Professional Documents
Culture Documents
Profielkeuzegids Vwo Deel 2 21-22 2
Profielkeuzegids Vwo Deel 2 21-22 2
Profielkeuzegids Vwo Deel 2 21-22 2
Profiel- en vakkenkeuze
VWO
Deel 2
2021 – 2022
2 Stanislascollege Voorlichting Tweede Fase VWO 2021/2022
Beschrijving van de verplichte vakken
Hieronder volgt een beschrijving van de inhoud van de verplichte vakken in het
gemeenschappelijk deel in de tweede fase.
Nederlands
1. Leesvaardigheid
Je krijgt vaardigheid in het lezen van kranten- , tijdschriftartikelen en studieteksten.
Je moet een onderscheid kunnen maken tussen een betoog, een beschouwing en
een uiteenzetting.
Je moet tekstvragen kunnen beantwoorden en stukken tekst samenvatten. Je leert
uitleggen, waarom redeneringen wel of niet kloppen.
2. Mondelinge taalvaardigheid
In de vierde houd je samen met een klasgenoot een spreekbeurt over een boek-
filmvergelijking. In de vijfde houd je individuele spreekbeurt over een boek uit de
Nederlandse literatuur. In de zesde klas krijg je oefening in het debatteren: de
speech. Bij alle spreekopdrachten moet je kunnen reageren op vragen van
klasgenoten of tegenargumenten van je opponent tijdens een debat.
3. Schrijfvaardigheid
Je moet allerlei soorten teksten kunnen schrijven en herschrijven (bijvoorbeeld een
verslag n.a.v. een interview, een brief, een uiteenzetting of een betoog). Soms doe je
dit op grond van informatie die door jou is verzameld. Zo leer je je taal zo effectief
mogelijk te gebruiken.
4. Argumentatieve vaardigheden
Je moet redeneringen kunnen ontrafelen, zien waar argumenten vandaan komen en
of ze kloppen. Zo vorm je een mening over een tekst. Op basis daarvan leer je
tevens zelf een correct en overtuigend betoog op te zetten.
5. Literatuur
Je leest minimaal twaalf literaire werken, waarvan minimaal drie werken die voor
1880 zijn geschreven. Om dat goed te kunnen doen, moet je natuurlijk allerlei
soorten literatuur en literaire begrippen leren kennen. Je moet de hoofdlijnen van de
literatuurgeschiedenis kunnen weergeven. Literaire werken, teksten en schrijvers
moeten in het juiste historisch perspectief kunnen worden geplaatst op grond van
hun karakteristieke kenmerken.
Voor alle vwo-leerlingen is Engels verplicht. Alle onderdelen van het vak moet je
volgen. De volgende vaardigheden worden voor een groot deel tijdens de lessen
getraind en op school getoetst.
Schoolexamen 1
Aan het einde van de 5de klas vindt het eerste schoolexamen plaats. Het gaat hierbij
om leesvaardigheid. Dit geeft een goede indicatie van wat je een jaar later kan
verwachten tijdens het centraal eindexamen.
SE 1 bepaalt voor 10% mee. Elk ander onderdeel bepaalt voor 22,5% het cijfer voor
het schoolexamen. Het cijfer van het centraal schriftelijk- en het schoolexamen
bepalen samen je eindexamencijfer (beide tellen even zwaar).
CKV is een nieuw vak in de bovenbouw. Het doel van het vak is leerlingen kennis te
laten maken met en een smaak te laten ontwikkelen op het gebied van de kunst in de
breedste zin van het woord, dus niet alleen het soort kunst dat je in musea vindt (hoe
veelzijdig dat ook al is), maar ook in de vorm van toneel, dans, literatuur, muziek (van
alle soorten), architectuur, fotografie enzovoorts. Naast deze kennismaking wordt ook
op praktisch gebied een en ander geëist, in beeldende of muzikale vorm.
Deze onderdelen zullen een plaats krijgen binnen een aantal thema's die door de
school voorgeschreven worden. Naast een aantal verplichte onderdelen zal iedere
leerling individueel ook erg veel vrijheid hebben om het thema uit te werken naar
zijn/haar eigen keus. Welk toneelstuk bezocht wordt, welke muziek beluisterd wordt
en welke roman gelezen wordt, dat zijn allemaal vragen die ieder voor zich moet
beantwoorden.
Het uiteindelijke resultaat van het kijken, luisteren en doen moet worden vastgelegd
in een kunstdossier dat wordt beoordeeld.
Voor CKV wordt geen centraal examen afgenomen, het schoolexamen moet 'naar
behoren' zijn afgerond. Dit schoolexamen bestaat uit het eerder genoemde
kunstdossier en een mondeling examen waarin de reflectie op het kunstdossier wordt
getoetst. Dit kan pas worden afgenomen nadat de samenstelling van het
kunstdossier is afgerond.
Het vak CKV is een verplicht vak voor atheneum leerlingen. Voor gymnasiasten is de
tegenhanger van dit vak, Klassieke Culturele Vorming (KCV), een verplicht
onderdeel. Voor een beschrijving hiervan zie bij de keuzevakken Grieks, Latijn en
Klassieke en Culturele Vorming.
In dit laatste jaar heb je deels zelf in de hand welk onderwerp je bij
levensbeschouwing
behandelt, omdat je zelf een onderzoeksontwerp maakt. Daarnaast gaan we ons
verdiepen in spiritualiteit van het boeddhisme en christendom en in psychologie. Je
benadert levensbeschouwing in klas vijf op twee manieren:
2. Als theoloog. Een theoloog bekijkt religie juist van binnenuit. Hierbij gaat het om
openstaan voor verschillende overtuigingen en waarden, reflecteren op jezelf en de
wereld om je heen, onder woorden brengen wat je inspireert en hoe je dat in de
praktijk brengt. Je bestudeert hierbij niet alleen de levensbeschouwing van andere
mensen, je kijkt ook naar jezelf. Je leert niet alleen over spiritualiteit, maar gaat
beleven hoe dat door verschillende mensen in de praktijk wordt beoefend.
