Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 12

Opdrachten godsdienstsociologie – Sanne de Laat (s1026452)

College 3

1. Op welke wijze heeft volgens Weber de protestantse ethiek bijgedragen aan de


opkomst van het kapitalisme? Maak in je antwoord gebruik van het begrip ‘elective
affinity’ (Wahlverwandtschaft)

Het type kapitalisme dat volgens Weber door de protestantse ethiek is opgekomen, is het
(westerse) moderne rationele kapitalisme. Dit type kapitalisme omvat volgens hem een vrije
markt (niet produceren voor behoefte maar om een behoefte te creëren), een efficiënte
productie en een reductie van kosten (hoe kan je zo veel mogelijk verdienen tegen zo weinig
mogelijk kosten), waarvoor ook een rationele boekhouding nodig is.

Om dit moderne rationele kapitalisme tot stand te brengen is aldus Weber een protestantse
ethiek nodig. Ten eerste beweert Weber dat alleen het protestantisme ruimte biedt voor de
ontwikkeling van de kapitalistische geest. Waar andere religies zich terug trekken in
contemplatie en mystiek zet het protestantisme namelijk aan tot werk in de fysieke wereld.
Dit begint bij Martin Luthers idee van werk als roeping van God. God dienen op aarde kan
door je aardse opdrachten te doen, of te wel door te werken. De wereldse activiteit van het
werken wordt met Luthers idee van ‘roeping’ moreel gerechtvaardigd.

Op zichzelf was dit echter niet voldoende om de geest van het kapitalisme te doen ontstaan,
omdat de leer aanvankelijk traditioneel werd geïnterpreteerd. Dit houdt in dat volgens
Luther een ieder God moest dienen, of te wel moest werken, binnen zijn maatschappelijke
positie. Een ieder was dus gebonden aan zijn sociale status en kon niet groeien op de
maatschappelijke ladder. De wereldse activiteit van het werken wordt met Luthers idee van
‘roeping’ wel moreel gerechtvaardigd, maar hij geeft geen motivatie tot het soort
economische ascetisme dat noodzakelijk was voor het moderne rationele kapitalisme. In het
idee van werk als roeping zit wel ascetisme: Het feit dat werken een roeping van God is geeft
aan dat werk een plicht is en niet iets wat je doet voor je eigen plezier. Luther geeft hierbij
echter geen motivatie tot economische ascese, Calvijn geeft deze daarentegen wel.

Het sleutelbegrip in Calvijns theologie is de predestinatieleer. Dit houdt in dat God voor je
geboorte al heeft bepaald of je tot de uitverkorenen of de verdoemden behoort (of je naar

1
de hemel of hel gaat). Weber meent dat dit lijdt tot een ondragelijke psychologische
spanning: Waarom zou je je nog actief in het leven opstellen als je niks aan je lot kan
bijdragen, het heeft toch geen zin. Dan komt binnen kleinere stromingen binnen het
calvinisme het idee op dat succes in de aardse activiteiten teken van uitverkiezing kan zijn.
Zij trekken de theologisch ongeldige maar psychologisch bevredigende conclusie dat God
degenen die hij heeft uitgekozen, met materiële voorspoed zal begunstigen. Zo zet de
predestinatieleer mensen ertoe aan te werken als roeping van God, omdat ze op die manier
kunnen bewijzen dat ze tot de uitverkorenen behoren.

