Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Management (Jeff Christoffels)
Samenvatting Management (Jeff Christoffels)
Jeff Christoffels
KULEUVEN Bachelor in de industriële wetenschappen
2016 - 2017 Inleiding tot management
Deel 1: Inleiding
1. Managers en het managementproces
Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen mensen waarbij een bepaald doel
wordt nagestreefd. Dit geld zowel voor profit als non profit bedrijven.
Gemeenschappelijke kenmerken van organisaties:
• Doelstellingen
• Structuur
• Mensen
Management is in feite het proces van iets gedaan te krijgen, effectief en efficiënt, door en
met andere mensen.
Effectief wil zeggen de juiste dingen doen: doelen die gesteld werden, worden ook bereikt.
Efficiënt wil zeggen de dingen juist doen: een optimaal gebruik van mensen en middelen. Ook
verwijst het naar de relatie tussen input en output, het streven naar minimale kosten.
Het managementproces:
Plannen, organiseren,
leidinggeven, en controleren
Plannen:
• Doelstellingen vastleggen
• Strategie uitwerken
• Plannen ontwikkelen om de activiteiten te controleren
Organiseren:
• Bepalen welke taken uitgevoerd moeten worden
• Bepalen wie de taken moet uitvoeren
• Bepalen wie aan wie rapporteert
• Bepalen waar de beslissingen genomen worden
Leidinggeven:
• Motiveren van werknemers
• Sturen van de activiteiten van anderen
• Het meest effectieve communicatiekanaal gebruiken
• Problemen oplossen
Controleren:
• Zorgen dat de organisatie blijft afstevenen op haar doelstellingen
• Eventueel bijsturen
Het geheel van acties dat zich richt op het bewust aanvaarden van risico’s bij het aanbieden
van producten of diensten, veelal met de bedoeling er ‘winst’ mee te maken, noemt men
ondernemerschap/entrepeneurschip.
De gave om mogelijkheden te zoeken voor het betere/andere en nieuwe gebruiken van
beschikbare middelen en ideeën van mensen is het kenmerk van een goede ondernemer.
Ondernemerschap bestaat uit het nastreven van mogelijkheden, innovatie en groei.
2. De ondernemingsomgeving
De ondernemingsomgeving bestaat uit:
• Een aantal belanghebbende partijen (= stakeholders) die in interactie staan met de
organisatie en die op het functioneren van de organisatie inwerken (=
stakeholdermanagement)
• Een aantal tendensen en ontwikkelingen die zich voordoen en een belangrijke invloed
uitoefenen op de werking van het bedrijf
Duurzaam ondernemen is het toepassen van een strategie die systematisch de economische,
(profit) milieu, (planet) en sociale (people) impact in de bedrijfsvoering integreert = ‘triple
bottom line’.
De communicatie en toetsing van deze strategie met stakeholders vormt een essentieel
onderdeel van duurzaam ondernemen. Het bedrijf neemt zijn ‘maatschappelijke
verantwoordelijkheid’ op. (Maatschappelijk verantwoord ondernemen = MVO)
Management is een synoniem aan beslissingen nemen. Het nemen van beslissingen is een
onderdeel van alle vier de managementfuncties: plannen, organiseren, leidinggeven en
controleren.
Het (rationeel) beslissingsproces kan in acht stappen opgesomd worden:
1. Identificatie van het probleem
2. Identificatie van de beslissingscriteria
3. Afweging van de criteria
4. Zoeken naar alternatieven
5. Analyse van alternatieven
6. Keuze van een alternatief
7. Implementatie van het alternatief
8. Evaluatie
Strategische beslissingen staan dus bovenaan het beslissingsproces in een bedrijf. Ze zijn
afhankelijk van veel factoren die ook in groepen opgesplitst kunnen worden:
• Technologische factoren
• Economisch-geografische factoren
• Bedrijfspolitieke factoren
1. Plannen
Het plannen bestaat uit het formuleren van doelstellingen en het opzetten van een algemene
strategie om die doelstellingen te bereiken. Ook het opstellen van concrete plannen om het
werk in een organisatie te integreren en coördineren is een onderdeel van planning.
Het heeft te maken met het doel (wat er moet gebeuren) en de middelen (hoe het moet
gebeuren).
De visie van een onderneming beschrijft hun droom, hun toekomstbeeld, hun passie:
• Hoe zien zij hunzelf in de wereld van morgen?
