
de vorige stappen ongedaan maken.
Het is niet nodig VOI-stansing voor de resultaatbeelden uit te
voeren, als u al een VOI uit de CTA-gegevensset hebt
geëxtraheerd.
Als er al een parallel bereik van deze gegevensset berekend was
(bijv. voor CTA), dan wordt hetzelfde bereik ook gebruikt voor de
volgende bereikberekening (bijv. voor NeuroDSA CT).
In deze modus kan een parallelle serie tomografische beelden
met dezelfde afstand en dezelfde snededikte gegenereerd
worden.
Als het dialoogvenster Neuro DSA: Parallel Ranges (Neuro DSA:
Parallelle Bereiken) het output-segment bedekt (segment
rechtsonder), verplaats dan het dialoogvenster.
Volume Opslaan) gedimd. Het zal niet meer voor deze sessie
geactiveerd worden.
U kunt schakelen tussen de resultaatbeelden via het pictogram
Show Wide/Slim bone mask results (Toon Breed/Dun
botmaskerresultaten).
Beelden opslaan in de
standaardserie
1 Klik op het pictogram Save As... (Opslaan als...) als u een andere
seriebenaming wilt toewijzen aan het geselecteerde beeld.
Het dialoogvenster Neuro DSA: Save As (Neuro PBV: Opslaan als)
wordt weergegeven.
Afhankelijk van de inhoud van een gekozen segment met beeld
of beeldenreeks, verandert het dialoogvenster voor de invoer van
gegevens.
13 syngo CT Oncology
13.1 Originele beelden laden 312
13.1.1 Beelden laden 312
13.1.2 Tweede dataset laden voor
opvolgingsonderzoeken 314
13.1.3 Volgende dataset laden 316
13.2 Geladen beelden bekijken 317
13.2.1 Volumes weergeven na het laden 323
13.2.2 Elementen van de oncologietoepassing:
dialoogvenster Fusiedefinitie MPR 323
13.2.3 Beelden van twee oorspronkelijke volumes
fuseren 324
13.3 Beeldinstellingen wijzigen 325
13.3.1 Het beeldtype wijzigen 326
13.3.2 Door het volume scrollen 327
13.3.3 Beelden vensteren 327
13.3.4 Werken met Algemene- en Resultaatweergave 329
13.3.5 Afbeeldingen centreren met muisklik 331
13.4 Voorbereiden voor Reading (Interpretatie) 332
13.4.1 Beelden uitlijnen 332
13.4.2 Markeringen plaatsen 334
13.4.3 LungCAD gebruiken voor longletsels 335
13.4.4 Interactie in het gebied voor hantering van de
markering 337
13.4.5 Lesion auto zoom (Letsel automatische zoom)
gebruiken 340
13.5 Letsels evalueren 341
13.5.1 Manuele metingen uitvoeren 341
13.5.2 Semi-automatische segmentering uitvoeren 344
13.5.3 Segmenteringsresultaten exporteren 354
13.6 Letsels documenteren 354
13.6.1 Het dialoogscherm Findings Details (Details
bevindingen) oproepen 355
13.6.2 Letsels documenteren 356
13.6.3 Screenshots van het dialoogvenster Findings
Details (Details bevindingen) opslaan 358
13.6.4 Toevoegen van beelden aan het rapport 358
Als de patiëntencoördinaten voldoende overlappen, worden
automatisch coronale en sagittale gereconstrueerde datasets
gekoppeld.
– of –
Druk op de Shift-toets en klik op de laatste rij om alle
beelddatasets te selecteren.
– of –
Gebruik de Ctrl-toets voor meerdere selecties.
5 Klik op de knop Select (Selecteren).
De beelden worden geladen in de taakkaart Oncology (Oncologie).
groter is dan de maximale totale volumegrootte, wordt een
berichtvenster geopend. Hierin wordt vermeld dat het aantal
beelden groter is dan de maximale toegestane totale grootte
voor alle volumes.
Indien een grote hoeveelheid data geladen is, worden om
prestatieredenen de CT- en MR-beelden automatisch lossy
gecomprimeerd.
Het tijdsinterval voor de definitie van een tijdspunt kan
geconfigureerd worden in het dialoogvenster syngo CT
Oncology Configuration (Configuratie syngo CT Oncologie).
Als u een Structured Report (Gestructureerd rapport) laadt, wordt
de huidige patiënt afgesloten en het dialoogvenster Report
Wizard (Rapporten-wizard) wordt weergegeven.
U kunt tot twee tijdspunten laden vanuit het gedeelte Time
Points (Tijdspunten) in het dialoogvenster Report Wizard
(Rapporten-wizard).
Bij het laden van datasets voor een tweede tijdspunt, wordt een
vrij scherm gebruikt om de datasets te visualiseren. Indien nodig
wordt het oudere tijdspunt verplaatst naar het vrije scherm. Het
nieuw geladen tijdspunt wordt weergegeven op het rechter
scherm.
