Professional Documents
Culture Documents
Veras Sen
Veras Sen
Veras Sen
VEERASSEN EN VEETEELT
IN NEDERLANDSCH-INDIË
/
DOOR Dr. H. 'T HOEN
ADJUNCT-INSPECTEUR BI] DEN VETERiNAIREN DIENST
l i v
A 30
11844
i
VEERASSEN EN V E E T E E L T
in
NEDERLANDSCH-INDIË
DOOR
SALATIGA, 1919.
INLEIDING.
Waar landbouw zoowel voor den Javaan als den Maleier in
de meeste streken de hoofdbron van bestaan vormt en dit bedrij
bij gemis van een veestapel niet naar behooren zou kunnen wor
den uitgeoefend, ligt het voor de hand, dat van oudsher bij de
bevolking onzer Oost-Indische Koloniën groote huisdieren werden
aangetroffen. , , ,.
In die streken, waar de gesteldheid van den bodem van dien
aard is dat van uitoefening van landbouwbedrijf slechts sporadisch
sprake' kan zijn, echter de voorwaarden tot het houden van vee
zeer gunstig zijn, spreekt het vanzelf, dat daar sedert jaren de
bevclking hoofdzakelijk haar bestaan vindt in den veestapel.
Van de groote huisdieren komen op Java en Madoera paarden,
runderen en buffels voor, op Sumatra eveneens, doch veel meer
buffels dan runderen. Op Celebes paarden en buffels, runderen
heel weinig, op Borneo uitsluitend buffels, op Bali en Lombok
runderen, buffels en paarden, op Soembawa, Soemba, Flores en
Timor uitsluitend paarden en buffels. Op laatstgenoemde eilan
den werden sedert 1913 runderen geïmporteerd. Tot de kleine
huisdieren behooren geit, schaap en varken.
De eerstgenoemde komen verspreid voor op de meeste eilan
den terwijl het varken uitsluitend wordt aangetroffen bij de Hin
does der eilanden Bali en Lombok, de Heidenen op Soemba,
Soembawa, Flores, Nias, in de Bataklanden van Tapanoelie en
Sumatra's Oostkust bij de Christen- en Heidenbevolking en ver
der bij Chineezen over den geheelen archipel. De Mohammedanen
beschouwen het varken als een onrein dier en wordt het houden
er van door den Koran verboden.
OVERZICHT VAN DEN PAARDEN- EN HOORNVEESTAPEL OP JAVA EN MADOERA.
I Getalsterkte v/d veestapel I Getalsterkte v d veestapel Per 1000 Inlan i Per 1000 bouws.
op ultimo 1914 od ultumo 1915 ders. Aantal O) Aantal
jd -a
c
i otaal hoorn-
•O «
Runderen
1+ Runderen
hoornvee
b/> £
Runderen
ü c
Totaal
Runderen
hoornvee
hoornvee
|+ Paarden
1+ Paarden
Gewesten
Paarden
Paarden
|-f Buffels
Buffels
l_ iS 3
Buffels
Buffels
Totaal
>ü o
T otaal
^ bJD V- c l
C/2 u •—'
vee
C
O. .2
O. Q.
<3 g O
I |
'
, .
I i
Bantam . . . 6644 578 141083 141661 6798 630 140244 140874 891541 7 1 157 158 308817 22 2 454 456
Batavia . . . 25605 28105 302005 330110 26144 36269 341449 377718 1999978 13 17 18 35 186934 139 194 1826- 2020
Preang. (Band. 9354 3419 54930/ORfnQR9 9613 3642 57102 60744 i0(,Q10«0 1Q , Q1 ur m,Cl„ QQ ,, wl
Regsch.l Soek. 27355 8467 161091*2681962 26537 8701 163274 .71975 '2681962 13 4 81 85 9215i2 39 13 234247
6
Cheribon. . . 9195 2119 161958 164077 9776 2060 160215 162275 1682273 5 1 95 96 459571 21 4 343 347
Pekalongan . 12777 16194 185971 202165 12608 17541 186086 203627 1969450 6 9 94 103 259208 47 67 715 7«->
| Koed. . 14466 22143 281470 318079 10259 21827 251709 273536 /
Sem. • 2571492 8 44 132 176 649286 32 175 49 224
I Salat . 12117 93875 68763 162638 10967 92240 70294 162534 )
Rembang . . 9395 226077 185386 471463 9364 291691 187074 478765 1477197 6 191 126 317 309624 30 942 604 1546
Soerabaja . . 4991 29381 8240 37621 11380 1826 1323 3149 L„19 ,n qq ,, , ln Q,„
Modjokerto . 13411 237911 94167 332078 13434 237412 97380 334792 I 5G1' 1 ,u 41 140 384694 64 621 256 877
Pasoeroean. . 33424 478365 11655 490020 29592 475668 11380 487048 2001554 14 232 5 237 499072 59 953 22 975
Besoeki . . . 37638 303510 16550 320060 36336 326717 16241 342958 965636 37 338 16 354 352610 103 926 46 972
Banjoemas. . 4943 77478 88621 166099 5011 82975 92873 175848 1478110 3 56 62 118 449105 11 184 206 390
Kedoe . . . 15748 161828 130597 292425 16223 167092 127118 294210 2322987 6 71 54 125 620204 26 269 204 473
Djokjakarta - 5150 141556 57088 199651 5843 131698 67837 199535 1190431 4 12 57 69 187498 31 704 362 1066
Soerakarta. . 18811 218727 223715 412442 18789 226,330 231005 460118 1926039 9 117 120 237 4662-5 403 4852 4054 9806
Madioen. . . 12621 208621 162814 371435 12462 207173 162366 369539 1342796 9 154 275 429 299185 41 692 542 1234
Kediri . . . 16975 210890 150078 360968 17937 225192 153221 378413 1774545 10 126 86 212 292724 61 769 523 1292
Madoera. . .15370 645583 21540 667123 14925 686272 22650 708922 1494994 9 !495 15 |510 357736 41 1918 63 1981
OVERZICHT VAN DEN PAARDEN- EN HOORNVEESTAPEL OP DE BUITENBEZITTINGEN.
bfl
Getalsterkte van den vee- Getalsterkte van den vee c Per 1000 Inlanders.
stapel op ultimo 1914 stapel op ultimo 1915 z'ë * Aantal
•ï g £
l_l_ Runde
1+ Buffels
1+ hoorn
Totaal
Paarden
Paar-
Paarden
GEWESTEN
den
Buffels
tfi£ 5
hoorn
Buffels
hoorn
Totaal
deren
deren
Totaal
ren
vee
u. ~
Run
&
Run
vee
vee
«•ëê
Padanesche Benedenl. 3294 31791 26307 58098 6308 578 '1 38449 96250 393488 16 146 97 243
Padangsche Bovenlanden. 12221 61281 89850 151031 10499 41847 83565 125412 902093 11 46 92 138
Balige . . . 26134 15247 35760 51007 286g6 3 7 1 ! ) ( ) 70558 107748 410939 69 90 171 261
fflrr : nl? K S IS « 1MB 11932 26935 201515 0 74 59 133
Lampwlgsche districten . - - - 1085 3789 9072 13411 155080 6 24 02 88
7
Lahat . . - 1928 35602 33478 69080 1456 30681. 28585 59271 703259 2 45 73 118
Diambi . . . 164 4778 30576 35354 1621 5037 28968 34005 "
Kabandiahè 9465 16681 25871 42552 11116 20383 21489 11872 450941 24 45 47 92
Koetaradja . ! . 1962 141174 99870 240844 1832 151036 114918 265954 571477 8 264 20 465
Makasser ! - - - - 41465 211(5 368393 370509 407762 101 5 81 86
Menado 13060 29628 3 29631 23964 46485 6413 52898 428063 56 108 155 263
Bali en Lombok . . . 21985 194946 18240 213186 31284 268773 18179 286952 520762 60 516 34 550
Soembawa-Besar. . • 65621 — 89707 89707 70592 — 95050 950o0 1
Soemba 77299 1031 86664 87695 - — — - 306469 — — — —
Ti mor - - - - 70184 593 87056 87649 I ÖUbiW
F _ _ _ _ 19969 520 21724 22244 )
Ternate - - - - 128 752 2 754 106632 1 7 - 7
- - - - 658 2012 289 2301 70853 9 28 32 60
Riniiw — - — - — 3877 5184 9061 93315 — 41 55 96
Amboina .' ! ! 1 199 2163 4500 6663 214 2249 637 2886 294466 1 7 2 9
7 e O afd van Borneo - - - - 1388 11514 16376 278!K) 772532 2 15 21 36
Westerafd van Borneo i - - - - 218 10384 538 10922 400332 1 25 1 26
HET PAARD.
Equus Przewalskii
in het dierenpark te 's-Graveland van den Heer Blauw.
8
gesteldheid, klimaat, gebruik en verpleging op de verschillende
eilanden uiteenloopende slagen hebben ontwikkeld. Zoo wordt
er gesproken van den Sandelhout en Batakker, het Javaansche,
Soembawa en Makassaarsche paard, den Savonees en Bimanees.
Al deze slagen vertoonen ongetwijfeld verschillende punten
van overeenkomst in lichaamsbouw en temperament. Het Mar-
gowatipaard, zoo genoemd naar de desa Margowati in het
onderdistrict Kedoe, was overal bekend om zijn buitengewone
kracht en ausdauer in het zware bergterrein. De bevolking
echter, sedert jaren slechts bedacht op direct voordeel, heeft
steeds de mooiste hengsten verkocht, terwijl aan de minder
waardige exemplaren de instandhouding van het ras werd
Javaansch paard.
overgelaten, zoodat het thans een zeldzaamheid is, als men een
goedgebouwd Javaansch paard van 1.25 M te zien krijgt. De
residenties Besoeki, Preanger-Regentschappen en Pasoeroean
bezitten de grootste paardenstapels van Java. In de Preanger
werden in den loop van de vorige eeuw dekhengsten van allerlei
9
ras geïmporteerd tot verbetering van den inheemschen paar-
denstapel. Tot de vorming van het Preangerpaard hebben
zeer zeker het meest bijgedragen Arabische en Perzische hengsten.
Het doel was een paard met meer taille te fokken, wat dan
ook bereikt werd, doch ten koste van alle goede eigenschappen
van het oorspronkelijke ras, voornamelijk wat het beenwerk
betreft. In de plaats van een klein, doch deugdzaam paard kreeg
men een paard van ± 1.35—1.40 Meter met veel beengebreken
en onaangename karaktereigenschappen.
HET SANDELHOUTPAARD.
Het eiland Soemba, ook wel genoemd Sandelhouteiland, naar
de bekende houtsoort, die er groeit, is de bakermat van het
Kedoe-paard (Magelang)
10
te vormen. Van dit dier zijn den eigenaar de eigenschappen
bekend, zoowel de goede als de kwade.