Een aantal onderdelen waar bij LOB aandacht aan wordt besteed zijn:
A. Horizonverruiming
Wat voor iemand je bent, wat je sterke en wat je zwakke kanten zijn, waar je wel of
geen belangstelling voor hebt en wat je van studeren in het algemeen vindt.
B. Algemeen onderzoek
Je gaat je oriënteren op studies en beroepen in relatie tot het profiel dat je gekozen
hebt; maar ook op de mogelijkheden die er nog in andere richtingen zijn. Je kiest een
voor jou aantrekkelijk beroep uit en gaat de positieve en negatieve kanten hiervan
onderzoeken.
C. Specifiek onderzoek
Je gaat verschillende studies binnen dezelfde sector met elkaar vergelijken. Ook
vergelijk je dezelfde studies bij verschillende instituten. Ten slotte kies je voor de
studie, die je denkt te gaan volgen, onderzoekt zoveel mogelijk facetten hiervan.
scw.dedecaan.net
Dat wat je als leerling zelfstandig aan kennis hebt verworven in verband met je
vervolgstudie of beroep moet vastgelegd worden op Keuzeweb, een digitale module
op scw.dedecaan.net. Dit gebeurt door middel van opdrachten die je invult of testjes
die je doet. Ook doe je verslag van je gesprekken met je decaan of mentor en van je
bezoek aan Open Dagen of Proefstuderen. Aan het eind van je schoolloopbaan heb
je veel informatie over jezelf en je keuzeproces vastgelegd waar jij, je mentor en je
decaan inzicht in hebben.
Frans
Het Frans wordt over het algemeen beschouwd als één van de mooiste talen.
Als je de taal goed spreekt, zul je later voor veel banen - met name banen in de
internationale handel, in toerisme, in de diplomatieke wereld eerder aangenomen
worden dan een ander die de taal niet beheerst. Immers, maar een klein deel van de
Nederlanders spreekt de taal behoorlijk. (Volgens Fenedex blijven er voor 9 miljard
euro aan orders liggen in Nederland omdat we te weinig Frans spreken.) Al sinds
jaren benadrukt het Ministerie van Onderwijs via krant en tv hoe belangrijk het is
om Frans en Duits, de talen van onze buurlanden, te leren.
Kortom, door Frans te spreken kun je je eigen (internationale) carrièremogelijkheden
vergroten.
Het bovenbouwprogramma
Vanaf de vierde klas ga je steeds meer je basisvaardigheden van de onderbouw
uitbouwen.
Alle aspecten van de taal komen aan bod: Je breidt je woordenschat flink uit, je leest
uiteenlopende teksten, je leest in de klas een aantal werken uit de Franse literatuur. .
Er wordt in de klas veel geoefend met luisteren (oa Franse nieuwsfilmpjes) en
regelmatig ook met spreken. Je houdt af en toe een presentatie in het Frans; dit is
een goede voorbereiding op de presentaties tijdens je studie later. Ook luisteren we
soms naar Franse muziek en bekijken we af en toe een Franse film in de les. Verder
leer je een mail of een brief schrijven in het Frans.
In het eindexamenjaar krijg je een schoolexamen schrijfvaardigheid, een CITO kijk -
en luistertoets en doe je je mondeling examen. Als afsluiting van het vak krijg je op je
Centraal Eindexamen de leesvaardigheidstoets.
In de vierde klas is er voor alle leerlingen met Frans in het pakket een schoolreis
naar Normandië met een gevarieerd en superleuk programma. Omdat je verblijft in
een gastgezin kun je goed je Frans oefenen!
Versterkt talenonderwijs
Als je goed bent in Frans, kun je naast het vwo diploma ook nog een internationaal
erkend certificaat behalen door deel te nemen aan het zogenaamde DELF examen:
op school verzorgt de vakgroep Frans naast de gewone lessen ook DELF-lessen
waarin je je kan voorbereiden op de DELF-examen niveau B1 en B2. Als je slaagt
voor het B2 niveau kun je zonder toelatingsexamen toegang krijgen tot een
Franstalige universiteit! Dat is pas internationalisering!
10 Stanislascollege Voorlichting Tweede Fase VWO 2021/2022
Vervolgopleiding/studie
Als je Frans hebt gekozen, is het natuurlijk mogelijk dat je zo enthousiast bent voor
het vak dat je Frans wilt gaan studeren op de Universiteit. Frans is verder een nuttig
vak voor alle opleidingen en studies die zich richten op de handel, de hightech, de
economie, (bijv. HEAO, economisch-linguïstische richting), de internationalisering,
Europese studies (bijv. HEBO), toerisme, horeca (Hogere Hotelschool),
internationaal recht, bestuurskunde en internationale managementopleidingen. Als je
een stage in Frankrijk, België, Zwitserland, Canada of Afrika overweegt is de taal
uiteraard ook een must (Frankrijk biedt vele studiebeurzen aan buitenlandse
studenten).
Mogelijke beroepen
Frans is onmisbaar voor alle beroepen waarvoor je veel naar het buitenland reist of
veel contacten onderhoudt met Franstalige landen of wanneer je in Frankrijk of in
een Franstalig land gaat wonen.
Om je een idee te geven van de beroepen waarbij je Frans nodig hebt volgt hier een
overzicht van mogelijkheden. Waarschijnlijk zijn er nog veel meer mogelijkheden dan
wij hier noemen. Het is slechts bedoeld om je een idee te geven.