(1) Hoofdmenu
(2) Beeldzone op het linker- en rechterscherm
(3) Controlegebied voor de eenvoudige oproep van functies
(4) Statusbalk voor systeemmeldingen
Het nieuwste volume bevindt zich aan de rechterkant (bijv. A4)
en het oudste aan de linkerkant (A1). Als een gegevensset is
geladen, worden de bijbehorende volumepictogrammen
opeengestapeld.
Monitorlay-outs
U kunt de geladen beelden in de volgende monitorlay-outs
weergeven:
◾ Single View (Enkelvoudige weergave): Eén volume in vier
beeldsegmenten
◾ Comparison View (Vergelijkingsweergave): Tot twee volumes, elk
in één kolom
◾ Multi View (Meervoudige weergave): Tot vier volumes (één volume
per segment)
◾ Fusion View (Fusieweergave): Twee volumes en gefuseerde
beelden in negen segmenten (om twee series apart en in
gefuseerde modus in te zien, bijvoorbeeld voor PET/CT-data).
U kunt de monitorlay-out wijzigen via de keuzelijst met
monitorpictogrammen (een voor de linker- en een voor de
rechtermonitor) in het lay-out- en volumegebied.
Indien u de monitorlay-out wijzigt naar een lay-out waarin minder
volumes kunnen worden weergegeven dan in de huidige, verschijnt
het dialoogvenster Volume Selection (Volumeselectie). In het
dialoogvenster kunt u de nieuwe volumes selecteren die u in de
nieuwe lay-out wilt weergeven.
Het gebied met gebruikersinformatie toont statische tekst met
feedback of de huidige selectie geschikt is of niet.
De volumelijst toont ondersteunende informatie over:
◾ de modaliteit
◾ datum en tijd
◾ reeksbeschrijving
◾ studiebeschrijving van de volumes
Beeldweergaven
Met de volgende beschikbare beeldweergaven kunt u de tumoren
nauwkeuriger weergeven en ze op een efficiëntere manier
identificeren.
De applicatie voorziet in de volgende weergaven:
◾ Standard view (Standaardweergave): 2D-weergave
◾ Global view (Algemene weergave): VRT van het gehele volume met
gemarkeerde segmenteringsresultaten, indien aanwezig
◾ Result view (Resultaatweergave): VRT van een geselecteerd letsel
en enig omringend weefsel; De segmentering wordt
geaccentueerd.
◾ Fused view (Gefuseerde weergave): Gefuseerde beelden van twee
volumes
Pictogram Verklaring
Pictogram Verklaring
Elementen
OPGELET
U kunt de standaardinstellingen voor de verschillende
segmenteringsalgoritmes wijzigen in het
configuratiedialoogvenster.
De standaardoriëntatie van de algemene/resultaatweergave kan
geconfigureerd worden in het dialoogvenster syngo CT
Oncology Configuration (Configuratie syngo CT Oncologie).
Venstering van CT-datasets 1 Klik op een segment dat een CT-dataset weergeeft.
2 Klik op het pictogram Window 1 (Venster 1) of Window 2 (Venster
2) in de subtaakkaart Image (Beeld).
– of –
Klik op het pictogram Bone (Bot) of Lung (Long) met de rechter
muisknop.
3 Selecteer een orgaan voor vensteren (bijvoorbeeld Abdomen
(Abdomen), Bone (Bot), Liver (Lever), of Lung (Long) in de
selectielijst.
4 Klik met de linker muisknop op dit pictogram.
Venstering van MR-datasets 1 Klik op een segment dat een MR-dataset weergeeft.
2 Klik op het pictogram Auto Windowing (Automatische venstering)
op de subtaakkaart Image (Beeld).
De bijwerking wordt automatisch uitgevoerd.
Vensteren in meervoudige ◆ Selecteer Image > Multi Windowing (Beeld > Meervoudig
segmenten vensteren) in het hoofdmenu om de vensterwaarden van alle
segmenten van hetzelfde type in één volume te wijzigen.
– of –
Selecteer Image > Group Windowing (Beeld > Groep vensteren) in
het hoofdmenu om de vensterwaarden van alle segmenten van
vergelijkbare typen in de gekoppelde volumes te wijzigen.
Resultaatweergaven koppelen
Bijsnijden in weergave Met de functie Free View (Vrije weergave) kunt u een deel van het
Algemeen en Resultaat datasetvolume isoleren. Gebruik hiervoor snijvlakken en de "clipbox"
en verberg zo het gebied dat u niet nodig hebt.
◾ U kunt het snijvlak duwen of trekken door de muis over het
centrale gebied van het snijvlak te bewegen.
◾ U kunt het snijvlak roteren door de muis dicht bij de rand van
het snijvlak te bewegen.
◾ U kunt het object roteren door de muis buiten het snijvlak te
bewegen.
De standaardgrootte van een volume kan geconfigureerd worden
in het dialoogvenster syngo CT Oncology Configuration
(Configuratie syngo CT Oncologie).
Automatische uitlijning Als het systeem de uitlijning niet heeft uitgevoerd, kunt u de
uitvoeren automatische uitlijning ook handmatig activeren.
