LV TW1

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 13

Begrippen en begrippenparen Inleiding + H8 Mens zijn:

• Filosofie, philos, sophia


Het streven en verlangen naar wijsheid met de liefde voor kennis.

• Filosofie als activiteit


De bereidheid steeds opnieuw, nog kritischer en nog grondiger na te denken over
standpunten en vooronderstellingen van jezelf en die van anderen. Je moet vooroordelen
aan de kant zetten en niet te snel tevreden zijn met een antwoord.

• Ontdekkingsreiziger – thuisblijver
Een ontdekkingsreiziger rust evenals een filosoof niet tot hij zijn doel heeft bereikt. Een
thuisblijver daarentegen blijft hangen in het voor- oordelen en oordeelt zelf niet. De
thuisblijver wordt liever niet met lastige vragen bestookt.

• Dogmaticus – filosoof
Een dogmaticus is iemand die blind geloof hecht aan opvattingen die hij/zij aanhangt, zonder
nog te onderzoeken of deze waar zijn of niet. Een dogmaticus is van de juistheid van zijn
opvattingen heilig overtuigd. Een filosoof daarentegen stelt over van alles vragen en is niet
snel tevreden met een antwoord.

• Dogma
Vastomlijnd, aan geen beredenering meer onderworpen geloofsartikel. Gedachtegoed
waarvan er van de aanhanger wordt verwacht er niet van af te wijken en het nooit te
betwisten of te betwijfelen. (vaak in kerk)

• Filosofische attitude/houding
Een open geest hebben, bereid zijn vragen te stellen en discussie niet uit de weg gaan.

• Cognitieve (descriptieve = beschrijvende) uitspraken (zie opdracht 8.2b)


Wat je kunt kennen en weten. Dus feitelijk vaststellen en beschrijven.

• Normatieve (waarderende = voorschrijvende) uitspraken (zie opdracht 8.2b)


Waarderend, voorschrijvend. Richtlijnen. Uitspraken die op grond van normen gelden. Hoe
iets moet zijn, deze uitspraken zijn niet juist/onjuist.

• Argumenten
Datgene wat je aanvoert ter ondersteuning van een beredenering.

• Vooronderstellingen
Stelling die verborgen zit in uitspraken, waarvan je (onbewust) aanneemt dat ze waar zijn.

• Impliciet
Niet nadrukkelijk, gesuggereerd.

• Expliciet
Uitdrukkelijk, letterlijk zo gezegd.
• Intuïtie
Ingeving. Vorm van direct weten zonder dat dit beredeneerd is. Fungeert als een soort
kompas

Noodzakelijke/Voldoende voorwaarde
Een onmisbare eigenschap om iets te zijn

Begripsverheldering
Een begrip voorkomt meningsverschillen

Onderscheid kennis – begrip


- Definitie: bijschrijving van een begrip. Geeft antwoord op de vraag: Wat is?...
- Stipulatieve definitie: Een definitie van een begrip die is opgesteld onder invloed
van afspraak over de wijze waarop het begrip gehanteerd wordt.
Ingrediënten van een definitie:
- Soortbegrip: Het begrip wordt gedefinieerd
- definiendum; verschil met definiens: Soortbegrip
- Genusbegrip: Een begrip dat wordt gebruikt in de definitie met een grotere omvang
dan een soortbegrip, maar met een kleinere inhoud.
- Specifieke verschil: Geeft aan waarvan het soortbegrip van andere soortbegrippen
verschilt die onder hetzelfde genusbegrip vallen.
- Soort-verschil-definitie: Een definitie ontstaan uit het specifiek verschil tussen het
soort- en genusbegrip

Stappenplan voor het opstellen van een soort-verschil-definitie van X:


1. Zoek naar voorbeelden van X. -> HB-potlood, kleurpotlood
2. Zoek naar het dichtstbijzijnde algemene (genusbegrip) waaronder X valt. Dit noemen
we Y. -> Schrijfmiddel
3. Bedenk andere voorbeelden voor Y. -> Pen
4. Zoek naar typische kenmerken van X (waarin verschilt X van de voorbeelden van Y?)
-> Je kunt het weghalen met een gum. De kern is van grafiet
5. Controleer of je definitie niet te ruim is en niet te krap.

8.1 Inleiding
• Carpe diem (Pluk de dag)
Weet dat je sterfelijk bent.

• Filosofische antropologie
Dat zijn de vragen die centraal staan in het onderzoek naar onszelf, de filosofische
antropologie. Er wordt onderzocht (1) de voorwaarden van het mens-zijn -> condition
humaine en (2) wat mens zijn inhoudt.

