Professional Documents
Culture Documents
3536 Verbetermanagement
3536 Verbetermanagement
Keuringsdienst
De verkoper
van waren
Kwaliteit
van een
Directie van produkt Veiligheids-
de fabriek inspectie
Een
Vormgever
handelaar
Rondom: kernobjecten
Medicus
De baas Psycholoog
De collega’s Socioloog
Een mens
als ‘ervarings-
object’ Econoom
De buren (ziet ‘homo
economicus’)
Naaste Antropo-
familie loog
Marketing-
manager
Klanten
Certificatie-
Leveranciers
instelling
Bank Directie
Bedrijf
(hoe het
functioneert)
Vakbond Overheid
Personeel Accountant
Aandeel-
houders
Afb. 1.2.3
veranderde behoefte
behoefte
verbeteringsdrang
materiaalkeuze betere
bevoorrading materialen
vervaardiging verbetering
produktie produktiewijze
beproeving
gebruik
toepassing
ervaringen
1.2.4. De gildetijd
Hoewel dit ongetwijfeld tevoren elders ook reeds plaatsvond, vond in de
Middeleeuwen in West-Europa een ontwikkeling plaats waarbij naast de
directe band tussen producent en consument op de lokale markt de tus-
senhandel tot bloei komt. Kooplieden gingen een schakel vormen tussen
producent en consument, waarbij de goederen vaak over grote afstanden
werden vervoerd. In deze tijd groeide ook de behoefte aan specificaties,
monsters, garanties en andere middelen om de kwaliteit van de goederen
te kunnen beoordelen zonder dat direct contact tussen producent en con-
sument was vereist. Anderzijds werd hierdoor een verdere specialisatie
van producenten bevorderd. Bij de consument groeide het verlangen naar
zekerheid dat de goederen die hij kocht van de juiste kwaliteit waren, in
zekere zin een verlangen naar kwaliteitsborging. Eén van de organisato-
rische vormen om dit te verwezenlijken, vindt men in Europa in het gil-
dewezen dat in de dertiende eeuw tot bloei kwam. In feite komt dit neer
op het handhaven van een monopolie door een bepaalde groep om een
bepaald beroep uit te oefenen. Door deze monopolies werd enerzijds de
concurrrentie tussen de leden van een beroepsgroep als bakkers, slagers,
wevers, timmerlieden enz. gereguleerd, doch anderzijds profiteerde de
consument van het feit dat de gildebroeders moesten voldoen aan eisen
van vakkundigheid en aan minimum-kwaliteitseisen voor de produkten.
Wat het belang van de consument betreft, ligt in de gildekeuren vast dat
deze ‘goed en gerechte koopwaar’ geleverd dient te krijgen. De gilden
stelden regels op voor de kwaliteit van de te gebruiken grondstoffen en
materialen, het produktieproces en de kwaliteit, maten en gewichten van
de eindprodukten. Deze eindprodukten werden in veel gevallen door de
gildemeesters geïnspecteerd en van een waarborgzegel voorzien. In het
bijzonder ten aanzien van exportgoederen was men zeer kieskeurig
omdat men de reputatie van een gilde niet wenste te zien devalueren
doordat één van de leden een slechtere kwaliteit afleverde. Overigens
waren het ook de stedelijke overheden die dit systeem in stand hielden.
Deze hadden er belang bij omdat zij op deze wijze een goede registratie
van omzetten en daarmee van de te innen belastingpenningen in handen
hadden. Hoewel zo’n systeem ook in andere branches is toegepast, is het
wel het verst ontwikkeld geweest voor de produktie van en handel in tex-
tiel. Uit deze tijd stammen de ‘lakenhallen’ in de Vlaamse steden waar
men verplicht was zijn produkten onder toezicht van door het gilde aan-
gestelde ambtenaren te koop aan te bieden. Zij werden daar geïnspec-
teerd en bij goedkeuring werd met stalen tangen een loodje eraan beves-
tigd. Men noemde deze kwaliteitscontroleurs daarom ‘staalmeesters’.
producent =
consument
producent consument
Terug naar het begin: Het was W.A. Shewhart die in 1924 bij Western
Electric in de Verenigde Staten de regelkaart, ook wel controlekaart
genoemd, ontwikkelde voor de beheersing van werkprocessen.
In 1933 publiceerde hij het klassiek geworden werk getiteld Economic
Control of Quality of Manufactured Products. Toch duurde het nog tot de
tweede wereldoorlog van 1939 voordat deze methoden op grotere schaal
werden toegepast en dat was in de Angelsaksische landen. Pas daarna
vonden ze op het vasteland van Europa ingang en dan nog in hoofdzaak
alleen bij de grotere concerns. Voor de invoering en toepassing was
namelijk specialistische statistische kennis nodig. Gepopulariseerde en
pasklare methoden ontbraken nog. Bovendien waren zulke statistische
specialisten in die tijd schaars. Ook werd de nieuwe ontwikkeling met het
nodige wantrouwen bezien. De te behalen voordelen bleken echter van
dien aard dat de opmars van de toepassingen niet te stuiten was.
Thans is enerzijds de toepassing van statistiek voor kwaliteitszorg niet
meer weg te denken, anderzijds is de aanpak van kwaliteitszorg op een
breed front van methoden en systemen uitgewaaierd zodat volgens velen
de betekenis van statistiek in kwaliteitszorg relatief is verminderd. Toch
blijft het een harde kern. Zowel bij controle (steekproeven) en proces-
beheersing (controlekaarten) als experimenten (proefopzetten) worden
tegen lagere kosten betere resultaten verkregen dan bij een onderzoek
zonder statistische methoden. Dit nog afgezien van het voordeel dat men
tevens weet, of zelfs kan kiezen, welke mate van betrouwbaarheid de uit-
1925
sortering kwaliteitscontrole procesbeheersing
steekproeven controlekaarten
c. stormachtige ontwikkeling
1965
kwaliteitsbeheersing
kwaliteitscontrole procesbeheersing
inspectie
beproevings- regeltechniek 1950
methoden organisatie kwaliteits-
kaliberkeuringen verbetering
d. integratie
1965 kwaliteitszorg
e. borging
1980 kwaliteitsborging
doorlichting, verificatie, certificatie NEN-ISO-normen
integrale kwaliteitszorg
The Americans taught the Japanese how to put quality first, but paradoxically
have suffered most from the change they spawned. America experts or pro-
phets of total quality were spurned in their own country but welcomed with
open arms in Japan.
The impact on the American economy has been swift and devastating.
The table below, based on data from the US Commerce Department’s Council
on Competitiveness, highlights the nation’s declining market share in products
based on technology invented in the USA.
Phonographs 630 90 40 30 1
Colour TVs 14,050 90 80 60 10
Audiotape recorders 500 40 10 10 0
Videotape recorders 2,895 10 10 1 1
Machine tool centres 485 99 97 79 35
Telephones 2,000 99 95 88 25
Semiconductors 19,100 89 71 65 64
Computers 53,500 NA 97 96 74
Financiële
vervlechting Hoog FUSIE
EN
OVERNAME
Deelneming
Organisatorische
Joint vervlechting
Venture
Laag Hoog
Corporate
Venturing
Inkoop-
combinatie
Produktie
Franchise samenwerking
Licentie- Joint
nemer Marketing
Joint
Agent Dealer Selling
Laag
Cost of poor quality Costs associated with All costs which would
deficient manufactured disappear if everything
goods were perfect
Even leek het erop dat alles op zijn kop werd gezet onder invloed van de
zogenaamde nieuwe economie. Een aspect daarvan is netwerken. In een
netwerkeconomie verschuift de aandacht van het vergroten van de waar-
de van de firma naar het vergroten van de waarde van het netwerk waar
die firma onderdeel van is. Als gevolg van de technologische ontwikke-
lingen zal in een netwerkeconomie steeds minder energie nodig zijn
voor het afsluiten van een enkele transactie. Veel meer inspanning zal
echter nodig zijn voor consensusvorming en plaatsbepaling rond we-
reldwijde standaarden, die een dominante factor zijn in een kenniseco-
nomie waar alles draait om ontastbare afsprakenstelsels. Deze zullen in
een toenemend aantal sectoren kracht van wet krijgen.
Om in een netwerkeconomie succesvol te kunnen zijn, is een te veel aan
structuur en stabiliteit een handicap. Een bedrijf moet immers op elk ge-
wenst moment adequaat kunnen reageren als zich mogelijkheden voor-
doen. Om die aanpassingsmogelijkheden paraat te hebben als het erop
aankomt, is het vereist tijdig de structuren die aan het huidige succes ten
grondslag liggen deels af te breken en daarvoor in de plaats iets nieuws
uit te proberen: creative destruction. Het management van een organisa-
tie moet zich afvragen of de huidige kernkwaliteiten de juiste zijn om de
kerncompetenties te verkrijgen die in de voorzienbare toekomst nodig
zijn.
Het is goed wanneer er in een organisatie mensen rondlopen die de wet-
matigheden van netwerken kennen en die zich daarin thuisvoelen. Voor
de kwaliteitsmanager ligt hier een nieuwe rol: als brug tussen netwer-
ken. Immers, in de huidige situatie waarin we worden overspoeld met
informatie die onlosmakelijk is verbonden aan netwerkeconomieën,
krijgen tussenpersonen een geweldige meerwaarde. Als geen ander is de
kwaliteitsmanager geëquipeerd voor de rol van bruggenbouwer. Als ge-
neralist overziet hij meer dan één gezichtsveld, weet te combineren en
deduceren en is geoefend in het bijeenbrengen en schiften van informa-
De vraag doet zich voor of over een tiental jaren kwaliteitskunde als
vakdiscipline nog zal bestaan. Als inderdaad in voldoende mate kennis
van zaken op dit vakgebied is geïntegreerd in de kennis en ervaring van
alle functionarissen, zouden slechts bij grotere organisaties enkele vak-
specialisten kwaliteitszorg nodig zijn voor auditing, bijscholing en sti-
mulering. Aan de andere kant zijn kwantiteit, doorlooptijd, kosten en
kwaliteit de vier basisdisciplines voor een onderneming.
Als ondernemingen van de toekomst elkaar vooral gaan beconcurreren
met het snel op de markt brengen van innovatieve producten en diensten,
blijven logistiek en kwaliteitsmanagement kerncompetenties. De toene-
mende snelheid van informatieoverbrenging zal het belang van die disci-
plines alleen maar versterken. Dan zullen de kleinere organisaties exter-
ne vakspecialisten inschakelen voor speciale taken. De grotere
organisaties zullen echter die kerncompetentie zelf in huis willen heb-
ben, maar dan wel met de nadruk op de rol van ondernemer, intern advi-
seur, coach en filosoof.
Dit leidt tot een gewetensvraag aan de kwaliteitskundige: bent u nog wel
goed bezig?
In het informatietijdperk wordt de juiste vraag stellen belangrijker dan
het goede antwoord geven. Tegenwoordig is het antwoord bijna altijd
wel ergens gegeven en ook relatief eenvoudig op te sporen. Die vraag-
stelling is met name van belang bij innovatie en strategische planning.
Dit vraagt om een filosofische en beschouwelijke benadering. Als u op
een te laag abstractieniveau kansen en problemen definieert, bestaat het
grote risico van een goed antwoord op de verkeerde vraag.
Samenvatting
Bij probleemoplossen staan u diverse instrumenten ter beschikking. Zij
helpen bij het genereren van ideeën, het bereiken van consensus in
groepsprocessen, het maken van onderscheid tussen oorzaken en
gevolg, visualisering van informatie, prioriteiten stellen, planning en in
kaart brengen van trends. Een aantal instrumenten staat bekend als de
zeven basishulpmiddelen, een aantal andere valt onder de verzamel-
naam de nieuwe 7 instrumenten. De meeste hier aangeboden instru-
De auteur menten zullen u bekend zijn. In de praktijk worden ze echter minder
Ir. Jan Maas heeft na een gebruikt dan mag worden verwacht en overheerst vaak de improvisatie.
carrière in het bedrijfsle- Dat is jammer, want u kunt het effect en de efficiency van uw inspannin-
ven op het gebied van gen aanzienlijk vergroten door een consequente toepassing van het aan-
research, engineering en geboden pakket.
kwaliteitszorg bij AKZO
Nobel, Xerox en ASM Leeswijzer en toepassing
gewerkt als consultant bij Elk instrument is individueel en in groepsverband toe te passen. Binnen
Deloitte en Touche en een team versterkt het gebruik de onderlinge samenwerking, en dat kan
Kapteijns Maas en Bec- een doel op zichzelf zijn. Dit katern is ook bedoeld als reminder voor
king. Op zijn naam staan dagelijks gebruik. De beschrijving omvat een korte inleiding op enkele
veel artikelen en zestien belangrijke toepassingen, aangevuld met een praktisch voorbeeld en
boeken over professionali- waar zinvol een checklist en/of afbeelding. Ter ondersteuning van de
teit, organisatiebesturing, gestructureerde aanpak van probleemoplossen, zoals beschreven in
innovatie, ontwerpen en katern C1-4 zijn de instrumenten in vier hoofdgroepen ingedeeld: idee-
kwaliteitsmanagement. Hij generatie; besluitvorming; analyseren en plannen. Hoewel alle instru-
is hoofdredacteur van de menten eenvoudig van opzet zijn, verdient het aanbeveling om uw vaar-
handboeken Integrale digheid door oefening op peil te houden. Kies daarom als een minimum
Kwaliteitszorg en Kwaliteit uit elke hoofdgroep enkele instrumenten die u goed passen en houd
in Praktijk van Kluwer, daarmee uw ervaring op peil.
directeur van MBQC voor
kwalisofische adviezen en
hij vervult een aantal
bestuursfuncties in raden
van toezicht voor de
gezondheidszorg en de
advieswereld. E-mail:
j.maas@kwaliteit.com
INSTRUMENTEN
De rondvraag
De groepsleider vraagt de groepsleden één voor één om een idee te
noemen. Een schrijver noteert de ideeën op een goed zichtbare
plaats.
Voordelen – De groepsleden krijgen gelijke spreektijd, zodat de kans
dat iemand gaat domineren kleiner wordt. U kunt voortbouwen op
ideeën van anderen en het verzamelen van de ideeën verloopt orde-
lijk.
Nadeel – Er kan onrust ontstaan, doordat de deelnemers op anderen
moeten wachten.
Vrije bijdrage
Bij deze methode brengen de groepsleden spontaan hun ideeën naar
voren. Een groepslid noteert de ideeën op een goed zichtbare plaats.