In het geaccidenteerde terrein op een kalkachtigen bodem,
zooals op het grootste gedeelte van het eiland wordt aangetroffen,
hebben de aanstaande dekhengsten bewezen deugdzame paarden
te zijn. Zij moeten dus gemakkelijk stijgen en dalen zonder
aanstooten, voldoende uithoudingsvermogen en goede teekens
bezitten. Het mooiste teeken is twee haarwervels (oejengans) naast
elkaar op het voorhoofd (sekar sapasang), een ter weerszijden van
den hals vóór de schoft en een op de lendenen, rechts of links, (satrio
Sandelhouthengst.
11
21
13
Java. Bij staatsblad is de uitvoer van merries verboden om te
voorkomen, dat de beste exemplaren naar streken buiten het
fokgebied zouden worden verkocht. De paardenhandel op Soemba
is vrijwel in handen van Arabieren, die met ruilmiddelen en
voorschotten dikwijls voor spotprijzen in het bezit komen van
de mooiste paarden. Ongeveer veertien dagen vóór den datum
van aankomst van het stoomschip der Koninklijke Paketvaart-
Maatschappij begint het verzamelen van paarden te Waingapoe
aan de noordkust gelegen, de eenigste plaats van het eiland,
waar schepen ankeren, tevens standplaats van den assistent-resi-
dent en gouvernements veearts. De verschillende koppels paarden
worden in omwalde ruimten gedreven en de voor den verkoop
bestemde hengsten opgevangen met een lasso.
HET BATAKPAARD.
Dit komt hoofdzakelijk voor in de afdeeling Bataklanden der
residentie Tapanoelie en in de afdeeling Karolanden en Sima-
loenggang der residentie Oostkust van Sumatra. De Batakker
is een bloedpaard met levendig temperament.
Het meest opvallend
bij dit dier is de on
evenredige ontwikke
ling van vóór- en ach
terhand.
Terwijl de eerste in
den regel zeer zwaar is,
valtop de laatste meest
al veel aan te merken,
terwijl de verbinding
van kruis met lendenen
dikwijls minder soliede
is. De hoeven zijn nor
maal gebouwd en zeer
hard, zoodat beslaan Het lasseeren van paarden
vaak onnoodig is. op Soemba.
Een bijzonder mooie Batakhengst van 1.30 M. hoog wordt
sedert 1908 in de Kedoe gebezigd tot verbetering van het Kedoe-
paard. Een gebrek, dat veelvuldig wordt aangetroffen, is sabel-
14
beenigheid. De beste exemplaren zijn uitstekende terreinpaarden,
zoowel onder den man als voor een lichte bendy gespannen.
Men staat er verbaasd van, wat deze dieren kunnen prestee-
ren. Daarbij zijn ze zeer sober en stellen zich met het eenvou
digste ration tevreden. De meest gewilde robes zijn zwart,
muisvaal met aalstreep en bruin. Ook worden voor vliegschim
mels flinke prijzen betaald.
Tengevolge van te grooten uitvoer der mooiste hengsten is
het Batakpaard in kwaliteit sterk achteruitgegaan, terwijl het
tegenwoordig moeite kost eene keuze te doen in effen robes,
omdat steeds dergelijke hengsten naar Medan en Singapore zijn
verkocht en aan de schimmels en bonten de instandhouding van
het ras werd overgelaten.
Batakhengst.
Gestationneerd in de desa Margowati (Kedoe).
15
onderhoud op stal verkoopen op de hoofdplaats Medan, vanwaar
ze dan gedeeltelijk worden uitgevoerd naar Singapore en zelfs
naar Saigon. In de streek zelf koopt men de beste exemplaren
voor ongeveer f 150.—, ter hoofdplaats Medan worden prijzen
besteed van f 150.— tot f 250.—. Het is tegenwoordig een zeld
zaamheid, dat f 400.— betaald wordt, hetgeen vroeger als het
ware schering en inslag was. Er zijn destijds veel spannen
muisvale Batakkers verkocht naar Batavia voor f 800.— en
f 1000.—. De beste exemplaren krijgt men nu nog te zien bij
de Inlandsche vorsten. Vooral de Sultan van Deli was steeds
een groot liefhebber van Batakpaarden.
Sumatraansch paard.
Padangsche Bovenlanden.
16
vormen, waar de grootste paardenstapels van het eiland Sumatra
worden aangetroffen.
In de overige residenties is de paardenstapel van ondergeschikt
belang. Evenals de meeste slagen varieert de Sumatraan in hoogte
van 1.15-1.25 M., doch kenmerkt zich door een zeer regelmatigen
lichaamsbouw. Het hoofd is in den regel goed aangezet, de
halsaanhechting laat niet te wenschen over, terwijl de schouder
eene behoorlijke lengte heeft en goed gericht is. De zware hals
van den Batakker en den Sandelhout krijgt men bij dit paard
nooit te zien, wel komt het gebrek hertenhals af en toe voor.
De beenen zijn, alhoewel fijn van bouw, over het algemeen goed
gespierd, terwijl de kooten veelal te lang zijn.
De gangen van dit paard zijn uitstekend, de afdeeling 50 Kota
staat bekend om haar flinke dravers. De Sumatraan paart aan
een aangenaam temperament een groot uithoudingsvermogen en
is evenals alle Indische paarden uiterst sober. De meest voor
komende robes zijn bruin, zwart en bonten in deze kleuren;
daarna volgen de schimmels en muisvalen.
Sedert jaren bestaat er in de Padangsche Bovenlanden een
levendige paardenhandel en wordt jaarlijks een groot aantal
hengsten uitgevoerd naar Benkoelen, Djambi en Tapanoelie,
terwijl de hoofdplaats Padang een vrij groot afzetgebied vormt
voor paarden, bestemd om dienst te doen in rijtuigverhuurderijen.
Voor aanhouding van superieur mannelijk fokmateriaal werd
destijds door de bevolking nimmer zorggedragen, zoodat ook dit
paard sterk in kwaliteit achteruitging.
HET SOEMBAWAPAARD.
17
geval. Evenals de Javaan bezit dit paard weinig temperament,
doch munt uit door groote soberheid en ausdauer.
Het beenwerk is droog en de hoeven, zooals trouwens bij
alle Indische paarden normaal van bouw en zeer resistent. Jaarlijks
voert dit eiland gemiddeld 6000 hengsten uit naar verschillende
havenplaatsen van Java. Voornamelijk Soerabaja, Semarang en
Batavia vormen het groote afzetgebied, doch ook worden geregeld
Soembawapaarden te Pasoeroean, Probolinggo, Tegal en Cheribon
aangevoerd. Er zijn drie plaatsen van uitvoer op dit eiland n.1. de
hoofdplaats Soembawa-Besar, op de noordkust gelegen, Bima, in de
baai van Bima, meer oostwaarts en Taliwang op de westkust.
De afdeeling Bima bezit een bodem, die rijker is aan kalk en
het is vermoedelijk hieraan toe te schrijven, dat het paard er
in type afwijkt van het eigenlijke Soembawapaard op Midden- en
West-Soembawa voorkomende.
Soembawahengst.
De Bimanees is wat kleiner, doch bezit meer temperament.
Over het algemeen is hij wat gedrongener van lichaamsbouw;
rug en lendenen zijn solieder dan van het Soembawapaard en
de staart wordt gewoon gedragen. In hoogte variëeren de
18
paarden op dit eiland van 1.10. - 1.25 M. Het kost evenwel moeite
om tegenwoordig een paard van laatstgenoemden maat te vinden.
Jaar in, jaar uit worden ook hier de beste hengsten uitgevoerd
en wordt de instandhouding van het ras aan de minderwaardigen
overgelaten, zoodat onvermijdelijk achteruitgang van de kwaliteit
hiervan het gevolg moet zijn.
De uitvoer geschiedt maandelijks met booten van de Paketvaart
Maatschappij, die op de terugreis van Timor Koepang zoowel
Bima als Soembawa Besar en Taliwang aandoen en dan gewoonlijk
4 a 500 paarden laden. Ongeveer veertien dagen vóórdat de
boot aankomt, zijn de paarden opgevangen en worden ze
evenals te Waingapoe met vlotten en prauwen naar het stoom
schip, dat op de ree ligt, vervoerd, om vervolgens in een broek
aan boord te worden geheschen. De reis naar Soerabaia duurt
ongeveer drie dagen, zoodat de dieren van het transport niet
veel te lijden hebben, hetgeen vroeger wel het geval was, toen
het vervoer steeds per zeilschip geschiedde en de reis bij tegen
wind wel eens veertien dagen en langer duurde. De paarden
Bimaneesche hengst.
19
kwamen dan als geraamten op Java aan, waar ze op publieke
vendutie werden verkocht. Voornamelijk worden ze aangekocht
door eigenaars van groote verhuurderijen. Te Soerabaia zijn
er, die 250 en meer paarden bezitten.
De meest voorkomende robes op Soembawa zijn bruin, valk,
bont en schimmel, de effen zwarte robe kreeg ik bij deze paarden
nimmer te zien, zoodat ze in elk geval zeldzaam zal voorkomen.
Onder de Bimaneezen worden dikwijls muisvalen aangetroffen,
terwijl witgeboren schimmels met harlekijnsoogen meer onder de
Soembawa's voorkomen. De sterkte van den paardenstapel op
het eiland Soembawa wordt globaal geschat op 75 a 100.000 stuks.
Gedurende de laatste jaren zijn er veel slachtoffers gemaakt
door twee besmettelijke ziekten n.1. kwaden droes en surra.
Het spreekt van zelf, dat de bestrijding met zeer veel moei
lijkheden gepaard ging, waar men te doen had met eene
bevolking, die pas onder geregeld bestuur was gebracht en haar
paardenstapel dag en nacht laat losloopen. Slechts enkele paar
den, die als rij- of draagdier dienst moeten doen, worden gestald
onder de huizen, die op hooge palen, gebouwd zijn. Aan de
krachtige maatregelen, van Regeeringswege genomen, is het te
danken, dat beide ziekten thans vrijwel zijn onderdrukt.
Sporadische gevallen van malleus (kwade droes) zullen de
eerstvolgende jaren nog wel geregeld geconstateerd worden, in
elk geval is het grootste gevaar nu geweken en kunnen maatrege
len beraamd worden om de kwaliteit van het Soembawapaard te
verbeteren. De bevolking gevoelt niet zooveel voor de paarden
fokkerij als de Soembanees. Terwijl deze de dekhengsten selectee-
ren naar dienstprestatie in de eerste plaats, wordt hieraan door de
Soembawaneezen weinig of geen zorg besteed. Men ziet dan ook een
massa inferieure hengsten met koppels merries losloopen. Bij eiken
kampong is een groot complex rijstvelden, dat met een soliede om
heining, bestaande uit boomstammen, is afgesloten, ter voorkoming,
dat de aanplant door wilde varkens wordt vernield. Zoodra de oogst
is binnengehaald, drijft de bevolking den veestapel, uitsluitend
bestaande uit paarden en buffels, binnen de omheining op de stoppel
weiden, die eene groote hoeveelheid gras van uitstekende kwaliteit
leveren. Met één aanplant per jaar kan in de behoefte aan rijst wor
den voorzien, zoodat de rijstvelden ongeveer vijf maanden braak
liggen en door het vee dat er op weidt, flink bemest worden. Wan
neer de aanplant in den grond staat, wordt de veestapel geweid in de
20
wildhoutbosschen, waar vooral in den westmoesson, den regentijd,
gras in overvloed wordt aangetroffen.