• Gnothi seauton (Grieks voor: Ken jezelf)


Lijfspreuk Socrates, gezien als oproep om bewust te zijn van je grenzen i.p.v. een
aansporing tot zelfonderzoek. ‘Weet dat je sterfelijk bent’.
• Mensbeeld/mensvisie
Doordachte en samenhangende voorstelling van wat het betekent ‘mens’ te zijn. In de
geschiedenis is het mensbeeld vaak veranderd.

• Condition humaine (voorwaarden)


De voorwaarden waaronder mens-zijn mogelijk is.

• Familiegelijkenis
Gelijkenissen tussen 2 wezens die verschillend zijn, die ze met elkaar gemeen hebben.

• Animal rationale = het met rede begaafde dier


Wij zijn enerzijds gelijk aan dieren omdat we vallen onder hetzelfde genusbegrip: ‘animal.
Maar het wezenlijke waarin de mens zich onderscheidt van dieren, is dat ze met ‘rede
begaafd zijn’.

• Logos/ratio/rede
Volgens woordenboek:
● De rede: het denkvermogen, het begrips- en onderscheidingsvermogen van de mens
dat dient tot het verkrijgen van kennis, het combineren van zaken.
● Logos: Het woord, God de zoon, het wezenlijke beeld van de vader
● Ratio: (1) De rede, redelijkheid (2) achterliggende bedoeling (3) reden (4) evenredige
verhouding
Deze 3 begrippen hebben niet precies dezelfde betekenissen, maar zijn wel met elkaar
verbonden

• Betekenissen van Logos/ratio/rede:


In het boek wordt onderscheid gemaakt in zes aspecten of betekenissen of vormen (zie die
drie woorden maar als synoniemen) van logos (ratio of rede of verstand). Dat onderscheid
kun je beschouwen als een manier om te laten zien wat mensen allemaal met hun logos
kunnen doen; het is dus een soort vermogen van mensen.
● praktisch en theoretisch denkvermogen
○ Praktische rede: het vermogen om te overleggen en op basis daarvan te
beslissen
○ Theoretische rede: het vermogen om verklaringen te zoeken met redenen en
oorzaken.
● reflexiviteit
○ Het vermogen om als een toeschouwer afstand te nemen van jezelf en waar
je mee bezig bent en je leven als in een spiegel te bekijken.
● openheid
○ Het vermogen om aandacht te hebben voor de ruimte om je heen, wijder dan
je onmiddellijke alledaagse bestaan.
● subject-objectrelatie
○ Het vermogen om je bewust te zijn van de verhouding die je hebt als ‘ik’, als
subject, tot alles wat je tegenkomt als ‘ander’, als object (personen, dingen),
m.b.v. het zelfbewustzijn.
● transcendentie
○ Het vermogen om zich los te maken van de wereld en daarboven uit te
stijgen, los van de dwang van instincten en neigingen.
● taligheid/vermogen tot symboolgebruik
○ Het vermogen te communiceren d.m.v. symbolen.

• Objectiveren
De mens kan zich opstellen tegenover zijn omgeving en tegenover zichzelf.

• Aangeboren – aangeleerd; physis – nomos; nature – nurture


Aangeboren nis datgene wat je al sinds je geboorte tot je beschikking hebt en aangeleerd is
datgene wat je na je geboorte hebt aangeleerd.
● physis, natuur: geheel van aangeboren, noodzakelijke eigenschappen,
bestaande uit vermogens en aanleg die zich op uiteenlopende wijze
ontwikkelen tot nomos, cultuur.
● nomos, cultuur: bepaalde manier waarop aanleg en aangeboren vermogen
zich onder gegeven omstandigheden hebben ontwikkeld.

• Natuur, aard, wezen


We kunnen al datgene ‘natuurlijk’ noemen
1. wat uit zichzelf ontstaat en bestaat en niet pas door menselijke ingrijpen.
2. wat in overeenstemming is met de natuur in de zin van (1) en niet ingaat tegen die
natuur.

• Menseigen, algemeen menselijk


Iets wat alle mensen hebben. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen dingen als
leefplaats, cultuur etc. Deze dingen zitten in de natuur van alle mensen.

8.2 Plato:
• Ziel of Psychè bij Plato
Het ene moment schildert Plato de mens af als een begerig dier. Hongerend naar voedsel
en genot rent hij als een blinde dwaas, zonder op of om te kijken voortdurend achter zijn
verlangens aan. Het andere moment hemelt Plato de mens juist op. Hij beschikt, als enige
onder de levende wezens, over bijna goddelijke vermogens. De mens onderscheidt zich van
dieren, doordat alleen hij zich boven zijn zinnelijke verlangens en dierlijke driften kan
verheffen. De zetel van dit vermogen noemt Plato: psychè, de ziel.

