Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 42

Nieuw

Handleiding 3

Nederlands voor anderstaligen

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 1 04-01-21 12:24


Contact! – nieuw 3
Nederlands voor anderstaligen

Handleiding
door
Annemarie Cornax
Femke de Groot
Susan Mennen
Anne van Sluijs

projectcoördinatie Radboud in’to Languages


Femke de Groot

projectcoördinatie Intertaal
Frank Groenman

redactie Intertaal
Frank Groenman, Nynke Scholtens

grafische vormgeving Intertaal


Jaap de Bruin, Anita van Schieveen

ISBN 978 90 5451 0260

1e druk 2020

© 2019 Intertaal, Almere / Antwerpen

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en / of openbaar gemaakt
in akoestische, filmische of welke andere vorm ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever. Het werk noch delen daarvan mogen worden ingescand en op een netwerk worden geplaatst. Dit
geldt eveneens voor het intranet van onderwijsinstellingen.

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 2 04-01-21 12:24


Inhoudsopgave

1 Inleiding

1.1 Onderdelen Contact! – nieuw 3 4


1.2 Doelgroep 5
1.3 Taalniveaus 5

2 Didactisch concept van Contact! – nieuw

2.1 Inhoud gaat voor vorm 6


2.2 Receptie gaat voor productie 6
2.3 Het vierfasemodel van Neuner 6
2.4 Socratisch en cyclisch aanbieden van lesstof 7
2.5 Klassikale lessen versus zelfstudie 7

3 Verantwoording keuzes

3.1 Realiteit versus begrijpelijkheid 8


3.2 Woordenschat en idioom 8
3.3 Grammatica 9
3.4 Spelling en uitspraak 10

4 Didactische aanwijzingen voor de docent

4.1 Algemene aanwijzingen voor het werken met Contact! – nieuw 3 12


4.2 Didactische aanwijzingen per hoofdstuk 13

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 3 04-01-21 12:24


1. Inleiding
Voor u ligt de handleiding bij Contact! – nieuw 3. Contact! – nieuw is de geheel herziene versie van de methode
Contact! Het is een driedelige, communicatieve leergang Nederlands voor anderstaligen. De drie delen leiden
samen naar niveau B1. Daarna kan Contact! 3 (oude editie) gebruikt worden om naar B2 te komen.

Vergelijking Contact!-nieuw met Contact!

Taalniveau Contact! – nieuw het ‘oude’ Contact!


van 0 naar A1 deel 1
deel 1
van A1 naar A2 deel 2
van A2 naar B1 deel 3 deel 2
van B1 naar B2 deel 3

1.1 Onderdelen Contact! – nieuw 3

Contact! – nieuw 3 bestaat uit de volgende onderdelen:

Contact! – nieuw 3 ISBN


papieren tekstboek + online-mp3’s 9789463920841
papieren werkboek + online mp3’s 9789463920858
cursistenlicentie (tekstboek + werkboek) 9789054510284
docentenlicentie (tekstboek + werkboek) 9789054510390
papieren tekstboek + digitale cursistenlicentie 9789463920681
papieren tekstboek + digitale docentenlicentie 9789463920698
handleiding (beveiligde pdf ) 9789054510260
voortgangstoetsen 9789054510437

Contact! – nieuw is ook digitaal te verkrijgen. Er bestaan twee verschillende licenties.


De cursistenlicentie is een licentie van het tekstboek en werkboek inéén. Deze is online en offline te gebruiken
op verschillende apparaten. Het digitale tekstboek is voorzien van audiolinks, een zoek- en bladerfunctie, een
zoomfunctie, een markeerfunctie en de mogelijkheid om notities te maken en op te slaan. Het digitale werk-
boek bestaat uit interactieve oefeningen. Bij de gesloten oefeningen wordt het antwoord – na het maken van
de oefening – gegeven. Bij de open oefeningen sturen de cursisten hun antwoord naar de docent.

Met de docentenlicentie kan de docent de voortgang van de cursisten volgen. Ook kan de docent de antwoor-
den van de open oefeningen ontvangen en kan hij of zij daar feedback op geven.
Voor docenten is er aanvullend materiaal beschikbaar. Dat kunt u downloaden vanaf intertaal.nl. U hebt daar-
voor een docentenaccount van Intertaal nodig (gratis aan te vragen). Het aanvullend materiaal vindt u, na
inloggen op de site, onder de blauwe knoppen. AANPASSEN NAV NIEUWE WEBSITE?

Het aanvullend materiaal op intertaal.nl bestaat uit:


- oplossingen tekstboek (gratis)
- spellen (gratis)
- werkbladen (gratis)
- voortgangstoetsen (betaald)

Daarnaast is op contactnt2.nl gratis beschikbaar voor zowel cursist als docent:


- leerwoordenlijst met vertaling naar het Engels, Frans en Duits
- oplossingen werkboek
- audiomateriaal van het tekstboek en werkboek
- transcripties
- grammaticaoverzicht

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 4 04-01-21 12:24


1 Inleiding

1.2 Doelgroep

Contact! – nieuw is bedoeld voor hoogopgeleide, anderstalige adolescenten en volwassenen. De lesstof is


gericht op (aspirant-)studenten, expats, hoogopgeleide vluchtelingen en gezinsherenigers.
De leergang kan gebruikt worden op zowel taleninstituten, roc’s, volksuniversiteiten als universiteiten in Neder-
land en België. Ook bij particuliere instellingen en informele groepen kan deze leergang prima ingezet worden.
Buiten het Nederlandstalige grondgebied is de leergang goed bruikbaar voor onderwijs Nederlands als Vreem-
de Taal. Ook is deze leergang zeer goed te gebruiken in de bovenbouw van middelbare scholen in Duitsland.
Contact! – nieuw is geschikt voor zowel (semi-)intensieve als extensieve cursussen.

1.3 Taalniveaus

Contact! – nieuw bestaat uit drie delen die ieder leiden naar een volgend niveau van het Raamwerk NT2, dat
gebaseerd is op het Europees Referentiekader (ERK/CEFR). De drie delen samen leiden naar taalniveau B1. Een
uitgebreide beschrijving van deze niveaus is te vinden op: https://www.slo.nl/thema/vakspecifieke-thema/mvt/
erk/inhoud-erk/
Een beknopte beschrijving van taalniveau B1 – het einddoel van Contact! – nieuw 3 – vindt u in onderstaand
schema.

Beschrijving taalniveau B1 (globale schaal)


Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig
voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. Kan zich redden in de meeste situaties die kunnen
optreden tijdens reizen in gebieden waar de taal wordt gesproken. Kan een eenvoudige lopende tekst
produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. Kan een beschrijving geven
van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen
geven voor meningen en plannen.

Vereisten voor de beheersing van gesproken taal op B1-niveau (kwalitatieve aspecten)


reikwijdte Beschikt over genoeg taalbeheersing om zich te redden, met een woordenschat die
voldoende is om zich, met enige aarzeling en omhaal van woorden, te uiten over
onderwerpen als familie, hobby´s en interessegebieden, werk, reizen en actualiteiten.
nauwkeurigheid Maakt met een redelijke mate van nauwkeurigheid gebruik van een repertoire van
veelgebruikte ‘routines’ en patronen die bekend zijn van meer voorspelbare situaties.
vloeiendheid Kan op verstaanbare wijze doorpraten, ook al pauzeert hij of zij regelmatig voor
grammaticale en lexicale planning en er is heel duidelijk sprake van herstel-acties, vooral in
langere vrij geproduceerde stukken tekst.
interactie Kan een eenvoudig rechtstreeks gesprek beginnen, gaande houden en besluiten over
onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Kan gedeeltelijk herhalen wat
iemand anders heeft gezegd om wederzijds begrip te bevestigen.
coherentie Kan een reeks kortere, op zichzelf staande eenvoudige elementen verbinden tot een
samenhangende lineaire opeenvolging van punten.

Uitwerking Raamwerk NT2 in Contact! – nieuw
Bovenstaande beschrijvingen voor taalniveau B1 zijn opgesteld in 2001. Sindsdien is de wereld ook op taal-
gebied veranderd. Zo schrijven we zelden meer brieven, maar in plaats daarvan mails, apps en tweets. Dat
neemt niet weg dat de algemene beschrijvingen van de taalniveaus in het raamwerk NT2 nog steeds actueel
zijn. Taalniveau B1 behelst nog steeds dat de cursist kan communiceren over vertrouwde zaken die regelmatig
voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. Alleen de uitingsvormen zijn gewijzigd. In Contact! – nieuw
dient die algemene beschrijving uit het Raamwerk daarom als leidraad; de uitwerking ervan hebben we echter
‘vertaald’ naar de moderne tijd.

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 5 04-01-21 12:24


2 Didactisch concept van Contact! – nieuw

Het belangrijkste doel van een taal is communicatie. Daarom is Contact! – nieuw realistisch en communicatief
van opzet. Met Contact! – nieuw 3 leren de cursisten de Nederlandse taal als instrument te gebruiken voor het
geven en ontvangen van informatie, het uiten van gedachten en gevoelens, ervaringen en meningen binnen
hun eigen leefwereld. In deze leergang krijgt de cursist de lexicale en grammaticale bagage aangereikt voor
diverse situaties in het dagelijks leven. Hij wordt hierbij in alle vaardigheden getraind in een communicatieve
setting.

2.1 Inhoud gaat voor vorm

Het doel van communicatie is om inhoudelijk adequate en begrijpelijke informatie uit te wisselen. De vorm van
die uitingen is geen doel op zich, maar het middel om de communicatie begrijpelijk te maken. Om die reden
staat in de leergang Contact! – nieuw de inhoud voorop en volgt de vorm (grammatica) daarna. Concreet bete-
kent dit:
- Bij lees- en luisterteksten staan altijd eerst begripsvragen over de inhoud van de tekst. Daarna volgen eventueel
vragen over de vorm (‘Hoe zegt de persoon het? ’ ‘Welke aanspreekvorm gebruikt hij/zij?’ etc.)
- Na een lees- en of luistertekst volgen doorgaans eerst oefeningen met het vocabulaire en idioom. Daarna
wordt pas de grammatica behandeld.
- Idioom en zinsneden die inhoudelijk relevant zijn voor cursisten op B1-niveau, maar die grammatica bevatten
die op niveau B1 nog niet gekend of beheerst hoeft te worden, reiken we alleen inhoudelijk aan, bijvoorbeeld
als idioom. De grammatica wordt in die gevallen niet behandeld, hooguit aangestipt.

2.2 Receptie gaat voor productie

Contact! – nieuw is opgebouwd volgens het principe: receptie (lezen, luisteren, begrijpen, voorbeelden zien)
gaat voor productie (regels kunnen toepassen, spreken, schrijven). Nieuw lexicon en nieuwe grammatica zien
cursisten daarom eerst een aantal keer voorbijkomen, voordat we de regels erbij uitleggen en ze daarmee gaan
oefenen.
Een voorbeeld daarvan vormt het passivum. In de eerste hoofdstukken van Contact! – nieuw 3 komt af en toe
een passieve vorm van het verbum voor. De cursisten hoeven die vorm alleen als zodanig te herkennen. Zo
bouwen ze een kleine ‘database’ aan voorbeelden op. In hoofdstuk 10 komt vervolgens de grammaticale uitleg
aan bod en gaan de cursisten ook oefenen met het herkennen en duiden van het passivum. De stap naar het
zelf kunnen produceren van de passieve vorm, volgt nog weer later.
> Zie ook: 2.3 Het vierfasemodel van Neuner
> Zie ook: 2.4 Socratisch en cyclisch aanbieden van leerstof

2.3 Het vierfasemodel van Neuner

Contact! – nieuw is, net als Contact!, opgebouwd volgens het vierfasemodel van Neuner, ook wel bekend als het
ABCD-model. Dat houdt in dat elk hoofdstuk volgens een vast stramien loopt:

Fase A Een lees- of luistertekst, waarin nieuwe woordenschat, nieuw idioom en nieuwe
(aanbod) grammatica wordt aangereikt.

Fase B Afzonderlijke elementen uit de lees- of luistertekst worden geduid en geanalyseerd.


(bouwstenen) Dit zijn oefeningen met de betekenis van woorden en/of idioom; oefeningen om
grammatica te begrijpen, om bepaalde woorden of zinnen te leren verstaan, etc.

Fase C Met de bouwstenen van B gaan cursisten zelf taal produceren.


(gestuurde productie) Ze worden daarbij nog geholpen door de sturing die de oefening biedt.

Fase D De cursisten voeren een taak uit zoals die ook in het echte leven kan voorkomen.
(vrije productie) Ze gebruiken daarbij de bouwstenen uit fase B en C.

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 6 04-01-21 12:24


2 Didactisch concept van Contact! – nieuw

In het tekstboek komen alle vier de stappen aan bod: A, B, C en D. De D-opdracht in het tekstboek is doorgaans
een opdracht spreekvaardigheid, soms aangevuld met een opdracht schrijfvaardigheid. Een enkele keer staat
ook in het tekstboek een andere vaardigheid centraal in fase D, als het thema van het hoofdstuk daarom vraagt.
In het werkboek staan onder oefenen extra B- en C-oefeningen, die aansluiten op de A-opdracht in het tekst-
boek; onder doen staan D-opdrachten. De D-opdrachten in het werkboek zijn opdrachten lees-, luister- en/of
schrijfvaardigheid.
> zie ook: 2.5 Klassikale lessen versus zelfstudie

2.4 Socratisch en cyclisch aanbieden van lesstof

Veel oefeningen in Contact! – nieuw zijn socratisch van opzet. Dit houdt in dat de oefeningen de cursisten
stimuleren om op basis van voorbeelden zelf bepaalde patronen of grammaticale regels af te leiden. De leer-
gang stuurt het zelf ontdekken door gerichte vragen te stellen en voorbeelden aan te bieden in een verhelde-
rende lay-out. Deze aanpak heeft op de lange termijn meer effect dan wanneer de regels kant en klaar worden
aangeboden.

Ook is ervoor gekozen belangrijke woorden en grammaticale onderwerpen, afhankelijk van de moeilijkheids-
graad, cyclisch aan te bieden. Woorden en grammaticale onderwerpen komen in verschillende hoofdstukken
weer terug, worden herhaald en geleidelijk uitgebreid en verdiept.
Bij woordenschat is de herhaling van belang om ervoor te zorgen dat de woorden beklijven en onderdeel gaan
uitmaken van de parate woordenschat van de cursist.
Bij grammatica geldt dat het begrijpen van een regel niet automatisch betekent dat de regel verworven is en
toegepast kan worden. Daar is oefening en herhaling voor nodig. Bovendien is het zaak de betreffende gram-
matica steeds in verschillende situaties terug te laten komen.
Door de lesstof op deze cyclische manier aan te bieden, is er bovendien steeds sprake van het zogenaamde
i+1-principe: de nieuwe lesstof borduurt steeds een stapje (+1) voort op de reeds bekende stof (i).
> zie ook: 2.2 Receptie gaat voor productie

2.5 Klassikale lessen versus zelfstudie

De nieuwe lesstof (fase A van het vierfasemodel) kan in de les behandeld worden, maar kan ook als huiswerk
worden opgegeven ter voorbereiding op de volgende les. Het verdient aanbeveling om de oefeningen waarin
de bouwstenen worden geanalyseerd en geduid (fase B) wel altijd in de les te behandelen. De oefeningen voor
zowel fase A als B staan in het tekstboek.
Vervolgens kunnen de cursisten zelf aan de slag met het oefenen en inslijpen van die nieuwe leerstof (extra
B-oefeningen en C-oefeningen). De B- en C-oefeningen die geschikt zijn voor zelfstudie, staan in het werkboek,
onder het kopje oefenen.
Wanneer de cursisten de A-, B-, en C-fase doorlopen hebben, is het tijd om de nieuw opgedane stof en vaardig-
heden toe te gaan passen in realistische, communicatieve settings. Dit zijn de D-opdrachten.
De D-opdrachten voor spreken staan in het tekstboek. Die opdrachten voeren de cursisten in de les uit, door-
gaans in tweetallen of kleine groepjes.
De D-opdrachten voor lezen, luisteren en schrijven staan in het werkboek, onder het kopje doen. Die opdrach-
ten kunnen de cursisten zelfstandig maken. De antwoorden bij de lees- en luisteroefeningen kunnen ze zelf
controleren. De schrijfopdrachten leveren ze in bij de docent, zodat die de teksten kan beoordelen en van
feedback kan voorzien. In deze docentenhandleiding staan aanwijzingen hoe die schrijfopdrachten beoordeeld
dienen te worden. Zie: 4.2 Didactische aanwijzingen per hoofdstuk.

