Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 24

Mens en maatschappij

Naam:

Klas:
Inhoudsopgave

Inleiding 3
Plato 4
Aristoteles 7
Bijbels mensbeeld 9
Thomas Hobbes 13
Karl Marx 15
Sigmund Freud 17
Jean Paul Sartre 20
Leerdoelen 22

2
Inleiding
Deze module gaat over mens en maatschappij. Iedere levensbeschouwing heeft een visie op
de mens. Deze visie gaat over jezelf, je medemens en de hele maatschappij. In deze module
maak je kennis met een aantal vraagstukken die te maken hebben met visies op de
mensheid. Hebben mensen een ziel? Zijn mannen en vrouwen echt zo verschillend? Zijn we
vrij?

Al deze zaken hebben te maken met de visie die we hebben op de mens. Een ander woord
hiervoor is mensbeeld. Er is alleen sprake van een mensbeeld als er een met argumenten
onderbouwde visie is. Een mensbeeld bestaat vaak uit verschillende aspecten, zoals:

o De oorsprong van de mens


o Het onderscheid tussen mens en dier
o De typische eigenschappen van een mens
o Hoe de mens zou moeten zijn, de ideale mens

Hoe we tegen de individuele mens aankijken heeft ook gevolgen voor onze visie op de
maatschappij. Als alle mensen volgens jou egoïsten zijn, dan heeft dat niet alleen gevolgen
voor hoe je je medemensen benadert, maar ook voor hoe jij vindt dat wij als mensen
moeten samenleven. Hoe moeten wij onze maatschappij organiseren? Hoe moeten we
omgaan met onze rijkdommen?

In deze module staan de mensbeelden van zes denkers centraal. Zij hebben allemaal een
grote invloed gehad op onze cultuur en onze manier van denken. Voor de oude Griekse
filosofen Plato en Aristoteles was het nog een serieuze vraag of vrouwen wel net zulk soort
mensen waren als mannen. Het meest gelezen boek ter wereld, de Bijbel, heeft ons
mensbeeld eeuwenlang beïnvloed. Hobbes en Marx vinden dat mensen egoïsten zijn, maar
waarom dat zo is, daar verschillen ze van mening over. Freud legt uit waarom mensen doen
wat ze doen en Sartre vindt dat wij mensen verantwoordelijk zijn voor alles wat we doen,
geen smoesjes!

Daarnaast vragen we van je om over je eigen mensbeeld na te denken.

Opdrachten:

1. Leg in eigen woorden uit wat er wordt bedoeld met een mensbeeld.

2. Leg uit op welke wijze cultuur een rol speelt bij de visie op de mens.

3. Reflectie
Geef aan wat voor mensbeeld jij denkt te hebben en leg uit waarom je dat denkt. Doe
dat in maximaal 100 woorden.

3
Plato
Plato heeft zijn leven gewijd aan de filosofie. Zijn werken zijn te verdelen in drie
fasen.

In de eerste fase van zijn werk onderzoekt Plato een aantal ethische begrippen
zoals rechtvaardigheid, matigheid en vriendschap. Hij doet dit in de vorm van
dialogen, waarin Socrates steeds de gespreksleider is. In deze dialogen is Socrates in gesprek
met anderen. Socrates' strategie is om zijn tegenstanders net zolang te ondervragen over
wat zij menen te weten, tot zij moeten toegeven dat zij niet weten wat zij dachten te weten.

In de tweede fase van zijn werk probeert Plato te verklaren hoe


het toch kan dat deze begrippen (zoals rechtvaardigheid,
matigheid en vriendschap) voor zoveel verwarring zorgen. Plato (427-347 v. Chr.) was
een Griekse filosoof uit
Iedereen lijkt te weten wat ze betekenen, maar als ze dat
Athene. Zijn ouders, Ariston
moeten uitleggen komen ze al gauw klem te zitten. De verklaring en Pirictione waren
die hij heeft, staat bekend als de Ideeënleer van Plato waarin hij vooraanstaande mensen. De
schrijft dat de wereld een afspiegeling is van en gevormd is naar echte naam van Plato was
de eeuwige en volmaakte wereld van de Ideeën. eigenlijk Aristocles. Van zijn
gymnastiekleraar kreeg hij
In de derde fase beschrijft Plato de ideale staat in zijn bekende echter de naam Platon (‘de
werk Politeia, de Staat. brede’), omdat hij zo’n
krachtig figuur had. Op 20-
DE IDEEËNLEER VAN PLATO jarige leeftijd werd hij door
Socrates als leerling
Plato verdeelde de werkelijkheid in twee zijnssferen, materie en aangenomen. Plato werd de
geest. Alle materie zag Plato als tijdelijk en vergankelijk en dus belangrijkste uitdrager van de
ideeënleer van Socrates, zijn
minderwaardig. Maar het geestelijke zag hij daarentegen als
leraar en mentor.
eeuwig en onveranderlijk en daardoor ver boven de materie
verheven. Het lichaam van de mens behoort tot de zijnssfeer
van de materie, en de ziel van de mens behoort tot de zijnssfeer
van de geest. Het idee dat de werkelijkheid uit twee zijnssferen
bestaat noemen we ook wel dualisme.

Plato lanceerde zelfs de opvatting dat het lichaam van de mens een kerker is van de ziel. In
zijn werk Phaedo legt hij uit hoe het lichaam van de mens een barrière vormt op de weg naar
de waarheid. De waarheid is zuiver geestelijk van aard. Wie deze waarheid wil leren kennen,
moet zich dus losmaken van zijn lichaam. Alleen wie zich volledig bevrijdt van alles wat met
het lichaam te maken heeft, krijgt inzicht in de geestelijke sfeer van de eeuwige en
onveranderlijke waarheid.