• Ziel als gevleugeld tweespan: menner en paarden / Nous (geest/rede)


● 2 kernpunten in Plato’s antropologie: voorwaarden van mens-zijn zijn het vermogen
tot redeneren en het herinneren van de waarheid.
De menner staat voor de geest of de rede (nous), die de ziel (heel het span) moet besturen
en de 2 paarden moet leiden. Ook de 2 paarden stellen beide menselijke vermogens voor.
Het ene paard is het goede van de mens: moed/daadkracht en emotie/ hartstocht. Het
andere paard is het slechte van de mens: begeerte (bijvoorbeeld naar zaken als voedsel,
geld, vertier, seksueel genot).

• Nous (geest/rede)
Is de menner (de rede) die de 2 paarden moet besturen met wijsheid. Een goede menner
weet de paarden onder controle te houden door de teugels op het juiste moment aan te
spannen of juist te laten vieren, ook als het slechte, onwillige paard de leiding probeert over
te nemen.
• Eros en eros
Eros (liefde) is bij Plato zowel een eigennaam als een begrip.
● Eigennaam: Eros is de naam van een Grieks mythologisch wezen. Eros was een
soort demon, een wezen dat tussen de mensen en goden in stond. Zoals de liefde je
helemaal kan beheersen, kan deze demon mensen, en zelfs goden volledig in hun
ban houden.
● Begrip: Eros is afgeleid van het werkwoord eraoo, het Griekse woord voor
‘beminnen/liefhebben’. Wie zich aangetrokken voelt tot wijsheid, waarheid, geluk en
het goede is volgens Plato bevangen door eros.
Dit woord eros is nu niet langer een eigennaam, maar het verhaal van de mythische Eros
klinkt er steeds in door. Eros is het kind van Poros én Penia: van Overvloed én Tekort. Eros
heeft dus van beide ouders iets. Hij is arm en rijk tegelijk. Een misdadiger die ernaar
verlangt zijn leven te beteren, moet een besef hebben van zijn 'slechtheid', maar ook van het
tegendeel. Immers, hoe zou hij er anders naar kunnen verlangen?

• De mens als tussenwezen


Het menselijke liefdesverlangen is eros. Dit verlangen beweegt tussen 2 uitersten: het totaal
ontbreken van het verlangde en het juist volmaakt hebben ervan. Wie door eros bevangen
is, zit tussen die 2 uitersten, net als Eros, de demon, die tussen de mensen en de goden zat.
Het tekort wordt nooit helemaal opgeheven en het volmaakte goede wordt nooit volledig
bereikt. Dit betekent dus dat zolang we mensen zijn, we altijd achterblijven met
gebreken/verlangens.

• Erotiek als zinnelijke liefde: seksuele lust


Bij het woord erotiek, afgeleid van eros, denken wij meestal meteen aan de lichamelijke
liefde. Van Dale noemt dit ook als eerste betekenis: 'Erotiek is het geheel der verschijnselen
en gevoelens van de zinnelijke liefde.' Erotische plaatjes, erotische verhalen, erotische
gevoelens, sekspaleizen die het woord eros in hun naam voeren - voor ons heeft dat
allemaal weinig te maken met kennis en inzicht.

