RR104 - Hoorcolleges

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 11

Hoorcollege 1

 Privaatrecht: tussen burgers onderling


 Strafrecht: tussen overheid(OM) en burger
Slachtoffer kan ook een privaatrechtelijk bestanddeel in het strafrecht
invoegen; geleden schade vergoed in strafrechtelijk proces – rol van
slachtoffer ook opgenomen in Wetboek van Strafvordering
 Strafrecht: er dient minstens een verdenking tot pleging van strafbaar feit
te bestaan = naderhand
 Bestuursrecht: handhaving van de openbare orde = preventief
Rol driehoeksoverleg
Wet tijdelijk huisverbod
Bestuurlijke boete(verkeersboetes) & art 6 EVRM  sanctie moet voldoen aan
strafrechtelijke eisen (bestuurlijke boete = sanctie  voldoen aan sr eisen)
Legaliteitsbeginsel
Geen strafbaar feit, geen straf zonder wet – nullum crimen, nulla poena sine
lege
Césare Beccaria – Dei delitti e delle pene (van misdaad en straf) 1764
 Onschuldpresumptie
 Wetgeving moet in wetten worden neergelegd
= Rechtszekerheid & rechtseenheid
 Invloed uitgeoefend op klassieke rechtsgeleerden bij de totstandbrenging
van nationale wetboeken
 A.E.J. Modderman – Wetboek van Strafrecht 1886 beïnvloed (minister van
Justitie 1879-1883)
1864 boekje gemaakt wat leidde tot de afschaffing van de doodstraf
= resocialisatiebeginsel ingevoerd
Code penale (wetboek van strafrecht uit FA)
Wetboek van Strafvordering 1838
Wetboek van Strafrecht 1886
Wetboek van Strafvordering 1926
 Nu ook herziening van wetboek van Strafvordering = project
Modernisering Sv
Materieel strafrecht: het strafrecht regelt welk gedrag strafbaar is en welke straf
dan volgt
Strafprocesrecht: het zorgt ervoor dat in voorkomende gevallen van gedrag in
strijd met die norm er ook daadwerkelijk in een eerlijke procedure gestraft wordt
Handhavingsrecht: er wordt geen norm gesteld maar er worden straffen
opgelegd aan bepaald gedrag
Materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel = art 1 lid 1 Sr ‘Geen feit is strafbaar dan
uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling’
 Lagere wetgevers mogen ook materiële wetten maken
= overtredingen voor lage wetgevers
= misdrijf voor formele wetgever
Formeelrechtelijk legaliteitsbeginsel = art 1 Sv ‘Strafvordering heeft alleen plaats
op de wijze bij de wet voorzien’
 Alleen de formele wetgever mag formele wetten maken
Vb. muilkorfarrest; indien een APV opsporing, een deel van het procesrecht,
regelt, is dit in strijd met art 1 Sv
Vrijspraak: als een feit niet bewezen kan worden
Ontslag van alle rechtsgevolgen
Aanwijzingen college procureurs-Generaal
 Aanwijzingen voor praktijk politie en openbaar ministerie
Internationale wetgeving
 Raad van Europa
= EVRM (EHRM)
Nederlandse wet vindt geen toepassing als die niet verenigbaar is met
verdragsbepalingen die naar hun inhoud eenieder kunnen binden (art 94
GW)
 Verenigde Naties
= IVBPR (IVRK & VN-Kinderrechtencomite
Art 1 lid 1 Wetboek van Strafrecht ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een
daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling’
 Verbod van terugwerkende kracht
 Verbod van analogische interpretatie
= De rechter moet niet op de stoel van de wetgever gaan zitten
 ‘lex certa’-beginsel (precieze bepaling)
Wetgever maakt wetten = democratisch gekozen, bepaalt wat strafbaar is bij
algemene regel
 Gevolgd vanwege democratische aspect
Rechter moet wetten van wetgever respecteren = verantwoordelijk voor
rechtvaardigheid in concreet geval
Strafrecht dient als ultimum remedium
 Goede reden en wanneer andere systemen van rechtshandhaving te weinig voor
wenselijke en haalbare oplossingen kunnen zorgen
= nieuwe technische ontwikkelingen
= internationale verdragen
= veranderde opvattingen
Bestanddelen delictsomschrijving
Art 310 Sr als voorbeeld
 Gedraging – wegneming
 Delictsomschrijving – enig goed, dat geheel/ten dele aan een ander
toebehoort, met het oogmerk wederrechtelijk toe te eigenen
 Sanctienorm – gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaar/geldboete van de
4e categorie
 Kwalificatie – als schuldig aan diefstal
‘Goed’ in de zin van art 310 vanaf elektriciteit arrest
 Waarde
 Goed hoeft niet stoffelijk te zijn
 Degene die het goed wegneemt krijgt feitelijke macht over het gestolen
goed
Modderman: ‘slechte strafwetten kunnen het zedelijk leven van een volk
vergiftigen, de vrijheid doden, de veiligheid vernietigen en de onschuld
opofferen.’
 Wettelijk gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding
= is zo’n verbod noodzakelijk in het strafrecht?
Lex certa-beginsel = bepalingen moeten helder zijn
Art 281 Sr – als schuldig aan schaking wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes
jaren of geldboete van de vierde categorie, hij die een minderjarige vrouw, zonder de wil van haar
ouders of voogden doch met haar toestemming, wegvoert, met het oogmerk om zich haar bezit in
of buiten echt te verzekeren
 Wat is schaking (bezit verzekeren)? – Trouwen? Samenzijn? Seks?
‘sexting’ – niet voorzien in een eigen strafbaarstelling in de wet
 Smaadschrift?
 Voorhanden hebben van kinderporno?
Regeerakkoord 2017-2020 ‘het verspreiden van wraakporno grijpt diep in de
persoonlijke levenssfeer in en wordt als een zelfstandig delict strafbaar gesteld.’
 Zedendelict blijft langer op strafblad staan dan ander delict

