Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 36

DEEL 1: Meta-analyse van beleid

Sessie 1: Inleiding tot de beleidswetenschappen en beleidsanalyse


1) Anderson: - Proactief en Reactief - Definitie = doelgericht verloop van activiteiten die een actor of een groep van actoren volgen in het behandelen van een probleem of bekommernis - Er zit een actiegerichte component in de definitie - Definitie sluit het best aan bij aggretive decision making = decision making in zijn geheel - Sociaal constructivistische strekking = psychologische kennistheorie die stelt dat veel (misschien alle) verschijnselen in de werkelijkheid "sociale constructies" zijn. Daarmee wordt bedoeld, dat een bepaald verschijnsel slechts ervaren wordt als iets dat werkelijk bestaat en van andere zaken onderscheidbaar is, omdat daarover in de samenleving een (vaak impliciete) afspraak is gemaakt. Constructivisme is de tegenhanger van objectivisme. http://nl.wikipedia.org/wiki/Constructivisme_%28filosofie%29

2) Dye:

- Definitie = beleid is alles wat een overheid kiest om te doen en niet te doen - Probleem: te beperkt, geen probleemorintatie. Spreekt exclusief over de overheid - Non-decisionmaking = keuze om iets niet te doen is ook een beleid voeren

3) Jenkins:

- Definitie = beleid is een set van verweven beslissingen genomen door een politieke actor of groep van actoren over de selectie van doelstellingen en de wijze waarop de doelstellingen moeten worden gehaald, wat in principe binnen hun bereik moet liggen. - Probleem: Gaat vooral over overheidscontext - Ziet beleid als een proces

definitie Anderson en Jenkins in grote mate gelijk. Toegepaste beleidsanalyse = een beleid dat naar oplossingen zoekt

4) Laswell:

- Grondlegger van de beleidsanalyse

- Fasen van de toegepaste beleidsanalyse: 1) Intelligentie 2) Voorschrift 3) Invocatie 4) Toepassing 5) Beindiging Men gaat het proces niet beindigen voor het gevalueerd is - Multi-methodisch, multidisciplinair, probleem-orintatie, mapping van context, opties en effecten. - Who gets what, when and how - Moet normatief zijn - Maakt gebruik van Jenkins: aandacht voor doelstellingen en middelen - Maakt gebruik van Anderson: aandacht voor probleem-oplossing Model is niet meer geldig, Lasswell maakte een fout in de fase van zijn model.

5) Brewer:

- Fasen van de toegepaste beleidsanalyse: 1) Beleidsvinding, initiatie 2) Schatting 3) Selectie 4) Evaluatie 5) Beindiging

6) Howlett & Ramesh: - Verbetering van het cyclusmodel: * Aandacht voor rollen van beleidsactoren en hun belangen * Aandacht voor beleidsinstrumentarium en de rol van ideen * Aandacht voor de rol van leerprocessen

Sessie 2: Benaderingen van beleidsanalyse - analytische denkkaders

EENHEID VAN ANALYSE:

Denkkaders: - Deductief = een gevolgtrekking wordt gemaakt uit het algemene naar het bijzondere - Inductief = een gevolgtrekking gemaakt van specifieke nr ht algemene, extrapoleren

1) Public choice: - Toepassing van neoklassieke economie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Neoklassieke_theorie - Rationeel handelen & Individuele nutsmaximalisatie/sataisfactiemaximalisatie - Individuen handelen in eigen belang - Toename staatsinterventies door eigenbelang - Normatief: terugtreding van staat ten voordele van de markt - Problemen: * Oversimplificatie: beleid is complexer dan nutsmaximalisatie * Kleine voorspellende waarde * Onderschat impact van instellingen op gedrag * Neo-liberale, niet waardevrije inslag

2) Klassenanalyse = sociale structuur - Focus op collectieve entiteiten die nut van de groep maximaliseren - Economisch criterium

- Orthodox Marxisme = instrumentele visie op de staat. Het overheidsbeleid staat in dienst van de bezittende klasse Instrumentele visie klopt niet in de werkelijkheid, veel beleid is niet in het belang van de de kapitalisten - Neo-marxisme = relatieve autonomie * Poulantzas: http://en.wikipedia.org/wiki/Poulantzas -Problemen: * Oversimplificatie en extreem deductief * Geen duidelijke definitie van klassen * Probleem met onderscheiden van bovenbouw en onderbouw * Economisch determinisme