• Waar gaan ze voor?
• Waar willen ze naartoe?
• Wat drijft hen?
Het doel wordt beschreven met doelstellingen. Dit houdt in wat een onderneming wilt
bereiken (winst, marktaandeel, tewerkstelling…) en waar ze actief wilt zijn (marktsegment,
klantengroep…). Dit alles op lange, middellange en korte termijn.
Slimme (SMART) doelstellingen zijn:
Specifiek
Meetbaar
Attractief
Realistisch
Tijdgebonden
Een Strategie houdt in hoe een organisatie hun doelstellingen wilt bereiken. Het zijn
beslissingen en acties die bepalend zijn voor een organisatie op lange termijn. De grondslag
van een strategie is een concurrentievoordeel opbouwen.
Het strategisch-managementsproces:
1. Vaststellen van de huidige strategie
2. Analyseer de omgeving
3. Benoem de mogelijkheden en bedreigingen
4. Analyseer de middelen van de organisatie
5. Benoem de sterke en zwakke punten
6. Formuleer de (alternatieve strategieën)
7. Implementeer de strategieën
8. Evalueer de resultaten
Dit wordt ook SWOT-analyse (strengths, weaknesses, opportunities, and threats) genoemd.
Figuur 5: SWOT-analyse
Alternatieve strategieën kunnen zorgen voor de groei van een bedrijf door expansie
(marktpenetratie, productontwikkeling, marktontwikkeling) of diversificatie.
Een bedrijf kan ook consolideren door specialisatie, integratie of samenwerking met andere
bedrijven. Dit zijn ook allemaal voorbeelden van alternatieve strategieën.
2. Organiseren
Organiseren is bepalen welke taken uitgevoerd moeten worden, wie ze moet uitvoeren, wie
aan wie rapporteert en waar de beslissingen genomen worden.
Een organisatiestructuur is een formele structuur op basis waarvan werktaken worden
verdeeld, gegroepeerd en gecoördineerd. Het is de interne uitbouw waarin mensen en
middelen worden afgestemd op de te bereiken ondernemingsdoelstellingen. Het is een
instrument om de door het bedrijf gekozen strategie te kunnen uitwerken.
Een organisatiestructuur moet aan een aantal voorwaarden voldoen:
• Kostenvoorwaarde: maximaal rendement met een minimum aan inspanningen
• Bestuursvoorwaarde: het “onder controle houden” van activiteiten
• Sociale voorwaarde: werknemers ruimte laten voor eigen doelstellingen en eigen
jobsatisficatie
• Flexibiliteitsvoorwaarde: ruimte laten voor aanpassingen zodat het bedrijf flexibel kan
reageren op fundamentele wijzigingen
Voordelen:
• Specialistische kennis wordt op gelijkwaardig niveau samengevoegd.
• Hiërarchie is niet dominant in de organisatie
• Betrokkenheid wordt gestimuleerd van alle medewerkers
Nadelen:
• Problemen tijdens samenwerking kunnen ontstaan doordat niemand daadwerkelijk een
eindbeslissing neemt, gezamenlijk dient de werkgroep tot consensus te komen.
• Managers "moeten" macht afstaan, dit vraagt een volledige cultuuromslag
• Eigen belang kan toch altijd de kop opsteken boven het groepsbelang
Een voorbeeld van een verticale structuur is een lijnorganisatie. Dit ontstaat door het
afstoten van steeds meer uitvoerend taken en steunt op het principe “éénheid van bevel”.
Alleen de lijnfunctionaris heeft de bevoegdheid richtlijnen en opdrachten te geven. De
ondergeschikte is enkel en alleen verantwoording en rapportage verschuldigd aan de
leidinggevende lijnfunctionaris. De hogere posities in een lijnorganisatie bestaan
vanzelfsprekend uit minder personeelsleden dan de onderliggende positites.
Voordelen:
• De structuur is helder, bevoegdheden zijn duidelijk gedefinieerd
• Eenhoofdige leiding
Nadelen:
• Beperkt leren, dilemma’s in een verticale lijn kunnen leiden tot weerstand en onwil om
van elkaar te willen leren
• Wij – Zij beelden; er kan teveel afstand tussen de werkgebieden ontstaan, waardoor
wederzijds onbegrip bestaat
Een tweede voorbeeld is een matrixorganisatie. Zulk een organisatie ontstaat wanneer een
bedrijf veelvuldig te maken krijgt met projecten of het aanbieden van goederen en diensten
waarbij de inbrengst verijst is is vanuit verschillende afdelingen. Het steunt op het principe
van”dual management”. Zowel de functionele leider als de projectleider krijgen gelijkwaardig
zeggingschap.
