Vollenhoven Erasmus 1936

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 13

ERASMUS 1)

nOOR

PROF. DR D. H. TH. VOLLENHOVEN.

Bij de herdenking van ERASMUS mag ook een poging, z'n wij s-
geerige plaats wat nader te bepalen, niet ontbreken 2).

1) Weergave van de rede, voor de N ederlandsche Christelijke Radio Ver-


eeniging gehouden op 9 Juli 1936.
2) De werken van ERASMUS versehenen als Opera Omnia, Lugd. Batav.,
J. Clericus, 1703-1706; een aanvulling op deze editie bracht: WALLACE K.
FERGUSON, Erasmi Opuscula, a Supplement to the Opera Omnia, The Hague,
M. Nijhoff, 1933. De uitgave van zijn brieven namen wijlen P. S. ALLEN en
H. M. ALLEN ter hand (Opus epistolarum Des. Erasmi Roterodami, Oxonii,
Typ. Clarendoniano, 1906 v.v.); ze wordt sinds den dood van haar echt-
genoot door Mrs. H. M. ALLEN alleen voortgezet.
Bij het raadplegen van lectuur over ERASMUS beperkte ik me tot die van
na 1916: dat scheen me mede gerechtvaardigd op grond van het feit, dat de
straks te noemen studie van MESTWERDT, in 1917 versehenen, de Erasmus-
studie vrijwel nieuwe wegen wees. Uitteraard vermeId ik slechts, wat me
tijdig ter kennis kwam en me bij het schrijven van dit artikel verder bracht:
P. S. ALLEN, Erasmus, Lectures and wayfaring Sketches, Oxford, at the
Clarendon Press, 1934. D. KARL BAUER, John Colet und Erasmus von Rotter-
dam, in Archiv für Reformationsgeschichte, XXVI, 1929, pg. 155-187. Dr H.
DOOYEWEERD, In den strijd om een Christelijke staatkunde, IX, in Antirevo-
lutionaire Staatkunde, I, 1924/25, pg. 489--499. Dr F. GELDNER, Die Staats-
auffassung und Fürstenlehre des Erasmus von Rotterdam, Berlin, E. Ebering,
1930 (Historische Studien, Heft 191). G. VAN GESTEL, Erasmus Roteroda-
mus, Zijn persoon, zijn werk, zijn invloed, in Studien, 68, CXXV, 1936, pg.
452--472. J. HUIZINGA, Erasmus , Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en Zoon
N.V., 1936. P. JOACHIMSEN, Der Humanismus und die Entwicklung des deut-
schen Geistes, in Deutsche Vierteljahrschrift für Literaturwissenschaft und
Geistesgeschichte, VIII, 1930, pg. 419--480. W. KAEGI, Hutten und Erasmus,
Ihre Freundschaft und ihr Streit, in Historische Vierteljahrsschrift, XXII,
1924/25, pg. 200-278 en 461-514. R. KOMMOSS, Sebastian Franck und
Erasmus von Rotterdam, Berlin, E. Ebering, 1934 (Germanische Studien,
Heft 153). Prof. Dr J. LINDE BOOM, Humanisme en Reformatie, Haarlem,
De Erven T. Bohn, 1919 (Synthese V, 1). Prof. Dr J. LINDEBOOM, Geschie-
denis van het vrijzinnig prote;stantÜJme;, I, Huis ter Heide, "De Wachttoren",
1929, pg. 33-53. P. MESTWERDT, Die Anfänge des Erasmus, Leipzig, R.
Haupt, 1917. Dr 1. PUSINO, Der Einfluss Picos auf Erasmus, in Zeitschrift
ERASMUS 85