Schriftelijk
Bij deze methode schrijven de groepsleden hun ideeën op een kaart.
In een groep van zes kan bijvoorbeeld iedereen twee ideeën noteren.
De kaartjes worden vervolgens naar links of naar rechts doorgege-
ven, waarna iedereen de lijst aanvult met twee nieuwe ideeën. Zo
worden de kaartjes vijf keer doorgegeven, tot iedereen elk kaartje
één keer heeft gehad. De kaartjes worden vervolgens verzameld en
de ideeën op een goed zichtbare plaats genoteerd.
Voordeel – De ideeën kunnen anoniem blijven. Dat kan in bepaalde
situaties gewenst zijn.
Nadeel – De creativiteit kan te veel worden geblokkeerd.
INSTRUMENTEN
Na één of twee rondes van een brainstormsessie kan het nuttig zijn
om de groep te stimuleren met opbouwende vragen (zie voorbeelden
in de onderstaande checklist). Overigens blijkt dat in tegenstelling
tot de gangbare opvatting over brainstormen en de meeste uitvoerin-
gen in de praktijk, een relatief kleine groep van twee tot vier perso-
nen het meest creatief is. Grote groepen van meer dan tien personen
leiden vaak tot passiviteit in het denken. Kennelijk verdwijnt de per-
soonlijke uitdaging dan snel.
Mindmapping
Mindmapping kunt u allereerst toepassen om snel en overzichtelijk
aantekeningen te maken en tegelijkertijd is het ook een hulpmiddel
om nieuwe ideeën op te roepen. Door sleutelwoorden, logische ver-
banden, kleuren en symbolen te gebruiken, kunt u uw denkproces
gemakkelijker structureren dan door het opschrijven van opmer-
kingen. Er gaan minder gedachten verloren. Met mindmapping
combineert u bovendien het maken van notities met een creatief
proces. Het is een welkom hulpmiddel om allerlei nieuwe en onver-
wachte associaties vast te houden. De techniek vergt wel wat
oefening, zodat het een automatisme wordt om op deze manier
aantekeningen te maken. Op dat moment bent u rijp voor toepas-
singssoftware voor gebruik op uw laptop.
Figuur 1 geeft een voorbeeld van een mindmap naar aanleiding van
een brainstorm over de herinrichting van een stadpark (zie voor-
beeld).
Stadspark inrichten
Tijdens de voorbespreking van de herinrichting van een stadspark brachten de
groenontwerpers reeds vele voorstellen voor voorzieningen naar voren. Elk idee
werd door de notulist van het team onmiddellijk in zijn mindmappingprogramma
ingetypt. Direct na het eerste ideeënrondje kon hij de deelnemers het schema
van figuur 1 laten zien. Zoals u kunt zien is zo’n snelle visualisering een uitste-
kend hulpmiddel om bij een verdere discussie op voort te bouwen.
INSTRUMENTEN
Met leuning
Paddestoelen Zitbanken Eik
Berk
Paviljoen Meubilair Loofgroen Wilg
Wip Populier
Schommel Beuk
Klimrek Speeltoestellen Plataan
Bomen
Zandbak
Glijbaan
Zilverspar
Douglasspar
Duizendblad Coniferen Cypres
Monnikskap Ceder
Gele kamille Vaste planten
Larix
Akelei
Aster
Hyacint
Tulp Bloembollen Sloten
Krokus Bloemperken en gazon Stadspark Waterpartijen Vijvers
inrichten Fontein
Zaaigoed Waterval
Toegangspoorten
Verharding Meidoorn
Bruggen Vlier
Wandelgebied Struiken Jeneverbes
Liguster
Leuningen Vuurdoorn
Gazonafscheiding Hekwerk Gouden regen
Parkafscheiding
Richtingwijzers
Waarschuwingsborden Borden
Figuur 1. Visualisering
via mindmapping • Gebruik kleuren of onderstreping om belangrijke begrippen te
markeren.
• Gebruik pijlen om verbanden aan te geven.
• Noteer in eerste instantie alle invallen die bij u opkomen, ook de
meest fantastische.
• Gebruik minstens twee ronden om tot een eindresultaat te komen,
eerst ideegeneratie en daarna groepering.
Overeenkomstdiagram
Dit diagram is een aanvulling op de beschreven brainstorm- en
mindmappingtechnieken. U gebruikt het om grote hoeveelheden
gegevens (ideeën, uitspraken, problemen) te groeperen. Per groep
verzamelt u de items, die een min of meer vanzelfsprekende relatie
hebben. Hanteer dezelfde richtlijnen als bij brainstormen (zie blz. 5).
Zo kunt u ideegeneratie stimuleren en categorieën bedenken die later
wellicht bruikbaar zijn. Het instrument is tevens een hulpmiddel om
INSTRUMENTEN
Afvinklisten of turflijsten
Zorgvuldig en nauwkeurig gegevens verzamelen is de basis voor elke
probleemanalyse. Op afvinklijsten legt u vast hoe vaak een specifiek
symptoom of gebeurtenis optreedt gedurende een bepaalde periode.
Figuur 2. Voorbeeld Daarvoor is de matrix een geschikte vorm. Figuur 3 geeft een voor-
van een overeenkomst-
diagram
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Totaal
Interviews en enquêtes
Niet alle gegevens die u graag zou willen verzamelen worden altijd
geregistreerd. Interviews en enquêtes bieden dan een oplossing, ter-
wijl u interviews ook kunt gebruiken om te toetsen of de geïnter-
viewde is begrepen. Een interview kan zich zowel op individuen als
op groepen personen richten. Afhankelijk van wat u met de gegevens
wilt, kunt u de nadruk leggen op open dan wel op gesloten of gerich-
te vragen. Leg de nadruk op de eerste vorm (en op luisteren en ver-
trouwen) als u uit bent op meningen, ideeën en ervaringen. Zoekt u
feiten, dan kunt u meestal volstaan met gesloten vragen. Vermijd in
elk geval suggestieve en dubbele vragen. Vermijd bij gevoelige onder-
werpen de mogelijkheid om personen achteraf te kunnen identifice-
ren met de antwoorden.
De enquête is een schriftelijk onderzoek. Het voordeel van een
enquête boven een interview is dat u meer informatie van meerdere
personen in korte tijd kunt verzamelen. Een nadeel is dat de geën-
quêteerden de vragen verschillend kunnen interpreteren en er weinig
mogelijkheden zijn om de antwoorden te verifiëren.
INSTRUMENTEN
Gerichte vragen – Zij hebben een gesloten karakter, slechts één ant-
woord is mogelijk. In welke maand wordt de managementreview
uitgevoerd? Hoe hoog is de gemiddelde reactordruk over een
etmaal?
Interviewprotocol
• Stel van tevoren een vragenlijst op.
• Wees attent op follow-up vragen om aldus zeker te stellen dat u de informatie
krijgt die u nodig hebt.
• Noteer tijdens het interview alle antwoorden.
• Verifieer aan het einde van het interview of u de antwoorden goed hebt geïnter-
preteerd.
Consensus bereiken
De gemeenschappelijke acceptatie in een groep van een genomen
besluit kan van groot belang zijn om de invoering van een probleem-
oplossing tot een succes te maken. Consensus hoeft niet direct te
betekenen dat het besluit voor alle deelnemers de eerste keus is,
maar het houdt wel in dat iedereen het erover eens is dat de beslis-
sing op een open en eerlijke manier tot stand is gekomen en de keuze
de beste is gezien het gemeenschappelijke belang van de groep of de
organisatie. De deelnemers hebben het gevoel dat er naar hun stand-
punt goed is geluisterd en dat zij de gezichtspunten van de anderen
begrijpen. Zij zijn bereid de genomen beslissing voor honderd pro-
cent te ondersteunen. Om zeker te stellen dat er consensus bestaat,
dient de groepsleider of facilitator aan elke deelnemer persoonlijk en
in het openbaar de onderstaande vragen te stellen, waarbij de deel-
nemers er hoorbaar bevestigend op moeten reageren. Een instem-
mend knikje is niet voldoende:
• Accepteert u de beslissing?
• Kunt u met de beslissing leven?
• Hebt u nog eventuele bezwaren?
INSTRUMENTEN
Beslissingsmatrix
De beslissingsmatrix (ofwel het keuzeformulier) wordt ingezet wan-
neer uit veel alternatieven een keuze moet worden gemaakt. De
alternatieven krijgen per criterium een score en de scores worden
genoteerd in een matrix. Eventueel worden de criteria onderling
gewogen als er een groot verschil bestaat in het onderlinge belang.
Figuur 4 geeft een eenvoudig voorbeeld van de keuze voor een vesti-
gingsplaats. Elke eis of wens is per alternatief gewaardeerd met een
score tussen 1 en 10. Optellen van de scores levert de indicatie voor
de beste beslissing. We spreken doelbewust van ‘indicatie’, omdat
een evaluatie absoluut noodzakelijk is bij toepassing van dit instru-
ment. Als u het gevoel krijgt dat u niet echt blij bent met de uit-
komst, dan hebt u vermoedelijk niet alle eisen en wensen in kaart
gebracht of u hebt de scores niet goed toegekend. Herhaal in dat
geval het proces.
beslissingsmatrix bij
Eisen en wensen Amsterdam Utrecht Amersfoort
keuze voor vestigings-
Loopafstand NS station 2 10 6
plaats
Representatieve uitstraling 10 3 8
Beschikbare parkeerruimte 1 10 6
Fileproblemen 1 3 10
Indeling werkruimten 8 10 4
Totale score 22 36 34
Beste keuze
onder voor-
behoud van
evaluatie
• Toets deze ‘beste keus’ op haalbaarheid en mogelijke barrières bij een voorstel
tot invoering/uitvoering. Bent u ontevreden over de keuze, herhaal dan de
weging van de criteria en ga via de brainstormmethode na of alle criteria van
belang voor de beslissing wel zijn meegenomen.
Criteriamatrix
Om te kunnen kiezen moeten er criteria zijn waartegen de alternatie-
ven kunnen worden afgewogen. Daarbij kunt u nog een nuancering
aanbrengen door een onderscheid te maken tussen eisen en wensen.
Een eis is in tegenstelling tot een wens een dwingend voorschrift. Elk
alternatief moet aan een eis voldoen, anders vervalt dit alternatief.
Wensen zijn meestal niet alle even belangrijk; het kan nuttig zijn
indien er grote verschillen in belang optreden om de wensen onder-
ling te wegen. Dat kan door te stemmen of door een score tussen 1
en 10 toe te kennen aan elke wens (criterium). Is een meer exacte
benadering gewenst, dan biedt de criteriamatrix uitkomst. De
weging via deze matrix heeft het voordeel dat de relaties en de
onderlinge afweging worden gevisualiseerd in een plaatje, wat de
discussie vaak vereenvoudigt.
m
ee
o bl
pr
e he
yp nc
et
t
br
a en rr
ij
h og pe
et de er
m ij
m in v rr ag
e
in
g
in
g gs l pe nt
r r in e
va va l ev t aa rc
Er Er In To Pe
INSTRUMENTEN
Een onderzoeker kan niet om de technieken heen die voor een objec-
tieve interpretatie van zijn waarnemingen nodig zijn. Variatie is altijd
aanwezig; er zijn geen twee zaken exact hetzelfde. Inzicht in die
variatie is bij de analyse van gegevens cruciaal. Door meting krijgt
een onderzoeker vaak te maken met de interpretatie van een massa
HIKZ 2.22 ongeordende gegevens. Verdere bewerking is noodzakelijk omdat de
HIKZ 2.3 menselijke geest nu eenmaal niet in staat is om grote hoeveelheden
KIP F15 gegevens direct te overzien en daaruit conclusies te trekken.
Bij gegevensanalyse worden veel verschillende technieken toegepast.
Sommige zijn ‘sophisticated’ en complex (statistische analyse) en val-
len buiten het kader van dit katern. We beperken ons tot instrumen-
ten die een onderzoeker in zijn werk regelmatig kan toepassen. Voor
Histogram (staafdiagram)
Het histogram of staafdiagram is een eenvoudige grafische techniek
om gegevens weer te geven en toont de frequentieverdeling van een
bepaalde eigenschap (variabele). Om een histogram te maken ver-
deelt u eerst de te onderzoeken grootheid in een aantal klassen. Een
laagdikte bijvoorbeeld verdeelt u in klasse-intervallen van 0,1 mm.
Deze intervallen zet u uit op de x-as. De frequentie van voorkomen
van de te onderzoeken grootheid zet u uit op de y-as. Figuur 6 geeft
zo’n frequentieverdeling weer. Het klasse-interval waarin de meeste
waarnemingen vallen (de hoogste frequentie) wordt de modale klas-
se genoemd. Het midden van de modale klasse is de modus van de
frequentieverdeling. De spreekwoordelijke Jan Modaal uit de rap-
portages van het Centraal Planbureau vindt zijn oorsprong in deze
statistische benadering. De modale klasse en soms de modus worden
als alternatief voor het gemiddelde gebruikt om een frequentieverde-
ling te karakteriseren.
Modus
50
45
40
35
30
25
20
15
Frequentie
10
5
12,1 ,2 ,3 ,4 ,5 ,6 ,7 ,8 ,9 13,0 ,1 ,2 ,3 ,4 ,5
12,75
Laagdikte (mm)
INSTRUMENTEN
Management Middelen
Onvoldoende
Geen toezicht
telefoonlijnen
Mens Methoden
voort. De pijlen stellen dus de ‘graten’ van de vis voor. Als hoofdca-
tegorieën van oorzaken worden vaak de zogenoemde ‘vijf M’s’
gebruikt: Mens, Materialen, Methode, Middelen en Management.
Figuur 7 geeft een voorbeeld: wat zijn de oorzaken van de telefoni-
sche onbereikbaarheid van commerciële medewerkers van een han-
delsfirma?
100
Cumulatief
90
80
Aantal machinestoringen in %
70
60
50
40
30
20
10
INSTRUMENTEN
Krachtenveldanalyse
Dit instrument helpt u om de ondersteunende en de belemmerende
krachten te identificeren die een rol spelen bij uw poging om het ver-
schil tussen een actuele en een gewenste toestand te verkleinen. Met
de lengte van de pijlen kunt u de geschatte relatieve invloed van een
kracht aangeven, bijvoorbeeld met behulp van een schaal van sterk
naar zwak van 1 tot 5. Figuur 9 toont het voorbeeld van een krach-
tenveldanalyse naar de betrokkenheid van medewerkers bij een ver-
beterproject.
