Professional Documents
Culture Documents
Tijd Voor Geschiedenis Verregaande Veranderingen
Tijd Voor Geschiedenis Verregaande Veranderingen
Tijd Voor Geschiedenis Verregaande Veranderingen
Verregaande veranderingen
3.1. Verregaande veranderingen (historische
oriëntatie)
Leerdoelen
De hervormers probeerden de cultuur, religie en samenleving van veel Europese landen te veranderen. Soms
gebeurde dit bewust, soms onbewust. Door de groeiende kennis en welvaart kwam er meer tijd en geld.
Hierdoor hadden de mensen gelegenheid zich met andere zaken dan alleen overleven bezig te houden. Kunst,
cultuur en politiek kwamen, overal waar de welvaart groeide, tot bloei. Ook het vertrouwen in wat de mens
kon en wist groeide. De koningen en andere machtshebbers kregen meer moeite met het onder controle
houden van de inwoners van hun land. Dit had ook voor Nederland veel gevolgen. In het volgende hoofdstuk
zul je daar meer over lezen.
Vaardigheden om te denken als een historicus
Verandering en continuïteit
In de geschiedenis zijn heel veel zaken voortdurend aan het veranderen. Deze veranderingen worden
door historici bestudeerd en beschreven. Toch zijn er ook veel zaken die gedurende korte of lange tijd
hetzelfde blijven. Ook dit is onderwerp van studie van het vak geschiedenis. Het verschijnsel dat zaken
hetzelfde blijven heet: continuïteit.
Verandering en continuïteit komt in vele vormen voor. Voor een historicus is het belangrijk deze van
elkaar te onderscheiden.
Soms verandert iets wel, maar niet helemaal. Je moet dan bepaalde elementen kunnen noemen
die veranderen, bijvoorbeeld op het gebied van economie, kunst, politiek, et cetera.
Soms verandert iets doordat mensen dat willen: een bewuste verandering. Daarnaast zijn er
zaken die zonder dat iemand het wil veranderen: dit noemen we een onbewuste verandering. Om
te bepalen of een verandering bewust of onbewust is, kijk je naar de oorzaken van de verandering.
Continuïteit en verandering kunnen zich ook tegelijkertijd voordoen. In dat geval is er wel
verandering, maar blijven bepaalde aspecten hetzelfde.
Met deze vaardigheden ga je aan de slag in opdracht 2 en 3 en de rest van dit hoofdstuk.
Tijdbalk
1511 Lof der zotheid Erasmus schrijft het boek 'Lof der zotheid' waarin
hij kritiek heeft op de samenleving.
1516 Koning Karel V Karel V wordt gekroond tot koning van Spanje.
1522- Lutherbijbel Luther vertaalt de Bijbel naar het Duits zodat ook
1534 gewone Duitsers de Bijbel kunnen lezen.
Leerdoelen
Veranderingen zijn van alle tijden. In het vorige hoofdstuk las je over de veranderingen op technologisch
gebied in de tijd van de hervormers. Dit leverde nog meer kennis van de wereld op. Ook in onze tijd zijn er veel
veranderingen op technologisch gebied.
In dit hoofdstuk lees je over de culturele veranderingen in de tijd van de hervormers. Daar hebben wij ook nu
mee te maken. Zo leidde de toenemende welvaart in de wereld tot de zogenoemde massacultuur. Deze
cultuur is gericht op massamedia (televisie en internet) en het kopen van veel producten. Voorbeelden hiervan
vind je in de popmuziek en bij grote (meubel)winkels. Het volgende hoofdstuk gaat over de religieuze
veranderingen in de huidige tijd.
Verandering en continuïteit
In de geschiedenis zijn heel veel zaken voortdurend aan het veranderen. Deze veranderingen worden
door historici bestudeerd en beschreven. Toch zijn er ook veel zaken die gedurende korte of lange tijd
hetzelfde blijven. Ook dit is onderwerp van studie van het vak geschiedenis. Het verschijnsel dat zaken
hetzelfde blijven heet: continuïteit.