Op de kleine eilanden langs de noordkust van Soembawa, met
name Mojo en Liang, komen eveneens paarden voor. Ze zijn
indertijd overgebracht van het eiland Soembawa.
Ongeveer veertig jaar geleden werden door den vorigen Sul
tan van Soembawa eenige Soembawamerries met een paar
Snndelhouthengsten op het eiland Mojo losgelaten. Deze dieren
Savopaard
21
Het laat zichdus hooren, dat deze paarden, die geheel in den
natuurstaat leven, buitengewoon schuw zijn en er bij het zien
van een menschelijke gedaante in allerijl van door gaan.
Dichter dan op een afstand van ongeveer honderd meter kon
ik ze niet benaderen. De zwarte robes, de lichaamsbouw en
het dragen van den staart bij het gaan, wijzen er echter duidelijk
op, dat inderdaad kruising met Sandelhoutbloed heeft plaats gehad.
Het Savopaard, ook wel Savonees genoemd, komt in lichaams
bouw het meest met den Sandelhout overeen. Vooral de San
delhout, die in het land van den Radja van Napoe (Mid-
den-Soemba) wordt aangetroffen, een raszuiver uniform type,
dat in den regel niet hooger is dan 1.256 M., gelijkt veel
op den Savonees, die, alhoewel klein, meestal uitmunt door
zeer solieden lichaamsbouw. Met voldoende diepte en breed
te van borst gaat gepaard een goed ontwikkelde achterhand,
terwijl kruis en rug door breede korte lendenen zijn verbon
den. Het hoofd is evenals van het Napoepaard kleiner dan
van de meeste Sandelhouts en de hals wat minder zwaar. De
beenen zijn zeer soliede en goed gespierd en wat opvalt, is de
meestal correcte stand in de kooten, die nimmer te lang zijn.
De Savonees heeft een kalmer en aangenamer temperament
dan de Sandelhout.
Wel jammer, dat de paardenstapel van het eilandje Savo zoo
klein is. Er worden jaarlijks zeker niet meer dan 300 paarden
uitgevoerd. Door import van superieure Napoehengsten zou in
dit slag van paarden wat meer taille gebracht kunnen worden,
zonder dat het goede type teloor gaat.
De Rottinees wordt op het kleine eiland Rotti aangetroffen
en lijkt in lichaamsbouw wel het meest op den Bimanees, al
hoewel hij over het algemeen iets fijner is.
Op de eilanden Flores en Timor wordt eveneens een paar
denstapel aangetroffen. Het zijn uiterst sobere dieren met veel
uithoudingsvermogen, ook beneden de 1.256 M. Middels selectie
en import van Sandelhouthengsten zou dit paardenslag onge
twijfeld veel verbeterd kunnen worden.
Het blijkt dus, dat op alle kleine Soenda-eilanden van af
Soembawa tot Timor aan paardenteelt gedaan wordt door de
bevolking. Voor Nederlandsch-Indië ligt hier het fokgebied,
terwijl Java met zijn druk transport het afzetgebied vormt voor
deze eilanden.
22
32
Makassaarsche hengst
Het Makassaarsche paard, ook wel Makassaar genoemd, had
destijds een zeer goeden naam van wege zijn solieden lichaams
bouw. Een veel grover type dan de Sandelhout, met minder
temperament, dat echter als dienstpaard uitstekend voldeed. De
vroegere vorsten van Boni en Gowa hadden zelf halfwilde stoe
terijen, om paarden te fokken voor de hertenjachten, een hunner
grootste liefhebberijen. Thans worden nog wel enkele goede
vertegenwoordigers van dit slag aangetroffen in de Zuiderdis
tricten van Celebes (Bonthain); uitvoer van eenige beteekenis naar
lava van uit Makassar zooals jaren geleden, vindt evenwel niet
meer plaats.
24
H E T RUND.
25
62
Balineesche stier.
27
Stieren. Ossen. Koeien.
Schofthoogte 1.32—1.35 1.36—1.38 1.19-1.20
Lichaamslengte 1.42—1.43 1.44—1.47 1.27—1.26
Borstomvang 1.95—1.92 2.00 — 2.05 1.63—1.72
Borstdiepte 0.80—0.81 0.83 0.85 0.68—0.73
Borstbreedte 0.70—0.72 0.63—0.65 0.42—0.43
Heupbreedte 0.43—0.42 0.44-0 51 0.42-0.41
Pijpomvang 0.19—0.21 0 20-0 22 0.18 0 17
28
rest middels castratie van de voortteling uitgesloten, zoodat dit
ras na verloop van eenige jaren door reinteelt belangrijk in
kwaliteit zal zijn verbeterd. Na den veldarbeid loopen de koeien
met de stieren op de gemeenschappelijke weiden te grazen en
worden de tochtige dieren op het juiste tijdstip besprongen.
Voor de melkproductie komt dit rund niet in aanmerking; de
koe geeft, evenals dit bij alle natuurrassen het geval is, juist
voldoende om het kalf te zoogen. Tot heden is het eiland Bali
vrij van besmettelijke ziekten onder de herkauwende dieren ge-
Balineesche koe.
bleven. Door den vrijen invoer van geiten van Madoera, waar
jaarlijks mond- en klauwzeer voorkomt bij runderen en buffels,
blijft het groote gevaar bestaan, dat deze ziekte door insleping
van smetstof ook op den veestapel van Bali wordt overgebracht.
In verwilderden staat leeft het Balineesche rund nog op het
kleine eilandje Mojo, ten noorden van Soembawa gelegen. Door
den vorigen Sultan van Soembawa werd hier ongeveer veertig
jaar geleden een koppel koeien met eenige stieren losgelaten. Deze
dieren hebben zich gestadig vermenigvuldigd en gedragen zich
volkomen als de banteng, leven in koppels van 4 a 6 koeien
met één stier en zijn verbazend schuw. Ze zijn moeilijk te be
naderen, doch op vrij grooten afstand te zien, omdat op het
eiland Mojo slechts ijl bosch wordt aangetroffen, zoodat men
onder de boomen door in de verte nog nauwkeurig kan waar-
29
nemen. Voor veeteelt, op groote schaal gedreven, is dit eiland
bijzonder geschikt; de bodem bestaat in hoofdzaak uit kalk en
koraalsteen, waarop een min of meer dikke humuslaag, terwijl de
grassen, welke er groeien, in kwaliteit die van het eiland Soemba
zeer nabij komen. Bovendien is steeds voldoende drinkwater
aanwezig, dat geleverd wordt door twee kleine riviertjes, waar
van het eene in den oostmoesson wel eens droog is, doch het
tweede, dat op het noordelijk gedeelte van het eilandje loopt
altijd water bevat, al duurt de droge moesson ook 7 a 8 maanden,
wat wel eens voorkomt in deze streken.
Het Javaansche rund, dat volgens sommige onderzoekers van
den banteng zou afstammen, heeft met dezen in lichaamsbouw
niets meer gemeen, vertoont evenwel typische overeenkomst met
het Siameesche rund. Zeer waarschijnlijk is het Javaansche rund
ontstaan uit een voortgezette kruising van den destijds gedomesti-
ceerden banteng, den zebu en het Siameesche rund. Vroeger had
veel meer vermenging plaats tusschen den banteng en het Javaan
sche rund, zoodat thans nog duidelijke sporen daarvan zijn over
gebleven in den vorm van de langgerekte schoft, witte achter
vlakte der dijen en witte onderbeenen.
De voornaamste verschillen in lichaamsbouw tusschen banteng
en het Javaansche rund zijn gelegen in de hooge schoft met
flink ontwikkelden bult bij laatstgenoemd dier, de kort gedrongen
kop met sterk concave profiellijn en de effen bruine of zwarte
robe. Door kruising met het Balineesch rund heeft het Javaan
sche in de oostelijke residenties van Java veel van zijn ware
type verloren De runderstapel is zeer ongelijk verdeeld over
de verschillende gewesten. In Oost-Java worden overwegend
veel runderen aangetroffen. Midden-Java bezit ongeveer even
veel buffels als runderen, terwijl in West-Java bijna uitsluitend
buffels voorkomen.
Het Javaansche rund is klein van gestalte, vergeleken met de
Europeesche rassen en den zebu. Terwijl de stieren een schoft
hoogte hebben van 1.20 — 1.30 Meter, bedraagt deze maat voor de
koeien 1.10—1.20 Meter. In de afdeeling .Wonosobo der resi
dentie Kedoe kreeg ik wel eens enkele stieren te zien van 1.35
Meter hoogte. De lichaamslengte is naar verhouding belangrijk
minder dan bij ons Hollandsch vee. De ondervolgende maten
werden genomen van bekroond vee op verschillende tentoonstel
lingen.
30
13
33
43
Sumatraansch rund-
36
vetmesting van vee, hetgeen steeds op stal plaats vindt, omdat
de bodem op dit eiland over het algemeen zeer schraal is en
natuurlijke weidegronden van eenigszins behoorlijke kwaliteit er
niet voorkomen.
Het Sumatraansche rund is over het algemeen wat kleiner van
stuk en staat lager op de beenen. Van een afzonderlijk ras is
echter geen sprake. In bouw komt het rund overigens geheel
overeen met het Javaansche type. De beste exemplaren vindt
men in de Padangsche Bovenlanden en Atjeh. Beide gewesten
voeren geregeld trekvee uit naar de Oostkust van Sumatra, waar
het tegen hooge prijzen wordt aangekocht ten behoeve der tabaks
en rubberondernemingen.
Verreweg het grootste gedeelte van den hoornveestapel op
Sumatra bestaat evenwel uit buffels, in streken waar Europeesche
cultures gedreven worden en het transport langs verharde wegen
geschiedt, wordt bij voorkeur het rund als trekdier gebezigd.
Op het traject Medan-Karohoogvlakte ziet men dan ook uitsluitend
runderen, speciaal stieren en ossen, voor de transportkarren ge
spannen. Ze bezitten veel meer Ausdauer en bewegen zich sneller
over de grindwegen dan de buffel. Op de overige eilanden wor
den weinig of geen runderen aangetroffen. Borneo heeft alleen
buffels, ook Celebes; de runderen, die er zijn, worden geïmporteerd
hoofdzakelijk als slachtvee.