3) Neo-institutionalisme - http://en.wikipedia.org/wiki/Neo-institutionalism - Neo: verschillend van legalistische benadering - Transactiekosten - Legitimatie, waarden en standaarden - Opties van beleidsmakers zijn padafhankelijk - Nationale en Internationale beleidsdeterminanten - Problemen: * Kip of ei? * Functionalisme * duidt op beperkingen van beleid maar niet op doelgerichte acties van beleidsmakers * Niet adequaat voor agenda-setting, wel voor implementatie, evaluatie en bijsturing

4) Welvaartseconomie - Marktfalingen: * Monopolie * Onvolmaakte informatie

* Externaliteiten * vernietigende competitie * Tragedy of commons: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tragedy_of_the_commons Komt voor bij common-pool goods, Het opvoeren van het aanbod zal een toenemende opbrengst betekenen voor de producent op korte termijn, maar hierdoor zal men het product gaan uitputten en zullen in de toekomst alle actoren hier de gevolgen van moeten dragen. - Overheidsfaling: * Organisatorische doelverplaatsing * Toegenomen kosten * Afgeleide externaliteiten = externaliteit die niet rechtstreeks door een actor wordt veroorzaakt en het gedrag van de actor dus niet benvloed - Kosten-Baten analyse * Geldelijke schatting maken van de voordelen en nadelen van opties * Probaliteitsschatting van gevolgen * Inschatten maatschappelijke gevolgen * Verwachte winst/verlies door vermenigvuldiging *Jaarlijkse verdiscontering - Pareto-optimaliteit * Moeilijk haalbaar * Kaldor-criterium: http://en.wikipedia.org/wiki/Kaldor%E2%80%93Hicks_efficiency * Niet geldelijke kosten

- Welvaartseconomie:

* Privaat goed = Kan individuen uitsluiten van gebruik en zijn niet langer beschikbaar na consumptie. vb: voedsel * Common pool-goed =Niet uitsluitbaar, maar consumptie van het goed doet het aanbod van dat goed wel dalen. vb: vissen (vispopulatie in de zee, lage exclusiviteit maar toch slinkt de voorraad bij gebruik voor iedereen in het algemeen) * Belastingsgoed = semi-publieke goederen = Uitsluitbaar van consumptie, maar consumptie doet hat aanbod niet dalen. vb: tolweg * Publiek goed =Individuen niet uitsluitbaar en goed is na consumptie door een actor nog steeds beschikbaar voor een andere actor. vb: defensie, straatverlichting - Problemen welvaartseconomie: * Rationeel - technisch * Beperkingen van kennis en beheersing * Politiek karakter van instrumenten * Theoretische illusie

5) Pluralisme - http://nl.wikipedia.org/wiki/Pluralisme - De Tocqueville, Bentley, Truman, Dahl

- Neo-pluralisme = ongelijkheid tussen groepen - Kenmerken pluralisme: * Vrijwillig lidmaatschap van competitieve, autonome groepen * Centrale rol belangengroepen * Overlappend lidmaatschap * Weinig oog voor machtsverschillen

5) Neo-Corporatisme - http://nl.wikipedia.org/wiki/Neo-corporatisme - Schmitter - Kenmerken Neo-corporatisme: * Klein aantal belangroepen met representatief monopolie * Interactie staat - belangengroepen

6) Statisme - http://nl.wikipedia.org/wiki/Statisme - Max Weber, Otto Hintze - State-centric VS Society-centric - Kenmerken statisme: * Staat als autonome actor * Te weinig oog voor maatschappelijke factoren en Civil society

Sessie 3: Actoren en instituties in het beleidsproces

1) Beleidsactoren: - Verkozen politici = Regering * Machtsbronnen * Constitutionele rol en formele autoriteit * Informatie * Controle van fiscale middelen * Betere toegang tot massamedia * Permanente ambtelijke ondersteuning - Verkozen politici = Parlement * Controle forum * Budgetaire controle * Partijdiscipline * Relaties: regering, commisies en interne organisaties * Aard van beleidsproblemen: expertise, geheimhouding en symboliek - Aangestelde ambtenaren = Vierde macht * Civil servants * Kenmerken vierde macht: ~ Discretionaire bevoegdheden

~ Grote materile hulpbronnen ~ Specialismen en expertise ~ continuteit ~ Toegang tot informatie ~ Beslotenheid - Belangengroepen * Kennis en informatie * Politieke en organisatorische hulpbronnen - Onderzoeksinstituten * Academische onderzoeksinstituten * Think tanks - Massamedia * Agendering