Verandering en continuïteit komt in vele vormen voor. Voor een historicus is het belangrijk deze van
elkaar te onderscheiden.
Soms verandert iets wel, maar niet helemaal. Je moet dan bepaalde elementen kunnen noemen
die veranderen, bijvoorbeeld op het gebied van economie, kunst, politiek, et cetera.
Soms verandert iets doordat mensen dat willen: een bewuste verandering. Daarnaast zijn er
zaken die zonder dat iemand het wil veranderen: dit noemen we een onbewuste verandering. Om
te bepalen of een verandering bewust of onbewust is, kijk je naar de oorzaken van de verandering.
Continuïteit en verandering kunnen zich ook tegelijkertijd voordoen. In dat geval is er wel
verandering, maar blijven bepaalde aspecten hetzelfde.
Met deze vaardigheden ga je aan de slag in opdracht 2 en 3 en de rest van dit hoofdstuk.
Tijdbalk
1350 De drukpers Door de uitvinding van de drukpers hoeven
boeken niet langer overgeschreven te worden
waardoor het werk makkelijker en sneller gaat.
1492 Ontdekking van Columbus maakt via het westen een reis richting
Amerika India maar komt daardoor in Amerika uit.
1511 Lof der zotheid Erasmus schrijft het boek 'Lof der zotheid' waarin
hij kritiek heeft op de samenleving.
1522- Lutherbijbel Luther vertaalt de Bijbel naar het Duits zodat ook
1534 gewone Duitsers de Bijbel kunnen lezen.
De middeleeuwers hadden sterk het gevoel tot een gemeenschap te behoren. Je hoorde je te gedragen als een
goed lid van die stand of groep. Of je boer, geestelijke of edelman - en later burger - werd, stond al vanaf je
geboorte vast. Het geloof speelde in al deze groepen een belangrijke rol. De kerk gaf de mensen normen en
waarden mee en gaf zin aan het leven. Deze zin had met name te maken met gehoorzaam zijn aan de regels
van God om je zo voor te bereiden op het 'hiernamaals'. Zoals je in het vorige hoofdstuk kon lezen, behoorde
ook de wetenschap tot het terrein van de kerk. De meeste geleerden waren geestelijken en de meeste scholen
waren in handen van de kerk. De kennis die zij hadden en ontwikkelden was niet in strijd met wat de kerk zei.
De Bijbel vormde dan ook de belangrijkste bron van kennis.
In de loop van de vijftiende eeuw veranderden deze opvattingen, door veranderingen die in het vorige
hoofdstuk al besproken zijn: groeiende welvaart, groeiende zelfstandigheid en meer kennis over de wereld
door de ontdekkingsreizen.
3.2.2 De Italiaanse renaissance
De verandering in het denken in de late middeleeuwen begon in de Italiaanse steden. In de vijftiende eeuw
was Italië niet één land, maar bestond het uit diverse landstreken en stadstaten. Deze stadstaten werden
steeds zelfstandiger door de groeiende welvaart. De paus en de keizer hadden er maar weinig invloed.
In deze steden ontstond vanaf de kruistochten een economische en culturele opleving. De rijke burgers
identificeerden zich met de bloei en cultuur van de klassieke oudheid. Enthousiast lazen de rijke burgers de
geschriften van toen en bekeken de rijke burgers overblijfselen van oude kunstwerken en architectuur. Veel
overeenkomsten met het middeleeuwse denken hadden deze klassieke werken niet. De werken waren sterk
individualistisch. Dat betekent dat de makers zichzelf op de voorgrond plaatsten. Daarnaast kwam er een
sterke voorkeur voor het leven op aarde in plaats van in het hiernamaals. Schoonheid en genieten stonden
centraal. 'Pluk de dag' is een oud Romeins gezegde dat hierbij past.
Deze herwaardering van het klassieke Rome wordt door historici de periode van de renaissance genoemd.
