Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 18

Beschouwing Nederlands 6 vwo

Lees deze beginpagina goed door voordat je begint!


Gang van zaken

❖ Je mag geen gebruik maken van internet, daarom kun je niet werken in Google Docs.

❖ Vergeet niet het bestand tussentijds op te slaan.

❖ Gebruik tussen 600 en 800 woorden.

❖ Noteer het aantal gebruikte woorden.

Opdracht
Kies één van onderstaande opdrachten:

● Opdracht 1: De verengelsing van het hoger onderwijs


Schrijf een tekst waarin je beschouwt hoe verschillende personen (of
instanties/organisaties/partijen e.d.) denken over het toenemende gebruik van de Engelse
taal in het hoger onderwijs. Gebruik bij het schrijven de artikelen 1 tot en met 6 op bladzijde
2 tot en met 9 als bronnen. Voor dit onderwerp moet je een meningenstructuur gebruiken.

● Opdracht 2: Plastic soep


Schrijf een tekst waarin je de verschillende oplossingen voor het probleem van de plastic
soep in de oceanen beschouwt. Gebruik bij het schrijven de artikelen 7 tot en met 12 op
bladzijde 10 tot en met 18 als bronnen. Voor dit onderwerp moet je een probleem-
oplossingstructuur gebruiken.

Aanwijzingen bij het schrijven


- Zorg dat je tekst een beschouwing is en geen uiteenzetting of betoog.
- Neem geen stukken letterlijk uit de artikelen over. Schrijf zelf.
- Vergeet de titel niet.
- Gebruik geen afkortingen.
- Maak een goede alineaverdeling, met een witregel tussen de alinea’s.
- Noteer het aantal woorden.
- Maak goede zinnen.
- Let op de formulering, spelling en interpunctie (gebruik de spellingcontrole).

SUCCES!!!!
Artikel 1
Te veel Engels in het hoger onderwijs?
"Het is kiezen of delen". Zo denkt student Geschiedenis Wiek van Gemert (22) over de master die
hij gaat volgen. Doet hij dat in Amsterdam, dan kan het in het Nederlands, wordt het Leiden, dan
moet het in het Engels. "En de master in Amsterdam is gewoon net niet de master die ik wil doen."

De overweging die Wiek moet maken staat niet op zichzelf. Steeds vaker is de voertaal in het
hoger onderwijs Engels. De club Beter Onderwijs Nederland wil er zelfs voor naar de rechter
stappen.

"Het is een keuze, geen noodzaak", zegt Felix Huygen van BON. "In Frankrijk en Italië
bijvoorbeeld kan je ook studeren in het Engels, maar je kan ook alles in je eigen taal volgen. Er is
geen reden om alles in het Engels te doen."
Wiek heeft een Nederlandstalige bachelor gevolgd met een paar vakken in het Engels. Maar de
Engelse voertaal op veel universiteiten is wel een factor in zijn keuze voor een master. "Ik vind het
heel maf dat je niet alles kan wat je wil in het Nederlands."
Vorig jaar bleek dat 60 procent van alle opleidingen aan de Nederlandse universiteiten in het
Engels is, vooral masters. Drie universiteiten (TU Eindhoven, Wageningen en TU Delft) hebben
alleen nog maar Engelstalige masters, bij de rest wordt de meerderheid in het Engels
aangeboden.
De Vereniging van Nederlandse Universiteiten (VSNU) ziet geen probleem in meer Engels in het
hoger onderwijs. "Je komt met meer culturen in aanraking, je krijgt een breder perspectief", zegt
woordvoerder Bart Pierik. "Maar ook buiten de universiteit is het gunstig, want ook de
arbeidsmarkt wordt steeds internationaler."

Toch moet niet alles Engelstalig worden, denkt Pierik. "Nederlands Recht bijvoorbeeld blijft in het
Nederlands. Het gaat om een zorgvuldige afweging die universiteiten moeten maken."

Pierik ziet juist dat Engelstalige vakken populair zijn: "Ook bij opleidingen die tweetalig worden
aangeboden, zie je steeds meer dat studenten naar de Engelstalige variant switchen."
Onderzoek
Maar is er nou te veel Engels in het hoger onderwijs of niet? Dat is het ministerie van Onderwijs
aan het uitzoeken. Ze willen weten wat de staat van de verengelsing is en wat de gevolgen zijn.
Daarom doet de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) sinds een jaar
onderzoek naar Engels als onderwijstaal aan universiteiten en hogescholen.

