Download as txt, pdf, or txt
Download as txt, pdf, or txt
You are on page 1of 13

1.4.

MODERNISERING NADER GEDEFINIEERD Modernisering is een irritant begrip omdat het een enorme hoeveelheid van verschijnselen en deelprocessen omvat. Daarnaast bestaan er ook verschillende moderniseringstheorien. Er is dus nood aan een formule/ conceptueel schema die/da t deze verschijnselen en theorien op n lijn kan plaatsen. 1.4.1. EEN CONCEPTUEEL SCHEMA VAN MODERNISERING Schema is oorspronkelijk ontworpen door Parsons en later veralgemeend door Adriaansens. Het schema gaat ervan uit dat de sociale werkelijkheid en het mense lijke handelen via vier invalshoeken zijn te benaderen: De structurele invalshoek: mensen vervullen bepaalde maatschappelijk rollen. Er is een betrokkenheid op het doen en laten van anderen (interactie) waarin men patro nen terug kan vinden. De culturele invalshoek: heeft te maken met de betekenisstelsels (ideen, opvattin gen, symbolen,...) De persoons invalshoek: heeft betrekking op het persoonlijkheidsaspect. De natuur invalshoek: we zijn afhankelijke van het natuurlijke en biologische. De relatie tussen bovenstaande invalshoeken/ dimensies wint aan belang. Vertaling van het schema, toegespitst op modernisering: De structurele invalshoek: differentiatie Heeft betrekking op de splitsing van een oorspronkelijk homogeen geheel in delen met een eigen karakter en samenstelling. Gevolg van differentiatie is de verzelfstandiging van activiteiten en functies, er komt meer specialisatie. Vb: verschillen tussen traditionele en moderne zorginstellingen. De culturele invalshoek: rationalisering Duidt op weloverwogen handelen: methoden en technieken moeten efficint en effectief zijn in hun resultaten. Vb: omgaan met AIDS-epidemie; voorlichting (terwijl men remedie zoekt) De persoons invalshoek: individualisering Toename van de betekenis van het individu doordat het losraakt van de collectivi teit in de directe omgeving. Door bij zeer uiteenlopende eenheden te behoren, verwerf t het individu een zekere persoonlijke afhankelijkheid. Vb: periode van de Renaissance; nieuw wereldbeeld. De natuur invalshoek: domesticering Gaat om de mate waarin de mens zich heeft kunnen onttrekken aan biologische en natuurlijk beperkingen. Er is een enorme beheersing van biologische en natuurlij ke processen. Deze toenemende beheersing maakt ons echter ook afhankelijk van de middelen waarmee beheerst wordt. Daarnaast heeft het ook betrekking op het temmen van het dier in ons . Vb: drietal technische en culturele omwentelingen: vuur, landbouw, energie.

De vier dimensies zijn nauw met elkaar verweven. Ze komen ieder concreet moderniseringsproces voor in een bepaalde combinatie. Dikwijls vormen zij ook elkaar keerzijde: Structurele differentiatie culturele pendant: naarmate de sociale structuur meer gedifferentieerd en gespecialiseerd raakt, is een algemener stelsel van betekeni ssen nodig om de verschillende eenheden op elkaar af te stemmen. Differentiatie speelruimte. individualisering: differentiatie verschaft meer individuele