Hoorcollege 2
Examendiefstal
 Formeel
= verdachte oppakken
= vasthouden/in verzekering stellen
= voorarrest (rechter-commissaris)
= huiszoeking
 Materieel
= schending van een rechtsregel (strafbaar feit)
Om een formeel strafproces te kunnen starten moet een materiële rechtsregel
geschonden zijn (strafbaar feit gepleegd)
0-12 = civielrechtelijke straffen (kinderrechter, verplichte aanwezigheid, besloten zitting,
deskundige, jeugdsancties)
12-18 = jeugdstrafrecht
18-23 = volwassen strafrecht, maar nog jeugd sanctie
23-dood = volwassen strafrecht
 Instrumentaliteit: het juridisch mogelijk maken van de strafrechtspleging
door de overheid
 Rechtsbescherming: het juridisch beschermen van de strafrechtspleging
door de overheid
= onlosmakelijk verbonden; er dient een evenwicht tussen te bestaan
(verschilt per tijd)
Strafrechtelijke beleidsvrijheid
 Opportuniteitsbeginsel: de OvJ kan besluiten om iets niet te vervolgen als
het niet in het algemeen belang is
 Vervolgingsmonopolie
= Wel beklag tegen niet vervolgen mogelijk door slachtoffer (art 12 Sv)
Aanwijzingen College Procureurs-Generaal
 Aanwijzingen voor praktijk gegeven;
= Vervolgingsrichtlijnen
= Straftoemetingsrichtlijnen

1. Er dienen feiten te worden bewezen


2. Er zijn geen omstandigheden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten
 de feiten zijn strafbaar
3. Er dienen geen omstandigheden te zijn die de verdachte niet strafbaar te
stellen  de verdachte is dus strafbaar
Voorwaarden voor strafbaarheid
 Een gedraging
 Die onder een delictsomschrijving valt
 Die wederrechtelijk is (geen rechtvaardigingsgrond)
 Die aan de schuld van de dader te wijten is (geen schulduitsluitingsgrond)
Straftheorieën
 Vergelding naar evenredigheid van schuld
 Speciale preventie
 Generale preventie
 Bijdragen aan genoegdoening van het slachtoffer
Modderman ‘vergelding bij strafoplegging door rechter. Tenuitvoerlegging van
straf door administratie (regime in de gevangenis gericht op resocialisatie).’