Een commerciële functie bij een groot internationaal bedrijf : er zijn meer dan 200
Nederlandse bedrijven in Frankrijk (bijv. Unilever, Shell, Philips, Center Parcs); er zijn
meer dan 350 Franse bedrijven en instellingen in Nederland (bijv. Crédit Lyonnais,
Novotel, TotalElf, Michelin, Renault, Cap Gemini), manager van een restaurant,
hotel- of camping(keten) in Frankrijk, functie bij een grote reisorganisatie
(touroperator), journalist/verslaggever in een Franstalig land, een contactpersoon in
de internationale makelaardij, Tolk/vertaler Frans, docent Frans, contactpersoon in
de uitgeverij, archeoloog, arts in een Franstalig land (Médecins sans Frontières), een
functie in de diplomatieke dienst bij een Franstalige ambassade of Buitenlandse
Zaken, een functie bij het Internationale Rode Kruis, een functie in de wereld van het
ontwikkelingswerk (bijv. OxfamNovib), de Verenigde Naties. Voor alle internationale
contacten met landen in Afrika en met Canada is het Frans de voertaal. De taal wordt
in meer dan 43 landen gesproken.
Het bovenbouwprogramma
Kies je voor het profiel CM, dan kies je ook automatisch voor Duits of Frans. Beide
talen kiezen kan natuurlijk ook. Kies je voor het profiel EM, dan kan je Duits als
profielkeuzevak kiezen. Erg handig, wanneer je toekomstig werkgever het liefst
mensen heeft die meer talen beheersen. Daarnaast kan Duits natuurlijk ook in het
vrije deel gekozen worden.
Mogelijke beroepen
Je kunt natuurlijk doen alsof Duits ver weg is. Maar je leeft in Europa: de tijd dat ieder
land op zich leefde is voorbij. Alle mogelijke nationaliteiten hebben dagelijks met
elkaar te maken. In het moderne Europa "zonder grenzen" doen wij als Nederlanders
zaken met allerlei landen, maar het meeste met Duitsland. Daar verdienen we in
Nederland een groot deel van onze boterham mee! Ooit heb je iets met Duitsland of
Duitsers te maken. Geen wonder, Duitsland is een enorm land, met een grote
economie.
In veel bedrijven zitten ze dan ook te springen om personeel dat goed vreemde talen
kan. Steeds vaker werken in teams met mensen uit allerlei landen samen! Veel
medewerkers worden op cursus gestuurd om hun talen te verbeteren. Waarom?
Omdat Nederlandse bedrijven weten dat je makkelijker zaken doet met een Duitse
klant als die in zijn moedertaal geholpen kan worden. Spreek de taal van je klanten!
is super belangrijk. Natuurlijk kun je ook Engels spreken met die Duitse klant. Maar
het is een stuk service als jij de klant in het Duits kan helpen.
Ruim 400 miljoen mensen in 21 landen hebben Spaans als moedertaal en als je hier
de mensen bij optelt die Spaans als tweede of als derde taal spreken, kom je uit op
een totaal van ruim 500 miljoen sprekers wereldwijd. Bedenk eens hoeveel
carrièremogelijkheden je dit geeft. Voor reizen door Latijns Amerika of dichter bij
huis; voor een vakantie, stage of werken in Spanje zal een beetje kennis van de
Spaanse taal je een eind op weg helpen. We wereld zal in hoog tempo meertalig zijn
en in de VS wordt al door 1 op de 10 inwoners Spaans gesproken. Maar
doeltreffende communicatie is natuurlijk niet alleen een kwestie van taalbeheersing.
Een brede, grondige en kritische kijk op de maatschappelijke en culturele context is
eveneens onmisbaar. Als je bekend bent met de Spaanse taal gaat er een wereld
voor je open!
Examen
Het examen zal bestaan uit toetsing van de luister-, lees-, spreek- en
schrijfvaardigheid. Daarnaast besteden we aandacht aan Spaanstalige literatuur en
belangrijke aspecten van de Spaanse en Latijns Amerikaanse cultuur. Leerlingen die
goede resultaten behalen en die gemotiveerd zijn, bieden we de mogelijkheid om in 5
of 6 vwo mee te doen aan het DELE A2,B1 of B2 examen. DELE staat voor Diploma
de Español como Lengua Extranjera en is het enige door het Spaanse ministerie van
onderwijs erkende internationale diploma dat het niveau van taalbeheersing
aangeeft.
Bij de lessen Grieks en Latijn ligt de nadruk niet alleen op taal en tekstbegrip, maar
wordt ook de cultuur van de oudheid behandeld. Voorbeelden van
cultuuronderwerpen zijn Griekse of Latijnse beeldhouwkunst, mythologie,
geschiedenis, toneelstukken en beeldende kunst.
De antieke wereld heeft een duidelijke invloed uitgeoefend op onze westerse wereld.
Ons denken en leven is sterk door de Grieken beïnvloed: denk maar eens aan
democratie, geschiedschrijving, toneel en filosofie: allemaal uitvindingen van de
Grieken. De Romeinen hebben vooral door hun organisatietalent ons leven
beïnvloed. De Europese Unie lijkt in veel opzichten op het rijk van de Romeinen en
onze eigen wetten en regels maken gebruik van de systemen van hun Romeinse
voorgangers.
Wanneer je Griekse of Latijnse teksten leest, maak je op een directe manier kennis
met de Grieken en Romeinen. Zo leer je zien waarin zij op ons lijken en waarin zij
juist van ons verschillen. Maar het lezen van tekst alleen is niet genoeg om de
'ouden' te leren kennen. Ook over hun wereld moet je het nodige weten. Dit komt bij
Grieks en Latijn ook aan de orde. Zo vormen de vakken Grieks en Latijn een prima
uitrusting om op ontdekkingstocht te gaan in de wereld van de oudheid.
Programma
Als je bij Grieks of Latijn een bepaalde auteur leest, ga je daarbij ook in op de
cultuuraspecten die bij die auteur horen. Zo leer je bij het lezen van Sofokles of
Euripides van alles over de opvoeringspraktijk van de tragedie, de maatschappelijke
context van de tragediedichters en de mythologische achtergronden bij de te lezen
tragedie. Ook maak je elk jaar een PO waarin je een bepaald taal- of cultuuraspect
verder uitdiept.
vijfde klas – hierbij trek je drieëneenhalve week door Griekenland om alle bekende
opgravingen en musea te bezoeken.