In: 5
Uit: 0
Medewerkers
doen niet wat
In: 1 In: 0
van hen wordt
Uit: 2 Uit: 4
verwacht
Men heeft
andere Men heeft de
prioriteiten kennis niet
In: 4
Uit: 1
INSTRUMENTEN
ten voor het gemak van herkenning. Houd het aantal opties
beperkt tot maximaal 50 om het proces beheersbaar te houden.
• Vergelijk paarsgewijze elke optie met elke andere. Start met optie
1 en beantwoord de vraag: is er een oorzaak-en-gevolgrelatie tus-
sen optie 1 en optie 2. Zo ja, trek dan een pijl tussen beide opties
met de richting naar het gevolg (effect). Zo nee, vervolg dan met
de vergelijking tussen 1 en 3. Ga zo door, totdat optie 1 met elke
andere optie vergeleken is. Vergelijk daarna optie 2 met alle daar-
opvolgende opties, en zo verder, totdat iedere optie met elke ande-
re is vergeleken.
• Toets het resultaat (de pijlen) met de teamleden en niet-teamleden.
Het team brengt eventueel wijzigingen en aanvullingen aan. De
opties van waaruit veel pijlen vertrekken, zijn belangrijke oorza-
ken: root causes. De opties waarheen veel pijlen wijzen, zijn bot-
tlenecks of belangrijke factoren en vragen meestal verdere analyse.
• Markeer de belangrijke oorzaken en factoren, bijvoorbeeld met
een dubbele cirkel om de tekst heen.
• Gebruik een boomdiagram voor verdere analyse.
Boomdiagram
Het boomdiagram is een standaardinstrument bij risicoanalyses. Het
is ook een hulpmiddel voor de analyse van de hoofdoorzaken van
een probleem en u kunt het voor planning gebruiken. Een werkresul-
taat uit een analyse met een boomdiagram is een checklist voor de
zaken die moeten worden gedaan. Het diagram maakt het hele scala
van detailactiviteiten en hun onderlinge relaties inzichtelijk. Het in-
strument is vooral geschikt voor complexe analyses. Bij al te veel
eenvoud schiet het zijn doel voorbij. De analyse moet resulteren in
W E
Overmacht L
Verkeerde
Te laat H H L
prioriteiten
Kengetallen
invoeren
Foutieve Planning
Rapport aannames
L H gebrekkig H
schrijven Toetsing op
planning
Foutieve
conclusies L H
Zwakke
onderbouwing M M
INSTRUMENTEN
Controlekaart
Met dit instrument vergelijkt u gegevens over een proces met een
gemiddelde of een gewenste waarde. Het verloop in de tijd wordt
aldus zichtbaar gemaakt. Zodra blijkt dat het proces de ‘regelgren-
zen’ of ‘actiegrenzen’ overschrijdt, dient u in te grijpen.
HIKZ 2.6 Processen verlopen niet constant, maar schommelen voortdurend om
KIP F18 een bepaald niveau. De schommelingen die ‘normaal’ zijn voor het
proces noemt men de normaal verdeelde spreiding. De regel- of
actiegrenzen zijn meestal op een niveau gelegd waarboven en bene-
den geen sprake meer is van normaal verdeelde spreiding. Een waar-
neming of meting die boven of onder de regel- of actiegrenzen ligt, is
meestal het gevolg van bijzondere omstandigheden en een signaal
om in te grijpen. U gaat overigens niet alles registreren, dat is afhan-
kelijk van de eisen die aan het proces zijn gesteld. Vrijwel altijd
noteert u hoeveelheden en de kwaliteit van producten. Maar ook
zaken als storingen per duizend apparaten; aantal nettobijdragen per
verkoopteam per kwartaal; aantal foutieve declaraties per 100 klan-
ten; verhouding van percentage directe uren – indirecte uren, ener-
gie- en grondstoffenverbruik, de hoeveelheid afval, emissies naar
water en lucht komen in aanmerking voor meting en registratie.
Zelfs een factor als de ‘mate van succes’ leent zich goed om met een
controlekaart te bewaken: hoe vaak heeft het proces in het verleden
voldaan aan de eisen?
Toepassingsvoorbeeld controlekaart
Figuur 12a toont een werkproces van een servicecallcenter dat onder controle is.
Als de specificatie van deze organisatie voor de beantwoording van een telefonisch
verzoek om inlichtingen 4 uur bedraagt, is het duidelijk dat het werkproces daar-
aan voldoet; alle punten bevinden zich onder de beheerslimiet van 3 uur. Als de
specificatie van de leverancier echter 2 uur bedraagt, dan toont de controlekaart
dat het werkproces weliswaar wordt beheerst maar niet in staat is om een
responsetijd van 2 uur of minder te garanderen.
4-
Actiegrens
3-
Gemiddeld aantal uren responsetijd
2-
Waarschuwingsgrens
Aantal pluizen
1-
1 2 3 4 5 6 7 8 9 Treksterkte garen
Weeknummer
INSTRUMENTEN
Grafieken
Bijna alle hiervoor genoemde instrumenten visualiseren de gegevens
in een of andere grafiekvorm. Nog niet besproken zijn het staafdia-
gram, het lijndiagram en het cirkeldiagram en de radarplot. Ze wor-
den toegepast om een kenmerk, verschijnsel, trend of samenhang
Overige
Vacuüm Vervuiling
2002
7% 50 per jaar
19%
13%
2001
Verwar- Energie-
35% 6% ming storing
7%
Kabelbreuk
46 58 33 19 42 51 32 17
Tijd
Stroomschema’s
Stroomschema’s tonen de input, de activiteiten, de beslissingspunten
en de output van processen. U kunt er processen mee in kaart bren-
gen, maar ze ook gebruiken voor planningsactiviteiten. De symbolen
voor de diverse elementen van een stoomschema zijn gestandaardi-
seerd (zie figuur 13, blz. 28, voor de meeste gebruikte). Dit plaatje
geeft een eenvoudig schema van een klachtenprocedure weer. Soms, HIKZ 2.1
zoals bij gebruik van stroomschema’s in kwaliteitshandboeken, kan
het handig zijn om aan de blokken een referentienummer toe te wij-
zen voor de koppeling met een beschrijvende tekst.
Planning (tijdschema’s)
Het eenvoudige staafdiagram (Gantt-chart) en de netwerkplanning
voor meer complexe projecten (PERT-chart) zijn de meest toegepaste
tijdschema’s. Bij de Gantt-chart zet u de activiteiten onder elkaar en
door middel van pijlen geeft u de tijdsduur aan. De onderlinge rela-
tie tussen activiteiten wordt echter niet aangegeven en evenmin is
zeker, dat alle taken zijn geïdentificeerd. De eenvoud en overzichte-
INSTRUMENTEN
Analyse Registratie
Bericht
naar initiator
Legenda
Masterplan ontwerpproject
Concept
Prototype
Detaillering
Modelbouw
Productietest
Gebruikerstest
INSTRUMENTEN
13/2 27/3
Inkoopteam Bestelopdracht
20
geformeerd uitgevoerd
Leveranciers
geselecteerd
2
15 27 13 55
5
26/1 13/3 24/4
1e toetsing 2e toetsing 3e toetsing
uitgevoerd 3 uitgevoerd 5 uitgevoerd
Bestelopdracht
goedgekeurd
Legenda:
Mijlpaal Kritieke pad Mandagen voor activiteit Activiteit die geen mandagen vraagt
Mijlpalen vallen samen
Verwijzingen
Aanbevolen literatuur voor verdieping in de toepassing van de beschreven
technieken:
• Banens P., Does R. e.a. (1994). Industriële Statistiek en kwaliteit. Kluwer,
Deventer. Voor de controlekaart, afvinklijsten, het histogram, de Pareto-analyse,
het correlatiediagram, grafieken, het oorzaak-en-gevolgdiagram, de controle-
kaart, stroomschema’s, steekproeven en enquêtes.
• Brassard M., (1989). The Memory jogger plus Goal/QPC, Methuen. Voor het
overeenkomstdiagram, het interrelatiediagram, de Gantt-chart, netwerkplanning,
de criteriamatrix, de beslissingsmatrix en het boomdiagram.
• Berge A. van den, Boer, A. de en Klootwijk, J. (1997). Werkboek werkconferen-
ties. De Tijdstroom, Utrecht. Voor brainstormen en het bereiken van consensus.
• Harrison H. (1998). The creativity toolkit. McGraw-Hill, New York. Voor mind-
mapping en de krachtenveldanalyse.
• Jeanson, M. en Oosterhuis, B. (2001). Auditing omdat het werkt. Kluwer,
Deventer. Voor interviews.
• Does, R.J.M.M., Heuvel, E.R. van den e.a. (2001). Zes Sigma zakelijk
verbeterd. Kluwer, Deventer.
Colofon
Kwaliteit in Praktijk is een uitgave van Kluwer
Redactie
Ir. Jan Maas, drs. Jan Jacobs en drs. Marc Muntinga (hoofdredactie)
drs. Gerdie Kienhorst (eindredactie)
Jolande van Aken en Wilma Berenschot (fondsredactie)
Vormgeving
(M/V) ontwerp, Frans Meijer/Herma van der Veen, www.mv-ontwerp.nl
E-mailadres
Heeft u suggesties of opmerkingen over dit katern? Mail ons: redactie-kip@kluwer.nl
Klantenservice
Kluwer, postbus 4, 2400 MA Alphen aan den Rijn, tel. 0172-466800, voor België 02-7191519
Website
www.sigma-online.nl
3054-2 Six Sigma Level Up in de FM-praktijk
Van den Hogen (2006b) geeft de volgende definitie van een proces:
Figuur 1. Proceselementen.
Figuur 2 toont aan dat een proces geen eeuwig leven is beschoren. Op
enig moment treedt er een neergang op in de functionaliteit van het
proces. In feite lijkt de levenscyclus van een proces op die van een pro-
duct. Er zijn ook veel overeenkomsten tussen een product en een pro-
ces, want beide:
– hebben klanten, die zowel intern als extern kunnen zijn;
– moeten een bepaalde functionaliteit leveren: zij moeten maximaal
voldoen aan de verwachtingen van de klant;
– hebben een consistent prestatieniveau nodig;
– kennen een ontwikkelings- en een levenscyclus;
– hebben aanpassingen nodig, of dienen vervangen te worden, als
zij niet meer voldoen aan de eisen van de klant.
2.
σ is het Griekse symbool voor Sigma, dus Six Sigma = 6 σ . Met het symbool σ wordt, in de
statistiek (een wezenlijk onderdeel van Six Sigma), aangeduid in welke mate er afwijkingen
van de gewenste streefwaarde in een proces voorkomen.
Measure Meet huidige procesprestatie, bepaal het 6 σ -niveau en stel vast wat het
(meten)
geoptimaliseerde procesniveau moet worden
Control Beheers het proces door standaardisatie en het implementeren van hulpmid-
(beheersen) delen voor voortdurende verbetering (optimalisatie)
3.
De vier deelperspectieven van de balanced score card zijn: financieel perspectief, klantper-
spectief, innovatieperspectief en intern perspectief.
Efficiënte communicatie
Klachtafwikkeling in één
keer Doorlooptijd < 24 uur Ten minste 90% moet bin-
nen 24 uur opgelost zijn
Kosten > 5%
Operationele kosten < 5%
totale kosten
Klanttevredenheid < 95%
Klanttevredenheid > 95% Productiviteit <> 28 per dag
4.
Nettoproductiviteit is het aantal afgewerkte klachten afgezet tegen de werktijd, exclusief pau-
zes, training, werkoverleg, ziekteverzuim, enz. (Thomassen, J.P. en D. Starreveld, 2001).
5.
Raadpleeg hiervoor bijlage 2 in het 6 σ Level Up handboek.
Stroomschema Affiniteitsdiagram
Pareto-diagram Relatiediagram
Histodiagram Boomdiagram
Regeldiagram Prioriteitenmatrix
Turfstaat Risicoanalyse
Visgraatdiagram Activiteitennetwerkdiagram
Pareto-diagram
Bij de Pareto-analyse wordt uitgegaan van de stelling dat 20% van de
mogelijke knelpunten circa 80% van alle voorkomende defecten (pro-
blemen) veroorzaakt. Dit is de zogeheten 80/20-verhouding. Door de
gevonden oorzaken van groot naar klein te rangschikken valt vanzelf
op welke knelpunten het vaakst voorkomen. Deze knelpunten kunnen
dan als hoofdoorzaak worden aangeduid en zullen het eerst verholpen
moeten worden.
Spreidingsdiagram
In een spreidingsdiagram (ook wel puntenwolk of scatter-diagram
genoemd) wordt het verband tussen twee waarnemingen gezocht. Dit
wordt correlatie genoemd. ExcelFacility bestudeert met behulp van
het spreidingsdiagram of er een verband is tussen klanttevredenheid
en telefonische bereikbaarheid. Liggen de puntjes in een puntenwolk
heel dicht bij de rechte lijn die door de wolk wordt getrokken, dan is er
sprake van een oorzakelijk verband tussen beide waarnemingen.
Visgraatdiagram
Het visgraatdiagram (ook wel Ichikawa-diagram genoemd) is bedoeld
om in een graatvormig stelsel:
– slechts een beperkt aantal categorieën van oorzaken op te nemen:
– uit te gaan van een beperkt aantal hoofdoorzaken (mensen, mate-
riaal, methoden, machines, enz.) en deze op de zogeheten hoofd-
pijlen te plaatsen, ev vervolgens
– defecten die inherent zijn aan de hoofdoorzaken met behulp van
zijpijlen op de hoofdpijlen te noteren.
Figuur 5. Pareto-diagram.
Figuur 6. Spreidingsdiagram.
(Bron: Van den Hogen.)
Figuur 7. Visgraatdiagram.
(Bron: van den Hogen.)
6.
Binnen 6 σ Level Up wordt voor Mistake Proof ook de term Poka-Yoke gebruikt, ontleend
aan de Lean / Kaizen-methodologieën, onderdeel van het gehele 6 σ Level Up-concept.
was is
normtijdoverschrijding telefoon 6 2
onderschrijding productiviteit 9 1
Het 6 σ Level Up-team heeft natuurlijk het liefst dat een proces na het
verbetertraject consistent is. Er is immers gestreefd naar een zo groot
mogelijke voorspelbaarheid, zodat processen zo soepel mogelijk ver-
lopen. De echte uitdaging ligt dan, zeker in de nazorgfase, in het
omgaan met de uitzonderingen. Dit is erg belangrijk omdat uitzonde-
ringen kunnen leiden tot (ongewenste) variatie in het proces, en uitein-
delijk een defect worden. Uitzonderingen kunnen nooit worden
uitgesloten. Er zijn drie manieren waarop met de procesuitzonderin-
gen kan worden omgegaan:
– eliminatie;
– proactieve reactie;
– procesaanpassing.
