Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Inleiding Methodenleer
Samenvatting Inleiding Methodenleer
College 1
X1
X2 Y
X1--- X2 --- Y
X3------- X4 ------ Y
X1 ------------------ Y
X2
X1
X2
Conceptueel model = grafische representatie van een set logisch samenhangende hypothesen.
Totaalplaatje
X1
X2
X4
X3
X5
Geneste design = meerniveau data combinatie gegevens verwijzend naar verschillende eenheden van
analyse
Logical fallacies (misvattingen) = conclusies trekken op een bepaald niveau op basis van resultaten
op een ander niveau
College 2
Ordinaal = variabele bestaat uit een aantal geordende klassen (= nominaal + geordende klassen).
Klassen onderling niet uitwisselbaar ( omkering volgorde = spiegeling in betekenis). Afstanden tussen
klassen hebben geen betekenis (geen rekenbewerkingen dus)
Interval = afstanden (intervallen) tussen geordende klassen worden betekenisvol (= nominaal +
rangorde + afstand). Verhoudingen tussen klassenwaarden niet
Intuïtieve logica: de indicatoren moeten in voldoende mate onderling samen correleren willen ze
hetzelfde achterliggende concept meten; als dat niet is dan heb je geen schaal
Betrouwbaarheid onderzoeken;
- split- half: selectie items die een concept meten worden verdeeld in 2 sets; subschalen
worden gecorreleerd
- interne consistentie: equivalentie tussen alle items toetsen ( statische maat die aangeeft
hoe sterk een set items onderling samenhangen)
Validiteit onderzoeken:
Preditive validity = mate waarin de huidige meting een voorspellende waarde heeft naar het
criterium dat in de toekomst ligt
College 3
Stappenplan
Overcoverage = horen niet tot de doelpopulatie maar zitten wel in het steekproefkader
Steekproefdesigns;
Sampling error ( steekproef fout) = verschil tussen een populatiekenmerk (parameter) en een
steekproefschatting (statistiek) van dat kenmerk = (toevalsfout)
Gestratificeerde toevallige steekproef ( stratified random sample)
= indeling steekproefkader in stata (= groep elementen met gelijke eigenschappen)
= strata gedefinieerd aan de hand van combinaties van kenmerken
- Reduceert steekproeffout: geen (of nauwelijks) toeval verschillen meer tussen steekproef en
populatie op strata-kenmerken
- Efficiënter (preciezer) als stratumvariabelen gerelateerd aan de afhankelijke variabele in het
onderzoek
- Zekerheid dat ook kleine strata zullen vertegenwoordigd zijn in steekproef
Culstersteekproef
twee varianten
éénstaps clustersteekproef
meerstaps clustersteekproef
oplossingen
- Lotto-procedure
- Computeralgoritme dat random getallen genereert
- Systematische trekking
Quotasteekproef
= stel quota (streefcijfers) op van type respondenten die je in de steekproef wil op basis van
informatie uit de populatie (nationale statistieken)]
= interviewers krijgen opdracht om respondenten te selecteren totdat quota zijn ingevuld
- nut; quota reflecteren heterogeniteit in samenleving
Gebruiken bij kleine subgroep, niet direct zichtbare groep en/ of indien het onderzoek gaat over
zeldzame fenomenen
College 4
Experimenten en causaliteit:
- Randomizatie
- Manipulatie onafhankelijke variabele
- Meting afhankelijke variabele
- (minimum één) controlegroep
- Gelijke condities voor alle groepen (met uitzondering experimentele manipulatie)
- Via observaties of zelfrapportering van gedrag. Geobserveerd gedrag beter dan verbale
zelfrapportering
Debriefing:
Reactive measurement effects = meting van e afhankelijke variabele is beïnvloed door het feit dat
respondenten weten dat ze in een experiment zitten.
probleem: is storende factor: men reageert niet op het treatment maar op de gebeurtenis
oplossingen; placebo-groep, verborgen experimenten
Demand characteristics = hint in het experiment over wat verwacht wordt en wat een onderzoeker
hoopt te vinden
probleem: wat als dit meer invloed heeft dan het eigenlijke treatment?
oplossingen: presenteren van een ‘valse’ hypothese over de bedoeling van het onderzoek.
