Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 75

Literatuur bij hoorcollege 1:

Hardwired for News: Using Biological and Cultural Evolution to Explain


the Surveillance Function. Pamela J. Shoemaker

Het is het karakteristiek van mensen, niet alleen journalisten, om de wereld om ons
heen in de gaten te houden. Dit karakteristiek delen we met het dierenrijkdom.
Laswell noemt dit de ‘surveillance’ functie van het nieuws. “in
dierengemeenschappen vertolken enkele een gespecialiseerde rol en houden de
omgeving in de gaten. Individuen gedragen zich als afwachtend, staan apart van de
kudde en creëren alleen alarmbellen als het iets ongewoons gebeurt.”
Nieuws heeft een overlevingswaarde.
Journalisten vervullen de behoefte van mensen om geïnformeerd te blijven,
bedreigingen te detecteren en methodes aan te reiken om met deze bedreigingen
om te gaan. Dat is een van de redenen dat nieuws bestaat, niet alleen voor de
belangrijke economische contributie naar de gemeenschap of om cultureel relevante
informatie te verschaffen. De media geven mensen het type nieuws waarin mensen,
universeel in geïnteresseerd zijn.

Thema’s van dit essay zijn; 1. de behoefte om zowel nieuws te ontvangen als te
verspreiden biologisch en cultureel gestuurd is, en dat 2. zowel de biologie en
cultuur een diepgaande impact hebben op de vorm van nieuwsinhoud.

The development of communication and the shaping of the news


De interesse van mensen voor het nieuws ligt in de prehistorie. Communicatie
maakte het coöperatieve bestaan mogelijk; het maakte het mogelijk om elkaar te
waarschuwen over aankomend gevaar. Mensen die konden communiceren waren
meer succesvol dan andere mensen en beleefden hier voordeel aan.
Dit was voornamelijk het geval met nieuws. Nieuws = nieuwe informatie over
een onderwerp van publieke interesse dat gedeeld wordt met een deel van het
publiek. De groei van de massamedia is een natuurlijke reactie op de menselijke
obsessie voor nieuws.
Slecht nieuws en afwijkend nieuws
Evenementen die zowel afwijkend als sociaal belangrijk zijn krijgen de meest
prominente nieuws rapportage en worden daardoor als meest nieuwswaardig
geacht.
Nisbet en Ross (1980) suggereren dat mensen eerder afwijkende informatie
onthouden dan fletse informatie. Alhoewel afwijkende informatie niet altijd slecht
nieuws is en slecht nieuws niet altijd afwijkend nieuws lijkt er een connectie tussen
die twee. Wanneer de media een saai-slecht- nieuws item uitzenden wordt dit
levendiger gemaakt. We willen meer aandacht besteden aan levendige informatie
dan aan fletse informatie omdat het onze verbeeldingskracht op drie manieren
beïnvloed:
- het is interessant en onze emoties raken erbij betrokken;
- het is concreet en roept beelden op;
- het is informatie over iets dat nabij is (geografisch en/of tijd en/of gevoel).
Mensen besteden meer aandacht aan nieuws items die slecht nieuws of afwijkend
nieuws brengen, omdat het in hun aard ligt om dit te doen. Wanneer men
geconfronteerd wordt met beelden die afwijkend en vrij negatief zijn, kunnen
emoties ons helpen om op te treden wanneer je in een gevaarlijke situatie
terechtkomt.
Er zijn twee mogelijke verklaringen voor de ontwikkeling van het overlevingsgedrag
van mensen:
- Menselijke interesse in het nieuws heeft een biologische achtergrond.
Mensen worden geboren met een aanleg om op de hoogte te raken van
nieuwsinhoud.
- Menselijke interesse in het nieuws heeft een culturele achtergrond. De
aanleg om het nieuws bij te wonen wordt geleerd door de functie van de
socialisatie in de gemeenschap of land.

Biologische achtergrond
De basis voor de theorie van de biologisch evolutie ligt bij Charles Darwin; wanneer
de omgeving verandert of een nieuw organisme een vastgesteld organisme
confronteert, zal het organisme die het meest aangepast is aan de nieuwe situatie de
minder aangepaste organisme verstoten. Aanpassing wordt gedefinieerd als iedere
structuur, proces of gedragspatroon dat het maakt dat een organisme meer kans
heeft om te overleven en te reproduceren dan andere organismen in de populatie.
De overlevingsfunctie, het verzamelen en verspreiding van het nieuws, zal door de
eerste mensen geadopteerd zijn omdat zij uit moesten kijken voor gevaar en zij zo
meer kans hadden op het overleven en reproduceren dan andere mensen in
dezelfde situatie.
Culturele achtergrond
Het wordt ons aangeleerd om op de wereld om ons heen te letten en om middels
een cognitief proces informatie te detecteren over mogelijk gevaar. Cultuur is iets
dat we leren van andere mensen; social learning. Sociaal gedrag, zoals surveillance
wordt verkregen na de geboorte door het proces van culturele socialisatie.
Socialisatie wordt gebruikt om te verklaren hoe kinderen cultuur leren vanaf hun
geboorte. Acculturatie beschrijft het leren via een andere of vervangende cultuur.

Interactie tussen biologisch en culturele evolutie


Een pasgeboren kind is niet volledig blanco waarop geschreven kan worden door de
cultuur, maar is een product van genetische erfelijkheid, geprogrammeerd met een
potentie om zich op een bepaalde manier te gedragen. Door de culturele socialisatie
zal deze potentie aangemoedigd of ontmoedigd worden. Ieder persoon wordt
gemodelleerd door genetische erfelijkheid en de culturele omgeving.
De interesse in het nieuws is waarschijnlijk het resultaat van interactie tussen twee
modellen, waarbij mensen aan de ene kant van huis uit geïnteresseerd zijn in
levendige gebeurtenissen en aan de andere kant op de hoogte willen raken van
gebeurtenissen die van belang zijn voor hun specifieke omgeving en cultuur.

Conclusie
Dit essay kijkt naar interactie tussen biologische en culturele evolutie en laat zien dat
we moeten accepteren dat de menselijke hersenen geprogrammeerd zijn om hun
omgeving in de gaten te houden en dat zij de voorkeur geven aan afwijkend nieuws
en bedreigende gebeurtenissen en ideeën. Hierdoor kunnen we meer begrijpen hoe
journalisten hun selectie in het rapporteren van levendig of slecht nieuws maken.
Het ligt in de aard van de mens. Als de menselijke interesse in slecht nieuws
genetisch geprogrammeerd is, zoals dit essay beweert, is te verklaren waarom de
nieuwsinhoud zo veel slecht nieuws bevat. Alhoewel nieuws wordt gevormd door
vele aspecten, kunnen deze aspecten het niet winnen van het feit dat nieuws
geproduceerd wordt door mensen die een product zijn van de biologische evolutie.
En heeft tot gevolg dat hoe meer levendig een gebeurtenis is, hoe prominentere
rapportage hieraan besteedt wordt door de nieuwsmedia.
Literatuur bij hoorcollege 1:
What is news? A cross-cultural examination of kindergartners’
understanding of news. Dafina Lemish

Het kijken van nieuws wordt vooral geassocieerd met de kijkgewoonheden van
volwassenen.
Voor kinderen wordt verondersteld dat ze er weinig interesse in hebben, maar
verschillende studies hebben laten zien dat jonge kinderen vaak aan nieuws
blootgesteld zijn ofwel als toevallige kijkers of als gedeelte van het familieleven. Het
interesse aan het nieuws dat blijkbaar met de leeftijd toeneemt is gerelateerd aan
sekse (meer jongens) en aan klasse (meer middenstand)

Onderzoeksvraag:

Hoe begrijpen jonge kijkers (basisschoolkinderen) nieuws op televisie als een aparte
categorie? Wat ervaren zij als nieuws ?

Verschil in het kijken van nieuws qua land:


Israel:
- De “9 p.m. nieuwsuitzending” is een rituaal voor de burgers geworden
- Mensen van het geheel poltiek en ethnisch spectrum in israel vinden het
nieuws heel geloofwaardig
- Kijkcijfers zijn hoog – 2/3 van de populatie kijkt op een gewone avond de
9pm nieuwsuitzending
USA:
- Nieuwsuitzendingen zijn heel gesepareerd in publieke en commerciele
kanalen die weer in lokale, nationale en internationale nieuws onderdeelt zijn
- Nieuws worden op verschillende tijdstippen uitgezonden zoals s’middags en
s’avonds
- Nieuws bereiken alleen maar een gelimiteerd aantal van het publiek
Methode:
- Cross culturele studie van israelische en amerikaanse basisschoolkinderen
- 48 israelische en 40 amerikaanse kinderen tussen de vijf en zes en half jaar
- Kinderen komen uit het middenstand of uit de upper-class uit grote steden in
Israel en de USA
- Er werden diepte-interviews met de kinderen in hun klaslokalen tijdens de
regulaire schoollessen doorgevoerd
- Met de amerikaanse kinderen duurde een interview 20-45 minuten (voor
kinderen bekende vrouw als interviewer), met de israelische kinderen duurde
een interview 15-30 minuten (voor kinderen onbekende man als interviewer)

Resultaten:

Common perception A: nieuws zijn real:


- Israelische en amerikaanse kinderen beschrijven nieuws als “belangrijk” en
als een “adult” type programma dat aan volwassenen gericht is en ook von
hun wordt gekeken
- Nieuws is voor de kinderen iets dat reeel is, iets dat daadwerkelijk gebeurd is
en iets dat volwassenen geinteresserd
- Nieuws worden voor kinderen ook als reeel waargenomen ookal ze foute
informatie brengen
- Niet in één interview was er sprake ervan dat nieuws geen objectieve
spiegeling van de realiteit zouden kunnen zijn en dat televisie nieuws biased
of onreeel zouden kunnen zijn
- Kinderen zijn blijkbaar niet in staat tussen de waarheid (“truth”) en reeel
(“real”) te onderscheiden

Common perception B: nieuws zijn relevant:


- Kinderen nemen het nieuws als iets waar dat gerelateerd is aan het publiek
- Dit kwam voor amerikaanse kinderen vooral in de waarneming in hoeverre
nieuws hun eigen leven beinvloeden tot uiting (zoals het weer en de
persoonlijke veiligheid)
- Voor israelische kinderen zijn nieuws belangrijk en relevant voor hun eigen
leven
- Één israelisch kind vertelt dat zijn vader het nieuws over vermoorde
militairen kijkt, omdat het heel veel mensen gebeurt en je moet weten wie
het gebeurt is omdat het een vriend had kunnen zijn

Different content A: Weather versus people:


- Veel Amerikaanse kinderen stellen het nieuws gelijk met het weer
- Bovendien blijkt uit interviews met de ouders van de kinderen dat zij zich
over de blootstelling aan gewelddadige nieuws zorgen maken
- Daarom laten ouders hun kinderen alleen maar het weer zien
- Israelische kinderen zien nieuws als belangrijk en relevant omdat het voor
hun eigen leven relevant blijkt te zijn
- Nieuws worden voor hun met “mensen” geïdentificeerd zoals met de premier
Rabin. Nieuws handelen voor hun van autoriteiten zoals de regering, het
militair, politie etc.

Different content B: personal versus national:


- Amerikaanse en israelische kinderen identificeren nieuws als iets dat van
gevaren handelt
- Voor amerikaanse kinderen is dat iets wat zij persoonlijk betreft
- Israelische kindern benadrukken altijd “wij”, “onze” militairen, “the” country
- Ze nemen waar dat het nieuws over een collectief “ons” gaat en wat “ons”
bedreigt in plaats van wat “mij” persoonlijk bedreigt zoals het in de USA het
geval is

Common function: to know and to do:


- Israelische en amerikaanse kinderen delen een functionalistische benadering
aan televisie nieuws
- Nieuws programma’s bestaan er zodat volwassenen belangrijke dingen te
weten komen, dus “kennen”
- Dit heeft voor de kinderen een instructionele, pro-sociale bedoeling, namelijk
“over dingen kunnen vertellen”
- “kennen” wordt in de adulte wereld als heel belangrijk van de kinderen
waargenomen
- Voor de kinderen is “kennis” een voorwaarde voor een handeling
- Amerikaans meisje: “…to lock one’s doors, when you know about a bad guy”
“knowing”- “doing”
- Israleisch meisje: “So the grownups, the adults will know what happened and
they will tell the others so there will be peace and if there will be peace they
will not attack.”
- Israelische kinderen zien nieuws als relevant voor sociale handelingen zoals
helpen en waarschuwen
- Het valt op dat in deze studie de handelings georienteerde functie van
nieuws in beide groepen alleen van meisjes aangeboden werd
- Er werd geassumeerd dat vooral jongens geinteresseerder in nieuws zijn dan
meisjes
- Vooral jongens wordt een meer handelings- en doelgeorienteerd gedrag
toegeschreven dan meisjes
- Daarom is het zo verrassend dat zich vooral meisjes in dit geval bewust van
de macht van het “kennen” en over de pragmatik van het “doen” zijn voor de
persoonlijke veiligheid (USA) en voor het sociaal collectief (Israel)

Conclusie:
- In beide culturen zien kinderen het nieuws als een adulte categorie
- Het nieuws handelt van belangrijken, reeelen issues en zijn voornamelijk
“bad” en “sad”
- Kinderen weten van de suveillance functie van nieuws: nieuws waarschuwen
mensen voor bedreigingen
- Nieuws zijn instructueel en hebben een pro-sociale bedoeling
- De constructie van de realiteit in nieuws is voor kinderen nog niet waar te
nemen (onderscheid “truth” en “real”)
- Nieuws zijn relevant voor het alledagse leven
- Prive sfeer en het weer relevant voor amerikaanse kinderen
- Collectieve identiteit en veiligheid relevant voor israelische kinderen
- Door de extensieve consumptie van nieuws, de event programma’s en de
mutipliciteit van tv en radio zenders, kunnen ook jongere kinderen het
nieuws niet omzeilen
- Israelische journalistiek steunt de dominante ideologie en celebreert de
nationale identiteit
- Dit is het resultaat van het delen van journalistische waarden en normen
- Kinderen internaliseren wel zulke culturele invloeden t.o.v. het begrijpen van
een televisiegenre
- Televisie mag niet alleen als landelijk medium worden gezien dat op de
context van familie en huishoud is gelimiteerd, maar moet binnen grotere
culturele realiteiten worden gezien (het is ook nationaal en internationaal)
- landelijk wordt hier gerelateerd aan het volk, het is hier dus een macro level
conceptualisatie
- Deze conceptualisatie van de context suggereert dat kinderen die in
verschillende culturen opgrooien, op verschillende manieren gesocialiseerd
zijn t.o.v hun expectaties over hun nieuws media and de rol ervan in een
democratiche maatschappij
- Deze studie laat ook de interpretatieve perspectieve van het mediagebruik
van kinderen zien
- De waarnemingen van nieuws zijn het resultaat van een actief proces van
interpretatie op basis van hun eigen persoonlijke, sociale en culturele
achtergronden en hun doelen en behoeften
- De ouders spelen een belangrijke gemedieerde rol binnen dit proces
- In Israel en in de USA hebben de ouders een tegengestelde boodschap aan
hun kinderen t.o.v. het nieuws kijken
- In de USA willen ouders hun kinderen voor het nieuws beschutten, dus ze
laten het kind het nieuws niet zien en maken een onderscheid tussen het
kind en de bredere samenleving
- In Israel bemoedigen ouders de inbinding van hun kinderen in public affairs
doordat ze in de aanwezigheid van hun kinderen het nieuws kijken en over
actuele issues praten
- In de interviews gaven de kinderen precies deze verschillende opvattingen
van hun ouders weer
Literatuur bij hoorcollege 1:
What kind of commodity is news? John H. McManus

Krantenuitgever en televisienieuws directors zijn van mening dat goede journalistiek


en het goede zaken doen hand in hand gaan. Er bestaat de assumptie dat goede
journalistieke praktijken en het goede zaken doen als ze niet aanvullend zijn
tenminste compatibel zijn.
Verdediger van die assumpties wijzen naar de New York Times, Washington Post ect.
als voorbeelden hoe de idealen van het goede zaken doen en die van de journalistiek
vereinigd kunnen worden. Kritiker wijzen naar Gannet and Hearst die journalistieke
idealen onderschikken om alleen profijt te maken.
Dit artikel analiseert nieuws als een commercieel product. De karakteristieken van
nieuws worden hier als een koopware gezien.
De kosten om kranten en televisienieuws te creeeren worden van een derde partij
betaalt, namelijk van de reclamemakers. In deze analyse wordt er niet van uitgegaan
dat indirecte kosten door reclame voor de consument ontstaan. Zoals bij anderen
producten waar de kosten voor reclame aan de retail price wordt toegevoegd.

