Professional Documents
Culture Documents
Basiswoordenlijst Mensen en Goden
Basiswoordenlijst Mensen en Goden
Basiswoordenlijst Mensen en Goden
τί....; 1 wat?
2 welk(e)
3 waarom?
ὅτι 1 dat (voegwoord)
2 omdat
ὁράω, aor. εἶδον, aor.inf.: ἰδεῖν zien
εἶπον inf.: εἰπεῖν ik zei, ik sprak (aor. bij λέγω)
οὖν 1 dan, nu (als een verhaal verder gaat)
2 dus (in een conclusie)
ὡς 1 hoe, (zo)als
2 zodra als, toen
3 dat (na werkwoorden van zeggen)
+ conj./ opt. 4 opdat, om te
+ partic. 5 omdat (volgens iemands mening), alsof
+ partic. fut. 6 (met de bedoeling) om te
και 1 en
2 ook
3 zelfs
αὐτός, αὐτή, αὐτό zelf
ἀκούω horen
(bij personen) horen, luisteren (naar)
ἔχω, aor. ἔσχον, fut. ἕξω/σχήσω 1 hebben, aor. krijgen
+ bijw. 2 zijn
σύνειμι (+ dat.) samenzijn (met), omgaan met
καταλαμβάνω, aor. κατέλαβον 1 grijpen, vastpakken
2 aantreffen
αὐτοῦ, αὐτῷ, αὐτόν hem (gen., dat., acc. pers. vnw.)
πῶς; hoe?
ἡδύς (ἡδέος), ἡδεῖα, ἡδύ (ἡδέος) 1 aangenaam, fijn
2 zoet, lekker
γάρ want (γάρ staat op de 2de plaats van de
zin)
τι (τινος) (zonder accent!) 1 iets (zelfstandig gebruikt)
2 enig(e) (bijvoeglijk gebruikt)
ἐρῶ (-έω) ik zal zeggen (fut. bij λέγω)
ἔοικεν + inf. het is duidelijk dat (hij), alles wijst erop
dat (hij)
ἐκ+gen. uit
πολύς, πολλή, πολύ veel
οἴομαι denken, menen
ταῦτα dit, dat (onz. meervoud nom. + acc.)
εἰδώς (εἰδότος), εἰδυῖα, εἰδός (εἰδότος) wetend (partic. van οἶδα) (mnl., vrl., onz.)
περί + gen. om, over
περί + acc. 1 (rond)om
2 met betrekking tot, over
ἀφανής (ἀφανοῦς) 1 onzichtbaar
2 verdwenen
ἐργάζομαι 1 werken, doen, verrichten
2 bewerken, maken
ἀπέρχομαι, aor. ἀπῆλθον weggaan
ἐπί +gen. op
ἐπί + dat. bij, op, aan
ἐπί + acc. op… af, naar
εἴτα daarna, vervolgens, dan
μέν geeft aan dat er nog een zin komt; die
tweede zin begint met δέ; μέν blijft
onvertaald
δέ 1 en
2 maar (δέ staat meestal op de 2de, soms
op de 3de plaats van de zin. Meestal kun
je δέ onvertaald laten, behalve na een
komma )
λέγω, aor. εἴπον, perf. εἴρηκα zeggen
πρός + gen. van de kant van
πρός + dat. bij
πρός + acc. naar(toe), tot
ἐπεί, ἐπειδή 1 toen, nadat (+ verleden tijd)
2 aangezien, nu (als voegwoord)
ἐν+ dat. in, op, bij
ἔργον, τό werk, daad
εἰμί, inf. εἶναι zijn
γίγνομαι, aor. ἐγενόμην, perf. γέγονα 1 geboren worden, ontstaan
2 worden (als koppelwerkwoord)
3 gebeuren
ἐκεῖνος, ἐκείνη, ἐκεῖνο 1 die, dat
2 hij, zij, het (daar)
τυγχάνω, aor. ἔτυχον 1 treffen
+ gen. 2 krijgen
+ partic. 3 toevallig…, het treft zo/ dat ….
γυμνός, η, ον naakt, onbedekt
οὐ, οὐκ, οὐχ niet
ὅπως + conj./ opt. opdat, om te
αἰδέομαι + inf. + acc. 1 zich schamen om
2 ontzag hebben voor, respecteren
πρῶτος, η, ον eerste
πειράομαι, aor. ἐπειράθην + gen. 1 beproeven, op de proef stellen
+ inf. 2 proberen te
ἐλπίζω (+ inf.) hopen, verwachten (te)
ῥήγνυμι, aor. ἔρρηξα breken, scheuren (transitief)
ἔπειτα daarna, vervolgens
συνίημι, partic. συνιείς (συνιέντος) aor. begrijpen
συνῆκα
ἑαυτόν zichzelf (acc.)
λύω losmaken
ἀλλά, ἀλλ’ 1 maar
bij gebiedende wijs 2 maar (kom)
θεός, ὁ god
δείκνυμι, aor. ἔδειξα (aan)tonen, aanwijzen
ἀμφότεροι beide(n)
κάτω (naar) beneden (bijwoord)
μοί, μοι (aan/ voor) mij/ me (dativus pers. vnw.)
δοκέω, aor. ἔδοξα (+ dat.) + inf. 1 (toe)schijnen (aan)
+ inf./ A.c.I. 2 menen, denken
ἐπιδείκνυμι, aor. ἐπέδειξα tonen, laten zien
γάμος, ὁ huwelijk
Ζεύς (Διός), ὁ Zeus
ὅς, ἥ, ὅ die/ dat, wie/wat (betr. vnw)
ἵσταμαι, aor. ἔστην gaan staan, blijven staan
ἐγώ ik (pers. vnw.)
εἰ als, indien
χρή + inf/ A.c.I. het is nodig om/ dat, het moet
ἀληθής (ἀληθοῦς) waar, werkelijk
μή 1 niet (bij gebiedende wijs)
+ conj. 2 niet (in hoofdzin bij verbod)
+ conj./ opt. 3 opdat niet, om niet te
4 dat (na uitdrukking van vrees)
μόνον slechts, alleen maar (bijwoord)
κάλλιστος, η, ον 1 mooist
2 zeer/erg mooi
θεός, ἡ godin
μετά+ gen. (samen) met
μετά+ acc. na
αὐτῆς, αὐτῇ, αὐτήν haar (gen., dat., acc. pers. vnw.)
οὕτος, αὕτη, τοῦτο 1 deze/ dit, die/ dat
2 hij, zij, het
σύ jij, u (pers. vnw.)
ἐπέρχομαι aor. ἐπῆλθον aankomen, naderen
ἐπαινέω goedkeuren, prijzen
σέ, σε jou, je, u (accusativus pers. vnw.)
ἐάν + conj. als, indien
ὁμοῖος, α, ον + dat. gelijk aan, gelijkend op
εὔχομαι (+ dat.) bidden (tot)
b2. Goddelijke jaloezie (θεων διαλογοι 14): Een hyacint als herinnering
c2. Een goddelijke bevalling (θεων διαλογοι 9): De jaloezie van Hera
5 Anakreontea
a. Getroffen door Eros
ᾄδω zingen
ἔρως (ἔρωτος), ὁ liefde
ἆθλος, ὁ wedstrijd, strijd, inspanning
λοιπόν, τό (bijwoord) voor het overige, voortaan
ἥρως, ὁ (ἥρωος) held
μόνος alleen
c. Eros en de bij