Professional Documents
Culture Documents
Tweede Versie Lesvoorbereiding Wiskunde
Tweede Versie Lesvoorbereiding Wiskunde
Tweede Versie Lesvoorbereiding Wiskunde
LESVOORBEREIDING
Administratieve gegevens
Naam Jana Vindevogel Stagejaar 2 Klasgroep KDG C
School Gesub. Vrije Basisschool De Tandem Leerjaar 5e Aantal lln. 20
Datum 29 november 2022
Mentor Veerle De Peuter Uur Voormiddag
Leergebied/ Ontwikkeling van wiskundig denken Leerdomein/ Meten en metend rekenen
ontwikkelveld(en) ontwikkelthema’s
Lesonderwerp Afstand – tijd – snelheid
Beginsituatie
Wat is de inhoudelijke voorkennis van de leerlingen in functie van het lesdoel?
De leerlingen hebben vorige week kennis gemaakt met het onderwerp door verschillende proeven uit te voeren op de
speelplaats.
Onderstaande lessen kwamen aan bod in het vierde leerjaar.
Welke leerlingspecifieke gegevens zijn relevant voor deze Hoe speel ik hierop in?
les?
De lessen over tijd zullen alle leerlingen op niveau vijfde Ik loop tijdens de oefeningen door de klas, zodat ik kan zien
leerjaar volgen. We kunnen nog niet inschatten wie er extra welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben.
ondersteuning nodig zal hebben bij dit onderwerp. Ik probeer de leerlingen steeds te helpen als ze een vraag
Normaal: hebben.
• Nadir volgt voor bewerkingen een apart traject.
• Oona, Axel, Lorenta, Djenna, Hana, Mila, Jamilla
volgen vaak lessen op niveau vierde leerjaar.
• Marthe, Loes, Bas, Manu volgen meestal wiskunde
op niveau zesde leerjaar.
• De overige leerlingen volgen meestal de lessen op
niveau vijfde leerjaar.
Kerndoel
Selecteer 1 tot 3 doelen die je op het einde van de les wenst te bereiken.
1. De leerlingen kunnen de relatie leggen tussen afstand (afgelegde weg), tijd en gemiddelde snelheid en het
ontbrekende gegeven berekenen wanneer twee elementen gegeven zijn.
2. De leerlingen kunnen verwoorden in welke situaties snelheid wordt uitgedrukt in meter per seconde en de afkorting
‘m/sec.’ lezen en noteren.
3. De leerlingen kunnen vraagstukken over één grootheid – snelheid – oplossen.
Leerinhoud
Je noteert zeer gedetailleerd en eenduidig de leerstof die in deze les aan bod komt
Welke leerinhouden bied je tijdens deze les aan je leerlingen aan?
De leerlingen begrijpen het verband tussen tijd, afstand en snelheid.
• De afstand: de weg die afgelegd werd.
• De tijd: de tijd die nodig was om die afstand af te leggen.
• De snelheid: de afgelegde afstand per tijdseenheid.
• Snelheid is een samengestelde grootheid die de verhouding uitdrukt tussen de afgelegde afstand per tijdseenheid.
Met behulp van verhoudingstabellen kan je de onderlinge verhouding tussen afstand en tijd weergeven.
Hoe groter de snelheid, hoe minder tijd je nodig hebt om eenzelfde afstand af te leggen. Snelheid en tijd zijn omgekeerd
evenredig bij gelijke afstand.
Hoe groter de snelheid, hoe groter de afstand is die je in eenzelfde tijd kunt afleggen. Snelheid en afstand zijn recht
evenredig bij gelijke tijd.
Conclusie: Hoe groter de afstand, hoe meer tijd je nodig hebt om die afstand af te leggen bij een constante snelheid. Hoe
kleiner de afstand, hoe minder tijd je nodig hebt om die afstand af te leggen bij een constante snelheid. Afstand en tijd zijn
recht evenredig bij een constante snelheid.
