Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Kritisch in de Samenleving
Samenvatting Kritisch in de Samenleving
samenleving
Maaike Quik
LLO 2C
2021-2022
1
Inhoud
Cultuur...................................................................................................................................................4
1. Cultuur, een complex begrip......................................................................................................4
2. Culturen: statisch of dynamisch?................................................................................................7
3. Intercultureel leren of cultureel toerisme?................................................................................7
4. Vooroordelen en discriminatie.......................................................................................................8
4.1. Categoriseren.........................................................................................................................8
4.2. Stereotypen en vooroordelen................................................................................................8
4.3. De invloed van ons referentiekader.......................................................................................8
5. Discriminatie...................................................................................................................................9
5.1. Positieve actie.........................................................................................................................9
6. Racisme........................................................................................................................................10
7. Inleiding: België, een land met vele gezichten..............................................................................11
7.1. België: een democratie.........................................................................................................11
7.2. Hoeveel regeringen en parlementen telt België?.................................................................11
7.3. Wat is het verschil tussen een regering en een parlement?.................................................12
7.4. Bij elk parlement hoort een regering....................................................................................12
7.5. België een ingewikkelde democratie....................................................................................12
8. De evolutie van het stemrecht: wie mag stemmen?....................................................................13
8.1. Cijnskiesrecht........................................................................................................................13
8.2. Algemeen meervoudig (mannen)stemrecht.........................................................................13
8.3. Algemeen enkelvoudig (mannen)stemrecht.........................................................................14
8.4. Stemrecht voor vrouwen......................................................................................................14
8.5. Stemgericht van 18 jaar........................................................................................................14
8.6. Wie komt/mag vandaag naar de stembus?..........................................................................14
(Urban) Education................................................................................................................................16
9. Diversiteitsmanagement..........................................................................................................16
9.1. Diversiteit in de klas en daarbuiten......................................................................................16
9.1.1. Vooraf een tip: werk vanuit je functie-zone..................................................................16
9.1.2. Etnische diversiteit.......................................................................................................16
9.1.3. Urban education...........................................................................................................17
10. Schoolsegregatie...................................................................................................................18
10.1. Vormen schoolsegregatie.................................................................................................18
10.2. Kan segregatie kwaad, geeft het verschil in schoolresultaten?........................................19
10.3. Maakt gekleurde schoolsegregatie een verschil (etnische breuklijn)?..............................19
2
10.4. Sociaal-economische factoren: sociale breuklijn..............................................................20
10.5. Theorieën over oorzaken van ongelijkheid.......................................................................20
10.6. Voorwaarden tot succesvol contact.................................................................................21
10.7. Wat met schooltaal en thuistaal?.....................................................................................21
11. Kansarmoede............................................................................................................................22
11.1. Vzw De Link – Oorsprong..................................................................................................22
11.2. De Missing Link.................................................................................................................22
11.3. Web van armoede............................................................................................................23
11.4. De vijf kloven van armoede..............................................................................................24
12. Herinneringseducatie...............................................................................................................26
12.1. Memoryboom & performing the past..............................................................................26
12.1.1. Herdenkingsmanie........................................................................................................26
12.1.2. Performing the past......................................................................................................27
12.2. Het lichaam als een theater van herinneringen................................................................28
12.2.1. Tatoeagecultuur............................................................................................................28
12.2.2. Tatoeagecultuur in het verleden...................................................................................28
12.2.3. Herdenkingstatoeage....................................................................................................28
12.3. Het traumatische verbeelden (NIET KENNEN)..................................................................29
12.3.1. Holocaust......................................................................................................................29
12.3.2. Het traumatische verbeelden NIET KENNEN VOOR EXAMEN.......................................29
12.3.3. Nuit et Brouillard..........................................................................................................30
12.4. Herinneringseducatie in de lagere school.........................................................................31
12.4.1. Herinneringseducatie....................................................................................................31
12.4.2. Waarom herinneringseducatie in de lagere school?.....................................................31
3
Cultuur
1. Cultuur, een complex begrip
Cultuur = een intersubjectief symbolensysteem dat de mens een oriëntatie biedt ten aanzien van de
anderen, de dingen, zichzelf en het buitenmenselijke.
Intersubjectief = gaat tussen mensen onderling, heeft te maken met mensen
Dit symbolensysteem wordt van generatie op generatie overgeleverd en getransformeerd (=
er komen veranderingen in)
Symbolensysteem = het geheel van tekens, waarmee de mens zijn kennen, kunnen en zijn
uitdrukt.