Domesticering differentiatie: landbouw + veeteelt . surplusproductie . productieve ardbeid . andere beroepen werden mogelijk (kunstenaar, priester,...) Domesticering rationalisering: Mensen worden afhankelijker van elkaar. In een samenleving met hoge graad van domesticering moet zowel het collectieve als het individuele handelen beheersbaar worden gemaakt. 1.4.2. VIER PARADOXEN VAN MODERNISERING De vier paradoxen vormen een samenhangend stelsel van concepten waarmee inzichtelijk kan worden gemaakt welke ontwikkeling mens en maatschappij in de lo op van de modernisering hebben doormaakt. De raster van paradoxen heeft niet alleen betekenis voor de ordening van het verleden, maar zeker ook voor het heden en de toekomst. Volgens Van Dale is een paradox een schijnbare tegenstrijdigheid, die bij nader onderzoek waar blijkt te zijn. Bij modernisering gaat het bijvoorbeeld zowel om schaalvergroting als om schaalverkleining. Paradox 1: de differentiatie paradox Enerzijds impliceert differentiatie schaalverkleining; bestaande maatschappelijk e eenheden worden in verschillende delen gesplitst met ieder hun eigen functie. Anderzijds impliceert het ook een proces van integratie en schaalvergroting; doo r specialisatie moeten mensen meer samenwerken. Er ontstaan nieuwe integratie eenheden die onder centraal gezag worden geplaatst. We beschouwen de wereld als een global village : via de moderne,wereldomspannende media zijn mensen dikwijls beter genformeerd over het wereldgebeuren dan over het wel en wee van hun naaste kenissen, buren en familieleden. Daarnaast zien we op tal van terreinen kleinschaligheidsbewegingen de kop opsteken die pleiten voor een schaal die meer i s aangepast aan de menselijke maat. Paradox 2: de rationaliserings paradox Enerzijds is er pluralisering. Dat betekent dat mensen, groepen en organisaties zich achter hun eigen beleidslogica verschuilen en daardoor het zicht op het geheel verliezen. Mensen hebben inzicht maar geen overzicht. Een implicatie van de fragmentatie is dat wij steeds minder in staat zijn complexe ontwikkelingen en problemen te doorzien en te begrijpen. Pluralisering kan leiden tot ongewenste maatschappelijke resultaten. Vb: een zeer rationeel, door vervoerexperts ontworpen

transportsysteem tussen twee plaatsen terwijl er eigenlijk helemaal geen mobiliteitsbehoeft blijkt te bestaan. Er wordt in dit verband gesproken van planningsrampen .

Anderzijds is er sprake van generalisering. Daaronder verstaan we het proces waa rbij oorspronkelijk gescheiden culturele stelsels zich van hun fundament losmaken en zich vermengen. Generalisering verloopt in twee fasen: allereerst gaat het om de vermenging van voorheen gescheiden stelsels van waarden, normen en betekenissen die als gevolg hiervan steeds minder van elkaar te onderscheiden kenmerken gaan vertonen. Daarna volgt er een relativering van betekenis voor de regulering van het gedrag plaats. Naarmate de algemeenheid van culturele stelsels toeneemt, neemt h un zeggingskracht af. Hier neemt het overzicht toe, maar het inzicht neem af. Vb: veramerikanisering van onze cultuur (coca cola cultuur), het gebruik van univers ele symbolen, sport (sportbeoefenaars kunnen competitie voeren zonder elkaar daarvoo r te moeten ontmoeten), moderne muziek (intensieve kruisbestuiving heeft tot popartie sten geleid die tot wereldacts konden uitgroeien). Paradox 3: de individualiserings paradox Enerzijds is er het proces van structurele differentiatie. Daardoor ontstaat er een relatief grote zelfstandigheid en vrijheid van handelen. Men voelt zich heer en meester over zijn eigen lot. Moderne mensen denken in termen van persoonlijke emoties en gevoelens (i.p.v. in tradities). Anderzijds wordt het veel moeilijker om een eig en identiteit te handhaven. Men ontwikkelt in toenemende mate gevoelens van machteloosheid. Hier staan gevoelens van bevrijding tegenover gevoelens van onmacht. Vb: het terrein van de zorg. Deze instituties hebben in de loop van de modernisering meer en meer verzorgingsfuncties aan de staat verloren waardoor de ze eerlijker werd verdeeld. De zorg werd van een gunst een recht. Daardoor werd de zorg steeds meer een zaak van anonieme functionarissen en steeds minder een zaak van de mensen zelf die de gezamelijke verantwoordelijkheid dragen. Paradox 4: de domesticerings paradox De mens is, volgens Arnold Gehlen, een Mangelwesen . Men werd weliswaar onafhankelijker van de fysische condities, maar juist afhankelijkher van zijn technische hulpmiddelen, van andere mensen en van zichzelf. Bv: het huidige luchtverkeer is slechts mogelijk dankzij een vergaande beheersing van sociale re laties en van individuele impulsen (in het gigantisch raderwerk van de moderne luchtvaartindustrie dient iedereen piloot, stewardess, verkeersleider, baliebedi ende n de reiziger zelf zich aan betrekelijk nauw omschreven gedragscodes te houden). In deze paradox komt het er dus op neer dat naarmate de mens zich bevrijd heeft van zijn natuurlijke beperkingen, hij juist afhankelijker wordt van de door hem gecr eerde technische infrastructuur n van de sociale en psychische condities. Enerzijds is er een proces van fysieke de-conditionering anderzijds is er een ontwikkeling in de ric hting van sociale en psychologische conditionering.