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 7 04-01-21 12:24


3 Verantwoording keuzes
3.1 Realiteit versus begrijpelijkheid

De thema’s die in Contact! – nieuw 3 aan bod komen, zijn zoveel mogelijk uit het leven gegrepen: taalsituaties
en taalhandelingen waar hoogopgeleide cursisten mee te maken krijgen in hun leven in Nederland. We hebben
er bovendien naar gestreefd daarbij zoveel mogelijk het Nederlands aan te reiken zoals moedertaalsprekers dat
zelf ook gebruiken: authentieke taal dus.
Echter, voor cursisten op weg naar B1 bevat dat ‘echte’ Nederlands met enige regelmaat te moeilijk idioom, te
moeilijke (grammaticale) constructies en onbekende culturele aspecten. In die gevallen hebben wij begrijpelijk-
heid laten prevaleren boven authenticiteit. Met andere woorden: als het authentieke Nederlands te moeilijk zou
zijn voor een cursist op weg naar B1, hebben we gekozen voor taal die wel behapbaar is voor de cursist: simpe-
lere zinsbouw, alleen hoogfrequente woordenschat, basale grammatica, etc.

3.2 Woordenschat en idioom

Selectie
Bij het selecteren van het vocabulaire dat we aanreiken in Contact! – nieuw 3, hebben we onderscheid gemaakt
tussen woorden die de cursist productief moet beheersen en woorden die de cursist alleen receptief hoeft te
herkennen en begrijpen.

Bij het bepalen welke woorden de cursist productief moet beheersen, zijn we uitgegaan van de volgende vier
criteria:
1. Frequentie: het woord moet hoogfrequent zijn of moet onmisbaar zijn bij het thema van het hoofdstuk;
2. Relevantie: het woord moet relevant zijn voor de doelgroep;
3. Aanbod: het woord moet voorkomen in de voorgaande lees-/luistertekst of in een eerder hoofdstuk;
4. Inzetbaarheid: de cursist moet het woord zelf in kunnen zetten, met de kennis en vaardigheden die hij/zij
op dat moment beheerst

Bronnen
Bij het selecteren van de woorden hebben we deze bronnen gebruikt:
- De ‘frequentielijsten’: de Basiswoordenlijsten met de 0-2000 en 2000-5000 meest gebruikte woorden, naar
het Basiswoordenboek Nederlands van P. de Kleijn en E. Nieuwborg;
- Thematische woordenschat Nederlands voor anderstaligen, Intertaal 2008;
- Onze eigen ervaring: woorden die onze doelgroep vaak nodig heeft, maar die niet in bovenstaande twee
bronnen staan (bijvoorbeeld ‘inburgering’).

Aanbod
Idioom bieden we de ene keer aan in een woordenschatoefening en de andere keer in een melodie-oefening,
afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van het idioom en de manier waarop een cursist het idioom zelf in zijn
dagelijks leven nodig heeft. Wanneer het idioom bijvoorbeeld een (grammaticale) constructie bevat, die cursisten
op B1-niveau nog niet hoeven te beheersen, hebben we dat idioom als ‘drill’ aangeboden in een melodie-oefening.

Voorbeeld: ‘Ik zou het niet weten!’


De zin als geheel is hoogfrequent en zeer relevant voor cursisten op B1-niveau.
De grammatica van zou + infinitief hoeft een cursist op B1-niveau echter nog niet tot in detail te beheersen.
De zin hebben we daarom opgenomen in een melodie-oefening.

De zinnetjes in de Melodie-oefeningen hebben we met opzet zo simpel mogelijk gehouden, zodat de cursist
ze ook daadwerkelijk zal kunnen onthouden en reproduceren. In veel gevallen zal een moedertaalspreker zich
uitgebreider of genuanceerder uitdrukken, of zal hij zich bedienen van meer varianten. In die gevallen hebben
wij behapbaarheid voor de cursist prioriteit gegeven boven ‘zo realistisch mogelijke uitingen’.
> Zie ook: 3.1 Realiteit versus begrijpelijkheid

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 8 04-01-21 12:24


3 Verantwoording keuzes

3.3 Grammatica

Selectie en doelen
Ook bij het selecteren van de grammatica die we aanreiken in Contact! – nieuw 3, hebben we onderscheid
gemaakt tussen grammatica die de cursist productief moet beheersen en grammatica die de cursist alleen
receptief hoeft te herkennen en begrijpen.

Het doel is dat de cursist na het doorwerken van Contact! – nieuw 3 de grammatica als volgt beheerst:

Cursist beheerst dit: Cursist mag hierbij nog fouten maken:


volledigheid zinnen hoofdzinnen (met en zonder inversie) en -
vraagzinnen bevatten een subject en
persoonsvorm
syntaxis hoofdzin woordvolgorde hoofdzinnen met 1 of 2 -
verba (zonder en met inversie)
vraagzin woordvolgorde vraagzinnen met en -
zonder vraagwoord, met 1 of 2 verba
bijzin woordvolgorde bijzinnen met 1 of 2 verba -
pronomina subject alle pronomina subject keuze tussen neutrale vorm (je) en
object alle pronomina object focusvorm (bijv.: jij, jou, jouw)
possessief alle possessieve pronomina
reflexief bij schrijven: alle reflexieve pronomina bij spreken: vorm reflexieve pronomina
verba presens - regelmatige verba, inclusief separabele laagfrequente onregelmatige verba
- modale hulpverba
- hoogfrequente onregelmatige verba
imperatief de informele imperatief de formele imperatief
perfectum - regelmatige verba laagfrequente onregelmatige verba
- hoogfrequente onregelmatige verba
- verba met participium zonder ge-
imperfectum - regelmatige verba laagfrequente onregelmatige verba
- hoogfrequente onregelmatige verba
passivum herkennen passivum presens (met worden) produceren passivum
substantief pluralis - regelmatige pluralisvormen laagfrequente onregelmatige vormen
- hoogfrequente onregelmatige vormen
artikel singularis keuze tussen de/het bij hoogfrequente - keuze tussen de/het bij nieuwe en
substantieven minder frequente woorden
- keuze definiet (de/het) of indefiniet
(een)
pluralis de als artikel keuze definiet (de) of indefiniet (-)
pronomina demonstratief - gebruikt op juiste momenten een keuze tussen deze/die/dit/dat bij
demonstratief pronomen minder frequente substantieven
- keuze tussen deze/die/dit/dat bij
hoogfrequente substantieven
verwijswoor- - subjectvorm (het, hij, ze) -
den voor - objectvorm (hem, het, ze)
dingen
adjectief plaats en - plaats van het adjectief in de zin de vorm van het adjectief (met/zonder
vorm - vorm van het predicatief gebruikte -e), behalve bij predicatief gebruik.
adjectief (Het boek is mooi).
comparatief - regelmatige vormen (+er en +st) de vorm met/zonder –e
en superlatief - frequente onregelmatige vormen
- comparatief + het woord dan
negatie niet/geen - keuze niet/geen -
- plaats van het woord niet in de zin
speciaal aan het + fouten in de constructie aan het +
infinitief + zijn infinitief + zijn mogen voorkomen

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 9 04-01-21 12:24


3 Verantwoording keuzes

Terminologie: Latijnse termen


In Contact! – nieuw hanteren we, net als in Contact!, voornamelijk de vernederlandste Latijnse termen voor
grammaticale onderwerpen. Dat doen we omdat die termen veel lijken op de grammaticale termen in het Duits,
Engels, Frans en andere Romaanse talen. Dat maakt het voor de cursisten, hoogopgeleid en doorgaans met
enige tot goede kennis van één of meer van deze talen, makkelijker om de grammaticale termen te begrijpen.

Achter in het tekstboek staat een lijst met alle grammaticale termen en hun Nederlandse plus Engelse vertaling.
Die lijst is er voor docenten die minder thuis zijn in de Latijnse terminologie en voor cursisten die wellicht
taalhulp krijgen van mensen die geen docent zijn en die alleen de Nederlandse terminologie kennen.

Terminologie: de stam
Over wat de term ‘de stam van een verbum’ betekent, bestaan twee verschillende visies:
1. de stam is de hele infinitief minus -en (verhuizen – verhuiz)
2. de stam is de ik-vorm van een verbum (verhuizen – verhuis); dit wordt ook wel de aangepaste stam genoemd.
In Contact! – nieuw 1 zijn we uitgegaan van de 2e definitie, om het voor cursisten behapbaar te houden.
In Contact! – nieuw 2 en 3 hanteren we de 1e definitie.

3.4 Spelling en uitspraak

In Contact! – nieuw 1 is in eerste instantie aandacht besteed aan de klank-schrift-koppeling, met daarbij nadruk
op het leren verstaan en herkennen van (typisch Nederlandse) klanken. Ook is het Nederlandse spelling-
systeem van enkele en dubbele vocalen en consonanten uitgebreid behandeld en geoefend. Er is tevens aan-
dacht besteed aan uitspraakaspecten als woordaccent (klemtoon), zinsaccent, zinsmelodie en de uitspraak van
een aantal afzonderlijke klanken.

In Contact! – nieuw 2 wordt de lesstof uit Contact! – nieuw 1 geoefend en ingeslepen. Zo zijn er oefeningen
waarmee de cursist niet alleen de betekenis van nieuwe woorden leert, maar direct ook de spellingswijze traint.
Bovendien wordt ook in Contact! – nieuw 2 weer geoefend met zinsmelodie, woordaccent en de uitspraak van
enkele afzonderlijke klanken, zoals de sjwa.

Ook in Contact! – nieuw 3 staan oefeningen voor zinsmelodie, klemtoon en spelling. We hebben ervoor
gekozen om in dit deel 3 niet in ieder hoofdstuk expliciete klanken- en spellingsoefeningen op te nemen, maar
alleen in die hoofdstukken waar het thema van het hoofdstuk zich goed leende voor het oefenen van bepaalde
uitspraakaspecten. Op die manier vloeit de uitspraaktraining logisch voort uit de inhoud van het hoofdstuk én
biedt het hoofdstuk direct voldoende aanknopingspunten om de nieuwe uitspraakaspecten goed te oefenen.
Dat heeft wel tot gevolg dat niet alle letters en Nederlandse klanken afzonderlijk behandeld worden.

Spelling en uitspraak oefenen: tips


Mocht een cursist structurele problemen blijven houden met de spelling, bijvoorbeeld omdat hij of zij het
onderliggende spellingsysteem niet goed snapt of kent, dan kunt u altijd teruggrijpen op de uitleg van de
spelling in Contact! – nieuw 1.
Mocht een cursist moeite blijven houden met de uitspraak van een bepaalde klank, dan kunt u die klank zelf
met die betreffende cursist oefenen door de werkvormen uit Contact! – nieuw 2 en 3 toe te passen op de klank
die de cursist moeilijk vindt. Teken de mondstanden van de betreffende klanken dan bijvoorbeeld op het bord.

Let op:
● Om klanken correct te kunnen produceren is het belangrijk dat cursisten de klank eerst auditief leren onder-
scheiden. M.a.w.: ze moeten de klank kunnen horen voor ze hem correct kunnen maken. Doe daarom vooral
ook veel luisteroefeningen (klankdiscriminatie- en klankcategorisatie-oefeningen), als cursisten moeite hebben
met uitspraak.
● Voor goede verstaanbaarheid is vooral ook een goede prosodie (woordaccent, zinsaccent, intonatie) nodig.
Focus bij cursisten die slecht verstaanbaar zijn daarom niet te veel op de afzonderlijke klanken, maar vooral ook
op de prosodische aspecten van de taal.

10

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 10 04-01-21 12:24


3 Verantwoording keuzes

Terminologie
In Contact! – nieuw hanteren we de term ‘lange en korte vocalen’. We hebben voor deze term gekozen omdat die
het meest gebruikelijk is in de Nt2-wereld, en omdat de cursist de woorden ‘kort’ en ‘lang’ al kent. Echter, deze
terminologie kan abusievelijk de suggestie wekken dat een lange vocaal langer moet worden aangehouden
dan een korte vocaal. Dat is uiteraard niet het geval. Check daarom goed bij uw cursisten of ze de terminologie
correct interpreteren. Vertel bovenstaande informatie eventueel aan uw cursisten.

Zie ook:
- Contact! – nieuw 1, hoofdstuk 7, oefening 10: uitleg spellingsysteem
- Contact! – nieuw 2, hoofdstuk 1, oefening 3: voorbeeld uitspraakoefening
- Contact! – nieuw 3, hoofdstuk 2 (oef. 8), hoofdstuk 4 (oef. 7) en hoofdstuk 9 (werkboek oef. 9): voorbeelden
uitspraakoefeningen

11

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 11 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

4.1 Algemene aanwijzingen voor het werken met Contact! – nieuw 3

Voor alle hoofdstukken in het tekstboek wordt de volgende didactische aanpak volgens het VUT-model
aangeraden:
V: vooruitblikken: Waar gaat het hoofdstuk over? Wat ga je leren? Wat zijn de leerdoelen? Wat weet je hier
al van (voorkennis activeren)? Hiervoor kunt u de titelpagina van het hoofdstuk gebruiken.
U: uitvoeren: De cursisten werken, onder begeleiding van de docent, het hoofdstuk door.
T: terugblikken: Na afronding van het hoofdstuk, beoordelen de cursisten zelf wat ze wel en niet kunnen.
Hiervoor gebruiken ze de can-do-statements op de laatste pagina van het hoofdstuk
(‘Ik kan nu …’). Deze can-do-statements zijn gelijk aan de leerdoelen op de titelpagina van
het desbetreffende hoofdstuk, met dien verstande dat ‘je leert’ vervangen is door
‘ik kan nu’. U kunt de cursisten ook elkaar laten beoordelen, aan de hand van de
can-do-statements. Vervolgens bespreekt u het hoofdstuk en de vaardigheden van de
cursisten klassikaal na. Wat gaat goed? Wat nog niet? Wie moet waarop nog oefenen?

Voor alle oefeningen in het tekstboek doet u op kleine schaal hetzelfde. We raden de volgende didactische
aanpak in drie fasen aan (bij elke oefening opnieuw):
1. Introductiefase Introduceer het onderwerp en activeer voorkennis. Geef instructie over de uitvoering van
de oefening. Geef, indien van toepassing, criteria aan waarop beoordeeld gaat worden.
2. Uitvoerfase Voer de oefening uit / Laat de cursisten de oefening uitvoeren.
3. Evaluatiefase Bespreek de antwoorden en kijk terug op de oefening (op inhoud en proces).

Titelpagina’s
Op de titelpagina van elk hoofdstuk vindt u:
● de leerdoelen van het hoofdstuk;
● een blokje met vragen, samengevoegd onder de noemer ‘Klaar voor de start!’;
● een aantal afbeeldingen die het thema van het hoofdstuk weerspiegelen.

De leerdoelen zijn zo veel mogelijk op niveau A2+ geformuleerd. De vragen bij ‘Klaar voor de start!’ en de afbeel-
dingen dienen als kapstok om over het thema van het hoofdstuk een gesprekje aan te knopen met de cursisten.
Dit dient twee doelen:
1. De voorkennis van de cursisten rond het thema wordt geactiveerd;
2. De docent krijgt inzicht in wat de cursisten wel of niet al kunnen m.b.t. het thema.
Het staat de docent uiteraard vrij extra vragen of afbeeldingen toe te voegen.

