Professional Documents
Culture Documents
H2 de Wetenschap Der Politiek
H2 de Wetenschap Der Politiek
H2 de Wetenschap Der Politiek
3.2 Behavioralisme
Willen gedrag verklaren via statistische veralgemeningen!
Focus op waarneembaar gedrag van actoren
=/= behaviorisme (psychologie: geconditioneerde reacties), maar haalde er wel inspiratie uit, nl
gedrag komt door stimulus-responsproces -> psychologisch/sociologisch denkkader
Past positivisme toe op studie v sociale werkelijkheid: enkel het empirisch waarneembare is
belangrijk
Verklaringen zijn causaal (directe oorzaak-gevolg): er moet een duidelijke voorgaande reden
(verifieerbare verklarende theorie) zijn waarom iets zich gaat voordoen -> soc wet moet volgens
hen op exacte wet lijken
Kwantitatieve methode: geen focus op anekdotische case, maar op zo veel mogelijk cases
Ontstaan: ’50-’60, uit onvrede met ‘oude institutionalisme’, dat zich enkel bezighield met formele
structuren en instellingen -> werd populair toen natwet methodes in soc wet als ideaal werden
voorgesteld
Instellingen zijn een spiegel vd msp
Bestuderen:
o Voornamelijk algemene context van menselijk gedrag: kijken eerder naar de individuen
op zich dan naar de positie die zij binnen een instelling innemen
o Ook de manier waarop menselijke gedachten tot uiting komen in concreet gedrag
Centrale vraag: waarom gedragen mensen zich zoals ze zich gedragen?
o Antwoord moet gebaseerd zijn op observeerbaar gedrag en empirische toetsing
Theorieën moeten falsifieerbaar zijn, (direct) toepasbaar op sociale problemen en
interdisciplinair
Kritiek:
o Te statisch, conservatief en systeembevestigend (houden zich niet bezig met de
mogelijkheden van verandering)
o Te veralgemenend
3.3 Institutionalisme
Willen gedrag verklaren dmv instellingen!
3.4 Rationele-keuzebenaderingen
Willen gedrag verklaren en deduceren vanuit het eigenbelang (de meest nuttige optie) van individuen!
Ontstaan midden jaren ‘50
Invloedrijk werk: “An Economic theory of democracy” van Downs
partijen: één actor met één wil, gericht op machtsdeelname
Economisch denkkader met eengemaakte, rationeel handelende actoren
o Vb. partijen als 1 actor met 1 wil en kiezers die perfect normaal verdeeld (Gausscurve)
zijn over het politieke spectrum
3.4.2 Uitgangspunten
Het is mogelijk het gedrag van actoren te voorspellen zonder specifieke kennis te hebben over die
actoren zelf. Benodigdheden:
o Het doel van de mensen
o De alternatieven waarover ze beschikken
Mens = homo economicus: hecht enkel waarde aan wat hem nut oplevert
Individuen wegen pay-offs tegen elkaar af
Instellingen zijn een medium voor individuele strategieën
Steeds meer beïnvloedende factoren worden toegevoegd -> complexe wiskunde berekeningen
Kritiek:
o Te wereldvreemd en te gefocust op structuren ipv individuen
o Zwak empirical record -> blijft dus vooral een theorie
3.4.3 Speltheorie
Hier: mens = homo politicus: via logisch-mathematische wijze berekenen met welke strategie een
actor in een bepaald spel de maximaal mogelijke opbrengst kan bereiken (MAAR: rekening
houden met gedrag van andere actoren = cruciaal)
Spel = abstractie van een conflictsituatie
Veronderstelling: de spelers zijn rationeel via nutsmaximalisatie
Verschillende soorten spelen:
o Volledige vs onvolledige informatie (statisctische spelen)
o 1 keer spelen vs herhalen
o Tweepersoonsspel = 2-persons game = eenvoudigste spelsituatie
o Nulsomspel = zero sum game: de ene speler wint wat de andere verliest -> eindsom is
gelijk aan nul vs niet-nulsomspel: eindsom is niet gelijk aan nul
o Coöperatieve spelen: er zijn onderlinge afspraken en communicatie vs niet-coöperatieve
spelen: er is geen onderlinge communicatie
Kritiek:
o Te wereldvreemd en te gefocust op
structuren ipv individuen
o Is niet echt een theorie, maar eerder een
analysekader
o Bounded rationality: rationaliteit heeft soms een niet-rationele basis; rationeel gedrag
berust op geïnternaliseerde normen en verwachtingen vd sociale en culturele omgeving,
vb. verwachten dat afspraken (altijd) gerespecteerd gaan worden
3.5 Systeembenaderingen
Willen gedrag verklaren dmv een politiek systeem
Uitgangspunt: niet het individu, maar een politiek stelsel, waarbinnen het handelen van
afzonderlijke actoren inhoud en betekenis krijgt
Centraal: politiek systeem en de interactie vh pol systeem met de omgeving -> overheid cruciale
rol
2 onderverdelingen:
o (Structureel-)Functionalisme:
Uitgangspunt: organicisme (organic analogy): msp als biologisch organisme, de
functies vd verschillende onderdelen is het in stand houden van het groter
geheel
Kijken meer naar gevolgen dan oorzaken
Verder uitlegd in 3.7 !
