Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

Marter Nectar 5e editie 2 vwo

Uitwerkingen hoofdstuk 9

Samenvatten
9.1 Ongezond

1
ongezonde leefstijl wat komt er in je lichaam? gevolgen

1 roken 1 teer • longkanker


2 nicotine • hoge bloeddruk
3 koolstofmonoxide • slechte conditie
• COPD
2 drinken alcohol • hersenbeschadiging
• leverbeschadiging

3 drugsgebruik 1 verdovende middelen • hersenen werken trager


2 stimulerende middelen • hersenen werken sneller
3 bewustzijnsveranderende • hersenen werken anders
middelen

9.2 Goed geregeld

2
uitscheidingsorgaan welke afvalstoffen
1 longen water en koolstofdioxide
2 nieren water, zouten, overtollige vitaminen, afvalstoffen
3 huid water en zouten
4 lever giftige stoffen zoals medicijnen en alcohol,
kleurstoffen, bilirubine

3
Ie eet een bord pap je fietst naar school

het glucosegehalte van je bloed: stijgt daalt

je alvleesklier produceert: insuline glucagon

hierdoor wordt: • glucose opgenomen in cellen • glycogeen omgezet in glucose


• glucose omgezet in glycogeen • glucose afgegeven aan bloed

het glucosegehalte van je bloed is weer normaal

© Noordhoff Uitgevers 34
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9

4 1 opbouwen en omzetten aminozuren 3 afvalstoffen uitscheiden / afvoeren


bijvoorbeeld bilirubine
2 afbreken van aminozuren en giftige 4 opslaan van glucose in glycogeen
stoffen en opslaan van ijzer

5 a1 water 3 overbodige stoffen


2 overtollige stoffen 4 giftige stoffen
b In een nefron wordt bloed gefilterd. In de kluwen van haarvaten ontstaat
voorurine. In het nierkanaaltje gaan nuttige stoffen terug naar het bloed. Dat noem
je resorptie. Door osmose gaat veel water terug naar het bloed. Wat overblijft is
urine. Dit stroomt via het nierbekken en de urineleider naar je blaas.

9.3 Je huid

6a+b+c+d

functie:

beschermt tegen vuil en ziekteverwekkers


hoornlaag

nieuwe huidcellen maken en pigment


vormen
kiemlaag
maakt pigment
maakt talg datje huid en haren soepel
talgklier houdt

maakt zweet waardoor je kunt afkoelen


zweetklier

1 zuurstof en voedingsstoffen
aanvoeren, afvalstoffen afvoeren
2 temperatuur regelen
bloedvaatje

7 a 1 vernauwing van het bloedvat 3 bloedstolling


2 propvorming
b 1 bloedplaatjes knappen open 3 rode bloedcellen blijven hangen
2 er ontstaat netwerk van kleverige draadjes 4 er ontstaat een korstje

8 1 Normale cel verandert in kankercel.


2 De cel blijft delen.
3 Er ontstaan uitzaaiingen doordat tumorcellen afbreken en via het bloed in een
ander orgaan terecht komen.

© Noordhoff Uitgevers 35
Necta Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9

9.4 Ziek

10 a 1 witte bloedcellen die ziekteverwekker geheugencellen


bij tweede infectie herkennen
2 ziekteverwekkers worden direct uitgeschakeld doordat immuun
witte bloedcellen snel de juiste afweerstoffen maken
3 prik met verzwakte ziekteverwekkers vaccinatie
4 prik met antistoffen seruminjectie
5 je lichaam gaat zelf aan het werk om actieve immuniteit
antistoffen te maken
6 je lichaam maakt de antistoffen niet zelf passieve immuniteit
b Bij actieve immuniteit krijg je een prik met verzwakte ziekteverwekkers.
Bij passieve immuniteit krijg je een prik met antistoffen.