Intersubjectief symbolensysteem = mensen weten hoe ze zich moeten gedragen
(bijvoorbeeld: kleren aandoen, …)
Symbolen
Helden
WaardenRituelen
en opvattingen
Motieven (prestatiemotief,
machtsmotief, sociale motief -
gezondheidsmotief)
Symbolen
Meest zichtbaar
Oppervlakkigste
Makkelijkst te veranderen
Waarden
Minst zichtbaar
Minst oppervlakkig
Moeilijkste te veranderen
4
Samenleving ≠ cultuur
Een samenleving of groep deelt wel een cultuur
In een samenleving kunnen er verschillende (deel)culturen zijn
Individuen behoren tot verschillende groepen of culturen
o Cultuur is meer dan etnisch
o Lkr zijn ook een cultuur
o Blijven slapen bij iemand je komt in een andere cultuur terecht
o Economische cultuur lage klasse, middenklasse, hoge klasse (veel geld)
o Beroepscultuur onderwijscultuur
Evaluatieve dimensie:
Wat zijn de regels en wat zijn de sancties van/door de in-group
Wat de cultuur af- of goedkeurt (transformeert), hoeft niet wettelijk te zijn
Polygamie mag niet in België
Man die met 4 vrouwen woont, werd over gepraat, de bakker verkocht geen brood meer (cultuur
keurt bepaalde dingen af)
Affectieve dimensie:
Cultuur ontstaat in de in-group en je past je vanuit deze dimensie aan aan de verwachtingen van de in-
group
Wat je doet om bij een culturele groep te horen, om aansluiting te blijven vinden
Je doet dingen om je ouders, … plezier te doen
5
Media gebruikt altijd het woord integratie
(maar bedoelen assimilatie)
Marginalisatie Assimilatie
Geen waarden en normen Compleet waarden en normen van andere
Weg naar de gevangenis cultuur overnemen
Hebben geen eigen waarden en normen meer
Mag niet zichtbaar zijn dat je van ergens
anders komt
Mogelijke strategieën bij “cultuurshock”
Wat bepaald de keuze van strategie? Financiële situatie, thuissituatie, …
DIMENSIES HOFSTEDE:
Cultuur ≠ beschaving
Mentale programmering = geheel van niet of nauwelijks bewust gehanteerde opvattingen over wat
in het sociale verkeer als normaal of abnormaal wordt beschouwd
Wat mensen beschouwen als normaal (Heb je al warm gegeten?)
Dimensies Hofstede
Collectivisme Culturen waarbij meer gefocust wordt op de groep i.p.v. op het individu,
wat jij doet als individu, heeft effect op de hele groep
------------
Uw broer doet iets, straalt gelijk op u af
Schande maken -> jij maakt jezelf belachelijk, dus ook heel je
familie
Individualisme Er wordt gekeken naar het individu
------------
Uw broer doet iets, wordt niet gelijk met u vergeleken
Jij bent verantwoordelijk voor je daden, niemand anders
Machtsafstand Hoge machtsafstand = men accepteert dat superieuren (ouders,
docenten, leidinggevenden …) meer macht hebben
------------
Je mag je mening geven, maar wel op een zeer respectvolle
manier
Docenten niet met voornaam aanspreken, maar met mevrouw of
meneer
In België baas staat boven u en je durft minder in te gaan
tegen je eigen baas
----------------------------------------------------------------------------------------
Lage machtsafstand = mensen proberen macht gelijkmatig te verdelen
Vragen om rechtvaardigheid als er ongelijkheden zijn op het
gebied van macht
6
…
Masculiniteit Masculine waarden:
Prestatiedrang
Het werk staat voorop
…
Onzekerheidsvermeiding Hoge onzekerheidsvermeiding = wanneer er heel veel onzekerheid is in
een land (bij mensen, …)
------------
In België is top qua onzekerheidsvermeiding, alles is verzekerd
Studenten: moeten we dat kennen?
Mensen in het algemeen: altijd een paraplu bij, … voor het geval
dat
------------------------------------------------------------------------------------------
Lage onzekerheidsvermeiding = een lage onzekerheidsvermeiding heeft
de volgende kenmerken:
weinig regels
Verschillen in meningen worden geaccepteerd
Afwijkend of uniek gedrag wordt (tot op zekere hoogte)
gewaardeerd door de maatschappij
Langetermijngerichtheid Denken op lange termijn
------------
Sparen
Belgen denken op lange termijn (wat gaan we over 20 jaar)
Kortetermijngerichtheid Denken op korte termijn
------------
Wat gaan we morgen doen?