Nieuws is een dubbele koopware: Figuur 1: Nieuws werken twee kanten op


Nieuwsconsumenten richten hun aandacht aan nieuwsaanbieders om informatie te
verkrijgen. Deze aandacht wordt ook door het geld zichtbaar wat ze uitgeven voor
deze informatie; het kopen van een krant bijvoorbeeld. Doordat de
nieuwsaanbieders de aandacht van de consumenten hebben, kunnen zij deze
aandacht aan reclamemakers verkopen. Die zijn namelijk heel geinteresserd in de
publieke aandacht. De kosten voor de reclamemakers zijn afhankelijk van de grootte
van de publieke aandacht die een krant bijvoorbeeld heeft. Door deze advertenties
financieren zich de nieuwsaanbieders. Daarom is de aandacht van de consument
heel waardevol.

Figur 1 News- A double commodity


Attention/$ Public Attention

News consumers News Providers


Adverstisers
Information $

De complexiteit hoe nieuws ge- en verkoopt worden, heeft consequenties voor de


journalistiek. Het nieuws op televisies dient het algemeen welzijn. Er is geen
onderscheid tussen de kosten om of iedereen in het signaalgebied van een zender te
bereiken of alleen maar een paar mensen. Kijkers te trekken die de karakteristieken
hebben die de reclamemakers waarderen, verhoogen natuurlijk de inkomsten van de
zender. Het resultaat is een economische drukte voor de televisiezenders om zo veel
mogelijk kijkers te betrekken.
Kranten verschillen niet erg van tv nieuws maar dienen niet het algemeen welzijn.
Zij genieten ook van de kostenbesparing door massaproductie, want de uitgever
moet alleen één keer de fotograaf en de reporter voor één editie betalen. De copies
van die edities brengen dezelfde winst maar de kosten zijn dan gelimiteerd aan
papier, inkt en distributie.
Kranten en tv zenders hebben reclamemakers en niet de consumenten als primaire
bron voor hun inkomen. Onder deze kostenbesparingen lijdt dus het massa publiek.
Om profijt te verhogen moet dan namelijk een product gecreeerd worden dat heel
veel mensen in het signaal gebied betrekkt. Omdat consumenten voor het nieuws
bijna niks of heel weinig betalen, zou het niet efficient zijn inhoud te produceren, van
die een kleiner aantal consumenten gebruik maakt maar die de inhoud ook meer
waarderen
Voor reclamemakers (die die de nieuwszenders nodig hebben om zich te kunnen
financieren) is het efficienter zich nieuwszenders aan te bieden die een groot publiek
bereiken. Bij de hoog kwalitatieve zenders is dat namelijk niet zo. Kwaliteit is voor de
reclamemakers (dus de financiering van een krant en tvnieuws) gebaseerd op de
populariteit van het medium. Voor hun zijn de professionele standards van het
medium dus niet van belang.
De financering door reclame heeft nog een andere belangrijk consequentie.
Reclamemakers zien consumenten als klanten van een nieuwsorganisatie. Het
nieuws moet voor hun ook producten kunnen verkopen en niet alleen mensen
informeren. De interessen van de consument en de interessen van de dealer die
voor de reclame betaalt kunnen dus in conflict met elkaar staan. Alleen maar naar de
interessen van de consumenten te gaan, zoals de journalistiek dat vereist, zou ertoe
kunnen leiden dat dealers reclames terugnemen waardoor de profijt van de
nieuwsorgansatie bedreigt wordt. Een ander consequentie van reclame als
financeringsmiddel van nieuws is de drukte om een gedeelte van de samenleving
gewoon te ignoreren. Namelijk dat gedeelte dat de reclamemakers niet willen
bereiken, zoals arme en oudere mensen omdat deze mensen hun producten niet
kunnen consumeren.
Tenslotte is er nog één consequentie van de financering door reclame. Die komt er
niet zo vaak voor maar is de meest belangrijke. Reclamemakers willen alleen maar
de aandacht van het publiek en willen het publiek niet opleiden. Daarom concureren
nieuwsprogramma’s en kranten niet op een nieuwsmarkt maar op een markt waar
de publieke aandacht het belangrijkst is. Dit bevat mensen die weinig interesse aan
de belangrijke issues van de dag hebben. Verhalen van tegenwoordige
gebeurtenissen moeten daarom amusant worden daargesteld. Misschien moeten er
“non-nieuws” bijgevoegd worden met de nadruk op entertainment. Mensen die na
serieuze nieuws vragen zijn alleen maar een klein onderdeel van de markt waar
nadruk op publieke aandacht gelegd wordt.
Er zijn nog meer elementen van de interactie tussen nieuws organisaties en
consumenten die de nieuwsproductie vormen. Hierbij past het “concept of exchange
in microeconomics theory”. De maatschappij neemt niet op grond van personen of
het goede zaken doen voor het algemeen welzijn aan welstand toe, maar door het
werken voor het zelfinterresse waarvoor iedereen werkt. Deze concurrentie tussen
de oragnisatie en het individu zou ertoe leiden dat de kwaliteit van producten
verhoogt wordt terwijl de kosten voor de consument laag zijn. Hierbij zouden dus
beide partijen van profiteren. Hier horen bepaalde eisen bij waaronder ook de
“publieke aandacht voor het verkrijgen van nieuws” (figuur 1) hoort.

De eisen zijn:
1. beide partijen moeten bij een transactie rationeel handelen om hun
zelfinteressen te verkrijgen
2. beide partijen kennen het product en de markt
3. er bestaat concurrentie op de markt
4. negatieve externe effecten- kosten voor de maatschappij die door de
transactie ontstaan- zijn niet aanwezig

Worden die eisen niet vervulld leidt het zelfinteresse tot een conflict, waarbij de éne
kant voordeel van die andere uihaalt. Dit gebeurt omdat iedere uitwisseling
(exchange) een tegen- en een cooperatieve kant heeft. Iedere kant probeert de
maximale winst voor het minimum aan kosten te bereiken.
Rationeel streven naar zelfinteresse
Er bestaat de assumptie dat mensen of cooperaties zelfgeinteresserde partijen zijn.
Maar het rationeel handelen en het maken van wijze beslissingen is voor
organisaties bereikbarer dan voor indivuduen. Voor indivduen bestaan er te veel
alternatieven en mogelijkheden waarbij het individu alleen beperkte ervaringen en
hulpbronnen heeft. Tijd is hierbij de schaarse hulpbron voor een individu. Om
namelijk naar prijzen en kwaliteiten van producten te kijken moeten mensen dat in
hun vrije tijd doen. Voor organisaties is het analiseren van de voorkeuren van
consumenten daarentegen een baantje van iemand of de taak van een heele
afdeling. Nieuws cooperaties geven meer uit om dingen over de consumenten te
leren dan individuen uitgeven over zich zelf en over de producten te leren. Het idee
dat consumenten rationeel op grond van hun zelfinteresse handelen, impliceert ook
dat ze hun eigen waarden aan goederen en diensten overdragen, in plaats van de
waarden van anderen onkritisch over te nemen. Maar critici zeggen ook dat dit niet
realistisch is, want netwerken, tv stationen en kranten prijzen steeds de kwaliteit van
hun nieuwsproducten aan, zodat de macht van de reclame het individu toch
beinvloedt. Dus de assumptie dat nieuwsorganisaties en consumenten rationele
partijen zijn die hun eigen zelfinteresse nastreven, is voor beide problematisch maar
nog problematischer voor het individu dan voor de cooperatie.

Evalueren van de markt en de kwaliteit van de koopwaaren


Consumenten hebben meestal adequate kennis over de nieuwsaanbieders in hun
community, want de meeste commerciele nieuws aanbieders maken reclame over
hun presentie.
De kennis over de kwaliteit van de nieuwsproducten is echter een ander aspect. Op
grond van hun ethische codes verplichten zich nieuwsorganisaties over significante
issues en gebeurtenissen in een bepaald context te berichten dat een betekenis
verleent. Dit vereist een beoordeling van tenminste drie kwaliteiten van kranten en
nieuwsuitzendingen:

A: Het nieuws moet accuraat gepresenteerd worden en fair tegenover alle kanten
zijn
B: De issues en gebeurtenissen die de mensen zouden moeten weten, moeten in
chronologische orde gepresenteerd worden
C: Er moet genoeg context gepresenteerd worden, zodat het nieuws voor veel
mensen begrijpelijk is

Mensen zouden in staat kunnen zijn te evalueren of er genoeg context is (C), om een
issue als betekenisvol te zien maar omdat nieuws iets is wat mensen nog niet weten,
kunnen ze niet de fairness of de accuraadheid van het nieuws bepalen (A en B). Er
zijn drie categorien hoe economen de kwaliteit van koopwaren evalueren:

“Search” of “Inspections goods” :


De kwaliteit is alleen te ervaren door het product te onderzoeken. Bijvoorbeeld
tegen de banden te schoppen als je een auto wilt kopen.
“Experience goods” :
De kwaliteit van een product kan alleen worden waargenomen, doordat je het een
tijd lang gebruikt. Je moet meerdere keren in een restaurant eten om de kwaliteit
van een restaurant te kunnen beoordelen.
“Credence goods” :
Producten die op grond van vetrouwen worden geconsumeerd. Hier is het moeilijk
voor de consument de kwaliteit te ervaren, hoewel hij het product geconsumeerd
heeft. Een behandeling met geneesmiddelen bijvoorbeeld.
Deze drie onderscheidingen zijn nuttevol voor economen, omdat verkopers een
voordeel ervan zouden hebben als consumenten niet tussen laage en hoge kwaliteit
kunnen onderscheiden.
Voor nieuws geldt: Het is geen “inspection good”, dit geldt ook als jezelf of een
vriend een gebeurtenis heeft gezien. Nieuws is soms een “experience good” omdat
je zelf kunt ervaren of het gaat regenen of er een straat daadwerkelijk is
geblokkeerd. Maar in de meeste gevallen is nieuws noch een inspection noch een
experience good omdat we nooit zullen weten of nieuws accuraat, fair en compleet
zijn geweest. Er zijn namelijk al veel nieuws geweest die misgeinterpreteerd werd en
er waren belangrijke dingen over die niet éens bericht werd.
Economen duiden aan dat als de kwaliteit van een product moeilijk is te bepalen, dat
mensen dan op merknamen vertrouwen, dus op de reputatie van een organisatie.
Maar met het nieuws is dat heel moeilijk, want er bestaat geen operationele
definitie voor de kwaliteit van nieuws, alleen maar brede definities. Met name is de
kwaliteit van nieuwsuitzendingen op televisie het moeilijkst te bepalen. Nieuws
stories zijn namelijk heel kort en er volgen direct nieuwe nieuws of reclame spotjes
op. Een ander probleem zijn de beelden, want beelden creeren realiteit. Het
problem hierbij is dat mensen alleen maar een klein gedeelte van de gebeurtenissen
krijgen te zien en dan ook alleen de selectie van de uitgever. De cameraperspectief
en de afstand tot een gebeurtenis kunnen daarnast ook de verschijning van de
realiteit veranderen. Manipuleertechnieken om foute uitspraken over de realiteit te
maken, halen voordelen uit het vertrouwen van het publiek dat ze geloven wat ze
zien (seeing is believing). Al in al, geprint of op de televisie, nieuws is vaak een
“credence good” omdat het op vertrouwen moet worden geconsumeerd.
De presentie van concurrentie
Als consumenten bepaalde media wilen gebruiken hebben ze verschillende
aanbieders.

Het ontbreken van externe effecten


Economen herkenden dat de resultaten van een bepaalde transactie consequenties
voor meer dan alleen twee handelspartners hebben. Een auto dat bijvoorbeeld in
Japan is geproduceerd heeft niet alleen consequenties voor de dealer en de koper
maar ook voor de baans in de USA en de handelsbalans tussen Japan en de USA.
Deze consequenties die een invloed op andere partijen hebben, worden externe
effecten genoemd (externalities).
Externalities bij het nieuws:
Als een consument zich zelf over tegenwoordige gebeurtenissen geinformeerd, heeft
dit maar weinig invloed op andere burgers. De geinformeerde burger maakt
waarschijnlijk de wijzere stembeslissingen en zou ervoor kiezen de politici te
beinvloeden door brieven te schrijven of geld en tijd aan campagnes te besteden.
Burgerparticipatie is een positief extern effect van nieuwsconsumptie. Een negatief
extern effect is dat kijkers denken dat ze goed geinformeerd worden door het zien
van de lokale nieuws maar eigenlijk toch niets van de belangrijke gebeurtenissen in
hun community weten. Lokale televisie nieuws zijn geneigd over sensationeel
nieuws te berichten zoals onverwachte, dramatische gebeurtenissen. Nieuws op
televisie is er meer met bezig mensen te amuseren dan te informeren. Studies laten
zien dat mensen weinig van televisienieuws leren.
Externe effecten hebben hun naam van het feit dat ze weinig invloed hebben op de
transactie die deze externe effecten creeert. Noch van de nieuwsaanbieders noch
van de consument kan verwacht worden dat zij op een manier handelen zodat de
waarden die het consumeren en het produceren van nieuws voor een maatschappij
eigenlijk heeft daadwerkelijk naar voren komen. Ook als allebij partijen zouden
denken dat het nieuws serieuzer zou moeten zijn, zou niemand van die partijen
reageren, omdat de kosten van zo’n handeling hoger zijn dan de voordelen.

Machten buiten van de markt


De kwaliteit van nieuws is vrij van de regulatie van de regering.

Implicaties voor de kwaliteit van nieuws


Als economische beschouwingen in nieuwsrooms belangrijker worden, hoe zouden
nieuws dan kunnen veranderen?
Het antwoord is afhankelijk van waar het goede zaken doen en journalistieke
normen overeenkomen en waar ze in conflict komen.
Voor het geval dat het zakendoel “maximaliseren van profijt” domineert, zouden
rationele organisaties voor het model van nieuwsproductie uit figuur 1 kiezen,
namelijk de goedkoopste inhoud aanbieden, die het grootst publiek trekt voordat
reclamemakers zullen betalen om het te bereiken. Wat ooit nieuws wordt is dan
afhankelijk van een kosten/btaenanalysis.
Als nieuws gehanteerd wordt als een handelswaare zoals andere ook, dan zou een
pur economisch model van nieuwsproductie het veld winnen (figuur 2).

Het journalistiek model houd er geen rekening mee wat het zou kunnen kosten, te
ontdekken wat in een maatschappij gebeurt. In dit model maakt het niet uit hoe veel
tijd of hoe veel andere hulpbronnen nodig zijn, om over een issue of gebeurtens te
berichten.
Wat in het economisch en in het journalistiek model gelijk is, is het rekening houden
met de grootte van het publiek. Allebij, de journalisten en de reclamemakers hebben
redenen om zo veel mogelijk mensen te trekken. De journalistieke standard vereist
ongelimiteerd hulpbronnen en is daardoor een ideaal. Daarom representeert de
commerciele nieuwsproductie een soort van compromis tussen journlistiek en
economie. De tegenstelling moet niet juist zijn als alleen de markt bepaalt wat
nieuws zijn. Wat namelijk de profijt maximaliseert moet niet altijd met de
standarden van de journalistiek overeenkomen. Maar de twee theorien zijn niet
altijd in conflict. Issues die als nieuwswaardig in de journalistiek gelden, zouden ook
in de puur economische theorie nieuwswaardig kunnen zijn. De convergentie van
journalistieke en economische normen is echter gelimiteerd. De centrale intentie van
journalistiek is het publieke begrip te maximaliseren. Er is dus een conflictpotentieel
tussen deze journalistike norm en het zakendoel van de investoren hun winst te
maximaliseren. Het belangrijkst nieuws is altijd het duurst te ontdekken, omdat
machtige belangstellende het willen verbergen. Het is minder duur om op
nieuwsorganisaties en pers medewerkers te vertrouwen. Deze “passieve
ontdekking” creeert echter het potentieel de publieke agenda te manipuleren.
Ook zouden journalistieke- en zakennormen niet overeenkomen als het om issues
gaat die belangrijk maar heel saai zijn (zoals economische trends of politieke
debatten). Daarnaast zouden televisie en radiostationen publiek kunnen verliezen als
ze te vaak over dingen berichten die lokaal zijn en alleen maar een gedeelte van het
markt aanspreekt. Daarom zijn voor kranten en televisiestationen verhalen beter die
algemener zijn, om een breder publiek te bereiken (zoals human interest verhalen
die emoties wekken).
De journalistieke norm vraagt naar vele bronnen, documenten, een belichting van
meerdere kanten, naar fairness, naar accuraadheid en naar een interpretatie van de
issue door het afwegen van bewijzen. Maar de tijd om op zo een manier met
informatie om te gaan vereist hulpbronnen die een profijtgeorienteerde organisatie
niet wenst op te brengen, met name als het geen positief invloed op de grootte van
het publiek zou brengen.
Maar ook buiten de redactie zijn er interacties die invloed op de niuewsproductie
hebben. Namelijk interacties tussen de eigenaars van de redactie, parent
corporation, en de machtige nieuwsbronnen en de reclamemakers. Hoewel er issues
zouden kunnen zijn die de kosten/batenanalysis vervullen, zouden ze niet mee
worden opgenomen in het productieproces als ze de interessen van de eigenaar van
de organisatie schaden of reclamemakers of machtige bronnen aanvalen. Zijn
nieuwswaardige issues aan de andere kant van voordeel voor de eigenaars, de
reclamemakers en de nieuwsbronnen, dan worden ze toegevoegd aan het
nieuwsproductieproces.
De conclusie van dit artikel is dus dat de logica van het maximaliseren van winst in
conflict staat met het maximaliseren van het publieke begrip.
Literatuur werkcollege 1: 

The impact of technology on journalism. Pavlik, J.

