Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Aldo Kempen

Student ID: 10650954


Werkgroep docent: Marjolein Lanzing
Werkgroep nummer: 6

Om uw opdracht correct in te leveren gaat u op Blackboard naar ‘Opdrachten’ *klik* eerste


meeneemtentamen: vermeld in de titel (in deze volgorde): 1. De naam van uw WG-docent, 2.
het nummer van uw WG, 3. uw eigen naam, 4. uw studentnummer. Ga naar 2. Inhoud
toevoegen *klik* bladeren: upload uw tentamen en *klik* vergeet niet uw document te
verzenden.

1. Epicurus, ‘Letter to Menoecus’ & Mill, Utilitarianism

Epicurus en Mill kunnen beiden als vertegenwoordigers van het hedonisme geïnterpreteerd
worden. Leg uit. In welke opzichten verschillen deze hedonistische theorieën van elkaar?

Hedonisme is de theorie dat geluk/genot het enige intrinsiek waardevolle is en dus het
hoogste doel is. Al het andere heeft slechts instrumenteel belang in ons leven. We moeten
volgens deze theorie dus streven naar een leven met zo veel mogelijk geluk.
Epicurus en Mill kunnen beide als hedonisten geïnterpreteerd worden omdat ze van mening
zijn dat geluk het hoogste doel is in het leven. Volgens hen moeten we streven naar het
zoveel mogelijk voelen van geluk, het gaat dus om de ervaring er van.
Toch zijn er veel verschillen tussen beiden. Epicurus vond namelijk dat geluk alleen
bereikbaar is door een onverstoorbare gemoedstrust te hebben, ataraxia. Om deze
gemoedsrust te bereiken moet je niet vrezen voor de dood en alleen realiseerbare verlangens
hebben en dus niet te veel wensen. Stel dat je gelukkig wordt van ademen dan is dat goed,
terwijl als je alleen blij wordt van de meest verfijnde poëzie dan moet je die verlangens
bijstellen omdat je door die hoge verlangens eerder teleurgesteld zou kunnen worden.
Mill is het hier echter niet mee eens en zegt wel dat er kwaliteitsverschillen zijn binnen geluk.
Volgens hem kiezen mensen die zowel een lage kwaliteit van genot kennen (pushpin/een
dom spelletje spelen) als een hoge kwaliteit (poëzie), altijd voor de hogere kwaliteit. Dit
bewijst, aldus Mill, dat er wel degelijk verschil is tussen de bronnen van geluk en dat het
geluk van verfijnde poëzie dus beter is.
Ook gaat het bij Epicurus er om dat het individu zelf zoveel mogelijk geluk ervaart. Bij Mill
gaat het niet om het eigen geluk maar dat je moet zorgen voor een zo positief mogelijke
balans tussen geluk en ongeluk in de wereld. Dit betekend dat niet het individu centraal staat
maar de hele mensheid.

2. Griffin, ‘Well-being’

Griffin bespreekt zowel de actual desire account als de informed desire account. Leg beide
kort uit. Welke van deze opvattingen van welzijn vindt hij plausibeler, en waarom?

De actual desire account is de theorie dat geluk het in vervulling gaan is van de verlangens
van een persoon. Dus als ik een computer wil, dat ik gelukkig wordt doordat ik die computer
vervolgens krijg. Het is dus een toestand van de wereld en niet een mentale toestand/ het
fysiek ervaren van geluk. Bijvoorbeeld: Je wilt rijk worden en je wordt dus gelukkig als je
uiteindelijk een groot bedrag op je bank hebt staan.
De informed desire account is eigenlijk de verbeterde versie van de actual desire account. Het
stelt namelijk dat geluk/welzijn schuilt in het vervullen van ‘onderbouwde’ verlangens. Dat je
dus eerst op een rationele en koele manier naar je verlangens kijkt en dat je kijkt of het wel
echt goed voor je is. Je deelt je verlangens in, in lokale verlangens (ik wil nu roken), hogere
verlangens (ik wil niet dat ik wil roken) en ‘global’ verlangen (roken is slecht want het
schaadt anderen en dan respecteer ik hun autonomie om zelf over hun gezondheid te
beschikken niet of kort om: autonomie vind ik belangrijk). Door je verlangens hierin in te
delen kom je er achter wat echt goed voor je is.
Griffin vindt de informed desire account plausibeler omdat bij de actual desire account we
iets kunnen verlangen maar dat het eigenlijk niet is wat we willen. Je kan iets willen maar
ontbrekende informatie hebben. Je wilt bijvoorbeeld rijk worden maar hebt niet de informatie
om te weten dat je daar eigenlijk diep ongelukkig van kunt worden. Je kan ook redeneer
fouten maken met wat je wilt zodat je een verkeerde voorstelling van zaken hebt of je kan, tot
slot, een gebrek aan verbeeldingskracht hebben waardoor je niet weet wat je gelukkig maakt.
Welzijn kan, volgens Griffin, niet liggen in het bevredigen van verlangens waar je achteraf
helemaal niet gelukkig van wordt en om dat op te lossen is de informed desire account
bedacht. Bij de informed desire account gaat het erom dat je geïnformeerde verlangens
bevredigt en dus van te voren al weet wat je er aan zult hebben zodat je niet achteraf een
deceptie zult ervaren.