…
4. Vooroordelen en discriminatie
4.1. Categoriseren
Categoriseren (een “reflex”) = indrukken indelen in soorten
Vaak generaliseren-veralgemenen (gevaar is dat categoriseren veralgemeend wordt)
Bassie en … iedereen antwoord dan automatisch Adriaan
7
Associëren = gebeurt spontaan (impulsief gedrag wordt niet aangestuurd door wat we “echt” vinden)
Vooroordelen = een oordeel gevormd over een individu op basis van een negatief gevoel, gekoppeld
aan een algemeen veralgemeende stereotype kennis, noemen we een vooroordeel
Uitzonderingen bevestigen de regel? Hassan komt poetsen (Marokkaanse poetsman) een
man, dat zal wel een uitzondering zijn
Persoon voldoet niet aan stereotiep = uitzondering
8
5. Discriminatie
De antidiscriminatiewet = veroordeelt elk discriminerend gedrag en steunt op het non-
discriminatieprincipe dat stelt dat iedereen gelijkwaardig is
Discriminatie = het ongelijk behandelen op basis van kenmerken van personen of groepen die in de
gegeven situatie niet relevant worden geacht
Handelingen, gedrag
Relevante kenmerken:
o Sollicitatie niet aannemen vanwege gebrek aan ervaring, kennis, …
o Dingen die met de vaardigheden van
Irrelevante kenmerken:
o Geslacht en afkomst
o Leeftijd
o Dingen die met de persoon zelf te maken hebben
MAAR:
Averechts effect Gevoel eigenwaarde
Je zit hier niet omdat je goed bent, je zit hier Bv: je bent extreem jong aangenomen bij een oud
omdat je een ander uiterlijk hebt bedrijf. Je voelt je hier niet op je plaat
aangenomen omdat ik dat kenmerk heb (jonge
leeftijd) en niet vanwege mijn kunnen
Er wordt soms NEGATIEF gereageerd op de positieve actie
9
6. Racisme
Rassenleer = (gangbaar tot 1945) poging tot wetenschappelijke indeling op basis van ras
Biologische kenmerken
10
7. Inleiding: België, een land met vele gezichten
7.1. België: een democratie
Democratie = het volk heerst
Demos = volk
Kratein = heersen
2 soorten democratie:
Indirecte democratie = België, volksvertegenwoordigers (= mensen worden gekozen om het
volk te vertegenwoordigen)
Directe democratie = de burgers mochten zelf beslissen
1) Duitstalige Gemeenschap
2) Franstalige Gemeenschap
3) Vlaamse Gemeenschap
Elke gemeenschap heeft een parlement en een regering
3 grondgebieden gewesten:
België is ingedeeld op basis van grondgebieden
1) Waals Gewest
2) Brussels Hoofdstedelijk Gewest
3) Vlaams Gewest
Elk gewest heeft een parlement en een regering
6 regeringen en parlementen:
1) België (federaal)
2) Vlaamse Gemeenschap en Vlaams gewest (samen, daardoor 1 parlement en 1 regering
minder)
3) Waals Gewest
4) Brussels Hoofdstedelijk Gewest
5) Franse Gemeenschap
6) Duitstalige Gemeenschap
11
7.3. Wat is het verschil tussen een regering en een parlement?
Parlement = een parlement bestaat uit de volksvertegenwoordigers die door de burgers van een
democratische rechtsstaat gekozen zijn en samen met de regering het land besturen.
Zetels voor de ministers
Minister moeten zich 1 keer per week komen verdedigen
Parlementsleden zitten in parlement
124 zitjes in Vlaams Parlement
o Helft parlementsleden stemt ja (63 ja-stemmen) wet wordt ingevoerd
Oppositie = de partijen die tegen de uitvoerende macht zijn gekant, deze partijen worden de
oppositiepartijen genoemd
Federale parlement:
150 zetels 76 ja-stemmen = wet gaat door
Open VLD, CD&V, SPA = Vooruit, Groen, PS aanhanger SPA (Waalse socialisten), Ecolo
aanhanger groen, MR
12
Conner Rousseau Vooruit
Bart De Wever N-VA
Tom Van Grieken Vlaams Belang
Meyrem Almaci Groen
Joachim Coens CD&V
Echbert Lachaert Open VLD
=> Voorzitters van hun partij, toetsen af wie ze binnen hun partij als minister gaan afleveren
=> Belangrijk op moment dat er handelingen gebeuren
Democratische rechtsstaat = de burgers bepalen zelf hoe het land moet worden bestuurd, en door
wie. De bevolking heeft daar invloed op door te stemmen.