Hierbij komt ook een ascetische levenswijze kijken: In het werken naar materiele voorspoed
gebruik je de vruchten van je inspanningen niet voor eigen genot, maar deze herinvesteer je.
Je bent immers op zoek naar succes als teken van Gods uitverkiezing. De protestantse ethiek
kent dus een sterke zelfbeheersing en zelfverloochening. Calvijns predestinatieleer verschaft
zo de motivatie tot economisch ascetisme, die bij Luthers idee van roeping ontbreekt

In het voorgaande zien we drie belangrijke onderdelen van de protestantse ethiek: werken
als een goddelijke roeping, succes als een teken van uitverkiezing én de daarbij horende
ascetische levenswijze. Deze onderdelen leiden tot de geest van het kapitalisme, die bestaat
uit: een arbeidsethos, winstmaximalisatie en de accumulatie van kapitaal. Door hard werken
behaag je god, daar komt het arbeidsethos vandaan. Je accumuleert kapitaal en streeft naar
winst – als teken van maatschappelijk succes en dus uitverkiezing. Maar je bent ook
ascetisch en leeft sober, dus je bent er ook op gericht om dat vermogen in je bedrijf te
investeren. Deze kapitalistische geest leidt er vervolgens toe dat je omwille van dat streven
naar succes rationeel kapitalistisch gaat handelen. Want als je je boekhouding niet op orde
hebt of je productie niet efficiënt is, dan verlies je je vermogen en maak je kosten. Zo heeft
de protestantse ethiek dus bijgedragen aan de opkomst van het kapitalisme.

Dit had echter niet plaats kunnen vinden zonder ‘elective affinity.’ Dit houdt in: het
historisch toevallig samengaan van een religieus wereldbeeld met de ideële en materiële
interesses van een specifieke groep, waarbij het wereldbeeld in dit geval natuurlijk de
protestantse ethiek is. De sociale groep die overeenkomende interesses met de protestantse
ethiek hadden, was de opkomende middenklasse van handelaren en ambachtslieden. Deze
groep had als ideële interesse verlossing en als materiële interesse een legitimatie van hun
economisch handelen. Beiden behoeftes worden door de protestantse ethiek voorzien.

2
Immers, het idee van werken als roeping legitimeert economisch handelen en in dit
handelen kan men tevens verlossing vinden – in die zin dat economisch succes een teken van
uitverkiezing is.

Dit samengaan van het protestantse wereldbeeld met de opkomst van een nieuwe
middenklasse van handelaren en ambachtslieden is belangrijk voor de opkomst van het
kapitalisme. De protestantse ethiek had namelijk geen positief effect op de opkomst van het
kapitalisme kunnen hebben als die groep aan ambachtslieden en handelaren nooit
opgekomen was: Dan zouden er geen sociale dragers voor de protestantse ethiek zijn. De
sociaal economische ontwikkeling (ontstaan groep middenklasse handelaren) en sociaal
culturele ontwikkeling (religieus wereldbeeld) die tegelijk liepen grepen op elkaar in en
versterkten elkaar, wat voor groot belang voor het kapitalisme was.

2. Met name in de Verenigde Staten bestaat er nog steeds een relatie tussen de
religieuze achtergrond van mensen en hun sociaal-economische positie (sociale
stratificatie). Deze relatie is echter indirect en verloopt via opleiding, gezinsvorming
en sociale netwerken. Leg in je eigen woorden uit wat hiermee bedoeld wordt.

De culturen van religieuze groepen zijn van belang omdat ze bepalend zijn voor de
beslissingen die mensen nemen over hun opleiding, hun gezin en met wie ze omgaan. Al
deze beslissingen dragen bij aan hun sociaal-economische positie en daarmee ook de sociale
stratificatie in de samenleving. De VS bijvoorbeeld, is een overwegend protestants land. Dit
heeft invloed op hoe tegen academische opleidingen en wetenschap gekeken wordt. Veel
protestanten kijken hier met argwaan naar en maken op basis daarvan keuzes over de
opleiding van hun kinderen. Zo kiezen ze vaak voor ‘home-schooling’ om hun kind aan de
seculiere invloed van de scholen te onttrekken. Dit heeft uiteraard juist een negatieve
invloed op het opleidingsniveau van hun kinderen en daarmee op hun sociaal-economische
status. Een lager opleidingsniveau betekent een lager sociaal-economische status.

