Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 1

1. De Finse studente was te laat.

La studentessa finlandese era in ritardo.

2. We begrepen de prof niet.


Non capiviamo la professoressa.

3. Zij belden hem rond 16u.


Lo chiamavano verso le 16:00.

4. Ik werkte hard die zomer.


Lavoravo duramente quest’estate.

5. Jullie vertelden de waarheid.


Raccontavete la verità.

6. Jij gaf haar een cadeau.


La davi un regalo.

7. Zij keerde terug naar huis, er waren immers geen treinen.


Ritornava alla casa, perché non c’erano treni.

8. Vorig jaar sprak hij nog geen Russisch.


L’anno scorso non parlavo ancora il russo.

9. Zij moesten die taak afgeven.


Dovevano cedere questo compito.

10. Hoe laat kwam je aan?


A che ora arrivevi?

---------------------------------

Taalbeheersing II A – Esercizi introduttivi - Imperfetto

You might also like