1 Druk op de Ctrl-toets op uw toetsenbord en selecteer meerdere
segmenten (één niet-gefuseerd segment per dataset) om de
volumes te selecteren die u wilt koppelen.
2 Klik op het pictogram Auto Link (Automatisch koppelen) op de
subtaakkaart Settings (Instellingen).
De overeenkomende volumes worden automatisch gekoppeld.
Een volumegroep ontkoppelen 1 Selecteer een volume van een groep die u wilt ontkoppelen.
De plaatselijke verfijning wordt ook gestart op alle volumes die
gekoppeld zijn aan het volume waarin u een segmentering
uitvoerde of een markering selecteerde.
Manuele markeringen plaatsen U kunt belangrijke locaties in de beelden markeren door markeringen
te plaatsen. Een ingestelde markering wordt weergegeven als een lijn
geïdentificeerd door de naam van de markering. De naam van een
markering is het bevindingsnummer (bijvoorbeeld “3”). De
nummering begint met 1 en wordt bij elke bevinding verhoogt. Elk
nummer is uniek binnen zijn rapport.
Om te voorkomen dat de labels de belangrijke locaties hinderen, kunt
u het gelabelde einde van de markering verplaatsen door het
nummer te verslepen. U kunt alle markeringen uitschakelen door in
het hoofdmenu Edit > Disable Markers (Bewerken > Markeringen
uitschakelen) te selecteren.
Wanneer een markering ingesteld is in een volume, wordt het
automatisch overgebracht naar alle gekoppelde volumes van
hetzelfde tijdspunt.
1 Klik op het pictogram Add Marker (Markering toevoegen) in het
gebied voor het hanteren van de markering.
2 Klik in een segment met Standard view (Standaardweergave)
waarin uw bevinding gesitueerd is.
– of –
Klik in een segment met Standard View (Standaardweergave)
terwijl u de Shift-toets en de linker muisknop ingedrukt houdt.
Het LungCAD-algoritme levert alleen zinvolle resultaten op indien
toegepast op datasets die aan bepaalde specifieke voorwaarden
voldoen.
voldoen.
Raadpleeg voor meer informatie: syngo Lung CAD VC10
Gebruikershandleiding (handleiding alleen beschikbaar voor de
VS)
Veiligheidsadviezen
OPGELET
OPGELET
LungCAD-markeringen
weergeven
LungCAD-markeringen wissen
– of –
Klik op het pictogramPrevious Marker (Vorige markering).
De vorige markering wordt weergegeven.
2 Selecteer een markering en klik op het pictogram Findings Details
(Details Bevindingen) om het dialoogvenster Findings Details
(Details Bevindingen) op te roepen.
De geselecteerde markering is geel, de andere markeringen
worden rood weergegeven.
De kleur van een geselecteerde en gedeselecteerde markering
kan geconfigureerd worden in het dialoogvenster syngo CT
Oncology Configuration (Configuratie syngo CT Oncologie).
(Markeringslijst), schakelen alle segmenten naar de positie van
de markering. Alle gerelateerde markeringen worden geel
weergegeven. De weergave Global (Algemeen) wijzigt in de
weergave Result (Resultaat) en geeft de segmenteringsresultaten
weer.
In de Global view (Algemene weergave) kunt u direct navigeren
naar markeringen door ze te selecteren, en alle markeringen zien
die ingesteld zijn in dit volume.
Markeringen wissen
Markeringen sturen naar het Als de volumes gekoppeld zijn, kunt u markeringen overbrengen van
opvolgingsvolume basis- naar opvolgingsonderzoek door de bijbehorende
pictogrammen te gebruiken in het markeergebied (onderin het
bedieningsgebied) en vice versa. De segmenteringsresultaten worden
niet overgebracht.
Markeringen overbrengen naar In de Standard view (Standaardweergave) kunt u de punt van de stift
het basisvolume verplaatsen om de markeringspositie aan te passen. Indien een
markering niet overgebracht werd naar de verwachte anatomische
positie, kunt u deze manueel naar de juiste positie verplaatsen. Houd
hiervoor de Ctrl-toets ingedrukt, en verplaats de geselecteerde stift
met de muis.
U kunt de positie van een markering die gerelateerd is aan een
segmenteringsresultaat niet aanpassen.
◆ Selecteer een markering en klik met de rechter muisknop op het
pictogram Transfer Selected Marker (Geselecteerde markering
overbrengen).
De geselecteerde markering wordt overgebracht naar de
gekoppelde basisvolumes.
– of –
Klik met de rechter muisknop op het pictogram Transfer All
Markers (Alle markeringen overbrengen).
Alle niet-LungCAD-markeringen worden overgebracht naar de
gekoppelde basisvolumes.
De zoomfactor voor automatische zoom kan geconfigureerd
worden in het dialoogvenster syngo CT Oncology Configuration
(Configuratie syngo CT Oncologie).
Diameters meten U kunt tot twee diameters tekenen door te klikken op het pictogram
Manual Measurement (Manuele meting).
meting wordt toegekend aan de nieuwe markering.