Een echte wijsgeer kun je daaraan herkennen dat hij meer dan andere mensen ernaar streeft
zijn ziel te bevrijden uit de gemeenschap met het lichaam. Alleen wie zo zijn ziel bevrijdt van

4
zijn lichaam kan de waarheid kennen, want: Als de ziel probeert iets te onderzoeken samen
met het lichaam, wordt ze door het lichaam bedrogen. (Plato)

En dus moeten we in dit leven alvast een voorschot nemen op de dood, want:

Noemden we niet zojuist ‘de dood’: de bevrijding van de ziel van het lichaam? En beweerden
we niet dat het vrij maken van de ziel het streven is van de ware wijsgeren? Welnu, ware
wijsgeren oefenen zich in het sterven. (Plato)

ALLEGORIE VAN DE GROT

Plato maakt de 2 zijnssferen duidelijk aan de hand van


de allegorie van de grot. Bovenaan staat de objectieve
of ideële werkelijkheid, de wereld van de geest en de
Ideeën. Daaronder ligt de zichtbare of reële
werkelijkheid van de materie, deze is niet objectief
maar afhankelijk van onze waarneming en de situatie.

‘Stel je mensen voor die in een onderaardse grot leven. Zij zitten daar al van kinds af aan,
geketend aan benen en nek, zodat ze niet kunnen bewegen. Omdat die ketenen verhinderen
dat zij hun hoofd draaien, kunnen ze alleen recht vooruit kijken. Op een bepaalde afstand,
boven en achter hen, brandt een vuur en tussen dat vuur en de gevangenen loopt een
verhoogde weg. Als je goed kijkt zie je dat er langs die weg een muurtje loopt, vergelijkbaar
met het schot waarachter de poppenspeler staat als hij zijn poppen laat zien. Over die weg
lopen mensen voorbij die allerlei voorwerpen dragen die boven de muur uitsteken. Die
werpen een schaduw op de muur voor de gevangenen.’

De gevangenen staan voor onze ziel die vastgeketend zit in ons lichaam. Onze ziel kan alleen
met onze zintuigen kennis nemen van de wereld om ons heen en die kennis is beperkt, het is
een schaduw van de echte werkelijkheid. De voorwerpen die de schaduwen werpen staan
voor de Ideeën of Vormen.

Een voorbeeld van een Idee is ‘bloem’. Een voorbeeld


van het zichtbare is: een bloem. De bloem is als bloem
zichtbaar, doordat de Idee ‘bloem’ bestaat. De Idee
‘bloem’ is de aanblik van die dingen die we als bloem
zien. Maar de Idee ‘bloem’ staat op zichzelf. Ook als de
bloem uitgebloeid is, blijft de Idee ‘bloem’ bestaan.

DE ZIEL

Volgens Plato bestaat de ziel uit drie grondkrachten (drift, doorzettingsvermogen en rede).
Plato legt dit uit aan de hand van een wagenmenner.

5
De menselijke ziel is als een voerman met twee paarden, waarvan de
een ongehoorzaam en de ander gehoorzaam is. Het ongehoorzame
paard symboliseert de driften, die naar onmiddellijke bevrediging
streven. Dat is voor Plato het lage deel van de ziel. Het andere,
gehoorzame paard symboliseert het verstandige zielsdeel, dat naar
het hogere, het goede streeft. De voerman is het deel van de ziel dat
de doelen kiest en de beslissingen neemt. Hij moet er voor zorgen
dat de beide paarden hem de juiste kant op brengen. Met deze
allegorie wil Plato ervoor waarschuwen dat het lage deel van de
menselijke ziel, dat van de lichamelijke begeerten, het hoge deel van
de ziel de verkeerde kant op kan meesleuren.

MAATSCHAPPIJ

In zijn werk de Politeia beschrijft Plato de staat als bestaande uit dezelfde delen als waar de
menselijke ziel uit is opgebouwd.

In Plato’s ideale staat zijn drie soorten mensen met telkens een eigen ‘functie’, al naargelang
hun talenten en afkomst:

 de klasse van werkers, die met hun handen dingen maken. Zij komen overeen met
het ‘lage’ deel van de ziel, dat naar onmiddellijke bevrediging van de behoeften
streeft.
 de klasse der wachters, die een beschermende en verdedigende functie heeft. Zij zijn
de dapperen, en komen overeen met het naar hogere doelen strevende deel van de
ziel.
 de leidende klasse, die de staat bestuurt. Dit zijn de wijzen, die overeenkomen met
de rationele voerman van de ziel.

Plato’s idee over hoe de ideale samenleving er uit moet zien, komt voort uit de Ideeënleer.
Hij vindt dat de staat geleid zou moeten worden door vorsten die kennis hebben van de
Ideeën, zodat zij als rechtvaardige ‘filosofen-koningen’ zouden regeren.

In de ideale maatschappij van Plato mocht gerust ongelijkheid bestaan, zoals ongelijke
verdeling van middelen, slavernij, ongelijke rechten en noem maar op. Rechtvaardigheid
voor Plato is een toestand van evenwicht en orde. Dat kan alleen als iedereen doet waarvoor
hij geschikt is. Dat kan eenvoudige (slecht betaalde) handenarbeid zijn, of een taak als
soldaat, of, als je van goeden huize bent en genoeg verstand bezit: een filosoof aan het
hoofd van de staat.

6
Opdrachten

4. Wat bedoelt Plato met het dualisme?


5. Leg uit wat er bedoeld wordt met de Ideeënwereld.
6. Heeft Plato een positief of negatief mensbeeld? Leg je antwoord uit.
7. Hoe ziet Plato’s ideale samenleving eruit?
8. Reflectie: Beschrijf in 100-150 woorden hoe je denkt over het dualisme. Denk jij dat
de mens een ziel heeft? Hoe verhouden lichaam en geest zich in jouw mensbeeld?