Religie heeft in de VS echter ook invloed op de sociaal-economische positie via


gezinsvorming. Veel protestantse waarden op het vlak van gezinsvorming zijn conservatief,
wat betekent dat er in het huishouden een sterke man-vrouw verdeling is. Het is gewoonlijk
om jong te trouwen en op jonge leeftijd (veel) kinderen te krijgen, waardoor de vrouw thuis

3
moet blijven en vaak geen opleiding kan nastreven. Dit resulteert in laagbetaalde banen en
dus een lagere sociaal-economische positie.

Als laatst heeft religie indirect invloed op de sociaal-economische positie via sociale
netwerken. Dit houdt in dat mensen vanuit hun ‘family of origins’, oftewel de personen
waarbij iemand opgroeit, vaak in een netwerk van gelijkgestemden terecht komen. In die
netwerken worden dan bv. conservatieve protestantse waarden die iemand van huis uit
heeft meegekregen – zoals een anti-opleidingshouding of het idee dat op vroege leeftijd
kinderen te moeten krijgen – versterkt en bevestigd. Zo blijven zij in hetzelfde
waardenpatroon hangen, terwijl dit waardenpatroon een negatieve invloed heeft on hun
sociaal-economische positie (zoals in het voorgaande is geschetst).

We hebben dus gezien dat religie via opleiding, gezinsvorming en sociale netwerken indirect
invloed uitoefent op de sociaal-economische positie van gelovigen, waardoor er in de VS nog
steeds een relatie tussen de religieuze achtergrond van mensen en hun sociaal-economische
positie bestaat. Zo zorgt religie dus ook voor sociale stratificatie, oftewel gelaagdheid in de
samenleving. Verschillende religies, met verschillende waarden, hebben verschillende
invloeden – positief of negatief – op de sociaal-economische posities van de gelovigen,
waardoor sociale stratificatie ontstaat.

College 6

1. Binnen neosecularisatie-theorieën wordt een onderscheid gemaakt tussen


secularisatie op het macro, meso en microniveau. Wat houdt secularisatie op deze
niveau’s in? Geef voor ieder niveau een voorbeeld van secularisatie.

Het idee van reguliere secularisatie-theorieën is dat modernisering de religieuze plausibiliteit


en autoriteit aantast. Dit zorgt echter voor discussie, gezien het feit dat we in een
gemoderniseerde samenleving als de VS geen secularisatie zien. Vanaf de jaren 60 zien we
daar de opkomst van allerlei nieuwe religieuze bewegingen. Eind jaren 70/begin jaren 80
hebben we de ‘moral majority’ en de ‘new Christian right’ gehad. Bovendien zien we in de VS
een groei van meer conservatieve religieuze bewegingen zoals het evangelisch christendom
en de pinksterkerken. Om deze reden is Karel Dobbelaere een voorstander van de
neosecularisatie-theorie. Deze deelt dezelfde basisideeën als de reguliere secularisatie-
theorieën, maar voegt er aan toe dat we op verschillende niveaus naar secularisatie moeten

4
kijken: op macro, meso en microniveau. Op die manier kunnen we kijken naar de mate van
secularisatie in verschillende delen van de wereld en kunnen we met tegenstellingen
werken. Zoals hoe het kan dat in een hoogontwikkelde moderne samenleving als de VS nog
veel kerkgangers zijn, terwijl in een hoogontwikkelde moderne samenleving als Europa dit
niet het geval is. Het hoeft volgens Dobbelaere namelijk niet zo te zijn dat als op microniveau
sprake is van secularisatie dat noodzakelijkerwijs ook geldt voor het macro en mesoniveau
(en omgekeerd). Zo wil hij in één theoretisch perspectief toch tegenstellingen van over de
hele wereld combineren. Om dit te begrijpen zal ik eerst de verschillende niveaus uitleggen.

