Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 8

Student: Jonathan de Koeijer

Studentnummer: 2776842
Bachelorwerkgroep 2, groep 1
Docent: Geert Luteijn
Toets 4 - Wetenschappelijke Puzzel: theorie vs. empirie
2 februari 2023
Aantal woorden:

De EU faciliteert met haar liberale migratiebeleid de opkomst van het populisme en de


instandhouding ervan, maar het populisme hoeft niet het laatste woord te hebben
In 2015 stelde de Europese Commissie voor om een verplichte quota in te voeren die het
mogelijk zou maken om vluchtelingenopvang over alle EU-lidstaten te verspreiden. Het
antwoord van de Hongaarse premier Viktor Orbán was hard: ‘Dit is niet de tijd voor
solidariteit, maar voor het naleven van de wet. Illegale immigratie is een vergrijp’ (Schmidt,
2015, p. 1). Orbáns harde en populistische woorden zetten de toon voor zijn migratiebeleid,
want slechts een paar maanden later bouwde Hongarije een hoge muur aan de grens met
Servië (Alonso, 2015; Chaudron, 2017, p. 4). Volgens Chaudron (2029, p. 4) wordt het beleid
van Orbán tegen het liberale Westen steeds radicaler.
Mounk (2018, p. 135) stelt dat migratie een grote rol speelt in de opkomst van het
populisme, want bijna alle democratieën verleenden de macht lieten aan één etnische groep.
Deze dominantie door een etnische groep wordt volgens de auteur bedreigd door migratie
(Mounk, p. 135). Dit is voor extreemrechtse partijen een belangrijk thema, want zij zetten
zich af tegen het liberale migratiebeleid van de EU, volgens welke solidariteit met
vluchtelingen en migranten belangrijk is. Deze partijen schrikken niet af van het lanceren van
angstcampagnes. Dit fenomeen noemt Mounk (2018, p. 174) het resultaat van een imagined
future, omdat angstcampagnes van extreemrechtse of populistische partijen vaak gebaseerd
zijn op de onjuiste stelling dat immigranten het land gaan overnemen.
De populistische Orbán heeft zich steeds verzet tegen het migratiebeleid van de EU; in
2020 verklaarde hij dat het liberale model heeft afgedaan (Holtland, 2020). Volgens hem
faalde het liberalisme in de migratiecrisis van 2015 (Holtland, 2020). Deze afschuw tegen het
liberalisme verklaart Mearsheimer (2018, p. 53) met de liberale paradoxen. De eerste paradox
houdt in dat er in elke liberale samenleving mensen zijn die zich afzetten tegen het liberalisme
(Mearsheimer, 2018, p. 53). Als deze zulke mensen of groepen de gelegenheid krijgen om dit
een halt toe te roepen, zullen ze dat ook doen. Een goed voorbeeld hiervan is het populisme.

1
De tweede liberale paradox kent een universalist en een particularist toespitsing. De
eerstgenoemde is gericht op individuele rechten terwijl het volgens de laatstgenoemde
onmogelijk is om unaniem te bepalen hoe een goed leven vorm gegeven moet worden
(Mearsheimer, 2018, p. 54). Volgens Mearsheimer (2018, p. 54) komt de particularist
toespitsing het meeste voor, omdat de universalist toespitsing gelooft dat tolerantie een
vreedzame wereld zou brengen. Mearsheimer (2018, p. 540) stelt dat dit niet zo is, want dan
zou er ook geen grensbewaking nodig zijn.
Keleman (2020, p. 481) stelt dat de EU zich inzet voor liberale democratieën. Toch
zijn in de afgelopen jaren verschillende EU-lidstaten, waaronder Hongarije, afgegleden naar
competitive authoritarianism. Dit is een staatsvorm met de noodzakelijke democratische
instituties, maar die er ondanks deze instituties niet in slaagt om de minimale definitie van
democratie te verkrijgen (Keleman, 2020, p. 481-482). Volgens Keleman (2020, p. 482) zit de
EU in een authoritarian equilibrium, wat inhoudt dat zij haar lidstaten met een competitive
authoritarianism als staatvorm in ‘leven’ houdt. Dit doet de EU door drie middelen: politieke
partijen, geld en migratie. Ik richt mij op de laatste factor: migratie.
Mudde (2021, p. 589) sluit zich aan bij de eerder genoemde auteurs die allen
concluderen dat het populisme ontstaan is door het liberalisme, hierdoor in stand wordt
gehouden door het liberalisme én tegelijk liberale democratieën aantast (Mudde, 2021, p.
579). In tegenstelling tot de andere auteurs doet Mudde (2021, p. 589) een constructieve
suggestie om het populisme tegen te gaan. Hij stelt dat er antwoord gegeven moet worden op
de vraag: Hoe kunnen we liberale democratieën versterken? Want op deze manier wordt het
populisme verzwakt (Mudde, 2021, p. 589). Daarom is mijn stelling: het liberale
migratiebeleid van de EU heeft gezorgd voor de opkomst van het populisme en de
instandhouding ervan, maar dit kan bestreden worden een versterking van liberale
democratieën.
Volgens Mounk (2018, p. 135) speelt migratie een grote rol bij de opkomst van
populistische regeringen. De Hongaarse premier Orbán gaf in 2015 niets voor niets aan dat
het liberalisme heeft gefaald bij de migratiecrisis van 2015. De premier zei: ‘Het wordt tijd
voor iets nieuws’ (Holtland, 2020). Met het falende liberalisme doelde Orbán op het feit dat
de EU zich vooral solidair toonde met de vluchtelingen, terwijl de premier vond dat er harder
moest worden opgetreden tegen deze migratie (Schmidt, 2015, p. 1). Orbán zet zich daarom
hard af tegen liberalen zoals George Soros, want sinds een paar jaar moet de Hongaars-
Amerikaanse filantroop het ontgelden vanwege zijn liberale denkbeelden (Chaudron, 2017, p.
5).