Dit artikel veronderstelt hoe de veranderende technologie de journalistiek op ten


minste vier gebieden beïnvloed:
1 hoe journalisten hun werk uitvoeren
2 de inhoud van het nieuws
3 de structuur van organisatie van de ‘newsroom’ ( omgeving waar nieuws gemaakt
wordt)oftewel de nieuwsredactie
4 de aard van relaties tussen nieuwsorganisaties, journalisten en hun publieken
Deze vier veranderingen zijn de kern van hert artikel. De geschiedenis van
journalistiek is op veel manieren bepaald door technologische verandering. Het
artikel besluit met onderzoeksvoorstellen voor de studie van journalistiek en
technologische verandering.

1. De manier waarop journalisten hun werk uitvoeren


De beste verslaggeving was en is genoemd shoe-leather reporting: Dit is nieuws
verzameling wanneer de journalist ter plaatse is. Steeds meer journalisten
spenderen minder van hun tijd in het velde voor directe observatie van
gebeurtenissen en processen over wat zij berichten. Sinds de telefoon in de
nieuwskamer kwam vanaf 1900 werd telecommunicatie gebruikt om aan nieuws te
komen. De meeste interviews gaan via de telefoon. Nadelen: niet zeker zijn van non-
verbale communicatie. Niet zeker zijn van de persoon met wie je spreekt.
Ontwikkeling van internet houdt dezelfde nadelen in maar dan nog sterker. Voordeel
van internet: verbeteren van kwaliteit van nieuwsverzameling, vooral bij een
deadline of een situatie die na werkuren plaatsvindt. Een grote stijging aan publieke
teksten en corporatieve informatie online wordt de informatie betrouwbaar en een
tijdelijke bron voor journalisten. Verslaggevers kunnen nu effectief gebruik maken
van online tools voor:
- verzamelen van nieuws en informatie
- checken van feiten
- vinden van bronnen
Onderzoek ( survey onder journalisten) levert kijk op hoe journalisten internet
gebruiken:
Ze gebruiken internet steeds meer, opvallende bevindingen:
- bijna alle journalisten gebruiken tegenwoordig online-gereedschap voor
onderzoek en verslaggeving. Ongeveer de helft zegt dat zij of hun staf iedere
dag online gaan.
- Bij een breaking story willen journalisten bijna altijd de eerste bron
controleren, maar indiceren dat ze tot company-websites gaan voor
informatiechecks. Websites spelen grote rol in informatiefunctie aan media.
- Veel journalisten gaan online voor verkrijgen van verhaalideeën, live bronnen
blijven echter het belangrijkst voor ideeën.
- Het web wordt door de meeste respondenten gebruikt voor beelden en
materialen verkrijgen, deze fysiek de newsroom ‘inbrengen’.
- Meer dan de helft heeft toegang tot internet vanaf werk.
Het bewerkingsproces (editorial) en productieproces van journalistiek zijn ook
beïnvloed en gevormd door technologische verandering. In de analoge wereld waren
er grenzen aan technologie bijv. In het halen van een deadline. Tegenwoordig kun je
zo naar een deadline toewerken. In de analoge wereld moest ook iedere individuele
functie door een apart lid van de staf worden uitgevoerd onder strikte regels. Nu kan
iedere journalist elke editoriele of productietaak op zich nemen en op video
uitvoeren. De reporter kan dus video, edits in het veld en of op deadline maken. Dit
kan negatieve implicaties hebben voor tv nieuws, wanneer individuele verslaggevers
onder stijgende druk staan om te werken als eenpersoons nieuws en
productiemedewerker. De overgang naar digitaal is zowel een dreiging als een kans.
De kans is vooral groot voor bedrijven in belangrijke markten met grote stafomvang
en ervaring en andere bronnen om een digitaal systeem succesvol te
implementeren. Het gevaar is er bij smallere markten waar onervaren verslaggevers
gevraagd worden op belangrijke verhalen te werken.

2. De aard van nieuwsinhoud


Technologie heeft invloed op de inhoud van nieuws. Schrijven en taal zijn in feite
technologieën. Journalisten hebben hierop altijd gebaseerd in hun story-telling,
vertellen van verhalen aan de maatschappij. Powell heeft een studie ontwikkeld voor
de Freedom Forum Media Studies Center waaruit blijkt hope introductie van video in
1970 het storytelling, vertellen van netwerk-nieuws transformeerde nadat dit op film
kwam. Zijn studie toonde aan dat in tegenstelling tot gebruik van video, tv
nieuwsreports langere shots had, minder edits had en een langzamere vertelling
kende. De introductie van video had machtige invloed op netwerknieuws:
-edits werden sneller in afwisseling gemaakt
- shots werden korter
- verhaallijn werd sneller in snelheid
Gevolg is dat de markt direct kan reageren op nieuws, geruchten etc. Dit heeft een
nieuwe betekenis gegeven aan de oude observaties van journalist. Liebling zegt: ‘ ik
kan beter schrijven dan iedereen die sneller kan schrijven, en sneller dan iedereen
die beter kan schrijven.’ De vraag is of snelheid van nieuws heeft bijgedragen aan
betere journalistiek, voor deel hangt het af van hoe het wordt beschouwd. Weinig
tijd van feiten checken (kans op fouten) vs snel op de hoogte zijn.
Ross (1999) heeft een survey uitgevoerd. Dit geeft inzicht op online nieuwsinhoud-
trends. Enkele bevindingen uit dit onderzoek:
- trend voor online scoops blijft bestaan
- enorme groei aan online produceren
- originele inhoud wordt ook online geproduceerd en kent enorme groei
- meer dan 40% van editors of staf schrijven teksten die op een eigen
publicatiewebsite belanden
Digitale technologie is ook de aard van het vertellen van nieuwsverhalen en de
online nieuwspresentatie aan het veranderen. Er is een interactieve
nieuwsdeelname mogelijk: aanwezigheid bij gebeurtenis voelt sterker dan tevoren.
Gebruikers van internet kunnen zelf op verschillende sites inzoomen, onderzoeken
van de ruimte een 360 graden shot doen etc. van gebeurtenissen en hiermee zelf
reporter worden, een eigen verhaal maken. Dit is in contrast met de tradities van
nieuwsverslaggeving, dat gebaseerd is op lineaire verhaalvertelling. De auteur stelt
dat er een niveau van filtering wegvalt en nieuws hiermee wellicht ‘ dichter bij de
waarheid komt te liggen’.
3. De structuur en organisatie van de ‘newsroom’ en de nieuwsindustrie
Technologie oefent invloed uit op zowel de structuur van de ‘newsroom’ als de
nieuwsindustrie. Duidelijk is dat op het www de publicatie van ongeveer 5000
nieuwssites mogelijk is geworden. Deze sites bieden globale toegang tot nieuws
vanuit alle werelddelen. Er is gegroeide competitie tussen kranten etc. consumenten
hebben het echter nog nooit zo goed gehad. Waarschijnlijk versterkt deze globale
nieuwsmarktplaats in trend net zoals bij traditionele media gebeurd is. Vraag is: wat
gebeurd met lokaal nieuws? Een studie van Freeman toonde aan dat hoewel
diversiteit van nieuws en andere media groeiende is op nationaal en internationaal
niveau, de diversiteit van nieuws krimpende is op locaal niveau. Technologie speelt
rol hierin door efficiëntie in uitgebreidheid en distributie te leveren. Samen met
veranderende economie zorgt technologie voor hervormen van de traditionele
scheiding tussen editoriele en zakelijke functies, zogenoemde scheiding van Kerk en
Staat. De grens tussen advertenties zetten en editwerkzaamheden ( bewerkende
redacteurs doen dit) worden onduidelijk ( banners ed.). Binnen de newsroom tast
technologie vooral online communicatie aan. Het hiërarchische karakter van de
newsroom verandert. Een nieuwsdirector had voorheen controle over het nieuws.
Internet verandert dit. Meer newsrooms worden ‘platter’ in structuur, vooral bij
online edities. Top en bottom in de nieuwskamer is afgenomen wordt met
bovenstaande bedoeld. Dit heeft tot gevolg dat meer frequente communicatie
tussen newsroom personeel en publiek is. Dit heeft weer sterke invloed op het ‘
storytelling’ en reportage proces van nieuws. De huidige journalistiek wordt ook wel
‘ combined-newsroom’ genoemd.  Verhalen worden gevonden door verslaggevers
die nieuws verzamelen en de informatie wordt verpakt via een nummer aan
mediaoutlets zoals tv. Deze gecombineerde nieuwsverzameling is efficiënt en
kostenbesparend.
Ook bij kranten veranderingen sinds de onelinerevolutie: de kosten van printen en
brengen van kranten is 60% van de kosten die met internetedities komen te
vervallen.

4. De aard van relaties tussen nieuwsorganisaties, journalisten en hun publieken


Technologische verandering verandert fundamenteel de relaties tussen
nieuwsorganisaties, journalisten en hun publiek, inclusief publiek, concurrenten,
nieuwsbronnen, sponsoren en degenen die de pers willen reguleren of controleren.
“ broadcast model of communication’: basisrelatie tussen uitgevers en publiek sinds
uitvinding van printkranten  nadruk op een of weining die veel communicatieflow
op gang brengen, met weinig feedback tussen bron en ontvanger ( journalist en
publiek) en een relatief onbekend, heterogeen publiek. Doel van deze communicatie
is combinatie van overhalen/ overtuiging en informatie bieden.
Ook de nieuwscoverage kent een agenda-setting invloed in de maatschappij die
helpt aan het vormen van publieke opinies in termen van wat het belangrijkste
nieuws is. ( what to think about). Een andere invloed is geweest op PR relaties.
Onderzoek hierover gaat over verschillende paradigma’s van communicatie die zijn
onderzocht in een tekst.
Een eerste is het publieke informatiemodel: organisaties, corporatief of vanuit de
regering, verspreiden informatie aan een publiek met de intentie het publiek te
informeren voor hun bestwil. Intentie is niet persuatie. Duidt veelal op traditionele
journalistiek.
Een tweedemodel is wat Grunig noemt het one-way asymetric model of
communication. In dit model is de flow van communicatie vooral vanuit 1 richting,
van een organisatie naar haar publiek(en). Het is asymmetrisch in de zin dat de flow
ongebalanceerd is en dat 1 partij de intentie heeft om een mening te beïnvloeden
( en wellicht het gedrag), van het publiek. Deze beschrijving geldt vooral voor de pr
wereld, maar ook in traditionele journalistiek is dit te herkennen.
In de wereld van analoge media werd deze eenzijdige, eenrichtingsmodel voor
communicatie veelal gehanteerd. De digitale wereld van communicatie verandert
fundamenteel deze modellen van journalistiek. Het proces is veel meer een dialoog
aan het worden tussen pers en publiek. Vooral bij kranten met online-edities is dit
het geval. Een online discussie en debat kunnen op gang komen. E-mail is mogelijk.
Grunig noemt dit het to-way symmetric model of communicatie: tweezijdig
symmetrisch model voor communicatie. De flow van communicatie is hierin veel
meer in balans, meer een dialoog tussen beide partijen. Alle partijen beïnvloeden
elkaar in bepaalde mate.
Hoewel nieuwsorganisaties niet echt blij zijn met komst van bovenstaand model,
zien we veel van de ontwikkeling in wat gekend wordt als civiele of publieke
journalistiek.

Uiteindelijk de verandering door komst van het World wide web als medium in 1990
heeft de definitie van journalist geherdefinieerd. Miljoenen inwoners zijn actieve
deelnemers geworden in het online communicatieproces. De traditionele bronnen
voor journalisten worden zelf inhoudsaanbieders die soms primair het nieuws
verzorgen, passerend aan traditionele gatekeepers. Directe consumptie van dit
nieuws is mogelijk. Dit roept vragen op over journalistieke rol. Realiseer je volgens
auteur belang van onpartijdige verslaggeving. De rol moet nog worden gevormd. De
betrouwbaarheid en onpartijdigheid moeten worden herontwikkeld door nog meer
te zoeken naar primaire bronnen voor nieuws.

De conclusie haalt weer de vier veranderingen aan. Deze effecten brengen vragen
voor de researchagenda. In het artikel worden 10 suggesties voor vervolgonderzoek
gedaan. Ik noem er 4, voor meer zie artikel:
1 hoe gebruiken journalisten de feedbackfunctie in de online-arena van nieuws waar
e-mail de publiek-reporter relatie transformeert?
2 in welke mate zijn verslaggevers de online verslaggeving gebruiken in plaats van
shoe-lether verslaggeving?
3 Welke invloed heeft de gecombineerde newsroom op de kwaliteit van nieuws?
4 in welke mate ontwikkelingen online nieuwsorganisaties formats die ontwikkeld
zijn voor de online-media?
Literatuur werkcollege 1: 
A history of European television news: from television to journalism, and
back? Bourdon, J.

De geschiedenis van West-Europees televisienieuws wordt in deze tekst beschreven


ten aanzien van de tv als populair, visueel medium en de journalistiek. Van een
slecht gedefinieerd tv-genre wat door de meeste journalisten werd genegeerd
veranderde tv nieuws in een belangrijk nationaal ritueel in de jaren ‘ 60. Het bleef
onder controle van de regering. In de zestiger jaren werden actualiteitprogramma’s
belangrijker. In de jaren ’70 ontstond er competitie met de publieke omroepen: hier
ligt de basisformule van een goed-verpakte show, geconstrueerd door de ‘
anchorman’, de presentator van het nieuws. Het Amerikaanse model kwam op,
programmatijd en aantal editities steeg. Het nieuws werd in de jaren zeventig erg
populair en ontving steeds meer kritiek. In de jaren tachtig uiteindelijk, was nieuws
diep geraakt door deregulatie (nieuwe afspraken) en competitie. Op commerciële
zenders verdween de grens tussen entertainment, reality show en tv nieuws.
Publieke zenders probeerden deze trend te weerstaan. Tot zeker mate was tv terug
bij de startpositie: het werd een tvgenre, gestuurd door de wetten van een populair
medium, maar onder hoge druk van nationale, commerciële competitie.

Definitie tv nieuws: internationaal genre dat ligt op het speelveld tussen tv en


journalistiek.

Vier ontwikkelingsfasen
De veranderende balans tussen tv en journalistiek. De evolutie van tv van publieke
monopolie naar commerciële tv. Het veramerikaniseerde formaat van tv-nieuws.
Deze zaken zijn basis voor een indeling in vier perioden:
1 1950-er jaren: marginaliteit en onzekerheid
Tv-nieuws was niet meteen een centraal genre van tv doordat:
1 technologie was nodig om nieuws inhouden op te kunnen sporen.
2 tv was niet gezien als serieus medium in deze jaren
De eerste nieuws bulletins bevatten een eerlijke diversiteit. De eerste
nieuwsuitzendingen twijfelden tussen een radio model waarin nieuws voorlezers,
niet journalisten het nieuws brachten, en een newsreel model waarin gefilmde
reports met live commentaar werden gegeven. In Duitsland en Engeland was vooral
een radio model aan de orde. Ondanks de politieke tradities die verschilden, waren
tv-journalisten in beide landen voorzichtig met personalisatie, sensatie en
partijdigheid. Verschillende professionele tv-codes werden ontwikkeld om een
onderscheiding tussen feiten en meningen te bewerkstelligen. In Duitsland kwamen
in 1952 enkele regionale edities. In 1956 kwamen er dagelijkse nieuwsuitzendingen
op tv, een kort bulletin op acht uur. ( dit model kent stabiliteit: lengte en ‘slot’/
uitzendtijd zijn hetzelfde gebleven sindsdien).