Bronnen
Noteer handboeken, handleiding van de methode (+lesnummer), naslagwerken, www, documentatie v/d stageschool of hogeschool, …
1. Handleiding blok 10 Reken Maar!
2. Bingel (blok 10, les 112)
Bijlagen
Noteer alle bijlagen die je gebruikt: o.a. zelf ingevuld en bewerkt werkboek en/of extra werkblaadje, PPT, zaalplan (les LO)…
Werkboek
Gynzy (zie bordschema)
Lesverloop in verschillende fasen
K/G/I Timing Onderwijs- en leeractiviteiten Organisatie
Je maakt een duidelijk lesscenario waarin je jouw uitleg aan de kinderen uitschrijft in de directe rede. Je noteert alles wat materialen/afspraken/differentiatie
je tijdens de les zal zeggen, vragen, (voor)doen … alsook alles wat de leerlingen zullen zeggen, antwoorden, doen …
vooraf
Lesinstap
Concreet lesdoel: De leerlingen herhalen/frissen op wat ze vorige week gezien hebben. • Computer
K 5 • Gynzy
minuten De leerkracht zegt:
• Vorige week deden we een aantal proefjes op de speelplaats, kan iemand mij vertellen wat jullie
toen moesten doen?
De leerlingen antwoorden.
De leerkrahct zegt:
• Klopt! We hebben toen op de speelplaats een aantal proefjes gedaan rond tijd, snelheid en afstand.
• Bij de ene proef bleef de afstand gelijk (20m), maar doordat je op verschillende manieren de afstand
aflegde veranderde de tijd.
• Bij de andere proef bleef de tijd gelijk (10sec), maar veranderde de afstand.
De leerkracht zegt:
• Waarmee hebben deze foto’s/begrippen te
maken?
De leerkracht zegt:
• Klopt! Deze begrippen hebben te maken met tijd, snelheid en afstand.
• Kan iemand mij vertellen wat tijd, snelheid en afstand wil zeggen.
De leerkracht duidt een aantal leerlingen aan.
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• De afstand is inderdaard de weg die afgelegd werd.
• Tijd heb je nodig om een afstand af te leggen.
• Snelheid is de afgelegde afstand per tijdseenheid.
De leerkracht zegt:
• We kunnen snelheid ook uitdrukken.
• Weet iemand op welke 2 manieren we dat kunnen doen?
De leerkracht zegt:
• We drukken snelheid uit in ‘km/u.’ en ‘m/sec.’.
• Wat betekent dat nu eigenlijk?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• Over een langere afstand of gedurende een langere tijd is de snelheid meestal niet gelijk.
• We spreken daarom van gemiddelde snelheid, de snelheid die gemiddeld over een langere afstand
of gedurende een langere tijd wordt gehaald.
• Voor grotere afstanden drukken we deze uit in ‘kilometer per uur’ en voor kleinere afstanden
drukken we deze uit in ‘meter per seconde’.
• Als we nog eens terugdenken aan vorige week, hoe drukten we toen de gemiddelde snelheid uit?
De leerkracht zegt:
• Juist! Vandaag gaan jullie leren hoe je afstand, tijd en gemiddelde snelheid kan berekenen in een
verhoudingstabel.
• Kan iemand mij vertellen wat een verhoudingstabel is?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• Een verhoudingstabel is een hulpmiddel om te rekenen met verhoudingen.
• Een verhouding laat zien hoeveel keer iets groter of iets kleiner is ten opzichte van het andere.
Fase 1 Uitleg
K 10 Concreet lesdoel: De leerlingen leren hoe ze afstand, tijd en gemiddelde snelheid berekenen in een • Computer
minuten verhoudingstabel. • Gynzy
• Bingel
De leerkracht projecteert via gynzy een voorbeeldoefening en zegt: • Filmpje bordboek
• Ik ga jullie leren hoe je afstand, tijd en gemiddelde snelheid kan berekenen in een verhoudingstabel.
• Wit er iemand de opgave lezen?
De leerkracht zegt:
• Op welke vragen willen we een antwoord weten?
De leerkracht zegt:
• We willen inderdaad weten hoeveel km Ella fietst in een halfuur en hoeveel km ze fietst in 2 uur.
• Wat weten we al door de opgave?
De leerkracht zegt:
• We weten dat Ella met een gemiddelde snelheid van 10 km per uur fietst.
• We gaan nu aan de hand van een verhoudingstabel berekenen hoeveel km Ella fietst in een halfuur
en hoeveel km ze fietst in 2 uur.
De leerkracht zegt:
• Op mijn bord zien jullie een verhoudingstabel staan.
• Het woord afstand en het woord tijd staan al in de tabel, maar kennen we Ella haar afstand en haar
tijd al?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• Ja! Ella fietst 10 km in 1 uur.