2
Daarom nam Orban in 2015 het heft in eigen hand, want Hongarije bouwde een vier
meter hoge muur aan de grens met Servië om zo vluchtelingenstromen tegen te gaan
(Chaudron, 2017; Alonso, 2015). Orban wil nog steeds geen vluchtelingen accommoderen,
want hij zag in de eerste helft van 2015 dat 98.000 mensen een asielverzoek indienden: een
stijging van 1290 procent (Alonso, 2015). Voormalig EU-commissievoorzitter Jean-Claude
Juncker gaf in 2017 aan dat de EU geen muren, maar bruggen bouwt (Alonso, 2015). Juist
deze retoriek, waarin het bruggen bouwen centraal staat, stuitte de Hongaarse regering tegen
de borst. Daarnaast werkte deze liberale uitspraak averechts, want Hongarije kent nog steeds
een streng migratiebeleid. Volgens Holtland (2020) heeft Orbán zijn populistische beleid
inmiddels omgedoopt tot een illiberale democratie. Volgens de auteur moet er tegen dit
fenomeen worden ingegaan, ook al is dit erg lastig (Mounk, 2018, p. 181) Zijn argument
hiervoor is dat het lot van de democratie ervan afhangt (Mounk, 2018, p. 181).
Mearsheimer (2018, p. 53) onderstreept de relatie tussen het liberalisme en de opkomst
van het populisme. Hij benoemt twee paradoxen die hij de liberale paradoxen noemt
(Mearsheimer, 2018, p. 53). De eerste paradox verklaart waarom een populistische beweging
kan ontstaan. Volgens de auteur heeft de eerste paradox alles met tolerantie te maken
(Mearsheimer, 2018, p. 53). Hij stelt dat er in alle liberale samenlevingen groepen of mensen
zijn die zich tegen het liberalisme afzetten (Mearsheimer, 2018, p. 53). Dit verzet tegen het
liberalisme bij deze groepen of mensen blijkt in de wil om het een halt toe te roepen als zich
hiervoor een mogelijkheid aandient. Een voorbeeld van een tegenbeweging is het populisme.
Iemand die dit expliciet benoemt is Orbán. Zoals eerder vermeld, gaf hij in 2016 aan dat het
liberalisme heeft gefaald op het gebied van de migratiecrisis van 2015 (Holtland, 2020).
Volgens Mearsheimer (2018, p. 53) wordt het liberalisme serieus bedreigd als een
groot aantal mensen of groepen zich afzet tegen het liberalisme. Hier ligt volgens hem een
knelpunt, want liberalen weten dit (Mearsheimer, 2018, p. 53). Op deze manier kunnen
liberalen intoleranter worden tegenover andere groepen of mensen in de samenleving. Dit is
volgens Mearsheimer (2018, p. 53) de eerste liberale paradox, want in hoeverre moeten
liberalen tolerant zijn naar andere groepen of mensen in de samenleving, zonder dat
mogelijk het liberalisme wordt schaadt? Het liberale migratiebeleid van de EU was in 2015
erg tolerant en solidair naar migranten en vluchtelingen toe, mede doordat landen grotere
aantallen vluchtelingen konden herbergen. Orbáns reactie daarop was: ‘Dit is niet de tijd voor
solidariteit, maar voor het naleven van de wet’ (Schmidt, 2015, p. 1) Doordat de EU volgens
Orbán te weinig deed, nam hij het heft in eigen hand, en begon hij een aantal maanden later
aan de bouw van een vier meter hoge muur aan de grens met Servië (Alonso, 2015).

