Professional Documents
Culture Documents
22 23 HAVO 5 Leesdossier
22 23 HAVO 5 Leesdossier
Inhoud
Deel 1 van het leesdossier bestaat uit een zelfgekozen boek (website
Lezenvoordelijst.nl - vanaf niveau 3) of je kiest een boek in overleg met de docent.
Van dat boek maak je een leesverslag (zie verderop).
Deel 1 bestaat ook uit 3PAK, daar horen algemene vragen bij. Deze moet je inleveren.
Er hoeft geen echt leesdossier gemaakt te worden hiervan.
Deel 2 van leesdossier bestaat uit Magnus van Arjen Lubach (hoef je niks over op te
schrijven) en een zelfgekozen boek (website Lezenvoordelijst.nl - vanaf niveau 3) of je
kiest een boek in overleg met de docent. Van het laatstgenoemde boek maak je een
leesverslag (zie verderop).
Nummer de pagina’s van je leesdossier.
Voeg een inhoudsopgave toe.
Voeg een voorblad toe met daarop: naam, klas, inleverdatum, titels boeken, auteurs
boeken.
Kort samengevat bestaat zowel deel 1 als 2 van het leesdossier dit examenjaar uit het maken
van een leesverslag. (En bij deel 1 dus ook de vragen die bij 3PAK horen, zie ook SOM).
Algemene gegevens
1. Noteer de titel, auteur, uitgever, jaar van uitgave, druk, aantal bladzijden en noteer
de datum van de dag waarop je het verslag hebt gemaakt.
2. Noem het genre van het gelezen werk (bijvoorbeeld ‘oorlogsroman’)
Samenvatting
3. Schrijf een korte samenvatting. Hulpvragen daarbij zijn:
Wie vertelt het verhaal?
Hoeveel en welke personen komen in het verhaal voor?
Wat gebeurt er, waar en wanneer?
Hoe loopt het verhaal af?
Wat is het probleem (thema) dat als rode draad door het verhaal loopt?
Maak hier een lopend verhaal van.
1
Verhaaltechniek
4. Onderzoek en beschrijf de technieken die de schrijver heeft gebruikt. Behandel
daarbij de volgende begrippen:
Ruimte (plaats en tijd)
Verhaalfiguren (karakter/uiterlijk, round/flat character)
Vertelwijze (ik-perspectief, hij/zij-perspectief, vertellersperspectief, wisselend
perspectief)
Thema (de rode draad van het verhaal, het probleem waar het verhaal om
draait)
Titelverklaring
Plaats in de tijd
5. Je plaatst het literaire werk in de tijd van ontstaan. Daarvoor kun je de volgende
hulpvragen gebruiken:
Wanneer is het werk voor het eerst gepubliceerd?
Wat weet je van de schrijver dat relevant is voor dit boek?
Wat weet je van de tijd van publicatie dat relevant is voor het boek?
Valt het boek binnen een bepaalde stroming? Waar zie je dat aan?
In hoeverre is dit werk typerend voor de schrijver? (Kun je dit werk vergelijken
met ander werk van dezelfde schrijver?)
In hoeverre is dit werk typerend voor de tijd (stroming) waarin het is ontstaan?
Beoordeling
6. Geef je eindoordeel over het boek: gebeurtenissen, personages, opbouw en
taalgebruik. Het eindoordeel bestaat uit jouw mening onderbouwd met verschillende
argumenten.
Keuze-opdrachten:
7. Per boek kies je twee van onderstaande verdiepingsvragen. Let op: het zijn acht
vragen. In je leesdossier moeten alle vragen een keer behandeld zijn. Dat wil zeggen
dat je voor elk boek twee andere vragen kiest. Vermeld in je leesverslag welke vragen
je hebt gekozen.