Eliminatie
In een aantal gevallen kunnen de uitzonderingen simpelweg worden
geëlimineerd. Er moet wel voor worden gewaakt dat bij eliminatie
geen inflexibiliteit in het proces optreedt. Stel dat een afdeling boek-
houding in een van haar processen als probleem tegenkomt dat er
onmiddellijk een betaling uit moet. Men elimineert het probleem door
de betaling niet direct uit te voeren, maar deze door te schuiven naar de
eerstvolgende betaalcyclus, die twee weken later plaatsvindt. Het pro-
bleem in het proces is daarmee geëlimineerd, en tegelijkertijd komt er
een starheid in het proces, die absoluut klantonvriendelijk is.
Proactieve reactie
Vanuit dienstverlenend oogpunt is een proactieve reactie op een uit-
zondering de beste remedie. De uitzondering wordt zo efficiënt moge-
lijk opgevangen en door het hele proces geloodst. Het probleem van de
boekhoudafdeling zoals hiervoor genoemd, zou opgelost kunnen wor-
den door een medewerker de bevoegdheid te geven eenmaal daags een
betaalbatch aan te maken die dezelfde dag wordt geaccordeerd en uit-
gevoerd. Komt de uitzondering frequenter voor dan treedt de volgende
fase in werking.
Procesaanpassing
Als uitzonderingen in een proces zo vaak voorkomen dat het proces
daardoor chaotisch en onhandelbaar wordt, is dat een teken dat het
proces in de huidige vorm niet meer werkt. Er zal een nieuw 6 σ -traject
gestart moeten worden met als initieel uitgangspunt dat het proces
moet worden aangepast en dat er een grotere mate van flexibiliteit
wordt ingebracht.
6. Conclusie
Klant
De facilitaire dienstverlening wordt volledig op de klant afgestemd.
Daardoor kan aan alle klanteneisen, -wensen en de klantperceptie vol-
ledig tegemoet worden gekomen. Accountmanagement en communi-
catie kunnen volledig worden toegesneden op de klant. De facilitaire
organisatie krijgt een vraaggestuurd karakter waardoor haar producten
en diensten zo optimaal mogelijk op de marktvraag worden afge-
stemd.
Operationele processen
De facilitaire organisatie krijgt volledig grip op haar operationele pro-
cessen. Meten, analyseren en verbeteren van processen wordt, door
het continu herhalen van de LDMAIC-cyclus, steeds eenvoudiger.
Door het gestructureerd in beeld brengen van de operationele proces-
sen ontstaat een verregaande transparantie ten aanzien van de uitkom-
sten van de werkzaamheden. Verspilling wordt volledig teruggebracht
en werkvoorraden worden geminimaliseerd.
Organisatie
De KSF's, PI's en CTQ's komen in een proces van continue heroverwe-
ging en beoordeling, waardoor de visie, missie en strategie van de faci-
litaire organisatie volledig gefocust blijven op de vraagsturing aan de
klantzijde. Managementinformatie is effectief en zinvol en onder-
steunt in hoge mate de operationele, tactische en strategische besluit-
vormingsprocessen. Het facilitair management transformeert van een
cost center naar een profit center.
Medewerkers
Medewerkers verkrijgen een veel grotere mate van zelfstandigheid en
verantwoordelijkheid doordat zij een uitgebreidere procesdeelname
verkrijgen of in meerdere (sub)processen gaan participeren. Mede-
werkers worden optimaal opgeleid en er wordt zoveel mogelijk com-
petentiegericht gedacht. Doordat de organisatie door toepassing van
6 σ Level Up een lerende organisatie wordt, zijn de medewerkers auto-
matisch ook continu lerende medewerkers geworden.
7. Literatuur
Verantwoording illustraties
Afbeelding:
1 Van den Hogen, J. (2006a)
2 Van den Hogen, J. (2006a)
3 Van den Hogen, J.
4 Van den Hogen, J.
5 Adburias BV, Mijdrecht
6 Adburias BV, Mijdrecht (bewerking: J. van den Hogen)
7 Van den Hogen, J.
Websites
http://www.adburias.nl/
http://www.sixsigmalevelup.nl/
Arend Oosterhoorn
Het doel van een Waardestroomanalyse (WSA) is een proces te beoordelen op zijn vermogen
waarde te leveren in zo kort mogelijke tijd.
Bij een WSA gaat het om de bepaling welke bewerkingen waarde vertegenwoordigen en welke niet
en hoe dat in het proces is geregeld. Daarbij moeten we dus eerst het begrip 'waarde' definiëren.
Volgens de Lean-filosofie is waarde die handeling of activiteit waar een klant voor wil betalen. Die
definitie is wel goed om de mindset te bepalen hoe je naar verschillende activiteiten in het proces
kijkt, maar is in sommige gevallen niet volledig dekkend. Welke klant zou er bijvoorbeeld willen
betalen voor het printen van een acceptgiro bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau? We moeten
het begrip 'klant' dus ruimer zien en misschien wel vervangen door het ruimere begrip
'belanghebbende'.
We moeten 'waarde' dus vooral bekijken vanuit het oogpunt van het doel van het proces, waarom
het proces sowieso ingericht is, en de uiteindelijke 'betaler' van de eindproducten. De slogan luidt:
'wie betaalt, bepaalt', en dat is misschien wel de meest effectieve aanduiding van de 'klant'.
Als er waarde is en we die moeten analyseren in een proces, is er blijkbaar ook 'niet-waarde', ook
wel aangeduid met 'verspilling'. Binnen Lean zijn deze verspillingen bijeengebracht in zeven
categorieën. Dat zijn:
Daarnaast is er nog een achtste verspilling, namelijk het niet benutten van menselijke kennis en
talent. De 'werkvloer' heeft vaak heel goede ideeën en ook een goed zicht op wat er allemaal mis
gaat en beter kan. Maar: er wordt heel slecht naar geluisterd.
Bij een WSA spelen deze mensen juist de hoofdrol, want de analyse moet het beeld opleveren van
het proces zoals het echt gaat, niet zoals menigeen denkt hoe het zou gaan.
We kunnen de mate van verspilling meetbaar maken in bijvoorbeeld de Value Added Efficiency
(VAE). De VAE is de verhouding tussen de werkelijke toegevoegde waardetijd en de totale
doorlooptijd. In sommige gevallen is die dramatisch. Het raakt de essentie van Lean als
bedrijfsfilosofie, met de gedachte dat de tijd tussen ontvangst van de opdracht en de feitelijke
uitlevering zo kort mogelijk moet zijn. Dat was iets wat Henry Ford ook al wist. Hij zei: 'Hoe langer
het product in de fabriek verblijft, des te duurder het wordt.'
Een organisatie bestaat uit een heleboel waardestroompjes; je kunt ieder proces op zich
analyseren, of het nu om een maakproces of om een beleidsproces gaat. Ieder proces is ingericht
om iets op te leveren voor iemand die er iets mee gaat doen en waarvoor de uitkomst van het
proces dus waarde vertegenwoordigt.
In essentie is de (totale) waardestroom het geheel van handelingen en activiteiten dat start bij het
verkrijgen van de order of de opdracht en eindigt bij de aflevering van het product. Daarbij kun je
er bijvoorbeeld voor kiezen om facturatie wel of niet in de totale waardestroom mee te nemen.
Soms is het proces zo omvattend dat het beter is het op te knippen in diverse stukken. Dan moet
er wel weer rekening worden gehouden met het begrip 'waarde'. Je creëert in sommige processen
waarde die vooral bedoeld is om het vervolgproces goed te laten verlopen. Of je dat mee moet
Daarom wordt in sommige gevallen het begrip 'Business Added Value' geïntroduceerd, dat een
resultaat weergeeft waarvoor de eindklant dan weliswaar misschien niet direct voor zou willen
betalen, maar dat wel een belangrijk resultaat is voor het verloop van het proces. Denk
bijvoorbeeld aan onderhoud, noodzakelijk om een proces probleemvrij te laten verlopen. Maar
welke klant is bereid te betalen voor het onderhoud binnen het proces? Verspilling zou je het ook
niet kunnen noemen. Dus is een dergelijke tussenterm wel handig in de discussie; het wordt als
waarde gezien, maar moet in het kader van diezelfde waardeoptimalisatie wel worden
geminimaliseerd.
Stappen in de Waardestroomanalyse
Het analyseren van de totale waardestroom heeft als doel de verspillingen, problemen,
onhandigheden, enzovoort te achterhalen die in het proces voorkomen.
Als je de totale doorlooptijd van een proces bekijkt, zijn toegevoegde waardeactiviteiten te
onderscheiden van de niet-toegevoegde waardeactiviteiten. Gezamenlijk kosten ze de tijd die de
totale doorlooptijd bepalen.
Het kan zelfs goed zijn dat door de rust die in het proces komt als de doorlooptijd verkort wordt,
dit ten gunste komt aan de kwaliteit van het werk.
• Ten eerste creëert de groep een gezamenlijk gedragen beeld van de huidige werkelijkheid.
In de meeste gevallen weet iedere deelnemer in het proces wel een stukje van het geheel,
maar het is maar heel zelden dat iemand tot in detail een juist overzicht heeft van het
geheel. Deze gezamenlijk gedragen 'werkelijkheid' zorgt ervoor dat er aan de juiste dingen
gewerkt gaat worden.
• Ten tweede wordt de tijd voor het maken van de Current State Map ook gebruikt om alvast
(in het hoofd) goede ideeën te laten rijpen. Je 'koopt' als het ware tijd om dit rijpingsproces
door te maken, waarbij ook een rol speelt dat het een groepsproces is, waarbij de
deelnemers elkaar kunnen beïnvloeden en stimuleren.
In het navolgende laten we de volgende vier technieken zien, van eenvoudig tot meer ingrijpend:
• Procesflow-analyse
Een techniek die vooral de stroom analyseert vanuit een logistiek oogpunt.
• Value Stream Map
Een techniek vooral geschikt voor productieprocessen, om het volledige proces van
orderaansturing tot uitlevering van producten zichtbaar te maken.
• Makigami
Een techniek meer geschikt voor administratieve processen, waarbij direct de problemen in
kaart worden gebracht.
• Simulatie
Het naspelen van een proces met betrokkenen, dat vooral veel inzicht geeft in elkaars rol
en toegevoegde waarde.
Procesflow-analyse
Typisch voor een procesflow-analyse is dat de entiteit die door het proces stroomt wordt gevolgd
alsof je met een camera het totaal volgt. Daarbij worden de activiteiten in het proces ingedeeld in
vijf categorieën:
Je kiest de entiteit waaraan in het proces waarde wordt toegevoegd en volgt dat in zijn geheel.
• Het proces start met het ontvangen, bekijken en uiteindelijk inboeken van de klacht. Met
een gemiddelde klacht ben je een halve dag bezig.
• Als dat is gebeurd, wordt de klacht op de stapel gelegd totdat deze verder wordt gelezen
en beoordeeld. Dat duurt door de bank genomen zo'n vier dagen.
• Als de klachtenbehandeling begint, wordt de klacht eerst weer door de
klachtenbehandelaar gelezen. Dat kost ongeveer 2 uur.
• Om de klacht verder te behandelen moet er allerlei documentatie worden opgevraagd.
Sommige is direct voorhanden, op andere documentatie moet weer worden gewacht. Dat
kan zomaar 14 dagen kosten.
• Enzovoort.
Dit proces wordt in verhalende vorm vervolgd en in het standaardschema van een procesflow-
analyse weergegeven.
In de praktijk wordt de categorie 'wachten' nogal eens overgeslagen. We vinden het blijkbaar
normaal dat we zaken even wegleggen om er later weer iets mee te doen. Uiteraard beïnvloedt het
wachten een groot deel van de totale doorlooptijd terwijl er geen waarde wordt toegevoegd.
Een Value Stream Map is een totaalafbeelding van het proces van het voortbrengen van een
product. Het start met de aansturing vanuit 'Production Control' en eindigt bij de aflevering aan de
klant (expeditie). Er worden veel verschillende symbolen gebruikt (zie bijlage voor uitgebreide
opsomming van symbolen).
Bij een standaard Value Stream Map, zoals die vaak voor productieomgevingen worden
gehanteerd, worden 16 stappen doorlopen:
2. Geef de behoefte van de klant weer (per dag, per week, …).
3. Bepaal de dagelijkse productiecapaciteit.
4. Teken het transportsymbool voor verzending van expeditie, geef frequentie weer.
6. Voeg alle processymbolen toe in de juiste volgorde, van links naar rechts.
7. Voeg alle databoxen toe.
8. Voeg de communicatielijnen toe en geef methoden en frequentie aan.
9. Vul de databoxen met relevante informatie, ga uit van metingen. In de databoxen staat
operationele informatie over de processen zoals capaciteit, up-time, omsteltijden,
storingsniveau, afkeurpercentage.
Deze Kaizens zijn dan weer de verbeteractiviteiten die in het proces worden doorgevoerd door
de kaizengroepen om de uiteindelijke verspilling te reduceren en de doorlooptijd korter te
maken.
Een andere vorm van een WSA die meer aansluit bij niet-productieprocessen is een zogenaamde
Makigami, de Japanse uitdrukking voor 'rol papier' of 'actiescript'. Een Makigami bestaat uit vier
hoofdcomponenten:
• de stappen in het proces en de afdelingen of partijen die daarin een rol spelen;
• de wijze waarop er binnen het proces wordt gecommuniceerd, hoe loopt de
informatiestroom;
• de problemen, onhandigheden, verliezen, enzovoort die verspillingen in het proces
veroorzaken en bijvoorbeeld de doorlooptijd verlengen;
• de tijdsanalyse, verdeeld in:
• doorlooptijd, de totale tijd van begin tot eind van de stap;
• behandeltijd, de tijd die er daadwerkelijk aan wordt gewerkt;
• toegevoegde waardetijd, de tijd waarin tijdens de behandeling echt waarde wordt
toegevoegd.
Van dat eerste proces wordt in de gele balk aangegeven welke informatie wordt verkregen of
gebruikt en welke media daarbij worden gebruikt (telefoon, brief, e-mail, …).