13
Waarom?
o Mensen die belastingen betalen, bepaalde functies hebben, … krijgen meer stemmen
o Ingevoerd omdat er opstanden waren rijken hebben het ingevoerd onder dwan
o Socialisten willen betere werkomstandigheden voor arbeiders wetgeving nodig
o Socialisten eis = wet veranderen, daarvoor moet je in het parlement zitten
Stemrecht voor iedereen = belangrijkste eis
Impact?
o Socialisten kwamen in het parlement
Vertegenwoordigers die in het belang van de arbeiders gingen handelen
Ze mogen hun stem laten horen
14
Aanvulling voor de gemeenteraadsverkiezingen:
Voor de gemeenteraadsverkiezingen kunnen mensen die niet de Belgische nationaliteit bezitten
onder bepaalde voorwaarden ook stemmen. De niet-Belgen uit een ander EU-land moeten zich laten
inschrijven op de kiezerslijst van de gemeente waar ze wonen (1999). Voor wie de nationaliteit heeft
van een land van buiten de EU, geldt een bijkomende voorwaarde: kunnen bewijzen dan je al
minstens 5 jaar ononderbroken wettelijk verblijft in België (2006).
Na aanvraag hebben ze nog steeds geen opkomstplicht
2021: opkomstplicht voor gemeenteraadsverkiezingen is afgeschaft
!! EENS LEZEN !!
15
(Urban) Education
9. Diversiteitsmanagement
9.1. Diversiteit in de klas en daarbuiten
9.1.1. Vooraf een tip: werk vanuit je functie-zone
Ik-zone versus functie-zone
16
Je bent geïmmigreerd en je ziet op tv een heel ander beeld, omdat
dat is verandert (gaat mee met de tijd)
Keuzependel: de ingroup versus de samenleving
Ingroup = sociale groep met wie een persoon zich identificeert als lid; oftewel waaraan
iemand een sociale identiteit ontleent
o mensen hebben waarden en normen mee te neme, die anders zijn dan die van de
samenleving
o Keuzependel = kinderen met een migratieachtergrond in de klas moeten kiezen
tussen wat thuis verteld wordt of wat de samenleving zegt
Vasten vanuit geloof WO lessen meevolgen op school
Kansarm:
o Taal- en schoolachterstand
o Sociale en etnische polarisatie
Sociale polarisatie = de verschillen tussen 2 groepen worden steeds
duidelijker
Etnische polarisatie = het wij-zij-denken
o Vroegtijdige schooluitval
17
10. Schoolsegregatie
Segregatie ≠ ongelijkheid
Ongelijkheid = een verticale vorm van scheiding van groepen
Leerlingengroepen die ongelijk presteren op school
In Vlaanderen indirect:
o OKAN = onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers
Anderstalige nieuwkomer komt dus in OKAN klas terecht
18
o Impliciete uitsluiting = je mag niet helemaal jezelf zijn
o Je bent van etnische minderheid (hoofddoek) je mag naar school komen, maar je
zet de hoofddoek niet op
Ze worden uitgesloten en tegengehouden om de hoofddoek niet te dragen
We zijn niet welkom, dus we zoeken een andere school segregatie op
economisch of etnisch vlak
Spontane segregatie
Woonsegregatie = verdeling op basis van de plaats waar mensen wonen
o School in wijk met arme mensen veel kansarmere kinderen op school
o School in wijk met veel etnische verschillen meer anderstaligen op die school
Vlaanderen mensen kiezen voor school die praktisch haalbaar is
Aanbod = verdeling op basis van het aanbod dat ergens geboden wordt
o KSO volgen gaat niet in elke school, mensen met bepaalde interesses of van
dezelfde plaats, komen samen
Bij blanke leerling ligt cijfer hoger dan bij allochtone leerling met zelfde IQ
o Leerwinst die blanke en allochtone leerling maakt is gelijk, maar punt van blanke zal
hoger liggen
19
10.4. Sociaal-economische factoren: sociale breuklijn
1) Leerlingen van een hogere sociaaleconomische afkomst presteren veel beter in wiskunde dan
leerlingen van een lagere sociaaleconomische afkomst.
2) Het valt op dat kinderen die helemaal boven op de sociale ladder staan (wiens ouders
kaderfuncties bekleden of een vrij beroep hebben) tot anderhalf maal beter scoren in wiskunde
dan wiens ouders handenarbeid verrichten of (langdurig) werkloos zijn.