Zeer bekend zijn de geschriften van de vertegenwoordigers van de Frankfurther Schule. In hun boek Dialektik der Aufklrung (1947) betogen Max Horkheimer en Theodor Adorno dat de beheersing van de natuur gaandeweg de modernisering geleid heeft tot een beheersing van de mens. Dankzij technische middelen is de mens tot van alles in staat. De mens heeft zich daardoor wel volledig in handen van die techn iek gegeven. Structuur Cultuur schaalverkleining pluralisering DIFFERENTIATIE RATIONALISERING schaalvergroting generalisering

verzelfstandiging de-conditionering INDIVIDUALISERING DOMESTICERING verafhankelijking conditionering Persoon Natuur 1.5. DE OPZET VAN DIT BOEK 2. IN DE BAN VAN DE MODERNISERING 2.1. MODERNISERING ALS UNIEK PROCES Modernisering is een verzamelnaam voor een kluwen aan onderling samenhangende veranderingen. Het is een historische gegroeide werkelijkheid met unieke karakte rtrekken. Welke condities waren noodzakelijk voor het op gang brengen van het moderniserin gsproces? Daarvoor grijpen we terug op ons conceptuele schema. Structurele invalshoek: vernieuwingen en veranderingen in handelingspatronen en interactievormen. Culturele invalshoek: de veranderende opvattingen over de natuur, het denken, he t gezag, de tijd en de arbeid, opvattingen die wij onder de algemene noemer van rationaliseri ng brengen. Psychische invalshoek: veranderingen in de persoonlijkheid van mensen. Fysische invalshoek: nieuwe technische middelen zorgde ervoor dat men een andere houding ten aanzien van de natuur aannam en men zich ook wist te onttrekken aan allerlei fysieke en biologische belemmeringen. 2.2. STRUCTURELE CONDITIES Tijdens de Middeleeuwen was Europa een lappendeken van politieke autonome eenhed en. Formeel was er sprake van een hirarchische structuur en bleven centrale vorsten a an de top van de maatschappelijke ladder staan apart van het feit dat hun feitelijke macht in de praktijk tegen viel. Hij gad lokale leenheren stukken grond. In ruil daarvoor moesten zij de vorst terzijde staan in geval van oorlog (vazalentrouw). Deze landeigenaren waren ook eigenaar van de mensen die op het land zelf leefden, de horigen. Aan de status van horigen wa ren een hele reeks verplichtingen verbonden die de kern vormde van de toenmalige economische organisatie. De heer boodt zijn onderdanen bescherming. Hierbij dient men zich voor ogen te houden hoezeer bruut geweld deel uitmaakte v an het leven in de toenmalige feodale samenleving. Een boer was misschien geen krijgsma n maar was in ieder geval wel een gemakkelijke prooi voor plunderende roofridders. Het economisch, politiek en sociale leven in de vroege Middeleeuwen werd gekenme rkt door kleinschaligheid. Er was een lage graad van specialisatie. De kerk had een sterk e greep op het dagelijkse leven. Het gezegde een koopman kan niet of nauwelijks aan God behagen i s veelzeggend over hun houding.

Het economische leven was verre van efficint georganiseerd. Het algemene motto lu idde voortzetting en stabiliteit (en niet vooruitgang en dynamiek). Hoe ontstond uit dit alles de voedingsbodem voor modernisering? Als belangrijke, naar verandering stuwende kracht wordt de koopman genoemd. Er w as vanaf de elfde eeuw sprake van verbetering in de economische situatie: nieuwe landbouw methoden, verbeterde transportmiddelen, toenemende handel, ... De groep van kooplieden kwa m als gevolg hiervan wat sterker in het maatschappelijke zadel te zitten.