Oefening 1 van elk hoofdstuk


De eerste oefening van elk hoofdstuk is bijna altijd een lees- of luisteroefening, waarin de nieuwe lesstof van
het hoofdstuk wordt aangeboden. In de lees- en luisterteksten komen zowel de nieuwe woorden als de nieuwe
grammatica en het nieuwe idioom van het hoofdstuk voor. Een enkele keer gaat er een ander type oefening
vooraf aan de lees- of luisteroefening. Die vooroefening is dan bedoeld om de voorkennis te activeren of aan te
bieden, die de cursisten nodig hebben om de lees- of luistertekst te begrijpen.
De vragen bij de lees- of luistertekst werken steeds van globaal (algemeen begrip) naar specifiek (detailvragen).
Na het behandelen van de luisterteksten met bijbehorende oefeningen kunt u de cursisten eventueel de
transcripties van de luisterteksten laten lezen. U kunt daar bijvoorbeeld ook nog extra opdrachten aan
koppelen, zoals: ‘Zoek alle participia in de tekst’. De transcripties van alle luisteroefeningen vindt u op de
website contactnt2.nl. Ze zijn ook toegankelijk voor cursisten. We adviseren met klem om de transcripties niet te
laten lezen vóór het doen van de luisteroefeningen; daardoor zou het immers een oefening in leesvaardigheid
worden i.p.v. een oefening in luistervaardigheid.

12

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 12 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Vocabulaire-oefeningen
Na de eerste lees- of luisteroefening volgt vrijwel standaard een vocabulaire-oefening. Deze oefeningen zijn
met name bedoeld om de betekenis van de woorden te semantiseren. In het werkboek staan oefeningen om
andere woordaspecten te leren (zoals de vorm, uitspraak, spelling en toepassing van woorden) en om de
betekenis te consolideren.
> Zie ook: 3.2 Woordenschat en idioom

Melodie
In veel hoofdstukken staat een zogenaamde melodie-oefening. Dit zijn oefeningen waarin standaardzinnetjes
worden ingeslepen, inclusief de bijbehorende zinsmelodie (zins- en woordaccent). De cursist hoort de zinnen
(via de audio) en zegt ze na. Op deze manier oefenen de cursisten niet alleen de inhoud van de zinnen, maar
ook de prosodie, wat een essentieel aspect van goede (verstaanbare) uitspraak is.

En nu jij!
In de En nu Jij!-oefeningen gaat de cursist de zojuist verworven lesstof toepassen op zijn of haar eigen situatie.
Op deze manier hopen we de stap van leslokaal naar dagelijks leven te verkleinen: de cursist ziet direct hoe hij
de nieuwe stof in het echt ook kan gaan inzetten.
Bovendien biedt dit type oefening ruimte om specifiek voor de cursist relevant vocabulaire op te zoeken (in een
woordenboek) en in te voegen in de algemene taal die in de leergang wordt aangereikt.

Spelling en uitspraak
In Contact! – nieuw 3 komen uitspraak en spelling op verschillende plaatsen in de hoofdstukken aan bod. Ook
hier is het aanbod weer cyclisch.
> Zie ook: 3.4, Spelling en uitspraak

Verwijzing in het tekstboek naar de werkboekoefeningen


In elk hoofdstuk staat er op zeker moment een verwijzing in de kantlijn naar de oefeningen in het werkboek:
‘Maak nu in het werkboek oefening x - y.’
Dit moment van verwijzen is zeker niet bindend. Als u het als docent beter of handiger acht om de werkboek
oefeningen op een ander moment te laten maken, dan staat u dat uiteraard vrij. Wij raden wel sterk aan om de
D-opdracht in het tekstboek (= laatste oefening van het hoofdstuk) pas te doen op het moment dat de cursisten
álle werkboekoefeningen van het betreffende hoofdstuk hebben voltooid.

4.2 Didactische aanwijzingen per hoofdstuk

Onderstaand vindt u een toelichting op oefeningen uit het tekst- en werkboek. Dit kan bijvoorbeeld extra uitleg
zijn over de aanpak van een oefening, een suggestie voor uitbreiding, een verantwoording van onze keuzes of
een advies omtrent het uitleggen van bijvoorbeeld de grammatica. Oefeningen die ons inziens voor zich
spreken, hebben we niet van een toelichting voorzien.

Hoofdstuk 1
Algemeen
In dit hoofdstuk leert men gedetailleerde informatie over zichzelf te geven, feitelijke informatie te verkrijgen,
met gevoel te reageren als iemand iets vertelt, de belangrijkste informatie uit biografische teksten te begrijpen
en een gedetailleerde tekst over het leven van iemand te produceren.
De opzet van hoofdstuk 1 is een klein beetje anders dan die van de volgende hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 heeft namelijk een paar extra functies ten opzichte van de volgende hoofdstukken.

Zo zal het een kennismakingsfunctie hebben waardoor cursisten elkaar en de docent beter leren kennen.
Het zal de docent eveneens handvatten geven om het instroomniveau van de cursisten vanaf het begin goed in
te kunnen schatten.
En er worden enkele belangrijke grammaticale onderwerpen herhaald die aan de orde zijn geweest in Contact!
Nieuw deel 1 en 2, namelijk het presens, het perfectum, het imperfectum, de zinsstructuur in hoofdzinnen en
vraagzinnen en de pronomina.

13

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 13 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Het is belangrijk dat de cursisten al deze informatie (weer) op een rijtje hebben alvorens er nieuwe lesstof aan
wordt toegevoegd.

Om het kennismakingsfacet van het hoofdstuk te bewerkstelligen starten we niet met een A-oefening met
nieuw taalaanbod, maar starten we eenmalig met een spreekoefening waarbij de te herhalen grammatica
indirect al aan bod komt. Wij menen dat dit verantwoord is omdat deze grammatica al in voorgaande delen van
de Contact! nieuw serie aan de orde is geweest. Wat later in het hoofdstuk laten we de cursisten zelf aan de slag
gaan met het herhalen van en verwoorden van de bijbehorende regels.

Er is zeker wel nieuw taalaanbod in hoofdstuk 1 maar dat wordt veelal beperkt tot nieuw vocabulaire en nieuwe
woordenschat.

tekstboek

Oefening 1
a) Voordat de cursisten beginnen met spreken is het goed om nog even te focussen op de regels voor de
woordvolgorde van hoofd- en vraagzinnen. Het is belangrijk dat er zoveel mogelijk informatie uit de cursisten
zelf komt. Deze grammatica is al uitgebreid behandeld in Contact! Nieuw deel 1 en 2. Dit zou weinig problemen
moeten opleveren.
U kunt eventueel een deel van het grammaticaoverzicht uit Contact! Nieuw deel 2 kopiëren, scannen en/of
projecteren om de woordvolgorde te bespreken.
Het gaat dan om de volgende delen uit het grammaticaoverzicht:
4.4.2. Hoofdzin
4.4.4 Vraagzin zonder interrogatief pronomen
4.4.5 Vraagzin met interrogatief pronomen
En eventueel als de cursisten het zelf noemen:
4.4.3 Hoofdzin met inversie
Belangrijk is dat de inspanning om de regels te noemen vanuit de cursisten komt. Het moet echt een brainstorm
zijn.
b) Tijdens de productie-fase kunt u vooral feedback geven op de woordvolgorde van de vraag- en hoofdzinnen.
De vraagzinnen zijn al afgedrukt dus dit zou zeker goed moeten gaan. Mochten cursisten extra vragen stellen
aan elkaar naar aanleiding van gegeven antwoorden let dan ook op de vraagvolgorde. Maak de cursisten van
tevoren attent op het feit dat u hier feedback op zult geven.

Differentiatiemogelijkheid:

Als u ziet dat een groepje wel erg vlot door de vragen heengaat dan kunt u ze de volgende differentiatie-
mogelijkheid aanbieden.
Cursist A kiest een vraag en stelt deze aan de drie andere cursisten.
Cursist B antwoordt als eerste.
Cursist C en D stellen een vervolgvraag die te maken heeft met het antwoord op de eerste vraag aan cursist B.
Cursist B en D stellen een vervolgvraag die te maken heeft met de vraag en het antwoord aan cursist C.
Cursist B en C stellen een vervolgvraag die te maken heeft met de vraag en het antwoord aan cursist D.

14

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 14 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Bijvoorbeeld:
A: Heb je Nederlandse vrienden?
B: Ja, ik heb Nederlandse vrienden.
C: Hoe heten je vrienden?
B: Sam en Mark.
D: Hoe ken je Sam en Mark?
B: Ze zijn mijn buren.
A: Heb je Nederlandse vrienden?
C: Nee, ik heb geen Nederlandse vrienden.
B: Waarom heb je geen Nederlandse vrienden?
C: Ik durf geen Nederlands te praten.
D: Waarom durf je geen Nederlands te praten?
C: Ik denk dat Nederlanders geen geduld hebben om naar me te luisteren.
A: Heb je Nederlandse vrienden?
D: Ja, ik heb een Nederlandse vriend, mijn taalmaatje.
B: Hoelang ken je je taalmaatje al?
D: Ik ken hem drie maanden.
C: Is het fijn om een taalmaatje te hebben?
D: Ja, ik durf nu vaker Nederlands te praten.

Oefening 2
b) Voordat de cursisten beginnen met luisteren is het goed om nog even te focussen op de regels voor de
woordvolgorde van hoofd- + hoofdzinnen en hoofd- + bijzinnen. Het is belangrijk dat er zoveel mogelijk infor-
matie uit de cursisten zelf komt. Deze grammatica is al uitgebreid behandeld in Contact! Nieuw deel 1 en 2. Dit
zou weinig problemen moeten opleveren.
U kunt eventueel een deel van het grammaticaoverzicht uit Contact! Nieuw deel 3 kopiëren, scannen en/of
projecteren om de woordvolgorde te bespreken.
Het gaat dan om de volgende delen uit het grammaticaoverzicht:
4.4.6 Hoofdzin + hoofdzin
4.4.7 Hoofdzin + bijzin

Oefening 6
Het is belangrijk dat er zoveel mogelijk informatie uit de cursisten zelf komt. Deze grammatica is al uitgebreid
behandeld in Contact! Nieuw deel 1 en 2. Dit zou weinig problemen moeten opleveren.
U kunt eventueel een deel van het grammaticaoverzicht uit Contact! Nieuw deel 3 kopiëren en/of scannen om
het presens te bespreken.
Het gaat dan om de volgende delen uit het grammaticaoverzicht van Contact! Nieuw deel 3:
4.2.1. Presens (regelmatig)
4.2.3 Perfectum
4.2.4 Imperfectum
4.3.1 Frequente onregelmatige verba
4.3.2 Modale hulpverba
En eventueel als de cursisten het zelf noemen:
4.3.3 Separabele verba

Belangrijk is dat de inspanning om de regels te noemen vanuit de cursisten komt.

Oefening 8
Alle verba in deze oefening zijn in Contact! Nieuw 2 aan de orde geweest. Ze stonden of in woordenlijsten of in
de leerlijst met onregelmatige verba. Ze zouden dus bij de cursisten bekend moeten zijn.

15

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 15 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 10
Deze oefening dient deels buiten lestijd te worden voorbereid. Houd daar rekening mee bij uw planning.
Differentiatiemogelijkheid:
Mocht het nodig zijn, dan kunnen oefening 10 opdracht b en oefening 11 ook samengenomen worden en in de
les worden uitgevoerd.
In dat geval kunt u de cursisten in tweetallen elkaar laten interviewen, een biografie van de ander laten
schrijven en de interviewende cursist een korte presentatie over de geïnterviewde laten geven.

Oefening 11
Differentiatiemogelijkheid:
Mocht het nodig zijn dan kunnen oefening 10 opdracht b en oefening 11 ook samengenomen worden en in de
les worden uitgevoerd.
In dat geval kunt u de cursisten in tweetallen elkaar laten interviewen, een biografie van de ander laten
schrijven en de interviewende cursist een korte presentatie over de geïnterviewde laten geven.

werkboek

Algemeen
In hoofdstuk 1 wordt geen nieuwe grammatica aangeboden maar alleen nieuw vocabulaire. Uiteraard staan er
daarom in het werkboek oefeningen met dit nieuwe vocabulaire.
In het tekstboek hebben we oefeningen gemaakt waarbij cursisten gestimuleerd werden om grammaticale
zaken te herhalen.
Die lijn zetten we ook voort in het werkboek.
We willen dat o.a. doen door wat schema’s te laten invullen die ook terug te vinden zijn in het grammatica-
overzicht.
Uiteraard hebben we bij deze oefeningen vooral gekeken naar de inhoud van het grammaticaoverzicht van
Contact! Nieuw deel 2. Wat daarin stond moet immers bekend zijn bij de start van Contact! Nieuw deel 3.

Onze keuze zorgt ervoor dat de inhoud van het werkboek van hoofdstuk 1 zeer relevant is maar ook minder
spannend en afwisselend dan volgende hoofdstukken.
Desalniettemin vinden we het belangrijk dat er veel herhaald wordt zodat alle cursisten met de neuzen dezelfde
kant opstaan.

Oefening 11
We hebben gekozen om in deze oefening biografische gegevens op te nemen over twee verdienstelijke
topsporters, een man en vrouw, uit twee verschillende sporten. De teksten zijn samengesteld uit verschillende
bronnen, o.a. Wikipedia, https://www.ad.nl/nederlands-voetbal/van-dijk-in-het-zonnetje-gezet-voor-25ste-in-
terland~abd49eb6, https://teamnl.org/sporters/5314-marianne-vos/resultaten, mariannevosofficial.com
In deze teksten wordt veel persoonlijke informatie gegeven. Zowel presens, perfectum en imperfectum komen
voor en er staat nieuw vocabulaire in (bijv. aandacht, ontzettend, tegenwoordig).

Oefening 12 – Beoordeling inleveropdracht


Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:
Inhoud:
- Is de tekst begrijpelijk?
- Staat er informatie over het verleden van de persoon?
- Staat er informatie over het heden van de persoon?
- Vertelt de cursist waarom hij/zij deze persoon heeft gekozen?
Vorm:
- Zijn de presensvormen correct gebruikt en gespeld?
- Zijn de perfectumvormen correct gebruikt en gespeld?
- Zijn de imperfectumvormen correct gebruikt en gespeld?
- Is de zinsstructuur in hoofdzinnen correct?
- Is de zinsstructuur in vraagzinnen correct?
- Gebruikt de cursist de correcte (vorm van de) pronomina?

16

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 16 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Hoofdstuk 2
tekstboek

Oefening 4
Om te + infinitief: geef een paar voorbeelden en laat de cursisten dan verder spontaan hun antwoorden beden-
ken. Zo weet u wat ze al uit zichzelf weten en waar u nog aandacht aan moet besteden.
Doel van deze oefening is om de constructie om te + infinitief in te laten slijpen.

Oefening 5
Laat deze oefening op een apart blaadje maken, zodat ze de oefening kunnen inleveren.

Oefening 7
Doel van oefening 7 is inslijpen van inversie. De ervaring leert dat we dit niet vaak genoeg kunnen oefenen.
Cursisten ‘vergeten’ de inversie, omdat ze bezig zijn met andere dingen leren op B1-niveau. Daarnaast is het
doel de cursisten beter te laten beseffen hoe vaak inversie in het Nederlands voorkomt.
U kunt de cursisten elkaars zinnen laten controleren. Geef er dan instructies bij, op welke criteria ze moeten
letten bij de controle. Bijvoorbeeld:
- Begrijp je de zin?
- Gaan zin 1 t/m 9 over de toekomst en zin 10 t/m 13 over het verleden?
- Is de vorm van het verbum goed?
- etc.

Oefening 8
Het enige verschil tussen de f en de v is de stemloosheid van de f. Voor geïnteresseerde cursisten is het dan
handig om dit te koppelen aan de soft ketchupregel.

werkboek

Oefening 3
De ervaring leert dat cursisten de preposities lang moeilijk blijven vinden. Daarom herhalen we ze hier.

Oefening 8
Cursisten vinden de modale verba lastig, dus we zullen ze veel herhalen.

Oefening 11 – Beoordeling inleveropdracht


Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:
Inhoud:
- is de tekst begrijpelijk?
- schrijft de cursist over zichzelf?
- worden alle onderdelen van de opdracht behandeld?

Vorm:
- is de zinsbouw correct? M.a.w. woordvolgorde in hoofdzin en bijzin kloppend?
- heeft elke zin een subject en een persoonsvorm?
- klopt de vorm van de verba?
- is het gebruikte vocabulaire adequaat?

Hoofdstuk 3
tekstboek

Oefening 1a
Hier gaat het om algemeen begrip: Waar gaat het over? Wat is Melvins hobby? Wat heeft hij gedaan? Wat gaat
hij doen? De vraag in het boek is bewust heel open, zodat cursisten de kans krijgen om eerst (ongestuurd) te
noteren (en eventueel klassikaal te bespreken) wat ze hebben gehoord. Mocht dit nog erg lastig zijn, dan kunt u
bovenstaande aanvullende vragen stellen.