Het macroniveau betreft de secularisering van de samenleving door structurele of


functionele differentiëring. Er zijn verschillende functies te vervullen in de moderne
samenleving: de zorg, de politiek, de rechtspraak, de kunst, onderwijs. Dat worden
zelfstandige specialistische instituties en religie verliest invloed, oftewel autoriteit, als het
gaat om die instituties. Religie is niet langer een overkoepelend systeem, maar zelf een
subsysteem geworden. Een voorbeeld van secularisering op macroniveau is de scheiding
tussen kerk en staat. Op het niveau van de staat heeft religie geen autoriteit meer, de staat
stelt zich neutraal op en heeft geen voorkeur voor een bepaalde religieuze groepering. De
staat bemoeit zich niet meer met die religies en religie bemoeit zich ook niet meer met de
staat. Dit betekent ook dat als het gaat om politieke beslissingen de staat geen religieuze
motieven meer in acht zal nemen.

Het meso-niveau betreft de secularisering van religieus-maatschappelijke instituties. Veel


maatschappelijke functies werden eerst vervult door religieuze organisaties, bijvoorbeeld de
zorg of het onderwijs, veel ziekenhuizen/scholen zijn van origine katholiek, maar die
instituties laten zich door toenemende specialisering steeds minder leiden door religieuze
principes. De invloed van religie op deze maatschappelijke instituties neemt dus af. Het
Radboudumc en de Raboud Universiteit zijn bijvoorbeeld van oudsher katholiek. Het
Radboudumc heeft echter besloten een transgendercentrum te starten, waardoor er een
clash met de bisschoppen is ontstaan. Uiteindelijk heeft dit (samen met een aantal andere
conflicten) ertoe geleid dat het Radboud (zowel het ziekenhuis als de universiteit) haar
predicaat ‘katholiek’ verliest. Het feit dat men een transgendercentrum wil toont al aan dat
men eerder medisch technische overwegingen dan religieuze overwegingen in acht neemt

5
als het aankomt op het beleid binnen de organisatie. Hierin zien we dus dat religie zijn
invloed op maatschappelijke instituties verliest.

Het microniveau betreft de secularisatie van individuen. Dit wordt gekenmerkt door het
verlies van controle door religieuze autoriteiten over de vorm en inhoud van wat mensen
geloven en hoe ze dit in de praktijk beoefenen. Dit kan zich uiten in de achteruitgang van
persoonlijke religiositeit en kerkgang, alhoewel dit niet noodzakelijk is. Het gaat er namelijk
met name om dat religie geen autoriteit meer is als het aankomt op hoe en wat mensen
geloven. Door het verlies van controle op dit vlak kan het zijn dat mensen van hun geloof
afvallen of er minder mee bezig zijn, maar dit is niet noodzakelijk. Een andere manier
waarop individuele secularisatie zich kan manifesteren is het niet of minder aanvaarden van
religieuze autoriteit. Met andere woorden, mensen laten zich niet langer door religieuze
instellingen vertellen hoe ze hun leven moeten leiden. Een specifiek voorbeeld van de
secularisatie op microniveau is de neiging van individuen richting spiritualiteit, daarbij staat
namelijk niet een religieuze instelling centraal die men vertelt hoe te leven, maar het
individu zelf en zijn ervaringen.

Het punt van de neo-secularisatie theorie is dus het idee dat secularisatie niet op alle
niveaus gelijktijdig hoeft te voltrekken. Zo kan het dus dat we in een hoogontwikkelde
moderne samenleving als de VS toch een hogere mate van kerkgang zien dan in Europa. In
de VS is sprake van sterke functionele differentiatie – Er is een strikte scheiding tussen kerk
en staat – en hoge technologische specialisering, maar als je op persoonlijk niveau kijkt is er
nog steeds een significant verschil tussen de mate van kerkgang en de acceptatie van
bijbelse normen als autoritatief voor je gedrag ten opzichte van Europese landen. Op
microniveau kent de VS dus een hogere mate van religiositeit dan veel Europese landen. Met
andere woorden, er kan dus sprake zijn van secularisatie op macroniveau, terwijl dat niet
gepaard gaat met secularisatie op microniveau.