De lespraktijk
Het lezen van oorspronkelijke Griekse of Latijnse teksten staat centraal in de lessen.
Uitgebreide leeshulpen en de begeleiding van je docent staan daarbij tot je
beschikking. Daarnaast werk je natuurlijk veel samen met je klasgenoten. De teksten
worden op woord- en zinsniveau bestudeerd, maar ook de algemene lijn van het
verhaal komt aan bod.
Examen
Alle gelezen teksten met bijbehorende cultuur uit klas 4, 5 en 6 komen terug in het
schoolexamen en het centraal examen. Het schoolexamen bestaat uit een schriftelijk
en een mondeling deel. Daarnaast is er een schoolexamen dat specifiek over de
Griekenlandreis gaat. Bij dit schoolexamen maak je ook een PO.
Op het centraal examen moet je vragen kunnen beantwoorden over eerder gelezen
antieke teksten en een nieuw stuk Grieks of Latijn in het Nederlands vertalen. Daarop
word je al vanaf de vierde klas voorbereid!
Als je een keuze gaat maken tussen Grieks en Latijn, is het belangrijk om te weten
waar je deze keuze op kunt baseren. Als het gaat om vervolgstudies is de ene taal
niet nuttiger dan de andere. Ook voor de studie geneeskunde is het Grieks even
waardevol als het Latijn!
Om goed te vertalen heb je voor beide talen begrip en inzicht nodig. Afhankelijk van
je interesse en taalgevoel kan de ene taal je beter liggen dan de andere. Je kunt
kijken naar welke cijfers je in de onderbouw haalt, maar dit is niet per se
noodzakelijk. Kijk vooral ook naar waar je interesse ligt en welke teksten/auteurs je
graag zou willen lezen in de bovenbouw. In het bovenstaande stukje ‘Programma’
kun je lezen welke auteurs er aan bod komen. Daarnaast kun je ook de
eindexamenauteur van jullie jaar laten meewegen in je keuze.
Als je aan het nadenken bent over of je wel of geen geschiedenis wilt in de
bovenbouw, kun je aan de volgende vragen denken:
2. vind ik lezen leuk;
3. denk ik in de derde klas vaak: “Leuk, deze stof, maar wel iets oppervlakkig, ik
wil graag meer weten.”;
4. vind ik het leuk om in boeken en sites op zoek te gaan naar bepaalde
informatie;
4. hoe zijn mijn cijfers in de onderbouw;
5. wil ik leren om uit bronnen de juiste informatie halen?
6. vind ik het interessant om mensen, hun omgeving, hun maatschappij en hun
handelen in historische context te bestuderen? Met andere woorden: welke
impact heeft het verleden op het heden?
Bij je keuze voor wel of geen geschiedenis is het vooral belangrijk dat je:
geschiedenis leuk vindt en bereid bent om ervoor te werken.
Geschiedenis is standaard opgenomen in de profielen E&M en C&M. In principe
kunnen leerlingen met een N-profiel vanwege scheikunde in hun pakket standaard
geen geschiedenis meer kiezen. Wel bestaat de mogelijkheid om geschiedenis als
extra keuzevak (derde vak) te kiezen.
4. Geschiedenis en je vervolgstudie
Er zijn geen studies die eisen dat je eindexamen in geschiedenis gedaan moet
hebben. Wat je wel ziet is dat veel opleidingen verwachten dat je iets over de wereld
om je heen weet. Dit geldt vooral voor alle studies die mensen als onderwerp
hebben, zoals psychologie, economie, rechten, talen, journalistiek en bepaalde
onderwijsrichtingen, zoals de pabo. En dat is dan weer kennis die je bij geschiedenis
opgedaan hebt.
Verder leer je bij geschiedenis een aantal vaardigheden die je echt nodig hebt op het
hbo en de universiteit. Het snel en gestructureerd kunnen verwerken van lappen
tekst, bronnen op hun betrouwbaarheid en bruikbaarheid beoordelen, een mening
met argumenten onderbouwen, oorzaken en gevolgen kunnen aangeven en wegen:
al deze vaardigheden komen je van pas.
5. Geschiedenis en je beroep
Voor veel beroepen heb je de inhoudelijke kennis die je bij geschiedenis opdoet niet
dagelijks nodig. Wel wordt bij veel beroepen verwacht dat je de actualiteit volgt en
dan is geschiedenis eigenlijk onmisbaar.
Kortom: geschiedenis is een vak dat je kiest met je hart en je verstand! Niet een vak
dat onmisbaar is voor vervolgstudies en beroepen, wel een vak dat je zowel kennis
als vaardigheden biedt om de wereld om je heen te begrijpen en een goede
studiehouding te leren. Wil je meer weten? Vraag het aan je geschiedenisdocent!
Vervolgstudies
Aardrijkskunde is van belang bij alle vervolgstudies waarbij de samenhang tussen de
mens en zijn leefomgeving een rol speelt. Je kunt hierbij denken aan bestuurskunde,
politicologie, milieukunde, planologie, stedenbouw, civiele techniek, mijnbouwkunde,
aardwetenschappen, journalistiek enzovoort. Een betrekkelijk nieuwe studie aan de
Vrije Universiteit van Amsterdam is ‘Aarde en economie’. Er zijn aan de Nederlandse
universiteiten tal van andere studies in het verlengde van de aardrijkskunde die je
kunt volgen. Tik bijvoorbeeld maar eens ‘geowetenschappen’ in. Of
‘aardwetenschappen’, of ‘milieu- natuurwetenschappen’ of ‘sociale geografie en
planologie’.
Onderwerpen die in het vak bedrijfseconomie onder andere aan bod komen zijn:
Financiering: Hoeveel vermogen heeft een onderneming nodig? Waar haalt men het
geld vandaan? Hoe beoordeelt men of een organisatie het goed doet? Welke criteria
worden daarvoor aangelegd?