17

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 17 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 3b
Kijken en luisteren komen niet voor in de opdracht bij a), maar die woorden worden al gebruikt vanaf 0-A1 en
worden dus bekend geacht.

Er … uit zien kan voor vragen van cursisten zorgen. Benoem dat dit een veelvoorkomende vaste combinatie
is die ze niet hoeven te kunnen ontleden. Omdat het zo vaak wordt gebruikt, is het wel goed om het te (her)
kennen. Andere voorbeeldzinnen:
Het ziet er mooi uit.
Die man ziet er goed uit.
Dat toetje ziet er lekker uit.

Oefening 4
Benadruk bij het geven van de instructie dat cursist A en cursist B deze simpele zinnen en vragen kunnen
gebruiken. Dus:
Cursist A: Ik ruik iets. Ik zie iets. Ik voel iets. Etc.
Cursist B: Wat ruik je? Wat zie je? Wat voel je? Etc.

Bij vragen over de tweede vraag van B (Wat vind je ervan?) kun je verwijzen naar de informatie in de vluchtko-
lom in het tekstboek.

Oefening 5e
Het verschil tussen deze woorden is uiteraard veel genuanceerder dan we in dit hoofdstuk aanbieden. Oefening
5 is vooral bedoeld om de cursisten een beetje houvast te bieden. Het is belangrijk dat cursisten vanaf nu vooral
heel goed gaan opletten in welke situatie Nederlanders welk woord gebruiken, en op die manier een beetje
gevoel krijgen voor het verschil tussen de woorden (receptie gaat voor productie geldt in dit geval heel sterk).

Oefening 6a
Bij zin 2 kan het heel goed gebeuren dat cursisten lekker antwoorden. Maak dan duidelijk dat lekker in deze
context een romantische of seksuele annotatie heeft.

Oefening 7
In H1 is er al geoefend met reageren met gevoel (verbaasd, slecht nieuws, goed nieuws, etc.). Hier in H3 gaan we
‘positief reageren’ nuanceren en oefenen met het verschil tussen leuk, mooi en lekker.

Oefening 9b
Het gebruik van wat in de betekenis van iets is niet expliciet aan de orde geweest. Mochten cursisten het hier
verwarren met het vraagwoord wat, dan volstaat het om aan te geven dat je dit woord ook kunt gebruiken als
synoniem van iets.

Oefening 10
Om deze opdracht te introduceren, kun je de oude reclame van Citroën laten zien:
www.youtube.com/watch?v=BZ03ss0HxR8&list=PLCEE2447582E2DC5F
Of zoek het zelf op internet met de zoekwoorden reclame citroen ik zie ik zie.

De opdracht hiervóór nodigt uit om bij dit spelletje niet te zeggen Het is … blauw, maar om te zeggen Het is
… iets blauws. Er is gekozen voor de eerste optie, omdat deze riedel het intuïtiefst is voor alle Nederlanders die
met dit spelletje zijn opgegroeid en we de cursisten graag de meest authentieke versie willen aanleren.
De tweede optie (met iets + adjectief+s) kan wel ingezet worden als differentiatiemogelijkheid.

Oefening 12
iets in de gaten krijgen wordt ook weleens gebruikt. We hebben er echter voor gekozen om die vorm van deze
uitdrukking hier nu niet aan te bieden, omdat ‘krijgen’ beduidend minder frequent is dan hebben of houden.
Mochten de cursisten de twee uitdrukkingen bij opdracht 12 al kennen, dan kunt u ervoor kiezen om het uit te
breiden naar iets in de gaten krijgen.

18

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 18 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 13
Deze presentatie is naar aanleiding van de werkboekoefening hoofdstuk 3 oefening 11. De presentaties kun-
nen klassikaal gegeven worden, maar de cursisten kunnen hun presentaties ook in kleinere groepjes aan elkaar
geven. Een andere optie is om de cursisten hun presentatie op te laten nemen (thuis of in de les met bijvoor-
beeld de mobiele telefoon). Bij deze laatste werkvorm is het echter lastiger om na te gaan of ze het uit hun
hoofd doen, of dat ze voorlezen. Het werkblad kan gebruikt worden om cursisten te stimuleren elkaar gerichte
feedback te geven.

werkboek

Oefening 4
Bij deze opdracht gaat het met name om het herhalen en automatiseren van is en zijn, in dit geval specifiek in
combinatie met een demonstratief pronomen (dit/dat). Een voorwaarde daarvoor is dat de cursist in staat is
om het object te benoemen en om te kunnen beoordelen of het object in de singularis of pluralis staat. Deze
opdracht houdt verband met opdracht 3 uit het tekstboek.

Oefening 11
Houd in de planning van de volgende les rekening met de presentaties.

woordenlijst

Een aantal van deze woorden is waarschijnlijk al bekend bij de cursisten. We hebben er bewust voor gekozen
om deze woorden hier (opnieuw) in de lijst op te nemen, omdat de woorden op deze manier thematisch bij
elkaar worden aangeboden en kunnen worden geleerd/herhaald.

Hoofdstuk 4
tekstboek

Oefening 1
Waarschijnlijk willen cursisten bij oefening 1 direct de onbekende woorden op gaan zoeken in een woorden-
boek/online. Sta dat bij oefening 1 tot en met 3 echter nog niet toe. Oefening 1 tot en met 3 zijn namelijk juist
bedoeld om cursisten te leren dat:
a. de betekenis vaak wel ongeveer af te leiden is uit de context;
b. het vaak niet nodig is om elk woord precies te begrijpen.
Laat cursisten zich aanwennen eerst te kijken wat ze kunnen begrijpen en welke oefening ze kunnen uitvoeren
zonder dat ze elk woord opzoeken.
Help ze eventueel wel op weg, door bijvoorbeeld te vragen: “Wat denk je: heeft het woord iets te maken met je
hoofd (met denken), of met je lichaam (met doen)?” Zo kunt u ze op het juiste spoor zetten zonder zelf als een
lopend woordenboek te fungeren.

Oefening 3
Bij deze oefening trainen we zowel verstavaardigheid als begripsvaardigheid. Soms gebruiken Corné en Sjors
immers exact dezelfde formuleringen als op het formulier ( verstavaardigheid); soms gebruiken ze andere
woorden (synoniemen) of andere formuleringen ( begripsvaardigheid). Meld dit vooraf aan de cursisten.

19

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 19 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 7
Bron: stichting afasie (rode pijlen: toevoeging voor dit boek)

werkboek

Oefening 12
Deze leesoefening dient een dubbel doel.
1) Cursisten oefenen leesstrategieën.
2) Cursisten raken bekend met het werk van de praktijkondersteuner en met het feit dat het in Nederland (redelijk)
geaccepteerd is om ook voor psychische problemen hulp te zoeken. Hiermee hopen we cursisten met
eventuele psychische (oorlogs-)trauma’s wat te helpen. Zo wordt de drempel misschien ietsje minder hoog om
hulp te zoeken, mochten ze dat nodig hebben.

Bronnen voor oefening 12 zijn:


https://www.cz.nl/service-en-contact/wat-doet-een-praktijkondersteuner
https://www.pzp.nl/service-en-contact/wat-doet-een-praktijkondersteuner

Oefening 13

Differentiatiemogelijkheden

Wat betreft de uitvoering van de opdracht


- Hebben uw cursisten veel schrijfoefening nodig? Laat ze dan alle drie de opdrachten maken. Is een schrijf-
oefening niet zo hard nodig, of hebt u simpelweg te weinig tijd ter beschikking (om het te laten maken/om het
na te kijken), kies dan 1 of 2 van de opdrachten.
- Opdracht ‘filmpersonage’ kan ook prima in tweetallen gemaakt worden. Laat de tweetallen samen overleggen
over hun personage en laat ze daarna samen 1 tekst maken en inleveren.

Wat betreft het nakijken van de opdracht


- U hoeft niet al het nakijkwerk zelf te doen. U kunt ook de cursisten instrueren elkaars werk te beoordelen. Geeft
u de cursisten dan een aantal beoordelingscriteria waarop ze de tekst moeten beoordelen. Kies voor criteria die
u relevant vindt voor uw klas.
- De opdracht ‘Dat deed ik vroeger nooit’ is uiteraard bedoeld om goed te oefenen met het imperfectum en met
vergelijkingen. Als een medecursist de tekst controleert, kan een beoordelingscriterium bij deze opdracht dus
zijn: controleer alle imperfectumvormen.

Hoofdstuk 5
Algemeen
In dit hoofdstuk leert men relevante woorden over stage en werk begrijpen en gebruiken, belangrijke
informatie in teksten over stage of werk vinden en begrijpen, formele vragen over stage of werk stellen.

Cursisten maken in dit hoofdstuk kennis met vocabulaire dat gericht is op het vinden van een stageplaats of
werk. Men raakt vertrouwd met dit vocabulaire en kan het zelf toepassen in vragen over deze onderwerpen.

We hebben ervoor gekozen om de leerdoelen te verpakken in de setting stage lopen. We hebben hiervoor
gekozen omdat we denken dat dit thema in de praktijk vaak voor kan komen bij de gebruikers van dit boek.
Hoogopgeleide studenten komen dit onderwerp mogelijk tijdens hun studie tegen. Inburgeraars worden in de
nieuwe wet inburgering gestimuleerd een werkervaringsplaats te vinden. Dit is vergelijkbaar met een stage.
Veel van het aangeboden vocabulaire is ons inziens makkelijk over te hevelen naar settings als betaald werk,
bijbaan, vakantiewerk, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek vinden. In enkele oefeningen zullen cursisten ook
actief gestimuleerd worden om die koppeling te maken en een link te leggen met de situatie die voor hen het
meest relevant of van toepassing is.
Het voeren van een sollicitatiegesprek valt buiten dit hoofdstuk. Dit hoofdstuk bevat eerder een stap daarvoor,
het zoeken van informatie/jezelf (laten) informeren.
In het hoofdstuk zal de cursist te maken krijgen met pittige leesteksten en nieuwe, onbekende woorden.

20

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 20 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Wij adviseren docenten om aandacht te besteden aan verschillende leesstrategieën en woordraad- en woord-
leerstrategieën. Enkele oefeningen in dit hoofdstuk geven hiervoor al een voorzet of proberen cursisten ertoe
aan te zetten hier zelf over na te denken.

tekstboek

Oefening 1
c) Besteed hier aandacht aan woord-opzoekvaardigheden. Laat cursisten aan elkaar vertellen hoe men handig
en snel woorden opzoekt. Controleer ook of de geselecteerde leerwoorden genoemd worden door de cursisten.
Leerwoorden zijn hier: aan de slag gaan, actueel, afstuderen, benieuwd zijn naar iets, beroepsgroep, dienst-
verband, direct, leerzaam, opleidingsniveau, solliciteren, stagiair, uitdagend, vacature, werkervaring opdoen
Deze woorden komen terug in oefening 2.

Oefening 2
b) Differentiatiemogelijkheid:
Een vergelijkbare oefening kunt u natuurlijk ook laten doen met de betekenis van de woorden. Cursist A zegt
een betekenis, cursist B moet het bijbehorende woord noemen.
Een aanvullende oefening kan zijn dat cursisten bij ieder woord moeten opzoeken (in een woordenboek/
online/in de woordenlijst) op welke lettergreep de klemtoon ligt.

Oefening 3
a) Vier van de plaatjes betreffen schriftelijke documenten. Aan de lay-out en vorm zou een cursist moeten
kunnen zien wat voor soort document het is. Een cv is duidelijk anders van opzet dan een overeenkomst/
contract, sollicitatiebrief of verslag. Et cetera.
Bespreek de lay-outs. Vraag cursisten of ze bepaalde zaken herkennen, bijvoorbeeld de handtekening onder het
contract, de foto met naam boven het cv, de adressen/aanhef en handtekening bij de sollicitatiebief, de indeling
in paragrafen bij het verslag.
Mocht er tijd zijn, dan kunt u ook bespreken of deze documenten er op vergelijkbare wijze uitzien in het land
van herkomst van de cursisten.

Oefening 4
U kunt deze oefening schriftelijk of mondeling laten uitvoeren, afhankelijk van het niveau van de groep.
U kunt de oefening ook eerst schriftelijk laten maken (laat de antwoorden dan niet in het boek schrijven), en
daarna nog een keer mondeling. De antwoorden hoeven tijdens de mondelinge uitvoering niet hetzelfde te zijn
als tijdens de schriftelijke uitvoering.

Oefening 6
Met deze oefening hopen we twee dingen te bereiken. Enerzijds willen we de kennis van de modale hulpverba weer
in herinnering brengen. Hierbij willen we de cursisten actief laten zijn. We geven de informatie niet zomaar weg.
Anderzijds willen we cursisten stimuleren buiten het lesboek en de klas het Nederlands op te zoeken. We willen
graag dat men in de praktijk op zoek gaat naar voorbeeldzinnen. We kiezen er bewust voor om deze oefening
in het tekstboek te verwerken en niet in het werkboek. Het succes van praktijkopdrachten hangt af van de
aandacht die er van tevoren en naderhand in de les voor is. Door de oefening in het tekstboek op te nemen
proberen we te waarborgen dat er klassikaal aandacht aan wordt besteed.

Oefening 7
Algemeen:
We behandelen hier indirecte vragen. Maar we noemen dit niet zo. Dan zou de focus te veel op het gramma-
ticale kunstje liggen. Het gaat er ons juist om om aandacht te vragen voor het effect van dit soort vragen in de
praktijk. Deze vragen voelen vaak formeler en soms ook beleefder voor de toehoorder.
Het is dus niet alleen een grammaticaal kunstje dat men leert. We willen ook aandacht vragen voor het effect
van een dergelijke formulering. Wij hebben ervoor gekozen om aandacht aan deze manier van vragen te
besteden omdat het nooit kwaad kan om een goede eerste en beleefde indruk te maken en omdat er beroeps-
groepen zijn waarin het zeer gebruikelijk is om formele taal te gebruiken. Op zijn minst is het dan belangrijk dat
lange en indirecte vragen begrepen worden door de cursisten.

21

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 21 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

b) en c) De indirecte vraag is de meest formele optie. In een zakelijke setting zal een groot deel van de Neder-
landers de indirecte vraag ook het meest beleefd vinden. Nederlanders van een jongere generatie denken daar
misschien anders over.
Niet alle bedrijven, werkgevers of stageplekken hechten waarde aan zoveel formaliteit. In sommige bedrijven
zal juist de korte, directe vraag het meest gewaardeerd worden.
Vandaar dat we vraag 7c wat voorzichtig geformuleerd hebben.
U kunt met uw cursisten bespreken dat elk bedrijf een andere werkcultuur heeft als het gaat om formaliteit. Dat
kan zich uiten in veel facetten. De kleding die men draagt, de manier waarop men collega’s, leidinggevenden of
klanten aanspreekt.

werkboek

Oefening 10 – Beoordeling inleveropdracht


Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:
Inhoud:
- Is de tekst begrijpelijk?
- Staat er in de tekst waarom de vacature interessant is voor de cursist?
- Geeft de cursist minstens drie redenen?
Vorm:
- Zijn de presens-/perfectum-/imperfectumvormen correct gebruikt en gespeld?
- Is de zinsstructuur in hoofdzinnen correct?
- Is de zinsstructuur in bijzinnen correct?
- Gebruikt de cursist de correcte (vorm van) de pronomina?

Hoofdstuk 6
tekstboek

Oefening 1b
Bij wat zwakkere cursisten kunt u bij oefening b) eventueel de afdelingen vooraf noemen (in alfabetische volg-
orde). De cursisten moeten de afdelingen dan in chronologische volgorde zetten. Laat ze kiezen uit: de afdeling
inkoop – de balie – het distributiecentrum – de ordercentrale – de werkplek van Bob

Oefening 2
Zin 9 bevat een passiefconstructie. We gebruiken die hier met opzet. De cursisten hoeven het nog niet toe te
passen, maar we laten ze er al af en toe voorbeelden van zien, zodat ze het concept al kennen op het moment
dat de grammatica uitgelegd wordt (receptie gaat voor productie). Afhankelijk van de groep kunt u bepalen of
u er wat uitgebreider aandacht aan geeft.