DE BUFFEL.
De buffel of karbouw, in het groote geslacht bos behoorende
tot de soort bubalus, is eveneens van het vasteland van Azië
overgebracht naar onze koloniën. Oorspronkelijk kwam dit dier
voor in Thibet, Oostelijk Azië en Egypte. Volgens de verhalen
zou de buffel in het laatst van de 12de eeuw door den Hindoe-
vorst van het rijk Padjadjaran op Java zijn ingevoerd, tegelijk
met de rijstcultuur. In elk geval komt hij thans over al de
eilanden van den archipel verspreid voor, hier en daar ver
wilderd.
Het is een dier, dat bij uitstek geschikt is voor de natte bewer
king van de rijstvelden. Forsch en zwaar van lichaamsbouw kan
het eene enorme kracht ontwikkelen, hetgeen ook noodzakelijk
is voor een behoorlijk diep omploegen van den bodem. Zijn
37
zware breede klauwen, waartusschen een ruime tusschenklauw-
spleet, vormen een groot ondersteuningsvlak, waardoor diep inzak
ken in de natte klei verhinderd wordt. Evenals de banteng
mist de buffel den vetbult op de schoft. Deze gaat geleidelijk
in den rug over, die over het algemeen recht en lang is, daarbij
38
De algemeen voorkomende robe van den buffel is blauwgrijs met
lichtgekleurde onderbeenen. Witte karbouwen vormen de groote
minderheid. In sommige streken worden deze dieren als heilig be
schouwd en is het verboden ze te slachten. Bij het heerschen van be
smettelijke ziekten, die veel slachtoffers eischen, zooals cholera, wor
den tot bezwering van het kwaad wel eens een paar witte buffels, die
mooi opgetuigd zijn, onder wierookdampen rondgeleid door de ge
teisterde streek Speciaal in de Vorstenlanden, de residenties Soe-
rakarta en Djocjacar-
ta, worden dergelijke
Javaansche volksge
bruiken nog steeds in
eere gehouden.
Blauwgrijze buffels
met witte afteekening-
en aan kop, romp en
ledematen komen op
39
Java bestaat uit ongeveer evenveel buffels als runderen, terwijl in
Oost-Java de buffels weer sterk in de minderheid zijn. De beste
exemplaren komen voor in de residenties Preanger-Regentschappen,
Banjoemas en Pekalongan. Opvallend is het, dat de buffel op
Java geleidelijk door het rund verdrongen wordt In streken, waar
intensieve landbouw gedreven wordt, is de buffel op den achtergrond
geraakt en is het te voorzien, dat hij in de toekomst geheel het veld
zal moeten ruimen voor het rund, zoodra de roofbouw tot het verle
den zal behooren en de natte grondbewerking plaats heeft gemaakt
voor eene droge. De karbouw heeft namelijk weinig weerstandsver
mogen tegen verschillende besmettelijke ziekten zooalsseptichaemia
heamorrhagica, surra en piroplasmose. De duur van de zwangerschap
is aanmerkelijk langer dan van het rund. Bij een drachtigheidsduur
van 11 maanden kan men bij buffels rekenen op twee kalveren
in de drie jaar, als alles geregeld gaat, zoodat uit een oeconomisch
oogpunt het houden van runderen, speciaal in streken waar alle
gronden in cultuur zijn gebracht en geschikte weigronden niet
meer aanwezig zijn, veel voordeeliger is. Het rund houdt zich uit
stekend bij een verpleging op stal met afval van cultures in verschen
Mysore-stier.
40
en gedroogden toestand, terwijl de buffels het weligst tieren in
moerassige onontgonnen streken, bedekt met wildhoutbosschen,
waarin ze dagelijks hun bad en hun voedsel vinden. Vandaar dan ook,
dat op de meeste eilanden der buitenbezittingen de veestapel
bijna uitsluitend uit buffels bestaat, waaronder zeer mooie exem
plaren. Zoo vindt men in de Palembangsche Bovenlanden en de
Ophirdistricten op Sumatra buffels met een schofthoogte van
1.35— 1.40 Meter en een borstomvang van 2.20 M Aan onder
houd kosten deze dieren weinig of niets, omdat ze nacht en dag
grazen op onafzienbare grasvlakten of wel in de bosschen en
ééns per jaar worden opgevangen, als met de grondbewerking
een aanvang wordt gemaakt. Er zijn in die streken Inlanders,
die over de honderd buffels bezitten en in de buffelteelt een
ruim bestaan vinden. Om de buffels van de verschillende eige
naars te kunnen herkennen, wordt gelet op de richting van de
horens, de lengte van den staart en de verschillende haarwervels,
die op het lichaam voorkomen. Het is bepaald interessant
om te zien hoe een Inlander, met behulp van deze kenteekens,
onmiddellijk zijn karbouw weet aan te wijzen, als hij in een
grooten koppel wordt voorgebracht.
41
wel, dat dit rund zoo laat rijp en op zesjarigen leeftijd pas
volwassen is.
Een klein type van dit ras is het Amrat Mahalrund, dat slechts
gefokt wordt in de groote „Governmentsfarm" in Mysore, be
staande uit achttien kudden, ± 10.000 dieren tellende.
Ze beschikken over 200 weideplaatsen, die achtereenvolgens
worden afgegraasd. Elke kudde bestaat uit 50 a 60 koeien met
één stier. Het Amrat Mahalvee is nog onvermengd zuiver,
doch bezit voor zware trekdiensten te weinig massa.
Amrat Mahalkoe.
42
34
Ongole-stier.
44
Ongole-Koe.
Mysore. Het is een vroegrijp slag en vrij goed melktype, Óp
driejarigen leeftijd volwassen zijnde, geven de koeien 7 a 8 liter
melk. Dit rund is al van jaren herwaarts geïmporteerd op Java
voor de melkproductie, terwijl de stieren en kruisingsproducten
hiervan met Javaansche koeien, nog steeds gewild zijn als trekvee.
De klauwen zijn niet zoo soliede als van het Mysore-rund,
zoodat voor groote trajecten het gebruik van sandalen noodig is.
Hoogte stieren 1.50 Meter.
Borstomvang 1.80—2 Meter.
Hissarstier.
45
De zebu stelt geen hooge eischen aan de voeding en heeft
veel weerstandsvermogen tegen allerlei ziekten. Zoo is het be
kend, dat hij van nature een groote maté immuniteit bezit tegen
veepest, welke eigenschap ook op de kruisingsproducten met
Javaansche koeien wordt overgebracht.
Het Girvee behoort met het Montgomery tot de beste
melkrassen.
Ook uit Europa en Australië worden geregeld stieren en
koeien geïmporteerd, voornamelijk om de melkproductie op te
Gir-Koe.
voeren. Van de raszuivere koeien gaat de productie wel is
waar na eenige jaren achteruit en valt bij de eerste generatie
reeds opvallende vermindering der kwantiteit melk te con-
stateeren, vooral in de warme streken van Nederlandsch-lndië;
het is evenwel mogelijk bij zorgvuldige keuze der te paren
dieren, door kruising van koeien, die overwegend Zebu en een
weinig Javaansch bloed bezitten, met Hollandsche stieren een zeer
goed melkrund te fokken, dat zich gemakkelijk voedt en
eveneens weinig vatbaar is voor verschillende ziekten. Voor het
46
74
Op Java gefokte Hollandsche stier. Fokkerij Hirschland en van Zijl te Tjisaroea (Preanger).
trekken van zware vrachten worden speciaal in Oost-Java de
mannelijke kruisingsproducten van bovengenoemde rassen veel
vuldig gebezigd.
KLEINE HUISDIEREN.
48
94
50
Ook in de Oostelijke residenties van Java en op het eiland
Madoera wordt een grooter slag schaap aangetroffen dan in
Midden- en West-Java. Aan onderhoud kosten schapen en geiten
al bijzonder weinig. s'Morgens worden ze onder de hoede van
kleine kinderen losgelaten om tegen den avond weer te worden
binnengebracht. Ze zoeken dus zelf als regel hun voedsel. De
melkgeiten worden beter verzorgd, in behoorlijk ingerichte stallen
waar zij behalve gras en toerie, nar.gka, dadap en waroeb laren
te vreten krijgen, benevens rijstepap (boeboer).
Jaren geleden, toen Java nog dun bevolkt was, had de veestapel aan
niets gebrek Slechts een gedeelte van de voor rijstbouw geschikte
gronden werd in cultuur gebracht, terwijl de rest bestemd was voor
veeweide. Uit den aard der zaak bestond er dus destijds geen reden
zich over de kwestie der voeding van den veestapel te bekommeren.
Gaandeweg is evenwel de bevolking op dit eiland toegenomen en in
de laatste decennia wel zóó sterk, dat thans in de meeste gewesten
geen geschikte weigronden meer worden aangetroffen Alleen in het
bergterrein en op hoogten boven de 3000 voet worden hier en
daar nog wel vrij goede terreinen gevonden, die gedurende oost
en westmoesson voldoende gras opleveren voor het vee. In de
vlakte zijn alle gronden, die er maar eenigszins voor in aan
merking komen in cultuur gebracht.
De toename van het bevolkingscijfer is evenwel niet de eenige
oorzaak, waardoor de oppervlakte weidegrond is ingekrompen.
De uitbreiding der groote cultures zooals suiker, koffie, thee,
tabak en rubber heeft er het hare toe bijgedragen, dat als het
ware zooveel mogelijk op alle voor landbouw geschikte gronden
beslag is gelegd. Hiermede is niet gepaard gegaan eene andere
veehouding. Het ligt toch voor de hand, dat tengevolge deze
algeheele wijziging der van ouds bestaande toestanden, ook aan
het veevoedervraagstuk de noodige aandacht had geschonken
moeten worden. Met het geleidelijk verdwijnen der weidegronden
had de veehouding in betere banen geleid moeten worden. Ver
pleging van den veestapel op stal had al jaren de aangewezen
richting dienen te zijn. Dit is evenwel niet geschied en de gevolgen
51
25
Inlandsche schapen.
zijn dan ook niet uitgebleven. De bevolking heeft over het al
gemeen weinig zorg voor haar vee, zoolang de dieren het op
een hongerration, zooals in enkele streken gedurende den Oost
moesson inderdaad het geval is, nog uithouden, blijft de inlander
in kalme berusting den Westmoesson afwachten, die met zijn
vele regens de natuur weer doet herleven en de dorre verschroeide
vlakten binnen korten tijd voor eenige maanden herschept in
groene veeweiden. Terwijl de veestapel, wat voeding betreft, dus
in steeds slechter conditie kwam, werden er met de gestadige
uitbreiding van den landbouw steeds zwaardere dienstenjvan
gevergd. Een gevolg hiervan was het gebruik van vaak veel te
jonge dieren.