2) Organisatie van de staat - Autonomie: * Onafhankelijk van particuliere belangen * Isolatie van druk uit de samenleving * Succes van neo-corporatisme & semi-autoritaire regimes - Capaciteit: * Organisatorische cohorentie = ? Alle actoren van de overheid denken op 1 lijn? * Expertise - Zwakke staten: (def?) <- - - - - - - - - - | * Parlement | * Misleidend onderscheid: * Belangendroepen | ~ sterke staten dienen elite - Sterke staten: (def?) <- - - - - - - - - - | ~ verschillend voor sectoren * Regering * Administratie Je kan geen gehelen classificeren, men moet sector per sector gaan analyseren of het een zwakke of een sterke staat is. - Intergouvernementale - Intragouvernementale machtsverdeling * Presidentieel VS Parlementair systeem * Rol van rechtbanken * Structuur van de administratie -

3) Organisatie van de samenleving - Belangengroepen * Eenheid van belangengroepen * Stabiliteit omgeving * Mancur Olson : paraplubelangengroepen (verzuiling)

http://nl.wikipedia.org/wiki/Verzuiling Combinatie zwakke, sterke staat met zwakke, sterke belangengroepen Koepels van belangengroepen die door zich te organiseren een sterkere invloed hebben op het beleid. - Investeerders en Producenten * Mobiliteit van kapitaal * Steunen van politieke partijen * Wetenschappelijk onderzoek (O&O) * Organisatie - Fragmentatie - WNorganisaties = Vakbonden * Neo-corporatisme * Organisatorisch * Leiderschap - Lidmaatschap * Gecentraliseerde of Gedecentraliseerde onderhandelingsstructuur

4) Organisatie van het internationale systeem - Internationale regimes: internaitonale standaarden, regels en procedures - Globalisering als beleidsfactor: wereldagenda voor oplossen wereldproblemen - Anthony Giddens: * Transnationale bedrijven * Toename economische integratie * Globaliserende communicatie - Convergentiethese: http://nl.wikipedia.org/wiki/Convergentietheorie

Sessie 4: Instrumenten van beleid


Classificatie van staatsinterventies:

1) Vrijwillige instrumenten - Geen of weinig staatsbetrokkenheid - Economisch eigenbelang, morele overtuiging of emotionele genoegdoening - Sociaal en economisch beleid - Aantrekkelijk in klimaat van privatisering, geloof in individuele vrijheid, kostenbesparing en communitarianism

2) Gemengde instrumenten -Gedragsverandering

3) Verplichte instrumenten = directieve instrumenten - Beperken individuele keuzemogelijkheden - Hoge mate van dwang

Classificatie volgens Hood

1) Beleidsinstrumenten gebaseerd op informatie a) Informatie: - Passief - Algemeen gericht b) Aanmaning - informatiecampagnes - Rondetafelgesprekken, Consultatie - Voordelen: * Bij geen definitieve oplossing * Kostenbesparend * politieke steun - Nadelen: * Niet voor crisis * Soms niet meer dan symboliek

2) Beleidsinstrumenten gebaseerd op gezag

a) Regulering - Eisen of voorschriften aan doelgroepen - Wetten of administratieve regels: * Economische regulering = prijs- en productiecontrole (portemonnee * Sociale reguliering = lichamelijk en moreel welzijn * Milieureguliering = combinatie - Voordelen: * Geen grote informatiebehoeften * Distributie regulering i.p.v. productie beperken * Efficint * Cordinatie omwille van voorspelbaarheid * Crisisinstrument * Kostenbesparend * Politiek aantrekkelijk en symboliek -Nadelen: * Storende factor in de markt * Rem op vooruitgang en innovatie * Weinig flexibel naar individuele omstandigheden * Overreguliering * Sanctionering b) Zelfregulering - Bepaalde sector of beroepsgroep stelt zelf een regeling op die word voorgeschreven voor de leden van deze sector of beroepsgroep - vb: orde van geneesheren c) Adviesraden - Via vertegenwoordiging - Permanent of Ad hoc - Via consensus

3) Beleidsinstrumenten gebaseerd op geld a) Subsidies - Financile transfers als incentives:

* Toelagen = budgetteren * Belastingsvoordeel = geen budgettering nodig * Goedkope leningen - Systemen die op subsidies lijken: * Productiequota * Vaste prijzen * opkopen productieoverschotten - Voordelen: * Doelcongruentie * Flexibel * Stimuleert innovatie * Kleine beheers- en administratiekosten * Politiek aantrekkelijk - Nadelen: * Budgettering * Concurrentie * Grote informatiebehoefte * Niet voor crisis * Moeilijk af te schaffen (zie subsidies voor zonnepanelen) * Creatie van overproductie b) Veiling van eigendomsrechten - Creatie van markten - Artificile creatie van schaarste - Extra kost voor recht op gebruik van een bepaald goed - Voordelen: * Flexibel * Kleine informatiebehoefte * Effectief - Nadelen: * Bevordering van speculatie * Zwarte markt * Ongelijkheid

c) Belastingen en heffingen - Belasting = wettelijk voorgeschreven verplichte betaling - Gebruikersheffing = Taks: * Prijs van ongewenst gedrag

* Controle van negatieve externaliteit - Voordelen: * Gemakkelijk invoerbaar * Continuteit * Stimuleert innovatie * Flexibel * Administratief goedkoop - Nadelen: * Grote informatiebehoeften * Mogelijke geldverspilling * Niet voor crisismomenten * Weinig gerichte planning d) Advocacy funding - Belangengroepen hebben nood aan personeel en werkingsmiddelen. - Overheid speelt sleutelrol: * Faciliteren van activiteiten * Door erkenning en het geven van rechten. Zo kan men meer inkomsten verwerven via een groter ledenaantal

4) Besluitvorming gebaseerd op organisatie a) Directe overheidsvoorziening - Overheid voorziet de productie van een bepaald goed of dienst - Voordelen: * Kleine informatiebehoefte * Accumulatie van expertise * Kleine transactiekosten door internalisering - Nadelen: * Gebrek aan flexibiliteit * Politieke controle en incoherentie * Weinig kostenbewust * Marktfalingen

b) Overheidsbedrijven - Externe vorm van regulering - Overheid bezit > 51% van de organisatie - Overheidscontrole en -management - Verkopen van goederen en diensten

- Relatie inkomsten - Uitgaven - Voordelen: * Efficint * Kleine informatiekost * Eenvoudig beheer * Mogelijkheid tot winsten - Nadelen: * Verlies van controle door doelverplaatsing * Geen dreiging door faillissement risicogedrag * Monopolies, afwenteling van hoge kosten op gebruikers c) Quangos - Quasi autonome ngos - Nieuwe vormen van overheidsbedrijven d) PPS - Publiek - private samenwerking e) Familie en gemeenschapsverbanden - Voordelen: * Kostenbesparend * Politieke en morele steun - Nadelen * Niet voor complexe problemen * Geen schaalvoordelen * Financile ongelijkheid en emotionele betrokkenheid f) Vrijwilligersorganisatie - Voordelen: * Kostenbesparend * flexibel en snel in crisismomenten * Gelijkheid * Spill-over voor gemeenschap - Nadelen: * Niet voor complexe problemen * Efficintie en effectiviteit overschaduwd door bureaucratie * Tijdsbeslag

g) De markt -Voordelen: * Effectief en efficint voor private goederen * Beste prijs-kwaliteit - Nadelen:

* Niet voor publieke goederen * Marktfalingen * Ongelijkheid h) Institutionele hervormingen - Voordelen * Vernieuwde betere structuur - Nadelen * Hoge kostprijs * Tijdsbeslag * Niet te frequent * Constitutionele en wettelijke beperkingen

Onderling verwisselbaarheid van instrumenten is afhankelijk van de effectiviteit, efficintie, ligitmatie en politieke steun. Doelgroepdenken voorziet informatie over kennis, waarden en attitudes. 3 soorten gedrag : Gewoontegedrag, gedragsnormen en rationeel gedrag

DEEL 2: Meso-analyse van beleid - De beleidscyclusfasen


Sessie 5: Agendering

= Lijst van onderwerpen en problemen waar openbare ambtsdragers of externe actoren op bepaalde tijdstippen hun aandacht op richten. Pluralisme = agenda wordt bepaald door meerdere groepen

1) Oorsprong van beleidsproblemen - Positivisme: http://nl.wikipedia.org/wiki/Positivisme * Economisch en Technologisch determinisme: ~ Weinig aandacht voor politieke, culturele en ideologische factoren ~ Sharkansky, Wilensky Convergentietheorie * Politieke economie ~ Political bussiness cycles ~ Politieke economie en Politiek actoren - Constructivisme: * Rol van ideen en ideologin * Discours en taal * Impact van proffesionals en experten * Centrale rol argumentatie * Media en Beleidsconstructie - Marketing van ideen * Kennis is macht * kennis kost geld * Toegang kan ontnomen worden * Think tanks: ~ Postmodern ~ Verdringen van democratische agendering ~ Burgerpanels als democratisch alternatief - Verspreiding van ideen * Model van Hall: condities voor verspreiding van ideen ~ Economische haalbaarheid ~ Politieke haalbaarheid ~ Bestuurlijke haalbaarheid

