Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 6

Energiesystemen: Jeroen Alessie

Video 1

Energie nemen wij tot ons: moet komen uit bijvoorbeeld voeding.
Splitsen: glucose/suikers en vetten.
Wat gaan die doen: er moet een energiedrager zijn die overal bij past. Een universele
energiedrager = ATP (opslag van energie). Hoe en waar vormen?

Waar gevormd worden:


- Direct in de spier, cytoplasma/sarcoplasma
- Mitochondriën (energiecentralen, energie geproduceerd)
Hoe kan het gevormd worden:
ADP + Pi + E < --- > ATP (zit dus energie in)
Hoe gaat dit proces?
Anaeroob versus aeroob

2tal processen onderliggend zuurstof:


- Citroenzuurcyclus
- Elektrodentransport -- > oxidatieve fosforylering

2tal processen onderliggend anaeroob:


- Glycolyse
- Fosfaatbatterij (snel actie ondernemen, geen energie vrijkomen)

Video 2

Fosfaatbatterij:

In de spier liggen mitochondriën. In de spier liggen vrije ATP’tjes, opgeslagen in de spier. Op


het moment dat je gaat bewegen heeft die spier meteen energie ter beschikking, ATP heeft
die waar energie in zit. Maar voorraad is klein en zo op.
Fosfaatbatterij: CP in de spier (creatinefosfaat).
ATP + C < -- > ADP + CP
De vrije ATP’tjes worden meteen gebruikt en splitsen zich in ADP en P, fosfaat gebruik je.
Maar je hebt die losse CP’tjes nog, die kan een reactie aangaan met de vrijgekomen ADP.
ADP + CP --- > ATP + C. De vrijgekomen ATP kan meteen gebruikt worden. Je houdt een Ctje
over. Die gaat naar de mitochondrion. Daar gaat die een nieuwe reactie aan. In
mitochondrion zitten vrije ATP’tjes, de losse C gaat een reactie aan, dat wordt vervolgens
weer ADP + CP. Dat is handig: die creatinefosfaat is kleiner dan ATP, dus die gaat
gemakkelijker terug naar de spier. CP gaat terug, en we hebben een nieuwe CP die een
reactie kan aangaan met een vrije ADP. De ADP die overblijft in de mitochondrion gaat zich
koppelen met P en Energie (=energiecentrale) en ATP wordt weer gevormd.

Dit proces zorgt er dus voor dat je naast de vrije ATP’tjes die een paar seconden hun gang
kunnen gaan, je bij maximale inspanning nog een seconden of 10/12 door kunt gaan door de
opslag van CP te gebruiken in dit proces. Inspanning iets lager: seconden of 30. Maar er zit
een begrenzing aan: de hoeveelheid CP’tjes die je kunt opslaan is beperkt. Ook het transport
naar mitochondrion kost tijd, heb je niet bij maximale inspanning. Ander systeem nodig om
de inspanning voort te zetten -- > anaerobe glycolyse.

Video 3
Anaerobe glycolyse
= zonder zuurstof + suikers gebruiken
Inspanning blijft, forse inspanning, nog steeds geen zuurstof aanwezig. Zonder zuurstof ATP
vormen.

Glucose + 2 NAD + 2ADP + 2Pi -- > 2 pyruvaat + 2 NADH + 2H+ + 2 ATP

NAD= vrachtwagentje, leverancier. NAD vervoert H+. H+jes zorgen voor verzuring in de spier.
Ophoping in de spier. Gelukkig hebben we NAD die ze afvangt en naar de mitochondriën wil
brengen. Hoe komt die daar? -- > energie nodig, brandstof. Dat is O2, maar dat hebben we
niet. Oplossing van het lichaam:
Pyruvaat gebruiken!

Pyruvaat heeft ruimte om H+jes op te nemen. NADH + H --- > NAD


Lactaat = geen melkzuur! Lactaat zorgt ervoor dat H+jes gekoppeld zijn. Pyruvaat helpt jou in
de omzetting van lactaat om H+jes af te voeren. Minder H+ is minder verzuring: je kunt de
inspanning langer volhouden. Lactaat helpt je dus, daarbij kan het gebruikt worden als
brandstof in hart en lever voor bijv. omzetting glucose en energie.
Werkt niet foutloos. Er komen meer H+jes. Niet alles kan worden afgevangen. Als we bezig
blijven in de anaerobe condities, dan zal verzuring toch gaan optreden. Langer inspanning
volhouden, misschien wel 2 tot 3 minuten.