Oefening 4a
In het schema staat de indirecte constructie ‘Je wilt weten hoe iets of iemand heet’. Van de indirecte constructie
hoeven de cursisten nu alleen nog te begrijpen wat de zin betekent, ze hoeven de constructie nog niet gramma-
ticaal te kunnen analyseren of toe te passen. In H7 leren ze meer over het gebruik van de indirecte constructie.

Oefening 5
Bij a)
Laat cursisten ontdekken dat moedertaalsprekers de woorden niet alleen inkorten, maar ook aan elkaar
plakken. Dat hoeven cursisten zelf echt niet te doen/kunnen, maar het helpt ze wel als ze het leren herkennen
bij het luisteren naar moedertaalsprekers. Als uw groep het aankan, kunt u er wat uitgebreider bij stilstaan,
nadat oef a) en b) zijn gedaan. Laat de cursisten bijvoorbeeld ontdekken welke woorden aan elkaar geplakt
worden, en wat dat betekent voor de uitspraak van de letters. Geef zelf twee voorbeelden, bijvoorbeeld:
1. Snap je het? > Snapje’t / Snapjәt?
14. Ik heb het door > kepput door
Bij nr. 1 worden je+het samen 1 woord: jәt
Bij nr. 14 worden ik+heb+het samen 1 woord. Bovendien hoor je de h van heb niet meer, en wordt de b veel meer
een p.

22

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 22 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Wijs de cursisten ook op het verschil tussen ik begrijp het (niet) en het meer informele ik snap het (niet) en ik
heb het (niet) door. Begrijpen kan ook in formele situaties gebruikt worden.

Bij b)
Met deze oefening nodigen we cursisten uit om een beetje verkort te praten. Uiteindelijk willen we ernaartoe
dat ze uit zichzelf ‹m en ‹t zeggen in plaats van hem en het. Maar maak het niet te zwaar. Leg je cursisten uit dat
ze authentiek Nederlands klinken als ze deze verkorte pronomina gebruiken, maar dat het niet erg is als ze de
versie gebruiken die ze geleerd hebben.

Leg daarnaast uit dat deze oefening vooral ook helpt om de verkorte versies van de woorden beter te gaan
herkennen tijdens het luisteren.

Oefening 6
Om veel knipwerk te voorkomen kunt u de cursisten de werkbladen doormidden laten vouwen en elkaar de
plaatjes laten aanwijzen en/of een betekenis laten aanwijzen en het plaatje erbij zoeken. Of u projecteert de
afbeeldingen op het scherm en laat ze dan de betekenissen erbij zoeken.

Oefening 7
Ook nu geldt weer: weet een cursist het woord voor een bepaald apparaat niet? Laat het haar/hem dan eerst aan
een paar medecursisten vragen. als die het ook niet weten, mogen ze in een woordenboek/op internet kijken.

Oefening 9b
Geef eventueel iets meer toelichting op het gebruik van wel. Doe dat alleen als de groep het aankan.
Zeg bijvoorbeeld:
Je kunt wel gebruiken bij belofte en bij waarschijnlijkheid.
- Bij een belofte maakt wel de zin vriendelijker. Zonder wel is het nog steeds een belofte.
Vergelijk:
Ik zal je naar je werkplek brengen.
Ik zal je wel naar je werkplek brengen.
- Bij een waarschijnlijkheid is wel het woord dat duidelijk maakt dat het om een waarschijnlijkheid gaat.
Zonder wel is de betekenis van de zin vaak anders. Vergelijk:
Ze zal zo komen.  (vrijwel) zeker.
Ze zal zo wel komen.  waarschijnlijkheid.
In plaats van wel kun je hier ook andere woorden gebruiken, bijvoorbeeld waarschijnlijk of denk ik.

Oefening 9c
Het is voor cursisten in het begin erg moeilijk om in te kunnen schatten wanneer ze wel moeten gebruiken.
Daarom hebben we dat voorgedrukt.

werkboek

Oefening 2
De ontkenning is voor veel cursisten lastig, vooral de plaats van niet in de zin. Maar ook bij geen zijn er de
nodige problemen. Vandaar: drillen.

Oefening 4
Cursisten blijven vaak lang worstelen met het juiste gebruik van pronomina en possessiva (jij/jou/jouw, hij/
hem/zijn, zij/hen/hun etc.) Vandaar dat we hier een herhalingsoefening doen.

Oefening 7
Let op de instinker bij vraag 6: de vragensteller vat wel samen, maar dat is niet het doel. Het doel is c).

23

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 23 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 8 – Beoordeling inleveropdracht


Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:
Inhoud:
- is de tekst begrijpelijk?
- is het een verslag van een interview?
- worden alle onderdelen van de opdracht behandeld?

Vorm:
- is de zinsbouw correct? M.a.w. woordvolgorde in hoofdzin en bijzin kloppend?
- heeft elke zin een subject en een persoonsvorm?
- klopt de vorm van de verba?
- is het gebruikte vocabulaire adequaat?

Hoofdstuk 7
tekstboek

Oefening 1a
In deze opdracht komt het passivum een paar keer impliciet voorbij. Later in dit boek wordt het passivum nog
een keer expliciet benoemd. Mochten er bij deze opdracht al vragen over komen, dan volstaat het om voor nu
alleen in te gaan op de betekenis. Bijvoorbeeld:
Verder kunnen nieuwe mensen zich inschrijven voor een intakegesprek. Die worden door Hussam in de agenda gezet.
 Hussam zet de (afspraken voor de) intakegesprekken in de agenda.

Oefening 3a
Let er bij deze opdracht op dat niet alle woorden een-op-een vervangen kunnen worden door het synoniem.
Zoals het vaak werkt met synoniemen, zijn woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis niet altijd van dezelfde
woordsoort of staan ze niet in dezelfde vorm, waardoor de grammaticale functie in de zin verandert.
Bij deze opdracht gaat het vooral om zin 11 (overdracht). Wijs cursisten hierop als ze zich niet bewust zijn van het
grammaticale verschil.

Oefening 5a
Een mooie voorbeeldzin is:
Als de zin met een bijzin begint, (dan) krijg je inversie in de tweede helft van de zin.

Oefening 9
Als de cursisten de taken precies eerlijk verdelen, dan komt het neer op (slechts) 3 zinnen per persoon. Dat is
niet erg, want het hoeft geen lange opdracht te zijn. Deze opdracht dient als opstapje naar de toepassings-
opdracht bij 10. Het kan daarnaast ook gebeuren dat de ene cursist een bepaalde taak niet wil doen, en dus een
andere verdeling voorstelt. Dan worden er al meer zinnen geproduceerd.

Hoofdstuk 8
tekstboek

Oefening 2
Op dit niveau volstaat het om bij vragen over met/mee uit te leggen dat met verandert in mee als het wordt gecom-
bineerd met er, daar, hier en waar. Cursisten hoeven dit nog niet zelf toe te kunnen passen. Het is wel nuttig om vaste
formules zoals Waarmee kan ik u helpen? te leren.

Oefening 4a
Bij deze oefening gaat het om bewustwording en vervolgens het oefenen van verbonden spraak.

Oefening 5e
Licht eventueel toe dat de 3e optie (Ik weet dat niet) niet zo vaak gebruikt wordt en dat cursisten daarom het
beste aan kunnen leren om ‘Dat weet ik niet’ te zeggen.

24

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 24 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 7
In dit hoofdstuk richten we ons op de herhaling van de imperatief en je kunt het beste … . Daarnaast maken de
cursisten nu voor het eerst expliciet kennis met ‘Als ik jou was, zou ik…’. Op dit moment gaat het om een passief
begrip van deze constructie. Cursisten moeten dus aan het eind van dit hoofdstuk in staat zijn om het verschil
te begrijpen tussen een instructie en een advies. Later in dit boek wordt er geoefend met het actief kunnen
toepassen van deze advies-constructie.
Soms is het verschil tussen een instructie of advies een grijs gebied, afhankelijk van de context en de mate van
directheid van de spreker. Iemand zegt misschien Je kunt het beste direct na het eten even afwassen, maar bedoelt
eigenlijk Je moet direct na het eten afwassen. Als hier vragen over komen, dan kunt u zulke pragmatische nuances
toelichten.

Bij b)
Dit kunt u in tweetallen, groepjes, of klassikaal doen. Het doel is bewustwording: dat cursisten kunnen toelich-
ten op welke woorden, zinnen, of misschien toon ze letten om de afweging instructie/advies te kunnen maken.

Oefening 9
Eventuele toevoeging: liedje ‘Hij doet het niet’ uit de tv-serie Otje:
https://www.youtube.com/watch?v=OoT6Q1mPA2c
Oefenen met de uitspraak/verbonden spraak Hij doet ’t niet en meteen ook de mogelijkheid om cursisten ken-
nis te laten maken met iets van Annie M.G. Schmidt.

werkboek

Oefening 7c
Het doel bij oefening a) en b) is het herhalen van de zinsbouw met nog niet/geen en al. Het doel van oefening c)
is dat de cursisten het verschil in betekenis van nog niet/geen en al (gerelateerd aan de tijd) herhalen.

Hoofdstuk 9
tekstboek

Oefening 1
Suggestie: Bekijk voorafgaand aan oefening 1 eerst samen met de cursisten de kaart van Nederland. Weten ze al
een paar grote steden te liggen?

Oefening 3
Bij b) en c)
Er zijn helaas geen waterdichte regels voor de keuze tussen liggen, staan en zitten. De informatie bij c) moet dan
ook gezien worden als houvast/richtlijn, niet als harde wet.
Achtergrondinfo voor de docent:
https://www.dbnl.org/tekst/_taa008197501_01/_taa008197501_01_0070.php
Als cursisten de verschillen ook bij oef b) al niet goed meer weten, zie dan Contact! nieuw 2 of :
https://zichtbaarnederlands.nl/zn/werkwoord-positiewerkwoorden.php

Bij d)
Achtergrondinfo voor de docent:
Zinnen die de locatie van een indefiniet subject (een apotheek, een café) beschrijven, mag je niet beginnen met
dat indefiniete subject. M.a.w.: je mag niet zeggen: Een apotheek zit in de volgende straat.
Hoe is dat in de Nederlandse taal opgelost?
- de a-zinnen zijn hoofdzinnen. Voor hoofdzinnen geldt: er moet een (voorlopig) subject op de 1e plaats staan.
Daarom wordt ‘er’ toegevoegd, als voorlopig subject. ‘Er’ dient hier meteen ook als alarmbel dat er een locatie-
beschrijving van een indefiniet subject aankomt.
- de b-zinnen beginnen met een bepaling. Dat leidt tot inversie. De woordvolgorde klopt daardoor al (bepaling
- verbum - subject - rest). Er is dus geen ‘er’ nodig om de woordvolgorde kloppend te krijgen. Maar ook hier is
nog niet bekend dat het om een locatiebeschrijving gaat; die locatie komt immers pas aan het einde van de zin.
Daarom is ook bij de b-zinnen ‘er’ nodig, als ‘alarmbel’.
- de c-zinnen beginnen met de locatie. De woordvolgorde klopt (locatie – verbum – subject – rest). Het gebruik

25

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 25 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

van er is hier optioneel. We kunnen dus zowel zeggen: In de volgende straat zit een apotheek als: In de volgende straat
zit er een apotheek.

Oefening 4b
Dergelijk(e) staat in de woordenlijst. Dat moeten de cursisten dus leren. Wijs ze erop dat de afkorting en
dergelijke verwijst naar dit dergelijk en geparafraseerd kan worden met en zulke dingen of etcetera.

Oefening 6
Bij c) (werkblad)
- Cursisten stellen regelmatig de vraag of er geen regels zijn om te kiezen tussen de en het. Met het overzicht op
het werkblad willen we ze een beetje op weg helpen. Ze kunnen de tips niet alleen bij deze oefening, maar ook
bij alle volgende oefeningen gebruiken. Het is daarom handig om het schema altijd bij de hand te hebben.
- Wijs cursisten erop dat het tips zijn, geen regels met 100% dekking.
- Suggestie: laat de cursisten het overzicht in de les bekijken en geef de opdracht als huiswerk op.
- Tip: hebt u een vast leslokaal? Hang het de/het-schema dan in het lokaal op.

We hebben bij de opdracht op het werkblad bewust veel voorbeelden opgenomen van -ing en -ie.
Als een bepaald suffix namelijk een aantal keer terugkomt in deze oefening, is de kans veel groter dat cursisten
aan het einde van de oefening al uit hun hoofd weten welk artikel bij dat suffix hoort, dan wanneer we hier een
mix zouden aanbieden.
Als we hier een mix zouden aanbieden, zouden cursisten na afloop van de oefening waarschijnlijk nog steeds
van geen enkel suffix/prefix uit hun hoofd weten welk artikel erbij hoort.
Aangezien cursisten al veel woorden kennen met -ing en -ie, hebben we ervoor gekozen om die twee suffixen
de boventoon te laten voeren in deze oefening.

Bij d)
Cursisten zullen hier misschien vragen naar het andere deel van de vergelijking: een grotere stad dan…. Leg uit
dat we met een grotere stad wel een grote stad, maar niet een heel grote stad bedoelen.

Oefening 7
Suggestie: Laat de cursisten zelf ook nog 3 zinnen zoals deze bedenken die beginnen met ‘ik vind’.

werkboek

Oefening 1 en 2
Oefening 1 en 2 kunnen op het eerste gezicht wellicht erg makkelijk lijken doordat cursisten de woorden
gewoon in de woordenlijst kunnen opzoeken. Toch zijn het zinvolle oefeningen:
- cursisten lopen op deze manier een aantal keer de woordenlijst helemaal door; dat kan sowieso geen kwaad;
- ze moeten in de lijst zoeken onder het kopje van de juiste woordsoort; dat betekent dat ze dus eerst moeten
analyseren/snappen welke woordsoort er in de zin past;
- ze moeten sowieso eerst de zin inhoudelijk begrijpen;
- ze moeten de woorden wel zelf nog in de juiste vorm zetten, en daarbij letten op grammatica en spelling.

Oefening 13 - Beoordeling inleveropdracht


Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:
Inhoud:
- is de tekst begrijpelijk?
- schrijft de cursist over zichzelf?
- worden alle onderdelen van de opdracht behandeld?

Vorm:
- is de zinsbouw correct? M.a.w. woordvolgorde in hoofdzin en bijzin kloppend?
- heeft elke zin een subject en een persoonsvorm?
- klopt de vorm van de verba?
- is het gebruikte vocabulaire adequaat?

26

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 26 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Hoofdstuk 10
Algemeen
In dit hoofdstuk is het hoofddoel dat cursisten leren om voor hen relevante informatie uit (zeer) formele teksten
van instanties of de gemeente te halen. Ze leren om aankondigingen te begrijpen en zijn in staat om voor hen
belangrijke consequenties n.a.v. informatie in formele teksten of aankondigingen te doorzien. Om dit doel te
bereiken wordt een aantal (nagenoeg) onbewerkte teksten/aankondigingen aangeboden en is er aandacht
voor vocabulaire dat in dergelijke teksten gebruikelijk is.
Men raakt vertrouwd met dit vocabulaire en leert zich niet te laten afschrikken door dergelijke teksten. Een
groot deel van het vocabulaire hoeven cursisten nog niet actief te kunnen gebruiken.
In bovengenoemde teksten staan vaak passiefconstructies. Ook die komen aan de orde, in de presensvorm.
Cursisten hoeven het passivum (nog) niet actief te beheersen. Ons doel is dat cursisten niet in de war raken door
gebruik van het passivum en dat men snapt waarom voor deze constructie gekozen wordt, namelijk omdat het
niet belangrijk of niet bekend is wie de actie uitvoert.
In het hoofdstuk zal de cursist, net als in hoofdstuk 5, te maken krijgen met pittige leesteksten en nieuwe, onbe-
kende woorden.
Wij adviseren docenten om ook in dit hoofdstuk aandacht te besteden aan verschillende leesstrategieën en
woordraad- en woordleerstrategieën. Enkele oefeningen in dit hoofdstuk geven hiervoor al een voorzet of pro-
beren cursisten ertoe aan te zetten hier zelf over na te denken.