2. In zijn artikel maakt Dobbelaere onderscheid tussen manifeste secularisatie (manifest


secularization) en latente secularisatie (latent secularization). Wat houdt dit
onderscheid in? Geef voor ieder soort (manifest en latent) een voorbeeld.

Het onderscheid tussen manifeste en latente secularisatie dat Dobbeleare in zijn artikel
maakt gaat terug op de manifeste en latente consequenties van sociale acties. Manifeste

6
consequenties zijn intentioneel en worden (h)erkend, en latente consequenties zijn niet
intentioneel en worden niet (h)erkend. Als we dit betrekken op secularisatie betekent dat
dat secularisering zowel het resultaat kan zijn van manifeste acties als latente acties. Met
andere woorden, sommige acties hebben een bewust/intentioneel seculariserend effect en
andere een onbewust/niet-intentioneel seculariserend effect.

Een voorbeeld van manifeste secularisatie is te vinden in het laatachtiende-eeuwse Frankrijk.


Daar begon de secularistische beweging toen republikeinse secularisten politieke controle
over het parlement verkregen. Zij waren niet zozeer anti-religieus, maar verzette zich wel
tegen de ‘intégristes’ en dus de invloed van de kerk op verschillende maatschappelijke
instituties. Daarom zorgden zij voor wetten die geleidelijk de scheiding van kerk en staat
invoerden en werkten ze aan een ‘civil law’ (continentaal recht) die geen religie bevatte. Dit
had als gevolg dat verschillende maatschappelijke instituties onafhankelijk van de normen
van de katholieke kerk werden georganiseerd. Zo werd de registratiedienst van de parochie
naar de gemeenten verplaatst werd, waardoor akten van geboorte, huwelijk en overlijden
geseculariseerd werden. Op die manier werd de kerk ontdaan van haar medisch-religieuze
rol. Bovendien kreeg Frankrijk door de verandering van de republikeinse secularisten
staatsscholen die wettelijk verplicht waren niet-religieus te zijn, en ‘neutraal’ tegenover
verschillende geloofsovertuigingen te staan.

Frankrijk aan het eind van de 18e eeuw is dus een duidelijk voorbeeld van manifeste
secularisatie, omdat secularisatie hier het resultaat is van menselijke acties en conflicten die
als intentie hadden om de invloed van religie op de samenleving te doen afnemen
(laïciseren). De Franse republikeinse secularisten hadden politieke controle over het
parlement verkregen, waardoor ze belangrijke subsystemen konden laïciseren en op die
manier intentioneel bezig waren om organisaties op mesoniveau te seculariseren,
bijvoorbeeld (zoals hierboven al beschreven werd) in het rechtssysteem, het medische
systeem het onderwijssysteem.

Secularisatie is echter niet altijd het resultaat van manifeste acties. Secularisatie kan ook
ontstaan als gevolg van acties die een latent seculariserend effect hebben. Een voorbeeld
hiervan is Engeland eind jaren 50. Zo zorgde de professionalisering van lesgeven en
zorgverlening er daar voor dat maatschappelijke instituties zich steeds meer loskoppelden
van christelijke invloeden. Religieus personeel werd zowel in het onderwijs als in de

7
gezondheidszorg vervangen door universitair opgeleide leken. Kennis over filosofie en
theologie was niet langer genoeg om les te kunnen geven over bepaalde zaken. Daar was
meer kennis voor nodig. Er was in het onderwijs dus personeel nodig dat niet langer de kerk
als referentie had, waardoor de christelijke invloed in het onderwijs verdween.