Immers, ERASMUS was een man van gewicht voor z'n tij dge-
nooten. Bovendien ging er van z'n geschriften ook in de volgende
eeuwen nog groote bekoring uit. Zoo was hij een belangrijke factor
in de geschiedenis van het West-europeesche denken. En dus is er,
al leven wij in een geheel anderen tij d, inderdaad reden, weer eens
een oogenblik bij deze figuur stil te staan.
Als gezegd, wil ik me hier bepalen tot een bespreking van de
wereldbeschouwing, die ERASMUS aanhing.
Daartoe is het noodig achtereenvolgens te letten op haar achter-
grand, haar ontwikkeling en haar beteekenis.
* *
*
Eerst dus iets over den achtergrond tegen welken ERASMUS
oprijst.
Ook hij was een kind van den nieuwen tij d. In tegenstelling met
de Middeleeuwen kan deze periode worden omschreven als die der
wijkende synthese.
De beteekenis van dezen term zal duidelijk zijn. De verb in ding
van paganistisch denken met den hoofdinhoud der Heilige Schrift,
reeds bij de kerkvaders, maar vooral bij hun haeretische tijdge-
nooten aangevangen, was in de Middeleeuwen nog versterkt. De
nieuwe tij d daarentegen, hoewel nog allerminst over heel de linie
van synthese afkeerig, wendde het roer en ging tot de meer een-
voudige verbindingen uit vroeger eeuwen terug.
Dat openbaarde zich waarlij kniet slechts in de wij sbegeerte :
he el het leven volgde dezen gang.
De voornaamste trek in dit proces was wel de vrij-wording der
niet-kerkelijke levensverbanden van hun binding aan het instituut
der kerk: denken en techne, taal en verkeer, oeconomisch en aes-
thetisch leven, recht en zedelijkheid, ze eischen een zekere zelf-
standigheid op en weten die ook te bereiken.

für Kirchengeschichte, XL VI, 1928, pg. 75-96. H. SCHLINGENSIEPEN, Eras-


mus als Exeget. Auf Grund seiner Schriften zu Matthäus, ibidem, XLVIII,
1929, pg. 16-57. Dr O. SCHOTTENLOHER, Erasmus im Ringen um die huma-
nistische Bildungsform. Ein Beitrag zum Verständnis seiner geistigen Ent-
wicklung, Münster i. W., Aschendorff, 1933. W. STOLZE, Der geistige Hinter-
grund des Bauernkrieges : Erasmus und Luther, in Zeitschrift für Kirchen-
geschichte, LI, 1932, pg. 456-479. H. J. J. WACHTERS, Erasmus van Rotter-
dam, Zijn leven en werken, Amsterdam, C. L. van Langenhuyzen, 1936.
86 PROF. DR D. H. TH. VOLLENHOVEN