We hebben ervoor gekozen om in dit hoofdstuk vooral te werken met informatievoorziening rondom de situa-
tie werkzaamheden (aan de weg, het spoor, riolering, et cetera). Correspondentie hierover wordt vaak naar een
huisadres verstuurd of staat in huis-aan-huisbladen.
Er zijn andere situatie denkbaar (info over vaccinatie, schoolarts, enquêtes, gemeentelijke belastingen, et cetera)
waarbij cursisten correspondentie thuis krijgen. Deze laten we in dit hoofdstuk buiten beschouwing. Dit doen
we vooral om de hoeveelheid aangeboden vocabulaire te beperken en het hoofdstuk overzichtelijk te houden.
We hopen echter dat cursisten zich ook minder laten afschrikken door dit soort teksten als ze hiermee gecon-
fronteerd worden omdat we in dit hoofdstuk, en eerdere hoofdstukken, expliciet oefenen met het omgaan met
vergelijkbare teksten.

tekstboek

Oefening 1
In de brief staan zinnen met het passivum.
Zoals u kunt zien hebben we de structuur/woordvolgorde van deze zinnen bewust simpel gehouden. Het
participium staat altijd aan het einde van de zin. Er is geen sprake van inversie in zinnen met de passief.
We hebben dit gedaan om het aanbod zo eenvoudig mogelijk te houden.
Door het vocabulaire is de tekst al zeer ingewikkeld. Als we ook de woordvolgorde van de zinnen met het
passivum speels hadden gehouden was het aanbod ons inziens te moeilijk geworden.
We realiseren ons dat dit soms zinnen oplevert waarbij een moedertaalspreker waarschijnlijk een iets andere
structuur had gekozen om accenten te leggen, bijvoorbeeld op een periode waarin werkzaamheden worden
verricht.
We verkiezen in het tekstboek de simpelere structuur boven het leggen van dergelijke accenten omdat we onze
cursisten niet willen verwarren. In het werkboek houden we bij de oefening over passieve zinnen minder vast aan
deze simpele structuur. Daar handhaven we de structuren zoals die in de originele correspondentie stonden.

Oefening 2
Let op: In de meeste gevallen laten we cursisten een flink aantal tekstboekoefeningen doen voordat we naar het
werkboek verwijzen.
In dit geval starten we juist in het werkboek met een oefening over de woorden uit oefening 2a).
De tekst van oefening 1 is pittig en cursisten mogen het ook tot zich door laten dringen dat een aantal woorden
heus al wel gekend zou moeten worden. Voordat we dus overgaan tot aandacht voor de nieuwe woorden laten
we cursisten even een pas op de plaats maken en tijd nemen voor het herhalen van oud vocabulaire.

27

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 27 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

a) Deze oefening moet in tweetallen gemaakt worden omdat dit oude lesstof betreft en men elkaar kan helpen
bij het herinneren van de betekenis.
Oefening b), c), en d) kunnen zowel individueel als in tweetallen of kleine groepjes gemaakt worden. U kunt
kiezen wat in de betreffende les of voor de betreffende groep de beste keuze is.

Oefening 5
c) We hebben met opzet geen actieve zinnen in deze oefening gezet. Het gaat ons er namelijk vooral om dat
cursisten telkens concluderen dat het niet belangrijk of niet bekend is wie de actie uitvoert. Door hier actieve
zinnen te laten koppelen aan zinnen met een passivum zou de indruk gewekt kunnen worden dat er altijd een
actieve variant van een passieve zin te maken is en dat dit een zinvolle vergelijking is. Wij vinden echter dat dit
cursisten juist op het verkeerde been zet. Het passivum is geen grammaticaal kunstje. Het wordt gebruikt om
een communicatieve reden. Dat proberen we hier over te brengen.

e) + f ) In de voorbeelden uit deze brief is de vraag altijd ‘wat wordt + participium’.


Om de situatie niet nog ingewikkelder te maken schrijven we hier ook alleen ‘wat’ en niet ‘wat/wie’ bij oefening
e) en f ).
Als u denkt dat uw cursisten het aankunnen, zou u wellicht ook enkele voorbeelden kunnen aandragen waarbij
de vraag ‘wie wordt + participium’ van toepassing zijn.
Bijvoorbeeld:
De dief wordt ondervraagd (door de politie).
Mijn buurman wordt naar het ziekenhuis gebracht (door zijn collega).
We adviseren dat echter niet omdat bij oefening a) ook een ‘wie-vraag’ gesteld wordt en we dus geen
verwarring willen veroorzaken.

g) We gaan hier bewust niet in op zinnen met intransitieve (onovergankelijke) verba. Deze verba hebben geen
lijdend voorwerp maar kunnen desondanks soms in de passiefvorm gebruikt worden.
‘Er wordt aan de weg gewerkt’ is hierbij een voorbeeld. Deze zin staat in de tekst maar we vestigen er geen
aandacht op.
Mochten cursisten hier vragen over stellen, dan adviseren wij docenten om hier in deze fase van het leerproces
nog niet op in te gaan en aan te geven dat dit in een latere fase aan de orde zal komen.

We geven hier in het tekstboek ook heel bewust geen voorbeeld van zinnen met indefiniete pluralisvormen.
Dat had wel gekund:
Er worden omleidingroutes ingesteld.
Er worden borden geplaatst.
Mocht uw groep hier al aan toe zijn, dan kunt u deze voorbeelden geven.
In het boek willen we nu wel kort zinnen met ‘er’ en passief introduceren omdat ze nu eenmaal wel regelmatig
in het soort brieven en teksten staan dat we in dit hoofdstuk behandelen maar we willen cursisten voorlopig
geen enorm gedetailleerde uitleg geven hierover. We laten ze daarom alleen de conclusie trekken dat er een
verschil is tussen zinnen waarin het object definiet en zinnen waarin het object indefiniet is.

h) Deze sub-oefening is toegevoegd omdat veel cursisten denken dat ze alle grammatica meteen productief
moeten kunnen toepassen. Daar denkt het auteursteam van Contact! Nieuw anders over.
Wat ons betreft zijn de enige goede antwoorden dat men een zin moet kunnen begrijpen en herkennen.
In het tekstboek en het werkboek zijn dan ook geen oefeningen waarbij men zinnen met een passiefvorm moet
produceren. Alleen herken- en begripsoefeningen.
Door in de klas de discussie kort te laten voeren kun je als docent ingaan op omgaan met nieuwe grammatica-
regels.

28

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 28 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 6
Algemeen:
In dit hoofdstuk komt vooral de vaardigheid lezen aan bod.
Er zijn veel a- en b-oefeningen. Oefening 6 is een d-oefening. Ook in het werkboek zal een praktische d-oefening
te vinden zijn. Zoals u ziet is er geen c-oefening. C-oefeningen zijn oefeningen waarbij cursisten toekomen aan
geleide en gestuurde productie. Daar is bij dit hoofdstuk geen sprake van. Het gaat vooral om begrip en
zelfredzaamheid opbouwen wanneer men geconfronteerd wordt met dergelijke teksten.
Het passivum komt wat betreft het auteursteam niet in aanmerking voor een c-oefening. Wat ons betreft
hoeven cursisten op dit niveau nog geen passieve zinnen te kunnen produceren.

a) Let op: Mocht u deze leergang buiten Nederland gebruiken, dan adviseren wij u om de cursisten eerst een
Nederlandse gemeente te laten kiezen en vervolgens op deze website de informatie op te zoeken.

c) Bij de presentaties wordt gebruikgemaakt van het observatieformulier dat ook in hoofdstuk 3 van dit boek is
gebruikt.
De presentaties kunnen klassikaal gegeven worden, maar de cursisten kunnen hun presentaties ook in kleinere
groepjes aan elkaar geven. Een andere optie is om de cursisten hun presentatie op te laten nemen (thuis of in
de les met bijvoorbeeld de mobiele telefoon). Bij deze laatste werkvorm is het echter lastiger om na te gaan of
ze het uit hun hoofd doen, of dat ze voorlezen.
Het werkblad kan gebruikt worden om cursisten te stimuleren elkaar gerichte feedback te geven.

Let op: cursisten hoeven in de presentatie geen passivumconstructies te gebruiken. Soms zullen ze die kunnen
kopiëren uit de informatie en hem gewoon herhalen. Dat is prima maar niet verplicht. Ze mogen ook zinnen
produceren zoals ‘De gemeente gaat de Stationsweg vernieuwen omdat de weg slecht is. De werkzaamheden
zijn in augustus. Het bedrijf Jansen voert de werkzaamheden uit. Ik gebruik deze weg nooit dus de werkzaam-
heden hebben geen consequenties voor mij. Als iemand bij mij op bezoek komt, dan zijn er alleen consequen-
ties als hij uit X komt want dan moet je via de Stationsweg rijden.’

Een dergelijke presentatie is volstrekt acceptabel.


Mocht u verwachten dat het geven van een presentatie in deze fase tot verwarring zal leiden dan kunt u twee
dingen doen:
1) U kunt de opdracht (eerst) schriftelijk laten inleveren.
2) U kunt de opdracht laten vervallen of later laten uitvoeren.

werkboek

Oefening 3
Deze oefening focust eerst op de vorm van de participia. Verba 1 tot en met 4 komen uit eerdere hoofdstukken
maar worden in dit hoofdstuk in passieve zinnen gebruikt of zouden in vergelijkbare brieven in passieve zinnen
gebruikt kunnen worden. De eerste is de makkelijkste om cursisten een positieve start te geven.
De laatste zes verba zijn nieuw in dit hoofdstuk. Daarom is het zeker goed dat cursisten over de participia van
deze verba nadenken.

Oefening 4
Het auteursteam van Contact! Nieuw deel 3 vindt het belangrijk dat cursisten het passivum herkennen. Vandaar
de opdracht om zinnen met het passivum te onderstrepen. Het is ook fijn als cursisten beginnen in te zien dat
het object in deze zinnen belangrijker is dan wie de actie uitvoert.
Om die reden laten we dit schema invullen. Zonder docent is dat nog best pittig. Vandaar dat we ook regelmatig
delen van antwoorden weggeven. We willen cursisten zo weinig mogelijk frustreren.
We laten het ook bij deze ene oefening.
We gaan zeker niet vragen aan cursisten om actieve zinnen om te zetten naar passieve zinnen of andersom.
Deze technische oefening zou je kunnen laten uitvoeren maar dat is nu juist niet wat we willen.
Ons idee is dat je het passivum kiest omdat niet belangrijk of niet bekend is wie een actie uitvoert.
Door zinnen om te laten zetten van passief naar actief of andersom wek je de indruk dat dit altijd een optie is of
altijd gedaan zou moeten kunnen worden. Dan zet je feitelijk je cursist op het verkeerde been.

29

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 29 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Let op: bij zin 9 en 10 is het antwoord een indefiniete pluralisvorm. Deze hebben we in het tekstboek niet speci-
fiek onder de aandacht gebracht.
Het kan zijn dat uw cursisten er helemaal geen problemen mee hebben en niet eens doorhebben dat ze tot nu
toe alleen indefiniete singularisvormen hebben ingevuld. Mogelijk vinden uw cursisten het juist wel moeilijk en
stellen ze hier vragen over.

Oefening 5
Deze oefening is een herhaling van het onderwerp formele vragen maken dat in hoofdstuk 5 is behandeld.
Omdat er in hoofdstuk 10 ook sprake is van formele correspondentie en in deze correspondentie vaak wordt
aangegeven dat men met vragen ergens terecht kan, leek het ons logisch om op deze plek nog even de formele
vraag te herhalen. Ook gezien de cyclische opbouw van Contact!- Nieuw.

Hoofdstuk 11
tekstboek

Oefening 1
Bij a)
T.b.v. de bewustwording bij het lezen en interpreteren van een tekst, kunt u bij vrijwel iedere (deel)oefening ook
de vraag bespreken waarom de foto bij het betreffende bericht past. Dit kan klassikaal, maar het is uiteraard ook
erg leerzaam voor cursisten om het in tweetallen of groepjes te bespreken.

Bij c)
Hier wordt bewust gevraagd naar een (in)formele toon. Het volstaat in dit geval namelijk niet om te vragen naar
formele en informele berichten, aangezien bericht 5 met de je-vorm wel een informele toon heeft, maar inhou-
delijk om een zakelijke (en dus formele) mededeling gaat.

Oefening 2b
Let op: beltarieven  bel komt hier van bellen (het verbum), niet van de bel.

Oefening 4a
De woorden het trottoir en het voetpad hebben een klein nuanceverschil, maar dat is op dit niveau niet erg van
belang. Mochten er cursisten zijn die er toch naar vragen, dan is het het makkelijkst om een afbeelding te laten
zien van de twee.
- het trottoir = de stoep  over het algemeen iets verhoogd, naast een grotere weg of fietspad, typisch met
grote, grijze, vierkante tegels.
- het voetpad  dit kan een stoep zijn, maar ook iedere andere weg die alleen voor voetgangers is bedoeld.
Bijvoorbeeld een weg(getje) door een park of bos.

Met name makelaars hebben het vaker over een pand dan over een huis. Vertel dat eventueel aan uw cursisten.
Koppel er eventueel een gesprek aan over specifieke taal van subculturen/beroepsgroepen.

Oefening 5a
Bij zin 5 kunt u cursisten eraan herinneren dat na dus een hoofdzin zowel met als zonder inversie mogelijk is.

Oefening 6
Het maken van een vriendelijk verzoek met zou/zouden wordt voor het eerst expliciet aangeboden en geoefend
in Contact! nieuw – 2 hoofdstuk 13.

Oefening 7b
Deze oefening dient als voorbereiding op de eindoefening (nr.8). Hier wordt nog niet van de cursist verwacht
om alles helemaal zelf te bedenken. Vandaar dat het hier gaat om aanvulzinnen. Daarbij bevat de vraag over de
bomen een lastige constructie met er. Daarom is die zin iets meer ‘vooringevuld’ dan de vraag ervoor.

30

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 30 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 8b
Bij oefening b) kunt u de cursisten ook laten samenwerken. Laat ze samen overleggen over de schrijfplannen.
Vinden ze elkaars informatieverdeling logisch?

werkboek

Oefening 3a
Hier staat de expliciete instructie om het tweede deel helemaal op te schrijven, omdat dat een groter leereffect
heeft dan wanneer de cursist alleen de desbetreffende letter op zou schrijven of een lijn zou trekken tussen de
twee delen die bij elkaar horen.

Hoofdstuk 12
tekstboek

Oefening 1
Wellicht wilt u de cursisten met elkaar laten discussiëren in de groep, bijvoorbeeld over het fenomeen bellen
met de gemeente (over grofvuil of iets dergelijks). Als u daartoe beslist, waak er dan voor dat het eigenlijke
onderwerp – bellen met instanties en bedrijven – niet ondersneeuwt.

Mochten cursisten vragen stellen over ‘zitten’ (de bank zit binnen het maximum van 2m³): dat heeft hier een
idiomatische betekenis: iets zit binnen een maximum.
Een manier om dat uit te leggen is:
- teken een grote cirkel. Teken daar binnenin euro’s. Vraag: Weet je nog? Geld zit in je zak (zie Contact nieuw 2).
- teken weer een grote cirkel, en daar binnenin een bank. De bank zit binnen het maximum (de grote cirkel).
De telefoonformules van oefening 1b) zijn vrijwel allemaal al in Contact! nieuw 2 aan bod geweest. De cursisten
zouden ze dus moeten kennen. De oefening is bedoeld als opfrisser.

Tips:
* Als u zelf een bedrijf/instantie kent waarvan u zeker weet dat er altijd een keuzemenu wordt afgespeeld, zou u
dat bedrijf/die instantie in de klas kunnen bellen, met de telefoon op luidsprekerstand.
Vraag erbij aan de cursisten: welk zinnetje van oef b) hoor je ook hier?
* Bedenk daarna samen welke instantie/welk bedrijf nog meer 100% zeker een keuzemenu heeft. Laat de
cursisten daar dan zelf naartoe bellen (er is enige moed voor nodig, want er is natuurlijk altijd de kans dat
ze toch een echte medewerker aan de lijn krijgen. Beloon de moedigen die het durven!)

Oefening 2
Met deze oefening willen we cursisten leren om voorspellend te gaan luisteren. Als je als luisteraar al enigszins
weet wat je kunt verwachten, is het namelijk vaak veel makkelijker om te verstaan en begrijpen wat je hoort,
dan wanneer je je niet voorbereidt. Let bij de groepsindeling voor deze oefening op de samenstelling van de
groepjes van drie. Plaats goede lezers bij wat minder goede lezers, zodat ze elkaar kunnen helpen.