Daarin werd het liefst zo snel mogelijk afgerekend met alles wat nog aan de middeleeuwen herinnerde. Het
mensbeeld veranderde, net als het wereldbeeld. Natuurlijk gold dit niet voor alles en iedereen, want de
renaissance bleef beperkt tot de mannelijke elite.
In Florence was het vooral de familie De Medici die met deze vorm van internationaal bankieren schatrijk
werden. De familie was daarnaast ook politiek actief en veel bezig met kunst. Door de vele opdrachten aan
kunstenaars toonde ze graag - heel renaissancistisch - dat de familie de Medici rijk was. Een aantal van zulke
families samen vormden een culturele en politieke elite. Denkers, wetenschappers en kunstenaars voelden
zich bij hen thuis.
3.3. Kunst in de nieuwe wereld
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe de kunst in de 15 e eeuw een minder kerkelijk karakter krijgt.
3.3.1 Verspreiding
Vanuit Italië verspreidde de renaissance zich over de rest van Europa. Door de welvaartsgroei kwam er meer
ruimte voor wetenschap en met name voor de kunsten. De belangrijkste opdrachtgever was tot die tijd de
kerk. Maar in de vijftiende eeuw kwamen daar ook rijke handelaren en machtige heersers bij. Kunst werd niet
langer alleen in kerken opgehangen, maar ook in de woonhuizen en paleizen van rijke mensen. Kunst kreeg in
de renaissance minder een kerkelijk karakter. De makers van kunst lieten zich leiden door hun persoonlijke
gevoelens en ideeën. Kunstenaars schreven hun eigen naam op hun kunstwerken, omdat kunstenaars trots
waren op hun werk.
3.3.2 Beeldende kunst en architectuur
Ook in de schilder- en bouwkunst zie je sporen van de renaissance. Veelzijdige kunstenaars als Michelangelo
en Leonardo da Vinci ontwikkelden nieuwe kunstvormen die heel anders waren dan in de tijd van de
middeleeuwen. In de middeleeuwen werden figuren vooral als symbolen weergegeven. Deze figuren waren
daardoor lang niet altijd realistisch uitgebeeld - zolang de figuren maar uitstraalden wat de figuren moesten
vertellen. In de renaissance ontstonden ideeën over perspectief en diepte. Hierdoor leken de schilderijen en
beeldhouwwerken veel echter. Dit gold voor de personen en hun emoties die hierop stonden, maar ook voor
de natuur. Vooral emoties uitbeelden was een uitdaging. Het ging nu niet meer om het symbool, maar juist om
het zo echt mogelijk tonen van gevoelens als verdriet of boosheid. Dit sloot aan bij het beeld van de mens en
de wereld dat toen ontstond. Ook in de architectuur was de technische vooruitgang zichtbaar. Architecten
gebruikten de groeiende kennis om nieuwe bouwtechnieken te ontwerpen. Dit leidde tot de bouw van
prachtige gebouwen zoals de koepel van de kathedraal van Florence .
3.3.3 Literatuur
In de literatuur werd niet alleen meer naar de Bijbel en oude christelijke geschriften gekeken - iets wat men in
de middeleeuwen met name deed. Literatuur, buiten geschiedschrijving en Bijbelse overdenkingen, was er
dan ook nauwelijks. Tijdens de renaissance veranderde dit. Er ontstonden toen niet alleen nieuwe en originele
werken, ook probeerden kunstenaars de klassieke werken na te doen en zelfs te overtreffen. Er werd
geschreven over meer onderwerpen en de beleving van de mens kwam veel meer voorop te staan. Ook
kwamen er nieuwe manieren van schrijven. Andere genres, zoals gedichten, maakte een opleving door. Zo
schreef de Italiaanse dichter Dante al in de eerste helft van de veertiende eeuw La divina commedia (de
goddelijke komedie) waarin hij een reis beschrijft van hel tot hemel. Hierin speelden zowel God als de duivel en
allerlei klassieke figuren een rol. Ook in Nederland waren er bekende schrijvers, zoals Joost van den Vondel en
Erasmus. Over hem lees je meer in de volgende paragraaf.