7
Aristoteles
Aristoteles maakt onderscheid tussen theoretische en praktische filosofie.

Aristoteles had kritiek op de leer van Plato. Plato hield zich bezig met de
eeuwige Vormen of Ideeën. Aristoteles vond de veranderingen in de
natuur ook het bestuderen waard. Plato vond dat je de
waarheid kon kennen door je verstand te gebruiken, volgens
Aristoteles was het gebruiken van je zintuigen voor het
vergaren van kennis ook van belang. In tegenstelling tot Aristoteles (384-321 v. Chr.)
werd geboren in Macedonië
Plato vond Aristoteles dat een mens geen aangeboren
waar hij banden had met
Ideeën heeft. Onze ideeën komen volgens hem voort uit
het hof. Toen hij zeventien
alles wat we horen en zien. Plato hield zich bezig met het was, ging hij naar Athene en
ideële en Aristoteles met het reële. werd daar leerling aan de
academie van Plato.
VORM EN MATERIE
Aristoteles bracht een deel
Volgens Aristoteles bestaat elk ding uit materie (datgene van zijn leven door als leraar
waarvan iets gemaakt is, het materiaal) en vorm (dat wat van Alexander de Grote.
Later richtte hij in Athene
het is), bijvoorbeeld: een huis (vorm) is gemaakt van stenen,
zijn eigen lyceum op.
glas, beton enzovoort (materie), en een boom (vorm)
bestaat onder andere uit hout en bladeren (materie). Maar
een blad is ook weer een vorm, waarvan bladgroenkorrels
weer materie zijn. Dat we kunnen zien wat iets is, komt dus
niet doordat we eeuwige Ideeën kennen, maar doordat we de vorm van een ding kunnen
zien, en onderscheid kunnen maken tussen vorm en materie.

DE MENS

De mens onderscheidt zich van andere dieren door zijn taal en denkvermogen. De mens is
het denkende dier (animal rationale). De mens moet altijd deel uitmaken van een groter
geheel:

‘Een mens die niet in staat is om deel uit te maken van een groter geheel of zo
zelfvoorzienend is dat hij het niet nodig vindt, heeft geen plek in de samenleving, want hij is
of een lager dier of een god.’

De mens is volgens Aristoteles een politiek wezen. Het natuurlijke doel van de mens is
gelukkig te zijn, wat alleen als burger in een goede maatschappij mogelijk is. Vrouwen,
kinderen en slaven zijn geen burgers, want ze hebben niet genoeg verstand. Hun taak is de
man te ondersteunen in het huishouden.

8
MAATSCHAPPIJ

Voor Aristoteles is politiek een praktische zaak en om goed te leven heeft de mens
praktische wijsheid nodig. Kennis van Ideeën is niet nodig, omdat politiek zich moet
bezighouden met echte mensen, hun kwaliteiten en hun geluk.

De ideale staat moest in de eerste plaats haalbaar zijn, en Aristoteles zag om zich heen dat
er verschillende regeringsvormen waren. Een goede regering werd geleid door het algemeen
belang en was in overeenstemming met de wet. Een slechte regering berustte daarentegen
op eigenbelang en werd volstrekt willekeurig geleid.

Opdrachten:

9. Wat is het grote verschil tussen de filosofie van Plato en die van Aristoteles?

10. Hoe zag Aristoteles de verhouding tussen mensen en dieren?

11. Reflectie: Beschrijf in 100-150 woorden hoe je denkt over de verhouding tussen mens
en dier. Zijn wij zoals Aristoteles zegt pratende, denkende dieren?

9
Bijbels mensbeeld
In de Bijbel zijn veel ideeën terug te vinden over de mens. Meer
dan in dit boekje op te noemen zijn. Hier behandelen we het
ontstaan van de mens, de verhouding tussen man en vrouw, het
moreel besef van de mens, de verantwoordelijkheden en taken
die de mens heeft.

Willen we een beeld krijgen van het mensbeeld van joden en christenen dan zijn we
aangewezen op het boek Genesis in de Bijbel. In het scheppingsverhaal wordt duidelijk
welke positie de mens krijgt ten opzichte van de andere wezens en de aarde:

God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten
heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over
de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ God schiep de mens als zijn evenbeeld,
als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. Hij
zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng
haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over
alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ Ook
zei God: ‘Hierbij geef ik jullie alle
zaaddragende planten en alle vruchtbomen op
de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. Aan de De Bijbel is het heilige boek van de
dieren die in het wild leven, aan de vogels van christenen. Het bestaat uit het Oude
de hemel en aan de levende wezens die op de Testament, dat hetzelfde is als de Joodse
aarde rondkruipen, geef ik de groene planten TeNaCH, en het Nieuwe Testament. De
oudste teksten zijn rond 1000 v Chr.
tot voedsel.’ En zo gebeurde het. God keek
geschreven en de uiteindelijke
naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het verzameling is in de 4e eeuw na Chr.
zeer goed was. Het werd avond en het werd gemaakt. Het is het meest gelezen en
morgen. De zesde dag. (Gen. 1:26-31) bestudeerde boek ter wereld. Zo heeft het
een grote invloed op onze cultuur en ons
Wat kunnen we uit deze tekst halen over de denken.
mens? Allereerst dat de mens het evenbeeld is
van God. Mannen en vrouwen worden op
gelijke voet benoemd. God schept mensen.
Verder wordt duidelijk dat de aarde aan de
mens wordt gegeven en dat deze onder zijn gezag wordt geplaats. Met andere woorden: de
mens wordt heerser genoemd en draagt verantwoordelijkheid voor de aarde. Maar houdt de
mens zich aan die taak?

10
DE ZONDEVAL

Het verhaal gaat verder met een tweede scheppingsverhaal waarin God een tuin aanlegt in
Eden, ergens in het oosten, en de mens hierin wordt
geplaatst.

God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om


die te bewerken en erover te waken. Hij hield hem het
volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten,
maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad;
wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven. ’
(Gen. 2:15-17)

In het eerste scheppingsverhaal schept God mannen en


vrouwen. In het tweede schept hij eerst de man en bouwt
de vrouw uit de man.

Toen riep de mens uit: ‘Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees,
een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.’ Zo komt het dat een man zich losmaakt
van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.
Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.
(Gen. 2:23-25)

Ook hier weer de vrouw als gelijke van de man. Hoe veranderde dat dan?

‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen
zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen
hebben van goed en kwaad. (Gen 3, 4-5)

Om kort te gaan: de vrouw verleidt de man om de verboden vrucht te plukken en samen


eten ze van de boom. Zoals we hebben kunnen lezen in Gen 2, 17 is dit in strijd met Gods
gebod. De mens verliest het eeuwige leven door het eten van de boom. Christenen en joden
noemen dit de zondeval. Onmiddellijk volgt de straf van
God. Het is gedaan met de harmonie in Eden.

Tegen de vrouw zei hij:

‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last,


zwoegen zul je als je baart.
Je zult je man begeren,
en hij zal over je heersen. ’

Tegen de mens zei hij:


‘Je hebt geluisterd naar je vrouw,
gegeten van de boom die ik je had verboden.

11
Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan,
zwoegen zul je om ervan te eten,
je hele leven lang.
Dorens en distels zullen er groeien,
toch moet je van zijn gewassen leven.
Zweten zul je voor je brood,
totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen:
stof ben je, tot stof keer je terug. ’

De mens noemde zijn vrouw Eva; zij is de moeder van alle levenden geworden. God, de HEER,
maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan. (Gen 3:16-
21)

Wat halen we hieruit als mensbeeld? De mens zal voortaan lijden en moeite moeten doen
om in leven te blijven. Het is gedaan met de gelijkheid tussen mannen en vrouwen; de man
zal over de vrouw heersen. Maar dat is niet alles. Het verhaal is nog niet ten einde. De mens
krijgt een speciale plaats binnen de schepping.

Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van
goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als
hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden
om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had
weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer
flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken. (Gen 3:22-
24)

De mens is Gods gelijke geworden door zijn kennis van goed en kwaad! Voordat de mens
nog meer aan de macht kan komen wordt de mens verbannen uit het paradijs.

Hoe moet je deze verhalen nu begrijpen? Enerzijds als een verklaring voor bestaande
verhoudingen tussen mannen en vrouwen en anderzijds om te verklaren hoe het kwaad in
de wereld is gekomen. Niet door God dus, maar door de mens!

VERLOSSING

Het bijbels mensbeeld doet dus niet alsof alles in de wereld koek en ei is; integendeel, het
kwaad bestaat! De mens is een moreel wezen dat goed en kwaad kent. Hij doet dingen goed
maar begaat ook fouten, dat is de natuur van de mens. Als moreel wezen heeft hij de
verantwoordelijkheid en de taak tegen het kwaad te vechten.

Maar het kwaad op eigen kracht definitief verdrijven uit de wereld kan de mens niet. De
definitieve verlossing van het kwaad begint volgens christenen met een initiatief van God:
door zijn Zoon te zenden wordt God mens (Jezus Christus). Daardoor worden als het ware
alle mensen opnieuw geschapen en wordt de fout van de eerste mensen ongedaan gemaakt.

12
Door te geloven in de verlossing, die
verkondigd is door Jezus, en mee te
werken aan een definitieve bevrijding
van alles wat onvolmaakt is, werkt de
mens mee aan het Rijk van God; een
volmaakte wereld waarin het kwaad
en de dood niet meer bestaan: een
situatie die nog volmaakter is dan de
oorspronkelijke paradijstoestand.

OPDRACHTEN

12. Wie is de mens volgens het bijbels mensbeeld?

13. Wat wordt er bedoeld met de zondeval?

14. Op welke wijze kan de mens bijdragen aan de verlossing?

15. Reflectie. Beschrijf in 100-150 woorden hoe je denkt over de verhouding tussen
mannen en vrouwen.

13
Thomas Hobbes
Thomas Hobbes man met de nieuwe wetenschappelijke methodes van zijn
tijd de politieke en maatschappelijke situatie onder de loep. Hij deed dit
door terug te gaan naar datgene wat we met absolute zekerheid kunnen
zeggen, en van daaruit een verklaring te geven voor het functioneren van
de samenleving. Hij begint bij de individuele mens.

MENS
Thomas Hobbes (1588-1679)
Volgens Hobbes wordt de mens gedreven door Deze Engelse denker leefde in
roerige tijden. Door de
eigenbelang. We zijn van nature allemaal gelijk: we willen
opkomst van kapitalisme, de
onze behoeftes bevredigd zien en doen alles om dat te naweeën van de Reformatie en
bereiken. Mensen zijn dan ook elkaars concurrenten. In toenemende secularisatie
deze natuurtoestand zullen mensen egoïstisch handelen uit veranderde de maatschappij
angst en eigenbelang. Er is dan een oorlog van allen tegen snel.

allen. Anders gezegd: de mens is voor de mens een wolf Hij studeerde aan Oxford en
(homo homini lupus). werd privéleraar bij de
adellijke familie Cavendish.
MAATSCHAPPIJ Met zijn leerling reisde hij door
Europa. Tijdens zijn leven brak
Indien Hobbes gelijk heeft met deze visie op het wezen van in Engeland een de burger-
de mens, dringt zich de volgende vraag op. Hoe komt het oorlog uit (1642-1651), dit
dat, als ieder mens alle anderen voortdurend vijandig vormde de inspiratie voor zijn
bekende werk: Leviathan
gezind is, de meeste samenlevingen toch een vreedzaam
karakter vertonen? Mensen lijken zich over het algemeen
goed aan regels te houden (en dus akkoord te gaan met een
inperking van eigen rechten en vrijheden) en anderen ook
een goed bestaan te gunnen. Is die constatering niet onverenigbaar met het mensbeeld van
Hobbes?