De voornaamste oorzaken, waaraan de achteruitgang van den
veestapel op Java moet worden toegeschreven, zijn ongetwijfeld
slechte voeding en verpleging, veelvuldig gebruik op te jeug
digen leeftijd en onoordeelkundige teelt.
Donggala-schaap (ram).
53
bosschen worden aangetroffen, waar groote koppels buffels
in halfwilden staat rondloopen, die daar steeds volop te
grazen hebben. Flink ontwikkelde exemplaren worden er onder
aangetroffen.
Teneinde de paarden der verschillende eigenaars te kunnen
onderkennen, bestaat sinds jaren op Soemba de gewoonte, dat de
Radja's der verschillende landschappen knippen in de ooren en
neusvleugels laten aanbrengen. Voordat dit eiland onder geregeld
bestuur was gebracht, stond de doodstraf op het stelen van een
paard. Onder de gegeven omstandigheden was dit blijkbaar het
eenigste middel om van zijn bezit behoorlijk verzekerd te blijven.
Het spreekt van zelf, dat diefstal van paarden toch nog vrij vaak
voorkwam en ook thans niet geheel kan voorkomen worden, waar op
uitgestrekte en onbewoonde vlakten 5 a 800 paarden soms van
één Radja nacht en dag verblijven, slechts nu en dan naar den
stamkampong worden gedreven om de jonge hengsten, die voor
den verkoop bestemd zijn, uit de koppels op te vangen.
Op Java, waar de veestapel voornamelijk in dienst van den
landbouw en het transportwezen staat, is het regel, dat de dieren
's nachts worden binnengehaald om hetzij in kralen op het erf
dan wel in huis te worden gestald. Langs de Zuidkust zijn er
evenwel ook nog enkele streken, waar speciaal de buffels nacht
en dag buiten blijven n.1. in de afdeeling Tjilatjap en de Zuid-
Preanger en Zuid-Bantam. Indien van den veestapel geen dien
sten worden gevergd, loopen de dieren van beide sexen dagelijks
te grazen op de stoppelweiden van pas geoogste rijstvelden
(sawah's), braakliggende gronden en langs de desawegen onder
toezicht van kleine kinderen. De paarden van Inlandsche ambte
naren, voor zoover het hengsten betreft, worden op stal verpleegd,
uit vrees, dat ze, eenmaal gedekt hebbende op de algemeene
weiplaats, lastig zullen worden in het gebruik. De verpleging laat
gewoonlijk zeer veel te wenschen over. Meestal bestaat deze in
het een of tweemaal 's weeks baden in de naastbijzijnde rivier en
af en toe afwrijven met een stroowisch. Bij gebrek aan behoorlijke
hengsten worden door de desahoofden tegenwoordig al meer en
meer merries gebruikt a[s rijpaard, wat niet anders dan gewaardeerd
kan worden. Als dienstpaard voldoet een merrie immers even
goed, terwijl ze in het gebruik veel kalmer is. Aan de opvoeding
der veulens laat de desaman zich al bijzonder weinig gelegen
liggen
54
55
Buffelkraal.
Rund en buffel worden geheel en al aan de zorg van kleine
kinderen toevertrouwd. Zoo mogelijk laten ze de dieren dagelijks
in de rivier baden, om tegen het warmste gedeelte van den dag
en 's avonds binnengehaald te worden. In de bergstreken wordt
de veestapel als regel in huis verpleegd en laat de voedings
toestand niet te wenschen over. Geiten en schapen worden
's middags en 's avonds weer binnengebracht; bijzondere zorg
wordt er niet aan besteed. Het vee, dat voor transport gebezigd
wordt, in den regel runderen, wordt goed verzorgd op stal, ook
de geiten van Arabieren langs de noordkust van Java, speciaal
in de residenties Cheribon en Pekalongan, omdat ze uitsluitend
voor de melk gehouden worden.
Varkens worden door de Mohammedaansche bevolking als
onreine dieren beschouwd, zoodat men ze alleen aantreft bij
Chineezen, de Hindoes op Bali en Lombok en de Heidensche
bevolking van de Bataklanden, Soemba etc, Zij loopen vrij rond
en vinden hun voedsel hoofdzakelijk in afval. Aan bepaalde cultuur
wordt niet gedaan. De voor den verkoop bestemde dieren
worden gewoonlijk eenigen tijd vastgehouden en dan bijgevoerd.
Het voedsel voor den veestapel bestaat in hoofdzaak uit gras.
Gedurende den westmoesson is het op de meeste plaatsen in
het gebergte voldoende te krijgen. De weigronden, die in den
Oostmoesson een kaal en verschroeid aanzien vertoonen, beginnen
in den regentijd te herleven en leveren eene meer of minder
groote hoeveelheid gras op, waarvan de kwaliteit in den regel te
wenschen overlaat. Voor zoover er gebrek aan weigrond is,
wordt het gras gesneden langs de galangans (voetpaden tusschen
de rijstvelden), in ravijnen en langs den rand der bosschen in
het gebergte. In de vlakte, waar zooveel mogelijk alle gronden
in cultuur gebracht zijn, is over het algemeen niet voldoende gras
meer te krijgen. Aan veevoer behoefde echter ook hier nimmer
gebrek te bestaan, indien de bevolking over het algemeen meer
moeite deed om in tijden van overproductie datgene te verzame
len, wat in tijden van schaarschte als veevoer dienst kan doen.
Hoe vaak ziet men niet dat het rijststroo op het veld blijft
staan, totdat beschimmeling en verrotting is opgetreden in plaats
van het onmiddellijk na den oogst te snijden en op te schuren.
Veel voedsel gaat op deze wijze verloren. De gewoonte van
den desaman is het stroo pas naar huis te halen, als de voedsel-
nood voor het vee begint te stijgen. Dat het halfbeschimmelde
56
rijststroo veel van zijn voedingswaarde heeft verloren, onsmake
lijk en moeilijk verteerbaar is, behoeft geen nader betoog. Het
is niet noodig, dat al het rijststroo wordt opgeslagen; indien
van den oostmoessonoogst slechts zooveel wordt binnengehaald,
mits goed droog, dat per volwassen rund een bos van + 3 K.G.
gedurende 200 dagen beschikbaar is, dan kan de rest onderge-
ploegd worden als mest, wat in elk geval nog beter is dan
verbranden van het stroo op groote schaal, waardoor 50°/ 0 van
de stikstof de lucht in gaat en dus den grond niet ten goede komt.
Behalve gras worden maïs en suikerrietblaren, loof van katjang
soorten (leguminosae) en jonge alang 2 als veevoer gebezigd,
terwijl het blad van de toerie (Sesbania grandiflora) als zoodanig
uitstekend is van wege 't groote eiwitgehalte en dus aanplanten
niet te veel kan worden aangemoedigd.
57
85
59
06
61
afdeeling Salatiga. In Kedoe en Banjoemas werd toen nog in
hoofdzaak gestreefd naar verbetering in eigen ras (reinteelt), ter
wijl 90 stuks Mysore-stieren aan de gemeenschappelijke bezitters
van koeien in verschillende desa's werden verstrekt voor kruising.
Hiermede ging gepaard het door middel van castratie uitsluiten
van de voortteling der minderwaardige mannelijke dieren, welke
kunstbewerking verricht werd door daartoe speciaal opgeleide
personen. In de afgeloopen jaren is de Regeering voortgegaan
62
met één stier. Over dag loopen de dieren daar vrij rond even
als de paarden, doch worden 's avonds onder een loods vast
gebonden. Zoodoende komen de dieren dagelijks met de verzorgers
in aanraking en blijven handzamer, wat een groot voordeel is
terwijl elke tochtige koe op tijd gedekt wordt en het bevruch-
tingscijfer belangrijk hooger is dan op Java, waar de volbloed
koeien vaak te veel verspreid staan en als regel niet op tijd bij
den stier gebracht worden.
Het in Nederlandsch-Indië geboren volbloed Bengaalsche rund
is een krachtig dier met buitengewoon veel weerstandsvermogen.
Waar vooral volwassen dieren en speciaal bezette koeien na
het kalven het sterkst worden aangegrepen door genoemde
ziekten, terwijl jongere dieren er in den regel weinig van weten,
is het ongetwijfeld zaak zooveel mogelijk aan te koopen op den
leeftijd van 2 a 2J4 jaar. Behalve Mysore werden door de
gouvernements-veeartsen Van der Poel en Vrijburg in 1908, '09
en '10 in Britsch-lndië aangekocht Ongole, Hissar en Gujrat-
vee. In enkele gewesten werd ook gebruik gemaakt van Bali-
neesche stieren, waarvan men echter spoedig is teruggekomen,
omreden dit rund zeer laat rijp is en de afstammelingen over
het algemeen niet meevallen. Met meer succes is door de
bevolking der afdeelingen Pasoeroean en Malang de kruising
toegepast van zware Australische en Hollandsche stieren met
inheemsche koeien. Van Regeeringswege is deze kruising in
betere banen geleid de laatste jaren en zal het doel, wat beoogd
wordt, het fokken van een zwaar type trekvee in de hooge
bergstreken, bereikt worden.
De voornaamste runderfokstreek op Java is ongetwijfeld de afdee-
ling Keboemen met de regentschappen Keboemen en Karang-anjar.
Op een runderstapel van + 165.000 stuks waren ultimo 1916
in de geheele residentie Kedoe 259 volbloed Ongole dekstieren
geplaatst, benevens 576 halfbloed Bengalen, 43 lavaansche, 10
Hollandsche en 7 gekruist Hollandsche stieren. De Ongole-stieren
zijn meerendeels in zuid Kedoe gestationneerd, waar ook ongeveer
200 volbloedkoeien van dit ras werden verstrekt. Binnenkort zal
het aantal volbloedkoeien nog worden vermeerderd, waar alles
vóór te zeggen is, omdat in deze streek dit vee van ouds goed
aanslaat en op deze wijze het tekort aan volbloedstieren in de
toekomst van hieruit gedeeltelijk kan worden aangevuld.
In November 1916 werd van Qouvernementswege opgericht
63
46
65
Teneinde meer taille in het zoo waardevolle Sandelhoutpaard
te brengen, zonder aan bloed te verliezen, werden op voorstel
van den Inspecteur van den veterinairen dienst in 1909 door de
laatstgenoemde commissie te Bombay twee Arabische dekhengsten
aangekocht met een hoogte van 1.48 en 1.50 Meter, welk aantal
thans tot acht is vermeerderd. Zooals op Soemba gebruikelijk is,
werden deze hengsten met koppels merries van 15—25 stuks
losgelaten, terwijl de Regeering de preferentie behield tot aankoop
op 2^—3 jarigen leeftijd van de hengstveulen, die door de
bevolking worden verkocht. Het is evenwel gebleken, dat vooral
de na 1912 geïmporteerde Arabische hengsten geen voldoende
fokwaarde bezaten, terwijl uitstekende exemplaren van dit ras
blijkbaar niet meer te krijgen zijn, zoodat het noodzakelijk is van
fokrichting te veranderen.