3.4. Het humanisme en Erasmus
Leerdoelen
Met name bijzonder getalenteerde mensen als kunstenaars en wetenschappers straalden zelfvertrouwen uit en
zetten zichzelf, de mens, in het middelpunt. Kunstenaars gebruikten hun unieke talent niet meer alleen om
Gods grootheid en goedheid te verheerlijken. Kunstenaars gebruikten dit talent ook voor zichzelf. In de
wetenschap wordt deze houding en zelfontplooiing ook wel humanisme genoemd.
3.4.2 Erasmus
Het humanisme begon als een literaire stroming gericht op het onderwijs. Schrijvers die tot deze stroming
hoorden, zetten de mens en zijn persoonlijke groei centraal. Schrijvers wilden zelf groeien als mens, maar ook
anderen aansporen tot groei en ontwikkeling. Dit kon je het beste bereiken door onderwijs en opvoeding,
aldus de humanisten. Humanisten haalden hun inspiratie uit de klassieke werken, bijvoorbeeld van de
Romeinse filosoof Cicero. Cicero legde de nadruk op het individuele van elk mens. Die leefde maar één keer en
daar moest hij voor zichzelf en zijn samenleving het beste van zien te maken. Dit is een gedachtegoed waar
veel humanisten zich aan spiegelen.
Kritiek op de samenleving was ook typisch voor humanisten. Ook dit werd gedaan door veel klassieke
schrijvers. De Nederlandse humanist en priester Erasmus is hier een voorbeeld van. Op de terugweg van een
reis naar Italië schreef Erasmus het boek Lof der zotheid dat in 1511 in druk verscheen. In dit boek verwoordde
Erasmus met humor scherpe kritiek op de kerk en de kerkleiding .
Maar wat wilden de humanisten nu bereiken? Volgens de renaissancedenkers was de ideale mens een homo
universalis. Oftewel: een perfect mens die al zijn talenten wist te ontwikkelen en benutten. Voor zichzelf, maar
ook voor de maatschappij waarin hij leefde. Niet langer stond God centraal in de samenleving, maar de mens
in zijn eigen tijd. Door historici wordt Leonardo da Vinci gezien als een typisch voorbeeld hiervan.
Een van deze geestelijken in de zestiende eeuw was Maarten Luther (1483-1546): een monnik en leraar uit het
Duitse Wittenberg. Hij schreef in 1517, na een reis naar Rome, over zijn paus en zijn kerk het volgende:
Paus Julius II (1443-1513) wil de Sint-Pieterbasiliek in Rome laten opknappen en verfraaien met
kunstwerken. Aflaten moeten het geld opbrengen om dit te kunnen betalen. Luther noemde dit
uitbuiting van arme en goedgelovige mensen en zei dat alleen God zonden kan vergeven en iemand een
plaats in de hemel kan geven.
Geestelijken leven niet langer volgens de Bijbel, maar gaan zich te buiten aan rijkdom. Bisschoppen
wonen in rijkversierde huizen en leven niet naar het sobere voorbeeld van Jezus Christus.
Ketters worden gemarteld en streng door de overheid gestraft, nadat ketters aangegeven zijn door de
kerk.
De paus heeft een eigen wetboek bedacht met wetten en regels die niet in de Bijbel staan.
3.5.2 De Reformatie
Deze en meer klachten van Luther leidden uiteindelijk tot de Hervorming of Reformatie. Luther schreef zijn
punten van kritiek op in 95 stellingen, waarmee hij de kerk wilde veranderen. Deze stellingen werden al snel
breed verspreid met behulp van de boekdrukkunst. Zo kreeg Luther aanhangers die het met hem eens waren:
de protestanten.
Maar paus Leo X (1475-1521) accepteerde Luthers kritiek niet en stuurde hem een bul. Leo X wilde dat Luther
terugkwam op zijn kritiek. Luther weigerde en verbrandde de bul tegelijk met het nieuwe pauselijk wetboek.