Het inschrijven van de afdeling en de procesbenaming kan met pen worden gedaan, de weergave
van de informatie-elementen en de problemen worden het makkelijkst op (gele, respectievelijk
oranje) Post-it's vermeld.
Zo wordt het proces stap voor stap doorlopen, waarbij iedere keer iedere processtap helemaal
wordt afgemaakt (informatie en verspillingen) voordat naar een volgende processtap wordt
gegaan.
De processtappen worden voorwaarts verbonden door groene pijlen. Als er iets moet worden
overgedaan of als er iets wordt teruggestuurd, wordt dat met rode pijlen (achterwaarts)
weergegeven.
Ten slotte wordt de tijdsanalyse gemaakt, mogelijk na het doen van additionele metingen.
Belangrijk is wel onderscheid te maken tussen behandeltijd en toegevoegde waardetijd. Als je
bijvoorbeeld een brief moet tekenen, moet je deze eerst uit de envelop halen, je moet de brief
openvouwen, je moet je pen pakken, je moet ondertekenen, je moet de inkt laten drogen, je moet
Na de inventarisatie van de Current State wordt weggedroomd voor de verbetering van het proces.
Zoals eerder gezegd mag dit best een beetje wild zijn; het is de inspiratiebron voor de echt
haalbare verbeteringen van de Future State.
Deze Future State wordt bereikt door in alle gevallen waar onhandigheden zijn geconstateerd,
verbeteringen voor te stellen. Als de Dream State een Future State heeft geïnitieerd die veel
verschilt van de situatie zoals beschreven in de Current State, is het beter om een heel nieuwe
waardestroom weer te geven. Anders zou je te veel blijven hangen bij het huidige proces en grote
kansen missen.
Wat een extra dimensie geeft is als de origineel gebruikte documenten in het proces ook bij de
Makigami worden gehangen. Dan blijkt vaak dat er wel heel veel papier in het proces ronddoolt.
Confronterender dan het gezamenlijk maken van een WSA op papier is het naspelen van het
proces. Dat is vooral mooi als het gaat om ketenpartners die niet binnen dezelfde organisatie zitten
en dus nog minder met elkaar spreken.
Je kunt dan in de ruimte door de plaatsing van tafels en stoelen de fysieke verschillen duidelijk
maken: iedere organisatie zijn eigen tafel met deelnemers van die organisatie.
Aan de hand van een gezamenlijk opgestelde case kan dan, gebruikmakend van de echte
documenten, het hele proces worden nagespeeld.
Bijzonder interessant is ook om te bespreken wat iedere deelnemer doet met wat de vorige
deelnemer(s) heeft (hebben) opgeleverd of te vragen waarom deelnemers bepaalde dingen doen
met de vraag wie daar in het vervolg gebruik van zal maken en of dat dan voldoet.
Er moet wel sprake zijn van een goede verstandhouding, omdat zeker in de discussies iedereen
zich kwetsbaar moet opstellen om de verspillingen te benoemen en te verwijderen. Het is nogal
confronterend te horen dat je je halve leven op een bepaalde manier gewerkt hebt, maar dat
niemand in de rest van het proces iets met de resultaten doet.
In alle gevallen, welke methode je ook toepast, is de grootste toegevoegde waarde van het geheel
het gesprek waarbij alle disciplines in het proces betrokken zijn. In die gesprekken blijkt vaak dat
veel mensen wel een deel van het verhaal kennen, maar nooit het hele verhaal van het proces. En
Wat nog een groter effect heeft, is dat in dat gesprek gesproken wordt over wat men aan elkaar
levert en wat daarmee gedaan wordt.
Het proces
Het maken van een WSA is een traag proces, omdat je iedere stap goed wilt bespreken om alle
facetten duidelijk naar voren te laten komen. Sommige deelnemers hebben de drang al snel een
paar stappen verder te denken en daar de problemen van te benoemen. Dat moet in de praktijk
worden tegengehouden.
De groepssamenstelling wordt door het proces zelf eigenlijk opgelegd; alle betrokkenen moeten
afgevaardigd zijn en de deelnemers moeten voldoende inzicht hebben in het proces om ook in de
discussie toegevoegde waarde te leveren. Een deelnemer die niet goed weet hoe het proces echt
loopt en bij alles zegt 'dat zal ik even navragen', heeft in de dynamiek van de analyse een
remmend effect en er ontstaan informatieverliezen waar de anderen ook niet op kunnen reageren.
Zo gaan alle verbindingen met de niet te berde gebrachte informatie ook verloren.
Discussies die tijdens het proces ontstaan, kunnen waardevol zijn. Die moeten dus ook gevoerd
worden. Alleen als de discussie gaat over zaken die niet met het te onderzoeken proces van doen
hebben, moet die worden afgebroken of verplaatst worden naar de pauze.
Het maken van een WSA kan veel tijd vragen; je bent met een gemiddeld proces zo een dag of
twee bezig om het goed in kaart te brengen.
Om een gedegen naslagwerk te hebben op het gebied van kwaliteitsmanagement kunt u lid worden
van de Kennisbank Kwaliteitsmanagement.
Hiermee beschikt u ook over:
• meer dan 350 praktische artikelen;
• handige stappenplannen en checklists;
• talloze tips en praktijkvoorbeelden;
• een handige zoekfunctie voor antwoorden op al uw vragen rondom kwaliteitsmanagement.
• de Adviesdesk van OAZ bedrijfs- en organisatieadviseurs.
Intro
1. Inleiding
„markt” was met hun normen aan de haal gegaan op een manier die
de opstellers en de verantwoordelijke organisatie (ISO) niet meer
konden (of wilden) intomen. Niet alleen bedrijven in de oorspron-
kelijk bedoelde sectoren hanteerden de normen, zelfs dienstverle-
nende bedrijven en non-profitorganisaties begonnen hun systemen
certificeren op basis van deze normen te laten certificeren. Certifi-
cerende instellingen gingen hier gretig op in. Dat zijn commerciële
bedrijven die meestal geen bezwaar hebben tegen markt- en omzet-
groei. De Raad voor Accreditatie (toen nog Raad voor de Certifi-
catie geheten) stond dit toe. Deze Raad is in Nederland verantwoor-
delijk voor het accrediteren van certificerende instellingen (zeg maar:
het certificeren van certificerende instellingen) en heeft financieel be-
lang bij een groot aantal te accrediteren certificerende instellingen.
Hij vertegenwoordigt Nederland in ISO. Deze laatste organisatie
had de keuze tussen het (laten) ontwikkelen van branchespecifieke
normversies, met een navenant omvangrijke onderhoudsproblema-
tiek (wie zorgt voor onderhoud en updating van al die versies?) en
het universeel toepasbaar verklaren van één enkele versie, met een
navenant grote interpretatieproblematiek (wie bewaakt de kwaliteit
van al die interpretaties?). ISO koos voor het tweede alternatief.
Consequentie: de kwaliteit van systeemcertificatie staat of valt met
de kwaliteit van het interpretatievermogen van certificerende instel-
lingen en hun auditors. Het is navrant te moeten constateren dat de
Raad voor Accreditatie, die verantwoordelijk is voor de „quality as-
surance” van een certificatiesysteem op het gebied van „quality as-
surance”, niet in staat is gebleken zijn functie in deze naar behoren
te vervullen. Een en ander heeft geleid tot ongewenste situaties, die
in diverse publicaties steeds frequenter en nadrukkelijker aan de
kaak worden gesteld. Eind 2001 ging dr. Larry Eicher, de topman
van ISO zelfs zover zijn ongerustheid te uiten in een opzienbarend
persbericht. Dit persbericht stelt onder meer:
„De ISO 9000-certificerende instellingen en de accreditatie-organisa-
ties die hun competentie bevestigen, moeten er meer werk van maken
om ervoor te zorgen dat slechte service en onjuiste praktijken uitge-
roeid worden . . . Wij ontvangen regelmatig klachten over certificaten
die onterecht zijn verleend aan organisaties die niet op de juiste manier
zijn beoordeeld, of over certificerende instellingen die aanbieden het
kwaliteitshandboek voor het bedrijf wel even te schrijven . . .”
Definitie
Een dienst is een proces dat bestaat uit een reeks van min of meer
ontastbare activiteiten die normaal gesproken, maar niet altijd,
plaatsvinden in interactie tussen klanten en service personeel en/of
fysieke resources of goederen en/of systemen van de dienstverle-
ner, die worden geleverd als oplossingen voor problemen van
klanten.
Bron: C. Grönroos, Service Management and
Marketing, Wiley, 2000)
2.2. Transactiemarketing
2.3. Servicemarketing
validatie en verificatie
verificatie
validatie
kwaliteits-
beleving
verwachte ervaren
kwaliteit kwaliteit
marketing communicatie
verkoop imago
imago
mond-tot-mond reclame
PR technische functionele
behoefte klant kwaliteit kwaliteit
culturele achtergrond klant
0412-0655
imago
verwachtingen ervaring
3.2. Kwaliteitsbeleving
Gedurende de afgelopen 20 jaar zijn veel studies uitgevoerd naar de
beleving van service kwaliteit en de factoren die daarbij van invloed
zijn. De meest bekende en invloedrijke studies zijn die van Leonard
Berry en zijn collega’s, die het SERVQUAL instrument hebben ont-
wikkeld. SERVQUAL meet verschillen tussen verwachting en erva-
ring op basis van 22 attributen.
Daarnaast hebben diezelfde onderzoekers de zogenaamde „gap-
analysis” benadering ontwikkeld, een hulpmiddel om te achterhalen
waar de oorzaken van kwaliteitsproblemen liggen. Het model be-
schrijft een aantal discrepanties op vitale punten in het proces van
dienstverlening.
„Gap”-analyse
Discrepantie 1. Onjuiste management perceptie van kwaliteits-
verwachtingen.
Discrepantie 2. Onjuiste specificaties.
Discrepantie 3. Onjuiste levering.
Discrepantie 4. Onjuiste marketing communicatie.
Discrepantie 5. Beleving stemt niet overeen met verwachting.
gewenst niveau en van een adequaat niveau. Deze twee niveaus vor-
men de grenzen van de tolerantiezone. In die zone is de kwaliteit
voor een klant acceptabel.
3.3. Interacties
3.4. Herstelvermogen
Stelling
In dienstverlening verwacht de klant niet dat alles altijd goed
loopt. De dienstverlenende organisatie wordt vooral beoordeeld
op haar reactie- en herstelvermogen.
Daarbij gaat het niet alleen om het hanteren van niet voorziene om-
standigheden, maar ook om het omgaan met signalen, waaronder
klachten, die van de klant afkomstig zijn. Naarmate de dienstver-
lening meer het karakter van relatiediensten heeft en de omstandig-
heden die de kwaliteitsbeleving van de dienstverlening minder door
de dienstverlener worden beheerst, worden functionele kwaliteit en
het herstel- en reactievermogen van een organisatie belangrijker.
In figuur 4 (Lemmens, 1998, deel 1) worden diensten verdeeld in
categorieën op basis van een assenstelsel, waarbij op de horizontale
as het „interactiegehalte” van de dienstverlening wordt aangegeven,
terwijl op de verticale as wordt aangegeven in welke mate de om-
geving voor de dienstverlener voorspelbaar, en daarmee planbaar en
beheersbaar is.
0412-0644
beheersbaarheid
transactiediensten
hoog
relatiediensten
klassieke borging
(variatiereductie)
laag hoog
borging door
kwaliteit van personeel
(hanteren van variatie)
laag
De grote toename van het onderzoek op het gebied van service ma-
nagement heeft veel bruikbare benaderingen en concepten opgele-
verd, maar nog zeker niet alle problemen opgelost. Zo heeft onder-
zoek naar de problematiek van het meten van servicekwaliteit en het
meten en vergelijken van verwachtingen en ervaringen nog steeds
niet tot bevredigende oplossingen geleid.
Ook het probleem van het meten van productiviteit van dienstver-
lening heeft vooralsnog geen oplossing opgeleverd. Traditionele de-
finities en meetsystemen voor productiviteit komen uit de industriële
fabricagewereld en gaan er van uit dat consumptie en productie ge-
scheiden processen zijn, waarbij de klant niet participeert in de pro-
ductie. Zij zijn met andere woorden ontworpen voor gesloten sys-
temen. Traditioneel wordt productiviteit gemeten vanuit een intern
efficiency principe. Door de productiviteit te vergroten wordt aan-
genomen dat de economische resultaten verbeteren, omdat een on-
veranderde of zelfs vergrote waarde wordt geproduceerd met min-
der productiemiddelen of op een efficiëntere manier.
VAN NAAR
ISO norm uitgangspunt Eigen processen uitgangspunt
Alle normonderdelen vertalen Sommige normonderdelen niet
relevant
Schriftelijke vastlegging vereist Noodzaak en effectiviteit staan
voorop
Het systeem dient de auditor Het systeem dient het bedrijf
(en de klant)
Borging door regelgeving Borging vooral door opleiding
en inzet van middelen
Filosofie:
• investeer in mensen;
• maak gebruik van technologie om mensen te ondersteunen
(niet alleen te monitoren);
• werving, opleiding en training ook voor uitvoerenden essen-
tieel voor „quality assurance”;
• maak beloning prestatieafhankelijk;
• ga uit van personeel dat verantwoordelijkheid aankan, zich-
zelf kan managen, en goed kan omgaan met druk van
klanten.
De tweede passage die van belang is als basis voor een herinterpre-
tatie van de norm, is te vinden in paragraaf 8.5.2 en luidt:
„De organisatie moet corrigerende maatregelen treffen om de oorzaak
van afwijkingen op te heffen om herhaling te voorkomen. Corrigerende
maatregelen moeten afgestemd zijn op de gevolgen van de afwijkingen
die zich voordoen.”
De derde passage sluit hierop aan in staat in paragraaf 8.5.3:
„De organisatie moet maatregelen vaststellen om de oorzaken van mo-
gelijke toekomstige afwijkingen op te heffen, om zo het ontstaan ervan
te voorkomen. Preventieve maatregelen moeten afgestemd zijn op de
gevolgen van de mogelijke toekomstige problemen.”
Voorwoord
Het voorwoord van de normtekst deelt ons mede dat deze derde versie van ISO 9001
de tweede versie uit 1994 vervangt. De eisen van ISO 9002:1994 en ISO 9003:1994
worden ook in deze norm behandeld. Deze laatste twee normen worden ingetrokken.
