Casus 13 Broodje Aap of Broodje Pindakaas

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 10

Casus 13 Broodje aap of broodje

pindakaas?
1. Wat is cellulaire ademhaling?
De catabolische reactie (afbraak van complexe stoffen) wordt de cellulaire ademhaling
genoemd. Met name glucose wordt in cellen afgebroken waarbij energie vrijkomt en wordt
opgevangen in de vorm van ATP. Het vrijmaken van ATP gebeurt door het oxideren van
glucose. Dit gebeurt in 3 fasen: de glycolyse, de citroenzuurcyclus (Krebscyclus) en de
oxidatieve fosforylering. Er zijn twee soorten fosforylering:
- Substraat-level fosforylering: dit vindt plaats wanneer een hoge-energie
fosfaatgroep direct wordt overgedragen vanuit een gefosforyleerd substraat naar
ADP. Dit gebeurt 2x tijdens de glycolyse en 1x tijdens elke keer dat de
citroenzuurcyclus plaatsvindt. De enzymen die hier verantwoordelijk voor zijn
bevinden zich in het cytosol en in de waterige matrix in de mitochondria (waar de
citroenzuurcyclus plaatsvindt).
- Oxidatieve fosforylering: vindt plaats door transport van elektronen en vindt plaats
op het membraan van de mitochondria. Oxidatieve fosforylering is een voorbeeld van
een chemiosmotisch proces (koppelt de beweging van substanties over membranen
aan chemische reacties).
a. Glycolyse
i. Bèta-oxidatie
De glycolyse is onderdeel van de oxidatie van glucose waarbij energie vrijkomt. De glycolyse
vindt plaats in het cytosol van de cel. De glycolyse bestaat uit 10 chemische stappen en
verandert glucose in twee pyrodruivenzuur moleculen. Alle stappen zijn omkeerbaar behalve
de eerste, waarin glucose dat de cel binnenkomt gefosforyleerd wordt tot glucose-6-fosfaat.
Glycolyse is een anaeroob proces en gebruikt dus geen zuurstof. De glycolyse is op te delen
in 3 belangrijkste fases.

Fase 1, suiker activatie


In fase 1 wordt het glucose gefosforyleerd en omgezet tot fructose-6-fosfaat, wat vervolgens
weer gefosforyleerd wordt. Deze 3 stappen verbruiken twee ATP-moleculen en brengt
fructose-1,6-bifosfaat op. De twee afzonderlijke reacties van suiker met ATP geven de
activatie energie die nodig is om de basis te leggen voor verdere fases van de glycolyse.
Daarom wordt fase 1 ook wel eens de energie investeringsfase genoemd.

Fase 2, suiker deling


Gedurende fase 2 wordt fructose-1,6-bifosfaat gesplitst in twee 3-koolstof fragmenten, die
als 2 isomeren voor kunnen komen; glyceraldehyde-3-fosfaat en dihydrocyaceton-fosfaat.

Fase 3, suiker oxidatie en ATP-vorming


In fase 3 (bestaat eigenlijk uit 6 stappen) gebeuren 2 belangrijke dingen.
- Eerst worden de twee 3-koolstof fragmenten geoxideerd door het verwijderen van
waterstof, dat wordt opgepikt door NAD + .
- Ten tweede, worden er anorganische fosfaatgroepen Pi gebonden aan elk geoxideerd
fragment via een binding met een hoge energie. Later wanneer deze fosfaatgroepen
eraf worden gehaald. Komt er genoeg energie vrij om 4 ATP-moleculen te vormen.
Het uiteindelijke product bestaat uit 2 moleculen pyrodruivenzuur, twee moleculen
NADH+H+ en netto 2 ATP-moleculen.

Pyrodruivenzuur heeft de formule C3H4O3 en glucose C6H12O6. Pyrodruivenzuur kan


vervolgens de citroenzuurcyclus ingaan of worden omgevormd in melkzuur, afhankelijk van
de aanwezigheid van zuurstof. De bruto reactie is: glucose + 2 ATP  2 pyruvaat + 4 ATP + 2
NADH. Dus netto ontstaan er twee pyruvaat, twee ATP en twee NADH-moleculen voor de
glycolyse van één glucosemolecuul.