3
Volgens Mearsheimer (2018, p. 53) moeten liberalen voor nog een andere reden
uitkijken dan ze niet intolerant worden. Hij stelt namelijk dat liberalen zich al snel
superieur voelen, omdat ze geloven dat de wereld een betere plaats wordt als er overal ter
wereld liberale regeringen worden geïnstalleerd (Mearsheimer, p. 53). Dit kan ervoor zorgen
dat andere mensen of groepen zich verder distantiëren van het liberalisme. Holtland (2020)
haalt een interview aan van de journalist O’Sullivan, waarin duidelijk wordt dat het superieure
gevoel van liberalen niet bijdraagt aan tolerantie. Orbán geeft namelijk aan dat hij zich
irriteert aan het ondemocratisch opdringen van het liberalisme (Holtland, 2020). Dit voorbeeld
is een goede illustratie dat het liberalisme een oorzaak is van de opkomst en de
instandhouding van populistische regimes.
De tweede liberalisme paradox heeft volgens Mearsheimer (2018, p. 53-54) twee
toespitsingen: een universalistische en een particularistische toespitsing. De universalistische
focus is vooral gericht op individuele rechten, want volgens deze zijn er geen grenzen aan
mensenrechten er heeft ieder recht ieder op een goed leven (Mearsheimer, 2018, p. 54).
Volgens Mearsheimer (2018, p. 54) is dit de meest vreedzame dimensie van het liberalisme,
omdat daarin wordt gesteld dat tolerantie van anderen moet worden bevorderd, en geweld
moet worden ontmoedigd.
Bij de particularistische spits is het onmogelijk om unaniem te bepalen hoe een goed
leven vorm gegeven moet worden (Mearsheimer, 2018, p. 54). Ook deze stelt dat de rede van
de mens gelimiteerd is, en dat er meningsverschillen onder mensen kunnen groeien die ervoor
zorgen dat zij tegenover elkaar komen te staan. Volgens Mearsheimer (2018, p. 54) is deze
particularistische toespitsing het sterkst aanwezig onder liberalen, want de universalistische
focus gelooft dat met tolerantie er een vreedzame wereld zou zijn. Mearsheimer (2018, p.
540 stelt dat dit niet zo is, want zo zou er anders ook geen grensbewaking nodig zijn.
Hoewel de particularistische toespitsing het meest gevolgd wordt door liberalen, is Orbán het
hiermee niet eens. Hij vindt dat het migratiebeleid van de EU overeenkomt met de
universalistische kant van het liberalisme, want volgens hem is de EU té solidair met
immigranten en vluchtelingen (Schmidt, 2015, p. 1).
Volgens Keleman (2020, p. 491) heeft de EU een groot aandeel in het in stand houden
van populistische en autoritaire regimes. De auteur geeft een aantal redenen, maar ik zal mij
vooral richten op zijn laatste reden: migratie. Keleman (2020, p. 481) stelt dat het liberale
idee van vrij verkeer van personen, zodat EU burgers met elkaar verbonden zijn, het
Orbán regime stimuleert. Hoe? Hij beargumenteert dat door het vrije verkeer van personen
binnen de EU steeds meer Hongaren migreren die het niet eens zijn met het Orbán-regime