Hoorcollege 3
Strafrecht is een instrument om criminaliteit te bestrijden en de dader te
berechten en bestraffen
 Rechtsbescherming vs. Aanpakken van criminaliteit
= normering en begrenzing van overheidsoptreden
 Strafvorderlijke bevoegdheden kunnen inbreuk maken op grondrechten
(vb. recht op privacy & persoonlijke vrijheid)
Verdenking – art 27 Sv als verdachte wordt voordat de vervolging is
aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden
een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit
 Feiten en omstandigheden
 Redelijk vermoeden van schuld
 Strafbaar feit (concreet strafbaar feit waarvan iemand wordt verdacht)
Ernstige bezwaren – art 56 & 67 Sv
 Er is een ernstig meer dan redelijk vermoeden nodig jegens het strafbare
feit
Wettelijke begrenzing van dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden: geval,
grond, categorie van personen, autoriteit
 Hoe zwaarder, ingrijpender of risicovoller overheidsbevoegdheden zijn,
hoe zwaarder de wettelijke eisen om de bevoegdheid toe te passen
Fouilleren – art 56 Sv
Doorzoeken woning op bevel van RC
 Ziet toe op juiste navolging van het proces
 Eerst mogelijkheid geven om zelf open te doen, daarna deur forceren
 Alle tijdstippen noteren
Dynamische verkeerscontrole – een auto aangehouden vanwege de inzittende
Verkeerscontrole mag of structureel (om de 10 auto’s) of aanhouden van een
auto op grond van een redelijke verdenking
 Detournement de pouvoir: er is een bepaalde bevoegdheid gebruikt voor
een ander doel dan toegestaan.
Bestuursrecht Strafrecht
Preventief Repressief
Handhaving van de openbare orde Door individu gepleegd strafbaar feit
Politiewet Wetboek van Strafrecht
Gezag bij burgemeester Gezag bij OM
Opsporing, berechting en bestraffing
Wetboek van Strafvordering
Drie domeinen
1. Opsporing naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar
feit is begaan
Art 27 Sv ‘uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld
aan enig strafbaar feit voortvloeit’
 Strafbaar feit hoeft niet te zijn voltooid
= art 45 Sr - poging tot misdrijf is strafbaar
= art 46 - voorbereiding van misdrijf met straf van 8 of meer jaar
gevangenisstraf is strafbaar
 IRT-affaire – gebruik gemaakt van niet in de wet geregelde
opsporingsmethoden
= infiltreren stond niet in het wetboek
 Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden – het kwam naar
buiten dat de politie opsporingsbevoegdheden gebruikte die niet in de wet
stonden, hierdoor kwam een enquête over het gebruik van deze
opsporingsbevoegdheden
= in kaart brengen organisatie t.b.v. strafvordering
 Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden(Titel IV) – regelt en begrenst het
toepassen van dwang en opsporingsbevoegdheden
= stelselmatige observatie, infiltratie, pseudokoop (na verdenking art 27
Sv)
2. Georganiseerde misdaad
 Bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het
beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband
(a26o-126ui Sv)
= uit feiten of omstandigheden moet een redelijk vermoeden voortvloeien
dat in georganiseerd verband misdrijven uit art 67 worden beraamd of
gepleegd die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren
 Georganiseerd verband
 Beraamd of gepleegd
 Misdrijven uit 67 lid 1 die gezien aard of samenhang met andere
misdrijven in georganiseerd verband beraamd of gepleegd ernstige
inbreuk op rechtsorde opleveren
3. Terroristische misdrijven
 Wet terroristische misdrijven (2004 - materieel) & wet ter verruiming van
de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven
(2006 – formeel)
 Art 126zd Sv – in geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf
 Aanwijzingen – informatie die duidt op (moet betrouwbaar, concreet en
verifieerbaar zijn)
 Terroristisch misdrijf – art 83 Sr genoemde misdrijven indien begaan
met terroristisch oogmerk (art 83a Sr)
Art 29 Sv
lid 1: In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de
verhorende rechter of ambtenaar zich van alles wat de strekking heeft een
verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is
afgelegd (pressieverbod)
De verdachte is niet tot antwoorden verplicht (zwijgrecht)
lid 2: Voor het verhoor wordt verdachte medegedeeld dat hij niet verplicht is tot
antwoorden (cautie)
Art 6 EVRM – aangehouden verdachte moet voorafgaand aan verhoor door de
politie een advocaat kunnen raadplegen (consultatiebijstand)
Aangehouden jeugdige verdachten hebben tevens recht op bijstand van
raadsman of andere vertrouwenspersoon tijdens politieverhoor
(verhoorsbijstand)
Vanaf 15/4/2010 – aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor
Artikel 28b lid 1 en 2 Sv – advocaat op het politiebureau
De hulpovj die ophouden voor onderzoek beveelt, informeert onverwijld de raad
voor rechtsbijstand zodat die een raadsman aanwijst in geval van aanhouding
van:
1. een kwetsbare verdachte
2. een verdachte van een misdrijf waarop 12 jaren of meer gevangenisstraf
is gesteld
3. een verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis
mogelijk is die rechtsbijstand wenst
(verdachten 1 en 2 kunnen alleen afstand doen van de consultatiebijstand na
door een raadsman over de gevolgen daarvan te zijn ingelicht – art.28c lid 2 Sv).
Artikel 28c lid 1 Sv. – duur en vorm consultatiebijstandDe verdachte kan
voorafgaand aan het eerste verhoor maximaal 30 minuten met de raadsman
overleggen.
 de hulp ovj kan dit termijn met max 30 min verlangen, tenzij het belang
van het onderzoek zich daartegen verzet
 overleg kan ook dmv telecommunicatie
Artikel 488c Sv. – jeugdige verdachtenKan geen afstand doen van de
consultatiebijstand.
 raadsman en verdachte overleggen over aanwezigheid tijdens en
deelname aan het verhoor & deelt de uitkomst mee aan de hulp OvJ
 op verzoek van de verdachte, ouders of voogden verleent de raadsman
rechtsbijstand tijdens het verhoor
Schiedammer parkmoord – Cees B
Puttense moordzaak – Wilco Viets en Herman du Bois
Ina Post
Allemaal onschuldig vastgezeten op een valse bekentenis