Beta-oxidatie
Als er geen glucose beschikbaar is, zal
vet worden afgebroken.
Vetzuren worden naar de mitochondriën
getransporteerd.
De vetzuren worden gebruikt voor de C-atomen,
zodat deze aan acetyl-CoA binden. Acetyl-CoA
kan weer de creb-cylcus in.
Beta-oxidatie gebruikt NAD als
elektronenacceptor tijdens katabolisme.
b. Citroenzuurcyclus (hoeft niet in detail)
De citroenzuurcyclus, of ook wel Kreb cyclus of tricarboxyl zuur cyclus genoemd, zet
pyrodruivenzuur om in verschillende stoffen waarbij veel energie vrijkomt. De
citroenzuurcyclus heeft zelf geen O2 nodig, maar heeft extern wel O2 nodig om NADH,H+
weer om te kunnen zetten naar NAD+ . De citroenzuurcyclus vindt plaats in de
mitochondriën. Omdat pyrodruivenzuur een geladen molecuul is moet het de mitochondria
binnen gaan via actief transport met behulp van eiwitten. Eenmaal in het mitochondrion
komt eerst de transitiefase die pyrodruivenzuur omzet in acetyl CoA. Dit gebeurt volgens
drie stappen:
1. Decarboxylatie: in deze stap wordt een koolstof verwijderd van pyrodruivenzuur en
afgegeven als CO2. CO2 diffundeert vanuit de cellen naar het bloed om door de
longen verwijderd te worden, dit is de eerste keer dat er CO2 vrijkomt tijdens de
cellulaire ademhaling.
2. Oxidatie: het overige 2 koolstof fragment (azijnzuur) wordt geoxideerd door de
waterstofatomen te verwijderen die worden opgepikt door NAD+.
3. Formatie van acetyl CoA: azijnzuur wordt gecombineerd met co-enzym A om het
reactieve eindproduct te maken, acetyl CoA. Co-enzym A is een zwavelhoudend co-
enzym dat wordt gemaakt uit vitamine B5.

Acetyl CoA is nu klaar om de citroenzuurcyclus in te gaan en om compleet te worden


afgebroken door enzymen in de mitochondria. Coenzym A brengt het 2 koolstof zuur naar
een enzym dat het samenvoegt met oxaalzuur om zo citroenzuur te vormen. Als de cyclus
door de 8 stappen gaan wordt het citroenzuur vervormd om verschillende moleculen te
vormen, keto zuren genaamd. Het azijnzuur dat de cyclus ingaat wordt afgebroken, koolstof
per koolstof en geoxideerd, waardoor er NADH+ H+ wordt gevormd en FADH2 . Op het einde
van de cyclus, is het azijnzuur compleet verwijderd van het oxaalzuur wat opnieuw gevormd
wordt (het pick-up molecuul)

Opbrengst transitiefase: 1 CO2 en 1 NADH


Opbrengt citroenzuurcyclus: 2 CO2, 1 FADH2, 3 NADH+H+ en 1 ATP
Netto per glucose: 2 GTP, 6 NADH, 2 FHDH, 6 CO2
6 H2O gaat erin,

c. Oxidatieve fosforylering
i. Chemiosmotische theorie Mitchell
Het recyclen van ADP om er weer ATP van te maken gebeurt voornamelijk door oxidatieve
fosforylering. Dit is het proces waarin ATP wordt gevormd uit de verplaatsing van elektronen
van NADH of FADH2 naar O2 door een aantal elektronendragers. Dit proces vindt plaats in
de mitochondriën. Deze mitochondriën bevatten een veel gevouwen binnenste membraan
een buitenste membraan. De plooien die het binnenste vormen worden cristae genoemd.
De citroenzuurcyclus gebruikt geen zuurstof, alleen de elektronentransportketen gebruikt dit
wel. De oxidatieve fosforylering vindt plaats in de cristae.

Tijdens de elektronentransportketen wordt waterstof verwijderd en gebonden aan zuurstof


om zo water te vormen. De energie die vrijkomt bij deze reactie wordt aan Pi groepen
gegeven die aan ADP binden en zo ATP vormen. Bij de oxidatieve fosforylering komen de
NADH+H+ en FADH2 terecht bij het binnenste membraan aan de zijde van de matrix. Hier
geven ze aan speciale eiwitcomplexen hun H+ en elektronen af.