66
Kort na het optreden van den heer Lovink als Departements
chef werden de ter zake gedane voorstellen tot verbetering van
den rundveestapel op het eiland Madoera bij de Regeering voor
gebracht met het resultaat, dat jaarlijks + ƒ 100.000.— voor
het primeeren van superieure stieren en het houden van tentoon
stellingen werd toegestaan, terwijl de kerapan (stierenwedrennen)
een typisch volksfeest, te kwader ure afgeschaft door een der
vorige residenten, terecht in eere werd hersteld.
De fokrichting, die hier gevolgd wordt, is verbetering in eigen
ras. Het aantal springstieren bedraagt thans + 3000. Ongeveer 15 ü
20% hiervan zijn thans superieure stieren, de rest zal geleidelijk door
betere vervangen moeten worden, waaraan reeds geregeld de hand
gehouden wordt. Het directe voordeel, dat met de uitgevoerde
maatregelen tot verbetering van den veestapel op dit eiland
bereikt wordt, is het stijgen van het geboortecijfer. Op een rundvee
stapel van + 700.000 stuks is een toename van het aantal geboorten
per jaar met ruim 10 procent een niet te onderschatten voordeel,
vooral voor eene bevolking, die voor een groot gedeelte in het
veeteeltbedrijf haar bestaan vindt.
Wanneer nu ook de castratie van minderwaardige stieren
systematisch wordt toegepast, zal de kwaliteit van het rundvee
binnen een tiental jaren opvallend verbeterd zijn en is het slechts een
kwestie van tijd, om den jarenlang verkeerd geëxploiteerden vee
stapel op een zoodanig peil te brengen, dat Madoera als vroeger weer
de reputatie krijgt van het beste inlandsche vee van Nederlandsch-
Indië te bezitten. In verband met het feit, dat Madoera destijds
het land was, dat een groot deel van Indië voorzag van slacht
en trekvee, waaraan het echter al jaren niet meer kan voldoen,
is de vraag zeer zeker gewettigd, of het beoogde doel niet
veel sneller bereikt zou zijn door kruising met Ongolestieren
in streken, waar thans nog gebrek is aan superieure dekstieren.
Bekend is toch, dat de progenituur, verkregen door kruising
dezer stieren met inlandsche koeien, voortreffelijk is; daarbij
komt de verpleging van het Madoereesche en Ongole-rund in
zoovele opzichten met elkaar overeen, dat een proefneming in
die richting, die zich voorloopig bepaalt tot één afdeeling, werkelijk
aanbeveling zou verdienen. De Madoerees zou er weldra het
voordeel van inzien en ongetwijfeld op den ingeslagen weg
voortgaan.
Tot verbetering van den varkensstapel in de Bataklanden en
67
op het eiland Bali zijn eenige jaren geleden uit Australië en
Furopa Berkshire- en Yorkshire-beeren ingevoerd, waarmede
wel een betere progenituur verkregen werd, doch die veel hoogere
eischen stelden aan de voeding. Hieraan werd evenwel niet
voldaan door de bevolking, zoodat het resultaat niet bevredigend
was. Bovendien bleek, dat met de geïmporteerde beeren ook
borstziekte was ingevoerd, zoodat van verderen invoer werd afge
zien en alle zieke en verdachte beeren werden afgemaakt. Voor-
loopig zal dus naar verbetering gestreefd dienen te worden in eigen
ras, waarmede ongetwijfeld ook nog veel bereikt kan worden.
Evenals het Balineesche varken haalt het Bataksche nimmer
het lichaamsgewicht van Furopeesche varkens; op 1^4 a 2 jarigen
leeftijd zijn de gewichten naar verrichte wegingen de volgende :
Beeren gemiddeld 25 a 30 K.G., zeugen 30 a 50 K.Q., cas
traten 50 a 60 K.G.
De kruisingsproducten met Berkshire l s t e generatie (castraten)
halen op denzelfden leeftijd een gewicht van 75 a 100 K.G.
De Balineezen zijn met deze dieren wel ingenomen, die niet den
ingezakten rug van het inheemsche varken vertoonen en meer
evenredig gebouwd zijn.
üp driejarigen leeftijd zijn het Balineesche en Bataksche varken
volwassen, de zeug werpt op 4-jarigen leeftijd gewoonlijk 3 a 6
jongen, terwijl het aantal biggen nooit meer dan 10 bedraagt.
De castratie van jonge beeren is eene kunstbewerking, die op
Batakvarken (beer).
68
96
70
dige bokken. Van Gouvernementswege zijn van uit Britsch-Indië
de laatste jaren eenige honderden bokken geïmporteerd, waarvan
het meerendeel is gestorven. Met de overgeblevenen zijn goede
resultaten bereikt en is het zaak deze voor den kleinen man
zoo loonende fokkerij voortdurend aan te moedigen.
Pogingen tot verbetering van den schapenstapel dateeren al
van jaren terug. In het Gouvernement Sumatra's Westkust en
Atjeh werden de eerste proeven genomen met import van
Merino's uit Australië. Schitterend zijn de resultaten niet geweest,
Batakvarken (zeug).
71
27
Geitcrifokstation.
HET VASTSTELLEN DER FOKRICHTING.
73
47
75
67
77
87
79
een bijbedrijf blijven, dat evenwel veel meer loonend kan gemaakt
worden. Wel zijn er enkele hoogvlakten in het gebergte, die
voldoende gras produceeren gedurende oost- en westmoesson
en nimmer gebrek aan water hebben; doch een bodem zoo uiter
mate geschikt van wege het hooge kalkgehalte, als op de meeste
kleine Soenda-eilanden wordt aangetroffen, daarbij zooveel uit
stekend gras opleverende, vindt men hier nergens. Java zal,
zooals het trouwens altijd geweest is, het voornaamste afzetgebied
blijven. Hiermede wil ik geenszins zeggen, dat het niet mogelijk
is, in enkele gewesten plaatselijk verbetering aan te brengen in
de kwaliteit van den paardenstapel middels stationneeren van
dekhengsten, zooals sedert 1896 reeds geschied is in de Preanger
en ook op Sumatra in de Padangsche Bovenlandenen Karolanden;
het fokken op eenigszins uitgebreider schaal zal hoofdzakelijk
aan het initiatief van beheerders van cultuurondernemingen moeten
worden overgelaten, omdat het voor hen een loonend bijbedrijf
Draagpaarden.
80
kan zijn, vooral wanneer gebruik gemaakt wordt van Australische
hengsten met veel bloed, waarvan er reeds eenige in de Preanger
zijn gestationneerd. De gefokte paarden kunnen immers gebruikt
worden voor den afvoer van producten, het vervoeren van mest
etc., terwijl voor de overtollige dieren wel een afzetgebeid is te
vinden op een der groote hoofdplaatsen. Dit kan evenwel nimmer
eene vergelijking doorstaan met het fokken op de kleine Soenda-
eilanden, waar duizenden merries losloopen op de onafzienbare
vlakten. Terwijl het paard gebruikt wordt voor rij-, trek- en
draagdiensten, wordt het rund, behalve voor den landbouw en
het transport, ook gebezigd in melkerijen en voor de slachtbank.
Op het oogenblik is de toestand hier zóó, dat Nederlandsch-lndië
feitelijk evenmin voorzien kan in zijn eigen behoefte aan krachtig
trekvee als aan goed melk-en slachtvee. Hiermede is de fokrichting
dus vrijwel aangegeven. Het is nu maar de kwestie een goede keuze
te doen van de met elkaar te paren fokdieien, om voor elk geval
in den kortst mogelijken tijd de verlangde producten te verkrijgen.
We zullen de verschillende categorieën in volgorde bespreken.
Behalve op het eiland Madoera en de residentie Besoeki is j
middels reinteelt geen afdoende verbetering in den rundveestapel
aan te brengen, zoodat noodzakelijk overgegaan moest worden
tot kruising. Als rasverbeteraar werd gebruikt de zebu in zijn
verschillende rassen, waarvan het Ongole-rund verreweg het best
voldaan heeft en nog steeds voldoet. Dit rund heeft een zwaren
solieden lichaamsbouw, voldoet als trekrund uitstekend, is zeer
handelbaar, daarbij vroejj rijp en geeft een vrij groot kwantum melk,
welke eigenschappen opvallend sterk op de kruisingsproducten
overgaan. Met de kruisingsproducten van de 3de of 4de generatie,
kan vrij zeker onderling worden doorgefokt, omdat in hetjavaan-
sche rund reeds zebubloed zit. De kruisingsproducten brengen
in prijs vaak het dubbele op van het Javaansche rund. Prijzen van
ƒ 100.— tot ƒ 120.— voor halfbloeds van 1—1H jarigen leeftijd
is geen zeldzaamheid, terwijl dit toch al de allerhoogste prijs
is voor een raszuiveren Javaanschen stier. Voor de hoogere
streken, waar het Bengaalsch vee minder goed aardt, kruist men
het halfbloed Bengaalsch-Javaansche vee met Australische stieren,
waardoor men ook zeer zware afstammelingen verkrijgt, die als
trekdier uitstekend voldoen.
Melkvee. Het Javaansche rund is een dier, dat weinig melk
geeft, doch met een hoog vetgehalte. Om de kwantiteit dus op
81
te voeren, is sedert jaren gekruist met Bengaalsch, Hollandsch
en Australisch vee.
De aangewezen fokrichting voor kleine melkerijen is de Ja-
vaansche koe, die hoogstens 3 Liter geeft, te kruisen met een
Ongolestier. Na de 3 d e of 4 d e generatie verkrijgt men dan een
product met voldoende constantheid en melkproductie. Voor
groote melkerijen is de voordeeligste weg Ongolekoeien te krui
sen met een stier van Hollandsch of Australisch ras. Op deze
wijze verkrijgt men een kruisingsproduct met overwegend Hol
landsch of Australisch en een weinig Bengaalsch bloed. Deze
dieren houden zich heel goed in het tropisch klimaat, en voeden
zich gemakkelijk; het zijn uitstekende gebruiksdieren met veel
weerstandsvermogen tegen verschillende ziekten, die een hoe
veelheid melk geven van 10—15 Liter, welk kwantum met behulp
van een superieur vaderdier nog wel opgevoerd kan worden.
Weliswaar geven hooger in het bloedstaande en raszuivere Hol-
landsche en Australische koeien meer, doch ten koste van veel
meer krachtvoer. In een Indische melkerij zijn het deze dieren,
die veel aan verpleging en onderhoud kosten en opvallend meer
te lijden hebben van ziekten. Het ligt ook voor de hand, dat
in de tropische warmte het raszuivere Hollandsche vee, ondanks
alle krachtvoer van generatie op generatie in productie van melk
achteruit moet gaan. Die het anders willen en verlangen, doen
een zwakke poging om de natuur te verkrachten, wat hun wel
nimmer zal gelukken.