Nu was deze gang van zaken op zichzelf niet verkeerd: de


nieuwe differentieering bracht niet slechts de rijke verscheiden-
heid van terreinen in het geschapene beter aan het licht, ze gaf
ook menigeen volop gelegenheid tot ontplooiing van de gaven, die
hem van God waren geschonken en vroeger meer latent bleven.
Toch school hier een groot gevaar. De Middeleeuwen hadden
immers den clerus gezien als tusschenschakel tusschen God en het
niet-kerkelijk leven, en dus beteekende in dezen gedachtengang
de onttrekking daarvan aan de zeggenschap van dit kerkelijk gezag
als vanzelf ook een loslaten van den band aan het Woord. Het
gevolg was natuurlijk, dat de vrij-geworden terreinen alle richt-
snoer misten: het oeconomisch leven verviel tot mammondienst en
in menigen staat vierde het absolutisme hoogtij.
Wat ons land betreft kwam daar nog iets bij. In 1436 waren
deze streken door huwelijk gekomen onder het Bourgondische huis.
Populair was deze dynastie over 't algemeen nu bepaald niet. Dat
lag niet zoozeer aan haar Fransche afkomst, die op den achter-
grond had kunnen geraken, maar vooral aan haar politiek. Deze
was immers vooral gericht op het behoud en de uitbreiding van
eigen bezit, en hield weinig rekening met de belangen der onder-
danen. Laatstgenoemde vergden in deze streken bevordering van
den handel en dus vrede met de aangrenzende staten en neutrali-
teit ten aanzien van den telkens weer oplaaienden strijd tusschen
de andere landen.
Vooral in 't Westen, dat het nauwst bij den handel was be-
trokken en dus het meest belang had bij een oeconomische vredes-
politiek, viel dan ook een krachtig verzet tegen het oorlogzuchtig
absolutisme der Bourgondiers waar te nemen. Daarbij kwam, dat,
wanneer het hof verzwakte, de bevolking nog allerminst een een-
heid bleek, maar particularisme en provincialisme hoogtij vierden
en zelfs tot burgeroorlog leidden.
Ju. den algemeenen drang naar vrijmaking niet slechts van ver-
ouderde, maar wel degelijk ook van onmisbare banden, deelde ook
de wijsbegeerte. Hier waren de Middeleeuwen zelf voorgegaan:
sinds THOMAS AQUINAS onderscheidde men steeds weer het be-
neden-kerkelijke leven als het terrein der natuur van het gebied
der kerk als het terrein der objectieve genade, en rekende men de
philosophie tot het natuurlijke leven. Zoo restte slechts een wijs-
ERASMUS 87
begeerte die wel haar kroning van de kerk wachtte, doch zelf niet
met de Heilige Schrift te rade ging, maar den door de vroege
renaissance weer aan 't licht gekomen ARISTOTELES volgde.
Nu erkende deze richting nog een alzijdig gebonden-zijn van
den mensch aan de dingen in z'n omgeving. Bedenkelijker werd
echter de situatie met de opkomst van het humanisme, dat het
bestaan van den band aan de objecten ontkende en in mensch of
menschheid zelf de norm voor doen en laten meende te vinden.
Dat wilde nog niet zeggen, dat het humanisme nu overal dadelijk
op zichzelf ging staan. Ook dat kwam voor. Zoo b.v. in de gnostiek,
die zich in de Middeleeuwen steeds schuH had moeten houden,
maar nu met haar leer van het bovengoddelijke in den mensch
weer voor den dag durfde komen. Via de Broeders des gemeenen
levens komt haar individualistische vleugel ook in 't leven van
ERASMUS voor. Maar de heerschende richting was en bij hem en
bij z'n tij dgenooten een andere. Ten eerste volgde men meestal meer
stoische lijnen: vandaar dat men wel iets goddelijks in den mensch
meende te kunnen ontdekken, maar toch niet van iets boven-
goddelijks sprak. En in de tweede plaats durfde menigeen het niet
aan, zelfs deze meer gematigde speculaties op eigen gezag te ver-
dedigen, maar zocht men steun voor eigen gevoelen in de al of
niet-christelijke oudheid.
Laatstgenoemd pad sloeg de humanistische renaissance in, tot
wier aanhang ook ERASMUS behoorde.
Bij deze strooming onderscheide men in de eerste plaats voor-
en tegenstanders van het individualisme. De tegenstanders 3) von-
den hun centrum in de Academie van Florence, wier mystiek via
COLET en THOMAS MORUS, den schrijver van Utopia, vooral in
Engeland aanhang won. Ook ERASMUS kwam een pOOS onder haar
bekoring. Intusschen wijst de doorgaande lijn van z'n leven in
tegenovergestelde, dus in individualistische richting.
Ook de vertegenwoordigers dezer groep gaan weer onderling
uiteen.

3) Zij behooren tot die humanistische richtingen, die rechtstreeks aan de


Grieksche philosophie georienteerd waren, evenals b.v. THEODORUS GAZA,
die echter individualist was. De overige hier genoemden sluiten bij de
Romeinsehe oudheid aan.
88 PROF. DR D. H. TH. VOLLENHOVEN

In de eerste plaats lette men op het verschil in staatsbeschou-


wing: absolutisme stond hier tegenover kosmopolitisme. Het eer-
ste werd verdedigd door MACCHIAVELLI, die het individualistisch
ideaal slechts door het optreden van een princeps in ouden stijl
voor verwerkelijking vatbaar achtte, en vond ook weerklank bij
BUDAEUS, die het absolutisme van het Fransche hof bijviel. Kos-
mopolitisme vindt men daarentegen in dezen kring meer bij de
wis- en natuurkundigen en de literatoren. Eerstgenoemde richting,
die men o. a. bij LEONARDI DA VINCI aantreft, zou later op den
voorgrond treden. Voorloopig was het woord echter aan philologen
als VALLA.
Wat dezen criticus, wel de belangrijkste factor in het leven van
ERASMUS, typeerde, was niet waarheidsdorst, maar behagen in de
afbraak van het z. i. abstracte realisme der Middeleeuwen en echt
subjectivistische voorliefde voor wat door een spreker zelf door-
leefd, gedacht en gezegd is 4). N egatief bestrij dt hij niet slechts
allerlei onjuiste tradities, maar ook de gebondenheid van de weten-
schap aan objecten. Heel de wijsbegeerte schrompelt hier dan ook
ineen tot een logica die op haar beurt niets is dan een hulpmiddel
voor de rhetorica. Vandaar z'n zuiver literaire opvatting van het
Nieuwe Testament en de toepassing van de critisch-historische
methode op zijn inhoud. De positieve keerzij van dat alles is een
leer omtrent den mensch, die in denken en willen het hoogste
ziet, dit vrij acht ook ten aall7:ien van God, en de religie opvat als
een verzorging van het vrome gevoel en van het zedelijk handelen.
Geen wonder, dat, wanneer ook hij achter de Middeleeuwen op het
eerste Christendom teruggaat, AUGUSTINUS wordt gepasseerd voor
mannen als HIERONYMUS, die toen reeds een synthese hadden na-
gestreefd tusschen de grondgedachten van het Evangelie en de
herleefde sophistiek van QUINTILIANUS.
Dat deze rumoerige humanist voor ERASMUS van zooveel betee-
kenis kon worden is wel toe te schrijven aan het feit, dat onder de
vele wij sgeerige richtingen 5), die de N ederlanden reeds in die