Tips  Denk bijvoorbeeld aan:


- Kijk op de website van de huisarts/gemeente/bedrijf. Soms staat daar info over wat je kunt verwachten als je
telefonisch contact opneemt.
- Bedenk welke woorden typisch zijn bij de instantie/het bedrijf (vergelijk: bij de huisarts hoor je altijd: spoed +
herhaalrecept. Wat hoor je bij de gemeente altijd?)
- Bedenk zelf alvast wat een logisch keuzemenu zal zijn bij die instantie/dat bedrijf.

Oefening 3
In Contact! 2 nieuw H13 is op informele en formele manier doorverbinden met en een boodschap doorgeven
aan de orde gekomen. Dit is dus herhaling: een sjabloon voor een formele situatie, die natuurlijk ontstaat als je
met een onbekende in een bedrijf gaat bellen.

31

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 31 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 6
Bij a)
Als uw cursisten de indirecte constructie nog pittige stof vinden, kunt u eventueel zelf nog meer voorbeeldzin-
nen aandragen. Laat de cursisten vervolgens zelf ook nog voorbeelden noemen.

Bij b)
De transcripties vindt u op contactnt2.nl.
Als u beschikt over een beamer in het lokaal, kunt u - om papier te besparen - de transcriptie ook projecteren,
de tekst klassikaal laten lezen en aan de cursisten steeds na een stuk tekst te vragen of ze een indirecte
constructie herkennen. Laat de cursisten de gevonden constructies turven, dan kunnen ze aan het eind van de
oefening met de sleutel controleren of alle constructies eruit gehaald zijn.

Bij c)
In Contact! nieuw 2 hebben cursisten (die dat boek gebruikt hebben uiteraard) al kennisgemaakt met de
indirecte constructies zeggen dat + vragen of. In dat hoofdstuk hebben we bewust nog geen aandacht besteed
aan het betekenisverschil tussen dat en of in dergelijke constructies.
In H5 hebben de cursisten kennisgemaakt met de indirecte vraag, zowel de gesloten variant met of als de open
variant met het vraagwoord.
In dit hoofdstuk 12 is nieuw:
- verschil tussen dat en of
- de open variant met het vraagwoord kan ook in zinnen worden gebruikt: ik weet niet wanneer… etc.
Deze oefening dient om de cursisten te laten zien dat de indirecte constructie vaak voorkomt. Dat het altijd
bijzinnen zijn, maakt het voor de cursisten extra ingewikkeld, zeker bij het spreken. Wijs de cursisten erop dat
ze niet vaak genoeg kunnen oefenen met de bijzinsconstructie. Als u een lokaal hebt met computer en beamer,
kunt u de sleutel projecteren, zodat de cursisten hun markeringen kunnen controleren.

Oefening 8
Bij b)
Als uw cursisten meer oefening nodig hebben, kunnen A, B en C 2x van rol wisselen (als er tijd genoeg is).

werkboek

Oefening 1
Sommige cursisten zullen misschien vragen waarom dit aan elkaar geschreven moet worden. Leg uit dat met
hoelang gevraagd wordt naar hoelang iets duurt (tijd) en met hoe lang wordt gevraagd naar afstand, bijvoor-
beeld meters.

Oefening 12 – Beoordeling inleveropdracht


Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:
Inhoud:
- is de tekst begrijpelijk?
- schrijft de cursist over zichzelf?
- worden alle onderdelen van de opdracht behandeld?

Vorm:
- is de zinsbouw correct? M.a.w. woordvolgorde in hoofdzin en bijzin kloppend?
- heeft elke zin een subject en een persoonsvorm?
- klopt de vorm van de verba?
- is het gebruikte vocabulaire adequaat?

32

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 32 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Hoofdstuk 13
Algemeen
In dit hoofdstuk leren cursisten om informatie over landen te begrijpen. Ze oefenen ook met het gestructureerd
verstrekken van informatie over landen.
Sommige informatie over landen is feitelijk. Denk aan zaken als het klimaat en de natuur. Andere informatie
is deels subjectief. Als je twee Nederlanders vraagt naar hun beeld van en mening over Nederland, dan krijg
je waarschijnlijk twee verschillende visies. Deze zijn afhankelijk van waar ze wonen of gewoond hebben, hun
leeftijd, (religieuze) achtergrond, et cetera. Datzelfde zal het geval zijn als je het vraagt aan twee Turken, Syriërs,
Armenen, Polen, et cetera. De beelden over hun landen zijn wellicht nog veel gevarieerder gezien de politieke
situaties in deze en andere landen.
En dan hebben we het nog niet eens over ideeën die je hebt over andere landen dan je land van herkomst.
Stereotypes liggen op de loer.

Honderd procent neutrale informatie over landen valt misschien wel niet te geven of het levert zeer korte en
saaie teksten op. Bij hoogopgeleide cursisten is dit echter een onderwerp dat we niet uit de weg willen gaan.
Al is het alleen maar vanwege belangrijk vocabulaire dat aan dit thema gekoppeld is.
Daarom zullen we bij het behandelen van dit thema ook expliciet ruimte laten voor de eigen inbreng van
cursisten, voor wat zij kwijt willen. Wij willen dit koppelen aan de vaardigheden mening geven en discussiëren
maar ook aan het onderscheiden van feit en mening. In de NT2-klas zal dit soms aftasten zijn voor de docent.
Wij streven ernaar om dit taalaanbod zo aan te bieden dat het in een veilig leerklimaat goed behandeld kan
worden en we hopen zelfs dat het leidt tot meer kennis over en inzicht in andere culturen waardoor het niet
alleen een talig leerzame maar een interessante ervaring is.

klaar voor de start! praat samen


Gebruikt u Contact! Nieuw deel 3 buiten Nederland, dan zijn punt 3 tot en met 6 van Praat samen niet van
toepassing voor uw cursisten.
In plaats daarvan kunt u zelf alternatieve vragen bedenken of de volgende alternatieve vragen gebruiken:
- Wat vind je van je eigen land?
- Wat vind je van de landen die je hebt bezocht?

tekstboek

Oefening 1
a) Hier is het de bedoeling dat er een klassieke brainstorm plaatsvindt. De woorden land, geschiedenis en
bevolking zijn al aangeboden in eerdere hoofdstukken van de Contact! Nieuw serie en zouden bekend
moeten zijn. De woorden natuur, landschap, cultuur, politiek en economie zijn nog nooit expliciet aangeboden.
De woorden zijn behoorlijk internationaal dus behoeven wellicht weinig uitleg. Check bij de cursisten of ze alle
woorden kennen voor ze aan de brainstorm beginnen. Laat vooral de cursisten het werk doen. Laat dus liever
een cursist een woord uitleggen dan dat u als docent als lopend woordenboek fungeert.

Afhankelijk van hoeveel tijd u voor de brainstorm hebt, kunt u de cursisten het beste eerst individueel woorden
laten opschrijven en pas daarna in groepjes of klassikaal aan het werk laten gaan. Door cursisten eerst
individueel te laten werken zorgt u ervoor dat echt iedereen vanaf het begin actief en betrokken is.

c)
In deze teksten komen enkele woorden voor die negatieve associaties zouden kunnen oproepen bij een deel
van de cursisten. Arm en rijk, leger, dictatuur zijn hier voorbeelden van. Helaas zijn ze voor sommige van onze
cursisten ook de realiteit als ze praten over hun land van herkomst. We gaan ze daarom niet compleet uit de
weg maar proberen ze in een zo neutraal mogelijke setting aan te bieden. Juist in de B-niveaus van CEFR moet
men soms ook communiceren over moeilijkere, abstractere of gevoeligere thema’s. Daarom zit dit vocabulaire
wel bij het aanbod.
De meeste omschrijvingen die in deze en volgende oefeningen worden gebruikt komen uit of zijn gebaseerd
op omschrijvingen uit Thematische woordenschat. Nederlands voor Anderstaligen. ISBN 9789054516989 van
uitgeverij Intertaal.

33

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 33 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Differentiatiemogelijkheid:
Het is mogelijk om na deze oefening nog twee extra oefeningen te doen.
U kunt in een korte spreekoefening cursisten laten bespreken of ze nog nieuwe informatie over Nederland in de
tekst hebben gelezen, of dat ze alles al wisten en bij a) hadden opgeschreven.

U kunt ook een korte oefening doen met de focus op de spelling van de nieuwe woorden. U kunt daarbij
onderstaande instructie gebruiken:
Werk samen met een medecursist. Cursist A doet het boek dicht. Cursist B zegt zeven woorden uit oefening b)
en c). Cursist A schrijft de woorden op. Wissel daarna van rol. Controleer ten slotte samen de spelling van alle
woorden.

Oefening 3
Oefening b) en c) zijn bedoeld om cursisten erop te wijzen dat je bij bepaalde informatie, zoals deze over
landen, goed moet oppassen of de informatie een feit is, of dat het een mening is. In de D- oefeningen van dit
hoofdstuk zullen cursisten zelf ook presentaties over hun land van herkomst (of een ander land naar keuze)
geven. Het zou kunnen dat er bij die presentaties andere beelden van landen bestaan bij de cursisten onder-
ling. In dat geval kunt u als docent verwijzen naar deze oefening. Soms gaat het om feiten, soms om meningen
en soms om ervaringen die je een gekleurd beeld geven. Daar is plaats voor in de Nederlandse samenleving.
Dit geldt zowel voor het Nederlandse onderwijssysteem als voor de Nederlandse werkvloer. En daar hopen
de meeste cursisten toch terecht te komen. Als cursisten de verschillen tussen feiten en meningen leren zien
en zich realiseren dat ze zich dit niet persoonlijk aan hoeven te trekken, dan kan dit een zinvolle ervaring zijn.
Uiteraard denkt het auteursteam niet dat door de behandeling van een hoofdstuk een omslag in denken van
cursisten teweeggebracht zal worden. Het is hooguit bedoeld als kleine aanzet hiertoe.

Oefening 4
a) Deze oefening is een zeer korte herhaling van wat men al zou moeten weten van vergelijken. Cursisten zien
comparatief + dan en net/niet zo groot als + positief.
U kunt naar aanleiding van deze oefening vragen wat cursisten nog meer weten van vergelijken.
Bekijk eventueel samen met de groep de informatie over comparatief en superlatief in het grammatica-
overzicht. In het werkboek staat ook een oefening waarin een en ander herhaald wordt.

b) Na deze oefening moet men twee werkboekoefeningen maken zodat men ziet dat deze variaties ook met
andere woorden mogelijk zijn. Je kunt bijvoorbeeld ook zeggen een van de kleinste/beste/leukste of steeds beter/
erger/fijner/makkelijker.

Check in de les of dit ook duidelijk is voordat u met de groep aan oefening 5 begint. Oefening 5 is een C-oefe-
ning. Er is sprake van gestuurde productie.

Oefening 6
a), b), c): In de voorbeelden in het boek hebben we zoveel mogelijk geprobeerd beperkende relatieve bijzin-
nen te gebruiken. Dat betekent dat de relatieve bijzin niet weglaatbaar is en dat die bijzin de betekenis van het
antecedent specificeert (=beperkt). Dit type relatieve bijzin krijgt, in tegenstelling tot de uitbreidende relatieve
bijzin, geen komma voor het relatief pronomen.

Voor meer informatie zie:


https://taaladvies.net/taal/advies/vraag/459/komma_bij_beperkende_en_uitbreidende_bijvoeglijke_bijzinnen/

d) Dit is een heel voorzichtige C-oefening. De oefening is bewust simpel gehouden en, op zin 1 en het voor-
beeld na, een klein beetje open zodat cursisten echt een beetje eigen inbreng hebben.

34

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 34 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 7
Er zijn twee opties voor deze oefening. U kunt kiezen uit een tekst over Japan of over Argentinië.
Mogelijk heeft u cursisten uit één van beide landen in uw groep. In dat geval kunt u het beste het land kiezen
dat niet vertegenwoordigd wordt in uw klas zodat de informatie voor iedereen nieuw is.
Als u de pech hebt dat u zowel een cursist uit Argentinië als uit Japan in uw groep hebt dan kunt u de klas het
beste laten beslissen welke tekst wordt gekozen.
U kunt er eventueel ook voor kiezen om zelf een tekst te schrijven over een land dat niet vertegenwoordigd
wordt in uw groep.
Informatie over landen kunt u vinden op www.wikikids.nl, www.wereldreis.net/landeninfo,
www.anwb.nl/vakantie/landeninformatie, www.landenkompas.nl

Namen van landen en steden kunt u vooraf op het bord zetten. De spelling van deze landen en steden moet
geen belemmering zijn om de tekst te kunnen volgen. Hier moet de aandacht van de cursisten niet teveel
naartoe worden getrokken.

Oefening 8
Om de aandacht van de cursisten bij de presentaties te houden stelt elke cursist drie vragen bij zijn/haar presentatie.
Herinner de cursisten eraan dat ze de vragen moeten kunnen beantwoorden. U kunt ervoor kiezen om ze
tijdens de presentatie aantekeningen te laten maken.

werkboek

Oefening 1
De grondstoffen worden aangehaald in de luisterteksten van het tekstboek. In het tekstboek was geen ruimte
om er explicieter aandacht aan te besteden. Daarom volgt er een korte oefening in het werkboek. Deze
oefening zet ook aan tot het zelf opzoeken van woordenschat.

Oefening 2
In deze oefening herhalen we kort een paar manieren om je mening mee te geven en deze te onderbouwen.

Oefening 9
b) Vraag 1 van b) overlapt met vraag 1 van a). We willen bij b) het antwoord van a) niet weggeven door in elke
vraag het woord Alaska te gebruiken. Omdat oefening a) en b) op dezelfde pagina staan zou dit een slimme
cursist meteen opvallen. Om in de vragen van b) te kunnen verwijzen naar de plaats waar Liam vandaan komt
door woorden zoals ‘hiervan’ hebben we toch maar de vraag ‘Waar komt Liam vandaan?’ opgenomen.

Oefening 10 – Beoordeling inleveropdracht


Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:
Inhoud:
- Is de tekst begrijpelijk?
- Staat er in de tekst informatie over de ligging van het land?
- Staat er in de tekst informatie over de buurlanden van het land?
- Staat er in de tekst informatie over de oppervlakte van het land?
- Staat er in de tekst informatie over het aantal inwoners?
- Staat er in de tekst informatie over de taal/talen van het land?
- Staat er in de tekst informatie over het landschap van het land?
- Staat er in de tekst informatie over de politieke leider van het land?
- Staat er in de tekst informatie over de regeringsvorm van het land?
- Geeft de cursist minstens drie redenen?

Vorm:
- Zijn de presens-/perfectum-/imperfectumvormen correct gebruikt en gespeld?
- Is de zinsstructuur in hoofdzinnen correct?
- Is de zinsstructuur in bijzinnen correct?
- Gebruikt de cursist de correcte (vorm van) de pronomina?

35

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 35 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Hoofdstuk 14
tekstboek

Algemeen
In dit hoofdstuk leren cursisten om informatie in middellange nieuwsberichten te begrijpen. In Contact! Nieuw
deel 2, hoofdstuk 9 was er ook een hoofdstuk over het nieuws. Dat hoofdstuk bevatte nieuwsberichten die een
cursist kon tegenkomen in zijn/haar onmiddellijke woonomgeving. Bijv. in huis-aan-huiskrantjes, wijkkrantjes.
Ook was er voor berichten gekozen die binnen de interessesfeer van de cursisten konden liggen omdat ze
praktische informatie verschaften (weer, verkeersinformatie, informatie over gemeente, activiteiten in de buurt).
Groot politiek nationaal of internationaal nieuws gingen we in dat hoofdstuk uit de weg, o.a. omdat we aan-
namen dat cursisten op dat niveau (tussen A1 en A2) nog veel van dat nieuws in hun eigen taal zouden volgen.