Ook in de ziekenhuizen was personeel nodig dat niet langer de kerk als referentiekader had.
Doktoren benadrukten dat voor het oplossen van bepaalde problemen (zoals abortus en
anticonceptie) een breder ethisch framework en gespecialiseerde kennis nodig was.
Religieus personeel werd daarom vervangen door universitair geschoolde leken, waardoor
professionalisering ook in de zorg voor secularisering zorgde. Professionalisering was dus
noodzakelijk om goede gezondheidszorg en goed onderwijs te garanderen, maar had tevens
ook de secularisering van deze maatschappelijke instituties tot gevolg. Dit was echter niet
intentioneel, waardoor er hier sprake van latente secularisatie is.

College 11

1. Welke twee mogelijke scenario’s zien Heelas en Seel als het gaat om de toekomst
van alternatieve religiositeit en New Age? Geef van ieder scenario een korte
beschrijving en geef tenslotte aan welk scenario Heelas en Seel het meest
waarschijnlijk achten

Heelas en Seel schetsen twee mogelijke toekomstscenario’s als het aankomt op alternative
religiositeit en New age, een optimistische en een pessimistische. Bij het pessimistische
scenario is er sprake van het ‘ageing cohort scenario.’ Dit betekent dat de populariteit van
het holistic milieu tijdelijk is verbonden aan een specifiek geboortecohort. Met andere
woorden, er is een specifieke groep mensen in de samenleving die vatbaar is en
geïnteresseerd is in spirituele activiteiten, maar als die groep uitsterft betekent dat ook dat
die interesse ophoudt. Het zijn namelijk vooral de babyboomers die in de jaren 60/70
volwassen werden het spirituele domein vormen en een centrale rol spelen in het in stand
houden van het spirituele domein. Dit heeft ermee te maken dat zij religieus gesocialiseerd
zijn en om die reden gevoelig zijn geworden voor spirituele thema’s. Jongeren daarentegen
lijken zich aanzienlijk minder aangetrokken te voelen tot spiritualiteit. Als de groep aan
babyboomers die het spirituele domein in stand houdt sterft, zal tevens de interesse voor
spiritualiteit in de samenleving grotendeels uitsterven.

8
Het pessimistische scenario is echter niet het scenario dat Heelas en Seel het meest
waarschijnlijk achten. Het optimistische, ‘cultural transmission’ scenario achten zij het meest
plausibel. Dit houdt in dat het holistic milieu van een tegencultureel tot een mainstream
cultureel verschijnsel is geworden. In de jaren 60/70 miss werd het spirituele domein nog
beschouwd als tegencultureel, maar nu wordt het geaccepteerd. Overal in de brede cultuur
is er volop aandacht voor persoonlijke reflectie en groei. Zo raken jongeren ondanks hun
gebrek aan religieuze socialisatie tóch betrokken bij spiritualiteit, omdat zij in een cultuur
worden gesocialiseerd waar spiritualiteit in de cultuur zit ingebakken. In dit scenario worden
de babyboomers die een grote rol spelen in het in stand houden van het spirituele domein
dus vervangen door een nieuwe generatie. Deze trend van jongeren die zich tot spiritualiteit
richten zal zich volgens Heelas en Seel voortzetten en is volgens hen het meest plausibele
scenario.

2. Hoe spelen cohort- en leeftijdseffecten een rol in de scenario’s van Heelas en Seel?

Als ondersteuning van het pessimistische scenario benoemen Heelas en Seel dat er sprake is
van een ‘declining sacred capital’ onder jongere geboortecohorten. Mensen die zich in het
spirituele milieu begeven blijken uit het Kendal onderzoek vooral mensen te zijn die religieus
gesocialiseerd zijn en dus uit kerkelijke hoek komen. Het spirituele milieu lijkt dus vooral uit
‘switchers’ (afkomstig uit het religieuze milieu) te bestaan. Gezien het feit dat tegenwoordig
steeds minder mensen religieus worden gesocialiseerd (en er dus sprake is van een declining
sacred capital) kan dat echter tot gevolg hebben dat er ook steeds minder switchers naar het
spirituele milieu zullen zijn. Indien religieuze socialisatie een voorwaarde is voor een switch
naar spiritualiteit zal er een steeds kleinere groep switchers zijn die wil overstappen naar het
spirituele domein.