Gekleurde armoede = procentueel hebben mensen met een andere kleur meer kans om in armoede
te komen dan blanke mensen
Verschillende varianten:
Economisch = als je een etnische minderheid bent leef je in armoede
Biologisch = je gaat ervan uit dat kinderen minder presteren vanwege hun afkomst
Cultureel = talige achterstand door de taal die ze spreken en het geloof
Benadelen op:
Macroniveau = schoolkeuze
Mesoniveau = beleid school als directeur allochtoon is, wordt de school lager ingeschat
Microniveau = interactie leerling-leraar
o Als leerkracht slecht denkt over leerling, dan wordt dat ook werkelijkheid
20
10.6. Voorwaarden tot succesvol contact
Duurzaam contact
Gemeenschappelijke doelen
Samenwerking tussen groepen
Gelijke status leerlingen
Actieve steun overheid
Gevolgen?
o Wanneer een school iemands taal, cultuur of religie verbiedt, dan zegt de school
eigenlijk dat identiteiten van een bepaalde leerling niet welkom zijn op school.
o Hoe meer assimilatie-aanpak, hoe minder leerlingen zich een deel voelen van een
school.
Kleurenblinde aanpak:
Wat?
o Men probeert niet om verschillen te verbieden, maar men wil er vooral geen
aandacht aan geven, of het belang van diversiteit weg relativeren.
o De diversiteit mag er wel zijn, maar de verschillen gaan geen aandacht verdienen.
Maar
o Kinderen zijn minder in staat om flagrante gevallen van racisme te herkennen, als we
hen vertellen dat etnische verschillen niet belangrijk zijn.
o Een kleurenblinde aanpak heeft negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het
onderwijs, voor de schoolprestaties.
Interculturele aanpak:
Wat?
o Het is de bedoeling diversiteit te waarderen en actief in te zetten in te zetten in het
onderwijs.
o Scholen bouwen verder op culturele voorkennis van de kinderen.
o Voorbeeld: Boeken in bib in moedertaal, les krijgen in moedertaal, …
Voordelen?
o IEDEREEN hoort erbij, niet enkel bepaalde leerlingen
o Een interculturele aanpak resulteert in betere schoolprestaties
o Scholen en leraren die diversiteit als meerwaarde gebruiken, leveren betere
prestaties en genereren minder ongelijkheid
21
11. Kansarmoede
11.1. Vzw De Link – Oorsprong
22
11.3. Web van armoede
Recht op gezin = kinderen worden vaker geplaatst, gezinsrelaties staan onder druk
Recht op gezondheid = ze leven 7 tot 8 jaar minder lang en hebben ernstige problemen (kanker,
long- hartaandoeningen, rugklachten, …)
Recht op maatschappelijke dienstverlening = ze hebben vaak contact met hulpverleners zonder het
gevoel te hebben echt geholpen te zijn
Recht op recht = ze komen meer in aanraking met het gerecht (bv. deurwaarders) en worden
zwaarder veroordeeld; kinderen komen vlugger bij de jeugdrechtbank
Recht op werk = ze leven vaak van vervanginkomens: door hun voorkomen en met een laag diploma
vinden ze moeilijk een job
23
11.4. De vijf kloven van armoede
1. De gevoelskloof = het gevoel van permanente uitsluiting wordt dagelijks gevoed
en versterkt door de vele stuntelige en vooraf tot mislukken
gedoemde pogingen om aansluiting te zoeken bij de
samenleving.
Streven naar gsm, dure merkkleding, …
De gevoelskloof:
Krijg toch allemaal de klere
Val voor mijn part allemaal dood
Ik heb geen zin om braaf te leren
Ik eindig toch wel in de goot
Kenniskloof:
Maar hoe, dat is een groot probleem
Vaardigheidskloof:
24
Schelden is alles wat ze doet
Positieve krachtenkloof:
Zegt ie nog eens “luister Cis”
Structurele kloof:
Ik voel me zo verdomd alleen
25
12. Herinneringseducatie
12.1. Memoryboom & performing the past
Aanlagen op de TwinTowers
12.1.1. Herdenkingsmanie
Herdenkingsmanie = er worden herdenkingen georganiseerd.
Bv. de herdenking van de eerste wereldoorlog, herdenking van de TwinTowers,…
Banalisering = er wordt zoveel herinnert en herdacht, dat het al snel banaal gaat worden. Het is niet
meer het herdenken op zich.
