Van Dartel, H., (2017) Goed Verplegen, Leerboek Ethiek Voor Verpleegkundigen-1

You might also like

Download as pdf
Download as pdf
You are on page 1of 10
Goed verplegen Leerboek ethiek voor verpleegkundigen tO ars ER Ee LiCl) dus om activiteiten in de sfeer van de klassicke ziekenverzorging. Daar is de afgrenzing ten opzichte van de zorg door leken het moeizaamst. Helemaal oplosbaar is deze problematiek niet. Zo kun je zeggen dat de moderne definiéringen van verpleegkunde - met alle nadruk op de ondersteuning van zelfma nagement ~ in dat opzicht niet erg helpen, Het idee dat taken die eerst door verpleeg.- kundigen werden gedaan, net z0 goed door de patiénten zelf kunnen worden gedaan, versterkt die indruk. Dat is bij de taken van een chirurg toch anders. 2 Verplichtingen van de beroepsbeoefenaar Behoren tot cen beroepsgroep met professionele kenmerken schept duidelijke verplich- tingen voor de beroepsbeoefenaar. In het verieden bleven die verplichtingen - bijvoor- beeld bij artsen ~ vaak beperkt tot het volgen van de initidle beroepsopleiding aan de universiteit, het afleggen van de eed en het zich houden aan de afgesproken fatsoensre sels, Tegenwoordig worden er veel strengere eisen gesteld aan de professionele beroeps- beoefenaar: als verpleegkundige maar ook als arts word je onder meer verondersteld bij te blijven in je vak door deel te nemen aan nascholingen. Niet de oorspronkelifke toe treding tot de beroepsgroep maakt nog dat jij je professional kunt noemen; het gaat veeleer om het op peil houden van je kennis en vaardigheden, en om het verantwooeding afleggen over wat je doet. Wie langere tijd uit de running is en dus geen praktijkervaring meer opdoct, en ook geen bijscholingen meer volgt om de beroepskennis op peil te hou- den, verliest het recht om nog ingeschreven te staan in het beroepsregister en het beroep ‘nog uit te oefenen, Met andere woorden: horen bij de beroepsgroep verplicht. Dat doet het niet alleen met betrekking tot de opdracht om je kennis en vaardigheden op peil te houden, maar ook met betrekking tot de verplichting om je aan de ethische beroepsnormen te houden, Die dien je zelfs zwaarder te laten wegen dan je cigen persoonlijke normen en ‘opvattin- 82n, bijvoorbeeld als het gaat om het beroepsgeheim. Dat heeft in je werk het karakter van een zwijgplicht en dient dan ook meer gewicht te krijgen dan meer algemene bur- Serplichten, bijvoorbeeld het melden van een strafbaar feit. In > H. 6 wordt de bijzondere betekenis van de beroepsnormen op het gebied van de privacy en het beroepsgeheim ader toegelicht Met betrekking tot de ethische normen van de beroepsuitoefening dien je overigens Vast te stellen dat ze niet zomaar gelden omdat ze nu eenmaal 20 zijn vastgelegd in een beroepscode, Het gezag van zon berocpscode wordt primair niet ontleend aan het feit at het allemaal zo leuk is opgeschreven en formeel bekrachtigad door de beroepsgroep. Normen van de beroepscode ontlenen hun gezag vooral aan de omstandigheid dat de ‘Pgenomen normen een weerslag vormen van meer algemene normen en morele opvat- {ingen in de samenleving. Daarom werken ze verplichtend. Over de autoriteit van een beroepscode kunnen dan ook dezelde vragen worden gesteld als de oude Griekse filo ‘of Sacrates volgens de overlevering stelde over het gezag van de goden: ‘Moeten we Worschriften van de goden volgen omdat ze afkomstig zijn van de goden? Of omdat het goede voorschriften zijn?" (Arendt 2004, 90). Nog anders gezegd: de regels van een 16 Hoofdstuk 4. Professioaltlt als kenmerk van de verpleegkundige beroepspraktik professionele code zijn de moeite waard om te volgen omdat ze cen intrinsieke waarde hebben die maatschappelijk wordt bevestigd. Die waarde staat daarom nooit helemaal vast. Afhankelijk van maatschappelijke bewegingen en veranderingen in het denken over de positie en taken van de beroeps- groep