• Erotiek bij Plato: zinnelijke liefde èn verlangen naar kennis


Ook voor Plato had eros - net als in het gewone Griekse spraakgebruik - mede die betekenis
van zinnelijke liefde. Plato brengt eros in verband met de liefde voor het mooie lichaam.
Plato dacht daarbij vooral aan de liefde van de oudere filosoof voor de jonge knaap, de
homoseksuele liefde die in zijn tijd heel gewoon was. Maar die zinnelijke liefde is voor Plato
onlosmakelijk verbonden met het verlangen naar kennis, en met het streven dat verlangen
ook bij geliefde te wekken en te voeden. De liefde van de oude filosoof hield de zorg in voor
de paideia - de opvoeding, vorming en ontwikkeling - van de jonge knaap.
Het was een bezonnen liefde: in plaats van opgewonden en blind van begeerte de beminde
achterna te rennen, met het risico dat de beminde zich beschaamd zou afwenden, moest de
minnaar alles op alles zetten om bij de geliefde hetzelfde verlangen naar het hogere te
wekken en te voeden dat de filosoof zelf drijft. Maar die liefde zou een liefde zijn die verder
reikt dan het puur lichamelijke genot, omdat zij een grote verantwoordelijkheid voor de
geliefde inhoudt.
• Ideeën / Transcenderen:
Overschrijden… / De mens als transcenderend wezen bij uitstek.
Door je met de ideeën in te laten, stijg je als het ware uit boven de 'gewone' werkelijkheid.
Omdat je als mens op de een of andere wijze altijd al weet moet hebben van de ideeën, ben
je in zekere zin altijd al boven/voorbij (trans) de 'gewone', onmiddellijk waarneembare
werkelijkheid. Letterlijk betekent 'transcenderen': 'overschrijden'. De werkelijkheid omvat
meer dan datgene wat je in het hier en nu kunt zien, horen, aanraken, ruiken en proeven. En
mensen zijn blijkbaar in staat dat 'meer' te ervaren, dus het onmiddellijke te overschrijden.
Mensen zijn, doordat ze over verstand en geest beschikken, in staat om verder te kijken,
verder te denken dan de horizon van zintuiglijk ervaarbare werkelijkheid. Je bewustzijn reikt
verder dan alleen het onmiddellijk waarneembare, je kunt je dingen voorstellen die er niet
meer of nog niet zijn. Telkens wanneer je dat doet overschrijd je het bereik van het hier en
nu. Die overschrijding wordt 'transcenderen' genoemd. En omdat dit vermogen in het leven
van mensen zo’n belangrijke rol vervult, dat het er niet uit weg te denken is, wordt wel
gezegd dat de mens het transcenderende wezen bij uitstek is.

8.4 Descartes:
Er zijn volgens Descartes twee substanties, die volgens hem duidelijk moeten worden
onderscheiden
• Res cogitans: de denkende substantie waarnaar de uitspraak ‘cogito ergo sum’ verwijst:
het ‘ik’, een stoffelijk ding dat geen uitgebreidheid kent.
• Res extensa: de uitgebreide substantie, kortweg de telbare, weegbare, meetbare materie.

De mens hoort niet in één van beide domeinen, maar vormt een eenheid uit die twee, een
eenheid van denken en materie, van geest en lichaam.

• Cartesiaans dualisme van lichaam en geest


Bij het cartesiaanse dualisme is er een scheiding tussen lichaam en geest. Zo leiden we een
dubbel leven: aan de ene kant leiden we met ons lichaam het leven in de materiële wereld,
met de wetten van de natuur en waar empirisch onderzocht (onderzoek waarbij directe en
eigen waarnemingen zijn gebruikt) kan worden. Aan de andere kant leiden we een innerlijk
leven dat alleen toegankelijk is voor onszelf en niet tastbaar is.

• Probleem van het cartesiaans dualisme


Descartes kan weliswaar spreken van een eenheid, maar hoe moeten we die eenheid
begrijpen als de substanties die in deze eenheid zijn samengebracht onverenigbaar zijn.

• Metafoor van de geest als kapitein op een schip


Het staat vast dat de mens te onderscheiden is en zonder dit kan bestaan. De mens heeft
aan de ene kant een helder en duidelijk idee van zichzelf voor zover hij een denkend (res
cogitans) en niet een uitgebreid ding (res extensa) is, en aan de andere kant een
onderscheiden idee van zijn lichaam heeft, voor zover dat slechts uitgebreid en niet een
denkend ding is.
Metafoor: De geest is als een kapitein op een schip. We staan los van het schip, maar we
zijn er zo nauw mee verbonden dat we ook een eenheid vormen. Want anders zouden we
als uitsluitend denkend ding (res cogitans) nog geen pijn voelen, maar die wel waarnemen
met ons zuivere verstand. Zoals een kapitein een breuk in zijn schip merkt, maar die zelf niet
duidelijk voelt.
8.5.2 Dennett:
• Intentionaliteit / Bewustzijn als intrinsieke intentionaliteit / Hypothese van ‘mentale
toestanden’ / Materiële fysische werkelijkheid
Een van Dennetts leermeesters stelde dat de wetenschap zowel het bewustzijn als de
intentionaliteit uit haar taal moest schrappen. Wetenschap dient alleen te gaan over de
materiële fysische werkelijkheid. Schijnbare intentionele handelingen moeten worden
beschreven in termen van gedrag, zonder gebruik te maken van de hypothese van ‘mentale
toestanden’. Dennett stemt in en stelt dat de hypothese van het bewustzijn volstrekt
overbodig zijn. Dennett meent aangetoond te hebben dat de vorm van intentionaliteit (het
betrokken zijn op iets) die kernmerken zou zijn voor het bewustzijn (de zogeheten
intrinsieke intentionaliteit: het betrokken zijn op iets als iets, het fundament voor betekenis)
een illusie is. En als deze intentionaliteit niet bestaat, dan is er ook geen drager nodig: het
bewustzijn kan dus overboord worden gegooid.