4) Over VALLA zie K. P. HASE, Italienische Renaissance, Leipzig, A.


Kröner, 1925, pg. 87-97.
5) Ik denk hier behalve aan straks nog te noemen denkers o. a. aan mannen
als PETRUS CROCKAERT, HENDRIK VAN SOMEREN, JOHAN PUPER VAN GOCH,
HENDRIK VAN OYTA, WESSEL GANSFORT, en aan de richting van VAN
RUYSBROEK.
ERASMUS 89

dagen telden, zich twee bevonden die zoowel het subjectivisme als
het individualisme met hem gemeen hadden. De eerste, ons o. a.
bekend uit een figuur als PETRUS VAN DER BEKE uit Brugge 6),
jarenlang hoogleeraar te Leuven, droeg een stoisch rhetorisch
karakter en was dus bij een verfrisschend bad in de oudheid van-
zelf op VALLA c.s. aangewezen; de eerste uitgaven van diens werken
hier te lande, die reeds van 1476 tot 1483 dateeren, stammen dan
ook wel uit dit milieu. De tweede der bedoelde richtingen was de
reeds genoemde van de Broeders des gemeenen levens; zelf, wat de
hoofdzaak betreft, niet stoisch, maar gnostisch, kon ze toch bij de
richting-VALLA aansluiten, door deze in haar philosophie omtrent
het lagere, hier het openbare, op te nemen, wat dan ook sinds
1483 steeds meer gebruikelijk werd. Voor beide richtingen schijnt
RUDOLF AGRICOLA de verbinding met !talie te hebben gevormd.

* *
*
Na de voorgaande orienteering wordt het leven van ERASMUS
doorzichtig. Vandaar dat het thans mogelijk is tegen dezen achter-
grond de ontwikkeling van zijn wereldbeschouwing in vogelvlucht
te volgen.
Als kind van een Roomschen priester en de dochter van een arts
uit Zevenbergen, te Rotterdam in het jaar 1466 of 1469 geboren,
kwam hij reeds vroeg, nog pas zes of negen jaar oud, in aanraking
met de Broeders des gemeenen levens. lets ouder geworden sym-
pathiseerde hij aanvankelijk wel met hun opvattingen, volgens
welke het leven was een voortdurend staan in de dialectische span-
ning tusschen een verkeeren in "de tegenwoordige wereid" en. een
zich daaraan onttrekken.
Toen z'n ouders hem beide ontvielen en de middelen tot voort-
zetting van z'n studie ontbraken, wees men hem op de moge-
lijkheid zich in het klooster verder te ontwikkelen. ERASMUS voelde
eerst weinig voor dit plan, maar gaf tenslotte toe: tegen z'n twin-
tigste jaar nam hij z'n intrek in het klooster Steyn bij Gouda.
Reeds spoedig werd hem duidelijk, dat de conceptie der Broeders
toch op den duur niet de zijne kon blijven. De theorie, dat men