kunnen et veranderingen optreden in de waardering van regels. Meestal omdat we als samenleving andere waarden belangrijker zijn gaan vinden. Een en ander zien we bij- voorbeeld gebeuren in de sfeer van het beroepsgeheim. Door alle nadruk die veiligheid als waarde in onze samenleving krijgt, zeker na diverse terroristische aanslagen in de westerse wereld maar bijvoorbeeld ook na een noodiottig schietincident in een winkel- centrum in Alphen a/d Rijn enkele jaren geleden. Daardoor wordt tegenwoordig anders sgedacht over de geheimhoudingsplicht in de gezondheidzorg dan enkele decennia gele den, Dat soort veranderingen heeft ook effecten voor de interpretatie van de beroepsnor- ‘men in de gezondheidszorg, En dus ook voor de inhoud van een beroepscode. Die zal afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen om de zoveel tijd moeten worden aan- gepast. Zo is in Nederland in 2015 een nieuwe verpleegkundige beroepscode uitgebracht die eerdere codes verving wit 2009 en eerder. 4.1.3 Professionele autonomie Bij het streven naar professionalisering hoort ook het idee van professionele autonomie als Karakteristiek van het handelen van de individuele beroepsbeoefenaat. Van verpleeg- kundige beroepsbeoefenaars wordt uitgaande van dat idee verwacht dat ze net als leden van andere professionele beroepsgroepen autonoom handelen. Dus niet op geleide van allerlei externe regels en verplichtingen uitvoering geven aan het handelen maar uit- gaande van een eigen gezag op een eigen taakgebieed. Als verpleegkundige heb je een eigen beslissingsruimte, bijvoorbeeld om na te gaan hoe het infuus van mijnheer Janssen het beste kan worden ingeregeld om te zorgen dat hij er 20 min mogelijk hinder van ondervindt. Die eigen beslissingsruimte behoort tot jouw professionele autonomie. Dat idee van cen professionele autonomie wordt niet door iedereen met gejuich begroet (Burg 2009). Critici vrezen dat beroepsbeoefenaars die zich op een dergelike autonome laten voorstaan, zich gemakkelijk onttrekken aan een kritische evaluatie van de beroepspraktiik door anderen. Vooral door hun patiénten en in bredere zin ook door andere betrokken partijen in de samenleving, Autonomie brengt daarmee het risico van cen betuttelende, paternalistische houding met zich mee, Daarom verzetten deze citici zich tegen de idee van professionele autonomie: beroepsbeoefenaars dienen zich open op te stellen voor een kritische waardering van hun handelen vanuit de samenteving en zich niet te onttrekken aan de plicht om verantwoording af te leggen aan hun patiénten en aan de samenleving (> www.socialevraagstukken.n). 17 AA - Professionalitet: een containerbegrip Autonom versus solistisch ‘Autonom handelen is iets anders dan solistisch optreden. lemand die solistisch te werk gaat, trekt zich in de regel niets aan van wat anderen zeggen. lemand die autonoom handel, zal zich in principe niet onttrekken aan een vorm van verantwoording over diens handelen. Wat dat aangaat is er helemaal geen tegenstelling tussen autonoom handelen en je verantwoorden Nu heeft het spreken over professionele autonomie in relatie met de verpleging wel een specifieke achtergrond die in de kritische waardering moet worden meegenomen, Tradi- tioneel is het streven naar een eigen professionele autonomie binnen de verpleegkunde ingegeven door de wens om definitief afstand te nemen van een taakinvulling vanuit de geneeskunde. Verplegen is nu eenmaal iets anders en meer dan in termen van een verlengde-armconstructic uitvoering geven aan opdrachten van de arts. Zo begrepen drukt het streven naar autonomie het sterke verlangen van verpleegkundigen uit om in de eigen zorg voor patiénten vrij te zijn van de bemoeienis van andere beroepsbeoefe- paars of functionarissen, Hoe inzichtelijk ook, dit verlangen mag niet worclen verabsolu- teerd: in de zorg voor patiénten is het van groot