De nieuwe ISO 9001 draagt een herziene titel (Quality management systems – requi-
rements), waarin de term kwaliteitsborging niet meer voorkomt. Als reden hiervoor
wordt in het voorwoord aangevoerd, dat de eisen voor systemen voor kwaliteitsma-
nagement in de nieuwe versie zowel kwaliteitsborging van producten als klanttevre-
denheid betreffen. Dit is een uiterst merkwaardig argument. Eén van de fundamen-
tele basisprincipes van de kwaliteitsleer was toch immers dat borging van proces-
kwaliteit automatisch zou leiden tot borging van kwaliteit van producten of diensten,
en dus tot klanttevredenheid?! De opstellers van de nieuwe norm zijn waarschijnlijk
onder de indruk geraakt van de veel geuite kritiek op de oude normversie. Die kritiek
richtte zich op het feit dat het voeren van een ISO 9001 certificaat in de praktijk geen
garantie bleek te zijn voor productkwaliteit en klanttevredenheid. Die (terechte) kri-
tiek verwijst echter veel meer naar de kwaliteit van certificerende instellingen, hun
auditpraktijken en hun auditors, dan naar een fundamentele tekortkoming van de
oude normversie (ofschoon die er genoeg had). Hoogstwaarschijnlijk is ook de in de
loop van de jaren negentig toegenomen belangstelling voor nationale en internatio-
nale kwaliteitsprijzen met hun resultaatgeoriënteerde elementen als waardering door
klanten, personeel en maatschappij (zie Figuur 5) debet aan deze merkwaardige, in-
consequente stap van de ISO 9001-herzieners.
Inleiding
Algemeen
Citaat uit de inleiding: „. . . Het ontwerp en de invoering van het kwaliteitsmanage-
mentsysteem van een organisatie wordt beïnvloed door variërende behoeften, bijzondere
doelstellingen, de geleverde producten, de toegepaste processen en de omvang en de
structuur van de organisatie. Deze norm stelt zich niet ten doel uniformiteit in de struc-
tuur van kwaliteitsmanagementsystemen of uniformiteit van documentatie voor te
schrijven . . .”
Gelukkig maar. Invulling en concretisering van een systeem is een kwestie van maat-
werk, waarbij interpretatie en vertaling nodig zijn. Voor een goede vertaling van de
norm naar de processen van een concreet bedrijf is een grondig begrip van en inzicht
in die bedrijfsprocessen en -markten vereist. Organisaties die zich op basis van ISO
0412-0645
mede- waardering
werkers door
medewerkers
waardering
strategie door
leiderschap & processsen eind-
klanten en resultaten
beleid leveranciers
waardering
middelen door
maatschappij
leren en verbeteren
9001 willen laten certificeren doen er goed aan zichzelf voor te houden, dat zij zelf de
beste deskundigen zijn om zo’n vertaling te maken. In het hierna volgende zal her-
haaldelijk worden gewezen op het gebruik van een Risico-Inventarisatie en -Evalua-
tie (RIE) als basis voor de inrichting van een kwaliteitssysteem. Het valt overigens te
betreuren dat de norm met geen woord over zo’n RIE rept.
Procesbenadering
„. . . Deze internationale norm stimuleert een procesbenadering bij het ontwikkelen, in-
voeren en verbeteren van de doeltreffendheid van een kwaliteitsmanagementsysteem, om
de klanttevredenheid te verhogen door te voldoen aan de eisen van klanten . . .”
Wat met een procesbenadering wordt bedoeld wordt als volgt uitgelegd: „De toepassing
van een systeem van processen binnen een organisatie, samen met de identificatie en
interacties tussen deze processen en de besturing ervan, kan een ,procesbenadering’ wor-
den genoemd . . .”. Dit heeft veel weg van een tautologie. Waarschijnlijk is de opname
van deze passage een reactie op de veelvuldig geuite kritiek op de vreemde, onge-
structureerde en inconsistente opzet van de vorige normversie.
Ter illustratie wordt dan een figuur toegevoegd van een model voor procesmatige
benadering.
De figuur geeft een simpele schematische voorstelling van een regelkring weer, die
van toepassing is op eenvoudige lineaire processen, maar die voor interactiedienst-
verlening niet veel toegevoegde waarde oplevert. De norm laat het wat betreft de
aanbeveling voor een procesmatige benadering hierbij en geeft geen enkel houvast
voor een procesmatige inrichting van een kwaliteitssysteem. Een gemiste kans.
0412-0646
Klanten
Directie-
verantwoordelijkheid
Klanten
Realiseren
input van het output
Eisen product Product
Legenda
Waarde toegevoegde activiteiten
Informatiestroom
1.1 Algemeen
„Deze internationale norm specificeert eisen voor een kwaliteitsmanagementsysteem,
wanneer een organisatie:
– moet aantonen dat zij in staat is op consistente wijze producten te leveren die vol-
doen aan de eisen van de klant en van toepassing zijnde wet- en regelgeving; en
– zich ten doel stelt om de klanttevredenheid te verhogen door het systeem doeltref-
fend toe te passen, met inbegrip van processen voor continue verbetering van het
systeem alsmede de borging van het voldoen aan eisen van klanten en van toepas-
sing zijnde wet- en regelgeving.”
De norm vervolgt:
1.2 Toepassing
De norm is bedoeld voor alle soorten van organisaties. Het kan daarom voorkomen
dat sommige elementen van de norm voor sommige organisaties niet relevant of niet
van toepassing zijn. Daarover zegt de norm: „Wanneer één of meer eisen in deze in-
ternationale norm niet kunnen worden toegepast vanwege de aard van een organisatie
en haar product, dan kan worden overwogen deze uit te sluiten.
Wanneer eisen worden uitgesloten kan geen aanspraak worden gemaakt op overeen-
komstigheid met deze internationale norm, tenzij deze uitsluitingen beperkt blijven tot
eisen in hoofdstuk 7 en tevens geen invloed hebben op het vermogen of de verantwoor-
delijkheid van de organisatie om producten te leveren die voldoen aan de eisen van klan-
ten en van toepassing zijnde wet- en regelgeving.”
Hoofdstuk 7 heeft betrekking op productrealisatie. De norm geeft dus aan dat het
mogelijk is bepaalde in de norm geformuleerde eisen met betrekking tot productrea-
lisatie niet van toepassing te verklaren. Een voorbeeld is de eis ten aanzien van iden-
tificatie en naspeurbaarheid (7.5.3), die vooral van belang is, wanneer kwaliteitspro-
blemen mensenlevens kunnen kosten (denk hierbij bijvoorbeeld aan constructiefou-
ten in het remsysteem van auto’s).
Hoofdstuk 4 Kwaliteitsmanagementsysteem
Dit hoofdstuk stelt enkele algemene eisen aan het kwaliteitsmanagementsysteem (4.1)
en documentatie-eisen (4.2). Daarbij is de volgende passage van belang:
„De omvang van de documentatie van het kwaliteitsmanagementsysteem kan per or-
ganisatie verschillen als gevolg van:
Hiervoor is al gewezen op het cruciale belang van deze normpassage voor de herin-
terpretatie van ISO 9001:2000.
Hoofdstuk 5 Directieverantwoordelijkheid
Deze passage is van groot belang. Steeds meer organisaties veranderen bijna voort-
durend. Interne herstructureringen, veranderingen als gevolg van fusies en overna-
mes, en procesherzieningen in het kader van automatiseringstrajecten kunnen grote
veranderingen voor de inrichting van de zorgsystemen tot gevolg hebben. Vooral in
het begin van de jaren negentig, toen vele bedrijven hun eerste ISO 9000 gecertifi-
ceerde kwaliteitssystemen hadden ingericht, kwamen die bedrijven en hun certifice-
rende instellingen in de problemen, toen zij voor het eerst werden geconfronteerd met
ingrijpende organisatieveranderingen. De organisatiewijzigingen waren al afgerond,
terwijl het kwaliteitssysteem nog steeds het oude was. Het herontwerp van kwali-
teitssystemen kostte soms meer tijd dan de herstructurering van een organisatie. Dit
fenomeen heeft bij sommigen de vraag opgeroepen of ISO 9000-certificatie organi-
satievernieuwing bevordert of juist in de weg staat. Inmiddels hebben certificerende
instellingen zich hier over het algemeen aan aangepast. Zij auditen in transitieperio-
den de manier waarop de transitie wordt gemanaged. Een soort „meta-auditing” dus.
5.6 Directiebeoordeling
Paragraaf 5.6 regelt de directiebeoordeling. Met geplande tussenpozen moet het sys-
teem door de directie worden beoordeeld (5.6.1). Paragraaf 5.6.2 geeft aan welke de
input voor die beoordeling moet zijn. Paragraaf 5.6.3 specificeert de output.
0412-0647
Inputs Outputs
– resultaten van audits – verbetering van de
– terugkoppeling van klanten doeltreffendheid van het
– procesprestaties en kwaliteitsmanagementsysteem
productconformiteit en bijbehorende processen
– status van preventieve en – verbetering van het product
corrigerende maatregelen Directie- met betrekking tot eisen van
beoordeling
– vervolgmaatregelen van klanten
vorige directiebeoordelingen – behoeften aan middelen
– veranderingen die van
invloed kunnen zijn op het
kwaliteitsmanagementsysteem
– aanbevelingen ter verbetering
Bij de inputs wordt melding gemaakt van veranderingen die van invloed kunnen zijn
op het kwaliteitsmanagementsysteem. Dit verwijst onder meer naar eventuele reor-
ganisaties. Hier zijn de opmerkingen die gemaakt zijn bij „Planning van het kwali-
teitsmanagementsysteem” (5.4.2) van belang.
Hoofdstuk 6 gaat over het management van middelen. Daarbij wordt een onder-
scheid gemaakt in de levering van middelen (6.1), personeel (6.2), infrastructuur (6.3)
en werkomgeving (6.4). Hier worden algemene eisen gesteld met een hoog eviden-
tiegehalte („De organisatie moet de infrastructuur bepalen, beschikbaar stellen en on-
derhouden die nodig is om te voldoen aan producteisen”). Het zijn grotendeels triviale
eisen, waarvan het evidentiegehalte duidelijk wordt door het tegengestelde te formu-
leren, bijvoorbeeld het tegengestelde van „De organisatie moet de werkomgeving die
nodig is om te voldoen aan producteisen vaststellen en beheren”. Het spreekt vanzelf
Gelukkig wordt ook hier met de zinsnede „voor zover van toepassing” de relevantie
vooropgesteld. Wat in het ene geval van toepassing is, hoeft dat in een ander geval
niet te zijn. Ook hier geldt weer: hoe breed en diep de genoemde aspecten moeten
worden vastgesteld kan worden vastgesteld op basis van een RIE. Bij schoonmaak-
dienstverlening is het bijvoorbeeld heel goed mogelijk dat de resultaten van zo’n RIE
grote verschillen kunnen vertonen van situatie tot situatie.
De kwestie van verificatie- en validatieactiviteiten is een heel bijzondere. We zullen
daar bij de bespreking van paragraaf 7.5.2 dieper op ingaan.
Paragraaf 7.2 gaat in op „processen die verband houden met de klant”. Para-
graaf 7.2.1 formuleert de eis tot het vaststellen van de eisen van de klant (geformu-
leerde en niet gearticuleerde, evidente eisen, wettelijke bepalingen en eisen die door
de organisatie zelf worden gesteld). Paragraaf 7.2.2 (Beoordeling van producteisen)
stelt: „De organisatie moet de producteisen beoordelen. Deze beoordeling moet worden
uitgevoerd voordat de organisatie zich tot levering van een product aan de klant verbindt
(bijvoorbeeld inschrijving op offertes, aanvaarding van contracten of opdrachten, . . .).”
Aanpassingen van dienstverlening zijn vaak voortdurend aan de orde, vanwege ver-
anderingen in de loop van de tijd.
7.3 Ontwerp/ontwikkeling
Deze paragraaf regelt de planning van ontwerp en ontwikkeling (7.3.1), inputs en
outputs van ontwerp en ontwikkeling (7.3.2 en 7.3.3), beoordeling, verificatie en gel-
digverklaring (validatie) van ontwerp en ontwikkeling (7.3.4 t/m 7.3.6) en beheersing
van ontwerp en ontwikkeling (7.3.7).
Deze teksten zijn vooral geschreven met het oog op de ontwerpfunctie in industriële
bedrijven.
Inkoop
Paragraaf 7.4 betreft inkoop en regelt het inkoopproces (7.4.1), inkoopgegevens
(7.4.2) en verificatie van het ingekochte product (7.4.3). Cruciaal hierbij is de zin-
snede: „. . . Het soort en de mate van beheersing die wordt toegepast op de leverancier
en het ingekochte product moet afhankelijk zijn van het effect van het ingekochte pro-
duct op de daarop volgende productrealisatie of op het eindproduct”. Ook zouden zijn
de resultaten van een RIE bepalend moeten zijn voor de breedte en diepte van bor-
gingsmaatregelen. Zoals eerder al aangegeven zullen deze van veel minder vergaande
aard zijn dan bijvoorbeeld in het geval van een automobielfabrikant, waarbij het
primaire proces in hoge mate afhankelijk is van een rimpelloze voorziening van ma-
terialen en onderdelen. Veel van het in deze inkoopparagraaf geformuleerde heeft een
industriële achtergrond.
Geldigverklaring
Het onderwerp geldigverklaring (validatie) van processen (7.5.2) verdient een nadere
bespreking (zie figuur 1). De norm zegt hier:
„De organisatie moet alle processen voor productie en het leveren van diensten geldig
verklaren, wanneer de resulterende output niet kan worden geverifieerd door aanslui-
tende bewaking of meting. Dit is van toepassing voor alle processen waar gebreken pas
aan het licht komen nadat het product in gebruik is genomen of de dienst is verleend.
Geldigverklaring moet het vermogen van deze processen aantonen om de geplande re-
sultaten te bereiken.”
ders in dan het systematisch uitvoeren van het verificatieproces, is bij interactiedienst-
verlening vooral een (permanent) validatieproces van het grootste belang. De ver-
antwoordelijkheid voor validatie ligt primair bij de leverancier. Die zal dat echter
nooit goed kunnen doen zonder een actieve inbreng van de klant. Validatie vindt in
de praktijk dan ook voortdurend door klant en leverancier plaats. Een ervaren au-
ditor zal tijdens audits dan ook grote belangstelling hebben voor de kwaliteit van
validatieprocessen.