Met deze opbloei van de handel ging ook de verstedelijking gepaard. Wanneer koop lieden ergens halt maakten kozen zij voor een veilige plek ter bescherming van zichzelf en hun goederen. Zo ontstonden buiten de muren van een kasteel handelscentra. De burger s hadden op een onregelmatige en onzekere relatie tot de feodale wereld en eiste politiek e en economische zelfstandigheid. Niet alleen werden rechtsregels opgesteld en werd belastingsgeld gend, ook werd een muur rond de stad gebouwd. Deze had zowel milit aire als symbolische betekenis (kloof met het platteland). De opkomst van politiek autonome steden wordt als n van de meeste essentile factore n bij het op gang komen van modernisering gezien. Het waren vooral Max Weber en Henri Pirenne die gewezen hebben op het belang van de stadsontwikkeling voor het proces van modernisering. In de middeleeuwse steden z orgden arbeidsdeling en het nastreven van economische gewin voor een nieuwe solidaritei t. De groei van de stadbevolking leidde tot een stijgende vraag naar levensmiddelen . Groei- en winstmotief wonnen zo aan belang. Het werd zaak de produktie te rationaliseren. Door de uitvinding van de klok werd het economische leven in de stad aan een nieuwe disc ipline onderworpen. De uitvinding van de boekdrukkunst kwam tegemoet aan de groeiende b ehoefte aan de kennis en communicatie. Met name in arbeidsintensieve taken van nijverheid zoals de textielindustrie, kr eeg het organisatietalent van de koop man een zeer grote betekenis. Een nog verdergaande ontwikkeling was wanneer het productieproces onder n dak werd geconcentreerd. Deze manufacturen waren de voorlopers van de moderne fabrieken. De ontdekking van nieuwe continenten werd opgenomen in het Europese handelssyste em. Er ontstond een reservoir van werklieden, die vrij waren hun diensten aan te biede n aan de hoogst biedende werkgever. Er ontstaat een vrije markt (door de vrijmaking van arbeidskrachten uit feodale verhoudingen en gildebepalingen). Ook de mogelijkheid om de ruilwaarde in n en dezelfde eenheid te kunnen uitdrukken , en zo onderling uitwisselbaar te maken was belangrijk. De economische opbloei ging gepaard met het proces van staatsvorming. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. CULTURELE CONDITIES PSYCHISCHE CONDITIES FYSIEKE CONDITIES DE ROMANTIEK ALS TEGENSTROOM TOT SLOT

DEMOTIE & BURGERSCHAP De culturele constructie van ongelijkheid in de kennismaatschappij. The recent educational revolution is as important as the industrial and democrati c revolutions have been. Parsons