2 1960-er jaren: ontwikkeling en politicalisering


Een nationaal ritueel ontstond in de jaren ’60. Het avondnieuws heeft vanaf hier de
duur en tijd van uitzending zoals deze nu is. Engeland werd beïnvloed door de VS
waar in 1963, na attacks op commerciële netwerken vanuit politieke zaken, de lengte
van nieuws weer een half uur werd. In verschillende landen waren ander zaken het
meest van belang. Maar nieuws werd overal een ritueel. In Frankrijk was een poging
tot veranderen van de uitzendtijd beoordeel met negatieve reacties en vond de
terugkeer naar een vaste tijd. Overal werd tv-nieuws een specifiek genre. Een
bekend gezicht en stem werden kenmerken. De stabilisatie in uitzendingen draagden
bij aan dit ritueel van de samenleving. De waarde van het ritueel was echter niet
afhankelijk van de kwaliteit van de geboden informatie: nieuws werd ook in die
landen een ritueel daar waar politieke submissie en slechte technische zaken aan de
orde waren.
-Verkiezingen: nieuws en het politieke systeem
Het politieke systeem ging een rol spelen in het nieuws, er kwam ruimte voor
oppositiepartijen om hun woordje te doen.
-Actualiteitenprogramma’s
De nieuwe actualiteitenprogramma’s kenden een zeker; durf’, doorvragen
interviews, een reporter in het veld. Dit zijn kenmerken die wijzen op een groei aan
personalisatie in dergelijke programma’s en is van invloed geweest op later nieuws.
3 1970-er jaren: de presentator van nieuws en technologie: zoektocht naar
compromis tussen journalistiek en tv.
Er zijn vier zaken van verandering in de jaren 1970 die bij hebben gedragen aan het
vormen van het nieuwsformat zoals deze vandaag is. Nieuws kende in de jaren 70 al
de kenmerkende duur en tijd van uitzenden. Er was nu nog een consistent format
nodig.
1. Centraal in dit format is een ‘anker’ / bindende factor. Een presentator verscheen
iedere avond als boegbeeld voor het nieuws.
2. Technische verandering: generalisering in het gebruik van videotapes voor reports
( en het voortzetten van 16mm opnamen). Toename van gebruik van satelliet,
ontwikkeling van computerbeelden  het visuele aspect veranderde in sneller en
geliktere verpakking van nieuws
3. Middag en late-night edities van nieuws verschenen evenals regionale edities
4. Politieke verandering: een politieke vrijheid werd veroverd.
- computerbeelden, video, presentator als visuele en logische spil van nieuws, dit
alles zorgde dat het nieuwsformaat verder af kwam te staan van nieuws uit de jaren
50 en 60 en meer werd zoals het nu is.
- Competitie en groei in tv aanbod
Dit was het gevolg. De populariteit van de nieuwslezer was van belang. Meerdere tv-
stations ontstonden competitie.
- Nieuws onder aanval: maatschappelijke discussie ontstaat, is het verderfelijk of
goed ?

4 1980-er jaren: competitie: wint tv het van de journalistiek?


Censuur en manipulatie en de druk op competitie heeft nationaal nieuws veranderd.
Het veranderde gezicht van avondnieuws
Na de deregulering van tv in Europa kwam een eerste onderscheid tussen
commerciële en publieke zenders. Resultaten van deze privatisering: verschillen
tussen publieke en commerciële zenders zijn blijvend van aard.
Vooral publieke zenders hebben een complete programmastructuur waarin nieuws
en actualiteit belangrijk is. In commerciële nieuwsprogramma’s domineert
entertainment. Ten tweede is er een trend binnen alle nieuwsprogramma’s:een
meer commercieel nieuwsformat|: nieuws is sneller, serieuze gebeurtenissen worden
lichter benaderd, op een meer gepersonaliseerde manier en de politieke coverage is
meer gericht op dramatische, gewelddadige gebeurtenissen.

In de jaren ’95 ongeveer kwamen er infotainment formats: Deze mixen de


presentatie van informatie en entertainment ( Stratham, 1996). De toon is meer
populistisch op commerciële zenders en burgers hebben minder macht over het
nieuws. Publieke zenders zitten in spagaat: angst van verliezen van zielen enerzijds
omdat ze commerciële concurrenten imiteren. Anderzijds verliezen ze publiek
wanneer ze niet de commerciële concurrenten volgen vanuit een behoefte om
nieuws te reproduceren, soms in tegengestelde richting.Twee strategieën voor
publieke zenders.
- 9 uur journaal: leverde slechte competitie op
- Nieuwsaanbod verrijken buiten de belangrijke avondnieuwsedities met korte
edities gedurende de dag.
Locaal nieuws: ‘ go local’: Amerikaanse uitspraak: nieuws meer regionaal brengen in
goede programma’s: sleutel tot succes.
Veel huidige journalisten bespotten de eerste ‘ gemixte programma’s’ in de jaren
’70. De gemixte programma’s waren geaccepteerd door journalisten maar niet even
erg gerespecteerd als belangrijke nieuwsprogramma’s. In 1980 was ook opkomst van
trash of tabloid televisie, bijvoorbeeld onder de naam van reality-tv.
Deze programma’s waren vaak gepresenteerd door hosts ipv journalisten. Hier werd
nieuwsmateriaal expliciet gemixt met entertainment, satire, human interest
verhalen, interviews en debat waar gewelddadige tegenstellingen boven rationele
argumenten staan en deelname van publiek.
Ook zijn er veranderingen in organisatie: de grenzen tussen nieuwsdivisie en de rest
van het tv-station. Er is druk vanuit het management.

Discussie, opsomming van de evolutie:


1 tv nieuws was klein genre binnen tv. Politici etc. waren sceptisch over potentie
van journalisten. Een scala aan modellen tussen radio, film newsreel en
printpers bestond.
2 Een mate aan stabiliteit ontstond bij de groei van het medium tv. Tv werd serieus
belangrijk, kon niet meer worden ontkend. Nieuws kreeg een specifieke
locatie en duur en werd een nationaal ritueel. Printjournalisten gingen voor
tv werken en nieuws groeide binnen tv organisaties.
3 De presentator werd het centrum van het nieuwsformat. Hierin werd het
Amerikaanse model gevolgd. Technische veranderingen ( video, satelliet en
beeldverpakking) zorgde voor betere, geliktere, visueel aanbod. Spanning
tussen tv en journalistiek was vooral ten aanzien van de populaire anchor:
host of serieuze presenator?1970: tv-nieuws bekritiseert.
4 1980: periode van deregulatie en competitie. Verzekering van macht voor de
journalistiek. Gemixte vormen ( infotainment en tabloid tv) ontstonden.
Sommige verschillen bleven bijvoorbeeld tussen commerciële en publieke
zenders.

Mening auteur:
Binnen een sterk publiek zenders-framewerk en met een zekere mate van
onafhankelijkheid van de regering is het mogelijk een balans te bereiken tussen de
eisen van tv en journalistiek.
Literatuur hoorcollege 2:
The structure of foreign news: The presentation of the Congo, Cuba, and
Cyprus crises in four Norwegian newspapers. Galtung, J., & Ruge, M. H.

In dit artikel zal het algemene probleem van factoren die de stroom van nieuws uit
het buitenland beïnvloeden worden besproken.
Galtung en Ruge verwijten de media in dit artikel dat deze een vertekend beeld van
de werkelijkheid geven en zij stellen dat politieke beslissingen gebaseerd op een
‘juist beeld’ van
de werkelijkheid doorgaans beter zijn.
In dit artikel gaat het om de vraag; How do events become news?

De ketting van nieuws communicatie:

Wereldgebeurtenismediawaarnemingmediabeeldvormingpersoonlijke waarnemingpersoonlijke
beeldvorming
↑ selectie vervorming ↑ selectie
vervorming

Nieuwsselectie wordt gedicteerd door zowel waarnemingspsychologische mechanisme


(biologie) als door cultuurgebonden factoren.

Op het nieuws wordt van alles uitgezonden, maar wij kunnen niet alles registeren,
dus moesten we selecteren en de vraag hierbij is; wat roept onze aandacht?
Hieronder is een lijst van waarnemingspsychologische mechanismen (biologie) dit
zijn allerlei factoren die de overgang van gebeurtenis naar nieuws beinvloeden;
o Wanneer de frequentie van het onderwerp uit de toon is, zal het niet worden
geregistreerd.
o Hoe sterker het onderwerp, hoe groter de omvang, hoe groter de kans dat
men het waard vind om naar te luisteren
o Hoe duidelijker en ondubbelzinniger het onderwerp hoe groter de kans is dat
men het waard vindt om naar te luisteren
o Hoe belangrijker het onderwerp, hoe groter de kans is dat men het waard
vindt om naar te luisteren
o Hoe meer het onderwerp overeenkomst met het mentale beeld wat men al
had, hoe groter de kans dat men het waard vindt om naar de luisteren.
o Hoe onverwachter het onderwerp komt, hoe groter de kans dat men het
waard vindt om naar te luisteren
o Wanneer iets de hoofdlijnen eenmaal bereikt heeft en wordt gedefinieerd als
nieuws, dan zal het voortaan ook nieuws zijn.
o Wanneer een onderwerp heel vaak voorkomt, zal het waarschijnlijk zo zijn
dat een heel ander onderwerp dat men hoort, men dit de moeite waard vindt
om te luisteren.

Daarnaast zijn er ook cultuurgebonden factoren die de overgang van gebeurtenissen


naar nieuws beïnvloeden, dat zijn de volgende;
o Wanneer een gebeurtenis elite naties betreft, zal het eerder een nieuws item
worden
o Wanneer een gebeurtenis elite personen betreft, zal het eerder een nieuws
item worden
o Hoe meer een gebeurtenis kan worden gezien in persoonlijke termen, te
wijten aan de actie van specifieke individuen, hoe eerder het een nieuws
item zal worden
o Hoe negatiever de consequenties zijn van de gebeurtenis, hoe eerder het een
nieuws item zal worden.

Gegevens van het onderzoek

Er zijn 4 Noorweegse kranten geselecteerd, 3 internationale crisissen en voor elke


crisis een aantal variabelen om in de inhoudsanalyse te meten wat de kranten
schreven over deze crisissen. De kranten waren allemaal verschillend ( van radicaal
tot conservatief en van ochtend tot middag/avond kranten) om zo een hogere mate
van bevestiging te krijgen omdat de kranten allemaal verschillend zijn in plaats van
allemaal ongeveer gelijk. De onderzoekers wilden gelijktijdige vergelijkingen kunnen
maken ter controle van de consistentie van de manier waarop het nieuws werd
gepresenteerd in de 4 kranten. Om die reden zijn twee crisissen geselecteerd die
gelijktijdig voorkwamen en daarnaast ruwweg met elkaar te vergelijken waren; de
Congo en Cuba crisis(1960). Daarna is een derde crisis eraan toegevoegd (1964) de
Cyprus crisis, die ongeveer gelijke karakteristieken etc had.

Hypothese 1; hoe meer (culturele) afstand tot de natie/volk, hoe hoger de neiging is
om elite actie te melden.  geen duidelijke uitkomst

Hypothese 2; hoe lager iemands rang, hoe negatiever de gebeurtenis wordt


neergezet  deze hypothese kan worden bevestigd; hoe lager de rang is van een
persoon, hoe lager ook de kans dat hij in de omgeving van iets positiefs wordt
gezien.

Hypothese 3; hoe meer culturele afstand er bestaat tot de natie/volk, hoe negatiever
de gebeurtenis wordt neergezet deze hypothese kan niet worden bevestigd, maar
echt verworpen kan deze hypothese ook niet.

Het artikel wordt afgesloten met enkele tips, waardoor de werkelijkheid ‘juist’ zo
moeten worden afgebeeld in het nieuws;
- meer nadruk op opbouwende en achtergrond materiaal in de totale
media output. Journalisten zouden beter opgeleid moeten worden in
het reporteren van langetermijn ontwikkelingen en zich minder
concentreren op gebeurtenissen.
- Meer nadruk op complexe en dubbelzinnige gebeurtenissen, niet
perse met het voordeel om deze te interpreteren
- Meer nadruk op het tegenstrijdige/ tegenstanger. Training van
journalisten om hun inzichten in eigen stereotypes te verhogen.
- Meer nadruk op de verwachting en frequentie
- Meer voorlichting over de continuiteitsfactor.
- Meer voorlichting van de samenstellingsfactor
- Meer aandacht aan niet-elite naties
- Meer aandacht aan niet-elite personen
- Meer verwijzing van niet persoonlijke oorzaken van gebeurtenissen,
hiervoor is een speciale training nodig
- Meer verwijzing naar positieve gebeurtenissen.
Literatuur hoorcollege 2:
The roots of a sociology of the news: Remembering Mr. Gates and social 
control in the newsroom. Reese, S. D., & Ballinger, J.

Doel onderzoek: Sinds eind jaren ’60 is er meer interesse gekomen voor vragen als:
welke krachten vormen de mediaboodschap, wat en wie vormen de media agenda?
Onderzoek heeft uitgewezen dat er krachten werkzaam zijn in verschillende lagen
van de mediaproductie. Oftewel, een hiërarchie van invloeden. Hierbij inbegrepen
zijn, op het meest basis niveau, de persoonlijke opvattingen en rollen van de ‘media
workers’ en op een hoger niveau de invloeden van ‘media routines’, ‘media
organizations’, ‘external pressures’ en ‘ideology’.
In dit artikel bespreken de auteurs twee andere artikelen, namelijk:
- David Manning White’s “The ‘Gatekeeper’: A Case Study in the Selection of
News”

- Warren Breed’s “Social Control in the Newsroom”

Volgens White waren de individuen de ‘Gatekeepers’. De beslissingen van


individuen, sommigen door hun strategische locatie, hebben de mogelijkheid om de
‘flow of information’ te beïnvloeden. Wanneer er genoeg ruimte zou zijn voor
plaatsing, bijvoorbeeld bij internet, zou er minder selectie nodig zijn en zou het
nieuws objectiever moeten worden. White heeft dit onderzocht door een editor te
laten kiezen tussen artikelen over twee onderwerpen.
Al met al kan worden gezegd dat niet alles wat in de wereld gebeurd in het nieuws
komt, maar afhankelijk is van de selectie van de ‘gatekeeper’.
Breed interviewde 120 ‘newsmen’ die de ‘middle-size’ groep van kranten van 10,000
tot 100,000 verkopen representeerde. Volgens hem zijn de ‘publishers’ de ware
bron van de kracht om nieuws te vormen.
Breed hanteert het begrip ‘Social Control’. Hiermee doelt hij erop dat de
beleidsmaker in de ‘newsroom’, oftewel de Publisher, ervoor zorgt dat de
journalisten niet objectief kunnen werken. Hierdoor ontstaat er vertekening (bias).
Wel geeft Breed aan dat de journalistieke codes, professionele leiderschap van
journalistieke scholen, de ‘newspaper union’ en ‘sincere criticism’ de invloed van de
Publisher compenseren. Ook bleek uit zijn onderzoek dat de journalisten
‘terugvechten’ tegen het beleid van de Publisher door meer feitelijke informatie en
minder vertekende informatie te geven.
De Mr. Gates-studie (White) indiceert hoeveel nieuws niet geplaatst wordt en
daardoor ook geen effect kan veroorzaken.
Breed’s studie (Social Control) gaat ervan uit dat journalisten nieuws maken zodat
het past binnen het beleid van de Publisher.
Volgens Schramm en Donald Roberts (The Process and Effects of Mass
Communication) geven deze twee theorien, conform de limited effects theorie, aan
dat nieuws de levende opvattingen versterken in plaats van veranderen.
De Uses and Gratifications theorie gaat tegen beide theorien in, want volgens deze
theorie ligt de macht bij de gebruiker. Hierbij wordt de selectie door de ‘gatekeeper’
verklaard als in overeenstemming met de heersende normen en waarden.
Literatuur hoorcollege 2:
Measuring Media Bias: A Content Analysis of Time and Newsweek
Coverage of Domestic Social Issues, 1975-2000. Covert, T. J. A., &
Wasburn, P. C.

Algemeen
(Bias wordt in de collegesheet omschreven als ‘Vertekeningen’)
Doel onderzoek: een meer systematisch, op empirie gebaseerde, historische
vergelijkend begrip van media bias produceren dan in eerder onderzoek is gebeurd.
Methode van onderzoek: een kwantitatief onderzoek naar ideologische afwijkingen
binnen de media; een formele inhoudsanalyse in de twee grootste nieuwsmagazines
van de VS (Time en Newsweek). De resultaten zijn vergeleken met een zelfde soort
onderzoek in twee grote kranten meer gericht op partijen (National Review
(conservatief) en Progressive (liberaal)).
Resultaten: Bias scores tonen een sterk verschil in de berichtgeving over de issues
criminaliteit, milieu, sociaal-maatschappelijke geslacht en armoede tussen de
(politieke) kranten en de nieuwsmagazines.
Conclusie: De data voorziet weinig ondersteuning voor degenen die beweren dat er
een significant media verschil is in berichtgeving met een ideologische lading.
Begrippen
Ideologische bias: onderverdeling in conservatief of liberaal. Hiervoor moet voor de
issues die onderzocht worden ook goed te onderscheiden zijn of ze conservatief of
liberaal zijn. Bijvoorbeeld: is de berichtgeving over het issue abortus liberaal of
conservatief.
Conclusie en discussie uitgebreid
Een van de belangrijkste resultaten uit dit onderzoek is dat Time en Newsweek over
het algemeen neutraal bericht geven over de vier onderzochte issues. Dit is anders
dan de meer partij gerichte kranten National Review en Progressive, waarbij de
ideologie wel in de berichtgeving doorschemerde.
NB: De auteurs geven wel aan dat zij niet uitsluiten dat er in ‘mainstream
nieuwsmedia’ wel ideologische berichtgeving plaatsvindt. Op basis van dit onderzoek
blijkt dit niet het geval te zijn, maar is niet representatief voor de rest van de
‘mainstream media’.
Literatuur bij hoorcollege 3:
Onafhankelijkheid van nieuwsbronnen en de kwaliteit van de
journalistiek Buijs et al.