Deze eiwitcomplexen sturen de H + het binnenste membraan uit en transporteren de


elektronen naar volgende eiwitcomplexen. Het transport van elektronen gaat door middel
van ubiquinone en cytochroom-C. Het vrijmaken van elektronen levert de energie die
gebruikt wordt om de H+ uit het membraan te pompen. Op het einde vormen de elektronen
H2O samen met 2 H+ en 0.5 O2. De H+ buiten het binnenste membraan zorgt voor:
- pH gradiënt met zuur aan de buitenkant;
- Voltagegradiënt welke positief is aan de buitenkant en negatief in de matrix. Deze
twee gradiënten zorgen ervoor dat H+ de cel in wil. De H + kan alleen naar binnen
door ATPsynthase. Dit is een soort turbine die door middel van H+ ADP aan P plakt en
daarmee ATP vormt. Het proces van ATP-vorming door osmose van H + heet chemi-
osmose. NADH+H+ en FADH2 zijn co-enzymen voor complex I en II.

Er zijn vijf complexen betrokken bij oxidatieve fosforlyering:

Eiwitcomplex I (elektronentransport keten)


Complex I wordt het NADH-dehydrogenase complex (reductase) genoemd. Het katalyseert
twee stoffen tegelijk:
- De overdracht van protonen en elektronen van NADH naar ubichinon-10, ook gekend
als coënzyme q,: NADH + H+ + Q → NAD+ + QH2.
o Het QH2 dat zo gevormd is, heet ubichinol. Dit ubichinol diffundeert door de
binnenmembraan naar complex III.
- Het transport van vier protonen van de matrix naar de cristae in het mitochondrion.
Dit draagt dus bij aan de vorming van de protonengradiënt. De energie voor dit
transport wordt geleverd door de energierijke elektronen van NADH.

Eiwitcomplex II
Complex II wordt ook wel succinaat-dehydrogenase complex(reductase) genoemd. Het is
het enige membraangebonden eiwit dat deel uitmaakt van de citroenzuurcyclus en een
tweede toegangspoort tot de oxidatieve fosforylering is. Het katalyseert de stap waarbij
succinaat wordt geoxideert naar fumaraat. Daarbij worden twee protonen en twee
energierijke elektronen overgedragen naar FAD, zodat FADH2 ontstaat. De elektronen van
FADH2 worden vervolgens weer overgedragen aan ubichinone/coenzym Q10 via de ijzer-
zwavelcentra van complex II. Ook nu wordt er ubichinol gevormd, dar naar complex III
diffundeert. In tegenstelling tot complexen I, II en IV pompt complex II een protonen naar de
IMR en draagt zo dus niet bij aan de productie van ATP.

Eiwitcomplex III
Complex III wordt ook wel cytochroom bc1-complex dehydrogenase complex(reductase)
genoemd. In dit complex doorloopt ubichinol de zogenaamde Q-cyclus, waarbij:
- Twee keer twee protonen van de matrix naar de cristae worden getransporteerd
- Twee keer cytochroom c1 wordt gereduceerd.
o Het gereduceerde cytochroom c1 zal met zijn elektronen naar complex IV
gaan. Complex III werkt dus als verdeler om 2 elektronen van 1 co-enzym Q te
verdelen over 2 cytochroom c moleculen die elk maar 1 elektron kunnen
vervoeren.

Eiwitcomplex IV
Complex IV wordt ook wel cytochroom oxidase(a3 complex) genoemd. De reductie van
zuurstof tot water heeft vier elektronen nodig. Cytochroom C moleculen zullen deze
elektronen leveren.
- Energie wordt aan 0.5 O2 en 2 H+ om H2O te vormen
- H + naar intermembraneuze ruimte
o Met deze vier elektronen en vier protonen uit de matrix wordt het zuurstof
gereduceerd tot water. Tijdens deze reactie worden vier andere protonen
gepompt van de matrix naar de cristae.