Identiteitsvorming = de identiteit van de persoon hangt nauw samen met een plek waar hij of zij
thuis hoort
26
12.1.2. Performing the past
Performing the past = het verleden doorvoelen (opvoeren, opnieuw naspelen) en er opnieuw
betekenis aan geven.
Gaat over herdenkingen opvoering van wat iets dat gebeurd is, het verleden opvoeren en
gaan naspelen verleden krijgt nieuwe betekenis
Lichamelijke uitvoeringen: om het verleden betekenis te geven en te herdenken
o Opvoeren theaterstuk
o Stille demonstratie
o Oorlogsfilm afspelen (verleden opnieuw beleven) ingespeeld op de emotionaliteit
Waarom?
1) Je identiteit creëren/beleven of versterken
Plaatsen van tatoeages, iets lichamelijks
27
12.2. Het lichaam als een theater van herinneringen
12.2.1. Tatoeagecultuur
Tatoeage: gebruik van alle culturen, in alle tijden, onderdeel van je identiteit
Body-modification het gaat om een ingreep in je eigen lichaam, soort esthetische ingreep
Diverse boodschappen: politieke betekenis, liefde voor iemand uiten, boodschap, geloof, …
Nu:
Gecommercialiseerd
Sociale acceptatie niet meer iets van de lagere klasse
12.2.3. Herdenkingstatoeage
9/11-tatoeages
Tatoeages die iets willen herinneren, herdenken
28
Beelden: volks repertoire
Amerikaanse arend, Amerikaanse vlag, vlammen, bedden die brandweerlieden dragen, …
Traditionele, eenvoudige vormentaal
Teruggrijpen naar traditionele beeldtaal van de 19 de -eeuwse mannelijke subculturen
(vlammen, cijfers, vlaggen, … )
Waarom?
Collega, vriend, familielid levendig houden
Verschrikkelijkheid van de aanslagen markeren: mag nooit vergeten worden
Tekens van uiterst pijnlijke herinneringen: letterlijk ook pijn (het plaatsen)
Pijnlijke aangelegenheid, tonen van pijn
Duurzaam: herinneringssite die onwisbaar is
Registratie van afwezigheid: wie of wat er nu niet meer is, wordt nu getoond
29
MAAR:
Omdat het zo traumatisch is: moeilijk te verbeelden
Enerzijds: verleden kenbaar maken
anderzijds: vrees dat het van haar uniciteit wordt ontdaan
Geen narratief
Geen hoofdpersonage, geen zoeken naar verklaringen
Een reflectie, uitnodiging tot nadenken
Schokken van kijker
Geen emotionaliteit
Geen dramatisering
Geloof in de kracht van beelden
“L’universe concentrationnaire”
Analyse van de wereld van het concentratiekamp
Geperverteerde versie van de normale wereld
30
12.4. Herinneringseducatie in de lagere school
12.4.1. Herinneringseducatie
Herinneringseducatie = een houding van actief respect in de huidige maatschappij, vanuit de
collectieve herinnering aan menselijk leed.
Het gaat om leed dat veroorzaakt is door menselijke gedragingen zoals oorlog, intolerantie
of uitbuiting. M.a.w. leed dat niet vergeten mag worden.
Basisprincipes herinneringseducatie:
1) Kennis en inzicht
Welk verhaal heeft zich hier afgespeeld?
Historische context gaan onderzoeken
2) Empathie en betrokkenheid
Gaat niet over gevoelens van medelijden
Doelgroep confronteren met persoonlijke verhalen
Perspectief innemen van zowel slachtoffers als daders niet makkelijk
3) Reflectie en actie
Welke lessen kunnen we hieruit halen?
Herkennen we het vandaag de dag? (uitsluiting bv)
2) Leerkans
a. Door verhalen te vertellen (persoonlijk) maak je bepaalde onderdelen van de
geschiedenis duidelijk kapstokken
3) Sociale verantwoordelijkheid
a. Krijgen meer te maken met kinderen en jongeren die oorlog meemaken komen in
klas terecht ontstaan van vragen als leerkracht op antwoorden (Verleden
aanhalen aan de hand van iets dat vroeger is gebeurd)
31
4) Maatschappelijke opdracht
a. Hoe ontstaat zo een conflict: “wij-zij” leidt dit naar haat, conflicten, discriminatie,
…
MAAR:
Specifieke uitdagingen:
Gruwel van de oorlogsrealiteit
o Gruwel dat besproken wordt, kan je dat wel bespreken in de lagere school?
32