9.5 Bloed- en orgaandonatie

bloedgroep antigeen aan rode bloedcellen antistof in bloedplasma kan bloed ontvangen van
A A anti-B A en 0
B B anti-A B en 0
AB A en B geen A, B, AB, 0
0 geen anti-A en anti-B 0

O Noordhoff Uitgevers 36
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9

a De universele donor is bloedgroep 0


b De universele ontvanger is bloedgroep AB
c Iemand met bloedgroep AB kan alleen bloed geven aan iemand met bloedgroep
AB.

13
eerste zwangerschap:
resuspositief kindje + resusnegatieve moeder --------- ► moeder maakt
resusantistoffen

tweede zwangerschap:
resusantistoffen moeder gaan naar bloed van kindje --------- ► afbraak van
rode bloedcellen

Dit heeft als gevolgen:


1 bloedarmoede 2 te veel bilirubine
Dit is te voorkomen met resusprik.

14 a Als een orgaan niet goed werkt, krijg je een orgaantransplantatie.


b Om te voorkomen dat witte bloedcellen het nieuwe orgaan vernietigen, slik je
afweerremmers.

© Noordhoff Uitgevers 37
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9

Test Jezelf
9,1 Ongezond

geestelijk afhankelijk lichamelijk afhankelijk sociaal afhankelijk

2 roken alcohol blowen


longkanker E □ E
hoge bloeddruk E E E
afgestorven levercellen □ E □
paniekaanvallen □ □ E
kapotte longblaasjes E □ E
beschadiging van de hersenen □ E E

9.2 Goed geregeld

3 Antwoord C, in de longen gaat koolstofdioxide uit het bloed.

4 E Bij gezonde mensen zit er zout in de urine.


□ Bij gezonde mensen zit er glucose in de urine.
□ De lever maakt insuline.
E Insuline regelt dat het glucosegehalte in het bloed daalt.

© Noordhoff Uitgevers 38
Nestor Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9

tijd
7 a • lever
• nieren

8
samenstelling voorurine bloed urine
eiwit - + -
glucose + + -
ureum + + +
water + + +
zout + + +

9.3 Je huid

9
: beschermt het lichaam tegen

ziekteverwekkers

: beschermt het lichaam tegen

uv-straling van de zon

: speelt een rol bij op peil houden van

de temperatuur (zweetklieren)

en de soepelheid van de huid (talgklieren)

: speelt een rol bij het op peil houden van de

temperatuur (vetweefsel/bloedvaatjes)

en aanvoer van stoffen (bloedvaatjes)

10 a De juiste volgorde is:5 -> 3 -> 4 -> 2 -> 1


b 1 het bloedvat vernauwt 2 bloedplaatjes klonteren samen

9.4 Ziek

11 Antwoord A, je witte bloedcellen hebben het antigeen nog niet herkend.

12 a De hypofyse regelt de lichaamstemperatuur. fout


b Als je koorts hebt, word je sneller beter. goed
c Bij hoge temperatuur stroomt je bloed langzamer. fout
© Noordhoff Uitgevers 39
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9

13 Passieve immuniteit, want er worden antistoffen in het bloed gespoten die de


ziekteverwekkers bestrijden. De patiënt maakt zelf geen antistoffen.

9.5 Bloed-en orgaandonatie

14 a
• Iemand met bloedgroep 0 heeft geen antigeen A op z’n rode bloedcellen. goed
• Iemand met bloedgroep AB heeft anti-A en anti-B in z’n bloedplasma. fout

b
Guido moeder vader
Guido van - X
moeder van -
vader van X X -

15 a Mensen die resuspositief zijn, hebben het resusantigeen op hun bloedcellen en


mensen die resusnegatief zijn hebben dat niet.
b Als er rode bloedcellen van het eerste kind in het bloed van de moeder komen,
gaat de moeder antiresus en geheugencellen vormen. Bij de tweede zwangerschap
kan antiresus via de placenta in het bloed van het kind komen en de rode bloedcellen
kapot maken.

16 a Omdat er een grotere kans is dat de antigenen op de cellen overeenkomen met


de ontvanger en dus is er minder kans op afstoting.
b De vorming van antistoffen door de witte bloedcellen wordt onderdrukt.

© Noordhoff Uitgevers 40

You might also like