"We hopen hiermee de discussie op een hoger niveau te tillen", zegt een woordvoerder van het
KNAW.
Beter Onderwijs Nederland baseert zijn standpunt op artikel 7.2 van de wet op het hoger
onderwijs, waarin staat dat het onderwijs en de examens in het Nederlands zijn, tenzij het om een
gastcollege van een anderstalige docent gaat, of de opleiding met een andere taal te maken heeft.

Ei kwijt
Als Wiek voor de master in Leiden gaat, wordt dat dus compleet Engelstalig. "Oefening baart
kunst, zeg ik maar. Het wordt aanpoten, maar ik denk wel dat het lukt hoor. Maar in het
Nederlands kan ik beter m'n ei kwijt, dat is gewoon beter ontwikkeld." En bij een studie
Geschiedenis moet je veel essays schrijven. "Als een docent Nederlands is en ik ook, vind ik het
onhandig dat we doen of we Engels zijn, en niet het hoogste niveau halen", zegt Wiek.
"Ik stond een 8 voor Engels op het vwo, dus ik ben er best redelijk in. Maar op de universiteit voel
ik me wat schrijven betreft beperkt. Je probeert een hoog niveau te bereiken, en dat is al lastig,
maar als je constant bezig bent met een vertaalslag... als ik een essay schrijf, weet ik zeker dat
het niet zo goed is als dat hij in het Nederlands was geweest."

Niet alle studenten zijn tegen het Engels, merkt ook Wiek. "Er zijn ook studenten die het geen
probleem vinden, het ligt er ook aan wat je in de toekomst wil. Ik ben zelf niet van plan om een
internationale carrière na te jagen."

Het KNAW komt over een paar weken met een advies aan het ministerie.
Bron: www.nos.nl, 28 juni 2017

Artikel 2

Opinie: Engels als voertaal vernielt het hoger


onderwijs
Goed piano leren spelen is niet makkelijk. Pas na vele jaren zwoegen zal het lukken om de laatste
pianosonate van Schubert ten gehore te brengen. Iets dergelijks geldt ook voor de mondelinge en
schriftelijke beheersing van je moedertaal. Pas na duizenden uren van boeken en artikelen lezen,
van gesprekken voeren en opstellen schrijven, slaag je er misschien in je met enige nuance uit te
drukken en wat leesbaars op papier te zetten. En zelfs dat lukt vaak niet, getuige de grote moeite
die studenten aan universiteiten en hogescholen hebben met het schrijven van een tekst in het
Nederlands. Spelling, zinsbouw en tekststructurering vormen voor de meesten enorme
struikelblokken.

Des te eigenaardiger is het dat het hoger onderwijs in hoog tempo aan het overschakelen is op
het Engels als voertaal. Binnen de EU wordt in Nederland van alle niet-Engelstalige landen het
vaakst Engels als instructietaal gebruikt op universiteiten. Ruim tweederde van de universitaire
masteropleidingen is hier exclusief Engelstalig; ook bachelor- en hbo-opleidingen kiezen steeds
vaker voor het Engels. Deze maand kondigden de bacheloropleidingen sterrenkunde,
natuurkunde en informatica van de Universiteit Leiden aan vanaf 2019 volledig op het Engels over
te gaan.

Zelf heb ik tijdens mijn masteropleiding klassieke talen (Classics and Ancient Civilizations heet dat
tegenwoordig) het spoor van vernieling ondervonden dat de verengelsing door het hoger
onderwijs trekt. Waar de studenten en de (overigens uitstekende) docenten tijdens de
Nederlandstalige bachelor geroutineerd en op hoog niveau bijvoorbeeld de opvattingen van
Aristoteles over democratie en de relevantie hiervan voor onze eigen tijd bespraken, bleef er van
dit gemak in de Engelstalige master niets over. Dezelfde studenten, dezelfde docenten, maar nu
het over democracy according to Aristotle ging, stond iedereen - ikzelf ook - ineens met de mond
vol tanden.

Docenten die tijdens de bachelor elk college verlevendigden met aansprekende anekdotes,
ontpopten zich in het Engels als hakkelende dooie dienders. Studenten stamelden hun referaten
aan elkaar in hun beste steenkolenengels terwijl de ogen van de toehoorders langzaam
dichtvielen. Discussies kwamen maar niet van de grond. Het was als een orkest waarin de pianist
plots viool moest spelen, en de violisten klarinet. College volgen was verworden tot zinloze
bezigheidstherapie. Thuis de stof doornemen leek nuttiger.