6) Over hem en z'n strijd met VAN SOMEREN schreef ik in De noodzakelijk-


heid eener christelijke logica, Amsterdam, H. J. Paris, 1932, pg. 77-79.
90 PROF. DR D. H. TH. VOLLENHOVEN

niet slechts eigen begeeren moest verzaken, maar ook van alle
goddelijke vertroosting diende af te zien om zich zoo te harden
tot een staan in "getrooste vertwijfeling", sprak hem niet toe. Z'n
hart hunkerde naar de vriendschap, en toen die hem werd ont-
houden zocht hij z'n troost in de studie. Wanneer hij dan ook over
de "verachting van de wereid" schrijft, versta men dit niet ver-
keerd: ERASMUS is nog monnik, al prij st hij het klooster vooral
om de rustige studiegelegenheid die het bood; maar de wereid is
hier niet "de tegenwoordige wereid" der gnostiek, doch het drukke
leven buiten de stille kloostercel.
De studie welke hem hier zoo boeide was die van de schoone
letteren. Daarbij had reeds, zooals uit z'n tweede geschrift, over
VALLA'S Eleganties van het Latijn, blijkt, de Italiaansche criticus
de leiding. Gezien wat vooraf was gegaan, beteekende deze gids
voor hem heel wat meer dan voor z'n medekloosterlingen: het
schoone was voor ERASMUS niet meer een vorm waarin men devote
kost moest opdienen, maar iets dat z'n hart bekoorde.
Hier zette dan ook z'n critiek op z'n naaste omgeving in: het
poetische is niet iets minderwaardigs. Verder gaat reeds de stel-
ling, dat wie beschaafd Latijn weet te schrijven moreel beter is
dan wie deze kunst niet verstaat. Zij vooral vervreemdt hem
van z'n omgeving. Bovendien gedoogde de organisatie van het
klooster niet, dat men veel vrij en tij d voor de studie over had. Zoo
kwam reeds kort na de wijding tot priester (in 1492) de werkelijk-
heid in conflict met het ideaal, en ontwaakt bij ERASMUS tegenzin
ook tegen het kloosterleven.
Een uitweg ten dezen opende zich toen de bisschop van Kamerijk
een secretaris noodig had. Maar ook dit ambt liet hem niet ge-
noegzaam tij d voor de geliefde studie. Vandaar dat hij vergunning
vroeg zieh naar de universiteit van Parijs te begeven. Daar ont-
wikkelt hij z'n bezwaren tegen cultuurverachting van den kring
in welken hij vroeger had verkeerd en tegen de verminking van
het Latijn in de Middeleeuwen, maar tegelijk ook tegen het realisme
van AUGUSTINUS en van de heerschende scholastische richtingen,
die van ALBERTUS, THOMAS en SCOTUS: ze hadden HIERONYMUS
en zijn verbinding van het Christendom met de rhetorische idealen
van QUINTILIANUS op den achtergrond gedrongen.
Een nieuwe wending neemt z'n leven, wanneer hij, door be-
ERASMUS 91

middeling van enkele jonge mannen, dien hij te Parijs privaatles


gaf, een uitnoodiging ontvangt in Engeland te komen logeeren.
Daar maakte hij kennis met J OHN COLET en THOMAS MORUS, en
via hen met den geest der Academie van Florence. ERASMUS heeft
ongetwijfeld den invloed dezer mystiek ondergaan, al was dat
slechts tijdelijk. Meer blijvend was de belangstelling voor het
Grieksche element der humanistische renaissance der oud-christe-
lijke cultuur en de onderstreeping van den christelijken factor in
z'n synthese.
N aar het vasteland teruggekeerd, bestudeert hij o. a. de
werken van PICO, een der leden van de Florentijnsche Academie.
Z'n Enchiridion militis christiani, Handboekje van een christen-
strijder, vertoont dan ook in verschillende opzichten den invloed
van een brief, door PICO aan z'n neef gericht. Dit werkje, hoewel
het meest-christelijke dat ERASMUS ooit schreef, benadert de ver-
houding van den mensch tot God geheel van de menschelijke zijde
en opereert voortdurend met de in stoischen zin ge'interpreteerde
tegenstellingen van wijsheid en dwaasheid, innerlijk en uiterlijk,
geest en vleesch, moraal en zinnelijkheid.
Maar aan deze mystiek blijft ERASMUS niet trouw. Ze paste dan
ook sIecht bij het milieu, waarin hij vertoefde en welks wenschen
hij in het Brusselsch hulde-adres aan Philips den Schoone begin
1504 voorzichtig formuleerde; ze paste evenmin bij ERASMUS zelf.
Vooral toen hij de Aanteekeningen van VALLA op het Nieuwe Tes-
tament der Vulgata, de bij Rome in gebruik zijnde Latijnsche ver-
taling der Heilige Schrift, te Leuven terugvond, sloeg de stemming
weer om; zelfs wij dt hij zich kort daarna aan de vertaling van
een spotvogel als LUCIANUS.
Z'n reis naar Italie, waar hem door de universiteit van Turijn
de titel van doctor in de theologie werd verleend, beteekende voor
z'n vorming niet zoo veel als men wellicht zou verwachten : de
grondlijnen waren reeds uitgestippeld. Bovendien was ERASMUS
te eenzij dig philoloog om van andere literaire kunstschatten te
genieten. Vandaar dat ik hier slechts memoreer den afkeer, dien
de intocht van paus JULIUS II als triumphator te Bologne hem
inboezemde, en de dispensatie tot het afleggen van het priester-
kleed, hier verkregen, welke later door andere werd gevolgd.
üp z'n terugreis ontstond het ontwerp van z'n meest bekende
92 PROF. DR D. H. TH. VOLLENHOVEN