Nu de invoer van Australisch vee, ter voorkoming van het
binnenslepen van besmettelijke ziekten, verboden is, zal men
voorloopig op Europa aangewezen zijn. In den loop der jaren
is er evenwel vrij veel goed fokmateriaal geïmporteerd uit Hol
land. Ik behoef slechts de namen te noemen van Bervoets,
Lucassen en anderen, die meermalen afstammelingen van be
kroonde stieren en koeien hebben aangekocht in Zuid-Holland.
En een lust om te zien is de veestapel van de boerderij „Generaal
de Wet" in de Preanger, waar door de Transvalers Hirschland
en Van Zijl een zeer winstgevend melkbedrijf wordt geëxploiteerd.
Deze fokkers kochten het beste v r o u w e l i j k materiaal aan met veel
Hollandsch en Australisch, dat op Java te krijgen was en impor
teerden stieren uit het Friesche stamboek. Het is hun gelukt
door stelselmatige selectie der koeien de melkproductie op te
voeren tot 20 a 25 Liter. Nu ligt deze onderneming op een
82
38
85
68
Bengaalsche.
Bengaalsche.
^Australische.
Bengaalsche.
Bengaalsche.
Australische.
"ra
Hollandsche.
Bengaalsche.
Australische.
Australische.
Hollandsche.
Austr lische.
Bengaalsche.
Australische.
Hollandsche.
Hollandsche.
Australische.
Hollandsche.
Bengaalsche.
73
Hollandsche.
Hollandsche.
CC v-
Javaansche.
Javaansche.
Javaansche.
Javaansche.
Javaansche.
Javaansche.
Javaansche.
CC
Gekruiste.
Gekruiste.
Gekruiste.
Gekruiste.
Gekruiste.
Gekruiste.
Gekruiste.
o e <U
RJ c ra
CD
cn ra CC
C3 cd ca
UJ "rara
CC ra
ra
O o
H H
I
Serang. . . 0 0 0 0 22 0 0 0 0 30 0 0 0 0 241 76 0 0 0 0 5 0 0 0 0 5 10 0 oj 0 oj 24 0 0 0 0 15 33
Batavia.. . 0 0 0 0 715 0 0 0 0 908 0 0 0 0 149 1772 0 0 0 0 60 0 0 0 0 55 115 0 0 0 0 308 0 0 0 0 255 563
Soekab. .. 6 7 3 0 37 5 8 1 0 30 0 0 0 0 20 117 5 2 0 0 3 0 0 0 0 0 10 0 0 0 0 18 0 0 0 0 21 39
Bandoeng.. 107 44 — 1 155 40 23 2 21 93 54 14 — 3 115 67-' 16 5 1 — 17 — — — — — 39 50 3 — 6 , 53 70; 1 1 2 66 252
Cheribon. . 0 0 0 0 199 0 0 0 0 101 0 0 0 0 509 809 0 0 0 0 168 0 0 0 0 231 399 ; 0 0 0 o ' 273, 0' 0 0 0 305 578
78
i i i i j i i i i i 1 i i i i j i
Totaal . 310 422 194 f9 2328 116 165 41 104 1875 106 86! 26 27 1139 6985 57 46 14 8 347 10 23 24 6 352 880 95 ' 45 65 5711262 155 104 101 59 1435 3381
I I " l l l l h l I I i I i I i i I
te dure exploitatie van het bedrijf, omdat al het voer voor
het melkvee, dat op stal verpleegd wordt wegens gebrek aan
weigronden, gekocht wordt in plaats van zelf grasvelden aan te
leggen, hetgeen veel goedkooper uitkomt.
3 e . het laten zuigen van de jonge kalveren, alvorens tot melken
wordt overgegaan en te laat spenen.
4 e . het niet goed uitmelken der koeien.
5 . slechte boekhouding.
In dit opzicht is nog veel voorlichting noodig, al moet erkend
worden, dat vooruitgang merkbaar is.
Madoereesche stieren.
OUDERDOMSKENMERKEN.
PAARD.
In hoofdzaak beoordeelt men den leeftijd der" dieren naar den
vorm en stand der tanden. Men vindt in elke kaak bij het
paard 6 snijtanden n.1. 2 binnen-, 2 midden- en 2 hoektanden.
Bij den hengst en bij uitzondering bij de merrie volgen achter
de snijtanden de 4 kaaktanden, dus in elke kaak 2. Vervolgens
krijgt men 24 kiezen in elke kaak 12 en in elke kaaktak6. Pij de
geboorte bezit het veulen al 12 kiezen en gewoonlijk enkele snij-
88
TANDWISSELING BIJ HET PAARD.
RUND.
89
De 8 breede of koetanden worden verdeeld in binnen, binnen-
midden, buiten-midden en buitenste tanden of hoektanden. Na het
uitbotten der snijtanden hebben ze ongeveer twee maanden noodig,
om de volle grootte te bereiken
Bij het Javaansche en Bengaalsche vee wisselen de binnenste
melk- of kalvertanden op ± 2-jarigen leeftijd en hebben de wissel-
of koetanden op 2H-jarigen leeftijd haar volle grootte verkregen.
De binnen middentanden wisselen op 3 3'A jaar, de buiten-
middentanden op 4-4H jarigen leeftijd, terwijl de hoektanden
uitbotten, als het rund 4?i-jaar oud is, zoodat deze op 3; 5 jarigen
leeftijd in hetzelfde vlak komen te staan met de overige snijtanden.
Op verderen leeftijd begint de scherpe bovenrand van de
koetanden af te slijten, terwijl de tandhals scherper uitkomt.
Tengevolge van het afslijten van den scherpen bovenrand
wordt de wrijfvlakte der snijtanden grooter, te beginnen met de
binnentanden op 6-jarigen leeftijd, vervolgens de binnen-midden,
buiten-midden en hoektanden, telkens met een jaar tusscben-
ruimte, zoodat op 9- a 10-jarigen leeftijd ook de hoektanden eene
groote wrijfvlakte bezitten.
Bij de vroegrijpe rassen wisselen de binnentanden reeds op
li/j—2 jarigen leeftijd en is de wisseling op 4-jarigen leeftijd
geheel afgeloopen.
Naar het aantal ringen op de horens tracht men ook wel den
leeftijd van koeien te bepalen. Dit is echter een onzekere methode,
want behalve na de geboorte ^an elk kalf, kunnen ringen ontstaan
ten gevolge van tijdelijk minder gunstigen voedingstoestand,
ziekte als anderszins.
De kleine huisdieren, schaap en geit, hebben 8 snijtanden in de
boven- en onderkaak. De wisseling begint hier wat vroeger n 1.
op 1 1H jarigen leeftijd en is op 3—3H jaar afgeloopen.
Geiten en schapen zijn voor den kleinen man bijzonder nuttig,
dikwijls bestaat zijn eenige rijkdom uit een koppel van deze
dieren, welk kapitaal in tijd van nood wordt aangesproken.
Gelukt het hem er voordeelig mee te fokken, heeft hij niet te
kampen met ziekten, zoodat het aantal nakomelingen gestadig
toeneemt, dan breekt na eenige jaren de tijd aan, dat hij van
zijn kleinveestapel kan gaan verkoopen, om de opbrengst te
besteden voor den aankoop van een jongen buffel of rund.
Blijven de omstandigheden hem gunstig, dan zal hij ten slotte in
het bezit geraken van zijn eigen span buffels of runderen, en
90
T ANDWISSELING BIJ HET RUND.
G A M B A R GIGI KAMBING
1 tahoen
a Gigi seri dalam binnentanden
leeftijd 1 jaar
b „ „ tengah binnenmiddentanden
c — „ „ loewar buitenmiddentanden
d „ boetjoe buitentanden
\y<L - 2 tahoen
2 - iy2 tahoen
leeftijd 1 - 2 jaar
leeftijd 2 - 2J-$ jaar
2 \ 2 - 3 tahoen 3 - 3 L o tahoen
leeftijd 2 ^ 2 ~ 3 jaar leeftijd 3 - 3 ^ 4 jaar
Keterangan:
Digambar hitam Gigi s o e s o e (gigi moeda)
melktanden
blijvende tanden
hiermede is een der vurigste wenschen van den orang tani vervuld.
Zoowel geit als schaap worden in hoofdzaak gehouden voor het
vleesch. Van de geit heeft de huid vrij veel handelswaarde, die van
het schaap tot heden nog niet. De prijs van geitenvellen wisselt
al naar de lengte en breedte af van ƒ0.50 a ƒ 1.25. De wol
van de schapen is van slechte hoedanigheid, geschoren worden de
dieren nooit. Bij de bevolking heerscht het bijgeloof, dat na het
scheren van de wol de dieren last krijgen van ingewandsziekten.
Van het schaap wordt dus uitsluitend het vleesch gebruikt.
Terwijl in Europa de geit voornamelijk voor de melk wordt
gebezigd, is het bij de inlandsche bevolking regel, dat geit
noch schaap gemolken worden. Zooals reeds gezegd zijn het
de Arabieren langs de noordkust van Java, die veel geitenmelk
drinken en er dikwijls dieren op na houden, die tot 3 Liter
melk geven.
Door het gebruik van geitenmelk algemeen ingang te doen
vinden zou ongetwijfeld zeer veel bijgedragen kunnen worden
tot verbetering van de volksvoeding en volksgezondheid, be
kend als het is, dat zij zooveel voedende bestanddeelen bevat.
Ook de kwaliteit dezer dieren kan belangrijk worden opge
voerd. Thans is het regel, dat in de verschillende desa's de
beste bokken en rammen worden verkocht voor de slachtbank
of gecastreerd, zoodat zoowel geiten- als schapenras sterk zijn
achteruitgegaan. Het aanwijzen van de beste bokken en rammen
voor de voortteling, en het castreeren van alle overtollige slechte
exemplaren kan hierin alleen verbetering aanbrengen. Indien
alleen aan deze twee maatregelen behoorlijk de hand wordt
gehouden, zal na verloop van 10 jaar reeds een opvallende ver
betering zijn waar te nemen, voornamelijk zich kenmerkende
in de toename van het lichaamsgewicht. En dat dit een belangrijke
waarde vertegenwoordigt over den geheelen geiten- en schapen
stapel, zal iedereen moeten erkennen, wanneer men weet, dat de
kleinveestapel in getalsterkte op Java en de buitenbezittingen
grooter is dan de runder- en buffelstapel. Er zijn afdeelingen
op Java, waar de bevolking meer dan 25000 geiten en schapen
bezit. Met millioenen kan dus de waarde van den kleinveestapel
nog verhoogd worden.
91
VOEDING, STALLING EN VERPLEGING.