Hier ging het nog om bovengemiddeld taalgevoelige docenten en studenten die voor een moeilijke
nichestudie kozen. Hoe groot zal de niveaudaling dan wel niet zijn bij andere opleidingen, waarbij
men het Engels nog minder goed beheerst? Als het Nederlands al zoveel problemen oplevert, hoe
voorkomen we dan dat het onderwijs in een andere taal nóg verder verslechtert? Het is een
waanidee dat een paar cursussen Engels voor staf en studenten deze problemen oplossen. Alleen
na jarenlange immersie in een Engelstalig land zouden ze de nuance waarmee ze zich in hun
moedertaal uitdrukken, in het Engels ook maar enigszins kunnen evenaren.

Bestuurders in het hoger onderwijs zijn herhaaldelijk voor deze problematiek gewaarschuwd.
Volgens een rapport van de KNAW uit 2003, Nederlands, tenzij..., leidt het overschakelen op het
Engels als instructietaal in het universitaire onderwijs tot een gemiddelde kwaliteitsdaling van 30
procent. Dit rapport adviseerde daarom dat in elk geval bachelor-opleidingen te allen tijde in het
Nederlands dienen te worden aangeboden.

Verder beval het rapport aan op de universiteit meertaligheid te cultiveren: studenten moeten zich
goed leren uitdrukken in het Nederlands, de taal van de maatschappij waarin wij leven, en
daarnaast zo goed mogelijk Engels (de wetenschappelijke lingua franca) leren. Een verstandig
advies. Maar het hoger onderwijs heeft het in de wind geslagen en richt zich steeds meer exclusief
op het Engels, waardoor de academie steeds verder losgezongen raakt van de rest van de
Nederlandse samenleving.

Het eeuwige argument waarmee bestuurders voor meer Engels pleiten is internationalisering. Er
moeten meer buitenlandse studenten komen om de kas van universiteiten en hogescholen te
spekken. Maar de ironie is dat juist door alle colleges in matig Engels aan te bieden, studenten uit
het buitenland een echt internationale ervaring ontzegd wordt. De goede en gemotiveerde student
past hiervoor en zal eerder kiezen voor goed Engelstalig onderwijs in Harvard of Oxford. Als ik me
in Italië voor een studie inschrijf, dan wil ik graag college volgen in de taal die ze daar tot in alle
finesses beheersen en leer ik Italiaans. Waarom zou een Italiaan die hier een master wil komen
doen, dan geen Nederlands kunnen leren?

Ondanks de rammelende argumentatie van bestuurders is het tempo van de verengelsing alleen
maar toegenomen. Universiteiten en hogescholen laten zich vooralsnog leiden door de logica van
de kasstroom in plaats van door het algemeen belang. Als de politiek niet snel ingrijpt om de trend
te keren, rest er nog maar één middel: de rechtszaal. In artikel 7.2 van de wet op het hoger
onderwijs is bepaald dat het onderwijs en de examens in het Nederlands dienen te zijn, tenzij er
sprake is van een gastcollege of 'indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het
onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt'. Deze wet wordt nu niet
nageleefd. Opleidingen zijn massaal op het Engels overgeschakeld om tienduizenden studenten
hierheen te kunnen halen die het Nederlands niet machtig zijn. Dat was een keuze en - getuige de
vele Europese landen met uitstekend onderwijs dat vrijwel geheel in de landstaal wordt gegeven -
allerminst een noodzaak, zoals de wet vereist.

Vandaar dat de vereniging Beter Onderwijs Nederland heeft besloten een rechtszaak tegen de
staat voor te bereiden om naleving van dit wetsartikel af te dwingen. Ik ben heel benieuwd hoe de
rechter hierover zal oordelen. See you in court.

Bron: De Volkskrant, 28 juni 2017


Auteur: Felix Huygen is classicus en bestuurslid van Beter Onderwijs Nederland. (Dit is een
vereniging van (hoger) onderwijspersoneel en –geïnteresseerden met als doel de
onderwijskwaliteit in Nederland te bevorderen.)
Artikel 3 (een reactie op artikel 2)
Niet minder maar meer Engels in het onderwijs
Een pleidooi voor terugdringing van het Engels in het hoger onderwijs getuigt van
wereldvreemdheid, schrijft Marc van Oostendorp.

De titel van de onlangs verschenen petitie Voor taalrijk hoger onderwijs, tegen taalverschraling
door verengelsing klinkt goed, wie is er niet voor rijkdom en tegen verschraling? Hij gaat uit van
een club met de sympathieke naam Beter Onderwijs Nederland (BON), en een bestuurslid, Felix
Huygen, schreef in de Volkskrant ook nog een welsprekend essay om ons allen te waarschuwen
voor de ‘vernieling’ van ons universitair onderwijs die dreigt doordat we met ons allen steeds meer
de taal van Shakespeare hanteren.