* Metaforen van Coats en Colander: ~ Besmettelijke ziekte ~ Markt ~ Informatiestroom * Verspreiding van ideen via netwerken ~ Lidmaatschap van beleidsnetwerken of beleidssubsystemen ~ Haas: onderscheid positieve en humane wetenschappers * Discours en argumentatie ~ Bruce Brendan: Tegenstanders onderuit halen

~ Murrey Edelman: Beleid is creren van illusie ~ Fisher & Forester: Argumentatie Turn in policy analysis * Narratieve structuur van probleemdefiniring: Deborah Stone: ~ Policy paradox = ? ~ Agendering als verhalen ~ Story of decline (verhaal van neergang) : Gestoorde vooruitgang Vooruitgang is slechts een illusie ~ Verhaal van hulpeloosheid en controle : Samenzweringsverhaal Steek het op het slachtooffer * Media en probleemconstructie en Overheidsorganisaties ~ Probleemversterkers ~ Probleemproducenten ~ Gatekeepers ~ Pluralisme tegenover kritische analyse ~ McComb en Dering: media-aandacht en publieke agenda ~ Rogers & Dearing: media-agenda, publieke agenda en beleidsagenda ~ Downs: Issue attention cycle ~ Peters & Hogwood: oprichting van organisaties en continuering probleem ~ Cook & Skogan: rol van begeleidsgemeenschappen

2) Aard van beleidskwesties en agendering: Typologie van beleidskwesties - Wilson: Spreiding/Concentratie van kosten en baten - Lowi: Verdelende, herverdelende en regulierende beleidskwesties - Hogwood: Kosten en baten, opties, uitkomsten, onderhandeling en conflicten

3) Kosten en baten van beleidstypes

BETEKENIS?

4) Agenderingsprocessen volgens Cobb & Elder: - 2 Agendas: * Systemische agenda * Institutionele agenda - 4 fasen: * Initiatie * Specificatie * Draagvlakverruiming * Plaatsing op institutoinele agenda - 3 modellen: * Externe initiatie * Mobiliseringsmodel * Interne initiatie 5) Agenderingsprocesen Kingdon - 3 stromen: * Problemenstroom (probleemoppertuniteit)

* Beleidsstroom (klaarliggende oplossingen) * Politieke stroom (politieke oppertuniteit) - Beleidsvensters = beleidsoppertuniteit: problemenstroom en politieke stroom vloeien samen, pleitbezorgers maken gebruik van samenstroom, oplossingen (=beleidsstroom) die ze hebben klaarliggen koppelen aan problemen die in belangstelling komen - Toevalligheden, context

6) Agenderingsprocessen Howlett & Ramesh

- Externe initiatie = ?

vb: - Interne initiatie = ?

vb: - Consolidatie = ? vb: - Mobilisatie = ? vb:

Sessie 6: Beleidsbepaling
1) Karakteristieken van beleidsbepaling

- Geen monopolie van 1 groep - Beleidsbepaling zonder doelgroepcontact - Beleidsbepaling zonder draagvlak - Beleidsbepaling als winnen en verliezen - Beperkingen: * substantieel: aard van het beleidsprobleem * Procedureel: institutioneel en tactisch

2) Beleidssubsystemen - Suboverheden (pluralistische kritiek) VS ijzeren driehoek (klein aantal participanetn, stabiele interactie en controle in beleidssector) -Heclo: Issue networks (groot aantal participanten, groter verloop en minder controle)

3) Discourscoalities - Sabatier & Jenkins-Smith: Advocacy coalition - Belief systems en eigenbelang - Succes afhankelijk van externe factoren - Nederlandse voorbeeld: stroperigheidsvertoog en poldermodel (voorbeeld) - Belgisch voorbeeld: Nieuwe politieke cultuur

4) Beleidsnetwerken - Katzenstein - R.A.W. Rhodes * http://en.wikipedia.org/wiki/R._A._W._Rhodes#Policy_networks * Niveau van integratie