In dit hoofdstuk maken we wel de stap naar ‘groter’ en minder persoonlijk nieuws. Wellicht volgen nog steeds
veel cursisten dit soort nieuws het liefst in hun moedertaal. Naarmate hun niveau vordert is het echter van
belang dat ze in contact komen met de Nederlandse taal rond niveau B1. Een goed voorbeeld hiervan is de
taal in nieuwsberichten. Om ervoor te zorgen dat de cursisten zo weinig mogelijk frustratie ervaren wanneer ze
nieuwsberichten in het Nederlands lezen of luisteren vinden we het gerechtvaardigd om er een hoofdstuk aan
te besteden. We laten dit hoofdstuk met opzet volgen op hoofdstuk 13. Daarin is veel vocabulaire behandeld
om landen te beschrijven. Veel van dit vocabulaire komt terug in nieuwsberichten. Ook de in hoofdstuk 13
behandelde relatieve bijzin en het in hoofdstuk 10 behandelde passivum komt men vaak tegen in nieuws-
berichten. Dit past bij het cyclische karakter van Contact! Nieuw.

tekstboek

Oefening 1a
In een hoofdstuk over nationaal en internationaal nieuws zou het niet realistisch zijn om alleen maar leuke en
positieve berichten te laten zien.

Zo zit de wereld helaas niet in elkaar. Sommige cursisten hebben wellicht nare dingen meegemaakt. Dat
merken wij ook in de klas. Toch is onze ervaring dat hoogopgeleide cursisten wel de tools willen krijgen om zich
uit te kunnen drukken over nare dingen die ze hebben meegemaakt of om berichten daarover te begrijpen.
Daarom gaan we woordenschat als ‘slachtoffer’ en ‘ontploffing’ niet uit de weg. We doen ons best om de
berichten niet te confronterend te maken. Dat is uiteraard ook weer niet nodig.

We beginnen het hoofdstuk met een stelling waarin we cursisten de ruimte bieden om aan te geven hoe zij
omgaan met vervelend nieuws. Dit biedt ruimte voor de docent om hier een gesprek over te voeren zodat het
lesklimaat veilig kan blijven.

Oefening 1d
Deze oefening dient om een aanzet te geven voor een klassengesprek over kennis verkrijgen over het land
waarin je woont of waar je naartoe gaat (als cursisten op het moment van de cursus buiten Nederland
verblijven). Deze kennis verkrijgen is niet altijd makkelijk.

Inburgeraars zijn verplicht om een examen Kennis van de Nederlandse maatschappij af te leggen. Maar wellicht
is nog niet iedereen daar al mee bezig. Expats of uitwisselingsstudenten hebben zo’n plicht niet, maar hebben
misschien zelf manieren gevonden om aan de kennis te komen. Wellicht hebben cursisten leuke tips voor elkaar.
De docent kan bepalen hoelang dit klassengesprek moet duren aan de hand van de input van de cursisten.

Oefening 2
Deze oefening traint tempolezen. Het is echt de bedoeling dat de cursisten deze teksten snel lezen. Men krijgt
iets meer dan 1 minuut per tekst. Deze tekst hoeft echt niet in detail begrepen te worden. In eerste instantie
hoeft men alleen het onderwerp in hoofdlijnen te kunnen bepalen.

36

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 36 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Bij oefening b moet dan de juiste titel bij een bericht worden gekozen. Ook onder tijdsdruk. De cursisten zullen
hiervoor scannend moeten lezen. Woorden uit de titel komen ook terug in de berichten. Op die manier zouden
ze snel achter het goede antwoord moeten komen.

Pas bij oefening e wordt er inhoudelijk dieper op de berichten ingegaan d.m.v. meerkeuzevragen.

Houd deze volgorde van oefeningen goed aan en ga nog niet in op vragen van cursisten over vocabulaire. Houd
ook de tijd strikt aan. Lezen onder tijdsdruk is iets wat cursisten moeten kunnen. Bijvoorbeeld wanneer ze willen
deelnemen aan een staatsexamen.

Men mag overigens bij het maken van oefening a en b een woordenboek gebruiken. Mits men de tijdslimiet
niet overschrijdt. Het is zelfs zinvol om de cursisten zelf te laten ervaren dat men keuzes moet maken als men
iets wil opzoeken. De tijd tikt door. Net als wanneer men een leesexamen zou doen.

Oefening 3
De reden waarom deze grammatica behandeld wordt is omdat cursisten zinnen met deze constructie moeten
kunnen begrijpen. Ze moeten weten dat deze zinnen geruchten of onzekere informatie aanduiden en geen
feiten. Dat is belangrijk bij tekstbegrip.

Met oefening b) willen we de cursisten laten zien hoe ze dit aan de verba kunnen zien. Verder gaan we niet diep
in op de vorm van deze zinnen omdat de cursisten deze zinnen nog niet hoeven te produceren. Het is prima als
ze dat wel kunnen na deze oefening maar we verwachten het nog niet.

Ook gaan we alleen in op informatie die betrekking heeft op het verleden. Geruchten over toekomstige situaties
behandelen we hier nog niet.

We realiseren ons dat we de vorm van zinnen met geruchten erg versimpeld hebben. Dat doen we om cursisten
niet in verwarring te brengen.

Oefening 4
Deze oefening gaat alleen over het begrijpen van de volgorde van gebeurtenissen. Daarom gaan we nog niet
specifiek in op het plusquamperfectum dat bij ‘nadat’ gebruikt wordt als de hoofdzin en bijzin beide in het
verleden spelen.

Oefening 5
In deze c-oefening laten we de cursisten alleen daarvoor en daarna actief gebruiken.

Aan het actief gebruiken van nadat zijn namelijk grammaticale onderwerpen verbonden die nog niet
behandeld zijn, zoals het plusquamperfectum.
Dat kan dus zeker niet productief geoefend worden.
Daarvoor en daarna kunnen wel actief geoefend worden.
Let goed op of de cursisten daadwerkelijk verledentijdsvormen gebruiken in hun uitingen.

37

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 37 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 6
De volgende woorden uit dit bericht zijn nog niet behandeld in Contact! Nieuw:
nep, bestrijden, factchecken, het virus, bewust, onbewust, opvallend, buitenlands, het persbureau,
benadrukken, de wereld
Desalniettemin is dit bericht in de leergang opgenomen. Het is namelijk zeer realistisch dat cursisten te maken
krijgen met teksten waarvan zij niet alle woorden kennen.
Dit zou ze niet moeten belemmeren om een opdracht uit te voeren.
In dit geval is de opdracht tweeledig:
a) het onderwerp van het nieuwbericht begrijpen en dit in hoofdlijnen kunnen volgen
b) spreken en een mening geven over het onderwerp.

Aangezien dit een leergang is, kunt u, nadat de opdracht is uitgevoerd, uiteraard alsnog expliciet aandacht
besteden aan bovengenoemde woorden. Ze zijn niet in de woordenlijst opgenomen maar hoe meer woorden
de cursisten kennen, hoe beter.

Oefening 7
D-oefeningen zijn meestal spreek- of schrijfoefeningen. In dit hoofdstuk is deze luisteroefening ook een D-oefe-
ning. Het doel van dit hoofdstuk is immers dat men de belangrijkste informatie uit nieuwsberichten kan halen.

In de eerder in dit hoofdstuk behandelde nieuwsberichten ging het niet alleen om begrip maar was er ook
aandacht voor nieuw vocabulaire en nieuwe grammatica. In deze D-oefening moeten cursisten alleen laten zien
dat ze het bericht begrijpen door er een meerkeuzevraag over te beantwoorden. Bijkomend voordeel van deze
oefening is dat het ook een goede oefening voor een luistertoets aan het eind van een cursus kan zijn. Dit is
het op twee na laatste hoofdstuk dus zowel cursist als docent zullen wellicht al bezig zijn met afronding van de
cursus en dus toetsing.

werkboek

Oefening 2
Deze oefening is bedoeld om cursisten te laten zien dat als ze eenmaal een vorm van een woord kennen, het
vaak heel makkelijk is om gerelateerde woorden af te leiden.

In dit geval geven we uiteraard de woorden die niet in dit hoofdstuk zijn opgenomen weg. Dat zijn immers
formeel geen leerwoorden.

Oefening 4
Bij deze oefening hoeven cursisten alleen te bepalen of de nieuwsberichten feiten of geruchten betreffen. Ze
hoeven verder niets te doen met de inhoud van de berichten. In de berichten komen ook enkele woorden voor
die nog niet expliciet als leerwoorden in Contact! Nieuw zijn opgenomen. Dit is gedaan omdat dat wat nieuws-
berichten betreft een realistische situatie is. Het zal nog lang duren voordat cursisten zo’n grote woordenschat
hebben dat ze alle nieuwsberichten 100% kunnen begrijpen. Dat neemt niet weg dat ze zich er al wel bewust
van kunnen worden dat niet alle informatie die ze horen feiten betreft.

Oefening 6
Bij deze oefening hoeven cursisten alleen te bepalen in welke volgorde de gebeurtenissen plaatsvinden. Ze
hoeven verder niets te doen met de inhoud van de berichten. In de berichten komen ook enkele woorden voor
die nog niet expliciet als leerwoorden in Contact! Nieuw zijn opgenomen. Dit is gedaan omdat dat wat nieuws-
berichten betreft een realistische situatie is. Het zal nog lang duren voordat cursisten zo’n grote woordenschat
hebben dat ze alle nieuwsberichten 100% kunnen begrijpen. Dat neemt niet weg dat ze zich er al wel bewust
van kunnen worden dat gebeurtenissen niet altijd in chronologische volgorde worden genoemd. Door middel
van signaalwoorden kan men wel achter de juiste volgorde komen.

Oefening 10c
Tip: Maak een groepsdocument aan zodat de groep hun woordenlijsten kan delen.

38

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 38 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 11
In Contact! Nieuw deel 3 hebben we vaker opdrachten ontwikkeld waarbij cursisten zelf op zoek moeten naar
teksten en waarbij van de cursisten gevraagd wordt om bewust op zoek te gaan naar nieuwe woorden
buiten de woordenlijst om. Dat doen we met opzet. Wij zijn van mening dat iemand die de taal echt machtig
wil worden niet achterover kan blijven leunen en af kan blijven gaan op een leergang. De leergang is een goede
en gedegen basis maar een cursist is ook zelf verantwoordelijk voor zijn of haar taalontwikkeling. Rond niveau
B1 moet dit ook echt gaan blijken. Praktijkgerichte opdrachten zoals deze moeten ervoor zorgen dat cursisten
zich hier ook bewust van gaan worden. Wellicht beginnen zich nu in de klas ook verschillen af te tekenen tussen
cursisten die trouw dit soort opdrachten uitvoeren en cursisten die dit soort opdrachten minder vaak of goed
doen. In alle waarschijnlijkheid zal het eerste soort cursisten lees- en luisterteksten veel beter gaan begrijpen en
tijdens spreekoefeningen makkelijker uit hun woorden komen.

Hoofdstuk 15
tekstboek

Titel hoofdstuk
Check bij de cursisten of ze deze uitdrukking begrijpen. Laat ze nadenken over wat meten en weten in dit geval
inhoudt. Afhankelijk van de groep kunt u wat dieper ingaan op het principe meten is weten: dat statistische
informatie helpt om besluiten te nemen, maar ook dat het in de politiek als excuus gebruikt wordt om het te
nemen besluit uit te stellen: “We weten er nog niet genoeg van. Het moet eerst goed onderzocht worden. We
hebben meer informatie nodig om een besluit te kunnen nemen.”

Oefening 1
Cursisten zullen misschien willen weten hoe de verschillende typen figuren heten (staafdiagram, cirkeldiagram,
etc.). We adviseren om het in dit stadium te houden bij ‘grafieken’. Meer gedetailleerde termen zijn nu niet
nodig. Om die reden hebben we die termen met opzet niet vermeld hier.

Als u uw cursisten wat meer wilt laten oefenen met statistische informatie, laat ze dan wat zeer leesbare
artikelen lezen op: https://www.nu.nl/tag/Centraal%20Bureau%20voor%20de%20Statistiek.

Attendeer de cursisten op de eigenaardigheid in de Nederlandse taal dat na percentages altijd een verbum in
het singularis volgt. Dit is tegennatuurlijk voor veel cursisten, omdat de meeste talen de pluralis hanteren bij
percentages.
Breng in herinnering:
- getal + procent + verbum sg (3 procent is)
- getal + kilo + verbum sg (3 kilo is)
- getal + euro + verbum sg (3 euro is)
- getal + jaar + verbum sg (3 jaar is)
etc.
Oefening 3
Eventueel kunt u de cursisten nog erop wijzen dat we naast ongeveer ook kunnen zeggen: rond of circa.

Oefening 5
Als u de cursisten meer wilt laten oefenen met het begrijpen en beschrijven van grafieken, kijk dan eens hier:
https://hanswisbrun.nl/wpcontent/uploads/2014/10/2014kijkennaargrafiekenleerling.pdf

Oefening 7
Laat cursisten eerst nadenken: bij welke verba gebruiken we hebben en wanneer zijn? Geef wat voorbeelden
(bijvoorbeeld: komen, gaan, werken, spelen) om ze op weg te helpen. Kunnen ze uit die verba in het schema al
iets afleiden over (veranderde) situatie of actie?

39

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 39 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Oefening 9
Bij a) - Beoordeling inleveropdracht
Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:
Inhoud:
- is de tekst begrijpelijk?
- worden alle onderdelen van de opdracht behandeld?
- is de beschrijving niet te uitgebreid? M.a.w.: staan alleen de hoofdzaken van de grafiek beschreven?

Vorm:
- is de zinsbouw correct? M.a.w. woordvolgorde in hoofdzin en bijzin kloppend?
- heeft elke zin een subject en een persoonsvorm?
- klopt de vorm van de verba?
- is het gebruikte vocabulaire adequaat?

Bij b) Feedback presentatie:


Geef eventueel deze expliciete criteria voor de presentatie:
- Logische structuur (zie oef. 5 in het tekstboek) + gebruik structuurwoorden.
- Spreek rustig en duidelijk. Geef belangrijke woorden extra nadruk.
- Visualiseer!
Laat eventueel een paar cursisten voor de hele groep presenteren.

werkboek

Oefening 12 – Beoordeling schrijfopdracht

in je eigen woorden. Let op de structuur. Gebruik signaalwoorden.

Beoordeel de schrijfproducten van de cursisten op de volgende punten:


Inhoud:
- is de tekst begrijpelijk?
- worden alle onderdelen van de opdracht behandeld?
- is de structuur correct?
* welke mensen hebben geen internet?
* hoeveel mensen hebben geen internet?
* vergelijking met 5 jaar geleden?
* waarom hebben ze geen internet?

Vorm:
- is de zinsbouw correct? M.a.w. woordvolgorde in hoofdzin en bijzin kloppend?
- heeft elke zin een subject en een persoonsvorm?
- klopt de vorm van de verba?
- is het gebruikte vocabulaire adequaat?

40

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 40 04-01-21 12:24


4 Didactische aanwijzingen voor de docent

Hoofdstuk 16
tekstboek

Titelpagina
In de opstartoefening ‘praat samen’ is kletsen het meest voor de hand liggende synoniem voor praten over
koetjes en kalfjes. Dit woord is echter nog niet eerder aan bod gekomen en kan dus nog niet als bekend worden
verondersteld. Het woord kletsen wordt in het begin van dit hoofdstuk aangeboden.

Dit hoofdstuk is als het ware een terugblik op het boek: in alle oefeningen wordt er teruggegrepen op thema’s
die eerder aan bod zijn gekomen. Daarnaast ligt hier vooral de nadruk op spreken, gesprekken voeren en
luisteren aan de hand onderwerpen die in het Raamwerk NT2 voor niveau B1 worden genoemd.

Oefening 4a
Deze oefening nodigt uit tot een open gesprek/overleg. Mocht dit nog te uitdagend zijn voor uw cursisten, dan
kunt u het bespreken van het eerste deel (wat zijn de taken?) klassikaal doen. Vervolgens hebben de cursisten
zeker de juiste woorden tot hun beschikking om zelf in drietallen de taken te verdelen.

werkboek

Klanken, spelling en uitspraak


Dit is een herhaling van de belangrijkste oefeningen met vocalen in dit boek.

Oefening 11a
Streetlab: vrienden worden met vreemden: https://www.youtube.com/watch?v=4GMteB1TmH8

41

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 41 04-01-21 12:24


42

Contact_nieuw_3_Docentenhandleiding.indd 42 04-01-21 12:24

You might also like