• Bewustzijnsverschijnselen opvatten in fysische (natuurwetenschappelijke) termen


gerelateerd aan hersenen / naturalisme
Dennet zou het liefst zien dat heel de filosofie van het mentale volgens strikt
natuurwetenschappelijke methoden zouden worden onderzocht en opgelost. Alles wat we
gewoonlijk toeschrijven aan een innerlijk, een geest of bewustzijn of hoe we het ook noemen
moet volgens Dennett uitsluitende worden uitgelegd in termen van hersentoestanden en
hersenprocessen. Als bewustzijnsverschijnselen enkel en alleen in dergelijke fysische
termen worden opgevat, is de methode van introspectie(voor Descartes de weg naar het
zekere fundament van de kennis: cogito ergo sum) natuurlijk volstrekt onbruikbaar om iets te
weten te komen over die verschijnselen. Deze benadering die de natuurwetenschappelijke
methode als enige en uitsluitende methode van onderzoek toelaat, ook waar het gaat om
verschijnselen van de geest, wordt naturalisme genoemd.

• Hoe zijn verschijnselen zoals in een bewustzijn mogelijk als dat niet bestaat: waar
komt betekenis vandaan?
Het probleem dat Dennett natuurlijk op zijn beurt moet oplossen, is hoe hersentoestanden
en hersenprocessen betekenissen kunnen hebben, hoe die verschijnselen die we gewoonlijk
situeren in een bewustzijn mogelijk zijn.

8.7 Nietzsche:
• Filosoof met de hamer
Nietzsche heeft nogal wat geraasd en getierd tegen de opvattingen van voorgaande
filosofen en noemde zichzelf om die reden filosoof met de hamer, een bijnaam die
naderhand door velen instemmend is overgenomen. Nietzsche zag andere ideeën stuk voor
stuk als vooroordelen die het verdienden onder zijn hamerslagen te worden verbrijzeld.

• Vanzelfsprekend geworden zekerheden


Fabels maken de wereld een stuk simpeler, overzichtelijker. Daarom geloven wij mensen
graag in fabels. Immers, wat simpel en overzichtelijker is valt veel beter te beheersen. En
dat is precies wat alle mensen drijft: het verlangen om te heersen, een wil om macht te
hebben.
• Filosoof van het lichaam, in plaats van de geest/de ratio/het denken
Nietzsches zwakke gezondheid heeft hem misschien extra gemotiveerd om, anders dan de
filsofen vóór hem, het lichaam in het middelpunt van zijn filosofie te plaatsen. Om die reden
wordt hij vaak, naast filosoof met de hamer, ook filosoof van het lichaam genoemd.

• Kuddegeest
De rationaliteit waar mensen zo prat op gaan als een bijzonder hoogstaande kwaliteit is
volgens Nietzsche in feite teken van een kuddegeest: door die rationaliteit passen we ons
met zijn allen aan elkaar aan…

• Ordenende rationaliteit tegenover irrationaliteit


…We noemen onszelf ‘rationeel’ voor zover we in staat zijn de werkelijkheid netjes en
overzichtelijk te ordenen op een manier en in taal die voor iedereen te begrijpen is.
Nietzsche stelt dat de ordening van de werkelijkheid tot een overzichtelijk geheel in feite een
ontkenning van diezelfde werkelijkheid is, een ontkenning die we nodig hebben om chaos te
bedwingen en te beheersen. Tegenover deze ordenende rationaliteit staat van oudsher alles
wat we tot het lichaam rekenen, tot de sfeer van de zogenoemde irrationaliteit. Alles wat zich
niet zonder meer voegt naar de rationele ordening van de werkelijkheid (zoals begeerten,
verlangens, hartstochten), alles wat ongrijpbaar, onverklaarbaar of onbeheersbaar blijkt,
wordt als irrationeel beoordeeld/veroordeeld. Want omdat rationaliteit hoger wordt
gewaardeerd dan irrationaliteit, is dit oordeel ook een waardeoordeel: wat irrationeel is, is
minder waard.
Nietzsche draait deze waardering om. Het is juist de zogenaamde 'irrationaliteit' die
Nietzsches aandacht heeft. Begeerten, gemoedsaandoeningen, datgene wat in ons omgaat
en waarvoor we vaak de woorden niet kunnen vinden, staan volgens Nietzsche een stuk
dichter bij de realiteit dan alle rationaliteit bij elkaar.
Sterker nog: welbeschouwd zijn al onze zogenaamd 'rationele' theorieën, onze vertrouwde
waarden en normen, onze idealen en zekerheden geworteld in gevoelens. Vaak in
gevoelens van angst en vrees: voor verandering, het vreemde, onzekerheid, chaos. Kortom,
voor het leven zelf.