Indien een markering geselecteerd is maar de eerst getekende
diameter is niet dicht bij deze markering, dan wordt een nieuwe
markering ingesteld. De meting wordt toegekend aan de nieuwe
markering.
Metingen wissen 1 Selecteer Evaluation > Findings Editing Dialog (Evaluatie >
Dialoog bevindingen bewerken) in het hoofdmenu om het
dialoogvenster Findings Editing (Bevindingen bewerken) op te
roepen.
Veiligheidsadviezen
OPGELET
OPGELET
Letsels segmenteren
Indien het gedetecteerde letsel klein is (kleiner dan ong. 4 cm), is
een enkele klik in het midden van het letsel voldoende voor het
starten van de segmentering.
De vorm van een letsel 1 Beweeg de glijder in de overeenkomstige richting om aan te geven
wijzigen of het letsel ronder of onregelmatiger van vorm is dan geschat.
2 Druk op de knop Accept (Accepteren) om de
segmenteringsresultaten te accepteren en op te slaan.
– of –
Omrand de juiste letselgrens om aan te geven waar een deel van
de segmentering afgebroken moet worden om een regio te
verwijderen uit de bestaande segmentering.
Update Segmentation (Segmentering bijwerken) past de
segmentering aan na gebruik van het pictogram Contour
Drawing (Contouren rekenen) of de rondheid-glijder.
De zoomfactor voor automatische zoom kan geconfigureerd
worden in het dialoogvenster syngo CT Oncology Configuration
(Configuratie syngo CT Oncologie).
Segementatieresultaten
verwijderen
– of –
Dubbelklik direct op de overeenkomstige markering.
Het dialoogvenster Findings Details (Details bevindingen)
verschijnt.
ook oproepen door te klikken op het pictogram Details in de
Report Wizard (Rapporten-wizard). Het dialoogvenster wordt
geopend in de modus alleen-lezen en u kunt geen beelden
toevoegen aan de beeldgalerij.
Orgaan en doelletsel moeten alleen worden geselecteerd als de
markering niet via een automatische segmentering werd
ingesteld.
Indien u een beeld toevoegt aan het rapport, wordt het
keuzevakje Include in Report (Aan rapport toevoegen)
automatisch geselecteerd.
Zorg ervoor dat u de juiste markering selecteert in de lijst Link
to... (Koppelen aan...) in het dialoogvenster Findings Editing
(Bevindingen bewerken).
De belangrijke letselinformatie die gerapporteerd wordt kan
geconfigureerd worden in het dialoogvenster syngo CT
Oncology Configuration (Configuratie syngo CT Oncologie).
Het bestand kan eenvoudig in Excel worden geïmporteerd:
wijzig de extensie van .txt naar .csv en dubbelklik op het
bestand.
Afdrukken en opslaan van een Nadat u een beslissing hebt gemaakt over een layoutsjabloon in het
rapport Report Wizard (Rapport-Wizard) venster, kunt u uw rapport
afdrukken en opslaan als een bestand.
Tijdens back-up/hersteloperaties wordt schijfstation H, waar uw
rapporten bewaard worden, overgeslagen. Bewaar de rapporten
dus regelmatig op externe media.
– of –
Selecteer één van de bestandsformaten uit de selectielijst Direct
to... (Sturen naar...) indien u het rapport wilt opslaan.
3 Klik op de knop Start (Starten) om het rapport af te drukken of op
te slaan.
Het rapport is opgeslagen onder: H:\SiteData\syngoCT Oncology
\Reports in het formaat dat geselecteerd werd in het
dialoogvenster Print Options (Afdrukopties).
– of –
Klik op de knop Cancel (Annuleren) om het dialoogvenster af te
sluiten zonder af te drukken of op te slaan.
Sluiten van de Report Wizard ◆ Klik op de knop OK om het dialoogvenster Report Wizard
(Rapporten-Wizard) (Rapporten-Wizard) af te sluiten.
Een bestaand rapport laden Als u een bestandsformaat hebt geselecteerd, wordt het
dialoogvenster Save As (Opslaan als) geopend en kunt u de
gewenste map selecteren.
Beelden opslaan in de
standaardserie
Veiligheidsadviezen
OPGELET
14 syngo Pulmo CT
14.1 De Configuratie veranderen 374
14.2 Originele beelden laden 376
14.3 Beeldinstellingen wijzigen 376
14.4 Standaard evaluatie uitvoeren 377
14.4.1 Evaluatie starten 377
14.4.2 Evaluatie voortzetten met het volgende beeld 377
14.5 Longcontouren corrigeren 378
14.5.1 Contouren toevoegen, uitsluiten of scheiden 380
14.5.2 Trachea of bronchiën uitsluiten 381
14.5.3 Wijziging van de contourlijn afsluiten 381
14.6 Evaluatieresultaten weergeven 382
14.6.1 De histogramweergave naar de
standaardmodus schakelen 385
14.7 Resultaten documenteren 386
14.7.1 Resultaatbeelden filmen 386
14.8 Evaluatie beëindigen 387
14.9 syngo Pulmo CT sluiten 387
14.10 Gekende problemen en oplossingen 387
14.10.1 Contouren tekenen 388
– of –
Klik op de knop Skip Image (Beeld overslaan) om het actuele
tomografische beeld uit te sluiten voor evaluatie en over te gaan
naar het volgende beeld.