Kostprijsberekening: Welke prijs moet een bedrijf voor een bepaald product vragen?
Welke kosten moet het daarvoor meetellen? Welke machine is het goedkoopst?
Het vak bedrijfseconomie wordt in het profiel E&M en in de vrije ruimte aangeboden
en kan dus door iedereen gekozen worden. Bij bedrijfseconomie wordt regelmatig
gebruik gemaakt van de chromebooks. Hierbij moet je denken aan een opdracht
computerboekhouden, een managementgame en het werken met spreadsheets
(Excel/Google Sheets). Ook zijn er een aantal praktische opdrachten: bedenk een
product en schrijf een marketingplan hiervoor; schrijf een ondernemingsplan voor je
pws en haal een extern diploma boekhouden! Bedrijfseconomie is een zeer praktisch
ingesteld vak, het maken van opgaven staat centraal.
Vervolgopleiding / Studie
Voor toelating aan economische en toeristische vervolgopleidingen in het HBO is
bedrijfseconomie (of economie) verplicht als je een ander profiel hebt dan E&M. Bij
Stanislascollege Voorlichting Tweede Fase VWO 2021/2022 23
andere opleidingen is het niet verplicht, maar het is natuurlijk wel sterk aan te raden
bedrijfseconomie te kiezen als je later door wilt gaan op een opleiding die
raakvlakken heeft met de bedrijfseconomie, zoals economie of bedrijfskunde op het
WO en de hogere hotelschool of vrijetijdskunde op het HBO. Ook voor andere
vervolgopleidingen is kennis van bedrijfseconomie welkom.
Vervolgopleidingen
Voor toelating aan economische vervolgopleidingen in het WO is het volgen van het
vak economie op de middelbare school nooit echt vereist. Ook zonder economie in je
pakket word je toegelaten. Maar het is natuurlijk wel sterk aan te raden het vak
economie te kiezen als je later door wilt gaan op een economische of
bedrijfseconomische opleiding. Je hebt dan op rustige wijze een goede basis gelegd.
Voorbeelden van dit soort opleidingen zijn algemene economie, bedrijfseconomie,
bedrijfskunde, opleiding voor management, accountancy en controlling en fiscale
economie. Maar ook voor vervolgopleidingen op het gebied van landbouw en milieu
en van de journalistiek is kennis van de economie zeer gewenst. Verder is economie
een goede basis voor een vervolgstudie in een gammavak, zoals sociologie,
geschiedenis, sociale geografie enzovoort.
Denk niet dat je per se heel goed moet kunnen of durven praten voor de klas. Als je
liever in stilte meedenkt is dat ook goed. Je wordt namelijk nooit gedwongen iets te
zeggen,maar de ervaring leert dat uiteindelijk iedereen meedoet.
Je krijgt in elke jaarlaag twee uur per week les en in de 6de klas komt daar nog een
maatwerkuur bij. Filosofie is een eindexamenvak. Binnen elke periode staat een
thema centraal en werken we met de methode.
Wiskunde is een verplicht vak in je profieldeel. Elke vwo-leerling moet dus wiskunde
kiezen.
Daarbij komt ook nog dat wiskunde valt onder de drie kernvakken (Nederlands,
Engels en wiskunde) waarvoor maximaal één 5 is toegestaan op je eindlijst. Er zijn
vier varianten, maar het is afhankelijk van je profiel welke je mag of moet kiezen. Het
is heel belangrijk dat je de juiste wiskundevariant kiest: de variant moet bij je profiel
passen, bij je idee voor een vervolgopleiding, maar het moet ook een reële keuze zijn
als je kijkt naar hoe goed je in wiskunde bent.
Omdat het in de bovenbouw meestal niet te doen is om in een later stadium je
wiskundevariant te wijzigen is het belangrijk om meteen de goede keuze te maken.
Doordat de programma’s van wiskunde C en wiskunde A echt verschillend zijn, kun
je niet meer zo makkelijk overstappen van wiskunde A naar wiskunde C.
Je wiskundedocent kan je bij de keuze helpen. Vraag hem of haar dus gerust om
hulp als je twijfelt.
Wiskunde A
Het vak wiskunde A bereidt je voor op vervolgstudies in de sociale en economische
en gezondheidswetenschappen. Het is dan ook vooral een variant die door leerlingen
wordt gekozen met een CM- of EM-profiel. NG-leerlingen hebben wiskunde A.
Het is de bedoeling dat wiskundige kennis met inzicht gebruikt gaat worden in
maatschappelijke, economische en sociaal wetenschappelijke situaties. Daarom
worden er contextrijke opgaven gebruikt waarin uitgegaan wordt van alledaagse
situaties. Deze wiskunde kenmerkt zich ook door toepassingsgerichtheid. Je gaat bij
dit vak – naast de basiswiskunde – aan de slag met statistiek en kansrekening en het
grootste gedeelte met functies en grafieken, omdat dat wiskunde is die waarschijnlijk
in je vervolgopleiding een grote rol speelt. Daarnaast is er nog een aantal
afzonderlijke (keuze)onderwerpen.
Wiskunde B
Met wiskunde B in je profiel word je voorbereid op de meer technische
vervolgstudies. Voor leerlingen met een NT-profiel en een NG/NT-profiel is dit vak
verplicht. Leerlingen met een EM-profiel kunnen kiezen voor wiskunde B in het EM
(B) profiel, wat bedoeld is voor leerlingen die een wat meer technisch-economische
kant op willen.