Aanleiding en achtergrond
Een groot aandeel van het nieuws in de rubriek Binnenlands nieuws van de krant zijn
overgenomen persberichten. Een reden hiervoor is de hoge productiedruk en
onderbezetting bij journalisten. De versnelling en verkorting van het nieuws zal
leiden tot een verschraling van de nieuwsvoorziening.

Onderzoeksvraag: Op welke wijze maken Nederlandse kwaliteitskranten in hun


binnenlandseberichtgeving hun bronnen bekend en in welke mate maken zij gebruik
van voorverpakt nieuws: persbureaus, andere media en pr-materiaal?

Subvragen:
1. Is de herkomst/maker van een binnenlandbericht voor te identificeren?
2. Zijn de bron(nen) voor de berichtgeving identificeren?
3. In hoeverre is de berichtgeving te herleiden tot voorverpakte informatie, en in
hoeverre geeft zij blijk van eigen nieuwsgaring, duiding en onderzoek?
4. Hoe kunnen we het eigen journalistieke werk typeren?
5. Tekenen zich in de journalistieke praktijk patronen af die de berichtgeving
vatbaar(der) maken voor pr-materiaal en pr-boodschappen?

Theoretische achtergrond
De geloofwaardigheid van een krant is essentieel voor zijn voortbestaan. De kwaliteit
van de krant is te meten aan de hand van de kwaliteit van zijn bronnen. Agenda
setting speelt een rol met betrekking tot de media-agenda, publieksagenda en de
beleidsagenda.

Methode van onderzoek en steekproef


Inhoudsanalyse bij het AD, Volkskrant, NRC handelsblad en Gelderlander.
Inhoudsanalyse van 2 weken bij Binnenlandsnieuws.
Daarnaast kwalitatieve casestudy om de weg van het krantenbericht naar het
persbericht terug te lopen en de twee berichten met elkaar te vergelijken om zo te
zien hoeveel extra werk de journalisten hebben gedaan.

Analyse resultaten
Er is gekeken naar of de herkomst van het bericht staat aangegeven in de credit line.
Mogelijkheden: Verslaggever zonder naam van eigen krant, verslaggever met naam
van eigen krant, persbureau of geen identiteit weergegeven. Er is gekeken of er een
verschil is tussen korte en lange berichten. Korte berichten blijken inderdaad vaker in
de creditline persbureau of geen identiteit te bevatten.
Daarnaast is gekeken naar sporen van voorverpakte informatie in het
krantenbericht. Lange berichten bleken meer sporen te bevatten, wat logisch is
aangezien er meer ruimte is voor dergelijke verwijzingen. Het binnenlandsnieuws
van de Gelderlander (die geen redactie heeft voor deze rubriek) bleek bijna geheel te
bestaan uit kant en klaar nieuws van persbureaus.
Het eigen werk van journalisten bestaat meestal uit het verzamelen van aanvullende
feiten, context informatie en reacties.

Verder is er gekeken naar patronen in verslaggeving, zo bleek dat vooral


persberichten over opiniepeilingen en onderzoeken een grote kans op plaatsing
hebben. Er worden ook drie voorbeelden genoemd slechte berichtgeving in kranten
naar aanleiding van het slecht controleren van de bronnen:
Horecacijfers: Een onderzoek naar dalende omzetcijfers naar aanleiding van het
rookverbod dat was uitgevoerd door een organisatie die er zelf belang bij had dat
het rookverbod wordt opgeheven. De cijfers bleken slechts van toepassing te zijn op
een klein gedeelte van de horecagelegenheden, maar dat werd in de kranten niet
vermeld. Zo leek het dus alsof de omzet van alle horeca met 26% gedaald was. Uit
een later onderzoek bij het publiek bleek dat slechts 4% van de respondenten
minder horeca bezocht en dat de eerdere cijfers niet klopten. Toen was de hele
discussie over de omzetcijfers echter al voorbij en werd weinig aandacht besteed
aan deze nieuwe bevinding.
Seksmoraal: In een interview met Rouvoet sprak hij over een verslechterd
seksmoraal en verknipte ideeën daarover bij de nieuwe generatie. Later in het
interview zei hij echter dat het bij 85% van de jongeren gelukkig wel goed gaat. Deze
relativering ontbrak echter bij de eerste take die het ANP op de website plaatste,
daarna werd de opmerking wel verwerkt in het interview, maar kranten namen
allemaal de (meer op sensatie gerichte) eerste take over, waardoor een flinke
discussie ontstond in de samenleving over het seksmoraal bij jongeren. Enige weken
later kwam een schrijver van een jongerenrubriek van de krant met een onderzoek
dat was uitgevoerd onder de jongeren zelf, waaruit bleek dat het niet zo slecht
gesteld was met het seksmoraal, maar toen was de discussie al overgewaaid en werd
er naast publicatie weinig aandacht meer aan besteed.
Vogelaar: Bij het aftreden van Vogelaar is weinig gezocht naar bronnen die aan haar
kant stonden. Er is door de kranten vooral gekozen voor het gezichtspunt van de
PvdA.

Conclusies
Subvragen beantwoord:
1. 41% geeft geen informatie over de auteur van bericht (vooral bij korte
berichten), 11% afkomstig van persbureau en 48% van journalist van de
krant.
2. Herkomst
Kort nieuws: 27% persbureau, 57% anoniem, 17% auteur
Lang nieuws: 2% persbureau, 25% anoniem, 73% auteur
3. Voorzover de lezer dit kan nagaan is 32% van de berichten deels of geheel
voorverpakt nieuws (vooral van persbureaus en andere media, derden als
bron zelden zichtbaar). Na de informatie van de casestudy nieuwe cijfers:
52% voorverpakt. De grote onderwerpen voor Binnenlandsnieuws schrijven
de journalisten zelf, deze onderwerpen zijn afhankelijk van het karakter van
de krant en de onderwerpen waaraan persbureaus aandacht aan besteden.
4. Journalisten doen als extra werk vooral context geven en reacties
verzamelen. Ze zijn in de berichten niet kritisch en evaluerend, laten ze over
aan columnschrijvers en er wordt over het algemeen weinig waarde gehecht
aan de waarheid.
5. In de dagbladen tekent zich een patroon af: nieuws is in toenemende mate
wat iemand – van de man in straat tot de autoriteit – van een actueel
onderwerp vindt. Daarbij lijkt de vraag of het onderwerp ook een basis heeft
in de werkelijkheid, journalistiek aan belang te verliezen. Hierdoor maakt pr-
informatie meer kans het nieuws te halen.
Als pr-informatie over opiniepeilingen en ander onderzoek – veelal via het
ANP – de krant haalt, gebeurt dat vaak zonder dat de redactie er kritisch naar
heeft gekeken. Dit ondanks het feit dat redacties dankzij de onmiddellijke
beschikbaarheid van onderzoeksinformatie beter dan ooit zijn toegerust om
die te filteren en op betrouwbaarheid en geldigheid te wegen.
Zodra zich politiek groot nieuws aandient, laten redacties zich niet alleen
duidelijk leiden door geregisseerde politieke reacties; in hun analyses maken
zij de dominante reacties ook tot de hunne. De conformistische neiging van
redacties maakt hen des te vatbaarder voor pr-boodschappen vanuit de
politiek.

Antwoord hoofdvraag
De herkomst van het nieuws is in 40% van de artikelen onbekend. Deze uitkomst is
te nuanceren doordat korte berichten vaker anoniem zijn dan lange berichten.
Bovendien verschillen de kranten onderling: NRC Handelsblad telt het laagste
percentage anonieme berichten en de Gelderlander het hoogste.
Voorverpakte informatie is in ongeveer een derde van de berichtgeving traceerbaar.
Verder variëren de grote nieuwsonderwerpen in prioriteiten in nieuwsaspecten en
invalshoek en politieke genres. Voorverpakte info speelt hier geen rol. Wordt wel
gestuurd door nieuwsagenda en wat persbureau brengen. In de berichtgeving over
opiniepeilingen wordt informatie van belanghebbende derden (autoriteiten)
rechtstreeks in het bericht gezet. Nederlandse pers is niet gebaseerd op
voorverpakte info bij grote nieuwsonderwerpen, maar bij regionale krant wel.
Persbericht is eindproduct voor deze kranten (lopendebandjournalistiek)
Vergelijking met Engels onderzoek
Te beperkt onderzoek om Engeland en Nederland te vergelijken, omdat dit
onderzoek alleen heeft gekeken naar persberichten die te herleiden waren uit het
krantenbericht, is lang niet alles. Engeland vond score van 70% voorverpakt bericht.
Kanttekening daarbij is dat de conclusie van Lewis is ook gebaseerd op aanname dat
zelfs als journalisten eigen krant aanwezig waren bij gebeurtenis, zij ook persbericht
van persbureau raadplegen. Heeft geen bewijs hiervoor en hebben onderzoekers van
dit onderzoek ook niet gevonden, maar ook geen tegenbewijs.

Journalistieke kwaliteit in discussie


Wat betekent het voor de journalistieke kwaliteit dat de herkomst van berichten
vaak onduidelijk is en dat alle onderzochte kranten steunen op voorverpakte
informatie?
Er is geen eenduidig antwoord omdat de brontransparantie en mate van
voorverpaktheid per krant verschilt en krantenredacties hun berichtgeving inrichten
naar eigen kwaliteitsmaatstaven, die weer in belangrijke mate afhangen van
beperkingen in eigen middelen, menskracht, journalistieke actieradius en
journalistieke ambities.
A.d.h.v. journalistieke kwaliteitscriteria kan men constateren dat als redacties in hun
algemene berichtgeving afhankelijker zijn van wat persbureaus e.d. produceren, dan
lopen ze een risico mbt betrouwbaarheid, transparantie, eigen karakter en
onafhankelijkheid.

Betrouwbaarheid: In het onderzoek is de journalistieke praktijk niet onderzocht,


maar uit ervaring en uit elders gehouden interviews is bekend dat veel redacties de
juistheid van ANPberichten niet goed controleren. Zij gaan ervan uit dat de inhoud
van een bericht klopt omdat het van een erkend persbureau komt, terwijl de
persbureaus ook zijn ingekrompen wat betreft redacties en nieuwsleverantie. In het
Britse onderzoek is vastgesteld dat de verifiëring van de eigen berichtgeving door
een persbureau beperkt is. Dit zouden we in Nederland ook kunnen onderzoek.
Transparantie: krant met meeste voorverpakte berichten geeft minst duidelijkheid
over herkomst. Zou kunnen omdat krant het zelf ook niet precies weet. Vraag is of
lezer waarde hecht aan deze transparantie. Is in elk geval wel kwaliteitsrisico voor
krant.
Eigen karakter: Als krant steeds meer bericht inkoopt van buiten de eigen redactie,
verdwijnt de eigenheid van de krant het de organische journalistieke eenheid die een
dagblad moet vormen. Krant minder herkenbaar voor lezers. Dit komt vooral voor bij
regionale kranten.
Onafhankelijkheid: dit vat de 3 criteria hierboven samen. Die loopt gevaar als
kranten zelf geen onderzoek meer doen en produceren en geen zicht hebben op de
betrouwbaarheid van info die ergens anders wordt geproduceerd.

Aanbevelingen voor nader onderzoek:


1. onderzoek naar kwaliteitspers van een jaar met representatieve steekproef
Nederlandse berichtgeving en systematisch vergelijken met pers- en prmateriaal.
2. (net als Lewis) nagaan van verband tussen ontwikkeling van de redactionele
sterkte, de productiedruk, de pr-industrie en de mate van voorverpakte informatie in
de berichtgeving van kwaliteitskranten en tv-nieuws.
3. Indicatie voor de toekomst is de Gelderlander met grote hoeveelheid aan
“anoniem” geproduceerd nieuws.
4. Grootschalig onderzoek naar fact checking en achtergronden daarvan.
Literatuur werkgroep 3
Objectivity as a strategic ritual. Tuchman, G.

Dit artikel is een onderzoeksartikel over objectiviteit. Het doel van het artikel is om
te kijken of ‘newspapermen’, dit zijn alle medewerkers van een bedrijf dat nieuws als
product brengt, objectiviteit als strategisch middel inzetten om zichzelf te
beschermen tegen de ‘gevaren‘ van hun beroep.

In dit artikel staan 10 nieuwsverhalen geciteerd. Negen zijn afkomstig uit


veldaantekeningen die geschreven zijn toe de onderzoeker aanwezig was als
observant-participant bij een grote krant met een circulatie van 250.000. De laatste
is afkomstig uit een boek over nieuws praktijken. Als observant-participant heeft de
onderzoeker zo weinig mogelijk vragen gesteld.

Newspapermen worden door hun werk op verschillende manieren bedreigt.


Allereerst intern door de structuur die in dergelijke bedrijven heerst. Een journalist
schrijft een verhaal, dat verhaal gaat naar een editor, die stuurt het verhaal weer
door naar de senior editor, en zo door tot de hoogste editor bereikt is. Dit gegeven
zorgt ervoor dat journalisten zich ervan bewust zijn dat hun (vele) verhalen door veel
personen in de hiërarchische ladder worden bekeken en gecontroleerd. Deze
hiërarchische ladder bestaat als controlemiddel zodat niet zomaar alles naar buiten
wordt gebracht. Kranten worden gelezen door zowel de normale lezer als de lezer
waar een bepaald artikel over gaat. Wanneer de lezer vindt dat een artikel hem/zijn
gezin/zijn bedrijf/etc. schade berokkent kan deze overgaan tot het aanklagen van de
nieuwsorganisatie. Elk verhaal brengt dus gevaar voor de newspapermen met zich
mee.

Objectiviteit wordt door de newspapermen gebruikt om met deze gevaren om te


gaan. Als zij namelijk simpelweg de feiten presenteren doen zij niks verkeerd en kan
men hen niet aanklagen. Het simpelweg presenteren van de feiten zorgt ook voor
weinig editing en dus een vlotte doorstroom waardoor deadlines gemakkelijk
gehaald kunnen worden.

Newspapermen kunnen nog meer strategieën gebruiken dan het brengen van feiten
om objectiviteit te claimen.

‘Presentation of conflicting possibilities’:


Wanneer bijvoorbeeld door een senator wordt verkondigd dat Amerika achterloopt
in de ontwikkeling van een bepaald type raket ivm China is het onmogelijk voor de
journalist om naar China te vliegen en even bij het ministerie van defensie langs te
gaan. Deze journalist kan dan in de krant plaatsen dat één bepaalde senator van
partij X zegt dat ‘iets’ zo is. Echter kan men hem dan van partijdigheid beschuldigen.
Daarom is het dan wijs om ook de tegenstander van deze senator over het zelfde
punt in de krant aan het woord te laten. Op deze manier heb je dan verschillende
gezichtspunten.

‘Presentation of supporting evidence’:


Wanneer bijvoorbeeld gemeld wordt dat iemand een meesterlijke muzikant is moet
dit ook duidelijk worden in de tekst, bijvoorbeeld door te vermelden dat hij gespeeld
heeft met zeer bekende artiesten en deze dan ook bij naam noemen.

‘The judicious use of quotation marks’:


Wanneer een journalist iets wil schrijven dat voor een aanklacht kan zorgen kan deze
zijn eigen mening helemaal achterwegen laten en ‘anderen’ aan het woord laten.
Door quotes van mensen te gebruiken kan een journalisten een bepaald verhaal over
brengen zonder dat hij zelf iets zegt.

‘Structuring information in an appropriate sequence’:


De mate waarin de belangrijkheid van het nieuws wordt gebracht is ook van belang.
Eigenlijk moet het meest belangrijke qua informatie in de eerste paragraaf staan en
per paragraaf minder worden. Een omgekeerde piramide dus. Harde feiten eerst.

Ook de opbouw van een krant is op objectiviteit gebouwd. De eerste pagina’s


bestaan uit harde feiten, meningen komen hier niet voor. In de bijlagen e.d. staan
stukken door journalisten geschreven waarin ze hun kijk op een verhaal neerzetten.
Dit staat altijd duidelijk aangegeven zodat de lezer deze niet als ‘de waarheid’ neemt
en ze leest als iemand anders zijn mening.

Het gebruik van gezond verstand speelt ook een rol in het creëren van nieuws.
Newsmen zullen geen uitspraken doen die tegen het gezonde verstand in gaan.

Het artikel komt erop neer dat newsmen zich verschuilen achter hun ‘objectiviteit’
zodat ze niet in de problemen komen. Dit komt overeen met Everett Hughes zijn
onderzoek over rituele procedures in bepaalde beroepen om ervoor te zorgen dat
men geen blaam treft.
Literatuur werkgroep 3
The objectivity norm in American journalism. Schudson, M.