De paus was hierover zo boos dat hij Luther en zijn volgelingen uit de kerk zette. Hiermee kwam een eind aan
de eenheid van het christendom in West-Europa. Voortaan was er een protestants en rooms-katholiek
christendom.
3.5.3 In discussie met keizer Karel V
Karel V was keizer van het Heilige Roomse Rijk. Maar dat betekende niet dat Karel de enige was die alles voor
het zeggen had. Het Heilige Roomse Rijk bestond rond 1500 uit veel verschillende gebieden die bestuurd
werden door keurvorsten, hertogen en graven. Keizer Karel V was strenggelovig en wilde dat Luther uit zijn rijk
verbannen werd. Maar daar waren niet alle Duitse keurvorsten het mee eens. Een aantal koos zelfs openlijk de
kant van Luther. Een van deze vorsten was keurvorst Frederik III .
Karel V organiseerde in 1521 een rijksdag in de stad Worms waar hij met de bestuurders van alle Duitse
gebieden vergaderde over de toekomst van Luther en zijn volgelingen. Luther zelf werd tot en met deze
rijksdag een vrijgeleide geboden en kreeg zo een laatste kans om ter plekke op zijn standpunten terug te
komen. Dit deed Luther echter tot woede van Karel V niet. Karel V vaardigde daarna het Edict van Worms uit,
waarin onder meer Luther vogelvrij verklaard werd.
Omdat Luthers leven gevaar liep, liet Frederik III Luther 'ontvoeren' naar kasteel Wartburg . Luther vertaalde
daar de Bijbel naar het Duits. Meer mensen konden nu de Bijbel lezen zonder hulp van geestelijken.
Andere Duitse vorsten kwamen nu zo sterk in verzet tegen Karels godsdienstbeleid, dat hij in 1555 de
zogenaamde Vrede van Augsburg moest accepteren. Daarbij kregen de Duitse vorsten het recht zelf hun
religie - en dus die van hun onderdanen - te bepalen in hun eigen gebied. Voor de katholieke keizer betekende
dit een grote nederlaag, zowel op religieus als op politiek gebied.
Test jezelf
Verregaande veranderingen
1. Verregaande veranderingen
Mensbeeld Het geheel van voorstellingen wat het betekent om mens te zijn.
In de Renaissance verandert het mensbeeld sterk. Het eerdere middeleeuwse mensbeeld is somber en
gericht op het leven na de dood – ʻhier beneden is het nietʼ – in de hemel of de hel. Het mensbeeld van de
Renaissance is veel positiever en gaat uit van mogelijkheden in plaats van onwaarschijnlijkheden. De
mens dient naar het renaissancistisch wereldbeeld juist te genieten van het leven hier en nu.
Renaissance Periode in de geschiedenis waarin kunst en cultuur een grote bloei kennen en worden gebaseerd op de
Klassieke Oudheid.
Het woord Renaissance betekent letterlijk ʻwedergeboorteʼ. Diverse kunstenaars willen de Klassieke
Oudheid als het ware uit hun handen opnieuw geboren laten worden.
Erfgoed Dat wat een cultuur van de voorouders erft of overneemt.
Klassieke Tijdvak van de Grieken en Romeinen samen.
Oudheid De eerste wetenschappers werken binnen het vaste kader van enige geschriften uit de Oudheid en de
Bijbel. Na 1500 kiezen meer wetenschappers voor eigen inspiratie en eigen kader voor onderzoek, tot
onvrede van de kerk.
Massacultuur Cultuur die samenhangt met de massamedia (tv) en grootschalige productie van goederen.
Hel Plaats waar men na de dood na een slecht leven heen kan moeten om voor straf pijn en lijden te ondergaan.
Volgens het christendom gaan mensen die in God geloven na hun dood naar de hemel. Maar wie niet
volgens Gods regels leeft en daarbij blijft, gaat naar de hel om voor altijd gepijnigd te worden.