Hobbes zou op deze vraag als volgt geantwoord kunnen hebben. Het
verstand van de mens zegt hem om nooit iets te doen dat tegen het eigen
belang ingaat. Hoewel de mens van nature de neiging en het recht heeft
om zich alles toe te eigenen, zegt zijn verstand dat het niet in zijn eigen
belang is om voortdurend van dat recht gebruik te maken. Een mens die
steeds in oorlog is met alle mensen om hem heen, wordt daar vroeger of later zelf de dupe
van. Het is daarom veel verstandiger om niet alles te willen, maar anderen ook wat te
gunnen, en je neer te leggen bij een aantal afgesproken regels. Waarom? Niet uit sociale
overwegingen, maar louter en alleen omdat dat voor jezelf het beste is. Dit heet ook wel de
vernis-theorie: de beschaving is maar een dus laagje vernis over het egoïsme van de mens.

14
Hobbes zegt: mensen zijn niet sociaal, maar ze doen af en toe sociaal, en wel in die situaties
waarin het eigenbelang daarom vraagt. Wanneer dat niet meer het geval is, zal de mens zijn
sociale masker afwerpen en zijn ware aard tonen.

In de samenleving hebben mensen dat sociale masker op. De


burgers van een maatschappij hebben stilzwijgend een
sociaal contract gesloten. Dat houdt in dat ze allemaal een
stukje van hun vrijheid en macht opgeven en overdragen aan
de overheid. Dat doen ze om er zelf beter van te worden.
Want de mensen verwachten van de overheid dat die in ruil
daarvoor voor een rustige, veilige, ordelijke samenleving
zorgt, waarvan eenieder profiteert. En die overheid doet dat
door als een monster, – waaraan Hobbes de naam Leviathan
geeft – de samenleving in haar klauwen te houden. Omdat
mensen van zichzelf zo vijandig tegen elkaar zijn, kunnen de
burgers niet het recht hebben om de heerser af te zetten
wanneer die het niet goed doet, want elke overheid is beter
dan geen overheid, zo redeneerde Hobbes.

Een latere filosoof, John Locke, had een andere versie van het sociaal contract. Hij dacht dat
de meeste mensen van nature redelijk sociaal waren, en daarom vond hij dat de burgers het
sociaal contract moesten kunnen opzeggen, wanneer de overheid niet leverde waarvoor ze
was aangesteld. Dus wanneer de overheid haar werk niet goed deed, dan hoefden de
onderdanen niet meer gehoorzaam te zijn, en konden ze een nieuwe overheid vormen.

16. Wat bedoelt Hobbes met Leviathan?

17. Wie is de mens, volgens Hobbes?

18. Leg uit hoe het sociale contract werkt.

19. Op welke wijze kom je de theorie van Hobbes in onze tijd tegen? Leg je antwoord uit.

20. Reflectie. Beschrijf in 100-150 woorden hoe je denkt over hoe we ons als mensen
moeten organiseren. Zijn we inderdaad egoïsten die tegen elkaar beschermd moeten
worden?

15
Karl Marx
De ideeën van Marx zijn in tegenstelling tot die van Hobbes niet alleen een
poging om een verklaring te geven voor hoe onze maatschappij in elkaar zit.
Om de woorden van Marx zelf te gebruiken: 'De filosofen hebben de wereld
tot dusver slechts geïnterpreteerd; nu komt het erop aan haar te veranderen.'
Het streven van Marx was om een verandering aan
te brengen in de maatschappij.
Karl Marx (Trier, 5 mei 1818 –
In de tijd van Marx is er al in heel wat Europese Londen, 14 maart 1883). Zijn
landen sprake van een industrieel kapitalisme. Een ouders waren joods, maar
ontwikkeling die in feite tot op de dag van vandaag bekeerden zich tot het
doorzet. Het industrieel kapitalisme leidde tot protestantisme.

onmenselijke uitbuiting van grote groepen mensen. Hij studeert in Berlijn en Bonn.
Als hij in 1842 werkt als
Marx maakte duidelijk dat er een tweedeling was in hoofdredacteur bij ‘Die
de maatschappij: er was een bezittende klasse en RheinischeZeitung’, krijgt hij
een arbeidersklasse. De arbeiders kunnen niet oog voor de arme boeren en
anders dan hun arbeid verkopen aan de arbeiders in Duitsland.

kapitalisten. Doen ze dat niet, dan komen ze van Samen met Friedrich Engels is
ellende om. hij de grondlegger van het
communisme en socialisme. In
MENS twee boeken legt hij zijn visie
uit: ‘Das Kapital’ en het
Marx verzette zich tegen een individualistisch ‘Communistisch Manifest’.
mensbeeld zoals dat van Hobbes. Mensen zijn
inderdaad egoïsten, maar niet van nature. Ze zijn
egoïst geworden door hun opvoeding. Mensen
worden gewelddadig omdat de maatschappij waarin ze leven gewelddadig is. Mensen
worden egoïsten omdat de maatschappij waarin ze leven egoïstisch is.

Dat wat in de cultuur gevormd is, is niet de natuur van de mens. Als de maatschappij
verandert, verandert de mens mee. In een maatschappij waarin de fabrieken van alle
mensen zouden zijn en de producten van de arbeid rechtvaardig verdeeld zouden worden,
zou de mens sociaal blijken te zijn. Er is sprake van een wisselwerking: de mens grijpt in de
natuur in, hij verandert de omstandigheden. Vervolgens wordt hij zelf weer door die
veranderde omgeving beïnvloed. De mens is veranderlijk, maar in wezen is hij goed en
sociaal. Als hij zich in de huidige samenleving asociaal gedraagt dan is dat niet de eigenlijke
aard van de mens. Door het kapitalisme raakt de mens vervreemd van zijn eigenlijke natuur.
Marx noemt dat vervreemding. Volgens Marx is de mens daarnaast een
arbeidend wezen: een wezen dat zich door zijn arbeid verwerkelijkt.