3. Kagan, ‘Against Ordinary Morality’

Kagan beargumenteert dat een zgn. ‘moderate’ die options wil toelaten, ook constraints moet
kunnen rechtvaardigen. Leg uit wat hij met beide bedoelt, en waarom de ‘moderate’ vanuit
het idee dat er options moeten zijn, noodzakelijk constraints moet verdedigen.

Kagan ziet dat we in de algemene moraal in de samenleving een zekere vrije keuze hebben
om te doen en laten wat we willen. Uit deze keuzes kunnen handelingen voortvloeien die niet
optimale consequenties hebben voor de gehele mensheid, dit is afhankelijk van wat de actor
zelf wil. Deze keuze vrijheid noemt Kagan de ‘agent-centered options’1 of kort ‘options’.
Toch heeft de algemene moraal of zoals Kagan het noem de ‘ordinary morality’ ook grenzen.
Deze inperking van de keuze vrijheid noemt hij ‘constraints’. Constraints zijn de grenzen op
het handelen naar je options, ook al zou het breken van deze constraints, volgens Kagan, in
sommige situaties vanuit een neutraal perspectief optimale consequenties kunnen hebben.
Constraints zijn bijvoorbeeld dat je niet mag doden.
Naast options en constraints onderscheidt Kagan ook drie verschillende standpunten. De
extremist, de moderate en de minimalist. De minimalist ziet alleen maar options, dus alles
mag en niets is verboden, het is dus niet een moreel geladen theorie. De extremist ziet geen
options en in sommige gevallen constraints. Alles is een plicht en bij elke handeling mag hij
niet aan zich zelf denken maar moet hij streven naar de meest optimale consequenties voor
iedereen. De moderate daarentegen vertegenwoordigt de ‘ordinary morality’. Zij hebben
zowel options als constraints.
Volgens Kagan moeten de moderate constraints verdedigen als zij het idee van options aan
nemen. Als er options zijn mag je namelijk als jou dit uitkomt mensen doden (to do harm).
De moderate willen dit echter niet en vinden dat je alleen mensen mag toestaan te lijden (to
allow harm). Je mag dus een suboptimale optie kiezen bijvoorbeeld een Porsche kopen ipv.
dat geld aan mensen geven die sterven van de honger (to allow harm). Een extremist mag
mensen doden of schaden als dit voor meer geluk in de wereld zorgt. Een moderate vindt dit
1
Shelly Kagan,’Against ordinary morality’ uit: The Limits of Morality, Oxford: Oxford University Press, 1989. Pagina 2
onacceptabel dus moet er een limiet worden gesteld aan de vrijheid van de options. Om dus
niet in het kamp van de extremisten terecht te komen moeten de moderate noodzakelijk het
idee van constraints aannemen.

4. Singer, ‘Famine, Affluence, and Morality’

Verdedigt Peter Singer in ‘Famine, Affluence, and Morality’ een klassiek utilitarisme (Mill)?
Zou Kagan hem een ‘extremist’ of een ‘moderate’ noemen?