~ Stabiliteit lidmaatschap ~ Beperkingen lidmaatschap ~ Isolatie van andere netwerken ~ Aard van de middelen van netwerken - Wilks & Wright * Sterk gentegreerde netwerken * Stabiel lidmaatschap * Afhankelijkheid binnen netwerken *Isolatie van andere netwerken * Zwak gentegreerde netwerken * veel en vaak wisselende leden * Ongestructureerde interactie * Geen isolatie van andere netwerken - 2 criteria beleidsnetwerken: * Aantal en type participanten * Relaties tussen participanten - 8 soorten beleidsnetwerken * Bureaucratische netwerken * Kwestienetwerken * Participatorische staatsnetwerken * Pluralisctische netwerken * Clintelistische netwerken * Gevangen netwerken * Triadische netwerken * Corporatische netwerken

5) Beleidsgemeenschappen - Delen van visie en ideen eerder dan belangen; gemeenschappelijke beleidsfocus - Allen betrokken bij bij formuleren van beleidsproblemen en oplossingen - Geen gestructureerde interactie - 2 criteria: * Al dan niet dominantie van beleidsparadigma * Al dan niet consensus over beleidsparadigma tussen overheid en maatschappij - 4 soorten beleidsgemeenschappen: * Hegemonische beleidsgemeenschap * Leiderloze beleidsgemeenschap * Opgedrongen beleidsgemeenschap * Anarchistische beleidsgemeenschap

6) Onderscheid netwerken en gemeenschappen - Onderscheid motivaties actoren: kennis, expertise of belangenverdediging - Netwerken delen beleidsfocus plus belangenverdediging

Sessie 7: Besluitvorming
1) Besluitvorming - Keuze tussen beleidsalternatieven - Meest politieke fase - Non-decisionmaking even belangrijk - Geen alleenstaande fase, gegrond in voorafgaande fasen - Niet technisch, winnaars en verliezers

2) Modellen voor besluitvorming a) Rationele model - Vastleggen doel voor oplossing probleem - Exploratie alle mogelijke strategin om doel te bereiken - Voorspelling alle belangrijke gevolgen van beleidsalternatieven; inschatten van waarschijnlijkheden van gevolgen - Keuze strategie met grootste baten en kleinste kosten - Filosofische achtergronden * Verlichting * Positivisme - Wetenschappelijke methode, ingenieursmethode, managersmethode - Oorsprong: Fayol, Gulick en Urwick - Kritieken: * Cognitieve beperkingen (Simon) * Politieke rationaliteit - intrinsiek ambigu en politiek * Satisfycing (in plaats van optimalisatie, stoppen bij een bepaald resultaat dat volstaat) in plaats van maximizing b) Incrementele model: Lindblom - Alleen vertrouwde alternatieven - Vermenging beleidsdoelstellingen met andere waarden - Remediren ipv proactief optreden - Trial and error - Beperkt aantal gevolgen in overweging genomen - Fragmentaite analytisch proces door deelname meerdere actoren - Science of muddling through (zich er door praten) - Kleine wijzigingen ten opzichte van status quo - Geen onderscheid middelen-doelstellinge - Probleemoplossing ipv doelstellingvinding

- Kritiek op incrementele model: * Normatieve kritiek: ~ Geen oog voor richting ~ Conservatief ~ Ondemocratisch ~ Kortzichtig * Analytische kritiek: ~ Alleen voor situaties met continuiteit en beschikbaarheid van middelen ~ Alleen voor stabiele beleidsomgeving c) Combinatie van rationele en incrementele model: Etzinoni - Mixed scanning model d) Irrationeel model: Marsh & Olsen - Garbage can model * Ad hoc, toevalligheden * Doelstellingen zijn niet gekend, geen zicht op oorzaak- gevolg relaties e) Alternatief model: Forester - Rationele besluitvorming alleen als: * klein aantal participanten * Eenvoudige organisatie * Probleem goed gedefinieerd * Perfecte informatie * Geen urgentie - Variabelen en dimensies * Actor: Enkelvoudig - Meervoudig * Organisatie: Enkelvoudig, Gesloten - Meervoudig, Open * Probleem: Goed gedefinieerd - Meervoudig en Vaag * Informatie: Perfect - Betwist * Tijd: Oneindig - Gemanipuleerd f) Alternatief model: Howlett & Ramesh

Sessie 8: Implementatie
1) Breuk met klassieke visie - Breuk met dichotomie politiek - administratie Ambtenaren zijn geen neutrale technocraten - Breuk met black box model van David Easton Ambtenaren zorgen voor withinputs 2) De klassieker: Pressman & Wildavsky - Implementatie als interactie tussen bepaling van doelstellingen en inzet van middelen - Implementatie wordt minder effectief naarmate de verbanden tussen alle uitvoerende instanties implementatiedeficieten vertoonen - Oplossing is Top-Down: * Duidelijke doelstellingen * Duidelijke gezagslijnen * goede communicatie * controle van uitvoerders