8.1 Algemeen
„De organisatie moet de benodigde bewakings-, meet-, analyse- en verbeteringsproces-
sen plannen en invoeren om:
– aan te tonen dat het product aan de eisen voldoet;
– te bewerkstelligen dat het kwaliteitsmanagementsysteem aan de eisen voldoet; en
– de doeltreffendheid van het kwaliteitsmanagementsysteem continu te verbeteren.”
Een onverstandige uitleg van deze passage kan tot grote ellende leiden. Velen inter-
preteren deze passage in die zin, als zouden organisaties verplicht zijn formele klant-
tevredenheidsmetingen uit te voeren, bijvoorbeeld met grootschalige enquêtes onder
hun klanten. Adviesbureaus, opleidingsinstituten en professionele enquêtebureaus
zagen in deze normpassage al vóór het verschijnen van de officiële normtekst een
aantrekkelijke bron van nieuwe omzet en bieden sindsdien dan ook gretig methoden,
systemen en opleidingsprogramma’s aan om hierin te voorzien. Zelfs vertegenwoor-
digers van het Nederlands Normalisatie Instituut NNI hebben deze interpretatie in-
middels op congressen verkondigd. Ook vele auditors van certificerende instellingen
zingen mee in dit koor. Iedereen zij een goede boterham gegund, maar toch doen
organisaties doen er goed aan zich hierdoor niet van de wijs te laten brengen: de norm
zegt niets wat een dergelijke interpretatie afdwingt. De norm stelt uitsluitend dat me-
thoden moeten worden vastgesteld voor het verkrijgen en gebruiken van informatie
over de perceptie van klanten.
8.5 Verbetering
De laatste drie passages hebben betrekking op verbetering. Paragraaf 8.5.1 wijst nog
eens op de herhaalde malen in de norm vermelde noodzaak tot continue verbetering
van de doeltreffendheid van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Paragraaf 8.5.2 en 8.5.3 behandelen achtereenvolgend corrigerende preventieve maat-
regelen en is weer geschreven vanuit het denken in termen van afwijkingen. Ook in
deze passages zouden dienstverleners erbij gebaat zijn naast eisen voor op preventie
gerichte systemen ook het een en ander over systemen gericht op reactie- en herstel-
vermogen terug te vinden.
Ten opzichte van de versie uit 1994 is de 2000-versie van 9001 op een
aantal punten verbeterd:
– de vreemde, onsamenhangende opbouw van de oude versie is
vervangen door een meer procesgerichte benadering;
– ofschoon nog steeds voor verbetering vatbaar, is de terminolo-
gie iets minder doordrenkt van olie en staal dan in de oude ver-
sie;
– in de nieuwe normversie wordt meer nadruk gelegd op effecti-
viteit van maatregelen, in plaats van op niets ontziende „system
compliance” (overheersende aandacht voor procedure- en pro-
cesbeschrijvingen, met punten-, komma-, datering- en parafe-
ring-discussies). Jammer is in dit verband alleen wel, dat de
norm nergens rept van een RIE.
6. Slot
7. Literatuur
1. Inleiding
2. Stakeholder denken
3. Denken over kwaliteit in generaties
4. Derde generatie kwaliteitsmanagement
5. Kwaliteitsmodellen op weg naar de toekomst
6. Leeswijzer voor dit boek
Referenties
2
1. Introductie
Al ruim anderhalve eeuw is ‘de organisatie’ (zowel van commerciële als niet
commerciële aard) een uiterst succesvol ‘instituut’ en instrument voor sociale en
economische waarde creatie. Het creëren van die waarde is de ‘raison d’être’ van een
organisatie en hieraan ontleent ze haar bestaansrecht en legitimiteit. Het
transformeren van grondstoffen tot producten en het daaraan verbinden van diensten
levert – mits strategisch, tactisch en operationeel ‘slim’ gedaan - een mooie business
case op. Er wordt waarde gecreëerd, natuurlijk, maar is dat ook blijvend van waarde?
Is de waarde creatie die hier ontstaat niet gebaseerd op een ernstige versmalling van
de vraag wat wij met elkaar van waarde achten? Want dit één-dimensionale
perspectief op waarde creatie heeft ook een keerzijde. We noemen dat vaak sociaal en
materieel afval. Concreet: vervuiling, uitputting, armoede, ontbinding, vernietiging –
een sociaal en ecologisch total-loss. En dat alles wordt bewust georganiseerd – of is
een bijproduct van het organiseren dat wij als mensen doen. Als gevolg daarvan is in
de afgelopen decennia gaandeweg een fundamentele discussie ontstaan over het
functioneren van bedrijven in de samenleving. Boekhoudschandalen en milieurampen
zijn duidelijke signalen voor verschillende groeperingen om tegen kwalijke en
onverantwoorde praktijken van bedrijven te ageren. Zo is er groeiende kritiek op de
vaak ‘verborgen’ sociale en ecologische kosten die het bedrijfsleven maakt ten koste
van de maatschappij waarin zij opereert. En ook kost het weinig moeite een breed-
gedragen maatschappelijk debat te herkennen over verschillende organisatie aspecten
– van boekhoudschandalen tot vervuiling, van financiële crises tot topsalarissen.
3
Voorzichtig is een verandering zichtbaar van ‘winst maximalisatie’ (“Alleen de poen
telt.”) naar winstoptimalisatie (“Poen OK, maar tegen welke prijs?”). Dit nieuwe
‘winst-denken’ laat zich niet alleen vertalen in economische termen, maar dient
betrekking te hebben op meerdere vormen van waarde creatie. Te denken valt in het
bijzonder aan sociale en ecologische waarde. Gezien die ontwikkelingen, de
verschillende discussies en – niet onbelangrijk – het toenemend aantal crises – is het
terecht te denken dat een fundamentele herziening van de rol, plaats en functie van de
onderneming in de maatschappij aan de orde is. Die herziening is nodig om de
organisatie naar te toekomst toe zo in te richten dat beantwoord kan worden aan
veranderende verwachtingspatronen van verschillende stakeholders. De onderneming
is daarbij verantwoordelijk voor de wijze waarop verschillende vormen van waarde
op een evenwichtige manier gecreëerd worden. Waarde creatie veroorzaakt vaak
destructie van andere materialen zoals grondstoffen. Evenwicht tussen waarde creatie
en -destructie is het resultaat van het afwegen, managen en daarmee beantwoorden
aan verschillende stakeholder belangen (Jonker, 2003).
4
Als duurzaamheid gaat over het organiseren van wat maatschappelijk gezien
van waarde is en als daarbij aangesloten wordt op niet alleen de behoeften van het
heden, maar ook het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften
te voorzien (Brundtland, 1987), dan stellen wij bovendien dat meervoudige waarde
creatie tussen organisaties de centrale opgave van het organiseren wordt (Jonker,
2011). Meervoudige waarde creatie tussen organisaties gaat daarbij verder dan wat in
het Nederlandse INK-model als ketengericht of totale zorg voor kwaliteit wordt
gedefinieerd; het gaat niet over maatschappelijke effecten, maar maatschappelijke
resultaten, over het optimaal dienen van de maatschappij zoals die vertegenwoordigd
is in iedere stap van een keten van ‘farm to fork’ of van ‘mijn tot auto’, nu en in de
toekomst, in cyclische processen waarbij grondstoffen niet verloren gaan. Efficiency
verliest zo zijn betekenis; het gaat alleen nog om effectiviteit in het licht van een
proces, wat moet leiden tot houdbaarheid. En dat noemen we duurzaam.
5
(Jonker, 2011). Dat is een onwennige en voor velen onrustige gedachte. De vraag is
hoe al de bestaande inzichten en praktijken op het terrein van kwaliteitsmanagement
gecombineerd met inzichten in duurzaam en verantwoord ondernemen een
constructieve bijdrage aan die opgave kunnen leveren, in combinatie met geheel
nieuwe modellen en systemen. Of dat kan, of dat tot iets wat van waarde is leidt.
Want was de beroemde uitspraak niet: ‘het opstellen van een nieuwe theorie is niet
hetzelfde als het slopen van een oude schuur om op die plaats een wolkenkrabber te
bouwen. Het lijkt veel meer op het beklimmen van een berg, waarbij we nieuwe en
weidse gezichten aanschouwen en waarbij we onverwachte verbindingen ontdekken
tussen ons uitgangspunt en zijn rijke omgeving’ (vrij naar Einstein, 1938).
We starten ons betoog met een behandeling van de ontwikkeling van het
stakeholder denken. Nagegaan wordt of en hoe ondernemingen kunnen denken over
de verwachtingen van die stakeholders. Deze worden beschreven vanuit een
stakeholder of relationeel perspectief op de onderneming. Centraal staat de vraag hoe
organisaties voor meerdere stakeholders tegelijkertijd waarde kunnen creëren, nu en
in de toekomst. Dit idee van meervoudige waarde creatie laat zich op een
fundamenteel niveau vertalen naar het evenwichtig gebruik én behoud van vier
vormen van kapitaal te weten sociaal, menselijk, ecologisch en financieel. In de derde
paragraaf volgt een kritische beschouwing over kwaliteitsmanagement met als doel
na te gaan welke bijdrage zij mogelijk kan leveren aan de ontwikkeling van de
‘moderne’ onderneming. Dit vormt de basis om de idee van relationele kijk op
organisaties te introduceren. Dit wordt de derde generatie kwaliteitsmanagement
genoemd, gebaseerd op die visie op organiseren die belang hecht aan relaties tussen
organisaties. Stelling is: om het succes van de onderneming te waarborgen moet zij
zich richten op het bouwen en onderhouden van relaties met diverse stakeholders.
Hiertoe zijn nieuwe processen en competenties vereist, en is een andere visie op
prestaties noodzakelijk. In de vierde paragraaf worden twee modellen geïntroduceerd
die een basis vormen om na te denken over geheel nieuwe modellen en systemen. In
de vijfde en laatste paragraaf laten de auteurs zien hoe vanuit bestaande modellen en
6
systemen stappen gemaakt kunnen worden naar parallelle waarde creatie voor
verschillende stakeholders. Dit leidt tot een aangepast kwaliteitszorgmodel gebaseerd
op het model van de ‘European Foundation for Quality Management’ (EFQM) – zie:
www.efqm.org) dat gepresenteerd wordt om aan te geven hoe een organisatie
ingericht kan worden om te voldoen aan een bredere set verwachtingen.
2. Stakeholder denken
7
emotioneel en rationeel grote impact hebben op dat succes. Hoe in deze emotionele
en rationele, lokaal en globaal, hier en nu en morgen situatie(s) vol met dilemma’s de
juist beslissingen te nemen vraagt om helderheid, om visie, om leiderschap. Vraagt
uiteindelijk om borging van besluitvorming in termen van transparantie. Wat we ons
terdege moeten realiseren is dat de onderneming haar stakeholders niet kiest. Ze zijn
een vanzelfsprekend gevolg van haar positionering in de markt en daarmee de
maatschappij. Stakeholders zijn immers al die partijen die en/of betrokken zijn bij de
onderneming, en/of invloed kunnen uitoefenen op haar succes én/of een impact
ervaren van de ondernemingsactiviteit, nu en in de toekomst. Een onderneming kan
haar stakeholders dus niet ontkennen, zij kan hen hoogstens afwijzen of negeren. De
kernvraag is derhalve hoe de onderneming met hen moet omgaan. Vanuit welke visie
ze dat doet en hoe ze dat vervolgens vertaalt in strategie, beleid en de praktijk. Het
wordt steeds belangrijker dat juist dat hele proces van vertalen op een traceerbare,
transparante manier gebeurt.
8
vergt een integrale kijk op processen van waarde creatie. Wanneer dit consequent
wordt doorgevoerd, leidt dit tot een organisatorische paradigma verandering. Van een
productiefilosofie gericht op pseudo-efficiency van productie en schijnbaar
onbeperkte grondstoffen en materialen naar een organisatiefilosofie waarin meer dan
alleen economische waarden leidend zijn. Waarin materie cyclisch in de productie- en
waarde-ketens blijft. Waarin we circulair gaan organiseren en produceren. Dat
werkelijk gaan doen vraagt om een enorme inspanning; een die zal leiden tot een
transitie in organisaties.
Een voorzichtige aanzet tot deze transitie kon al geconstateerd worden in het
EFQM/INK Model. De vraag is echter of dat model wel voldoende expliciet,
voldoende breed is om werkelijk aandacht te schenken aan een brede en groeiende
groep stakeholders. Wij denken van niet. Fundamentele kritiek op dat model is
dringend nodig. Niet kritiek in termen van de huidige functionaliteit – want daarvan
kan mogelijk zelfs gezegd worden dat die inmiddels zo’n beetje aan het einde van de
levenscyclus zit. Misschien is het wel zo dat het denken dat het fundament vormt
voor het EFQM model simpelweg verouderd is. Dat we ondertussen toe zijn aan iets
werkelijk nieuws. Dat het gaat om de wijze waarop kwaliteitsmanagement over de
grenzen van de organisatie heen bijdraagt aan kwaliteit tussen organisaties. En
misschien nog verder weg: hoe dat samen kwaliteit organiseren op z’n beurt weer
bijdraagt aan het realiseren van een circulaire economie. En dan is toch echt sprake
van een transitie in denken. Om deze nieuwe kijk op de onderneming, de keten en
kwaliteitsmanagement vorm te geven, introduceren we een tweetal nieuwe modellen.
Om deze goed te kunnen positioneren richten we ons eerst op een aantal
ontwikkelingen binnen kwaliteitsmanagement.
9
3. Denken over kwaliteit in generaties
10
factoren, zoals leiding en cultuur moeten een geïntegreerd geheel vormen om de
belofte(s) van de organisatie waar te maken. Het Nederlandse INK-model gaat daarin
nog een stap verder. In de versie uit 2008 is de zogenaamde IMWR-cyclus
toegevoegd – inspireren, mobiliseren, waarderen en reflecteren – waarmee aan de
technisch-relationele aspecten van de bedrijfsvoering gepoogd is ook menselijke,
veranderkundige aspecten toe te voegen (INK, 2008).