Als ondersteuning van het optimistische scenario benoemen Heelas en Seel echter dat
jongere geboortecohorten, in tegenstelling tot oudere geboortecohorten, in een holistic
milieu worden gesocialiseerd. Oudere geboortecohorten kwamen veelal in het spirituele
domein terecht wegens hun religieuze socialisatie met als gevolg gevoelig te raken voor
spirituele thema’s, maar jongere geboortecohorten groeien op in een cultuur waarin
aandacht voor spiritualiteit reeds alomtegenwoordig is (in onderwijs, gezondheidszorg,
bedrijfsleven, management, media), waardoor zij volgens Heelas en Seel als vanzelfsprekend
gevoelig raken voor spirituele thema’s.

9
Een blijvend probleem is echter dat in het Kendal onderzoek jongeren
ondervertegenwoordigd zijn. Hiervoor verwijzen Heelas en Seel naar het leeftijdseffect. Het
feit dat ze in Kendal geen jongeren hebben gevonden die zich met spiritualiteit bezig houden
is volgens hen te wijten aan het feit dat aandacht voor spiritualiteit leeftijdsgebonden is. Zo
zouden ouderen geleidelijk meer aandacht voor levens- en identiteitsvragen krijgen.
Jongeren hebben dus wellicht geen religieuze achtergrond, maar zullen zich straks toch
richting het spirituele domein bewegen doordat ze opgroeien in een cultuur waarin
spiritualiteit overal aanwezig is. Op deze manier wordt dit normaal voor hen en zullen ze als
ze later een bepaalde leeftijd bereiken gevoelig worden voor spirituele thema’s.

3. Welk scenario acht Bruce het meest waarschijnlijk en waarom?

Bruce’s methode bestaat eruit eerst te kijken naar wat voor soort mensen zich voornamelijk
in het spirituele/holistic milieu bevinden om vervolgens te kijken hoe toekomstbestendig
spiritualiteit op basis daarvan is. Volgens Bruce trekt het holistic milieu o.a. vrouwen die niet
in conventionele relaties (met man en kinderen) betrokken zijn, ouderen (met name
ouderen die christelijk gesocialiseerd zijn) en mensen uit de middenklasse, die doorgaans
gevoelig zijn voor de boodschap van zelfbepaling en autonomie die door spiritualiteit wordt
uitgedragen. Bovendien maken mannen, leden van minderheidsgroepen en jongeren vrijwel
geen deel uit van het holistic milieu.

Die hierboven genoemde groepen die deel uitmaken van het holistic milieu zijn dus de
sociale dragers van de spirituele beweging. Zij staan echter wel de socialisatie van de jongere
generatie in het holistic milieu in de weg. Mensen die sterk gericht zijn op de boodschap van
zelfbepaling en autonomie zullen hun kinderen namelijk met deze idealen opvoeden, wat
betekent dat kinderen hun eigen keuzes mogen maken. Dit resulteert er vaak juist in dat
kinderen het tegenovergestelde kiezen van wat hun ouders voor ogen hadden. Dit laat dus
de mogelijkheid open dat kinderen ervoor kiezen om uit het holistic milieu te stappen.
Bovendien betreft de sociale dragers van het holistic milieu ook vrouwen die helemaal geen
kinderen hebben, zij kunnen dus ook geen spirituele socialisatie aan hun kinderen
doorgeven.