16
Dit vindt plaats op vier niveaus:

• De arbeider vervreemdt van het product dat hij maakt. Hij ziet door de arbeidsdeling maar
een klein stukje van het productieproces. Hij ziet het eindproduct niet, laatl staat dat hij het
zou kunnen kopen.
• De arbeider vervreemdt van het arbeidsproces: hij maakt niet zijn eigen spullen, en werkt
dus niet voor zichzelf maar voor een ander: de directeur van de fabriek.
• De arbeider vervreemdt van zichzelf: hij kan zijn creativiteit niet kwijt in zijn werk. Het
werk is vaak eentonig en vervelend.
• Het kapitalisme vervreemdt mensen van elkaar. Er is veel concurrentie tussen mensen: de
arbeiders concurreren met elkaar in het vinden van werk, de ondernemers proberen elkaar
kapot te concurreren. Uiteindelijk zien we een totale verzakelijking van de verhoudingen
tussen de mensen in het kapitalisme. Alles wordt commercieel, zelfs de seks en de liefde.

MAATSCHAPPIJ

In het Communistisch Manifest roept Marx de


arbeiders op om zich niet langer te laten uitbuiten
door de ondernemers. De arbeiders moeten zich
verenigen in vakbonden en politieke partijen. Op
termijn moeten ze door een revolutie het kapitalisme
omverwerpen en tijdens een korte dictatuur de
productiemiddelen (de fabrieken, de grond) in handen
van de gemeenschap brengen.

Daarna zal er een klasseloze maatschappij ontstaan. De productiemiddelen zijn dan in


handen van de gemeenschap, van alle mensen samen. Alle mensen zijn betrokken bij de
productie van goederen en diensten. Er is geen uitbuiting. Mensen zouden met elkaar
samenwerken en niet met elkaar concurreren en strijden. Marx noemde deze ideale
maatschappij communisme en Rijk van de Vrijheid.

Opdrachten

21. Welke kritiek levert Marx op Hobbes?


22. a. Leg uit wat Marx bedoelt met vervreemding.
b. Op welke vier niveaus vindt dit plaats?
c. Wat is volgens Marx de oplossing en hoe krijgt dit vorm?
23. Op welke wijze kom je de theorie van Marx in onze tijd tegen? Leg je antwoord uit.

24. Reflectie. Beschrijf in 100-150 woorden hoe jij denkt over de verdeling van rijkdom.
Moeten we streven naar een klasseloze maatschappij waar alles in de handen van de
gemeenschap is?

17
Sigmund Freud
De ideeën van Freud richten zich vooral op de individuele mens, niet zozeer
op de maatschappij. Hij probeert te verklaren wat de mens beweegt:
waarom doen we wat we doen?

De kern van zijn verklaringen is het bestaan van een onbewuste: een soort reservoir met
driften, verlangens, jeugdervaringen, trauma’s, etc. waarvan
wij ons niet bewust zijn. Freud benadrukte de grote invloed van
ervaringen uit de jeugd op hoe je later als mens voelt en denkt.
Sigmund Freud (1856-1939)
Je ziet de invloed van Freud terug op allerlei manieren. Zo zijn was een neuroloog uit
Oostenrijk-Hongarije en de
er een aantal uitdrukkingen in het dagelijks taalgebruik van
grondlegger van de
hem afkomstig: mensen die iets verdringen, of getraumatiseerd psychoanalyse. Hij studeerde
zijn. Verder heeft hij verregaande invloed gehad op de in Wenen en werkte als arts.
psychologie. Door zijn ervaringen met
patiënten ontstonden zijn
PSYCHISCH APPARAAT ideeën over de werking van de
menselijke geest.
Volgens Freud kunnen wij ons het functioneren van onze
psyche (geest) voorstellen als een apparaat. Hij spreekt dan
ook van een psychisch apparaat, waarbinnen een drietal
instanties te onderscheiden zijn: het Es, het Über-Ich en het Ich.

ES

Het Es bevat allerlei driften,


lichamelijke krachten die de
behoeften en verlangens van mensen
aansturen. Freud ging er van uit dat
bij elk mens twee hoofddriften
aanwezig zijn: de seksuele drift en de
destructiedrift. Uiteindelijk liggen zij
ten grondslag aan elke menselijke
activiteit.

Mensen krijgen de driften in het Es voor een belangrijk deel mee met hun geboorte. Voor
een ander deel worden de driften tijdens het leven verworven. Dat komt doordat een deel
van de driften waarover de mens beschikt niet bevredigd kan worden en dan verdrongen
wordt. Ze komen dan terecht in het Es en worden ‘onbewust’.

ÜBER-ICH
18
Een tweede instantie in het psychisch apparaat is het Über-Ich (het Opper-ik of Super-Ego).
In het Über-Ich zijn twee functies aanwezig: een beeld van jouw ideale-ik (degene die je zou
willen zijn) en je geweten. Dit laatste is een innerlijk besef van wat goed en wat kwaad is.
Een belangrijk onderdeel van het geweten zijn geboden en verboden.

Het geweten speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van een verantwoordelijkheidsgevoel
bij een persoon. In samenhang hiermee dienen we het ontstaan van schuldgevoelens te zien.
Deze ontstaan wanneer wij iets doen (of willen doen) dat eigenlijk niet mag volgens ons
geweten. Het geweten wordt gevormd in een proces van opvoeding en socialisatie. Het is
slechts deels bewust.

ICH

Het Ich (Ik) heeft als belangrijkste functie om steeds compromissen te sluiten tussen de
driften (Es) en het geweten dat in het Über-Ich huist. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat we
de bevrediging van een bepaalde drift uitstellen: niet op weg naar huis langs de McDonalds,
maar wachten tot je thuis avondeten krijgt.

Maar soms zijn er geen compromissen te sluiten. In zulke gevallen moet het komen tot een
volledig afstel van een drift. Iedere drift die onderdrukt wordt, verdwijnt in principe naar het
Es (verdringing) en wordt daarmee als het ware ‘onbewust’.

Het Ich probeert de macht over de driften (het Es) te verkrijgen. Het beslist over het toelaten
van bepaalde driften om tot bevrediging te komen. Het probeert de driften aan te passen
aan de eisen en verwachtingen van de buitenwereld. Daarom zal het Ich er onder andere
voor zorgen dat overmatig sterke prikkels om driften uit te leven, zoveel mogelijk vermeden
worden (negeren, wegblijven of vluchten!).