Toch zal ik die petitie niet tekenen. Het officiële doel ervan is te onduidelijk, het niet-officiële te
bedenkelijk.

Het officiële eerst: BON wil de regering houden aan artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs,
waarin staat dat het onderwijs aan hogescholen en universiteiten in beginsel in het Nederlands
moet worden gehouden, tenzij er speciale omstandigheden zijn. Mij lijkt dat wetsartikel zo vaag
dat je je altijd wel kunt beroepen op ‘speciale omstandigheden’. Er is dan ook niemand tegen dat
artikel 7.2. Waarom zou je een petitie opzetten voor een al bestaande wet die niemand wil
afschaffen? Hoe zou de rechter kunnen gaan bepalen of voor individuele opleidingen die speciale
omstandigheden op gaan?

Het niet-officiële doel van de petitie is zo te zien: de opleidingen weer uniek Nederlandstalig
maken, en daarmee alleen toegankelijk voor Nederlandse studenten. De petitietekst klaagt erover
dat er teveel buitenlandse studenten zijn en dat daardoor de Nederlandse studenten in het
gedrang komen. In zijn stuk in de Volkskrant is Huygen iets toegeeflijker: Italiaanse studenten
mogen hier best onderwijs komen volgen, maar dan moeten ze wel eerst Nederlands leren. In de
praktijk komt dat natuurlijk op hetzelfde neer: zó graag willen die Italianen nu ook weer niet naar
Nederland komen, als ze ook kunnen uitwijken naar Duitsland of Zweden.

Het is nu leuker op de universiteit


BON zegt in de petitie dat de universiteiten hun programma’s alleen maar in het Engels aanbieden
om geld te verdienen aan die buitenlandse studenten, zonder daar overigens bewijs voor aan te
dragen. De vereniging gaat volledig voorbij aan de voordelen die deze internationalisering
onmiskenbaar ook heeft: het maakt de sfeer op de gemiddelde Nederlandse universiteitscampus
levendiger, sprankelender en prikkelender. Er komen studenten van overal, met een geheel eigen
kijk op de Nederlandse samenleving en het Nederlandse academische systeem. In mijn eigen
waarneming is het leuker om nu op een Nederlandse universiteit rond te lopen, als student, als
medewerker, dan het vroeger was. De hele samenleving profiteert uiteindelijk van die frisse blik.

Sommige doelstellingen van BON kan ieder zinnig mens onderschrijven. Een belangrijke taak van
Nederlandse universiteiten is om Nederlandse intellectuelen op te leiden, die op verantwoordelijke
posities in de samenleving komen – in het gemeentehuis, in het ziekenhuis, in de journalistiek, in
het onderwijs en nog zo wat domeinen – en voor wie het een belangrijke voorwaarde is dat ze zich
goed in het Nederlands kunnen uitdrukken. De universiteiten kunnen daar best meer aan doen en
Nederlandse taalvaardigheid op academisch niveau een belangrijk onderdeel maken van vrijwel
iedere opleiding, zeker op het bachelor-niveau.
Maar ondertussen internationaliseert Nederland in hoog tempo. Het is waarschijnlijk altijd een
illusie geweest om te denken dat ons land eentalig was, maar inmiddels spreekt vrijwel iedere
inwoner van ons land een redelijk mondje Engels, wat de mopperaars ook mogen beweren.
Ongetwijfeld valt er van alles aan de kwaliteit van dat Engels te verbeteren, maar dat ga je in ieder
geval niet bereiken door die taal uit het hoger onderwijs te bannen. In plaats daarvan zou je
moeten eisen dat ook de Engelse taalvaardigheid een belangrijk onderdeel wordt van het
curriculum.

Nederland wordt tweetalig


Het beste lijkt me om de toekomstige generaties voor te bereiden op het feit dat Nederland steeds
meer een tweetalig land wordt, of althans: een taal waarin het openbare leven door twee talen
wordt gedomineerd, het Nederlands en het Engels. (Thuis spreken we met ons allen nog
honderden andere talen.) Je moet in het hoger onderwijs het Nederlands en het Engels dus
allebei een belangrijke positie geven; je mag best van een afgestudeerde verwachten dat hij of zij
minstens deze twee talen op niveau beheerst.

Natuurlijk is de verengelsing van de universiteiten her en der doorgeslagen. Natuurlijk zal er vast
af en toe een docent in het Engels staan te stamelen tegenover een zaal studenten die best
allemaal ook Nederlands kennen. Maar het alternatief dat BON bepleit is: terugkeren naar de tijd
dat we met zijn allen gezellig onder elkaar waren en Nederlands spraken. Dat is niet alleen
wereldvreemd, het is uiteindelijk ook ongewenst. Wees blij dat onze samenleving open kan staan
voor de grote wereld, en zorg dat zo veel mogelijk van onze burgers daarvan kunnen profiteren.