o Algemene systeemtheorie:
Uitgangspunt: afzonderlijke elementen oefenen invloed uit op elkaar en vormen
een geheel (dat meer is dan de som vd samenstellende delen)
Er is een grens tussen het systeem en de omgeving: processen binnen het
systeem kunnen verklaard worden door de werking vh systeem en niet door de
factoren erbuiten
Zeer algemene theorie die zowel breed als beperkt is:
Breed: het zegt iets over heel wat verschillende actoren, instellingen,
etc.
Beperkt: het zegt daarover eigenlijk best weinig -> geen concrete
uitspraken mogelijk
Kringloop: input-output + feedback
Easton (The political system) bedacht het bekendste voorbeeld ve
systeembenadering
Kritiek:
o Het abstracte karakter vd benadering zorgde ervoor dat het vooral een begrippenkader
heeft opgeleverd, maar dat het in de empirie moeilijk toe te passen is -> maakt niet
altijd het onderscheid tussen wat in pol systemen cruciaal is en wat niet
We moeten deze betekenis interpreteren en zien hoe mensen die construeren. Om acties, instellingen,
etc. te begrijpen, moeten we eerst de overtuigingen en voorkeuren vd betrokkenen kennen.
3.8 Marxisme
Willen gedrag verklaren dmv economische verhoudingen
Politiek marxisme vs marxisme als politiek-wetenschappelijk paradigma:
o Beiden zijn niet onlosmakend verbonden met elkaar, maar je kan ze onmogelijk volledig
scheiden van elkaar
o Maar het marxisme politicologisch paradigma is wel sterk veranderd sinds de dood van
Marx
3.8.1 Uitgangspunten
Foundationalist ontologie: er is een werkelijke wereld daarbuiten die zelfs enkele (verborgen)
essentiële processen en wetmatigheden bevat die het sociale leven bepalen
Gebruikt dialectiek als wetenschappelijke methode: via tegenstellingen de waarheid zoeken
o Tegenstellingen tussen these en antithese, die opgeheven worden in de synthese
Kenmerken:
o Economisme: economische relaties zijn het belangrijkste, alle andere verhoudingen zijn
hiertoe te reduceren
o Determinisme: economische verhoudingen determineren het sociale en politieke leven
Politieke instellingen = een afspiegeling vd economische verhoudingen
Dus (eigendoms)verhouding tov productiemiddelen bepalen welke waarden of idealen
iemand heeft
De economische basis (onderbouw) determineert de superstructuur (bovenbouw),
waardoor politieke actoren of media over weinig autonomie beschikken
o Materialistisch: materiële relaties en condities scheppen ideeën -> de heersende ideeën
zijn de ideeën vd heersende (bezittende) klasse
o Structuralistisch: economische structuren bepalen het gedrag van sociale actoren, die
enkel beschouwd worden als dragers ve structurele positie
Vb. de staat is enkel de hoeder vd belangen vd heersende klasse, er is geen
ruimte voor vrije keuze
Voorspelde einde: klasseloze msp, de interne tegenstellingen vh kapitalisme zou ervoor zorgen
dat dit systeem vroeg of laat zal instorten
3.8.2 Betekenis
Veranderingen in economische verhoudingen vertalen zich
in sociale en politieke aanpassing
Centraal: wie wordt daar beter of slechter van? Welke
belangen dienen politieke voorstellen? Waarom worden
fenomenen geframed op een bepaalde wijze?
Wereldsysteemanalyse (Wallerstein): een deel vd kritische
stroming binnen internationale bertekkingen
Wijst op belang van globalisering
Kritische theorie (critical theory): sociologen moeten proberen uitbuiting en dominantie te
overkomen
o Dit vinden we ook terug bij de Frankfurter Schule: veel aandacht voor culturele factoren
vh kapitalisme, waarbij waarheden of waarden niet meer belangrijk zijn, maar de mens
kritiekloos en passief maken
4 Uitleiding
Geen enkel paradigma zal politieke acties ooit (volledig) kunnen verklaren.
Politiekwetenschappelijke benaderingen =/= ideologie (-> zie H3)