belang om de diverse perspectieven van waaruit de patiéntenproblematiek kan worden benaderd goed op elkear af te stemmen. Zonder daarbij krampachtig het ene perspectief te willen vrijwaren yan de invloed van een ander, mogelijk belangrijker perspectief. Autonomie kan met andere woorden nooit goed los worden gedacht van het web van afhankelijicheden waarin (formele en infor- mele) zorgverleners hun werk moeten doen en waarin ze met elkaar na dienen te gaan welke benadering of invalshoek de voorkeur verdient, In die zin is professionele autono- mie cen relatief begrip. Het kan nooit worden vereenzelvigd met absolute zeggenschap over een bepaalde zorgsituatie, Dat verpleegkundigen daarbij net als andere beroepsbeoefenaars de mogelijk- heid moeten hebben om in alle vrijheid hun ideeén en expertise in te brengen, zonder begrenzing vooraf, is een haast onbetwistbare vanzelfsprekendheid. In plaats van het accent te leggen op de bemoeienis door anderen, legt deze interpretatie van professionele autonomie vooral nadruk op vrijheid als de ruimte om naar vermogen invulling te geven aan het vak, Dat is een interpretatie die niet zozeer de vinger legt op de hindermacht van de samenleving en van andere beroepsbeoefenaars in de xorg, maar vooral op de cigen mogelijkheden en capaciteiten om vorm te geven aan de zorg in het belang van de patignt, Een dergelijke interpretatie van autonomie kan heel goed samengaan met een besef dat je je ook steeds moet verantwoorden voor de keuzes die je in de zorg voor een patiént maakt. Bijvoorbeeld door duidelijk te maken hoe jouw keuzes zich verhouden ten aanzien van de professionele standard. Het een hoeft het ander dus nict uit te sluiten, Zeker niet wanneer professionaliteit op een specifieke manier wordt begrepen: namelijk als een normatieve of een morele professionalitet. ne 42 Ontwikkelingen in het denken over professionaliteit Niet iedere verpleegkundige zal het idee van professionaliteit meteen verbinden aan zaken als moraal, ethiek of normativitelt, Mogelijk zal er wel cen link worden gelegd met de beroepscode, maar daar zal het soms bij blijven. Begrijpelijk, want professionaliteit wordt in het moderne spraakgebruik vaak verbonden aan kennisexpertise en niet aan ‘moraal. Dat die associatie vanzelfsprekender is geworden dan de koppeling aan moraal (»www.casusconsult.n), kan goed worden toegelicht aan de hand van veranderingen in het denken over professionaliteit. Als je moderne idecén over professionaliteit legt rnaast negentiende-ceuwse idecén, springen de verschillen meteen in het oog, Dat kun je goed zien in Stab. 4.1, waarin verschillende opvattingen over professionaliteit staan weergegeven. 42.4 Professionaliteit: kennisexpertise en/of moraal? Bi) een blik op de tabel zie je dat de verschillen tussen de moderne (kolom 2 en 3) en de traditionele professional (kolom 1) vooral gelegen zijn in de morele inbedding van hun praktijken en de daarmee samenhangende binding aan de maatschappij. De mana- ger en de kennisexpert die Ten Bos als voorbeelden van moderne professionaliteit naar voren schuift, onderscheiden zich niet meer door binding aan een beroep en een daar- mee samenhangende moraal, maar door de inzet van hun kennis. De moraal staat met betrekking tot de kerakterisering van hun werk buitenspel. Dat betekent niet dat ken nisexperts en managers geen moraal zouden hebben of zich verte zouden houden van wet- en regelgeving, maar wel dat die moraal niet meer onderscheidend is als het gaat ‘om hun professionaliteit. Heeft de kennis van de manager een algemeen karakter, die van de kennisexpert is meer specialistisch maar niet meer gekoppeld aan een bepaald beroepsdomein. Voorbeclden van de kennisexpert zijn icters en financieel adviseurs Van typische kennisexpertberoepen zegt Ten Bos dat degenen die zo'n beroep uitoefe- nen vooral belang stellen in hun eigen persoonlijke