De sociale basis van het holistic milieu wordt al beperkt doordat mannen, leden van
minderheidsgroepen en jongeren hier nauwelijks deel van uitmaken, maar de verdere groei

10
van het holistic milieu wordt dus tevens in de weg gestaan doordat de sociale basis steeds
smaller wordt. Verder argumenteert Bruce ook dat opgroeien in een cultuur die doordrenkt
is van spiritualiteit niet per definitie ertoe leidt dat er een gewenning t.a.v. spiritualiteit
ontstaat, op basis waarvan je later gevoelig zou raken voor spirituele thema’s. Immers,
enkele decennia geleden werden mensen groot in een cultuur die doordrenkt was van de
christelijke religie en die zijn desondanks toch massaal afgevallen. Dat socialisatie-effect
verwacht Bruce dus niet.

De verwachting dat de jongere generatie een rol gaat spelen in het spirituele domein, zoals
Heelas en Seel in hun optimistische scenario schetsen, deelt Bruce dus niet. Uiteindelijk is
Bruce’s eindconclusie hetzelfde als het pessimistische scenario, alleen acht hij o.b.v. de data
van de sociale dragers van het spirituele domein dat pessimistisch scenario veel realistischer
dan Heelas en Seel. Hij stelt dat de seculiere mensen niet zozeer op spirituele zoektocht zijn,
maar eerder een alternatief zoeken voor conventionele religie. Dit is natuurlijk aannemelijk
aangezien, zoals eerder gezegd, de dragers van het spirituele domein grotendeels religieus
gesocialiseerd zijn.

Bruce beweert dat zij die zichzelf inmiddels als spiritueel in plaats van religieus beschouwen
in een ‘spirit/life force’ geloven, omdat zij het idee van een persoonlijke God als schepper
niet plausibel vinden en níet vanwege religieuze onverschilligheid. En als het spirituele
inderdaad een ‘escape from the religious’ is, zoals Bruce beweert, wordt de vijver waaruit je
kunt vissen voor nieuwe aanwas (voor het spirituele domein), gezien het feit dat mensen
steeds minder religieus worden gesocialiseerd, iedere generatie kleiner. Zo zal de groep die
het spirituele domein in stand houdt, en daarmee ook de interesse voor spiritualiteit in de
samenleving, uiteindelijk grotendeels uitsterven.

4. Welk scenario is het meest waarschijnlijk voor de Nederlandse situatie getuige het
onderzoek van De Hart, Van Houwelingen en Huijnk?

Uit het onderzoek van de Hart, van Houwelingen en Huijnk blijkt dat de scheiding tussen
religie en spiritualiteit die Seel en Woodhead maken als je kijkt naar de dragers niet zo
scherp is als zij beweren. Bij de omvang van het spirituele domein zijn de kerkelijk en
christelijk gesocialiseerde dragers namelijk erg van belang, zij maken een groot deel van het
spirituele domein uit. Zo blijkt dat de meeste mensen die het eens zijn met de drie

11
basisovertuigingen van hedendaagse spiritualiteit afkomstig zijn uit de kerkelijke hoek;
nominaal kerkleden en ex-kerkleden. De drie basisconcepten betreffen de volgende
beweringen: De zin van het leven is innerlijke ervaring en ontwikkeling van de eigen
vermogens, bij beslissingen kan je beter afgaan op intuïtie en gevoel dan op verstand en
religie zoek ik zelf bijeen in allerlei tradities en ideeën.

Als je je alleen richt op de buitenkerkelijken, dan vallen de scores van hoe veel mensen het
eens zijn met de spirituele basisconcepten tegen. Het lijkt dus voor een groot deel te zijn
zoals Bruce beweert, namelijk dat spiritualiteit een ontsnapping ‘from the religious’ en niet
‘from the secular’ is. Als we hiervan uitgaan is het scenario dat het meest waarschijnlijk is
voor de Nederlandse situatie het pessimistische scenario, gezien het feit dat steeds minder
mensen religieus gesocialiseerd worden en het aantal atheïsten groeit.

12

You might also like