Kort overzicht van een aantal resultaten van dit onderzoek. Eerst wordt de verhaallijn weergegeven. Vervolgens worden de onderzoeksresultaten en de geformuleerde probleemstellingen aangehaald en om te eindigen wordt gespeculeerd over de mogelijkheden. OVERZICHT VAN DE RESULTATEN Tijdens de 20ste eeuw was in de westerse wereld de expansie in het onderwijs explosief. In Belgi werd het Latijn Grieks eliteonderwijs omgevormd tot een gedifferentieerd massa onderwijs waar alle lagen van de bevolking in participeren. Het was niet alleen een numerieke maar ook een functionele uitbreiding. Er kwam een overgang van een stratificatie op basis van toegeschreven criteria naar een stratificatie op basis van verworven criteria. D e kinderen van de elites, volgens de oude stratificatie, hebben een grote kans hoo g gesorteerd te worden in de nieuwe stratificatie (intergenerationele continuteit). De verandering had ernstige gevolgen voor de mechanismen die de ongelijkheid in de samenleving temperen. De aard van ongelijkheid in een samenleving heeft ook gevolgen voor de perceptie van die ongelijkheid. Achterstelling vanwege een verworven criteria betekent dat de schuld voor de zwakkere positie kan gelegd worden bij een gebrek aan inspanning of bij individuele tekortkomingen. Het conflict tussen de hoog- e n laaggeschoolden in onze samenleving uit zich in de nieuwe breuklijn: de clustering van attitudes als etnocentrisme, materialisme, autoritarisme, utilita ir individualisme en politiek cynisme. Dat blijkt uit een zeer hoge statistische samenhang tussen deze breuklijn en het opleidingsniveau. De houdingen van de nieuwe breuklijn correleren het hoogst met de discriminantfunctie, die het onderscheid maakt tussen de onderwijsvormen op basis van een twintigtal erg diverse houdingen. De nieuwe breuklijn kan genterpreteerd worden als een reactie op vermeende achterstelling. De correlatie tussen de demotieschaal en de nieuwe breuklijn is daarvoor voldoende hoog. Het zou dus de verklaring kunnen zijn voor de differentile positionering van leerlingen. Die stelling is echter onvolledig want ook de culturele omgeving moet in acht worden genomen. De houdingen van de nieuwe breuklijn zijn opgenomen in een subcultuur en als dusdanig ook verbonden met smaakuitingen. Er is dus ook een sterke band tussen de smaakvoorkeuren en de nieuwe breuklijn, er is sprake van een demotiecultuur. De verspreiding van die cultuur gebeurt op diverse manieren: symbolisch geweld, socialisatie door de peer-group en isomorfe symbolische codering. Er bleek een grote eensgezindheid in de internationale literatuur over het belan

g van het onderwijsniveau op bijvoorbeeld etnocentrisme, politiek cynisme en autoritarisme. Voor het onderwijseffect wordt vaak de verklaring achterwege gelaten. Wordt er wel n gegeven dan steunt deze meestal op het reficatieconcept van Berger en Luckmann. Deze invloed van het onderwijsniveau, geoperationaliseerd als de onderwijsvorm, bleek (statistisch)

verklaarbaar zonder het noodzakelijk was assumpties te maken over de cognitieve bekwaamheid van de respondenten. Het moet dus genterpreteerd worden als het gevolg van de verschillende culturele settings in een gedifferentieerd onderwijssysteem. Bourdieu gebruikt eveneens cognitieve capaciteiten als een verklarende variabele . Deze valt als volgt te schematiseren: 1. Mensen uit de hogere strata willen zich onderscheiden van lagere sociale strata. 2. Dat doen ze aan de hand van smaakvoorkeuren. 3. Om indringers te vermijden wordt binnen deze culturele leefwereld gekozen voor moeilijke smaken. 4. Er is dus een lange socialisatie nodig. De hypothese van Bourdieu is echter niet toetsbaar op basis van onze gegevens. Wel bleek een hoge correlatie tussen smaakvoorkeuren en de houdingen van de nieuwe breuklijn. Er werd ook vastgesteld dat de houdingen van de nieuwe breuklijn samenhangen met een afwijzen van gevestigde muziek en een appreciatie voor popilstischere mediakanalen. Als de stelling van Bourdieu correct is, moet aangenomen worden dat folk , wereldmuziek , klassieke muziek , reggea ,... moeilijkere smaakuitingen zijn dan bijvoorbeeld house , techno ,... Dat lijkt erg onwaarschijnlijk. Er is dus een lange causale keten: Onderwijsexpansie . differentiatie van het onderwijs . verschuiven van stratificatiecriterium . verandering in reactie op achterstelling (wordt gendividualiseer). Nu zou het interessant zijn de invloed van de expansie op het ontstaan van de nieuwe breuklijn rechtstreeks te toetsen. Als het juist is dat de onderwijsexpansie leidt tot het ontstaan van de nieuwe politieke breuklin, dan is het te verwachten dat het effect van onderwijs op etnocentrisme is toegenomen. Bovendien zou het zo moeten zijn dat die toename te verklaren is in termen van de onderwijsexpansie. Tabel 72 geeft de resultaten van de multilevel bivariate analyse van het effect van de scholing op het etnocentrisme.

You might also like