Eiwitcomplex V (chemi-osmose)
Complex V is een Proton-translocase ATPase complex (F-type ATPase). F-type ATPases
spelen een zeer centrale rol in de energiehuishouding van bijna alle organismen. Zij zorgen
voor de aanmaak van ATP uit ADP en anorganisch fosfaat (Pi). Dit doen zij aan de hand van
een protonengradiënt. F-type ATPases bestaan uit twee delen:
- F0: is een roterend gedeelte dat verankerd is in een membraan;
- F1: is het gedeelte waarin ATP wordt gesynthetiseerd.

Bij eukaryoten komt het F-type ATPase voor in de binnenste membraan van de
mitochondriën. De werking van deze enzymen is enigszins vergelijkbaar met de werking van
een watermolen: een hoogteverschil (protonengradiënt) zorgt ervoor dat er water
(protonen) gaat stromen langs het rad van de watermolen (F-type ATPase). Dit rad (F0) gaat
daardoor bewegen. Het rad is via een as gekoppeld aan de machine (F1).

Het hart van de ‘machine’ wordt gevormd door drie paren van twee 'malletjes' (drie paren
van een alfa- en een beta-subunit), waarin het product uit de bouwstoffen wordt gevormd.
Deze drie paren zitten als in een ring rond de as (gamma-subunit) van de machine. In elk van
de drie paren hebben de twee malletjes een verschillende vorm en onderlinge positie
(conformatie). In het eerste paar is de conformatie zodanig, dat de malletjes open staan
voor de bouwstoffen (ADP en Pi). In het tweede paar malletjes worden de bouwstoffen bij
elkaar gebracht en samengevoegd tot het product (ATP). Het derde paar van malletjes is in
een gesloten conformatie.
Wanneer het rad en de daaraan gekoppelde as een 1/3 slag draait, verandert daardoor de
conformatie van elk van de subunits in de ‘machine’. Het eerste paar gaat van de open
conformatie naar de conformatie waarin de bouwstoffen worden samengevoegd. In dit
eerste paar wordt nu dus ATP gevormd uit ADP en Pi. In het tweede paar is het product nu
gevormd, dit paar gaat naar de gesloten conformatie. Het
product wordt daarbij ‘uitgestoten’. Uit dit tweede paar
komt het gevormde ATP vrij. Het derde paar gaat van de
gesloten conformatie over in de open conformatie, hier
komen de bouwstoffen ADP en Pi nu naar binnen. Als de
as opnieuw een 1/3 slag draait, herhaalt dit proces zich.
Uit het eerste paar subunits komt nu ATP vrij, dit paar
gaat naar de gesloten conformatie. Het tweede paar
subunits gaat open en ontvangt ADP en Pi. In het derde
paar subunits wordt nu ATP gevormd uit ADP en Pi.
Wanneer de as opnieuw een 1/3 slag draait, is er een
cyclus voltooid. De as heeft dan een hele slag gedraaid,
waarbij dan 3 moleculen ATP zijn gevormd. En zo blijft het
proces zich herhalen.

10 NADH  30 ATP
2 FAHDH  4 ATP
= 34 ATP
Met glycolyse en alles erbij is het netto 38 ATP

In de chemi-osmotische theorie van Mitchell wordt de beweging


van de elektronen door het elektronentransportketen beschreven.
Deze theorie verklaart hoe H+ -ATPases de energie gebruiken, die
opgeslagen is in een transmembraan H+ -gradiënt, om ADP in ATP
om te zetten. Energierijke elektronen uit de citroenzuurcyclus
geven energie af in een serie redoxreacties, waarbij uiteindelijk O2
wordt omgezet in H2O. Deze energie wordt gebruikt om een
protonengradiënt te creëren (hogere H+ - concentratie in de
intermembraanruimte, die dus ontzettend zuur is). Deze
protonengradiënt drijft de synthese van ATP aan. ATP levert
energie voor zeer veel enzymatische en cellulaire processen.

Als de eiwitcomplexen worden ontkoppeld, kan H+ niet


terugvloeien naar matrix  geen ATP, maar warmte. Dit gebeurt
in bruin vet-weefsel.