Hoorcollege 5
1. Opsporingsonderzoek geleid door de Officier van Justitie
= waarheidsvinding
 OvJ is zelf ook opsporingsambtenaar (art 141 Sv)
 OvJ is verantwoordelijk voor de opsporing (art 149a, 359a Sv)
OvJ is lid van OM als organisatie van College van PG’s
 Waakt over goede opsporing (art 8/140 Sv)
2. OvJ vervolgt strafzaken
= wat moet er met een strafzaak (verder) geschieden na de opsporing (art
167 & 242 Sv) en hoe gaan we die beslissing uitvoeren?
 College van PG’s houdt hier toezicht op (art 8/140 Sv)
Vervolgbeslissingen
I. Sepot
= de OvJ beslist niet (verder) te vervolgen
II. Berechten (art 258 jo. 261 Sv, 284 Sv, 311 Sv)
= de OvJ beslist de zaak voor te brengen aan de strafrechter
= de rechter legt een straf op
III. Voorwaardelijk sepot
=Niet vervolgen onder bepaalde voorwaarden
Transactie (art 74 Sr), voorwaardelijk sepot (art 167 lid 2 & 242 lid 2
Sv)
IV. Strafbeschikking
= straf opgelegd door de OvJ zelf; vervolging door OvJ
Vervolgingsmonopolie voor OM
 Alleen het OM (OvJ) kan vervolgen
 Politie moet OvJ in staat stellen te beslissen over de vervolging
 Opmaken en inzenden proces-verbaal (com. Tussen politie en OvJ)
= art 152 lid 2 en art 156 lid 2
 Als de OvJ een bepaald delict kiest om de verdachte voor te vervolgen, is
de rechte gebonden aan het ten laste gelegde feit (art 350, 351, 352 &
313 Sv)
= de rechter beslist wat hij beslist, OvJ bepaalt of hij beslist
 Politiek/democratische invloed en controle op strafrechtspleging
= NIET ‘moet rechter niet zwaarder straffen?’ MAAR ‘moet OM iet meer
zaken voor de rechter brengen?’
= Geen politieke invloed in concrete vervolgbeslissing
 De Officier van Justitie kan een strafzaak vervolgen, maar hij hoeft een
strafzaak niet te vervolgen (art 167 lid 1 & lid 2, 242 lid 1 & lid 2)
 Gronden aan het algemeen belang = open criterium
Wanneer moet het OM vervolgen & wanneer moeten zij van vervolging afzien?
 De veroordeling staat niet in de wet
Wettelijke vervolgingsuitsluitingsgronden
 Overlijden van verdachte (art 69 Sr)
 Leeftijd (486 Sv)
 Verjaring (70 Sv)
 Ne bis in idem-beginsel: niet 2x voor het zelfde feit veroordeelt (art 68
Sr)
 Hetzelfde feit, waarover de strafrechter al inhoudelijk oordeelde en het
echt een nieuwe vervolging is en niet de heropening (herziening) mag
NIET worden vervolgd
 Art 4 & 7 EVRM, 14 lid 7 IVBPR
Beginselen van goede procesorde
 Gelijkheidsbeginsel,
 Verbod van detournement de pouvoir,
 Verbod van willekeur,
 ‘ne bis in idem’-beginsel
 Het onderzoek is niet rechtmatig uitgevoerd (eerlijk proces (359a Sv))
 Geen materiële strafrechtstoepassing mogelijk (moet binnen grenzen van
de wet blijven)
 Recht op berechting binnen redelijke termijn (art 6 EVRM)
 Vertrouwensbeginsel
Toets van vervolgingsbeslissing op rechtvaardigheid
a. Bezwaarschrift tegen de dagvaarding
= waarborgen tegen te lichtzinnige vervolging
Bezwaarschrift tegen de dagvaarding achter gesloten deuren
Art 262 lid 4 ‘onvoldoende aanwijzing van schuld’
b. Beklag ex. Art 12 Sv
= in geval van niet vervolgen kan het slachtoffer in de knel brengen
ook tegen het strafbare feit waartegen vervolgd wordt is beklag mogelijk
c. De rechter ter terechtzitting toetst de vervolgingsbeslissing
Art 348 Sv beoordeelt de ontvankelijkheid van de OvJ
Controleert wettelijke voorwaarden voor ontstaan en wettelijke gronden
voor verval vervolgingsrecht
Toetsen aan beginselen van behoorlijke procesorde (vertrouwensbeginsel,
ne bis in idem beginsel, eerlijk procesbeginsel (art 359a Sv))
d. Mogelijkheid voor verdachte om vervolging stop te zetten als het onnodig
lang duurt (art 36 Sv)