28 Stanislascollege Voorlichting Tweede Fase VWO 2021/2022
Leerlingen met wiskunde B moeten meer inzicht tonen in oplossingsstrategieën, in de
structuur van formules, ze moeten meer stappen naar een bepaald doel zelf kunnen
bedenken. Je moet je meer kunnen vastbijten in opgaven dan bij de andere
varianten, want de leerstof gaat dieper. Algebraïsche vaardigheden spelen bij deze
variant een nóg belangrijkere rol dan bij de andere varianten. Inhoudelijk ligt de
nadruk op analyse en meetkunde, formulevaardigheden, redeneren, bewijzen en het
inzichtelijk kunnen toepassen van wiskunde in diverse situaties. Ook is het belangrijk
dat je zelf een oplossingsstrategie kunt vinden. Bij wiskunde B heeft diepgang de
prioriteit boven breedte. Daardoor zijn de onderwerpen meer van elkaar afhankelijk
dan bij wiskunde A. Wanneer je een bepaald gedeelte van de stof niet zo goed
begrijpt, werkt dat bij wiskunde B meer door dan bij wiskunde A.
Leerlingen die wiskunde B willen kiezen, moeten in de derde klas op hun eindrapport
(afgerond) een 7 of hoger staan.
Wiskunde C
Wiskunde C is alleen te kiezen door leerlingen met het profiel Cultuur en
Maatschappij. Deze variant bereidt voor op universitaire vervolgstudies in de sector
Recht en Bestuur, Gedrag en Maatschappij en Taal en Cultuur. De variant vraagt wat
minder van je algebraïsche vaardigheden en heeft een paar onderwerpen die
speciaal gericht zijn op deze specifieke sectoren. Bijvoorbeeld de onderwerpen
Logisch redeneren (logisch-wiskundige aspecten gekoppeld aan correctheid van
redeneringen en conclusies, zoals bijvoorbeeld gebruikt in het maatschappelijk
debat) en Vorm en ruimte (meetkundige principes toegepast in maatschappij,
beeldende kunst en architectuur).
De hoeveelheid stof is wel wat minder dan bij de andere varianten, waardoor je
minder met wiskunde bezig bent. In principe kies je in CM altijd wiskunde C, tenzij je
nadrukkelijk de keuze voor een vervolgopleiding in de sector economie wilt
openhouden (maar dan kun je eigenlijk beter EM kiezen).
Wiskunde D
Wiskunde D is een aanvulling op wiskunde B en daarom ook alleen maar in
combinatie met wiskunde B te kiezen.
Wanneer je wiskunde leuk vindt en van plan bent een studie te gaan doen waarin
wiskunde een belangrijke rol speelt, is wiskunde D een extra goede voorbereiding op
je vervolgopleiding.
Als je nieuwsgierig bent naar hoe dingen werken en waarom ze zo werken, dan is
natuurkunde voor jouw een geschikt vak.
Kennis van natuurkunde is nodig voor het beter begrijpen en kunnen hanteren van
andere vakken op school. De wiskunde die je in de onderbouw en bovenbouw leert
wordt toegepast in de natuurkunde. Voor het begrijpen van een aantal verschijnselen
in de scheikunde en biologie is kennis van natuurkunde nodig (atoombouw, warmte,
gassen, vloeistoffen, energie, elektriciteit, etc).
Natuurkunde draagt ook bij aan je algemene vorming. Net als bij veel andere vakken
moet je in de natuurkunde logisch denken: je moet feiten kennen, maar belangrijker
is het kunnen vinden van een logische oplossing in een nieuwe situatie. Je leert hoe
je dingen kunt onderzoeken en waarop je moet letten bij onderzoek. Je leert, hoe je
bij dit onderzoek de computer kan gebruiken. Je leert, hoe je wel en niet met getallen
moet omgaan. Allemaal zaken die je later – ook als je helemaal niet in een
natuurkundige richting verder zou gaan – toch goed van pas kunnen komen.
Werkwijze, programma
Een verschil met de onderbouw is dat je meer moet rekenen, maar ook meer moet
uitleggen: als je een bal van een gegeven hoogte met een gegeven snelheid
weggooit, moet je kunnen uitrekenen waar hij de grond treft, hoe lang de beweging
geduurd heeft en met welke snelheid de bal op de grond komt. Daarnaast moet je
kunnen vertellen wat dan de invloed van wrijving op de beweging van de bal is. Je
leert de wiskunde toe te passen op natuurkundige problemen. Het rekenen zelf valt
overigens wel mee. Je mag bij proefwerken de gewone rekenmachine gebruiken.
In practica pas je de opgedane kennis toe en leer je hoe je aan verschijnselen kan
meten. In het nieuwe tweede faseprogramma is een groter deel van de tijd bestemd
voor het doen van onderzoek en het technisch ontwerpen. Hierbij is het soms zo dat
je een natuurkundig probleem moet modeleren met coach.In de bovenbouw komen
de volgende onderwerpen aan de orde:
Elektriciteit en elektromagnetisme
Wat zijn de gevaren bij diepzeeduiken? Waarom koel je af als je zweet? Hoe groot
moet een heteluchtballon zijn om een mens op te kunnen tillen?
Atoom- en kernfysica
Bouw van atoom en atoomkern; foto-elektrisch effect; fotonen. Uitzenden van licht
door atomen. Elektromagnetisch spectrum. Radioactiviteit: toepassingen en gevaren.
Kernenergie, de beroemde formule van Einstein: E = mc2. Kernreacties. Werking van
kerncentrale. Waar komt licht vandaan? Is licht een golf- of een deeltjesverschijnsel?
Hoe gevaarlijk is radioactiviteit en hoe bescherm je jezelf tegen straling? Wat wordt
bedoeld met verrijking van uranium? Wat zijn voor- en nadelen van toepassing van
kernenergie?
Sterrenkunde
Wat is een zwart gat? Hoe ontstond het heelal en hoelang blijft de zon nog schijnen?
Dat zijn vragen die o.a. worden beantwoord. Verder ga je rekenen aan het heelal en
de hemellichamen. Hoe lang doet een satelliet over een rondje om de aarde en wat
is de afstand tot het volgende sterrenstelsel?