(1) Pictogrammenserie
(2) Contouren
Gebruik het pictogram New Contour (Nieuwe contour) als u niet
tevreden bent met uw veranderingen (verwerpen van al uw
veranderingen).
in secties te verdelen. Hiervoor is het noodzakelijk dat u de optie
Manual Segmentation (Manuele segmentatie) activeert op de
tabkaart Calculation (Calculatie) in het dialoogvenster Pulmo
Configuration (Pulmo configuratie).
5 Traceer het uit te sluiten gebied en laat de muisknop niet los totdat
de muisaanwijzer zich buiten de bestaande contour bevindt.
Om de contour te scheiden (bij een combinatie van beide longen):
6 Begin de scheidingslijn ergens buiten de bestaande contour te
tekenen. Het eindpunt moet ook buiten de contour liggen.
Resulterende kleurenbeelden (voor subbereiken en percentielen)
filmen met een standaardcamera zullen waarschijnlijk niet
dezelfde informatie vertonen als beelden op de monitor.
Met Image > Windowing All On (Beeld > Alles Vensteren) kunt u
de nieuwe vensterwaarden in één keer toepassen op alle geladen
beelden.
◆ Beweeg de muiscursor.
De dichtheid van een klein gedeelte rond de muiscursor wordt
weergegeven onderaan rechts in de hoek van het beeld.
Veiligheidsadvies
OPGELET
De afmetingen van de ROI zullen groot genoeg zijn om gehele
interessante object te omvatten maar tegelijkertijd ook zo klein
mogelijk.
Zolang het pictogram Adjust Tissue ROI (Weefsel-ROI
aanpassen) actief is, kunt u de ROI ook met de pijltjestoetsen
naar de gewenste positie verplaatsen.
U kunt het pad wijzigen door in een ander segment te klikken. De
ROI wordt dan op dezelfde positie weergegeven, maar wel in de
nieuwe snede.
Na het accepteren van 3D-bewegingscorrectie is een nieuwe
evaluatie alleen mogelijk wanneer u de beelden opnieuw laadt
door op het pictogram Reset (Resetten) te klikken.
– of –
Dubbelklik in het midden van de referentie-arterie.
Het binnenste van de referentiearterie wordt automatisch bepaald,
er wordt een ROI aangemaakt en het gebied wordt gemarkeerd.
Van de referentiearterie wordt voor elk tijdspunt de gemiddelde
verhoging berekend en weergegeven in het dialoogvenster TDC.
Zolang het pictogram Adjust Arterial (Bloedvat aanpassen) actief
is, kunt u de ROI ook met de pijltjestoetsen naar de gewenste
positie verplaatsen.
waarde handmatig instelt, wordt deze overschreven wanneer u
nogmaals op het pictogram Portal Venous ROI (Vena porta-ROI)
klikt.
Wijzigen van de maximale verbetering heeft geen invloed op de
TDC, maar alleen op de PVP- en HPI-berekening.
Zolang het pictogram Adjust Portal Venous ROI (Vena porta-ROI
aanpassen) actief is, kunt u de ROI ook met de pijltjestoetsen
naar de gewenste positie verplaatsen.
OPGELET
Bewegingsartefacten in de beelden!
Onjuiste automatische segmentatie.
◆ Controleer de beelden na het laden op bewegingsartefacten.
◆ Controleer de resultaten van de segmentatie.
◆ Gebruik, indien niet van toepassing, de knop Reset (Resetten)
en verwijder beeld(en) met bewegingsartefacten.
◆ Herhaal vervolgens de evaluatie.
Als alleen resultaatbeelden van de lever berekend worden, wordt
het Arterial Input Function (Bloedvat-invoerfunctie)
dialoogvenster niet weergegeven.
(1) MIP-beeld
(2) Doorbloedingsbeeld
(3) Patlak-Bloedvolumebeeld
(4) Doordringbaarheid
Na het berekenen en voor een opnieuw geladen Perfusion CT Set
(Perfusie CT set), worden beelden van hetzelfde type samen
gevensterd.
– of –
Klik op het pictogram Color Window Plus (Kleurenvenster plus)
van de subtaakkaart View (Weergave) om de kleurweergave van
de resultaatbeelden fijn in te stellen.
– of –
– of –
Selecteer het onderste keuzerondje om maximaal vier ROI's met de
vrije hand te tekenen.
3 Klik op een pictogram Elliptical ROI (Ellipsvormige ROI) op de
subtaakkaart Tools (Werktuigen).
– of –
U kunt de grootte van het lensgebied in het dialoogvenster Body
Perfusion CT Configuration (Configuratie Body Perfusie CT)
configureren.
gebruik te maken van de taakkaart Viewing (Weergave) en ze
kunnen gekopieerd worden naar de taakkaart Filming (Filmen).