Uiteindelijk is het de kunst om tot een harmonieus evenwicht te komen tussen Es, Über-Ich
en Ich. Veel mensen slagen hier niet in en komen in psychische problemen.

EROS

Eerder hebben we gezien dat er volgens Freud twee hoofddriften


zijn in het Es: de seksuele drift en de destructieve drift. Freud
noemde ze Eros en Thanatos. Het doel van de Eros is om te
binden, in stand te houden, steeds grotere eenheden voort te
brengen. De energie die voorkomt uit Eros (de seksuele drift)
noemde Freud libido. De libido kan gericht zijn op verschillende
‘objecten’: bijvoorbeeld op jezelf of op iemand van het andere
geslacht of het eigen geslacht.

19
SUBLIMERING

De seksuele driften stellen enorme hoeveelheden energie beschikbaar. Deze energie mag
niet onbeperkt gericht worden op ‘seksuele objecten’. Met andere woorden: voor een deel
horen wij onze seksuele driften in te perken en te onderdrukken (onder andere door het
vermijden van prikkels). De samenleving en onze omgeving staan ons niet toe om
ongelimiteerd onze seksuele driften en verlangens uit te leven. De seksuele driften die niet
bevredigd kunnen worden, ‘verdwijnen’ naar het Es: ze worden onbewust.

De energieën die verbonden zijn aan deze driften kunnen echter wel op een andere manier
gebruikt worden. Ze kunnen op andere doelen gericht worden, zoals wetenschap, kunst,
muziek, sport, etc. We noemen dit sublimering: het vermogen om van oorsprong seksuele
energieën niet op een seksueel object te richten maar op een ander, maatschappelijk nuttig
object. Het betreft dus objecten die niet seksueel van aard zijn maar psychisch daar wel aan
verwant zijn omdat ook aan deze objecten bevrediging en/of winst te realiseren is voor de
mens.

Voor Freud bestaat en ontwikkelt de cultuur (zich) dan ook bij de gratie van sublimering.
Cultuur en sublimering zijn twee kanten van een medaille. Cultuur is gebaseerd op de
onderdrukking der driften: driftverzaking.

THANATOS

Het doel van de destructiedrift is om te ontbinden, samenhangen te verbreken, dingen te


vernietigen. Denk daarbij aan agressie. Uiteindelijk is het doel van de destructiedrift alles
terug te brengen tot de anorganische staat: dat wil zeggen tot de dood. Vandaar dat we
spreken over de doodsdrift.

Het onderdrukken van agressie is noodzakelijk voor een mens: het wordt immers geëist door
de buitenwereld. Tegelijkertijd is teveel onderdrukking van de agressie door de mens
volgens Freud ook ziekmakend. Hoe meer onderdrukking van de agressiedrift, hoe meer de
agressie naar binnen slaat en zelfdestructief gaat werken.

Opdrachten

25. Leg in het kort het psychisch apparaat volgens Freud uit.
26. Welke overeenkomsten en verschillen zie je tussen het psychisch apparaat van Freud
en de driedeling in de ziel van Plato?
27. Voor Freud zijn de begrippen seksuele drift, sublimering en cultuur onlosmakelijk met
elkaar verbonden. Leg dit uit.
28. Op welke wijze vind je de theorie van Freud terug in onze tijd? Leg je antwoord uit.

20
29. Reflectie. Beschrijf in 100-150 woorden hoe jij denkt over wat een mens beweegt.
Worden wij in gang gezet door onze driften die we met behulp van ons geweten
moeten zien te beteugelen? Of hebben we andere motivaties dan seks en geweld?

21
Jean Paul Sartre
De ideeën van Sartre richten zich op de mens als individu.

GEDOEMD TOT VRIJHEID

Volgens Sartre is de mens een vrij wezen, een wezen dat steeds zelf moet
kiezen. Daarin verschilt de mens van alles wat verder bestaat op de aarde.
Bij een mens gaat de existentie vooraf aan de essentie. Dus
eerst bestaat de mens en pas daarna gaat hij zich nader
bepalen. Bij zijn geboorte is de mens dus nog onbepaald: hij is
Jean Paul Sartre (1905-1980)
een onbeschreven blad, blanco, een tabula rasa. Datgene wat
was schrijver en filosoof. Hij is
de mens na verloop van tijd ‘is’, is datgene wat hij van zichzelf vooral beroemd geworden als
heeft gemaakt. een van de grondleggers van
het existentialisme. Zijn
De vrijheid is het meest wezenlijke kenmerk van de mens. In levensgezel Simone de
tegenstelling tot een dier – dat zich alleen laat leiden door zijn Beauvoir was een bekende
instincten – is de mens in staat bewuste keuzes te maken feministe. Hij was een politiek
betrokken publiek figuur.
tussen verschillende leefwijzen. De mens kan zin geven aan
zijn leven door deze vrijheid te gebruiken om allerlei plannen
te maken en deze ook uit te voeren. Zo kan de mens als het
ware boven zichzelf uitstijgen.

Vrijheid is dus aantrekkelijk en zelfs fascinerend maar aan de vrijheid zit ook een keerzijde.
Vrijheid is ook een opgave waaraan de mens zich niet mag onttrekken.

De vrijheid van de mens houdt dus een enorme verantwoordelijkheid in,


een zware last die de mens heeft te torsen. Steeds opnieuw komt de mens
dan ook in de verleiding om zijn vrijheid te verraden en net te doen alsof
hij helemaal niet vrij is. Je mag je vrijheid niet uitleveren aan een god, aan
een overheid of aan de mening van de massa. Dan ontloop of ontken je
namelijk je verantwoordelijkheid. Met een zwaar woord spreekt Sartre
hier van ‘verraad’ van de mens aan zichzelf, aan zijn ware aard die vrijheid
is.