3) Complexiteit van implementatie a) Aard van het probleem - Technische problemen - Verdelende, Herverdelende en Regulierende karakter van beleid - Verscheidenheid van problemen - Grootte van doelgroep - Verwachte mate van gedragsverandering b) Specifieke omstandigheden - Maatschappelijke ontwikkelingen: * Sociale ontwikkelingen * Economische ontwikkelingen * Technologische ontwikkelingen - Politieke omstandigheden: regeringswissel c) Kenmerken van uitvoerende instanties - Uitvoerende organisaties: * Binnenorganisatorische conflicten * Tussenorganisatorishe conflicten * Voortzetten van strijd die men verloor in een eerdere fase van het beleidsproces - Politieke en Economische macht van doelgroepen * Ontrekken van steun *Noodzaak compromis

4) Benaderingen van implementatie a) Top-down

- Duidelijke doelstellingen en instructies - Middelen en procedures - 5 voorwaarden van perfecte implementatie: HOOD * Uitvoerende organisatie werkt als leger * Initile standaarden en objectieven worden gevolgd * Uitvoerders doen wat van hen wordt gevraagd * Organisatieeenheden communiceren perfect * Geen tijdsdruk - 10 voorwaarden voor perfecte implementatie: Gunn & Parsons * Geen externe beperkingen * Voldoende tijd en materiaal * In elke stap zijn er voldoende middelen * plausibel beleid * Directe relatie oorzaak-gevolg * Uitvoerende instanties zijn onafhankelijk van elkaar * Alle uitvoeders kennen en gaan akkkoord met de doelstellingen * Alle objectieven kunnen in concrete acties gegoten worden * Goede communicatie tussen uitvoerende instanties * Iedereen respecteert gezag en is gehoorzaan - Achterliggende visie: Alles is goed wanneer het de handen van de schepper verlaat; alles wordt slecht in de handen van de mens. - Kritiek: * Vage en/of tegenstrijdige doelstellingen * Te weinig aandacht voor de lagere uitvoerende instanties b) Bottom-up - Lagere uitvoeringsechelons - Veelheid van publieke en private actoren - Persoonlijke en organisatorische doelstellingen, netwerken en strategin - Succes afhankelijk van de betrokkenheid en capaciteit van lagere uitvoeringsechelons c) Alternatieve benadering: Synthese Top-down en Bottom-up: Sabatier - 6 voorwaarden van succesvolle uitvoering: * Duidelijke en consistente objectieven * Adequate causale theorie * Adequate implementatiestructuren * Enthousiaste en bekwame uitvoerders * Steun van belangengroepen en politieke verkozenen * Stabiele sociaal-economische omstandigheden

d) Alternatieve benadering: Beelden van uitvoering: Morgan - Machine metafoor = ?

- Organisme metafoor = ?

- Hersen metafoor = ?

- Dominantie metafoor = ?

- Psychische metafoor = ?

- Autopoietische metafoor = ?

- Machtsmetafoor = ?

- Cultuur metafoor = ?

Sessie 9: Evaluatie
1) Evaluatie - Analyseren van: * Procesen in actie

* Middelen * Resultaten * Bereiken van doelstellingen - Door: * Ambtenaren * Politici * Externe actoren - Na evalutie: * Terug naar agende-setting * Staus Quo * Bijsturing * Beindiging

2) Evaluatie proces: Rationeel of Politiek - Dominantie rationeel model - Klassieke grenzen aan rationaliteit - Politieke grenzen aan rationaliteit - Evaluatie is intrinsiek politieke activiteit - Grootste voordeel is lerend vermogen

3) Evaluatie technieken: Rationele of Administratieve - Vormen: * Evaluatie van inspanningen: Inputs * Prestatiemeting: Outputs * Effectiviteitsevaluatie * Efficintieevaluatie * Procesevaluatie - Technieken: * PPBS = ? * Zero-base budgeting = Tradiotioneel moeten enkel wijzigingen in het budget tov de vorige tijdsperiode goedgekeurd worden, bij ZBB begint men voor het optstellen van het budget bij elke tijdsperiode opnieuw vanaf nul en moet alles terug goedgekeurd worden. *MBO = Management by Objectives (zoals bij HRM)

- Kritieken: * Positivisme, geloof in objectiviteit * Grenzen aan objectieve kennis * Vage doelstellingen * Meervoudigheid doelstellingen * Verbondenheid van sociaal en economisch problemen * Ongewilde effecten opnemen in evaluatie