De beelden kunnen ook op een PACS-systeem gevisualiseerd
worden.
OPGELET
Voer syngo Volume Perfusion CT- Body en syngo Volume
Perfusion CT- Neuro niet parallel uit op de syngo Acquisition
Workplace.
16.1.1 Beeldvereisten
De consistentie van de geladen beeldstapel wordt automatisch
gecontroleerd. Deze controle zorgt ervoor dat alle beelden die
worden geladen voor verwerking tot dezelfde reeks van dezelfde
patiënt behoren, op consistente tijdsintervallen zijn verworven enz.
Bestaande overlays worden verwijderd.
Als er inconsistenties worden ontdekt, verschijnt een waarschuwing
of een foutmelding.
◾ Een waarschuwing geeft aan dat u de beeldstapel moet
onderzoeken en, indien nodig, opnieuw laden.
◾ Een foutmelding geeft aan dat u de stapel niet kunt gebruiken voor
verdere verwerking.
16.1.5 Beeldweergavegebied
In de 2 x 2-workflowindeling is het beeldgebied onderverdeeld in vier
segmenten:
◾ Segment linksboven: Sagittale weergave of eerste snede
◾ Segment rechtsboven: Coronale weergave of tweede snede
◾ Segment linksonder: Axiale weergave of derde snede
◾ Segment rechtsonder: Temporele maximale intensiteitsprojectie
(TMIP), tabellen en grafieken
De TAC kan in alle vier de segmenten worden weergegeven.
16.1.6 Bedieningszone
De pictogrammen die worden beschreven, bevinden zich in de
bedieningszone van de taakkaart VPCT Body en zijn geordend in
overeenstemming met de workflow. De subtaakkaarten bevatten
extra pictogrammen voor weergave en evaluatie van resultaten.
De individuele stappen van de VPCT Body-berekening moeten in
opeenvolgende volgorde uitgevoerd worden, aangegeven door de
actieve resp. inactieve status van de betreffende pictogrammen en
subtaakkaarten.
Pictogram Beschrijving
Sub-taakkaart Type
Pictogram Beschrijving
Pictogram Beschrijving
Pictogram Beschrijving
Pictogram Beschrijving
Pictogram Beschrijving
Pictogram Beschrijving
Pictogram Beschrijving
Tijdens de workflow kunt u te allen tijde terugkeren naar de
applicatieselectie door te klikken op het pictogram Reset
(Resetten) op de subtaakkaart Start (Starten).
Voor meer informatie betreffende het wijzigen van
beeldinstellingen, beeldtype en het maken van annotaties, zie:
( Pagina 51 Standaardevaluatiemethoden)
Controleer de beelden op beweging. Indien er geen beweging
waargenomen werd, is er geen bewegingscorrectie nodig en
dient dit dus niet uitgevoerd te worden.
Bewegingscorrectie is niet langer mogelijk nadat u de 4D Noise
Reduction filter (4D ruisonderdrukkingsfilter) hebt toegepast.
Herhaalde bewegingscorrectie wordt niet ondersteund.
Om de resulterende beeldkwaliteit van invoerbeelden met veel
ruis te verbeteren, kunt u de 4D Noise Reduction filter (4D
ruisonderdrukkingsfilter) toepassen.
OPGELET
bijkomende contouren tekenen in de axiale, sagittale of coronale
weergave. Soms wordt aanbevolen om alleen in één orthogonale
weergave te navigeren en contouren te tekenen, bijvoorbeeld in
de axiale oriëntatie.
Door met de rechter muisknop te klikken, roept u het
contextmenu op met functies voor het verwijderen of bewerken
van de ROI's en de VOI's.
OPGELET
Bovendien kunt u ROI's tekenen en de TAC visualiseren met de
navigatielijn. U kunt met behulp van de navigatielijn naar een
tijdpunt navigeren en een basislijnvolume genereren.
De vroege tijdpunten zonder contrastmiddel worden
gecombineerd in een basislijnvolume om zo weinig mogelijk ruis
te krijgen.
Als u volumegegevens gebruikt, moet u het referentiebloedvat in
het segment linksonder tekenen. Als u 2D gegevens gebruikt,
kunt u het in elk segment tekenen.
Als u volumegegevens gebruikt, moet u de vena porta-ROI in het
segment linksonder tekenen. Als u 2D gegevens gebruikt, kunt u
het in elk segment tekenen.
weergegeven in het veld Max. Enh. [HU] (Max. verh. [HU]). Als u
de waarde manueel instelt, wordt deze overschreven door de
interactieve definitie van een nieuwe vena porta-ROI.
Als u volumegegevens gebruikt, moet u de vrije ROI in het
segment linksonder tekenen. Als u 2D gegevens gebruikt, kunt u
het in elk segment tekenen.
Directe methode:
Bij voorkeur wordt de poortaderperfusie (PVP) berekend door de
verbetering van de lever te normaliseren volgens de gegevens van de
poortader en niet volgens de gegevens van de aorta. Blomley et al.