Hoorcollege 6
Opsporing  vervolging  berechting  tenuitvoerlegging
Openbaar Ministerie (OM)
 Parket generaal: College van PG’s (3-5), landelijke leiding, vaardigt
aanwijzingen uit
 Landelijk parket: (inter)nationaal georganiseerde misdaad (Rotterdam)
 Functioneel parket: fraude milieucriminaliteit complexe ontnemingszaken
 Parket bij de HR Ressortsparket bij de Gerechtshoven
Arrondissementsparketten bij de rechtbanken: hoofd-officieren per parket
Officier van Justititie
 Betekent de dagvaarding (art 258 Sv)
 Vervolgingsmonopolie
 Opportuniteitsbeginsel (art 167 lid 2 en 242 lid 2 Sv)
Art 12 Sv: Rechtstreeks belanghebbende heeft de mogelijkheid tot beklag tegen
niet vervolgen bij het Hof
 Mogelijke vervolgingsbeslissingen
 Sepot
 Technisch sepot: gebrek aan bewijs
 Beleidssepot: op grond van algemeen belang
 Voorwaardelijk sepot/transactie (art 74 Sr/162 Sv)
= voorwaarden om strafvervolging (het recht van de OVJ om te
vervolgen) te voorkomen
indien je niet voldoet aan de voorwaarden kom je vanzelf bij de rechter
 Strafbeschikking (art 257 Sv)
Verzet nodig om bij de rechter te komen
 Berechten
= het voor de rechter dagen van een strafzaak, waarbij de rechter een
straf toekent
Rechter in eerste aanleg
 Kantonrechter: een rechter die oordeelt over overtredingen
 Politierechter/kinderrechter: een rechter die oordeelt over misdrijven
waar een lage gevangenisstraf op is gesteld (enkelvoudige rechter)
 Meervoudige kamer:
Grondslag voor de berechting is de telastlegging (350 Sv)
 Tweefasen proces in belang van slachtoffer???? – Waarom – het leed van
het slachtoffer door het delict, zorgt ervoor dat hij en rol mag spelen bij
het strafproces & vaststellen van het gepleegde feit en de persoon die
daarvan verdacht wordt; Beter voor het leed van het slachtoffer
Positie van de rechter
 Accusatoir proces: rechter is passief, het bewijs wordt door de partijen,
waaronder de verdachte, op de openbare terechtzitting gepresenteerd
Vb. Engeland & VS
 Inquisitoir proces: rechter onderzoekt actief de materiële waarheid in een
beperkt toegankelijk vooronderzoek, verdachte voorwerp van het
onderzoek
Vb. Nederland (1838-1926)
 Gematigd accusatoir proces: de rechter is actief, maar het bewijs wordt
op de terechtzitting gepresenteerd (Wetboek van Strafvordering, 1926)
= de auditu arrest
Bewezenverklaring: kan door rechter alleen worden aangenomen indien hij
daarvan uit onderzoek der terechtzitting door inhoud van wettige bewijsmiddelen
overtuiging heeft bekomen (art 338 Sv)
 Wettig en overtuigend  ‘in dubio pro reo’
Wettige bewijsmiddelen (art 339 Sv):
 Eigen waarneming rechter
 Verklaring verdachte/getuige/deksundige
 Schriftelijke bescheiden, w.o. processen-verbaal
Feiten/omstandigheden van algemeen bekendheid behoeven geen bewijs
Verklaring van een getuige (342 lid 1 Sv): bij het onderzoek op de terechtzitting
gedane mededeling van feiten of omstandigheden die hij zelf waargenomen of
ondervonden heeft
 Afgelegd tijdens het onderzoek op de terechtzitting (formeel)
 Zelf waargenomen of ondervonden (materieel)
Een getuige met een verklaring waarin hij iets heeft ‘horen zeggen’
 Voldoende voor de inhoud en gedaan ter terechtzitting