• Elementaire gevoelens van lust en onlust


‘Lust’ is het gevoel dat je krijgt bij iets wat je sterker, gezonder, krachtiger, vrolijker maakt;
kortom iets wat het leven bevordert.
Onlust ontstaat wanneer iets je krachten uitput, je vermoeid maakt, omdat het een sombere
en negatieve stemming in je opwekt.
Volgens Nietzsche streven we naar lust, maar hebben we vanwege dit streven ook onlust
nodig. Negatieve gevoelens dagen je uit om te ondernemen of je gewonnen te geven en
alleen in de beweging van onlust naar de overwinning ervan kan een gevoel van
krachtstoename, van macht, en dus van lust ontstaan.

• Geloof in een beheersbare werkelijkheid, tegenover de waarheid van het leven als
chaos, wanordelijk, grillig en beweeglijk
Als je daarin gelooft, geef je eigenlijk toe dat je het leven als een voortdurend spel van
beweging, verandering en strijd niet aankan. Wat het geloof daarin is een teken van
vermoeidheid en niet van kracht.
• Van mens naar Übermensch
De mens zoals we die tot nog toe kennen moet over zichzelf heen groeien, zichzelf
voorbijstreven, 'übermensch' worden, volgens Nietzsche. (Nietzsches filosofie wil meer zijn
dan alleen een neutrale beschrijving van de menselijke natuur. Hij wilde ook een aanwijzing
geven, een recept hoe je moet leven, hoe je over jezelf moet denken. Want weten hoe de
menselijke natuur in elkaar zit is één ding. Naar deze natuur te leven, dat zijn of worden wat
je eigenlijk (in werkelijkheid, in waarheid) bent, is iets heel anders.)
8.5.2 Dennett​

· Intentionaliteit:
De mogelijkheid van de geest om representaties te vormen.

· Materiële fysische werkelijkheid:


Daar moet de wetenschap alleen over gaan: de waarneembare, tastbare werkelijkheid.

· Hypothese van ‘mentale toestanden’:


Theorie die ervan uitgaat dat mentale toestanden niet onmiddellijk meetbaar zijn, maar dat je
die moet afleiden.

· Bewustzijn als intrinsieke intentionaliteit:


Een van Dennetts leermeesters stelde dat de wetenschap zowel het bewustzijn als de
intentionaliteit uit haar taal moest schrappen.
Dennett stemt in en stelt dat de hypothese van het bewustzijn volstrekt overbodig is. Dennett
meent aangetoond te hebben dat de vorm van intentionaliteit (het betrokken zijn op iets) die
kenmerkend zou zijn voor het bewustzijn (de zogeheten intrinsieke intentionaliteit: het
betrokken zijn op iets als iets, het fundament voor betekenis) een illusie is. En als deze
intentionaliteit niet bestaat, dan is er ook geen drager nodig: het bewustzijn kan dus
overboord worden gegooid.

· Bewustzijnsverschijnselen opvatten in fysische (natuurwetenschappelijke) termen


gerelateerd aan hersenen:
Dennett zou het liefst zien dat heel de filosofie van het mentale volgens strikt
natuurwetenschappelijke methoden zouden worden onderzocht en opgelost. Volgens
Dennett moet alles wat wij als innerlijk, geest of bewustzijn zien, uitgelegd worden in termen
van hersentoestanden en hersenprocessen.

· Naturalisme:
Benadering die natuurwetenschappelijke methode als enige en uitsluitende methode van
onderzoek accepteert, ook bij verschijnselen van de geest.

· Hoe zijn verschijnselen zoals in een bewustzijn mogelijk als dat niet bestaat: waar komt
betekenis vandaan?:
Het probleem dat Dennett natuurlijk op zijn beurt moet oplossen, is hoe hersentoestanden
en hersenprocessen betekenissen kunnen hebben, hoe die verschijnselen die we gewoonlijk
situeren in een bewustzijn mogelijk zijn.