(2) gebruikte deze methode om de kwantificering van de
bloedstroom van de lever te onderzoeken. Zij berekenden de
poortaderperfusie (PVP) door eerst de arteriële component van de
bloedstroom van de lever te schrappen en daarna de piekgradiënt van
de resulterende curve te delen door de piek van de verbetering van
de poortader. Hoewel deze procedure complexer is dan de "indirecte
methode", liggen de waarden dicht bij de fysiologische
verwachtingen. Alle resultaatbeelden van de leverperfusie (ALP, PVP,
HPI) die berekend zijn binnen VPCT Body gebruiken een subset van
de "directe methode". Ze gebruiken de piek van de milt als het
scheidingspunt tussen het hepatisch arteriële en het
poortadergedeelte van de ruwe TAC's van de lever en de
piekverbetering van de poortader voor PVP-normalisatie.
De scheiding van de ruwe TAC van de lever in arteriële en poortader-
TAC's van de lever is alleen geldig met de volgende
veronderstellingen:
◾ de transittijd van het contrastmiddel door de lever is gelijkaardig
aan die van de milt
en
◾ het tijdstip van ontvangst van het arteriële bloed in de milt en de
lever is gelijk.
ALP: De arteriële leverperfusie (ALP) wordt berekend door de
piekgradiënt van de totale TAC van de lever voor de piek van de milt
te delen door het tijdstip waarop de arteriële verbetering het hoogst
is.
PVP: De poortaderperfusie (PVP) wordt berekend door de
piekgradiënt van de totale TAC van de lever na de piek van de milt te
delen door het tijdstip waarop de verbetering van de poortader het
hoogst is.
HPI: De Hepatische Perfusie-index drukt de verhouding uit van de
hepatische arteriële perfusie ten opzichte van de totale leverperfusie.
berekening selecteerde, bedekken de tabellen en grafieken van
de ROI/VOI-analyseresultaten de onderste parametersegmenten.
De tabellen en grafieken kunnen verplaatst worden zodat de
onderliggende resultaatbeelden zichtbaar worden.
Myocardium-parameterbeeldtypen
U kunt kiezen uit verschillende parameterbeeldtypen, bijvoorbeeld:
◾ Time MIP (Tijd-MIP)
◾ Average (Gemiddelde)
◾ Blood Flow (Max. Slope) (Doorbloeding (max. helling))
◾ Blood Volume (Max. Enhancement) (Bloedvolume (Max.
verhoging))
◾ Blood Volume (Patlak) (Bloedvolume (Patlak))
◾ Time to Peak (MDC) (Tijd tot piek (MDC)) (modus Myocardium
Deconvolution (Myocardium-deconvolutie))
◾ Permeability (Patlak) (Doordringbaarheid (Patlak))
◾ Patlak RSquare (Patlak RKwadraat)
◾ Patlak Residual (Patlak Residu)
◾ Extravascular Volume (MDC) (Extravasculair volume (MDC))
◾ Blood Volume (MDC) (Bloedvolume (MDC))
◾ Tissue Transit Time (MDC) (Weefseltransittijd (MDC))
◾ KTrans (MDC)
Lever-parameterbeeldtypen
U kunt kiezen uit verschillende parameterbeeldtypen, bijvoorbeeld:
◾ Time MIP (Tijd-MIP)
◾ Average (Gemiddelde)
◾ Blood Flow (Standard) (Doorbloeding (Standaard))
◾ Blood Flow (Incomplete Gamma) (Doorbloeding (Onvolledig
gamma))
◾ Blood Volume (Standard) (Bloedvolume (Standaard))
◾ Blood Volume (Patlak) (Bloedvolume (Patlak))
◾ Time to Start (Tijd tot start)
◾ Time to Peak (Tijd tot piek)
◾ Permeability (Patlak) (Doordringbaarheid (Patlak))
Standaardperfusie resultaatbeelden
Patlak resultaatbeelden
Myocardium-resultaatbeelden
Leverperfusie resultaatbeelden
Alternerende resultaatbeelden
(1) Blood Flow (Doorbloeding) [BF(A)]: Het beeld Blood van het
Volume (Alternate) (Doorbloeding (Alternerend)) is geschaald in
ml/100 ml/min.
(2) Blood Volume (Bloedvolume) [BF(A)]: Het beeld van het Blood
Volume (Alternate) (Bloedvolume (Alternerend)) is geschaald in
ml / 100 ml.
(3) Mean Transit Time (Gemiddelde transittijd) [MTT(A)]: Het beeld
van de Mean Transit Time (Alternate) (Gemiddelde transittijd
(Alternerend)) is geschaald in seconden.
(4) Permeability (Doordringbaarheid) [PMB(A)]: Het beeld van de
Permeability (Alternate) (Doordringbaarheid (Alternerend)) is
geschaald in ml / 100 ml / min.
Schakelen tussen de samengestelde weergave en de
standaardweergave is mogelijk in de multiparameter weergave
en 3D weergave.
– of –
Klik op het pictogram Freehand ROI (Vrije ROI) op de subtaakkaart
Tools (Werktuigen).