De leerkracht laat dit zien op haar bord.
De leerkracht zegt:
• Wat willen we nu te weten komen?
De leerlingen antwoorden (hoeveel km ze fietst in een halfuur).
De leerkracht zegt:
• We willen weten hoeveel km Ella fietst in een halfuur.
• Wat is een halfuur van een uur of wat is 30 minuten van 60 minuten?
De leerkracht zegt:
• Juist! Een halfuur is de helft van een uur, ofwel 30 minuten.
• Waar zouden we dit kunnen noteren in onze verhoudingstabel?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• We schrijven dit naast het vakje van 1 uur.
• Als we een halfuur willen noteren in de vorm van een
breuk, weet iemand hoe we dit zouden opschrijven?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• De breuk die we noteren is ½.
• Wat hebben we gedaan om van 1 uur (60 minuten) naar ½ van een uur (30 minuten) te gaan?
De leerkracht zegt:
• We moeten inderdaad delen door 2.
De leerkracht zegt:
• Nu we de tijd gedeeld hebben door 2, wat zouden we
dan met de afstand moeten doen?
De leerkracht zegt:
• Klopt! We willen nu nog weten hoeveel km Ella in 2 uur fietst.
• Hoe gaan we dit berekenen?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• Hoeveel keer zitten 30 minuten in 2 uur?
De leerkracht zegt:
• Om van 30 minuten naar 2 uur te gaan moeten we maal 4 doen.
• Wat moeten we dan nog doen met de afstand?
De leerkracht zegt:
• Hoeveel is 5 km maal 4?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• Ik toon nog een filmpje ter verduidelijking.
De leerlingen antwoorden.
Fase 2 Verwerking
Concreet lesdoel: De leerlingen maken klassikaal en individueel de oefeningen in hun boek. • Werkboek
K/I 20 • Bordboek
minuten De leerkracht zegt:
• Het is tijd om aan de slag te gaan met de oefeningen in jullie boek.
• Neem allemaal jullie werkboek van wiskunde op pagina 57.
De leerkracht zegt:
• Op pagina 57 zien jullie ongeveer dezelfde oefening als die van vorige week.
• Kunnen jullie mij eens vertellen wat je hebt genoteerd bij de vragen onder de tabellen?
De leerkracht zegt:
• We gaan verder met oefening 2.
• Wil er iemand de opdracht eens voorlezen?
De leerkracht zegt:
• We moeten de afstand, tijd of snelheid berekenen.
• Hoe konden we nu weer snelheid uitdrukken?
De leerkracht maakt samen met de leerlingen die extra uitleg nodig hebben oefening a en oefening d.
De andere leerlingen maken zelfstandig de oefeningen.
De leerkracht loopt rond in de klas en helpt de leerlingen.
De leerkracht zegt:
• Wie klaar is moet oefening 2, mag aan oefening 3 beginnen.
De leerkracht zegt:
• Leg allemaal jullie pen neer.
• We gaan samen even kijken naar de tabel bij oefening 3
• Wat zien jullie in die tabel staan?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• Hoe moet je die gegevens interpreteren?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• Jullie krijgen nu nog even tijd om verder aan de oefeningen te werken.
De leerkracht loopt rond in de klas en helpt die leerlingen die een vraag hebben.
De leerkracht overloopt nadien de antwoorden met de leerlingen en projecteert telkens het antwoord.
Afronding Conclusie
Concreet lesdoel: De leerlingen kunnen terugkoppelen wat ze net hebben geleerd.
K 5
minuten De leerkracht zegt:
• Kan iemand mij vertellen wat we net hebben geleerd?
De leerlingen antwoorden.
De leerkracht zegt:
• Vonden jullie deze oefeningen moeilijk of gemakkelijk?
De leerlingen antwoorden.
Gynzy Werkboek
Bijlagen
Voeg een scan van de ingevulde werkblaadjes toe.
a. Je vult de werkblaadjes / werkboek van de kinderen zelf in: op die manier oefen je de leerstof zelf. Je voegt geen verbetersleutel uit de
methode toe.
b. Noteer hulpvragen bij elke oefening. Welke bijvragen kan je stellen aan leerlingen die de leerstof niet goed begrijpen? Hoe help je hen
verder op weg?
c. Duid moeilijke woorden aan, …