Voordelen:
• De deelnemers kunnen vrij eenvoudig kennis en vaardigheden van elkaar overnemen
• Het is mogelijk is om in een bepaald vakgebied te specialiseren
• Het is zeer eenvoudig om bij een project in of uit te stappen
Nadelen:
• De deelnemers kunnen verward raken door conflicterende belangen. De functionele
leidinggevenden hebben vaak andere prioriteiten en belangen dan de projectleiders
• Veel tijd is verloren aan het rapporteren naar boven toe
• Deze organisaties zijn moeilijk te managen
• Politieke vaardigheden worden vaak meer gewaardeerd dan technische vaardigheden
• Medewerkers worden vaak zwaarder belast
3. Leidinggeven
De taken van een leider/manager bestaan uit:
• Opdrachten en taken uitdelen
• Controle uitvoeren om na te gaan of de taken naar behoren worden uitgevoerd
• Hulp verstrekken bij de uitvoering
• Bijsturen indien nodig, zodat de ondernemingsdoelstellingen behaald worden
• Teamspirit bevorderen
• De medewerkers motiveren en aandacht schenken aan hun persoonlijke doelstellingen
Een leider is iemand die in staat is invloed op anderen uit te oefenen en in staat is mensen in
een bepaalde richting te drijven. Karaktereigenschappen:
• Gedrevenheid
• Verlangen om leiding te geven
• Eerlijkheid en integriteit
• Zelfvertrouwen
• Intelligentie
• Relevante kennis
• Extraversie
De manier waarop een leider zijn mensen in een bepaalde richting stuurt (interactie tussen
leider en ondergeschikte ) is zijn leiderschapsstijl. Dit beïnvloedt de houding, de productiviteit
en de motivatie van de medewerkers. De beste leiderschapsstijl bestaat niet. De ideale
leiderschapsstijl is afhankelijk van de kenmerken van de ondergeschikte manager en de
omstandigheden.
In de Blake en Mouton Managerial Grid geven Robert Blake en Jane Mouton de criteria
´relatiegerichtheid´ en ´resultaatgerichtheid´ een score van 1 tot 9.
Zodoende ontstaan er 81 combinaties die 81 leiderschapsstijlen opleveren. Al deze stijlen
worden onderverdeeld in vier kwadranten en vijf basis leiderschapsstijlen, die behalve een
naam ook een combinatie van cijfers krijgen.
Motivatie is het geheel van redenen en motieven dat de mens beweegt om dingen te doen
of niet te doen.
Het motief is een rationele of emotionele impuls die aanzet tot handelen.
Vanuit het managementstandpunt is motiveren het inspelen op behoeften van de ander
zodat die bereid is samen met de leiding de doelstellingen te bereiken. Dit vraagt inspanning,
richting en volharding.
De behoeftepiramide van Maslow is een veelgebruikte manier om naar behoeften en
bijgevolg motivatie te kijken. Maslow rangschikte de volgens hem universele behoeften van
de mens in deze hiërarchie. Volgens zijn theorie zou de mens pas streven naar bevrediging
van de behoeften die hoger in de hiërarchie geplaatst werden nadat de lager geplaatste
behoeften bevredigd waren.
4. Controleren
Controleren is het proces om te zorgen dat de werkelijke activiteiten overeenkomen met de
geplande activiteiten. Controle helpt managers om de effectiviteit van hun planning, het
organiseren en het leidinggeven te bewaken.
Het controleproces bestaat uit:
1. Normen en methoden vastleggen voor het meten van resultaten. Vastgelegde doelen
dienen geformuleerd te worden in duidelijk meetbare termen met deadlines
2. De resultaten meten. Dit is een continu herhalend proces, frequentie van de metingen is
afhankelijk van de te meten activiteit
3. Bepalen of de resultaten voldoen aan de norm. De gemeten resultaten worden
vergeleken met vastliggende doelen of vooraf opgestelde normen
4. Bijsturen. Wanneer de resultaten bij de normen achterblijven is ingrijpen noodzakelijk in
één of meer van de operationele activiteiten