Samenvattend kun je zeggen: een mens moet zijn bestaan (dat wat hij is)
helemaal zelf maken, door steeds opnieuw te kiezen. Net doen alsof je niet kunt kiezen, is
net doen alsof je geen vrij mens bent. Je bent dan te kwader trouw. Maar je bent wel
degelijk een vrij mens en je kunt wel degelijk kiezen. Dit
betekent ook dat iemand niet door zijn verleden kan
worden bepaald, bijvoorbeeld door opvoeding of
genen.

22
TE KWADER TROUW

De kwade trouw illustreert Sartre aan de hand van een beroemd


tafereeltje in een café, dat hij ongetwijfeld uit zijn eigen leven heeft
gegrepen. ,,Je vous admire tant'', zegt een man verleidend tegen een
jonge vrouw die het vast aardig vindt te horen dat iemand haar
aantrekkelijk noemt maar niet weet of ze verleid wil worden.

Hij legt zijn hand op de hare. En Sartre analyseert wat er in haar om moet gaan. De situatie
dwingt haar te beslissen. Maar: ,,Haar hand terugtrekken houdt in dat ze de vage, onvaste
harmonie verstoort, die de ontmoeting zo aantrekkelijk maakt.'' Ze besluit niet. Ze laat haar
hand liggen alsof ze er niets mee te maken heeft, 'als een ding'. Dit is volgens Sartre een
typisch geval van zelfbedrog, van de kwade trouw. Want kwade trouw is zelfbedrog; weten
dat je iets weet, maar het niet willen weten.

De vrijheid wordt geloochend doordat de vrouw geen betekenis aan de situatie toekent,
terwijl die er wel om vraagt. Daarmee ontvlucht de vrouw de verantwoordelijkheid voor haar
situatie, want die ligt als een zware last op haar schouders. De vrouw moet immers een
beslissing nemen, maar ze wil de zo aantrekkelijke vage harmonie niet verstoren. Deze vlucht
in de kwade trouw is volgens Sartre de mens eigen. Hij erkent daarmee dat zijn
vrijheidsopvatting zo totaal is, dat deze vrijwel ondragelijk is.

De kwade trouw speelt dan ook door in relaties tussen mensen, die mede daardoor tot
mislukken zijn gedoemd. Daarbij bestaat het onderliggende mechanisme van relaties uit
strijd. Vanwege de beperktheid van het kenvermogen kan de man de jonge vrouw niet
anders zien dan als een object dat erom vraagt verleid te worden.

Ofwel zij accepteert dit en loochent daarmee haar vrijheid. Maar als zij weigert, dan moet zij
hem tot een object maken om daarmee haar eigen vrijheid te kunnen behouden. De strijd
bestaat erin wie wie tot object maakt: ,,De hel, dat zijn de anderen'', zo schrijft Sartre in een
toneelstuk. De keerzijde van de kwade trouw is de authenticiteit: niet vluchten voor de
vrijheid, het dragen van de verantwoordelijkheid en het aangaan van het engagement.
Trouw, 15 april 2005.

Opdrachten

30. Volgens Sartre heeft de vrijheid van de mens twee kanten. Leg dit uit.
31. Hoe zou de ideale mens moeten zijn volgens het existentialisme?
32. Leg de volgende uitspraak uit: "Ik ben nu eenmaal zo-en-zo en ik kan niet anders zijn
dan wat ik ben." Wat je dan eigenlijk zegt is: "Ik ben alsof ik een bloemkool was."
33. Reflectie. Beschrijf in 100-150 woorden hoe jij denkt over de vrijheid en
verantwoordelijkheid van een mens. Kun je vrij zijn van dingen als nationaliteit, sekse,
leeftijd, ras? Is de ware aard van de mens vrijheid?

23
Leerdoelen mens en maatschappij:
1. Leerlingen kunnen uitleggen wat een mensbeeld is. Ze kunnen uitleggen welke aspecten
er gewoonlijk aan een mensbeeld zitten.

2. Leerlingen snappen het verschil tussen reëel/realisme en ideaal/idealisme en kunnen dit


uitleggen. Ook kunnen ze beargumenteren welke mensbeelden tot welke categorie behoren.

3. Leerlingen kennen de theorie van Plato. Zij kunnen deze uitleggen aan de hand van de
allegorie van de grot en met gebruik van het begrip dualisme. Ook kunnen ze de indeling
van de ziel volgens Plato en de ideale maatschappij uitleggen.

4. Leerlingen kennen het mensbeeld van Aristoteles. Ze kunnen uitleggen hoe de verhouding
mens-dier volgens hem is en wat de ideale maatschappij is.

5. Leerlingen kennen het Bijbels mensbeeld. Zij kunnen uitleggen hoe de mens volgens de
Bijbel ontstaan is en welke positie de mens inneemt ten opzichte van de rest van de
schepping. Ook kunnen zij uitleggen wat de Zondeval inhoudt, wat het verhaal van de
Zondeval probeert te verklaren en wat volgens de Bijbel de taak van de mens is.

6. Leerlingen kunnen uitleggen wat het mens- én maatschappijbeeld van Hobbes is en welke
rol het Sociaal contract daarin speelt. Zij kunnen uitleggen wat de taak van de overheid als
Leviathan hierin is.

7. Leerlingen kunnen uitleggen wat het mens- én maatschappijbeeld van Marx is met gebruik
van de volgende begrippen: arbeidende en bezittende klasse, kapitalisme, communisme,
vervreemding en Rijk van de Vrijheid.

8. Leerlingen kunnen uitleggen hoe Freud dacht dat de menselijke geest werkte met daarin
de onderdelen: ich, es, überich. Ook kunnen zij uitleggen hoe sublimering werkt en waarom
dat noodzakelijk is, en gebruiken daarbij de begrippen eros en thanatos.

9. Leerlingen kunnen uitleggen wat het existentialisme van Sartre inhoudt, wat te kwader
trouw is, en hoe ver de verantwoordelijkheid van de mens gaat.

24

You might also like