Dit is een heel nieuw onderwerp in de natuurkunde. In het CERN in Genéve staat de
grootste deeltjesversneller ter wereld. Hier versneller ze protonen om ze te laten
botsen en zo onderzoek te doen naar nieuwe elementaire deeltjes die ons wellicht
iets kunnen vertellen over het ontstaan van het heelal. In dit hoofdstuk wordt
uitgelegd hoe deze deeltjes worden versneld en afgebogen.
Quantummechanica
Vervolgopleiding/studie
Het vak natuurkunde is als basisvak onmisbaar bij veel studies in een technische en
natuurwetenschappelijke richting. Als je bijvoorbeeld scheikunde, biologie,
sterrenkunde wil gaan doen, moet je natuurkunde in het pakket hebben. Zonder
natuurkunde word je niet toegelaten tot de medische faculteit. Voor vele richtingen in
het hoger beroepsonderwijs, zoals de zeevaart- en luchtvaartscholen is natuurkunde
verplicht.
Vervolgopleiding
Met een Vwo-diploma ligt het voor de hand een universitaire opleiding te gaan
volgen. De algemene kennis en ervaring betreffende het vak scheikunde kan men op
vele vlakken toepassen. De vervolgopleiding hoeft natuurlijk niet een direct aan
scheikunde gerelateerde opleiding te zijn.
Een greep uit de vervolgopleidingen voor na het Vwo is Scheikunde zelf en andere
scheikunde gerelateerde opleidingen zoals scheikundige technologie en
scheikundige procestechnologie. Verder zijn er Geneeskunde, Natuurkunde,
medisch biologische wetenschappen, milieuwetenschappen enz.
Maatschappelijke relevantie
Het vak scheikunde geeft dus inzicht in de werkwijze van chemici en onderzoekers
en technologen van allerlei natuurwetenschappelijke disciplines over hoe ze
bijvoorbeeld stoffen onderzoeken en hoe ze nieuwe stoffen en processen ontwerpen.
Daarbij maken ze gebruik van bestaande theorieën en technieken en bedenken
mogelijk nieuwe. Centraal hierin staat vaak de kennis over de bouw van stoffen en
atomen. De eigenschappen van stoffen worden nou eenmaal bepaald door hun
structuur en die op zijn beurt weer door de binding tussen de atomen.
Met algemene kennis van basistheorieën en basistechnieken kan de afgestudeerde
meewerken en meedenken aan wetenschappelijk onderzoek van uiteenlopende
aard. Dit kan zowel in universitair verband als in het bedrijfsleven. De afgestudeerde
gaat aan de slag als (aspirant-) onderzoeker, wetenschapper, arts, manager van
onderzoeksinstellingen enzovoort (zie vervolgopleidingen).
Vaardigheden
O.a. informatie verwerken, een proef opzetten, omgaan met apparatuur
(microscopie), een verslag of presentatie verzorgen, meningsvorming (ethiek),
verband leggen met maatschappij etc. In de lessen worden van tijd tot tijd practica
uitgevoerd.
Ecosystemen
De relatie van mensen, planten en dieren en alle andere organismen tot elkaar en
hun omgeving.
Voortplanting en erfelijkheid
Daarbij ook celdeling, kanker, voortplantingstechnieken, biotechnologie
Energiestromen en kringlopen
Daarbij voeding en voedselproductie, spijsvertering, ademhaling, bloed,
uitscheiding, fotosynthese, verbranding, zure regen en broeikaseffect.
Stabiliteit en verandering
Daarbij natuurbeheer, insectenbestrijding, evolutie, overbemesting,
afvalverwerking, diergedrag, zintuigen, zenuwstelsel en hormonen, huid en
immuniteit.
Cijfers en beoordelingen
Er is een schoolexamen en een centraal (=landelijk) examen.
Op school haal je cijfers die samen het schoolexamencijfer (of cijfer voor het
examendossier) vormen. Het cijfer voor het centraal schriftelijk examen wordt
gemiddeld met het schoolexamencijfer. Zo verkrijg je het uiteindelijke cijfer biologie.
Daarnaast is het mogelijk een profielwerkstuk bij het vak biologie uit te voeren,
waarvoor je ook een cijfer krijgt. Dit cijfer telt niet mee voor het eindcijfer biologie,
maar wel in het zogeheten 'mandje'.
Stanislascollege Voorlichting Tweede Fase VWO 2021/2022 35
Is biologie een moeilijk vak?
Ja, het is niet een vak dat je er zo maar bij neemt. Bij biologie moet je veel lezen en
verbanden tussen verschillende onderdelen van de leerstof ontdekken. Er komen
ook veel nieuwe begrippen aan bod. Kortom: je moet echt gemotiveerd zijn wil je het
kiezen.
Vervolgopleiding / studie
Biologie is erg zinvol voor de volgende vervolgstudies of studiegebieden (op
universitair of hoger-beroepsniveau):
Informatica is een profielkeuzevak in het profiel NT en een keuzevak in het vrije deel
(bij het profiel NT, NG, NG/NT of EM met wiB.).
Informatica kent alleen een schoolexamen. Dat houdt in dat het niet wordt afgesloten
met een centraal landelijk eindexamen, maar dat het eindcijfer bepaald wordt door de
resultaten van de praktische opdrachten en schriftelijke toetsen gedurende de jaren.
Computers zijn niet meer uit het dagelijkse leven weg te denken. Op verschillende
manieren worden computers toegepast in verschillende beroepsgroepen. De
toepassing en/of de computer zelf worden door Informatici ontworpen en/of
gebouwd. Hiervoor houden deze mensen zich bezig met verschillende vraagstukken
Voorbeelden van vraagstukken, waar informatici zich mee bezighouden en die in het
schoolvak aan de orde kunnen komen, zijn:
• Digitale communicatie: Hoe vindt communicatie plaats tussen computers
onderling en hun gebruikers.
• Digitale informatieverwerking: Welke technieken worden gebruikt bij het
bewerken van tekst, beeld, audio en video.