* Steeds waardeoordelen

4) Juridische evaluatie - Evaluatie door juridische instanties - Mogelijke conflicten beleid met grondwettelijke en bestuurlijke standaarden en individueel recht - Eigen initiatief of op vraag van personen en instellingen

5) Politieke evaluatie - Niet systematisch, geen gesofisticeerde methoden - Eenzijdig en vertekend maar wel relevant - Niet gericht op verbetering van beleid - Gericht op steun of verwerping van beleid - In verkiezingstijd of bij referenda - Consultaties met leden van een beleidssubsysteem

6) Kritische benadering van evaluatie - Multidisciplinaire benadering: Cook - Design benadering - Naturalistische benadering: 4 generaties: Guba en Lincoln * Technische evaluatie * Discriptieve evaluatie * Beoordeling * Responsieve evaluatie

Sessie 10: Feedback, Opvolging en Lerend beleid


1) Beleidscyclus en post-evaluatieve fase - Ideaaltypes van beleidsverandering: Peters en Hogwood * Beleidsinnovatie = ? * Beleidsopvolging = ? * Beleidsonderhoud = ? * Beleidsbeindiging = ? - Beleidsverandering op een continum

* Ideaaltypen innovatie en beindiging komen zelden voor * Op continum komen innovatie en beindiging wel voor: ~ Nieuwe instrumenten ~ Expansie van beleid naar nieuwe doelgroepen of andere sectoren ~ Minder investering in geld en personeel ~ Ontrekken van doelgroep

2) Beleidsbeindiging: Hogwood en Gunn - Functionele beleidsbeindiging = ?

- Organisationele beleidsbeindiging = ?

- Beindiging van visie - Ideaaltypische beleidsbeindiging - Remmen op beindigning: * Intellectueel verzet * Wettelijke obstakels * Gebrek aan politiek initiatief * Hoge opstartkosten * Institutionele continuteit * Ongewenste gevolgen * Dynamisch conservatisme * Onwil en weigering * Anti beindigingscoalitie - Oorzaken: * Psychologisch: identiteitsbewaring * Macht: gevestigde belangen - Tips voor beleidsbeindiging * Herdefinieer het discours * Beindig aan het begin van de legislatuur of gedurende crisis * Creer incentieven voor beindiging * Maak sunset bepalingen * Discrediteer de anti-beindigingscoalitie * Kies de zwaksten 3) Leren en beleid: definities - Hall: Instrumentele definitite * Leren om doeleinden beter te bereiken * Leren behoort tot formele en normale beleidsproces * Pogingen om beleid bij te sturen in het licht van resultaten van gevoerd beleid Endogeen leren - Heclo: Leren als onbewust proces * Conitnue gedragsverandering in respons op stimuli uit de omgeving * Reactie op externe omstandigheden Exogeen leren

_________________________________________________________________________________________ __

NOG ONBEATNWOORDE VRAGEN 20. Omschrijf volgende concepten: - Satisfycing

- Sterke staat

- Beleidsvenster

- Pluralisme

27. Wat is een kwestienetwerk?

30. Welk model van agendering maakt gebruik van het garbage can model (antwoord: Kingdom)

31. Wie is Simon? / Wat is science of muddling through?

35. Duid de correcte stelling aan: - Het rationele besluitvormingsmodel zegt hoe besluitvorming zou moeten verlopen; het incrementele zegt hoe de besluitvorming meestal verloopt - Mixed scanning besluitvorming is een mengvorm van rationele en incrementele besluitvorming (=> heel snel selectiecriteria) - garbage can theory heeft gelijkenissen met het agenderingsmodel van Kingdom (antwoord: alle drie de stellingen zijn juist!)

36. Lees de volgende stellingen en duidt de juiste antwoordcombinatie aan: A. Implementatie is de minst politieke fase van de beleidscyclus B. Discretionaire bevoegdheid van de ambtenaar heeft alles te maken met de geheimhouding van de bureaucratie (=> heeft niet alles te maken en het is de vrijheid die het kan doen afwijken) C. Onderwijzers zijn street-level-bureaucrats

37. Bijvoorbeeld: Stiptheidsprobleem van de NMBS, wat maakt deze stiptheid moeilijk en wat kan je daaraan doen? (antwoord: aantal reizigers, hoe meer eraf en erop = tijdsverlies dus dan bijvoorbeeld reistijd verlengen + personeelstekort + externe problemen, bijvoorbeeld het weer)

You might also like