Dit artikel gaat over objectiviteit in de Noord Amerikaanse journalistiek. Men is


vooral geïnteresseerd in waarom objectiviteit tot stand is gekomen. Het artikel is niet
een onderzoeksartikel maar eerder een historische weergave van hoe de
objectiviteitnorm tot stand is gekomen.

Journalisten leiden een publiek leven. Hiermee wordt bedoeld dat het geschrevene
rechtstreeks aan de journalist is gekoppeld en dat dit voor iedereen zichtbaar kan
zijn. Er zijn dus goede redenen voor journalisten om normen te hanteren die positief
ervaren worden door het publiek om hen zo te beschermen tegen kritiek, schaamte
en zelfs rechtszaken. Dit geeft echter nog niet aan waarom de objectiviteitnorm als
dominante vorm naar voren is gekomen in plaats van een andere vorm.

Dit antwoord ligt in de verschillende sociale gebeurtenissen in de loop van de


geschiedenis. Een verscheidenheid aan morele normen had gekozen kunnen worden
om het publiek gunstig te stemmen, toch is de objectiviteitnorm de bovenhand gaan
voeren. Om hier een antwoord op te krijgen kunnen we kijken naar waarom de
Europese journalistiek niet is begonnen met werken vanuit een objectiviteitnorm
maar deze later wel (redelijk) heeft overgenomen. Een aantal sociologische condities
die de Amerikaanse norm hebben beïnvloed waren niet aanwezig in Europa. Zo
wilden oa. journalisten in Europa zich niet zo nodig onderscheiden van PR
functionarissen, iets dat in Amerika wel het geval was. Een andere manier om ernaar
te kijken is dat Europese journalisten eigenlijk al een soort van objectiviteit
hanteerden. Journalisten in Europa zagen zichzelf als kosmopolitische politieke
denkers die literatuur creëerden, zij zagen zich niet zoals de Amerikanen als ‘down-
and-dirty’ arbeiders die de sociale ladder moesten beklimmen.

Jean Chalaby (1996) gaat zover dat hij journalisme een ‘Anglo-American’ uitvinding
noemt. Engelse en Amerikaanse journalisten zijn altijd gefocust geweest op
informatie en feiten, dit begon al in het midden van de negentiende eeuw. Dit was
niet het geval in andere Europese landen, hier was geen duidelijke lijn zichtbaar
tussen feiten en commentaar. Het heeft nog vele jaren geduurd voordat ook het
vaste land van Europa de objectiviteitnorm is gaan hanteren, maar deze hanteert
hem nog altijd losser dan de Amerikanen.

Gesteld kan worden dat er niet één bepaald moment is of één bepaald persoon is
waardoor de objectiviteitnorm tot stand is gekomen in de Noord Amerikaanse
journalistiek, het is langzamerhand zo gegroeid.
Literatuur hoorcollege 4:
Framing US coverage of international news: Contasts in narratives of the
KAL and Iran Air incidents. Entman, R. M.

Dit artikel betreft een inhoudsanalyse van een tweetal nieuwsmagazines en een tv-
nieuwsprogramma. De berichtgeving van deze media rondom een twee incidenten,
waarbij een vliegtuig neergehaald werd, (Een Iraans toestel door de VS en Koreaans
toestel door de Sovjet Unie) is onderzocht, om zo inzicht te verkrijgen in de
(nieuws)frames die gehanteerd worden in beide situaties.

Nieuwsframes worden door Entman als volgt omschreven: Specifieke kenmerken in


berichtgeving die de ontvanger aanmoedigen op een bepaalde wijze betekenis te
geven aan een bepaalde gebeurtenis. Nieuwsframes komen onder andere voort uit
kernwoorden, metaforen, symbolen en afbeeldingen in artikelen. Door het herhalen
of speciale nadruk leggen op bepaalde woorden en beelden kan een opvatting meer
salient (zichtbaar) gemaakt worden in de tekst. Simpel gezegd kan een frame een
bepaalde interpretatie van een gebeurtenis als logischer voordoen dan een
alternatieve interpretatie.

Volgens Entman is de essentie van framing sizing. De auteur beschrijft dit begrip als
volgt: Sizing –magnifiying or shrinking elements of depicted reality to make them
more or less salient. Sizing omvat dus het vergroten of verkleinen van elementen van
afgebeelde realiteit, om ze minder of meer op te laten vallen in een tekst.

De kenmerken van sizing zijn salience/importance, hoe zichtbaar is iets in het nieuws
en welke belangrijkheid wordt het toegedicht, en discursive domain. Dit is een wijze
van redeneren die mensen hanteren op basis van culturele achtergrond, op basis van
schemata die je voorhanden hebt.

Deze kenmerken zijn nader verduidelijkt aan de hand van een viertal aspecten:
agency (wie wordt verantwoordelijk gehouden), identification (wordt dit
aangemoedigd of niet), categorization (in welke categorie deelt men het in) en
generalization (werd generalisatie gestimuleerd of onderdrukt). Op basis hiervan
heeft de auteur vastgesteld op welke wijze een boodschap is geframed.
Conclusie is dat doordat er door de Amerikaanse media weinig nadruk werd gelegd
op agency, de verantwoordelijkheid dus, en de slachtoffers van beide incidenten en
door de woordkeuze en wijze van afbeelden het nieuws op de volgende wijze werd
geframed: Het neerhalen van een Iraans toestel door de Amerikanen werd gezien als
een het gevolg van technische problemen, waarvan de schuld niet primair bij de
Amerikanen te leggen is, terwijl de Sovjet-actie tegen het Koreaanse toestel
geportreteerd werd als moreel verwerpelijk en schandalig.
Literatuur hoorcollege 4:
Psychology of news decisions: Factors behind journalists' professional
behavior. Donsbach, W.

Onderzoeksmethode:
Het gaat hier om een vergelijkingsonderzoek. Ze hebben verschillende data uit
verschillende surveys gehaald die onder journalisten zijn gehouden.
Onderwerp:
Het artikel beschrijft de basis processen die “misschien” van invloed zijn op de
manier hoe journalisten hun selectie maken van wat er in de werkelijke wereld
gebeurd.
Uit de bestaande onderzoeken over dit onderwerp is naar voren gekomen dat
journalisten aan de hand van vier factoren bepalen of dat ze het verhaal gaan
schrijven of niet:
1. Nieuws factoren: professionele assesments van de karakteristieken van een
verhaal dat het nuttig maakt om over te schrijven
2. Institutional objectives: De invloeden vanuit de journalist zijn werkgebied. Zoals
het interessanter maken voor het publiek door specifieke onderwerpen aan te halen.
3. Manipulatieve macht van nieuws bronnen: ze zeggen dat deze veel invloed
hebben op de journalisten denkend aan de PR bureaus. Deze weten hoe journalisten
werken dus kunnen deze bureaus hun manipulatieve strategieën op de journalisten
los laten om zo hun acties te beïnvloeden.
4. Subjectieve meningen van de journalisten: de manier hoe een journalist tegenover
een onderwerp staat kan ook de richting van het verhaal beïnvloeden
Journalist is een moeilijk beroep. Er hangen namelijk een groot aantal besluiten aan
vast. Namelijk ze moeten beslissen wat “waar” is, wat “relevant” is en wat “goed en
slecht” is. Er zijn dan ook een aantal factoren die van invloed zijn op hoe journalisten
hun werk doen:
1. Tijdsdruk
2. Druk van de competitie
3. Te weinig objectieve kritiek
4. Publicness(precieze vertaling weet ik niet)
De belangrijkste van het rijtje is nummer 3. Ook al krijgen ze kritiek van experts of
wie dan ook het is meestal gebaseerd op een mening van een ander.
Op een gegeven moment in het proces van journalistiek praat men over een shared
reality. Een gedeelte realiteit. Hiermee wordt bedoelt dat mensen dezelfde realiteit
delen en dat maakt het op vier punten voor een journalist makkelijker. Namelijk het
is betrouwbaarder, valide, generaliseerbaar en voorspelbaar.

Donsbach haalt de realiteitstheorie aan en hiermee zegt hij dat door middel van deze
theorie toe te passen het besluit proces van een journalist begrijpelijk te maken.
Deze theorie zegt dat je door middel van de waarheid (feiten), relevantie (agenda) en
acceptabelheid (mening) en door de help van andere het proces kan voltooien.
Een journalist maakt het meest gebruik van de hulp van andere journalisten de
reden hiervan is dat deze het makkelijkst de contacten zijn en ze zijn peers, dit houdt
in dat ze representatief zijn omdat ze aan die bepaalde normen voldoen.
Er zijn een aantal manieren hoe journalisten aan hun informatie komen:
1. Sociale interactie met andere collega’s
2. Observeren wat andere media zeggen
3. En van mensen die zich buiten hun werk bevinden zoals vrienden.
Als mensen lang dezelfde realiteit hebben in de nieuwswereld heeft dit een negatief
effect daarop. Hierbij komt de term nieuws ideologieën kijken. Dit zijn nieuws feiten
op een ander hoger niveau. Er wordt hierbij niet alleen gekeken naar hoe
nieuwswaardig iets is maar ze reflecteren ook hoe de journalist in de samenleving
staat en wat zijn algemene rol daarin is. Door deze rol te bekijken kan de term
nieuws frame ook aan bod komen. De manier hoe een journalist in de samenleving
staat kan bepalen welk nieuwsframe er gebruikt wordt.
Journalisten kunnen twee fouten maken namelijk:
1. Dat ze denken dat ze hun oordelen zelf hebben bedacht, maar eigenlijk zijn die
gebaseerd op een heel hoop andere feiten die niet van hun zelf zijn.
2. En ze maken nog wel eens de fout dat als de andere collega’s er ook zo over
denken dat het dan ook zo is.
Al eerder heb ik genoemd dat collega journalisten een belangrijke invloed factor zijn
maar de organisatie waar de journalist voor werkt en de PR bureaus hebben ook een
grote invloed.
( het management van de organisatie is dus ook een belangrijke invloedfactor).
Verder is er ook nog een vierde groep namelijk het publiek (spreekt voor zich)

Hij raad twee vervolg onderzoeken aan namelijk experimentele studies naar de
sociale perceptie en een observatie onderzoek kan ook van belang zijn.
Wat ook van belang is bij een journalist voor het nemen van besluiten is de kennis en
de houding van een journalist. Denk aan de cognitieve dissonantie theorie en de
selectiviteit. (attention, perception, retention). Er wordt ook gezegd dat
mensen/journalisten in schema’s denken. Dat er voor iedere andere gebeurtenis een
bepaald schema is en dat de selectiviteit daar op toegepast wordt.

Conclusie Donsbach:
Hij heeft dus twee psychische factoren gevonden die de besluiten van het soort
nieuws beïnvloeden. Dat zijn namelijk de sociaal psychische concepten die tot stand
komen via de sociale interactie met andere mensen of collega’s. En de tweede factor
is het cognitieve psychische proces denkend aan de selectiviteit en de schema’s.
Journalisten hebben voortdurend met deze twee te maken omdat het een beroep is
waarin deze continu beslissingen moet maken aan de hand van deze twee factoren.
Er zijn twee beroepen die ook steeds met deze twee factoren te maken hebben. Dat
zijn namelijk rechters en wetenschappers.
Verder zegt Donsbach als afsluiting dat de discussie over de professionaliteit van een
journalist altijd open zal blijven aangezien hij zoveel macht heeft en soms niet weet
of hij wel de juiste beslissingen neemt.
Literatuur hoorcollege 4:
Frames, schemata, and news reporting. Scheufele, B.

Dit artikel is theoretisch van aard en conceptualiseert het begrip framing.


Desondanks veel empirisch onderzoek naar framing is er niet echt duidelijkheid over
de inhoud van het begrip zelf, zo stelt Scheufele. Voor een definitie van framing
verwijs ik jullie naar het artikel van Entman. McCombs, Shaw en Weaver (1997) zien
framing als second level agenda setting. Dit betekent dat zij het zien als verlengde
van agenda setting.
Scheufele trekt het verband tussen twee verwante theorieen met betrekking
tot framing, dit leidt tot twee dimensies: type framing (mediaframes vs. Individuele
frames) en operationalisering van framing in variabelen (afhankelijk vs.
Onafhankelijk), om zo tot een proces model of framing te komen.

Media- vs. Individuele frames


Bij het tot stand komen van berichten/boodschappen kunnen twee typen frames
onderscheiden worden, media- en individuele frames. Het mediaframe omvat de
essentie van het onderwerp. Het draait om het waarneembaar en interpreteerbaar
of vergelijkbaar maken van het bericht of achterliggendee verhaal. Het betreft
tevens bepaalde routines die journalisten hanteren om snel informatie te
identificeren en classificeren, om het efficient te vertalen in geschikt materiaal voor
het publiek.
Individuele frames is een individueel proces, mentaal gestuurd door het
individu. Dit proces is dus voor iedereen anders. Door de aanwezigheid van
bijvoorbeeld persoonskenmerken of culturele achtergrond vormen zich bepaalde
schemata waarmee je de boodschap op een bepaalde wijze interpreteert.

Afhankelijk vs. Onafhankelijke variabelen


In de literatuur wordt onderscheid gemaakt afhankelijke en onafhankelijke
variabelen in frames. Frames als afhankelijke variabelen betreffen de factoren die
een rol spelen bij het beinvloeden van de tot stand koming van frames. Zoals
bijvoorbeeld de organisatiestructuur op een redactie.
Bij onderzoek naar frames als onafhankelijke variabelen wordt het effect van
framing onderzocht , dus bijvoorbeeld in hoeverre mediaframes het publiek
beinvloeden of de invloed van individuele frames op de waardering van politieke
kwesties.

Het begrip framing als gevolg van combinaties van beide dimensies:
Media frames als afhankelijke variabelen
Journalisten framen berichten op basis van sociale normen en waarden,
organisatorische belangrijk, journalistieke belangen en routines
Media frames als onafhankelijke variabelen
Het toetsen en beoordelen van media framing effecten op attitude, meningen en
individuele frames.
Individuele frames als afhankelijke variabelen
De invloed van individuele frames (gestuurd door persoonlijke kenmerken) op media
frames
Individuele frames als onafhankelijke variabelen
Dit onderzoeksgebied is nog vrij nieuw. Het draait hier vooral om de gevolgen van de
informatieprocessen die zich bij individuen afspelen (hetgeen dus vooraf gaat aan
individuele frames). Bij gevolgen kan gedacht worden aan politieke participatie.

Deze theoretische uiteenzetting leidt tot figuur 1, pagina 115 van het artikel. Ik zal
hieronder nog kort de begrippen in dit figuur toelichten.

Frame building: Welke organisationele- of structurele factoren van het


mediasysteem, of welke individuele kenmerken van journalisten, hebben invloed op
de framing van nieuws/
Frame setting: Een vorm van agenda setting. De mate waarin de journalistiek een
gebeurtenis aandacht geven in het nieuws heeft invloed op de mate waarin het
publiek dit onderwerp belangrijk vindt.
Individuel-level effects of frames: Het effect op individuen van frames op zaken als
gedrag, attitude en kennis.
Journalists as audience:
De journalist zelf maakt ook deel uit van het publiek. Zij zijn dus ook ontvankelijk
voor de frames die zij zelf hanteren.
Literatuur hoorcollege 5:
The Growth and Decline of Research on the Diffusion of the News, 1945-
1985. De Fleur, M. L.

Het eerste onderzoek naar nieuwsverspreiding vond plaats in 1945 door D. Miller. Hij
heeft onderzoek gedaan naar de nieuwsverspreiding van het nieuws bericht dat
President Roosevelt overleden was. Voor zijn onderzoek had hij studenten
ondervraagd. Miller vond in zijn resultaten een vorm van ‘Two-step flow’ terug,
waarbij de studenten die het nieuws via een medium te horen hadden gekregen, dit
weer doorvertelde via interpersoonlijke communicatie.
Daarnaast was hij ook verbaasd over de snelheid waarmee het nieuws zich
verspreiden via interpersoonlijke communicatie. Afgezien van het feit dat het hier
om een relatief klein onderzoek gaat, heeft het onderzoek van Miller wel gezorgd
voor een prototype onderzoek voor de 40 jaar die volgden.

Niet lang na het onderzoek van Miller heeft Bogart ook onderzoek gedaan naar
nieuwsverspreiding. Zijn bevindingen stroken niet met de bevindingen van Miller. Uit
de resultaten van Bogart komt namelijk naar voren dat een meerderheid van de
populatie direct via de radio het nieuws te horen kreeg, dan door interpersoonlijke
communicatie.

Een verklaring voor dit verschil is dat de nieuwswaarde van beide onderzoeken
verschillend was. Bij het onderzoek van Miller ging het om een groot issue, terwijl bij
het onderzoek van Bogart het onderwerp een lokaal meisje was.