4
(Keleman, 2020, p. 483). Door deze exodus vanuit het anti-Orbán kamp kan de Hongaarse
premier zijn eigen positie versterken, want als tegenstanders het land verlaten, bieden ze op
deze manier niet langer een tegenstem.
Volgens Keleman (2020, p. 491) is er substantieel bewijs dat de EU het Orbán-regime
in stand houdt met haar beleid van het vrije verkeer van personen. Hij gebruikt data die laten
zien dat de gemakkelijke uitstapmogelijkheid die het EU-lidmaatschap biedt,
honderdduizenden ontevreden burgers de kans geeft om het land verlaten (Keleman, 2020, p.
491). De auteur ondersteunt deze claim door data te gebruiken die duidelijk maken dat in het
jaar 2010, het jaar waarin Orbán aan de macht kwam, ruim 120.000 Hongaren in een ander
EU land woonden. In 2018 waren dit er al bijna 350.000, wat een stijging betekent van 186
procent. Keleman (2020, p. 492) stelt dat Hongarije het hoogste percentage kent van burgers
die in een andere EU-lidstaat wonen.
De auteur beargumenteert dat het Orbán-regime heeft geprofiteerd van dit EU-beleid
vanwege de volgende reden: Hongaren die het land verlaten, zijn vaak jonger en hoger
opgeleid zijn dan de doorsnee Hongaarse bevolking (2020, p. 492-493). Dit zijn volgens hem
kenmerken die het onwaarschijnlijk maken dat deze mensen aanhanger zijn van Orbáns partij
Fidesz. (Keleman, 2020, p. 492-493). De exodus van tienduizenden Hongaren lijkt daarom in
het nadeel te zijn van Hongaarse oppositiepartijen. Toch hoeft dit in zijn optiek geen verschil
te maken, want deze Hongaren kunnen nog steeds hun stem uitbrengen tijdens verkiezingen
(Keleman, p. 493). Dit gebeurt echter weinig, want tijdens de parlementsverkiezingen van
2018 stemden slechts 51.000 Hongaren vanuit het buitenland. Dit suggereert dus dat het
Orbán-regime profiteert van deze massamigratie naar het buitenland. Voor de duidelijkheid is
het goed om te benadrukken dat Orbán het stemmen vanuit het buitenland lastiger heeft
gemaakt, want dit kunnen alleen fysieke stemmen vanuit ambassades of consulaten.(Keleman,
2020, p. 493).
Maakte dit fenomeen een verschil tijdens de verkiezingen? Volgens Keleman (2020, p.
493) was dit niet de sleutel tot het behalen van een meerderheid. Toch is een meerderheid niet
het doel van Orbán, want dit is een tweederdemeerderheid. Volgens hem wil Orbán dit
bereiken omdat op deze manier grondwettelijke veranderingen doorgevoerd kunnen worden
(Keleman, 2020, p. 493). Als de massamigratie naar het buitenland verschil heeft gemaakt
tijdens de verkiezingen, was dit waarschijnlijk bij het behalen van een tweederdemeerderheid.
Het populistische en autoritaire regime van Orbán heeft geprofiteerd van het liberale EU
beleid. Door dit beleid houdt de EU het populistische en autoritaire regime van Orbán in stand
(Keleman, 2020, p. 494-495).

5
Terwijl de eerder genoemde auteurs zich richten op de opkomst van het populisme, de
instandhouding van het populisme en in zekere zin het gevaar van populisme, geeft Mudde
(2021, p. 589) als enige auteur een constructieve suggestie om tegen het populisme in te gaan.
Volgens Mudde (2021, p. 589) is het antwoord op deze vraag de versterking van liberale
democratieën, zoals de EU. Volgens hem kunnen liberale democratieën versterkt worden door
een liberaal democratisch debat (Mudde, 2021, p. 590). Dit houdt in dat politici duidelijk
moeten aangeven waarom ze staan voor bepaalde beleidspunten. Mudde (2021, p. 590) geeft
aan dat politici een probleem als Europese integratie, en de alternatieven ervan moeten
uitleggen. Maar met name moeten zij benadrukken wat volgens hen de voordelen zijn van
Europese integratie (Mudde, 2021, p. 590).
De stelling was: het liberale migratiebeleid van de EU heeft gezorgd voor de opkomst
van het populisme en de instandhouding ervan, maar dit kan bestreden worden door een
versterking van liberale democratieën. Mounk (2018, p. 135) stelt dat migratie alles te maken
heeft met het populisme. Volgens hem is migratie een cause van het populisme omdat het
indruist tegen de nationale identiteit van een land (VERWIJZING). Dit ontging Hongarije ook
niet, want ook zij kregen te maken met een enorme vluchtelingenstroom. De Hongaarse
premier Orbán vond dat de EU te weinig optrad vanwege haar solidariteit met deze migranten
en vluchtelingen (Schmidt, 2015, p. 1). In reactie daarop bouwde hij een hoge muur aan de
grens met Servië (VERWIJZING). Het liberale migratiebeleid van de EU zorgde dus voor
angst- en haat campagnes in Hongarije tegen deze migranten en vluchtelingen. Daardoor kon
het populisme opkomen en in stand blijven.
Mearsheimer (2018, p. 53) ondersteunt deze redenering door te zeggen dat het
populisme kon opkomen door de twee liberale paradoxen. De auteur benoemt in het eerste
paradox dat er tegenstanders zijn van het liberalisme, en dat zij bij een mogelijkheid het
liberalisme ook omver zullen werpen (Mearsheimer, 2018, p. 53). Dit kan goed doorgetrokken
worden naar de casus in Hongarije, omdat zij het eigen heft in hand namen op het gebied van
migratie. De auteur stelt in de eerste paradox ook dat liberalen zich al snel superieur voelen,
omdat ze geloven dat de wereld een betere plaats is als er overal ter wereld liberale regeringen
worden geïnstalleerd (Mearsheimer, p. 53). Ook dit kan worden doorgetrokken naar de casus,
omdat Orbán aangaf dat hij zich irriteert aan het ondemocratisch opdringen van het
liberalisme met haar beleid (Holtland 2020).
Het tweede liberalisme paradox heeft een universalist en een particularist standpunt.
Het universalist standpunt richt zich vooral op individuele rechten, en het particularist
standpunt gelooft dat het onmogelijk is om unaniem te bepalen hoe een goed leven vorm