(onmiddelijkheidsbeginsel)
 De getuige heeft het zelf niet meegemaakt alleen gehoord; hier wordt
gezegd dat er voldoende inhoud is voor de getuigenis
‘de auditu’ geldt ook voor eigen waarnemingen van de opsporingsambtenaar
(344 lid 2 Sv)  de waarnemingen van de opsporingsambtenaar worden vast
gelegd in een ambtsedige verklaring en kan dus ook gebruikt worden bij de
terechtzitting
art 6 EVRM: eist mogelijkheid horen getuigen op terechtzitting, zodat ze door
de rechter kunnen worden ondervraagd. Belangrijke getuigen in ieder geval
door RC gehoord. = ontwikkeling richting accusatoir proces
gevolgen van onrechtmatigheden in het vooronderzoek
art 359a Sv: indien blijkt dat bij voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd
die onherstelbaar zijn en rechtsgevolgen niet uit de wet blijken kan de rechtbank
bepalen dat
 De hoogte van de straf zal worden verlaagd
 De resultaten van het onderzoek, door verzuim verkregen mogen niet
bijdragen aan het bewijs
 Het OM wordt niet ontvankelijk verklaart
Positie van officier van justitie
 Behartigt algemeen belang
 Draagt bij start van het onderzoek ter terechtzitting de tenlastelegging
voor
 Houdt aan het eind van het onderzoek ter terechtzitting requisitoir waarin
bewezenverklaring en strafeis worden genoemd (kan ook vrijspraak
requireren)
Positie slachtoffer
 1926: aangever, klachtgerechtigde, getuige, mogelijkheid tot beklag
tegen niet vervolging (12 Sv), voeging als benadeelde partij voor
schadevergoeding (51a Sv)
 1995: schadevergoedingsmaatregel als sanctie door rechter (36f Sr)
 2005: spreekrecht op terechtzitting omtrent de gevolgen van het
strafbare feit (51e, 302 Sv)
 2011: zelfstandige positie in het strafproces (51a Sv)
Positie van raadsman/vrouw
 Behartigt de belangen van de verdachte
= niet: cliënt is onschuldig, maar: feit kan niet worden bewezen
Hoorcollege 7
Bestanddelen/elementen uit de delictsomschrijving, dienen bewezen te worden
Wederrechtelijk: onrechtmatig, in strijd met het recht
Opzet: willens en wetens/doelbewust handelen, je bewust zijn van de mogelijke
gevolgen daarvan
Schuld: grove onachtzaamheid
 Bestanddelen uit de delictsomschrijving komen aan de orde bij vraag 1
van 350
= vrijspraak
 Elementen uit de delictsomschrijving komen aan de orde bij vraag 3 van
350
= ovar (ontslag van alle rechtsgevolgen)
Indien wederrechtelijkheid als bestanddeel opgenomen is in de
delictsomschrijving, dan is er sprake van een situatie die niet altijd
wederrechtelijk uitgevoerd hoeft te worden (vernieling/doodslag)
 In misdrijven zijn opzet en schuld belangrijk
 Opzet = vb. doodslag (je handelt willens en wetens)
 Schuld = vb. dood door schuld (je had beter moeten weten, dokter is
onvoorzichtig bij opereren)
Art 282 ‘hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft’
Art 350 ‘hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed vernielt…’
 Indien ‘en’ in de delictsomschrijving staat dienen beide apart bewezen te
worden (opzet = kleurloos opzet)
 Indien ‘opzettelijk wederrechtelijk’ in de delictsomschrijving staat dient
aangetoond te worden dat degene opzettelijk tegen de wet in ging
(opzettelijk wederrechtelijk = boos opzet)