ontwikkeling en de mogelijkheden die een werkomgeving daartoe biedt. Het gaat deze professional dus helemaal niet meer om de ethiek van zijn handelen maar vooral om de schoonheid, de esthetiek van ijn bestaan. COverigens kun je voor sommige moderne professionals in de financiéle wereld vast stellen dat er wel degelik pogingen worden ondernomen om deze vormen van beroeps- uuitoefening (opnieuw) te binden aan een morele code. Denk aan bankiers van wie wordt sgevraagd om een eed af te legen waarin 2ij beloven integer te handelen en het maat- schappelijk vertrouwen niet te beschamen, Op die manier tracht men het maatschappe Iijk vertrouwen te herstellen dat de laatste jaren onder invloed van de economische crisis een flinke knauw heeft gekregen. De vraag is of deze herstelpogingen effectief zijn en of deze vormen van beroepsuitoefening wel goed met cen sociale ethiek kunnen worden verbonden. De tijd val het leren. Wie goed kijkt naar ontwikkelingen in de moderne verpleegkunde, bijvoorbeeld naar het nieuwe beroepsprofiel, moet vaststellen dat elementen van die nieuwe definiéringen niet uit is op bekrachtiging van zijn eigen belangen en behoeften en die van de organisa- tie waarvoor hij werkt, mear de belangen van de afhankelijke en kwetsbare patignt steeds voorop stelt. 4.23. Reflectieve professionaliteit ee Hoewel professionaliteit door alle nadruk op kennisexpertise ~ ook binnen de verpleeg Kunde ~ een minder morele invulling lijkt te hebben gekregen, kun je tegelijkertid vast. stellen dat er veel aandacht blijft voor de morsle dimensie van de beroepsuitoefening (> ww wnormatieveprofessionalisering). Vooral in de maatschappelike dienstverlening en de gezondheiészorg. Allelei initiatieven, publicaties en bewegingen gevoed door uni Vorsitaire programmals duiden op het bestaan van een belangrijke onderstroom in het dlenken over goede zorg. Daarbij wordt professionaliteit vanzelfsprekend verbonden aan ‘moraliteit, en wel door middel van reflectie (Smaling 2008). Voor deze koppeling van reflectic aan moraal (en dus niet aan kennisexpertise) wordt vaak aangesloten bi spe- cifieke visies op zorg als een relationeel en dasrom mores! geladen proces (zorgethiek, presentiebenadering). Professionele autonomic krijgt onder invloed van deze beweging con heel bijzondere invulling, waarbij aan normativiteit in combinatie met reflectie een centraal belang wordt toegekend: > De kern van professionalitelt is dus gelegen in het vermogen van de professional om in cen individuele zorysituatie bewust normatiove keuzen te maken die recht doen aan de situatie. Zo leat hij rien dat hij het vermogen heeft om voorbij de standaardisatie adequaat en creatief te reageren op het unieke in een bepaalde situatie. (Dartel en Witte 2016, 46) ‘Als je de verschillende beelden en beschrijvingen uit de literatuur over reflectieve en normatieve professionaliteit op een rijje zet, ontstaat het volgende beeld van de reflec- tieve professional. Ben reflectieve professional is een beroepsbeoefenaar die zich in het denken over goede zorg niet primair laat leiden door extene regels, maar die zich vooral afvraagt wat in een specifeke situatie goede zorg is voor zijn patiént. Uiteraard gebruik zoin professional (externe) regels, maar hij toetst die aan de hand van normatieve ide- aalbeelden (Tonkens 2013). Daarbij houdt hij steeds voor ogen wat het oorspronkelijke kkarakter van de situatie is en laat hij zich bij ziin overwegingen leiden door vragen over de context, Ook gaat de reflectieve professional niet zomaar uit van zijn eigen interpre: taties maar betrekt hij de perspectieven van de diverse betrokkenen in zijn afweging. {Als eerste gaat hij dearioe het gesprek aan met zijn patient, Hen relectieve professional pint zich ook niet vast op eenmaal genomen beslissingen maar is bereid tot heroverwe ging van eerdere stappen. Zo invulling geven aan professtonalitett veronderstelt ook de bereidheid verantwoordelijkheid te dragen en ook verantwoording af te legen. Door 20 vyorm te geven aan zijn werk, valt te verwachten dat de reflectieve professional al lerené in praktijken van zijn eigen ervaringen en die van anderen cen praktisch oordeclsver ‘mogen ontwikkelt dat hem, naast andere kwaliteiten, doet kennen als een bekwame beroepsbeoefenaar. 