In de jaren 50 hebben Larsen en Hill ook onderzoek gedaan naar nieuwsverspreiding,


hun bevindingen passen beter in het plaatje van Bogart. Uit de resultaten van hun
onderzoek komt namelijk naar voren dat de nieuwsverspreiding vooral plaatsvond
via de radio en daarachter de televisie (televisie was toen nog maar net uitgevonden)
en de krant.
In de jaren 60 hebben Deutschman en Danielson ook onderzoek gedaan naar
nieuwsverspreiding, maar zij hebben zich daarbij vooral gericht op de
interpersoonlijke communicatie binnen het totale verspreidingsproces. Hun
conclusie was dat de meerderheid van de onderzochte populatie de eerste dag al via
elektronische media (Radio, Televisie) het nieuws te horen kregen. Face-2-Face
communicatie speelde maar een kleine rol bij de nieuwsverspreiding.
In 1964 hebben Hill en Bonjean onderzoek gedaan naar de nieuwsverspreiding van
de aanslag op President Kennedy. Hun data bevestigde de conclusie van Deutschman
en Danielson. Daarnaast werd duidelijk dat de wijze van het inwinnen van nieuws
berichten werd beïnvloed door demografische kenmerken, dagelijkse routines en
door de nieuwswaarde van het bericht.

Allen en Colfax hebben met hun onderzoek naar nieuwsverspreiding bevestigd dat
dagelijkse routines invloed hebben op de wijze van nieuwsverspreiding. In het
algemeen kan gesteld worden dat de krant vooral ’s ochtends effectief is om nieuws
berichten te ontvangen, de werkomgeving en vrienden vooral overdag, familie in de
avond, televisie ’s nachts en de radio past eigenlijk in alle momenten, als het
gebruikt wordt als achtergrond medium.

Gedurende de jaren 70 werd er geleidelijk minder onderzoek gedaan naar


nieuwsverspreiding. In de jaren 80 waren er nog maar 2 onderzoeken die in het
belang van nieuws verspreiding waren uitgevoerd. De eerste ging over een aanslag
op President Reagan en de andere over een aanslag op Paus John Paul П.
Uit beide onderzoeken kwam naar voren dat de elektronische media de eerste bron
van nieuwsverspreiding was, gevolgd door interpersoonlijke communicatie.

De belangrijkste aspecten uit het onderzoek zijn:


1. De verandering in media technologie in de Verenigde Staten hebben ervoor
gezorgd dat het eerste contact van mensen met een belangrijk nieuws bericht
veranderd is.
2. De meeste mensen krijgen hun informatie over nieuwsberichten direct van
een medium, in plaats van andere mensen
3. Nieuws berichten die een groot belang hebben voor een grote groep mensen
verspreiden zich sneller en dieper binnen een populatie, dan nieuws berichten
die van minder groot belang zijn.
4. Nieuws berichten met een zeer hoge nieuwswaarde worden direct door een
medium gezien door mensen.
5. De dagelijkse routines van mensen hebben invloed op de wijze waarop men
nieuws berichten te horen krijgt.
6. Individuele kenmerken van mensen hebben tot slot ook invloed op de wijze
waarop men nieuws berichten te horen krijgt.
Literatuur hoorcollege 5:
News diffusion: A test of the regularity hypothesis. Hill, R., & Bonjean,

‘News diffusion’ (nieuwsverspreiding) is het proces waarin mensen kennis nemen


van een belangrijke gebeurtenis.

Vanuit het onderzoek van Deutschmann en Danielson (artikel De Fleur) zijn enkele
regelmatigheden met betrekking tot nieuwsverspreiding te herkennen.
1. Verspreidingen volgen grotendeels hetzelfde patroon.
2. Televisie speelt de grootste rol bij het verspreiden van belangrijk nieuws.
Radio staat op de 2e plaats, gevolgd door interpersoonlijke communicatie en
de krant.
3. De tijd, de dag en de aard van het verhaal veranderen niet het patroon.
4. Opleiding, beroep en geslacht spelen een rol bij het inwinnen van informatie.
5. De meeste mensen nemen kennis van het nieuws in hun eigen stad of dorp.

Naast deze regelmatigheden zijn er ook uitzonderingen gevonden. Deze


uitzonderingen hebben te maken met:
1. De impact van het verhaal (nieuwswaarde).
2. De homogenialiteit van het publiek.
3. De relatie die de mensen met elkaar hebben.

Hill en Bonjean hebben onderzoek gedaan naar de nieuwsverspreiding rondom de


aanslag om President Kennedy. Uit de resultaten van het onderzoek is onder andere
gebleken dat de snelheid waarmee nieuws zich verspreid, afhangt van de
nieuwswaarde die aan het bericht hangt. Bij een belangrijke gebeurtenis, zoals de
aanslag op President Kennedy verspreidt het nieuws zich veel sneller.

Uit het onderzoek is verder gebleken dat bij nieuws met een lage of middelmatige
nieuwswaarde, interpersoonlijke communicatie een kleine rol speelt. Bij nieuws met
een grote nieuwswaarde speelt de ‘Two-Step Flow’ een significante rol. Als
interpersoonlijke communicatie belangrijker wordt, neemt de rol van de krant verder
af.

Het geslacht heeft volgens het onderzoek invloed op de wijze waarop het nieuws
zich verspreid. Zo blijken mannen meer via de radio geïnformeerd te worden en
vrouwen meer via de televisie. Daarnaast blijkt ook dat de personen die via de
televisie geïnformeerd werden vrijwel allemaal thuis waren. Personen die het nieuws
buitenshuis hadden gehoord, hebben dit via interpersoonlijke communicatie
vernomen en de personen die aan het werk waren toen ze het nieuws te horen
kregen, hoorden dit via de radio.
Hieruit kan opmerkt worden dat vrouwen het nieuws vanuit hun huis hadden
vernomen, terwijl mannen het nieuws op hun werk of ergens anders te horen
hadden kregen.

Het onderzoek van Hill en Bonjean naar de aanslag op President Kennedy heeft
geleid naar de bevestiging van het feit dat Deutschmann en Danielson concludeerde,
dat het proces van nieuwsverspreiding regelmatigheden vertoont. Toch zijn er ook
uitzonderingen:
- Nieuwsverspreiding vertoont alleen een regelmatigheid als het
nieuws dezelfde nieuwswaarde heeft.
- Televisie speelt de grootste rol bij het verspreiden van nieuws, maar
interpersoonlijke communicatie wordt het belangrijkst als het gaat om
nieuwsberichten die extreem belangrijk zijn. (zoals de aanslag op
President Kennedy of denk aan 9/11)
- Als het nieuws openbaar gemaakt wordt tijdens werkuren zijn de
patronen voor mannen en vrouwen verschillend van elkaar.
- Geslacht speelt een rol bij de eerste blootstelling aan het
nieuwsbericht. Daarmee hangt ook de locatie van de blootstelling
samen.
Al deze bevindingen worden uiteindelijk beïnvloed door de impact die het nieuws
heeft. Deze invloed is nog niet onderzocht, maar op basis van de resultaten van het
onderzoek van Hill & Bonjean kan wel het volgende verondersteld worden:
1. Hoe groter de nieuwswaarde, hoe belangrijker de interpersoonlijke
communicatie zal zijn.
2. Hoe groter de nieuwswaarde, hoe sneller het nieuws zich zal verspreiden.
3. Aan de hand van dagelijkse routines die mensen hebben, wordt het
mediagebruik met betrekking tot het verkrijgen van nieuws afgestemd.
4. Op het gebied van socio-economische klassen bestaan er verschillen met
betrekking tot media gebruik, maar bij belangrijke nieuws berichten vervagen
deze klassen en maakt elke klasse gebruik van media.
Literatuur hoorcollege 6:
No newspaper is no fun – even five decades later. Bentley, C.

Inleiding
In de 1948-49 editie van ‘Communication Research’ schreef Bernald Berelson van de
Columbia Universiteit ‘Whats missing the newspaper’, een analyse van de New
Yorkse krantenstaking in 1945, gezien door de ogen van de mensen die hun
dagelijkse krantje niet kregen. Zijn onderzoek heeft zich gefocust op wat mensen
voelden wanneer hun krant niet verscheen en waarom zij zich dan zo voelden.
Een onderzoek, zoals die van Berelson, liet mensen die de dagelijkse krant niet
kregen, hun sociale en persoonlijke waardes uitleggen die dit algemene medium
belangrijk achtten in hun leven. Een ander onderzoek zocht naast het wegvallen van
de krant een andere ingang voor het ‘missing the paper’ syndroom. Deze ingang
werd gevonden in de dagelijkse lijst van klachten aan een krant van leden van wie de
kranten niet werden bezorgd. Dit gebeurde in Oregon in 1998.
De bedoeling van dit onderzoek was het weerkaatsen van Berelson en de vraag terug
te stellen aan de lezer; Kunnen krantenlezers onder woorden brengen waarom zij de
behoefte voelen om te lezen?

Overzicht van de literatuur


De inspanning om logica in mediagebruik te vinden staat centraal in U&G onderzoek,
waarbij het gaat om de vraag ; Wat doen mensen met media?’ Veel van U&G
onderzoek probeert om mediagebruik door vervulling van 4 behoeftes te vervullen;
verstrooiing/afleiding, persoonlijke relaties, persoonlijke identiteit en toezicht.
Hoewel minder specifiek; deze categorieën volgen ruwweg Berelsons 5 punts
typologie; informatie over openbare zaken (toezicht), hulpmiddelen in het dagelijks
leven ( persoonlijke identiteit en misschien ook verstrooiing/afleiding) uitstel
(verstrooiing/afleiding) persoonlijk gezag ( persoonlijke relaties) en sociaal contact
( persoonlijke relaties en persoonlijke identiteit).
Terwijl het U&G onderzoek de individuele psychologische motivaties voor het
gebruik van media wil onderzoeken, werd de media dependency theorie ontwikkeld
om de sociologische drijfveren van mediagebruik uit te leggen. Zoals Merskin uitlegt;
de meeste mensen leven tegenwoordig in een omgeving verzadigd door
mediaboodschappen. De centrale vraag van de media dependency theorie is ; Hoe is
onze wereld zo afhankelijk geworden van de massamedia en hoe beïnvloeden
massamedia berichten onze levens?
De media dependency theorie zegt dat de samenleving meer is verstedelijkt, het
leven is minder georganiseerd rondom traditionele, sociale groepen zoals de kerk en
familie dan vroeger. Daarentegen, verstrekken de massamedia steun en begeleiding
aan mensen in hun dagelijkse leven. Als resultaat hiervan, worden moderne burgers
afhankelijk van de media, inclusief hun dagelijkse krantje.

Het originele onderzoek


Op het moment dat de New York paper 1 week in staking was, kwam Berelson in
actie.
De staking duurde 17 dagen en was heel effectief. Het doel van Bersolon was om de
functie van de moderne krant te onderzoeken voor zijn lezers. De staking bood een
ideaal laboratorium aan omdat de meeste mensen meer bewust zijn van wat kranten
voor hen betekenen in een periode van ‘shock’ dan onder normale omstandigheden.
Berelson gebruikte een vragenlijst voor 60 personen verspreid door Manhattan.
Berelson vond 5 redenen die de lezers aangaven waarom zij de krant lazen;
Informatie en interpretatie van openbare zaken; lezers blijken geïnteresseerd te zijn
in hoofdartikelen, columns en commentaar, die zij nu ontevreden vernamen van
nieuwsuitzendingen als vervanger.
Tools for daily living; de vele lijsten, roosters, advertenties en reclames werden erg
gemist.
Respite; de ontspanning en vermaakwaarde werden erg zeer gewaardeerd door de
lezers
Social prestige; veel lezers vonden de krant niet alleen belangrijk omdat het hen
informatie bracht, maar ook omdat het hen toeliet meer geïnformeerd te zijn bij
sociale ‘vergaderingen’.
Social contact; dit legt het grondwerk voor de media dependency theorie, Berelson
had onderzocht dat veel mensen de krant gebruiken als gids van de heersende
ethiek, inzicht in het priveleven van anderen en indirect ‘persoonlijk’ contact met
voorname personen.
Methode
Het huidige onderzoek ( in Oregon) is gebaseerd op een beperkt aantal diepgaande
maar geschikte gesprekken van regelmatige krantenlezers op een specifiek
geografisch gebied. De bij de redactie van de krant werden de namen en nummers
van leden werden genoteerd die hadden geklaagd geen krant te hebben ontvangen.
De redactie gaf deze namen en nummers door aan de onderzoeker en deze leden
werden dan een paar uur later gebeld over het niet bezorgen van de krant. In een
periode van 2 weken ( in 1998) werden 35 leden geïnterviewd en hun commentaar
werd genoteerd. De procedure was met de criteria voor acceptabel kwalitatief
onderzoek van Lindlof in overeenstemming (de geïnterviewden zouden voor hun
aangewezen ervaring in de culturele scène moeten worden geselecteerd, capaciteit
om hun ervaring in een gesprek onder woorden te brengen en capaciteit om tijd aan
het gesprek te wijden).

Bevindingen

Er zijn veel overeenkomsten tussen het onderzoek van Berelson en het onderzoek in
Oregon. Er is wel een subtiele verandering, in het huidige onderzoek praatte men
namelijk meer over lokaal nieuws. Dit kan worden verklaard door het volgende;
Allereerst is NY ( in het onderzoek van Berelson) is zo groot, dat het moeilijk is om te
onderscheiden wat ‘lokaal’ betekent voor degene die er wonen. In Oregon, waar het
veel kleiner is,is het een stuk makkelijker, alles wat met de omgeving te maken had
werd lokaal genoemd. Een tweede factor is de belangrijkste verandering in de
nieuws ‘omgeving’ sinds Berelson zijn onderzoek heeft uitgevoerd, namelijk de
komst van de televisie. Dit is een belangrijke ontwikkeling want onderzoek geeft aan
dat 70% van de Amerikanen het meest het nieuws van tv volgt. De persoonlijke rol
die de krant speelt in het leven van de respondenten kon het best worden uitgelegd
als er gevraagd werd aan de respondenten wat zij voelden wanneer zij zich
realiseerden dat hun krant niet meer zou komen. Deze gevoelens waren vaak een
mix van teleurstelling en verlies, maar geen woede. Naast de 5 eerder genoemde
redenen om een krant te lezen, waren er nu ook 2 nieuwe bijgekomen; namelijk
ritueel en gezamenlijk gebruik. Wat mensen ook belangrijk vonden was comfort,
culturele relevantie van de krant, gewoonte.

Discussie

Het simpele antwoord op de onderzoeksvraag; Kunnen krantenlezers onder


woorden brengen waarom zij de behoefte voelen om te lezen? Is nee. Maar zoals
Berelson en andere onderzoekers hebben gevonden; er zijn geen makkelijke
antwoorden in communicatie onderzoek. Er zijn vele redenen die de participanten
geven waarom mensen hun krant missen. De krant zou vervangen kunnen worden
door andere media, maar steeds weer was er een ‘onbeschrijflijk iets’ wat de krant
had, dat belangrijk was voor de lezer.
De verenigde functie van de krant is volgende de respondenten sociale integratie. De
krant maakt overleving in de gemeenschap veel makkelijker en leuker. Een deel van
het succes van kranten in dit veld kan aan een mengsel van ‘wettig’nieuws en
gemeenschaps roddel worden toegeschreven, welke mensen toestaat om hun
politiek onjuiste wens om bemoeiziek te zijn op een bepaalde manier te vervullen
die gehoord en geaccepteerd wordt door de samenleving.
De ervaring van deze onderzoeken in de krantenindustrie, het commentaar van de
respondenten van dit onderzoek en de veelvoudige verwijzingen in de literatuur
identificeren allemaal dat de nieuws inhoud uitgegeven door kranten wordt gezien
als de eerste franchise van de industrie. Echter, dit onderzoek en het onderzoek van
Berelson suggereren dat er iets meer is dan alleen het nieuws wat lezers aantrekt.
Het is een aura, een sfeer, een speciaal gevoel. Misschien, zoals Berelson zei, ligt het
geheim van mediagebruik niet zo zeer in de boodschap maar in de ‘wenselijkheid
van het lezen’.
Literatuur hoorcollege 6:
Red media, Blue media: Evidence of idelogical selectivity in media use.
Shanto Iyengar & Kyh S. Hahn.