‘Art 300 lid 2 Sr’ vs. ‘art 302 lid 1 Sr’ vs. ‘art 308 lid 1 Sr’
 300 lid 2 = zwaar lichamelijk letsel max. 4 jaar
 Opzet gericht op mishandeling
= het liep uit de hand (het gevolg was anders dan verwacht)
 302 lid 1 = opzettelijk zwaar lichamelijk letsel max. 8 jaar
 Opzet gericht op het zware mishandelen (het zware letsel)
= intentie is gericht op het veroorzaken van het zware letsel
 308 lid 1 = aan wiens schuld te wijten dat een ander zwaar lichamelijk
letsel bekomt max 1 jaar
 Schuld aan het lichamelijke letsel (je had voorzichtiger moeten zijn)
= er is geen intentie tot het veroorzaken van enig letsel

Kan het feit worden bewezen? (art 338 Sv)


 Enkel door de rechter
 Op basis van wettige bewijsmiddelen die in het onderzoek trz naar voren
zijn gekomen
Bestanddelen van de delictsomschrijving, die moeten bewezen worden!
Objectieve bestanddelen (letterlijke eisen uit de delictsomschrijving) &
subjectieve bestanddelen (bepaalde begrippen die voor iedereen een andere
betekenis hebben)

‘art 307 Sr’ vs. ‘art 287 Sr’ vs. ‘art 289 Sr’
 Art 307 = dood door schuld max. 2 jaar
 Art 287 = dood door opzet max. 15 jaar
 Art 289 = dood door opzet en voorbedachte rade max. 30 jaar
Opzet = willens en wetens handelen
Opzet met zekerheidsbewustzijn = schip met bemanning in brand steken
voor verzekeringsgeld (waardoor bemanning dood gaat)
Opzet met waarschijnlijkheidsbewustzijn = Hoornse taart; iemand wilde
een man om het leven brengen, leverde een taart vergiftigd met rattengif. Vrouw
at van de taart voordat de man thuis was en overleed. De dader had bedacht dat
de vrouw er ook van kon eten, maar niets gedaan om te voorkomen dat de taart
door de vrouw opgegeten zou worden; ook opzet op de dood van de vrouw.
Voorwaardelijk opzet = Cicero; zich willens en wetens blootstellen aan de
geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans. (vb. iemand steekt iemand neer
(dood) en de dader zegt het slachtoffer enkel te willen toetakelen, maar naar het
hart steekt mag worden aangenomen dat de dader het slachtoffer wilde doden)

Structuur van het strafbare feit


Voorwaarden voor strafbaarheid:
 Gedraging
 Wettelijke delictsomschrijving
 Wederrechtelijkheid
 Schuld
Art 350 materiële vragen
1. Is de tenlastegelegde gedraging bewezen?
= Kan het tenlastegelegde gedrag worden bewezen?
Zo nee = vrijspraak
2. Valt de bewezenverklaring(& tenlastelegging) onder een
delictsomschrijving?
= Is de bewezenverklaring hetzelfde als de delictsomschrijving?
Zo nee = ontslag van alle rechtsvervolging
3. Is de verdachte strafbaar?
Feit niet wederrechtelijk = rechtvaardigingsgrond
Dader geen schuld = schulduitsluitingsgrond

Strafuitsluitingsgronden
 Rechtvaardigingsgrond: het feit is niet wederrechtelijk
= art 40 (noodtoestand)
 Schulduitsluitingsgrond: de dader heeft geen schuld
= art 39(wel maatregel opleggen = TBS art 37a Sr), art 40 (psychische
overmacht)
Het betreft hier wederrechtelijkheid en schuld als voorwaarden voor de
strafbaarheid (elementen)
Indien wederrechtelijkheid & schuld als bestanddelen zijn opgenomen worden
deze bij vraag 1 behandeld

Hoorcollege 8
Wetssystematisch dilemma: voor ieder delict een algemene bepaling over de
uitbreiding van strafbaarheid, aangezien anders het wetboek te dik wordt.

You might also like