Afhankelijke variabele in een andere setting meten dan de setting waarin treatment plaatsvond
Evaluation apprehension = proefpersoon komt met de verwachting dat hij/zij geëvalueerd zal
worden door de ‘experimenter’
Algemene instructies voor iedereen gelijk, specifieke instructies voor de experimentele groep enkel
schriftelijk
Double-bind placebo design = the gold standard
- toetsen van effectiviteit van een nieuw trainingsprogramma om samenwerking tussen werknemers
te bevorderen
Double-blind:
Voordelen: proefpersonen niet bewust van het experiment: betere externe validiteit ( realistischer
setting en heterogenere set proefpersonen) toegepast onderzoek mogelijk
nadelen: minder controle op de experimentele setting, i.c. assignment van proefpersonen;
controlegroep samenstellen; afhankelijk van anderen voor uitvoeren van experiment; manipulatie
van onafhankelijke variabele
1. Uitgangspunten
- hoge interne validiteit: indien sterke inferenties (= generaliseerbare conclusies) over
oorzaak en gevolg mogelijk
- een goede design sluit uit dat andere dan de effecten van de experimentele manipulatie
(onafhankelijke variabele) een verklaring vormen (= no confouding effect of non-
spuriousness)
2. Overzicht van potentiële bedreigingen voor interne validiteit
Maturatie = fysische en/of psychische veranderingen in een persoon in de loop van het experiment
Testing effecten = veranderingen in wat gemeten wordt door reacties op het proces van het meten
Statistische regressie = tendens bij extreme scores op een test om naar het midden op te schuiven
bij tweede testafnamen
Attritie = uitval van respondenten tijdens de uitvoering van een experiment; problematisch indien
selectieve uitval
= bedreiging gerelateerd aan proefpersonen
Experimentele designs
1. Classificatie
- 3 types: pre-experimentele; zuivere experimentele; en quasi-experimentele designs
- verschillen in de mate dat ze voldoen aan de basisvereisten van een experimentele design
- en bijgevolg ook in de mate waarin ze de potentiële bedreigingen voor interne validiteit
onder controle hebben
College 5:
Gebruik en beperkingen:
1. voordelen:
- Zeer efficiënte methode voor beschrijvingen van sociale fenomen -> generaliseren
- Efficiënte methode van dataverzameling
- Brede waaier aan onderzoeksvragen ( zelfs in één dat verzamelingsronde) -> meer dan 1
onderzoek mogelijk
- Brede waaier van mogelijke survey vragen: sociale achtergrond; gedrag in verleden; attituden
waarden en opinies; intentioneel gedrag; gevoelige vragen
2. nadelen
- Criteria voor causaliteit soms moeilijk te realiseren (minder rechtlijnig dan experiment) i. c.
richting van het verband en onechte verbanden
- Geen verandering aan meetinstrument mogelijk tijdens veldwerk ( gestandaardiseerd
procedure -> hier is veldstudie flexibeler
- Gevoelig voor ‘reactiviteit’(reactive measurement) > systematische meetfout > een survey
afnemen is altijd reactief ( experiment ook vaak, maar niet altijd)
Survey designs
a. Steekproef gerelateerd
1. Coverage error= verschil tussen doelpopulatie en steekproefkader
2. Steekproeffout (sampling error)= verschil tussen een populatiewaarde en de
steekproefschatting van die waarde
b. Observatie/ meten gerelateerd
3. Non-respons = verschillen in karakteristieken tussen diegene die wel en niet meewerken
4. Meetfouten = inadequate antwoorden
Survey instrumenten
Voordelen open:
- Vrijheid om te antwoorden
- Gedachtegang van respondent duidelijker
- Sterkte van opinies
- Onverwachte antwoorden
Nadelen open
Indirecte vraagstelling = indirecte vraag i.p.v. de directe vraag hoe de respondent erover denkt.
Gebaseerd op het idee van projectie: tendens om eigen ideeën, opinies, gevoelens op anderen te
projecteren
Aanvaardbaar maken dat een antwoord wordt gegeven dat afwijkt van de sociale norm > toepassing;
indien sociaal wenselijke antwoordpatroon wordt verwacht
Randomized response:
werkwijze
Typen antwoordschalen
B: Geordende beoordelingsschalen
C: vergelijkingsvormen
1. Rangshikken
2. Kiezen (=picking) zonder rangschikking
Acquiescence (ja-knikkers): tendens om het eens te zijn met uitspraken onafhankelijk van de inhoud
van de uitspraak
Verbal anchoring = labels bij uiteinde van een schaal ook als extreem verwoorden
- Eerlijkheid
- Relevantie
- Niet overbodig
- Duidelijkheid
Optimizing = als repondent maximale inspanning leveren om een volledig en correct antwoord te
geven