• Hardware, inclusief netwerken:Hoe zitten, technisch gezien, computers en
netwerken in elkaar en hoe werken ze?
• Informatiemodellering: Hoe structureer je de gegevens die je in een database
wilt opnemen zodat iedere gebruiker de gegevens ook weer kan terugvinden?
• Programmeren: Hoe zet je met een bepaalde programmeertaal een
programma zo in elkaar, zodat het programma doet wat iedere gebruiker
wenst en makkelijk te gebruiken is?
Lesmethode
Net zoals in de onderbouw wordt ook in de bovenbouw gebruik gemaakt van de
digitale muziekmethode ‘BeatsNbits’. De muziekgeschiedenis wordt door onze
docenten aangevuld met extra interessante informatie en je gaat ook zelf op
onderzoek uit waarbij je jouw informatie in een korte presentatie met de klas deelt.
De speel- en zangstukken worden vaak in overleg met de leerlingen gekozen.
Geen toelatingseisen
Het is natuurlijk handig wanneer je een muziekinstrument bespeelt en het
notenschrift beheerst. Als je geen instrument bespeelt is zingen de meest voor de
hand liggende optie en het snel verbeteren van je keyboard- en/of gitaarspel. Noten
lezen is wel belangrijk, je zult dat in de eerste maanden veel oefenen (indien nodig)
zodat je zo snel mogelijk zelfstandig kunt werken.
Muziek kun je kiezen omdat het past bij een toekomstig beroep of opleiding.
Enkele voorbeelden:
HBO: Pabo; logopedie; conservatorium, waaronder Opleiding Docent Muziek,
popacademie, opleiding lichte muziek en klassieke muziek; geluid- en studiotechniek;
rockacademie; muziektherapie; sociaal pedagogische hulpverlening; culturele en
maatschappelijke vorming; dramaopleiding en docent drama; dansopleiding en
docent dans; toneelacademie; kleinkunstacademie; journalistiek; talen.
WO: muziekwetenschap
‘Het vak muziek had belang voor mij in de bovenbouw, omdat het een aantal uur
ontspanning en creativiteit was. Mijn vervolg opleiding is PABO en daar is muziek best
belangrijk.’
‘Ik denk dat je in het vak muziek heel erg je creativiteit kunt laten zien, ontwikkeling van
je persoonlijkheid heeft hier ook mee te maken. Bijvoorbeeld als je eerst zenuwachtig
bent of verlegen, en je aan het eind van je muzieklessen toch op het podium solo durft te
zingen. Muziek is een vak waarin je jezelf helemaal kunt geven.’
‘Het vak muziek was belangrijk voor mij, want het was niet alleen een leuk en gezellig
vak, zoals iedereen altijd al denkt, maar het waren ook uren waarin je veel leerde over
de muziekgeschiedenis en waardoor je heel anders tegen muziek in het algemeen aan
ging kijken. Ik heb er zelfs wat aan gehad bij andere vakken, zoals de talen en
geschiedenis.’
‘Muziek in de bovenbouw is ontzettend leuk. Je staat niet meer met z’n allen achter de
keyboards te pingelen, maar maakt écht muziek. Van bekende popliedjes tot
meerstemmige zangstukken, er komt altijd een resultaat uit waar je trots op mag zijn.
Daarnaast werk je samen met klasgenoten met wie je anders nooit samenwerkt. Je leert
hoe je samen iets maakt en ziet elkaar eens op een andere manier. De theorie is best
moeilijk, maar je komt er wel doorheen.’
Veel leerlingen zeggen bij dit vak ‘je kunt het of je kunt het niet, je moet er talent voor
hebben’. Natuurlijk is talent belangrijk maar dat geldt voor alle vakken. Ook in dit vak
is ontwikkeling, het leren vanzelfsprekend. Je leert er zelfstandig een oplossing te
vinden voor verschillende problemen. Je leert hoe ontwerpprocessen verlopen en
hoe je op een juiste manier omgaat met materialen, gereedschappen en technieken.
Bovendien krijg je inzicht in de ontwikkelingen in de beeldende kunst met behulp van
kunst- geschiedenis en kunstbeschouwing. Voor het examen wordt er van je
verwacht kunstwerken in te delen naar:
• vorm: stijlkenmerken, materiaal, techniek;
• functie: maatschappelijke, politieke en sociale samenhang;
• inhoud: betekenis (iconografie = de leer van de voorstelling in /van
afbeeldingen) en met betrekking tot cultuurgeschiedenis.
Theorie
In Vwo 4 en Vwo 5 wordt de kunstgeschiedenis van de Grieken tot
de hedendaagse kunst behandeld. (schilder- en beeldhouwkunst, architectuur,
toegepaste en industriële vormgeving). Daarbij krijgt de kunstbeschouwing; het kijken
naar de vorm, het hoe en waarom ook veel aandacht.
Beeldaspecten als kleur, vorm, ruimte en compositie en materialen (bijvoorbeeld
gouache), technieken ( bijvoorbeeld ets, perspectief, bouwconstructies) en de
begrippen (bijvoorbeeld trompe-l’oeil, torso, Gulden Snede, glazuur, email) worden
ook behandeld.
In Vwo 4 en Vwo 5 maak je een aantal scripties over kunst. Zij vormen samen een
SE cijfer dat meetelt in het examenjaar.
Praktijk
Vanaf Vwo 4 wordt in de praktijklessen opbouwend in moeilijkheidsgraad en
abstractie naar de examenopdrachten toe gewerkt. De thema’s zijn zoals in de
onderbouw: naar waarneming, naar thema, naar fantasie. Er wordt in een breed
scala van materialen en technieken geoefend(potlood, gouache, houtskool,
pastelkrijt, collage, grafiek etc.)
Het examenjaar bestaat uit diverse tekenopdrachten en een schriftelijk en mondeling
schoolexamen. Het vak wordt afgesloten met een Centraal Schriftelijk Eindexamen.