werkje, De lof der zotheid, dat hij in Engeland voltooide. De Laus


stultitiae is een satyre, die in den geest van HORATIUS en LUCIANUS
de gecompliceerdheid van het leven hekelt en de simplicitas aan-
beveelt. Laatstgenoemde beteekent hier intusschen allerminst een
leven uit een stuk: echt frivool huldigt ERASMUS voor zichzelf en
z'n geestverwanten de humanistische idealen, zonder de illusie van
een "christelijk hedonisme" bij de massa te willen verstoren.
Het was deze "wijsheid" die hier in het narrenpak optrad; haar
critiek op tal van ambten, standen en beroepen was helaas ge-
grond, en oogstte dan ook allerwege bijval; met een si ag was
ERASMUS beroemd.
Voorloopig bleef hij in Engeland, waar hij in een dialoog den
juist gestorven krijgshaftigen paus, JULIUS Ir, buiten den hemel
sluit. Maar dan gaat hij, in verband met de uitgave van verschil-
Iende teksten, naar Bazel. Daar komen de brieven van HIERONYMUS
uit en beginnen de Paraphrasen op het Nieuwe Testament met in-
leidingen te verschijnen, die hier en daar de breedte van een com-
mentaar hadden, in welke de schrijver met de zgn. christelijke
Stoa het Nieuwe Testament ver boven het Oude stelt, en bovendien
in het eerstgenoemde de kern van het evangelie voorbij ziet.
Op politiek gebied bewogen zich weer twee werkjes uit de eerst-
volgende jaren. Ze staan rechtstreeks in verband met de ver-
houdingen hier te lande: het eerste, de Institutio principis Chris-
tiani bevat wenken voor den jongen KAREL V, tot wiens raad-
gever ERASMUS was benoemd; het tweede, de Querula pacis, be-
oogde stemming te maken voor de voorgenomen vorsten-confe-
rentie van Cambrai, van welke men veel goeds voor een Euro-
peeschen vrede verwachtte.
ERASMUS is op het toppunt van z'n roem. In 1518 brengt een
nieuwe druk van z'n Enchiridion z'n grondgedachten omtrent het
staatsleven. Inzake den staatsvorm geeft hij theoretisch de VOOl"-
keur aan een aristocratische republiek, al stelt hij zich practisch
op een moraliseering van het absolutisme in.
Maar dan zal z'n werk in de practijk worden beproefd. Zoowel
Rome als de Reformatie zullen het religieus gehalte ervan onder-
zoeken en beide, inzonderheid laatstgenoemde, zullen een negatief
oordeel moeten uitspreken. Zoo lang mogelijk trachtte ERASMUS
zich het dreigen van het ker~elijk conflict te ontveinzen. Geen
ERASMUS 93