Singer verdedigt in ‘Famine, Affluence, and Morality’ geen klassiek utilisme zoals dat van
Mill. Terwijl Mill de nadruk legt op dat handelingen de meest optimale consequenties moeten
hebben, dus dat de balans tussen geluk en lijden zo goed mogelijk is, zo legt Singer de nadruk
op het voorkomen en bestrijden van zo veel mogelijk leed. Singer vindt dat het onze plicht is
mensen te helpen die lijden, bijvoorbeeld honger of pijn.
Singer vindt dat we al onze bezittingen weg moeten geven tot op het punt dat de hoeveelheid
die wij aan onze opoffering lijden, even groot is als het marginaal nut van wat het aan lijden
voorkomt. Dit komt er op neer dat we een extreem groot gedeelte van onze bezittingen
moeten weggeven.
Kagan zou Singer waarschijnlijk een extremist noemen. Een kenmerk van een extremistische
theorie is dat je geen opties hebt (zie vraag 3) omdat je continue bezig moet zijn met het
zorgen van de zo optimaal mogelijke consequenties van je handelen. Kagan zegt daarover:
‘In this sense, neither my time, nor my goods, nor my plans would be my own. On this view,
the demands of morality pervade every aspect and moment of our lives…’2. Bij Singer is het
zelfde het geval. We hebben namelijk geen eigen bezit en moeten om moreel te zijn een groot
deel van onze spullen/ geld weggeven omdat dit de handeling is die zorgt voor de optimale
consequentie als je als doel stelt dat je leed wilt voorkomen.

5. Kant, Grundlegung zur Metaphysik der Sitten

Kant maakt een onderscheid tussen handelingen die Pflichtwidrig zijn, handelingen die
Pflichtgemäβ zijn, en handelingen die aus Pflicht gesteld worden. Leg de verschillen uit. Wat
is het belang van deze typologie, dit onderscheid, voor Kants ethiek?

Pflichtwidrig is het handelen tegen de plichten in. Dus bijvoorbeeld moorden. Hier is dus
bewust slecht gehandeld en er kan niet van een goede wil worden gesproken.
Pflichtgemäß of in overeenstemming met de morele wet handelen, valt uiteen in twee delen.
Direct en indirect. Indirect is het in overeenstemming handelen met de wet omdat het je
toevallig beter uit komt. Direct is het in overeenstemming handelen me de wet omdat je het
leuk vindt (het past bij je karakter, bijvoorbeeld een mensenvriend). Ook hier is volgens Kant
de goede wil niet aanwezig omdat je niet handelt naar je plicht vanwege achting voor de
morele wet maar omdat het toevallig past bij je karakter of omstandigheid en die zijn
contingent en een moreel oordeel kan niet rusten op iets contingent want dat is het niet
universeel.
Aus Pflicht is het in overeenstemming handelen met de plicht omwillen van achting voor de
morele wet. Kant noemt een man die zelfmoord wilt plegen maar dit niet doet omdat hij een
plicht heeft het leven te bewaken en terwijl hij het niet wilt (leven) toch uit plicht handelt. Hij
handelt naar de morele wet niet omdat hij het leuk vind maar omdat het zijn plicht is zo te
2
Shelly Kagan,’Against ordinary morality’ uit: The Limits of Morality, Oxford: Oxford University Press, 1989. Pagina 1
handelen en niet om enig andere reden. Deze handeling is volgens Kant als enige moreel te
noemen omdat de handeling alleen voorkomt uit de goede wil en dat die goede wil niet
aanwezig is door een toevallige omstandigheid.
Deze typologie is van belang voor Kants ethiek want hij probeert in zijn ethiek te verdedigen
dat er een universele moraal is. Dat iedereen dus inzicht heeft in wat goed is en wat niet. Dit
komt volgens hem omdat alle redelijke mensen begiftigt zijn met de rede. Door de rede
hebben wij inzicht in wat Kant de morele wet noemt en verplicht de rede ons, ons hier aan te
houden. Als je in overeenstemming handelt met de morele wet doe je je plicht.
Vervolgens gaat Kant opzoek naar de objectieve manier om te kijken wanneer iemand moreel
is en wat een handeling een morele handeling maakt. Volgens hem is dit de goede wil. De
goede wil is het handelen naar de morele wet vanwege achting voor de wet. Als een theorie
universeel pretendeert te zijn dan kan het niet zo zijn dat het aan contingenties, zoals
karakter, ligt of je moreel bent of niet. Kant moet dus de goede wil isoleren om aan te tonen
wat een echt universele morele handeling is en wat contingent is. Om de goede wil te isoleren
introduceert Kant dus de 3 begrippen: Pflichtwidrig, Pflichtgemäß en aus Pflicht.

You might also like