1a 43 -Professionele verantwoordeliiheld Dit ideaal van reflectieve professionaliteit stelt hoge eisen; om te beginnen aan de individuele verpleegkundige, maar los daarvan ook aan de organisatorische omgeving waarin hij zijn beroep uitoefent (Dartel en Jeurissen 2008), Om zo'n ideaalbeeld te kun nen waarmaken, dient er ruimte te zijn voor eigen afwegingen, om vervolgens open met elkaar in gesprek te gaan over de keuzes die worden gemaakt, Het vraagt ook ruimte om je verantwoordelijkheid op een specifieke manier in te vullen: als een professionele ver- antwoordelijkheid. In de volgende paragrafen gaan we op beide aspecten in. Allereerst op de betekenis van professionele verantwoordelijkheid. Vervolgens op de leerprocessen die het ideaal van reflectieve professionaliteit als opgave stelt voor de individuele ver pleegkundige beroepsbeoefenaar en voor de beroepsgroep in bredere zin. 43 Professionele verantwoordelijkheid De professionele verantwoordelijkheid van de verpleegkundige beroepsbeoefenaar zit ingewikkeld in elkaar (Struijs en Vathorst 2009). Je wordt als verpleegkundige in de praktijk voortdurend op heel verschillende manieren aangesproken. In de eerste plaats door de organisatie of werkgever waarvoor je werkt. Vervolgens door de beroepsgroep die bepaalde verwachtingen koestert over wat goed verplegen is. En ten stotte door de patignt tegenover je, zeker wanneer die een persoonlijk appél op je doet of wanneer je zon appél ervaart. Al die aanspraken resulteren in uiteenlopende dimensies van verant- woordelijkheid. Volgens het model in Oifg. 4.1 betekent professionele verantwoordelijk- heid dat je in de beroepsuitoefening steeds de juiste balans weet te vinden tussen al die verschillende dimensies van verantwoordelijkheid. Het staat er heel eenvoudig: professionaliteit als het vinden van de juiste balans tus- sen drie typen verantwoordelijkheid, drie uiteenlopende manieren waarop je in je prak tijk als verpleegkundige wordt aangesproken. Dat is prima wanneer die manieren in elkaars verlengde liggen en ze amper of geen conflicten veroorzaken, Die ideale situatic is in de praktijk echter niet zomaar gegeven. Vaak wringt het en ervaar je spanning tus. sen de verwachtingen, plichten, afspraken en belangen die tegelijkertijd aan de orde zijn, Om daar zicht op te krijgen, is het van belang te weten wat die verschillende verantwoor- delijkhheden nu precies inhouden, 43.1 Drie uiteenlopende typen verantwoordelijkheid De functionele verantwoordelijkheid die een beroepsbeoefenaar ervaart, betreft de aan- spraken die volgen uit de rol die de verpleegkundige als medewerker van cen organisatie heeft. Dat begint met een verantwoordelikheid voor de taken en opdrachten waarmee hij als functionaris van die organisatie wordt belast, Naast de visie op zorg en de pro- tocollen waarin warden en normen van de organisatie zijn vastgelegd (bijvoorbeeld gedragsregels voor het personee!), vormen ook de productienormen een typisch element van de functionele verantwoordelijkheid, net als de kernwaarden die een organisatie in m2 Hoofdstuk 4 Professionalteit as kenmerk von de verpeghundlige beroepspraktix organisatie: [ ‘zorgyrager beroepsgroep I I a =| a eeecs I i = |B Figuur41._Professionele verantnoordeliheid, Bron: Houtlosser (2010); VAVN (2012) haar visi formuleert als sturende waarden voor de zorg. Daarnaast kunnen ook opvat {ingen over hoe je je als teamlid hebt te gedragen worden gerekend tot de functionele verantwoordelijkheid. De beroepsmatige verantwoordeliheid betreft verplichtingen die samenhangen met de uitoefening van een bepaald beroep, in dit geval het beroep van verpleegkundige. Het impliceer dat de verpleegkundige zich laat leiden door de waarden en normen van ijn beroepsgroep, zoals bijvoorbecld vastgelegd in een beroepscode. Ook het bihouden van takkennis en vaardigheden vat hieronder. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat de zorgver. lening 70 veel moyeljk op de actuele stand van de wetenschappelie kennis gebaseerd is (evidence-based). Daarnaast gaat het om normen van de beroepsgroep die bijvoorbeeld door de collegas als lokale standaard worden voorgehouden en nageleefi. ‘Ten slotte is er in de beroepsuitocfening sprake van een persaonliike verantwoorde. Uikheid (» wowadnvoorzorgi). In de eerste plaats betreft dit het persoonlifke appa dat de beroepsbeoefenaar ervaart in de relatie met de ‘aorgvrager die aan zijn zorg is toever: trouwd (Leget 2013). In de tweede plaats gaat het om de warden en normen die iemand | als individa hooghoudt en die cen persoonlijke kleur geven aan de interpretatie van zijn j verantwoordelijkheden. Uiteraard is er een verband tussen beide: het uitgangspunt voor de persoonlijke verantwoordelikheid tegenover de zorgvrager is nameljk de persoon- lijke ontvankelijkheid die iemand helt voor het morele appél van de zorgyrager (Dartel en Witte 2016, 43-4). 124 Hooks 4-Prctesscmltet als tevmerk van de verpleeghurdige beroepscraitiA | Artikel 2.13 Uit de beroepscode ‘Als verpleeghundige/verzorgende heb ik het recht om op grond van gewetens- bezwaren te weigeren om mee te werken aan bepaalde handelingen. Dat betekent onder andere dati: = medewerking weiger aan (behandelingen die mij in emstig confict brengen met mijn levensovertuiging of persoonlixe waarden- en normenbesef; = mijn gewetensbezwaren, wear mogelit, tidig kenbaar maak: ‘= bij gewetensberwaren de zorg gemotivee'd teruggeet aan mij leidinggevenden of, als er geen leidinagevende is, aan een van mijn collega’s: = wel dezorg verieen die niet direct in relate staat tot de handeling of ingreep \waartegen ik gewetensbezwaren heb, tenaij die 20°g ook door een collega wordt ‘overgenomen. Hannah Arendt (1906-1975), een filosofe die steeds meer in de belangstelling is komen te staan, is van mening dat het een plicht van mensen is om te blijven nadenken. Wie stopt met denken, dat wil zeggen het eigen denken inruilt woor de mening van anderen, loopt ook ia morele zin grote rsico's. Voor haar is het geweten dan ook een voortvlocise van het (bljven) denken (Arendt 2004, 161-83). ‘Om uit te leggen wat dat blijven denken betekent, knoopt Arendt aan bij twee filoso- fen. In de eerste plaats bij de oude Griekse filosoof Socrates, dic benadrukt dat mensen steeds in gesprek met zichzelf dienen te bijven en zichzelf vragen te blijven stellen over wie ze 2iin (Hadot 2007, 46-9). in die zin is flosofie niet iets ingewikkelde dat je 20. moeten overlaten aan experss, maar een opgave voor feder mens: het gaat erom steed: in dialog met jetelf te blijven en 20 na te gzan of je nog wel samenvalt met wic je will 2ijn. Karakteristick voor die dialoog is dat die cigeniifk n00% stopt: je bijft als mens altisé sgetuige van je eigen handelen, zegt Arendt. Tenzj je dus stopt met nadenken. Een andere filosoof bij wie Arendt aancluit, is de al exrder genoemde Duitse verlich- tingsfilosoof Kant. Zijn mensbeeld, dat 20 sterk uitgaat van autonomic, kan niet beklemtoning van de plicht om steeds te handcien volgens de rede. Wil je je mens-2ija waarmaken, dan vraagt dat dus ook volgens Kant om nadenken (»wivwhuman/kant) Wie daarmee stopt, houdt op mens te zijn en selt zich open voor het kwaad. Fen mens moet het denken dus nooit opgeven: toegeven aan pressie die je ervaart (om tegen je geweten in te handelen. betekent je denken opgeven en