wonder: wat tusschen Rome en de reformatoren in het geding


was, raakte diepten, van wier bestaan de zoetvoerige zedelijkheids-
vertoogen van ERASMUS zelfs niet repten. Dat ze aan de orde
kwamen, bewees reeds, dat z'n levenswerk ging mislukken. Rome's
realisme liet zich niet spannen voor den wagen van dit subjecti-
visme. En wat de Reformatie betreft - ze mocht aanvank!elijk
voor het negatieve deel van haar taak eenigen steun aan ERASMUS
hebben, haar ernst inzake de verhouding van den zondaar tot God
en haar deernis met de Kerk von den bij hem niet den minsten
weerklank. Nog een tijdlang vormde het nationale renaissance-
humanisme van RUTTEN en ZWINGLI de brug tusschen ERASMUS
en de reformatie. Maar als binnen het humanisme de ernstige en
nationale tendenzen RUTTEN van den frivolen en kosmopolitischen
ERASMUS vervreemden, bezwijkt ook deze verbinding : in het con-
flict ERASMUS-RuTTEN houdt immers ZWINGLI de zijde van
laatstgenoemde. En wanneer tenslotte door het mislukken van den
boerenopstand ook mannen als OECOLAMPADIUS van ERASMUS af-
raken, is het pleit beslecht.
Want heel wat verder dan genoemden staat LUTHER van
ERASMUS. In hun scherp conflict sprak zeker ook het verschil
tusschen LUTHER's en MELANCHTON'S leer van de twee sferen en
het ongebroken naturalisme van ERASMUS een woord mee. Reel
wat belangrijker was echter de quaestie der erkenning van de
souvereiniteit Gods. Wanneer dan ook ERASMUS openlijk tegen
LUTHER partij kiest en in een tweetal geschriften - weer in het
voetspoor van VALLA - de vrijheid van oordeel en wil poneert en
handhaaft, stuit hij op dit punt ook bij tal van Roomschen op
verzet.
Rest nog slechts de vraag naar de houding van CALVIJN. Onwil-
lekeurig denkt men hier aan z'n bewerking van den commentaar
dien ERASMUS op een der werkjes van SENECA had geleverd. Maar
reeds hier is CALVIJN's standpunt allerminst met dat van ERASMUS
te vereenzelvigen: hoewel nog in het humanisme bevangen, staat
hij dichter bij BUDE dan bij het pacifisme. Nog heel anders wordt
uitteraard de verhouding na z'n bekeering: ik herinner slec}:l.ts
aan z'n partij kiezen voor de reformatie en aan z'n eerbied voor
het Oude Testament, reeds in 1533 uitkomend, aan z'n Epitre a
tous amateurs de Jesus-Christ, en last not least aan z'n verzet
94 PROF. DR D. H. TH. VOLLENHOVEN

tegen den geest der humanistische renaissance in heel de Institutie.


Het levenseinde van ERASMUS maakt dan ook een weinig ver-
heven indruk. Beurtelings ligt hij overhoop met hen die achter
den tijd der patres naar de oudheid teruggrijpen en met geloofs-
genooten die van z'n humanisme terecht gevaar duchtten. Terwille
van het voortdringen der reformatie uit Bazel verhuisd, dwingt
de oorlog tegen de Turken hem zelfs inzake het pacifisme ten deele
op z'n schreden terug te keeren. De herinnering aan het roemvol
verleden stemt hem bitter en het is wel de kwelling van het kwade
geweten, die hem het bericht omtrent den dood van ZWINGLI en
OECOLAMPADIUS met een zekere opluchting doet vernemen. Nog
enkele publicaties werkt hij, later naar Bazel teruggekeerd, af,
totdat, in den nacht van 11 op 12 Juli 1536, ook voor hem het
doodsuur slaat.
* *
*
Tenslotte nog een enkel woord over de beteekenis der besproken
conceptie.
Vragen we daartoe allereerst naar haar invloed. Daarbij interes-
seert ons niet de beteekenis die aan ERASMUS op grond van z'n
publicaties op bepaalde terreinen toekomt - ik denk hier b.v.
aan dat der exegese van het Nieuwe Testament -, maar uit-
sluitend de doorwerking van z'n wereldbeschouwing als geheel.
Twee lijnen zijn hier te onderscheiden.
De eerste, die der "christelijke Stoa", wijst in de richting van
het optimisme der Aufklärung. De tweede zoeke men bij ver-
schill ende "supra-naturalistische" constructies als die van SEBAS-
TIAAN FRANCK 7) en MELANCHTHON - na z'n overgang tot LUTHER
-, die beiden, ondanks alle waardeering voor ERASMUS, aan diens
gedachten toch niet meer dan een ondergeschikte plaats inruimden.
Ten aanzien van eerstgenoemde lijn mag nadere omschrijving
niet achterwege blijven. Want lang niet alles wat hier thuisbehoort,
iserasmiaansch. Daar is in de eerste plaats de voortzetting van