Op gegeven moment hebben we de aerobe systemen nodig.

Video 4
Aerobe energievoorziening
2 manieren: citroenzuurcyclus en oxidatieve fosforylering
Beide processen spelen zich af in het mitochondriën. Anaerobe in cytoplasma/sarcoplasma.

Citroenzuurcyclus
Mitochondrion 2 membranen: binnenste sterk geplooid. Ook de binnenkant is gevuld met
waterig matrix. De citroenzuurcyclus speelt zich af in de matrix, de oxidatieve fosforylering
tussen binnen en buiten membraan.
Verbranding tot stand komen:
Glucose -- > pyruvaat, leverde vrachtwagentje NADH op.
Verder in citroenzuurcyclus, met zuurstof. In eerste instantie gaat de pyruvaat een reactie
aan. In dit geval met CoEnzym-A. Reactie mee aangaan: dan vormt zich Acetyl-CoA. Die stof
hebben we nodig om in de citroenzuurcylus in te gaan.

Wat gebeurt er dan met vetten of vetzuren. Die gaan met beta-oxidatie omgezet in Acetyl-
CoA. Dan kan het ook de citroenzuurcylus in.
De reactie van pyruvaat naar AcetylCoA, daarbij komt ook NADH en Co2 kijken. AcetylCoA
gaat de citroenzuurcylus in.

AcetylCoA
Daar gebeuren heel veel zaken, veel reacties, stoffen worden gemaakt en afgescheiden. Het
proces is belangrijk.
Onder andere vormen zich Co2 en NADH. Verder in de reactie gebeurt hetzelfde. Vervolgens
komt er Energie: GTP. Er wordt dus energie gemaakt.
Verder in de cyclus: FADH2 komen we tegen. Is kleine broertje van NADH. Kan net wat
minder energie meenemen. Verder in de cyclus, dan komt er nog 1 keer NADH. En
vervolgens gaat de cyclus opnieuw plaatsvinden.

AcetylCoA gaat citroenzuurcyclus in en doelstelling is het vormen van NADH, FADH en wat
GTP. Citroenzuurcyclus maakt niet zo veel ATP’tjes. Maar wel veel de transporteurs.

Video 5
Oxidatieve fosforylering: elektrodentransport.
Tussen de 2 membranen van het mitochondrion.

In de matrix NADH en FADH. Er zitten in het binnenmembraan een aantal


poorten/eiwitcomplexen. Het H+jes gaat via het eiwitcomplex naar het tussenmembraan.
Dat gebeurt met alle NADH’tjes. Je houdt NAD over in de matrix, en H+ gaat naar de
tussenmembraan. De elektronen vanuit de NADH gaat over dat membraan heenlopen.
Elektronentransport over het membraan. De FADH2 gaat splitsen in FAD en H+jes.
Wat heb je hieraan?
In het tussenmembraan zit nu een hoge concentratie H+jes. Je wilt normaal verdeeld
hebben. De H+jes willen terug naar de matrix/naar binnen.
ATP-synthase komt eraan. Dat molecuul kan draaien: op het moment dat de H+tjes naar
binnen willen. ATP-synthase gaat draaien en het levert energie op. Elk H+je wat naar binnen
gaat levert energie.

Vanuit anaerobe glycolyse, aan binnenkant mitochondrion werd fosfaat en ADP


achtergelaten. Als H+je naar binnengaat, dan komt er energie via de ATP-synthase. ADP + P +
E levert ATP. De vervoerders hebben ervoor gezorgd, er is transport naar buiten/binnen dat
er energie komt. ATP kan gebruikt worden als energie voor de spier.

Wat gebeurt er met de elektronen: zuurstof is superbelangrijk. H+je komt vrij, je krijgt 2H+.
Als je die koppelt aan zuurstof en elektronen. Je krijgt water wat ontstaat als restproduct,
zodat je geen losse H+jes krijgt.
College 1 week 2: Energiesystemen en testen

Energiesystemen: Energie die wij uit voedsel halen wordt opgeslagen in de vorm van
koolhydraten, vetten en eiwitten. Deze basisbrandstoffen of energierijke substraten kunnen
uiteindelijk in onze lichaamscellen worden afgebroken om de opgeslagen energie vrij te
geven.