2 Teken uw ROI in éénder welk resultaatbeeld en beëindig het
tekenen van vrije ROI's met een dubbelklik.
De evaluatieparameters voor de getekende ROI worden berekend
en in een tabel weergegeven.
De TAC van de geselecteerde ROI wordt afzonderlijk weergegeven.
ROI's getekend in 3D weergave, 2D multiparameterweergave en
ook in de axiale, sagittale en coronale segmenten in de 2D
multiparameterweergave zijn onafhankelijk van elkaar.
Patlak Plot is uitsluitend beschikbaar indien Patlak Blood Volume
(Patlak bloedvolume) of Permeability (Doordringbaarheid)
gekozen is.
ROI's wissen 1 Klik op het ROI dat u wilt wissen in het beeld.
Het ROI is geselecteerd.
2 Kies in het contextmenu Delete ROI (ROI wissen) om individueel
geselecteerde ROI's in all parameterbeelden te wissen.
– of –
Kies in het hoofdmenu VPCT Body > Delete ROI/VOI (VPCT Body >
ROI/VOI verwijderen).
– of –
Selecteer Edit > Deselect All (Bewerken > Alles deselecteren) in
het hoofdmenu om alle selecties ongedaan te maken.
op deze dataset.
NR = Noise Reduction (ruisonderdrukking) werd uitgevoerd op
deze dataset.
Het pictogram Save Set (Set opslaan) is beschikbaar als de
tabkaart1: Motion Correction (1: Bewegingscorrectie) actief is,
of als de resultaten berekend zijn en nog niet zijn opgeslagen.
Patiënt sluiten voor opslaan Als u een evaluatie heeft uitgevoerd met VPCT Body en u wilt de
patiënt sluiten zonder op te slaan, verschijnt een berichtenvenster.
◆ Klik op No (Nee) om terug te keren naar VPCT Body zonder de
patiënt te sluiten. Nu kunt u de evaluatieresultaten opslaan.
– of –
Klik Yes (Ja) om de patiënt te sluiten zonder op te slaan.
De evaluatieresultaten gaan verloren.
plaatsen waar geen voxel binnen het ingevoerde bereik van HU-
waarden ligt. Controleer de diepte van het volume in de coronale
en sagittale weergave. Om de groei van het gebied in het
volledige volume te voltooien, stelt u meerdere kiempunten in.
– of –
Klik op het pictogram Ellipse (Ellips) op de subtaakkaart
Interactive (Interactief).
2 Teken een ROI rond de zone die deel moet uitmaken van de
objectstructuur.
U kunt de vorm van de ROI veranderen door de basispunten te
verplaatsen. U kunt de ROI verplaatsen of de afmetingen ervan
veranderen met behulp van de omliggende rechthoek.
– of –
Klik op het pictogram ROI Nudge (ROI Aantippen) op de
Interactive (Interactieve) subtaakkaart.
3 Klik binnen of buiten de geselecteerde ROI.
De cursor verandert van vorm.
4 Beweeg de cursor om de zone van de ROI te vergroten of te
verkleinen.
5 Klik opnieuw op het pictogram ROI Nudge (ROI Aantippen) om de
modus ROI Nudge (ROI Aantippen) af te sluiten.
(1) Volume
(2) Hoogte
(3) Gemiddelde HU-waarde
(4) Standaardafwijking
(5) Drempelwaardegrenzen
(6) Evaluatiegrenzen
U kunt de resultaatoutput van een Volume-evaluatie
configureren in het dialoogvenster Volume Configuration
(Volumeconfiguratie).
D Dental CT 173
Dental CT
panoramische lijn R
hervormen 176 reconstructieresultaten
panoramische lijn Dental CT 181
verplaatsen 176
referentiebeeld
paraxiale lijnen toevoegen 178
selecteren in Dental CT 174
paraxiale lijnen verplaatsen 178
paraxiale lijnen verwijderen 178 resultaten evalueren
reconstructieresultaten 181 Dynamic Evaluation
referentiebeeld selecteren 174 (Dynamische evaluatie) 149
voorwaarden 172
Dynamic Evaluation (Dynamische S
evaluatie) starten
resultaten evalueren 149 syngo.via client 46
syngo classic
I overschakelen naar syngo.via-
interventionele scan client 48
syngo.via client 49 syngo.via client
interventionele scan 49
M overschakelen naar syngo
classic 48
mandibulair kanaal
starten 46
schetsen 183
T
O
t-MIP 77
originele beelden laden
dialoogvenster 78
Volume Body Perfusion 426
tMaxIP 77
P tMinIP 77
panoramische lijnen
parameters instellen 177 V
panoramische weergave veiligheidsinformatie
Dental CT 173 software 23
systeem 23
paraxiale lijnen
toevoegen 178 Volume Body Perfusion
verplaatsen 178 originele beelden laden 426
verwijderen 178 VPCT Body
paraxiale snede pictogrammen 430
interactief bewerken 177 taakkaart in 2x2-indeling 429
paraxiale sneden
bundelen 179
bundels kopiëren 179
parameters instellen 180
paraxiale weergave
www.siemens.com/healthcare