8.7 Nietzsche:

· Filosoof met de hamer:


Zo noemde Nietzsche zichzelf omdat hij tegen opvattingen over filosofische antropologie van
de filosofen die hem voorgingen inging.

· Vanzelfsprekend geworden zekerheden:


Zekerheden waarvan uitgegaan wordt dat ze juist zijn omdat ze simpel en verklaarbaar
klinken.
· Filosoof van het lichaam, in plaats van de geest/de ratio/het denken:
Nietzsche plaatste in tegenstelling tot andere filosofen het lichaam in het middelpunt van zijn
filosofie. Hij werd daarom ook filosoof van het lichaam genoemd.

· Kuddegeest:
Door rationaliteit, waarvan mensen denken dat het een bijzonder hoogstaande kwaliteit is,
passen we ons met zijn allen aan elkaar aan.

· Ordenende rationaliteit tegenover irrationaliteit:


We noemen onszelf ‘rationeel’ voor zover we in staat zijn de werkelijkheid netjes en
overzichtelijk te ordenen op een manier en in taal die voor iedereen te begrijpen is.
Nietzsche stelt dat de ordening van de werkelijkheid tot een overzichtelijk geheel in feite een
ontkenning van diezelfde werkelijkheid is, een ontkenning die we nodig hebben om chaos te
bedwingen en te beheersen.
Tegenover deze ordenende rationaliteit staat van oudsher alles wat we tot het lichaam
rekenen, tot de sfeer van de zogenoemde irrationaliteit. Alles wat zich niet zonder meer
voegt naar de rationele ordening van de werkelijkheid (zoals begeerten, verlangens,
hartstochten), alles wat ongrijpbaar, onverklaarbaar of onbeheersbaar blijkt, wordt als
irrationeel beoordeeld en zo veroordeeld. Want omdat rationaliteit hoger wordt gewaardeerd
dan irrationaliteit, is dit oordeel ook een waardeoordeel/normatieve uitspraak: wat irrationeel
is, is minder waard.
Nietzsche draait deze waardering om. Het is juist de zogenaamde 'irrationaliteit' die
Nietzsches aandacht heeft. Begeerten, gemoedsaandoeningen, datgene wat in ons omgaat
en waarvoor we vaak de woorden niet kunnen vinden, staan volgens Nietzsche een stuk
dichter bij de realiteit dan alle rationaliteit bij elkaar.
Sterker nog: welbeschouwd zijn al onze zogenaamd 'rationele' theorieën, onze vertrouwde
waarden en normen, onze idealen en zekerheden geworteld in gevoelens. Vaak in
gevoelens van angst en vrees: voor verandering, het vreemde, onzekerheid, chaos. Kortom,
voor het leven zelf.

· Elementaire gevoelens van lust en onlust:


‘Lust’ is het gevoel dat je krijgt bij iets wat je sterker, gezonder, krachtiger, vrolijker maakt;
kortom iets wat het leven bevordert.
Onlust ontstaat wanneer iets je krachten uitput, je vermoeid maakt, omdat het een sombere
en negatieve stemming in je opwekt.
Volgens Nietzsche streven we naar lust, maar hebben we vanwege dit streven ook onlust
nodig. Negatieve gevoelens dagen je uit om te ondernemen of je gewonnen te geven en
alleen in de beweging van onlust naar de overwinning ervan kan een gevoel van
krachtstoename, van macht, en dus van lust ontstaan.

· Geloof in een beheersbare werkelijkheid, tegenover de waarheid van het leven als chaos,
wanordelijk, grillig en beweeglijk:
We verlangen ernaar orde te scheppen in een chaotische werkelijkheid, een wereld stil te
leggen die in feite voortdurend in beweging is. Want zo’n geordende wereld is beter te
beheersen dan een chaotische, wanordelijke, grillige en beweeglijke werkelijkheid.
Wanneer we ons vastbijten in het geloof in een beheersbare werkelijkheid en deze
werkelijkheid voor de ware houden, dan is dat volgens Nietzsche uiteindelijk geen teken van
kracht, maar van vermoeidheid: wie een dergelijke illusie aanhangt geeft in feite toe dat hij
het leven als een voortdurend spel van beweging, verandering en strijd niet aankan.

· Van mens naar Übermensch:


De mens zoals we die tot nog toe kennen moet over zichzelf heen groeien, zichzelf
voorbijstreven, 'übermensch' worden, volgens Nietzsche. Nietzsches filosofie wil meer zijn
dan alleen een neutrale beschrijving van de menselijke natuur. Hij wilde ook een aanwijzing
geven, een recept hoe je moet leven, hoe je over jezelf moet denken. Want weten hoe de
menselijke natuur in elkaar zit is één ding. Naar deze natuur te leven, dat zijn of worden wat
je eigenlijk (in werkelijkheid, in waarheid) bent, is iets heel anders.