92
39
94
59
96
kan bijdragen tot samenstelling van een waardevol voedsel. Men
moet dan evenwel het padistroo onmiddellijk na den oogst snijden,
vervolgens uitspreiden, opdat het goed luchtdroog wordt, daarna
in bossen binden en opslaan in daarvoor bestemde stroobergen,
of op stroomijten. De strooberg kan gemaakt worden van bamboe
en alang-alang, dus weinig kostbare materialen, die bijna overal
te krijgen zijn.
Een eerste voorwaarde is, dat het stroo werkelijk goed droog
wordt opgeslagen en tijdens het drogen moet gezorgd worden,
dat het niet meer nat regent, omdat dan het drogen herhaald
moet worden en de aangename reuk verdwijnt en het minder
smakelijk wordt. Liefst moet dus het padistroo van den Oost-
moessonoogst opgeslagen worden en bewaard worden tot den
Westmoesson, als wanneer alle gronden bebouwd zijn en het
moeilijk wordt voldoende veevoer te krijgen.
Per rund dient op 3 K. G., per buffel op 4 K. G. per dag
gerekend te worden gedurende ± 200 dagen. Het droge stroo
kan zeer geschikt in bossen van ongeveer dit gewicht gebonden
worden, zoodat men per volwassen dier op 200 bossen rekenen
moet en voor jong vee op het land ± de helft. De rest van het
padistroo kan op het land blijven als mest. Het als veevoeder
verstrekte stroo wordt in den regel niet geheel opgevreten, wan
neer niet tegelijk een hoeveelheid groen voer wordt verstrekt.
Alles, wat echter niet wordt opgevreten, kan dienen als stroobed
in den stal en ten slotte voor mest.
Katjangstroo (Arachïs hypogea). Vooral het stroo van de
katjang tjina komt hiervoor in aanmerking. Weliswaar hbben de
stengels bij het oogsten meerendeels de bladeren, verloren doch
voor herkauwers blijft dit stroo, mits droog opgeschuurd, een
zeer bruikbaar veevoer.
In Midden- en Oost-Java wordt de katjang veel als groen voer
gebezigd, zoowel voor runderen als voor paarden en evenals gras
per pikoel verkocht. Als veevoer wordt katjangloof ten rechte
zeer hoog geschat, en daarom ook duurder betaald dan gras.
Ook het stroo van andere katjangsoorten, die in verschillende
streken geplant worden (katjang kedele, dadap, pandjang e. a.)
levert, zoowel versch als in gedroogden toestand, nog een ge
schikt voer voor runderen en buffels.
Djagoeng (Maïs). De bladeren en het bovenste deel der sten
gels kunnen zoowel versch als in gedroogden toestand gevoerd
97
89
99
rèndèng (katjangloof), zemelen en padistroo en zout bijv een
uitstekend voederration is samen te stellen. Als men nagaat
toerieblad 39°/„ eiwit, 5.7°/ 0 vet en 25.6°/ 0 stikstofvrye extrac-
tiefstoffen bevat, katjangloof 14.947» eiwit, 2.6 /„ vet en ia /o
stikstofvrije extradiefstoffen, terwijl deze cijfers voor zemelen
en padistroo respectievelijk 5.84°j 0 , 5.09°/ o , 36.1 0 /« en . /o,
l.V6°/o, en 33 76°/ 0 bedragen, dan komt het mi] voor, da
veel voordeeliger is voor iemand, die een groote melkerij exp oi-
teert, om zelf grassen en voedergewassen aan te planten dan
dagelijks te moeten koopen.
Over het algemeen kan met een eenvoudigen open stal worden
volstaan. Alleen in de hoogere bergstreken boven de 3.000
voet is het noodig, dat de stallen behoorlijk kunnen afgesloten
worden om het vee tegen de nachtelijke kou te beschutten, n
sommige streken is het nog gebruikelijk het vee te staUen,i
gemeenschappelijke kralen (z.g. kandang koempoelan) Hier is
veel tegen te zeggen. Niet allen dat 's nachts slecht voor de
dieren gezorgd wordt, omdat steeds een gedeelte van de vee-
bezitters in zake voedselvoorziening rekent op de welwillendheid
van de rest en bovendien bij het uitbreken van een besmettelijke
ziekte de besmetting voortdurend in de hand wordt gewerk .
Hier is trouwens bekend, hoeveel slachtoffers door surra ge
maakt werden bij deze wijze van stalling, die uit een politionee
oogpunt in het leven geroepen werd. Veediefstallen en
doorhakken van de pezen zouden door bewaking van den vee
stapel in gemeenschappelijke kralen voorkomen worden. Noch
het een, noch het ander is juist gebleken. Geen beter waarborg
voor het veilig bezit dan elk veebezitter te laten zorgen voor
zijn eigen dieren in een behoorlijk ingerichten stal, hetzij deze
met het huis onder één dak, dan wel afzonderlijk op het erf is
aangebracht. Tot heden laat de stalinrichting nog vee te w
schen over, afwatering bestaat er dikwijls niet, terwijl de vloer
meestal vol gaten is, waarin de urine blijft staan en in omze -
ting overgaat. .. .
In het belang van de hygiëne zoowel voor mensch als dier ï
het zaak, dat er van Bestuurswege op aangestuurd wordt den
veestal te laten maken op het hoogste gedeelte van het erf,
waar een stuk grond flink aangestampt en een goot er omheen
gelegd wordt, zoodat de urine kan afvloeien in den naastbij-
zijnden mestkuil. De vloer wordt eenigszins bolvormig aan-
100
101
102
speende jong. Een fokker, die dan ook eenig idee heeft van
rationeele veeteelt, zal beginnen met veulens en kalveren op den
leeftijd van 4 a 6 maanden te spenen. Geldt het een melkbedrijf,
dan is het zaak de kalveren onmiddellijk na de geboorte af te
zonderen van de moeder in het kalverenhok en ze dagelijks een
voldoende ration melk te leeren drinken, wat heel gemakkelijk
gaat. Men begint met 1 Liter daags en stijgt geleidelijk per
week 1 Liter, zoodat de hoeveelheid op een leeftijd van een maand
4 Liter bedraagt. Daarna kan men bij de melk wat ander voer
geven bijv. rijstewater met zemelen of wel rijstepap.
Voor jonge dieren en ook voor klein vee komt mij het voor
in de hoogere streken een z. g. poststal te maken. Het kan een
eenvoudige kraal zijn met een dak van stroo of atap, een gemet
selde vloer, ongeveer 1 meter uitgegraven met een zacht hellen
den ingang, zoodat de dieren niet behoeven te springen bij het
in en uitgaan. De wanden zijn van semi-permanent materiaal,
terwijl daar langs zijn aangebracht de voerbakken voor het ver
strekken van bijvoer. Een dergelijke stal kost niet veel en heeft
tot voordeel, dat in den kortst mogelijken tijd een groote h )eveel-
heid mest gemaakt wordt. Er dient echter voor gezorgd dat,
103
over een groote hoeveelheid stroo of wel gedroogde alang-alang
beschikt kan worden, want eiken morgen gaan de dieren naar
buiten, de natte mest wordt naar den mestfaalt gebracht en een
dikke laag versch stroo in den stal gestrooid. Zoodra de laag
mest zoo dik is, dat de voorbakken op den grond komen te staan,
wordt de heele stal uitgehaald en de bodem weer met een flinke
dikke laag strco belegd.
Voor volwassen runderen voldoet beter het model, waarbij de
vloer van bekapte bergsteen of wel kalisteen met cement er
tusschen is gemaakt met een voergang van ± 1H a 2 Meter in
het midden, waarlangs aan weerskanten een paar stevige ree-
lingen met ringen aan de buitenkant, tot vastbinden der dieren.
Om den geheelen stal loopen flinke goten voor afvoer van urine
en spoelwater naar den beerput. Voor de standplaatsen dient
op een breedte van 1H M. en een lengte van 1,75 a 2 Meters
gerekend te worden. Langs den voergang wordt de gemetselde
voerbak aangebracht, die niet hooger dan 60 c.M. van den bodem
af moet zijn, terwijl de staanplaatsen steeds van een laag ligstroo
worden voorzien, dat eiken dag verwisseld wordt. Bij een eenigs-
zins groot bedrijf behoort een mestfaalt met gemetselden vloer
en een ver overstekend dak, zoodat de regen niet kan inslaan.
Geregeld wordt de urine uit den beerput op der mestfaalt ver
spreid, zoodat feitelijk niets te loor gaat en de gemaakte mest
van uitstekende kwaliteit is.
Een paardenstal voor een eenigszins groot bedrijf of een cul
tuuronderneming kan van hetzelfde materiaal opgetrokken wor
den, alleen dient gezorgd te worden, dat de afzonderlijke staan
plaatsen gescheiden zijn door latierboomen en voor elk dier een
eigen voederbak wat hooger wordt aangebracht. Het aanbren
gen van planken staanplaatsen, waarender een gemetselde vloer
voor afvoeren van urine, acht ik zeer verkeerd, omdat de stal
nimmer zoo goed schoon gehouden kan worden, en de dieren
dikwijls uitglijden. Bovendien is hout een vrij kostbaar materiaal,
dat na eenige jaren weer verwisseld moet worden. Zooveel
mogelijk vrije beweging in de frissche lucht is voor elk dier
aan te bevelen; daarom zal elk fokker, als de gelegenheid er
gunstig voor is in het belang van zijn veeteeltbedrijf weilanden
aanleggen. Is de bodemgesteldheid van dien aard, dat hier aan
niet valt te denken, of zijn er andere factoren, die het aanleggen
van weidegronden in den weg staan, zooals in de vlakte bijv.
104
in groote bevolkingscentra, waar alle gronden voor de cultures
in beslag zijn genomen, dan zorge men in elk geval voor een
terrein, waar de dieren dagelijks eenige uren vrije beweging
kunnen nemen. Het behoeft geen nader betoog, dat de jonge
mannelijke dieren, zoowel hengsten als stieren, die niet speciaal
voor de voorttelling bestemd zijn, op den leeftijd van + li-Sjaar
gecastreerd worden. Er zijn verscheidene cultuurondernemingen
in de bergstreken die over geschikte terreinen beschikken voor
weidegrond aan te leggen. Weliswaar is de afstand tot de groote
centra er dikwijls te groot voor om het melkbedrijf rendabel te
kunnen maken. Dit sluit echter niet uit om daar als fokrichting
te stellen het fokken van melkvee, dat op 3-jarigen leeftijd in
bezetten toestand met voordeel van de hand gezet kan worden.
Daar waar veel producten van de onderneming over geacciden
teerde terreinen gestransporteerd moeten worden en tevens vol
doende goede weigrond aanwezig is, kan paardenfokkerij als
bijbedrijf wel loonend zijn. Alvorens een dergelijke fokkerij te
beginnen, dient men zich vooraf te verzekeren van een behoorlijk
afzetgebied, want hiervan hangt ten slotte de rentabiliteit af.
105
/
wm