ook wie je bent. Zo ‘ili net handel en 20 wil je niet gekend ijn. Dat betekent dat ein lija met je gee ten 204 mocten blijven handelen, ook al betekent dat dat je Je verantwoordeliheid als beroepsbeoefenaar te komen aan het eigen geweten, is in onze samenleving cen gegeven dat met rechten is omkleed. Wel mag van je worden verwacht dat je je geweten kritisch bjt onder20e- ken en voor jezelf nagaat of datgene wat van je wordt gevraagd, ook echt indruist teger ie diepste overtuigingen. Of het echt een aantasting is van jouw levensbeschouwing €* | 44. Professionalitet:biven leten van praktjken de bron daarvan, en bijvoorbeeld niet eerder een norm is die door anderen of doo: je ‘omgeving aan jou wordt opgetegd. Ook mag van je worden verwacht dat je je verant- ‘woordt voor de keuze dle Je maakt en ervoor zorgt dat de zorg niet stopt vanwege jouw sgewetenshezwaren. Zo dient de patiént in de zorg geen negatieve gevolgen teervaren van jouw keuze. Tot slot dien je je gewetensbezwaren tijdig kenbaar te maken, en zeker ook ‘werksituaties uit de weg te gaan waarin de kans reéel is det je geconfronteerd zult wor- den met gewetensconflicten, Niemand anders dan de persoon zelf kan oordelen over de inhoud, de zwaarte en de aanvaardbaarheid van het gewetensbezwear dat hij heeft tegen een bepaalde handeling, ‘Van een andere orde is de vraag wie de gevolgen moet dragen van het gewetensbezwaar in de sfeer van de professtonele zorgveriening. Daarvoor is het van belang onderscheid te maken tussea de taken die een gewetensprobleem opleveren. Zo heeft de Commis- sie Bthiek van V&VN in een advies geschreven dat als het gaat over kernteken van de verpleging, de gevolgen van een beroep op gewetensbezwaren niet door de patiént, niet door de opleiding of instelling, maar door de (Ieerling-)verpleeghundige zelf zouden moeten worden gedragen. Iemand die op grond van gewetensbezwaren welgert kernta- ken van de verpleging uit te voeren, heeft alle recht om aan die gewetensbezwaren vast te houden, mear zou volgens de Commissie op grond daarvan geen verpleegkundige moe- ten willen zijn of worden (V&VN 2008). 44 — Professional blijvenleren van praktijken ig ‘Wat vandaag goede corg is, is het morgen misschien nlet meer. Onder invloed van ver- anderende opvattingen in de samenleving veranderen ook de opvattingen over goede zorg, Het denken over wat goede zorg is, saat dan ook nooit stil Voor een deel gaan die ontwikkelingen als vanzelf. Ze onttreken zich aan je waarneming en pas na verloop van tijd wordt duidelif hocveel er eigenlijk is veranderd. Er zijn ook momenten dat de ver- anderingen schoksgewrijs komen: er is bijvoorbeeld een ernstig incident dat de aandacht vraagt en aanleiding geeft tot publiek rumoer. Media maken een zaak soms grotet dan 2ij is en vervolgens worden er vragen over dat incident gesteld in de Tweede Kamer, of er komt een onderzock. De publicke onrust dle dit met zich meebrengt maakt dat men om extra maatregelen vraagt. Soms komt dat er ook echt van, in de vorm van nieuwe wette like regels, nieww beleid, of extra aandacht van de Inspectie voor de Gezondheidscorg voor bepaalde thema’ in haar contacten met zorginstellingen. Of het nu geleidelifk gaat of schoksgewijs, veranderingen in de opvattingen in de samenleving kunnen in de gezondheidszorg niet zonder aatwoord blijven. Dat vraagt ok om een inspanning van verpleegkundigen om steeds opnicuw né te gaan wat goede “org is, en hoe die het beste in de praktijk kan worden gebracht. Die inspanning begint met je af te vragen of daigene wat jij in de prektijk aan het doen bent, wel spoort met de ideaalbeelden die je van jezelf hebt in je rol. Leder pralaijideren, of het ma met een schok geat of niet, geat gepaard met de ontdekking dat er ruimte zit tussen wat er fei- telijk gebeurt en de idecén aver wat wenselijk is, wat er dus zou moeten gebeuren

You might also like