Filosofen: hun mensvisie of visie op mens-zijn aan de hand van de bovenstaande


begrippen

8.2 Plato (194-203):


Volgens Plato kun je de ziel zien als gevleugeld tweespan bestaande uit een menner en 2
paarden. De menner (nous) staat voor de geest/rede, die de ziel (heel het span) moet
besturen en 2 paarden moet leiden. Het ene paard is het goede van de mens: moed en het
andere paard is het slechte van de mens: begeerte.
Volgens Plato is erotiek niet alleen liefde voor het mooie lichaam hebben, maar ook het
verlangen bij de minnaar ontwikkelen in plaats van dom achter iemand aan rennen (en dus
niet alleen denken aan lichamelijk genot). Hij koppelt dit aan het begrip en de eigennaam
Eros. Plato ziet de mens als tussenwezen die hangt tussen 2 uitersten, net als bij de demon
Eros. Deze twee uitersten bij de mens zijn: totaal volmaakt en totaal ontbreken, maar die
worden nooit volledig bereikt. Je verlangt naar waar je weinig van hebt.
De mens kan zich dingen voorstellen die niet nu gebeuren en worden waargenomen door
hun zintuigen. Omdat mensen dit vermogen hebben worden ze ook wel het transcenderende
wezen genoemd. Ze overschrijden namelijk de 'gewone' werkelijkheid.

8.4 Descartes (209-210):


De mens bestaat uit het stoffelijke: res extensa en uit het onstoffelijk, niet meetbare: res
cogitans. De lichaam en geest zijn 2 aparte dingen maar zijn toch vermengd in de mens. De
geest is als een kapitein op een schip: lichaam. Maar ze zijn wel nauw verbonden met
elkaar. Anders zouden wij pijn zien met onze zuivere verstand net als een kapitein een breuk
in zijn schip ziet maar die niet voelt

8.5.2 Dennett (211-212):


Volgens Dennett zou je alles via de wetenschap van de natuur moeten doen. Geest en ziel
zijn onzin. Je moet ze bekijken via de hersenprocessen en toestanden. Hij zegt dat gericht
zijn op iets als iets (bewustzijn) een illusie is want als het richten op iets (intentionaliteit) niet
bestaat dan is er ook geen drager(als iets) niet nodig, dus is het bewustzijn onzin.

8.7 Nietzsche (217-221):


Nietzsche plaatste in tegenstelling tot andere filosofen het lichaam in het middelpunt van zijn
filosofie en werd daarom ook wel filosoof van het lichaam genoemd. Ook was hij tegen
opvattingen over filosofische antropologie van de filosofen die hem voorgingen. Daardoor
werd hij ook wel filosoof met de hamer genoemd.
De mens noemt zichzelf rationeel en geeft de normatieve uitspraak: alles wat irrationeel is, is
slecht. Nietzsche draait deze waardering om. Het is juist de zogenaamde 'irrationaliteit' die
Nietzsches aandacht heeft. Begeerten, gemoedsaandoeningen, datgene wat in ons omgaat
en waarvoor we vaak de woorden niet kunnen vinden, staan volgens Nietzsche een stuk
dichter bij de realiteit dan alle rationaliteit bij elkaar.
Volgens Nietzsche streven we naar lust, maar hebben we vanwege dit streven ook onlust
nodig. Negatieve gevoelens dagen je uit om te ondernemen of je gewonnen te geven en kan
het tegenovergestelde opwekken, het gevoel van lust.
Ook vind Nietzsche dat als je streeft naar een beheersbare wereld, dat je de strijd eigenlijk
niet aankan en dat het juist een teken van vermoeidheid is, niet van kracht.
Tot slot is hij ervan overtuigd dat de mens zich nog verder moet ontwikkelen, 'übermensch'
worden, volgens Nietzsche. Nietzsches filosofie wil meer zijn dan alleen een neutrale
beschrijving van de menselijke natuur. Hij wilde ook een aanwijzing geven, een recept hoe je
moet leven, hoe je over jezelf moet denken. Want weten hoe de menselijke natuur in elkaar
zit is één ding. Naar deze natuur te leven, dat zijn of worden wat je eigenlijk (in werkelijkheid,
in waarheid) bent, is iets heel anders.

You might also like