Tijdens intense spierarbeid van korte duur worden meer koolhydraten gebruikt en wordt er
minder gebruik gemaakt van vetten om ATP te vormen.
Bij langdurige minder intensieve inspanning worden zowel koolhydraten als vetten gebruikt
voor langdurige energie gebruik.
Eiwitten hebben een belangrijke taak als enzymen die chemische reacties bevorderen.
Eiwitten zijn de bouwstenen van ons lichaam. Eiwitten verschaffen normaliter weinig energie
via de stofwisseling.
Onder sommige omstandigheden kunnen eiwitten gebruikt worden als kleine energiebron,
maar dan moet het eerst omgezet worden in glucose (bijv. bij anorexia).

Cellen kunnen slechts kleine hoeveelheden ATP opslaan en moeten constant nieuwe ATP
vormen om in de benodigde energie voor alle cel processen te voorzien genereren ATP door
een van de 3 verschillende metabole paden:
- ATP-CP systeem (fosfaatpool)
- Glycolitisch systeem (glycolyse)
- Oxidatieve systeem (fosforylering)

De eerste 2 werken zonder aanwezigheid van zuurstof: ANAEROBE systeem.


Het derde systeem heeft zuurstof nodig: AEROBE systeem.

Deze 3 systemen werken eigenlijk nooit afzonderlijk van elkaar. Er zijn geen activiteiten die
100% worden gedaan met een enkel energiesysteem.
Van de kortste sprint tot aan duursport levert elke van de energiesystemen een bijdrage aan
de totale energievraag van het lichaam. Maar over het algemeen is 1 energiesysteem
overheersend.
VO2max:
- Gedefinieerd als de hoogst haalbare zuurstofopname tijdens maximale of
uitputtende inspanning (HMV en arterieel-veneus O2 verschil).
De VO2max wordt uitgedrukt in het aantal milliliters zuurstof per kilogram
lichaamsgewicht per minuut (ml/kg/min).
Beste indicator cardiorespiratoire fitheid.
Nut van in de praktijk: inzicht fitheid, training van groepen, verantwoord trainen. Intake kan
daarbij ook een contra-indicatie voor training aangeven.

Vermogen: de hoeveelheid energie die per tijdseenheid (joule/sec), per energiesysteem, kan
worden geproduceerd. Creatine fosfaat systeem geeft het hoogste vermogen.
Capaciteit: hoelang je van een bepaald vermogen gebruik kunt maken. Uitbouwen op tijd en
of afstand. Uitputten staat centraal (arbeid-rustverhouding).

Testen anaerobe energiesysteem:


- 10 m sprinttest
- 30 m sprinttest vliegende start
- 60 sec jump test/Bosco repeat vertical jump test
- 5 m shuttle run test
- Counter movement jump test
- Squat jump
- RAST: running based anaerobic sprint test
- T-test
- Steep Ramp test
In deze testen verdiepen!! Kennen en herkennen. Specificiteit is ook belangrijk!

Testen aerobe energiesysteem:


- Coopertest
- 20 m shuttle run test
- Yo yo intermittent shuttle run
- Astrand test

Binnen de ontwikkeling van de fysiotherapie zien we dat de laatste Jaren tientallen


fysiotherapeutische werkmodellen zijn ontstaan voor het behandelen van (sport)letsel. Het
doel van deze werkmodellen is vaak een eenduidige richtlijnen en behandelingswijze te
creëren voor de behandelend therapeut, met het liefst hierbij een duidelijke Evidence based
ondersteuning. EBP staat voor het kiezen van een handeling gebaseerd op de meest recente
en best beschikbare inzichten vanuit de wetenschappelijke literatuur.

Een tot stand gekomen op basis van praktijkervaringen en wetenschappelijk onderzoek:


rehaboom.
De opbouw van het schema bestaat uit 3 kolommen/grondmotorische basiseigenschappen:
kracht, snelheid, en uithoudingsvermogen. In het model wordt principieel uitgegaan van de
aanwezigheid van de grondmotorische eigenschappen coördinatie en lenigheid.

Rehaboom algemeen:
- Gericht op trainingsopbouw
o Algemeen (trainingsschema)
o Revalidatie (sporter en niet-sporter)
- Voor alle sporten bruikbaar
- 26 stappen in onderlinge volgorde
- Per stap protocol
- Uit de praktijk ontwikkeld

You might also like