2. Werking van aziden en cyaniden?


a. Chemische structuur en toxicologie
Cyanide is een chemische (drievoudige) verbinding tussen een koolstofatoom en een stikstof
atoom. De bekendste stof die zo’n binding bevat, is cyaankali, wat het kaliumzout is van
blauwzuur. Kaliumcyanide is een sterk en snel werkend vergif dat inwerkt op de
celademhaling. Het is extreem dodelijk doordat het de celademhaling verstoort door binding
met cytochroom oxidase (complex IV van de oxidatieve fosforylering). Bovendien bindt het
net als CO zeer sterk aan ijzer in hemoglobine in het bloed, zodat de zuurstoftransport in het
lichaam verhindert wordt. De toxische dosis is 50-200 mg. En de LD50 is 2,857 mg/kg
lichaamsgewicht.

Cyanide is uiterst giftig en dat komt doordat het bindt aan een enzym genaamd cytochroom
A3 (ook wel complex IV), het zorgt er dan voor dat het elektronentransport wordt geremd.
Door deze binding wordt de aërobe dissimilatie geremd, dus de celademhaling. Het lichaam
reageert hierop door anaeroob ATP vrij te maken. Hierbij wordt alleen veel lactaat gemaakt,
waardoor de pH gaat dalen. Aangezien de hoeveelheid ATP steeds blijft dalen, kan er op een
gegeven moment geen H2O meer worden gemaakt, met als gevolg dat er ook geen O2 meer
verbruikt wordt.

Verder bindt cyanide ook nog aan het ijzer uit hemoglobine waardoor de affiniteit tussen
heem en zuurstof wordt vergroot. Het gevolg hiervan is, is dat O2 bijna niet meer loslaat. De
persoon die vergiftigd is, gaat dieper en sneller ademhalen om toch proberen de metabole
eisen te halen, maar dit leidt tot bewusteloosheid en uiteindelijk tot de dood. De nieren en
de lever kunnen cyanide afbreken, maar alleen dan in een andere vorm, namelijk
cyanocobalamine (vitamine B12). Dit ontstaat wanneer hydroxocobalamine intraveneus
wordt toegediend aan de persoon. Dit gaat dan namelijk binden en zo ontstaat een andere
vorm van vitamine B12.

Bij cyaankali wordt het dissimileren ook geblokkeerd en ontstaat er veel lactaat, vervolgens
krijgt het centraal zenuwstelsel geen zuurstof meer (doordat cyaankali ook aan hemoglobine
bindt) waardoor het gehele lichaam stopt, het hart klopt alleen nog een poos door.

De lever maakt van azide stikstofoxide en dit worden uitgescheiden door de nieren.

Natriumazide is ook een stof dat voor letale problemen kan zorgen, het is zowel kleur- als
geurloos. Natriumazide bindt aan heem, op eenzelfde manier als koolmonoxide dat doet.
Hierdoor wordt cytochroom C oxidase geïnhibeerd en het vervolg is dat de celademhaling
ook hierbij wordt geremd. Cytochroom c in tussen membraan. Bij het zuiveren van
edelmetalen en het verbranden van PVC komen deze stoffen vrij.

Ze binden aan heme (3-waardig ijzerion) in het cytochoom c oxidase complex. Dit gebeurt
ook bij rode bloedcellen.

Thodanese zet thiosulfaat om in thiocynaat. De andere manier van afbraak is


hydroxycobalamine

Mocht je vergiftigd zijn met een van deze twee zal de aerobe dissimilatie snel om moeten
gaan in anaerobe dissimilatie  veel lactaat.
HR gaat eerst omhoog en daarna snel naar beneden. Bloeddruk zal eerst ook stijgen en
daarna snel en flink dalen.
b. Waar worden ze normaal voor gebruikt?
Cyanide kent vele (industriële) toepassingen. Het wordt onder andere gebruikt om goud uit
gesteente te winnen in goudmijnen. Verder wordt het toegepast in elektrodepositie,
metallurgie, sieraden industrie en fotografie. In het verleden zijn cyaniden gebruikt als
rattengif en insecticiden.

Natriumazide wordt gebruikt in ziekenhuizen en laboratoria als biocide, bacteriedoder.


Vroeger werd het ook in airbags gebruikt om stikstofgas te genereren dat de airbags
opblaast. Natriumazide is echter toxisch en mogelijk instabiel en in latere generatie van
airbags is het vervangen door minder gevoelige en toxische gasvormende explosieven.

c. Waar grijpen ze aan in de cellulaire ademhaling?

You might also like