11
Recente ontwikkelingen richten zich op de waardeketens waarin de
onderneming acteert. Het waardeketen concept – rond 1980 ontwikkeld en
geïntroduceerd door de management goeroe Michel Porter – maakt dat het vaak nog
intern gerichte proces-denken een bredere scope heeft gekregen. Partijen binnen én
buiten de onderneming krijgen een gedeelde verantwoordelijkheid in het realiseren
van de beloofde kwaliteit. Het moge helder zijn dat dit waardeketen denken ook of
juist stakeholder denken met zich meebrengt. Juist dat laatste, ontwikkeld op het
snijvlak van de sociologie en de organisatiekunde, legt de grondslag voor een nieuw
denken over kwaliteit dat over de grenzen van de organisatie heen gaat. Waarde-
ketens – of processen van waarde creatie - worden verbonden met de wensen,
verwachtingen en behoeften van verschillende stakeholders binnen en buiten de
organisatie. Tegelijkertijd is het leveren van ‘kwaliteit’ niet langer de opgave van een
‘enkelvoudige en alleenstaande’ organisatie, maar gaat het om het om samenwerken
in ketens en netwerken met het oog op veranderende eisen die gesteld worden aan de
rol en functie van organisaties in de maatschappij. Daarmee verandert de organisatie
opgave gericht op het organiseren van ‘kwaliteit’ en wordt deze een stuk complexer.
Wij betogen dat de hier geschetste ontwikkelingen een derde generatie
kwaliteitsmanagement vragen. Wat deze generatie kwaliteitsmanagement
onderscheidt van de vorige twee generaties is dat zij een perspectief op de organisatie
heeft als een ‘actor’ te midden van een netwerk van andere organisatorische actoren.
Dit gaat dus een flinke stap verder dan het organiseren of borgen van kwaliteit in de
keten. De vraag is niet alleen gericht op het samen borgen van kwaliteit van diensten
en of producten, maar richt zich tegelijkertijd op een bredere maatschappelijke
bijdrage. In figuur 2 worden de verschillen tussen deze drie generaties
kwaliteitsmanagement schematisch uiteengezet.
12
Generaties
Eerste Generatie Tweede Generatie Derde Generatie
Karakteristieken
Perspectief op Kwaliteit Proces Holistisch Relationeel
Focus Meten Synergie Wederzijds begrip
Type Actie Reactief Proactief Engagement
Criterium voor succes Betrouwbaarheid Efficiency & Verantwoording &
Effectiviteit Transparantie
Oriëntatie Productie Processen Relaties
Basis Assumpties Controle Beheersbaarheid Verbondenheid
Verandering Verbetering Verandering Transformatie &
Transactie
Stakeholder Relaties Non-existent Periferie Ingebed
Aard engagement Non-existent Onderhandelen Complementariteit &
(en/of) (en/of) Community Zingeving
Filantropisch Involvement
Conceptuele karakter Instrumenten & Technieken & Theorie ‘fit’ tussen
Technieken Methoden en organisatie en context
Principes
Vraagstukken Cultuur Irrelevant Gelijkheid Diversiteit
13
4. Derde generatie kwaliteitsmanagement
14
arbeidsvoorwaarden en mogelijkheden zich te ontplooien en de milieuactivist wenst
een vermindering van CO2 uitstoot. Het management zal haar strategie en
besluitvorming binnen de constellatie van die soms tegenstrijdige verwachtingen
moeten inbedden en helder maken. Omdat nooit aan alle verwachtingen van alle
stakeholders tegelijkertijd tegemoet gekomen kan worden, vraagt dit van de
onderneming een transparante vorm van besturen, van ‘governance’. Duidelijke
waarde gedreven uitgangspunten en een daarop gebaseerde strategie, heldere
besluitvorming en interne en externe verantwoording vormen daarbij drie
onlosmakelijk met elkaar verbonden bouwstenen. Maar ook het leren omgaan met
dilemma’s.
Wij gaan nog een stap verder. Het is een gegeven dat organisaties per definitie
deel uitmaken van – of zelf de regie voeren over – waarde-ketens van en met andere
spelers in het veld. Het creëren van duurzaamheid is daarbij eigenlijk niet een
individuele, maar een collectieve opgave. Organisaties zouden moeten toegroeien
naar georganiseerd met elkaar samenwerken in netwerken, teneinde collectief (en ten
gunste van elkaar) duurzaamheid te realiseren. Geen enkel zichzelf respecterend
bedrijf kan het zich vandaag of morgen permitteren geen aandacht aan duurzaam
ondernemen te besteden. En we zien ook dat dat besef steeds meer doordringt. Dat
roept de vraag op hoe een organisatie ‘duurzaamheid’ organiseert en hoe je
veranderingen realiseert, terwijl de winkel gewoon doordraait. Geen enkele
organisatie kan dat alleen als gekeken wordt naar de aard en de omvang van de
organiseer-opgave. Om echte duurzaamheid te ontwikkelen, zouden organisaties
meer moeten gaan samenwerken.
15
Dat nieuwe ‘samen’ vraagt om andere concepten voor samenwerken. Vraagt om
innovatie binnen, maar meer nog tussen organisaties. Daarom wordt hier gepleit voor
‘een ecologie van organisaties met het oog op duurzaamheid’: een netwerk van
samenwerkende organisaties om collectief - en ten gunste van elkaar - duurzaamheid
te realiseren. Een collectief dat klassieke patronen ter discussie stelt en vaak met
organiseer-alternatieven van onderop komt, tussen burgers, burgers en bedrijven,
bedrijven en overheid enzovoort. Focus is samenwerken op basis van gedeelde
waarden en doelen, gekoppeld aan onderling afhankelijke waarde creatie. Het roept
de vraag op naar theorie van inter-organisatorische relaties en transformaties,
noodzakelijk om te begrijpen hoe het organiseren zich ontwikkelt. Een paar
kenmerken. Het gaat om organiseren en veranderen zonder een duidelijk
machtscentrum. Om organiseren dat gebaseerd is op de kracht van diversiteit en
polyfonie (Homan, 2005 in Jonker, 2011). Het gaat meer om het bewust creëren van
flux en beweging en veel minder om structuur. Bindend is eerder gedeelde ambitie en
vertrouwen en veel minder positie. En dat alles in een context die ruimte biedt voor
het doorlopend en gemeenschappelijk ontwikkelen van betekenis(sen) en
handelingsperspectieven die er voor de betrokken actoren toe doen. Samengevat, het
gaat om samenwerkingskunde (Jonker, 2011).
16
voorkomen moet worden het al bestaande denken en ervaring af te danken. Het derde
generatie kwaliteitsdenken stelt juist de opgave om met respect voor het bestaande
door te bouwen. Dat dat soms impliceert afscheid te nemen van bepaalde zaken
behoeft nauwelijks een betoog.
Het moge helder zijn dat de voorafgaande ideeën gebaseerd zijn op een
multidisciplinaire input. Zowel de sociologie, de organisatiekunde, economische
wetenschappen en de kwaliteitskunde zelf dragen inzichten en bouwstenen aan. De
meeste daarvan bestaan al langere tijd – maar ‘los’ van elkaar zonder voorbij de
grenzen van de eigen discipline te komen. Risico is wel dat dit leidt tot een redelijk
abstract - en de critici zouden zeggen ‘eclectisch’ - raamwerk dat lastig te vertalen is
naar de praktijk. Een praktijk die zo’n centrale plaats inneemt in het bestaande
denken over kwaliteit. Om een stap te zetten in de richting van het concreet maken,
introduceren we hier twee modellen. Het eerste model visualiseert de
organisatorische uitdagingen die volgen uit het relationele perspectief op de
onderneming.
III I II
Organisatie Interface Partnership
Management Management Management
17
Figuur 3. Kwaliteitsuitdagingen voor de toekomst
1. Bij Interface Management staat de vraag centraal: hoe en welke processen richt de
onderneming in om de interactie (onder andere dialoog, betrokkenheid,
samenwerking) met verschillende stakeholders aan te gaan? En tegelijkertijd: hoe
kunnen signalen uit de omgeving opgevangen en zo verwerkt worden dat ze bijdragen
aan de continuïteit van de onderneming? Wat is de status van een stakeholder dialoog
en hoe worden uitkomsten vertaald naar de bedrijfsvoering? Hoe kunnen
ondernemingen de interactie met stakeholders structureel inbedden in de
bedrijfsprocessen? Welke impact mogen en kunnen stakeholders echt hebben op het
functioneren van de onderneming? Wat is het beleid in deze en heeft de organisatie
ook de competenties om hier mee om te gaan?
18
gedragen acties in die gewenste richting.’ (verkregen van www.cocreatie.net,
14/2/12).
Wij denken dat een onderneming die deze drie uitdagingen herkent, een
transparant proces weet op te starten om deze te (her) organiseren en dat kan
verantwoorden, met recht een ‘moderne’ onderneming genoemd mag worden. Zij is
in staat om oude en nieuwe relaties en samenwerkingsverbanden te integreren in de
processen binnen en buiten de organisatie. Een dergelijke onderneming heeft de
competenties om sensitiviteit en flexibiliteit te creëren om de verschillende
verwachtingen en behoeften van stakeholders als strategische input te gebruiken voor
het inrichten en optimaliseren van de waarde creërende processen.
19
EFQM/INK herbezien
Het hiervoor beschreven ‘uitdagingen’-model biedt wel een bepaald perspectief op de
onderneming, maar specificeert niet hoe de organisatie zich zou moeten (in)richten op
strategie, beleid en de uitvoeringspraktijk. Om dit verder uit te werken is door Foster
en Jonker een tweede model ontwikkeld gebaseerd op het EFQM-model (zie:
www.efqm.com - en zie Figuur 4). In dit model wordt het geschetste relationele
perspectief op organisaties vertaald in activiteiten, middelen en uitkomsten. Het kan
als volgt beknopt uitgewerkt worden.
Visie
(Hoe fungeert Middelen
een
onderneming Menselijk kapitaal Proces
in de Ecologisch kapitaal Portfolio
maatschappij) Financieel kapitaal
Sociaal kapitaal
Waarde creatie
Stakeholder(s) op gebied van:
tevredenheid
Interne (optimalisatie
Leiderschap Processen Mens
van behoeften) Ecologie
gebaseerd op
waarden Waardeketens Economie
Bedrijfsstrategie Maatschappij
Kost leiderschap Netwerken
Product leiderschap
Klant gericht
Waarden Ervaring
(eerste en “Virtuality”
tweede orde)
20
de activiteit-dimensie wordt slechts de ‘ambitie’ van het leiderschap genoemd. In het
voorgestelde model zijn de waarden echter het vertrekpunt.
21
klantgerichtheid zijn oude bekenden die nog steeds opgeld doen, klant-ervaring is een
wat recentere loot aan de stam en virtuality is van nu. De virtuele onderneming
onderscheidt zich van gewone ondernemingen door haar ‘open’ netwerk structuur,
haar focus op de eigen kerncompetenties in aanvulling op anderen en het aanboren
van andere competenties door outsourcing, het zich verlaten op ICT voor de
communicatie en coördinatie en een overkoepelende strategie waarbij de essentiële
processen naar een digitale dimensie worden verplaatst.
Bij de strategie wordt er van uit gegaan dat een onderneming kan kiezen en
dat ook bewust doet. Veel ondernemingen zullen hun activiteiten inrichten op basis
van één dominante strategie, aangevuld met strategische elementen uit de overige.
Deze vorm van strategisch ‘maatwerk’ bepaalt dus de business propositie van de
onderneming. Bepaalt dus hoe zij naar haar stakeholders en de maatschappij bekend
wil staan. Aardig is om te zien dat bij het INK- en EFQM-model missie, visie en de
strategie een gegeven zijn dat (impliciet) het referentiekader voor het model vormt. In
het organisatiegebied ‘Strategie’ is het dus niet mogelijk inhoudelijke keuzes te
heroverwegen, laat staan te maken, maar wordt alleen (de vormgeving en inrichting
van) het strategische proces in de organisatie bedoeld.
22
Deze portfolio betreft de interne (organisatorische) processen (uitdaging ‘Organisatie
management’), processen in verschillende waarde-ketens (uitdaging ‘Interface
management’) en processen in netwerken (uitdaging ‘Partnership management’). De
idee van een proces portfolio laat zien dat processen van intern gericht steeds verder
over de grenzen van de organisatie heengaan en daardoor betrekking krijgen op de
bredere sociaal-organisatorische context. Het relationele perspectief krijgt hierdoor
een centrale plek in het model. Een bedrijfsstrategie dient gericht te zijn op de
portfolio als geheel.
Als geheel laat dit aangepaste kwaliteitsmodel zien dat een onderneming meer
is dan een ‘instrument’ om ‘conventionele’ aandeelhouderswaarde (in het huidige
model te vinden onder het criterium ‘Key results’) te creëren op basis van
klanttevredenheid (in het huidige model te vinden onder het criterium ‘Customer
results’). Het gaat uit van een uitdagende visie op organiseren over de grenzen van de
23
eigen organisatie heen, gebaseerd op waarden die relevant zijn voor verschillende
stakeholders en de maatschappij. Daarbij is het uitgangspunt dat moeite gedaan wordt
in het organiseren van een dynamisch evenwicht tussen de behoeften en
verwachtingen van stakeholders. Om deze op basis van strategische keuzes te
realiseren wordt een beroep gedaan op verschillende vormen van kapitaal vanuit de
aannames dat het organiseren leidt tot het op peil houden van die kapitaalvormen.
Transformatie leidt dus tot kapitaal creatie, niet tot kapitaal vernietiging. Door de
inrichting en het management van processen worden deze kapitaalgoederen omgezet
in concrete uitkomsten. Deze processen en uitkomsten beïnvloeden diverse
stakeholders. De prestatie van de onderneming moet dan ook bepaald worden aan de
hand van de tevredenheid van stakeholders én de bijdrage aan of het op peil houden
van de verschillende kapitaalsvormen binnen een maatschappelijke context. Het
resultaat is een onderneming die doorlopend bezig is haar economische winst in
balans te brengen tot andere vormen van ‘winst’. Een organisatie die daar bewust mee
bezig is kan met recht een ‘moderne’ onderneming genoemd worden. Maar zover zijn
we nog lang niet.
24
Referenties
25
Pine, B.J., Gilmore, J.H. (1999). The Experience Economy, Boston: Harvard Business
School Press.
Post, J.E., Preston, L.E., Sachs, S. (2002). Redefining the Corporation, Stanford, CA:
Stanford Business Books.
Sharp Paine, L. (2003) Value Shift, Columbus, OH: McGraw-Hill.
Taylor, C. (1989) Sources of the Self . Boston: Harvard University Press
Treacy, M., Wiersema, F. (1995). The Discipline of Market Leaders, Reading, MA:
Addison-Wesley Publishing Company.
Zadek, S. (2001). The Civil Corporation: The New Economy of Corporate
Citizenship, London: Earthscan Publications Ltd.
26