6
gegeven moet worden (Mearsheimer, 2018, p. 54). Volgens Mearsheimer (2018, p. 54) is het
particularist standpunt het meest aanwezig, omdat het universalist standpunt gelooft dat met
tolerantie er een vreedzame wereld zou zijn. Mearsheimer (2018, p. 540 stelt dat dit niet zo is,
want dan is er bijvoorbeeld ook geen grensbewaking nodig. Ondanks dat het particularist
standpunt het meest gevolgd wordt door liberalen, is Orbán het hier niet mee eens. Hij vind
dat het migratiebeleid van de EU overeenkomt met het universalist standpunt, want hij vind
dat de EU te solidair is met immigranten en vluchtelingen (Schmidt, 2015, p. 1).
Keleman (2020, 494-495) stelt dat de EU met haar beleid van vrij verkeer van
personen het populistische regime van Orbán in stand houdt. Dit onderbouwt hij met de
redenatie dat het anti-Orbán kamp hierdoor gemakkelijk naar andere EU-lidstaten
kunnen verhuizen (Keleman, p. 495). Dit onderbouwt de auteur met data die aantoont dat
veel jongere, hoogopgeleide Hongaren het land hebben verlaten in de regeringsperiode van
Orbán (Keleman, p. 495). Deze hoogopgeleide jongeren zij volgens hem geen Fidesz
aanhangers, wat resulteert in een positief resultaat voor Orbán (Keleman, 2020, p. 495). Dit
komt doordat deze emigranten amper stemmen tijdens Hongaarse verkiezingen. Volgens
Keleman (2020, p. 395) kan dit een zet zijn geweest voor een tweederdemeerderheid in het
Hongaarse parlement voor Fidesz. Door het vrij verkeer van personen lijkt het erop dat de EU
het populistische regime van Orbán in stand houdt.
Mudde (2021, p. 589) geeft als enige auteur een constructieve suggestie om tegen het
populisme in te gaan. Volgens Mudde (2021, p. 589) licht het antwoord op deze vraag in het
versterken van liberale democratieën, zoals de EU. Volgens de auteur kunnen liberale
democratieën versterkt worden door een liberaal democratisch debat (Mudde, 2021, p. 590).
Dit houdt in dat politici een probleem, zoals Europese integratie, moeten kunnen uitleggen,
en de alternatieve oplossingen ervan. Maar het meeste moeten zij nog benadrukken waarom
zij ervoor staan, en wat volgen hen de voordelen zijn van Europese integratie (Mudde, 2021,
p. 590). Als liberale democratieën op deze manier versterkt worden, kunnen ze beter een
vuist maken tegen het populisme (Mudde, 2021, p. 590).

7
Literatuur
Alonso, S. (2015, 8 september). EU wil guller én strenger zijn ; Welkom of wegwezen? Nrc.
Chaudron, J. (2017, 26 augustus). Orbán harder voor zijn vijanden. Trouw.
Holtland, J. J. (2020, 19 september). Op de vlucht voor de liberale duisternis.
Devolkskrant.
Keleman, R. (2020). The European Union’s authoritarian equilibrium. Journal of European
Public Policy, 27(3), 481–499.
Mearsheimer, J. J. (2018). In The great delusion: Liberal dreams and international realities.
New Haven & London: Yale University Press.
Mounk, Y. (2018). The Crisis of Liberal Democracy. Harvard University Press.
Mudde, C. (2021). Populism in Europe: An Illiberal Democratic Response to Undemocratic
Liberalism. Government and Opposition, 56, 577–579.
Schmidt, C. (2015, 11 mei). Cruciale week voor asiel- en migratiebeleid EU. Trouw.

You might also like