Amerika is in te delen in rode en blauwe staten op basis van politieke voorkeur. Het
aantal staten waar geen duidelijke kleur aan kan worden toegekend neemt steeds
verder af waardoor de conclusie valt te trekken dat de Amerikaanse politiek
tegenwoordig steeds verder polariseert. Deze trend heeft zich gelijktijdig voltrokken
met de revolutie in de informatie technologie. Door de sterke groei aan beschikbare
nieuwsbronnen, is het niet verrassend dat de media steeds eenzijdiger gaan
berichten. Mensen zoeken in de media daarom ook steeds meer naar berichten die
aansluiten bij hun gedachten en gevoelens en sluiten zich af van boodschappen die
daarmee in strijd zijn. De komst van nieuwe media zorgt ervoor dat het steeds
gemakkelijker wordt voor mensen om nieuws te zoeken dat bij hen aansluit. Door de
komst van de nieuwe media ontstaat er een soort wederopstanding van de
cognitieve dissonantie theorie van Festinger uit de jaren ’50.
Er komt steeds meer bewijs dat vooral nieuwe media in Amerika steeds meer maar
één kant van de zaak laten zien en een duidelijke politieke voorkeur hebben. In de
huidige politieke omgeving gaan de onderzoekers verder in op de voorkeur van de
kiezers voor een bepaald medium omdat deze beter aansluit bij hun
belevingswereld.

Door middel van een online experiment hebben de onderzoekers geprobeerd te


achterhalen in welke mate rechtse mensen Fox News kiezen als favoriete bron. Meer
specifiek, er is gekeken of de aandacht voor een nieuwsbericht toe- of afnam
wanneer het bericht werd gebracht door Fox, NPR, CNN of BBC. Via een persbureau
zijn veel recente berichten verdeeld onder de vier bronnen. Iedere respondent kreeg
een scherm voor zich met daarop de kop van het artikel en de vier logo’s van de
bronnen. Er moest toen aangegeven worden welke van de artikelen de respondent
wilde lezen. Dit gebeurde voor zes verschillende nieuwscategorieën.
De steekproef voor dit onderzoek bestond uit 1023 mensen. Hiervan zaten er 251 in
de controle groep.
De hypothese was dat Republikeinen en conservatieven meer op zoek zouden zijn
naar nieuwsberichten van Fox News en dat de linkse aanhang meer interesse zou
tonen in de berichten van CNN en NPR. Een andere hypothese is dat wanneer de
berichten over politiek zouden gaan, er meer voorkeur is voor een bepaalde bron
dan wanneer het niet gaat over politiek. Op basis van de polarisatie is er ook gesteld
dat manipulatie door de bron minder wordt opgemerkt door mensen die geen
politieke voorkeur hebben, terwijl mensen met een duidelijke voorkeur deze
manipulatie wel opmerken.
De hypotheses zijn getest door middel van regressie analyse.

De resultaten laten zien dat de naam van de bron al een belangrijke informatiebron
zijn voor de ontvangers. Het maakte niet uit wat voor testen er met de data werden
gedaan, Fox News als bron bleek het aantrekkelijkste voor conservatieven. Hoewel
Fox een grote voorkeur heeft als het gaat om politieke onderwerpen, is het
onverwacht ook erg belangrijk wanneer het gaat om onderwerpen die niets met
politiek te maken hebben. Dus wanneer het publiek erg gepolariseerd raakt over
politiek en beleidszaken kan een commercieel mediabedrijf zijn marktaandeel zien
groeien door juist meer eenzijdige en duidelijk gerichte politieke berichtgevingen in
het nieuws te verwerken in plaats van dit minder te doen.
Iets wat verder betrekking heeft op de toenemende eenzijdige blootstelling van
mensen aan het nieuws is het ‘echo-put effect’. Het nieuws versterkt bestaande
opvattingen en attitudes.
Het belang van de versterkende rol die de bron op de bestaande opvattingen wordt
alleen maar groter wanneer de technologische verspreiding van het nieuws ervoor
zorgen dat de ontvanger steeds meer zijn eigen nieuws-menu kan samenstellen. De
resultaten zijn gelijk aan het argument dat internet de politieke horizon van de
gebruiker juist zal versmallen in plaats van verbreden. Hoewel er een
overweldigende diversiteit aan informatie via internet beschikbaar is, de ontvangers
zullen heel gericht te werk gaan via internet en alleen de informatie gebruiken die
aansluit bij hun gedachtegang. Dit gedrag zal op den duur uitgroeien tot een
gewoonte zodat de ontvangers direct hun eigen (voorkeurs)bronnen gaan gebruiken,
ongeacht wat het onderwerp is.
Selectieve blootstelling is erg aannemelijk bij nieuwe media omdat deze media
zorgen voor een informatie overload. De nieuwe manieren van communicatie
voorzien de ontvanger niet alleen van veel grotere stukken informatie, zorgen er ook
voor dat deze informatie selectief kan worden bekeken.
Literatuur hoorcollege 6:
News information processing as mediator of the relationship between
motivations and political knowledge. William P. Eveland Jr.

Het cognitieve mediation model ligt in het informatieverwerkingskader en integreert


bestaande theorie en onderzoeken naar uses&gratifications, media-aandacht en
nieuwsinformatie verwerking. Het stelt dat motieven voor het gebruik van
nieuwsmedia invloed hebben op het verwerken hiervan. De mate van verwerking
van het nieuws draagt bij aan de mate waarvan je leert van het nieuws. Gerelateerd
hieraan is ‘elaboratie’. Het gaat hierbij om het linken van alle informatie die tot je
komt aan informatie die je al weet. Alle informatie wordt gestructureerd opgeslagen.
Bij het hier weer aan gerelateerde concept van ‘reflectieve integratie’ gaat het naast
nieuws elaboratie ook om de interpersoonlijke discussie over de nieuwsinhoud.

In veel theorieën over informatieverwerking staan motivatie om te leren en het


daadwerkelijk verwerken van de informatie. Informatieverwerking refereert aan de
handeling die de informatie in het geheugen manipuleert. Aandacht is het proces
waarbij een deel van de beschikbare informatie geselecteerd wordt om te
verwerken. De mate waarin de informatie waar aandacht aan is besteedt wordt
onthouden, wordt vooral bepaald door de mate van elaboratie, oftewel de diepgang
waarmee de informatie verwerkt is.
Er zijn dus drie factoren die bepalen wat mensen leren van een stimulus zoals
nieuwsinhoud:
1. het individu moet gemotiveerd zijn om iets te leren, er moet een doel zijn.
2. het individu moet bewust aandacht hebben voor de informatie.
3. er moet elaboratie plaatsvinden bij het indivdu, er moet over nagedacht
worden en worden gelinkt aan bestaande informatie.
Deze dingen zijn de centrale elementen uit het cognitieve mediation model.

Het cognitieve mediation model voorspelt dat het surveillance motief er bij
individuen voor zal zorgen dat het nieuws met veel aandacht en hoge mate van
elaboratie verwerkt zal worden.

Het belangrijkste verschil tussen de variabelen in het cognitieve mediation model en


het vergelijkbare concept in de cognitieve psychologie is het tijdsframe waar deze
variabelen betrekking op hebben. In de cognitieve psychologie gaat het vooral om
veranderingen op korte termijn en dit is in het cognitieve mediation model niet het
geval.
Het cognitieve mediation model probeert bestaande theorie op basis van
laboratorium onderzoek uit te breiden. Er is maar weinig bevestigd over het
cognitieve mediation model.

De onderzoeksmethode om dit model te testen is een steekproef van 480 mensen


uit Amerika die telefonisch zijn geïnterviewd. Naast demografische variabelen is er
gevraagd naar motivatie voor mediagebruik en de elaboratie van de nieuwsinhoud
(deze is gemeten via een 5 punts lickert schaal). Via regressie analyse en directe
testen van mediation van het nieuws is de data geanalyseerd.

De resultaten van het onderzoek tonen aan dat alle hypothesen worden bevestigd.
Bij H5 moet wel gesteld worden dat er geen direct effect is van de surveillance
motivatie op de politieke kennis. Hierbij moet dus gezegd worden dat deze kennis
volledig tot stand komt door het nieuws.

Het model stelt dat het directe effect van motivatie op kennis dat in het verleden is
ontdekt, in feite wordt klaargespeeld door de mate van informatieverwerking.
Wanneer informatieverwerking in het model wordt gevoegd verdwijnt het directe
effect van motivatie op kennis. Dit zorgt ervoor dat het cognitieve mediation model
een goede aanwinst is voor de studie naar leren van nieuws.

Beperkingen aan dit onderzoek:


 slechte interne consistentie bij het meten van de elaboratie van de
nieuwsinhoud. Dit is op verschillende, slecht op elkaar afgestemde manieren
gedaan.
 Het cross-sectionele ontwerp van de studie maakt het moeilijk om causale
verbanden te leggen.
 Er is alleen gekeken naar de inhoud van het nieuws terwijl het bij nieuws
elaboratie gaat om het hele proces van nieuws dat tot je komt en op een
bepaalde manier contact maakt met alle informatie die reeds in je geheugen
zit. Dit is ook meteen een punt voor vervolgonderzoek

De structuur van kennis, schema’s, is een belangrijke variabele die niet vaak wordt
gemeten. Terwijl de structuur van kennis juist informatie geeft over de mate waarin
bepaalde informatie is verwerkt. Vervolgonderzoek zou het cognitieve mediation
model hierop moeten testen.
Werkgroep 6:
Newspaper editors in search of young readers: content and layout
strategies to win new readers. Raeymaeckers, K.

Krantenredacteuren hebben het moeilijker gekregen om hun positie in het


veranderde medialandschap te behouden. De concurrentie van televisie heeft het
hun moeilijk gemaakt. Mensen lezen al veel minder de krant, maar onder jonge
mensen is dit nog veel minder. In dit artikel wordt gekeken naar dit probleem en
worden oplossingen aangedragen aan kranten redacteuren om jonge lezers aan te
trekken. Veranderingen in de lay-out van de krant, in de inhoud of zelfs speciale
secties voor jongeren in de krant te plaatsen zijn aangekaart om jonge lezers
trekken.

Er is een internationale trend te zien in het verminderen van het aantal


krantenlezers. Deze trend vind plaats sinds 1960, met de komst van de televisie. De
hoeveelheid vrije tijd werd vergroot, maar het aandeel krant lezen verminderde.

Krantenredacteuren hebben vele strategieën en remedies ontwikkeld om jonge


lezers aan te trekken. Helaas mislukten deze pogingen vaak. Ze hebben meer kleur
aangebracht in de krant en de lay-out veranderd, maar uit onderzoeken bleek dat
jongeren dit niet wilden. Jongeren willen juist verandering van inhoud, vaak wordt
de inhoud niet interessant genoeg bevonden of vinden ze het te moeilijk. Alleen
bleek uit onderzoek dat zij niet de enigen zijn die de inhoud moeilijk vinden om te
lezen. Een ander probleem is dat jonge lezers niet over genoeg achtergrond
informatie beschikken om het nieuws te kunnen lezen. Om jonge lezers te trekken
zou het goed zijn om meer lokaal nieuws te publiceren, dit trekt ze meer aan en daar
zijn ze meer bij betrokken. Een andere optie zou een pagina zijn speciaal voor de
jeugd met onderwerpen die hen aanspreken. Deze pagina’s moeten dan niet alleen
muziek items en mode bevatten, maar deze zouden dan juist geschikt zijn om het gat
op te vullen waar jongeren nog te weinig informatie over beschikken.

Het onderzoeksproject in dit artikel analyseert mediagedrag en onderzoekt de


verschillende houdingen van jonge mensen tegenover kranten en krant lezen. Er is
een combinatie gemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodologie
met focusgroep onderzoek om inzicht te krijgen in de leefstijl patronen van jonge
mensen. Er zijn 120 jonge mensen van scholen in 20 focus groep bijeenkomsten van
6 personen per keer bevraagd. Iedere bijeenkomst duurde 2 uur. Verder is er een
kwantitatief survey afgenomen bij 1200 16-18 jarige studenten met 50-50 man-
vrouw en van verschillende opleidingsniveaus. Hier kwam uit dat jonge mannen
meer krant lezen en dat jonge vrouwen meer boeken lezen. De aanwezigheid van
een krant in het ouderlijk huis is van belang om überhaupt een persoonlijk
leesgedrag te ontwikkelen. Bij de focusgroepen kwam naar voren dat de kinderen de
krant lezen om informatie te verkrijgen over wat er in de wereld om hen heen
gebeurt en om informatie over films en tv programma’s te weten te komen. Ook een
groot gedeelte van de deelnemers vertelden dat ze globaal door de krant bladerden
en niet echt wat lazen. Ze zochten naar specifieke dingen door naar de lay-out te
kijken (foto/plaatje en opvallende titel). Het meest belangrijk was de lengte van het
artikel, het moest niet meer dan een halve pagina zijn, anders lazen de meesten het
niet ook al was het een interessant onderwerp. De deelnemers waren niet positief
over een pagina speciaal voor de jeugd, ze wilden dezelfde benadering als
volwassenen. Wel vonden ze het een goed idee om een pagina te maken speciaal
voor kinderen van 14-15, die net zouden beginnen met krant lezen.
Uit de survey kwam naar voren dat de respondenten 130 min. tv kijken, 25 min.
tijdschriften lezen en 15 min. de krant lezen per dag. 20% leest dagelijks de krant en
een andere 20% lest nooit de krant. Jongens, 18min., lezen meer de krant dan
meisjes, 13min. 23% van de jongens zegt de krant te lezen elke dag tegenover 16%
van de meisjes. Deze getallen zijn afhankelijk van of de ouders thuis een krant
hebben. Of de ouders zelf de krant lezen als voorbeeld voor de kinderen is ook van
invloed of de kinderen zelf dit leesgedrag over gaan nemen.
In de survey werd ook gevraagd naar lay-out kenmerken. 42% is voor kleur in de lay-
out, terwijl 21% erop tegen is. Er is ook gekeken naar de inhoud die de respondenten
aanspreekt. Ecnonomie, internationale en nationale politiek en cultuur spreken de
respondenten niet tot nauwelijks aan. Sport, televisie, lokaal nieuws, film en
criminaliteit interesseert hen juist wel.

Conclusie
Kranten redacteuren moeten veranderingen in de lay-out voorzichtig aanpakken om
jonge lezers aan te trekken. Dit zou stapje voor stapje moeten om niet de oudere
lezers kwijt te raken, die de identiteit van ‘hun’ krant willen behouden.
Veranderingen in de lay-out zijn hoogstwaarschijnlijk niet het belangrijkste om jonge
lezers aan te trekken, het is belangrijker om de jonge lezers als volwassen te
benaderen, maar door een meer gestructureerde lay-out zouden de jonge lezers
makkelijker kunnen vinden wat zij willen lezen. Om de inhoud voor jonge lezers meer
aantrekkelijk te maken, zouden ze de taal iets makkelijker moeten maken en meer
achtergrond informatie moeten geven. Dit is ook niet alleen voor de jongere mensen
fijn, maar voor het bredere lezerspubliek.
Literatuur hoorcollege 7:
News form and content. Grabe, M.E., Lang, A., & Zhao, X.
Literatuur hoorcollege 7:
Shaping foreign policy opinions: The role of TV news. Jordan, D. L., &
Page, B. I.

Dit artikel gaat over het effect van nieuws m.b.t. Amerikaanse buitenlands
beleidsvorming, geproduceerd door verschillende bronnen, op de Amerikaanse
publieke opinie vorming.

De belangrijkste resultaten waren:


 89% van de publieke opinie over Amerikaanse buitenlandse beleidsvorming
wordt gemaakt door nieuws m.b.t. Amerikaanse buitenlandse
beleidsvorming. Dit blijft stabiel en op dezelfde hoogte totdat iets het
verstoort. Dit iets is nieuws! Concluderend kan er gezegd worden dat nieuws
in het algemeen de publieke opinie beinvloed.
 Nieuws van verschillende bronnen hebben verschillende effecten op de
publieke opinie.
 Nieuws afkomstig van een presentator, journalist of speciale commentatoren
hebben een hoge invloed op de publieke opinie m.b.t. Amerikaanse
buitenlandse beleidsvorming.
 Nieuws afkomstig van experts of onderzoekstudies hebben een hoge invloed
op de publieke opinie m.b.t. Amerikaanse buitenlandse beleidsvorming.
 Voorgaande onderzoek heeft uitgewezen dat populaire presidenten een
substantiele invloed hebben op de publieke opinie m.b.t. Amerikaanse
buitenlandse beleidsvorming.
 Voorgaande onderzoek heeft uitgewezen dat niet-populaire presidenten
vrijwel geen invloed hebben op de publieke opinie m.b.t. Amerikaanse
buitenlandse beleidsvorming.
 Nieuws over gebeurtenissen hadden geen effect op de publieke opinie m.b.t.
Amerikaanse buitenlandse beleidsvorming. Het Amerikaanse publiek schijnt
hier op haar eigen vertrouwde leiders te steunen voor interpretaties.
 Buitenlandse nieuws bronnen hadden geen invloed op de publieke opinie
m.b.t. Amerikaanse buitenlandse beleidsvorming. Amerikanen sluiten hier
dus buitenlandse opinies uit. Arrogante hypocrieten dat het zijn…

Conclusie
Amerikaanse publieke opinie m.b.t. Amerikaanse buitenlandse beleidsvorming is
vrij stabiel. Wanneer de collectieve opnie wel verandert is het grotendeels te
wijten aan het nieuws (met als grootse beinvloeders presentatoren, journalisten
en experts).

You might also like