7) Over FRANCK zie rn'n artikel Hedendaagsche wijsbegeerte XX, Ecke-


hart's gnostiek en de reformatie, in De Standaard van 13 Maart 1935. - De
verhouding van FRANCK's conceptie tot die van ERASMUS was analoog aan die
van de opvattingen der Broeders des gerneenen levens tot het standpunt van
VALLA. FRANCK'S gedeeltelijke sympathie voor ERASMUS werd door dezen
dan ook niet beantwoord: zie KOMMOSS, a. W., pg. 20.
ERASMUS 95

het absolutisme bij mannen als ROBBES. Maar ook minder ver
reikende verschillen verwaarlooze men niet. Want de conceptie
van LEONARDO DA VINCI, die men ook bij DESCARTES en LEIBNIZ
vindt, is toch wel een heel andere dan die welke we bij VALLA en
ERASMUS aantroffen; en niet aan het critisch philologische, maar
aan het mathematische rationalisme was de toekomst.
Wat ons land betreft dient men nog andere factoren in rekening
te brengen. In de eerste plaats den stijgenden invloed van het
Calvinisme, die den erasmiaanschen denkbeelden zeker niet in het
gevlei kwam. En ten tweede, in nauw verband daarmee, den
heroischen worstelstrijd onzer vaderen met Spanje. Beide te samen
bewerkten hier het ontstaan niet slechts van een hechter saam-
hoorigheid, maar ook van een nieuwen staat, die, al bleef hij op
open zee en vrij en wereldhandel prij sstellen, bij de regeling van z'n
concrete internationale verhoudingen al spoedig bemerkte, dat het
pacifistisch kosmopolitisme van een ERASMUS niet het laatste
woord kon zijn.
Zoo verstaat men, dat de invloed van ERASMUS eenerzijds via
de Aufklärung tot in het modernisme der negentiende eeuw door-
werkte, en toch de traditie van z'n conceptie als geheel bij nader
onderzoek schijnt tegen te vallen 8).
In verband met deze beperkingen schijnt me de wereldbeschou-
wing van ERASMUS het best te omschrijven als het resultaat der
vertolking van het kosmopolitisch anti-absolutistisch streven ge-
durende onzen wordingstij d, in de taal van het philologisch ratio-
nalisme der humanistische renaissance.
Komen we thans tot de beoordeeling.
Uitteraard schuHen hier elementen die op onze waardeering
staat maken. De critiek ook van ERASMUS op verouderde tradities
kwam, hoe negatief ze op ziehzelf ook veelszins was, ongetwijfeld
de reformatie ten goede. En in z'n verzet tegen irrationalisme en
absolutisme is hij zelfs in den besten zin van het woord up to date.
Maar daartoe moet onze lof zieh dan ook beperken. Want dat

8) Op den invloed van ERASMUS in Duitschland wees ik reeds in den tekst.


Zie voorts voor Duitschland: GELDNER, a. w., pg. 165-166; voor Engeland:
H. DE VOCHT, De invloed van Erasmus op de Engel8che tooneelliteratuur der
XVle en XVIle eeuwen, I, Gent, A. Siffer, 1908; en voor Frankrijk: M.
MANN, Erasme et les debuts de la Re!orme !ranr;aise (1517-1536), Paris,
Ed. Champion, 1933.
96 PROF. DR D. H. TH. VOLLENHOVEN - ERASMUS

z'n conceptie aanspraak zou mogen maken op den eeretitel van


philosophia christiana kan op goede gronden bestreden : christe-
lijke wijsbegeerte moet v66r alles schriftuurlijk zijn, en zal, wat
de historie betreft, niet bij het "ondogmatisch christendom" van
rationalistische cultuur-optimisten als HIERONYMUS en ERASMUS
aansluiten, maar voortwerken in de lijn door mannen als AUGUS-
TINUS en CALVIJN aangegeven.

You might also like