Bron: NRC Handelsblad, 5 juli 2017


Auteur: Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands en Academische communicatie aan de
Radboud Universiteit in Nijmegen.

Artikel 4
Minister bewaakt onstuimige verengelsing op
universiteit
Universiteiten moeten oppassen met de ongebreidelde groei van het aantal opleidingen in het
Engels. Minister Van Engelshoven van Onderwijs gaat universiteiten 'kritisch' volgen en wil
hiermee voorkomen dat het onderwijs voor Nederlandse studenten minder toegankelijk wordt.

De minister reageert hiermee op de recente protesten van Kamerleden en studenten op het


groeiend aantal opleidingen die in het Engels worden gegeven. Universiteiten krijgen voor
buitenlandse studenten buiten de Europese Unie veel meer geld binnen en dat is een van de
redenen om de lessen niet meer in het Nederlands te geven.

Volgens Van Engelshoven kiezen op sommige plekken universiteiten voor opleidingen in het
Engels om zo het aantal studenten op te krikken. "Zonder dat er een inhoudelijk goede reden is."
Als voorbeeld noemt ze psychologie in Amsterdam en farmacie.

Verkeerde prikkels
De minister zei na afloop van de ministerraad dat ze niet wil dat Engels onderwijs "een instrument
is in een concurrentiestrijd". Ze gaat met de universiteiten praten en kijken of de manier waarop ze
nu betaald worden wel goed werkt. "In het systeem zitten misschien verkeerde prikkels."
Uit gegevens van de NOS blijkt dat steeds meer opleidingen aan hogescholen en universiteiten in
het Engels zijn. 20 procent van de universitaire bachelors zijn volledig in het Engels, bij de
masteropleidingen is dat maar liefst 70 procent.

Voor de zomer komt de minister met een brief over het hoger onderwijs waarin staat hoe ze de
afspraken in het regeerakkoord gaat uitvoeren. De coalitiepartners hebben afgesproken dat het
kabinet scherper zal toezien dat opleidingen alleen Engelstalig zijn wanneer dit een toegevoegde
waarde heeft, de kwaliteit van voldoende niveau is en er in voldoende Nederlandse opleidingen
zijn.
Bron: www.nos.nl, 26 januari 2018

Artikel 5
Hoezo verengelsing in het onderwijs? In België doen ze
dat heel anders
De kritiek op het Engels als voertaal op universitaire opleidingen zwelt aan. De discussie over de
'Engelse ziekte' woedt al jaren in de academische wereld, maar nu ook in de rest van de
samenleving. Universitair docenten, decanen en studenten schrijven de opiniepagina's van
kranten vol.

Emeritus hoogleraar Taalpsychologie Annette de Groot wil dat er per direct een tijdelijke stop
wordt ingesteld. "Opleidingen die nu het Engels als voertaal willen gaan gebruiken, moeten nul op
het rekest krijgen."

Ook moeten buitenlandse studenten en docenten in haar ogen verplicht de Nederlandse taal
leren. Zonder deze maatregelen komt de kwaliteit van het onderwijs volgens haar in gevaar en
holt het Nederlands van Nederlandse studenten achteruit.
De Landelijke Studentenbond LSVb is ook voorstander van een tijdelijke stop. De
internationalisering schiet volgens de vakbond nu te ver door. "Het Engels als voertaal rukt wel in
een heel rap tempo op. Universiteiten zetten massaal in op internationalisering", zegt LSVb-
voorzitter Tariq Sewbaransingh.

Bij twintig procent van de bachelorstudies is de voertaal nu Engels. Bij de masters ligt dat
percentage veel hoger, op bijna 70 procent. Dat heeft een nadelig bijkomend effect, aldus
Sewbaransingh. "Bij studies met een maximum aantal studenten dreigen buitenlandse studenten
nu de Nederlandse studenten te verdrukken."

In studies waarbij studenten later voor internationale bedrijven gaan werken, ligt het Engels als
voertaal voor de hand, vindt de LSVb-voorzitter. "Maar waarom moet een studie in het Engels zijn
als de studenten uiteindelijk gewoon in Nederland hun vak zullen uitoefenen?"

Steenkolen
Volgens de LSVb gaan universitaire opleidingen te abrupt over op het Engels en dreigt het gevaar
van 'steenkolenengels'. "Er wordt onvoldoende nagedacht over de scholing van docenten. Hun
Engels is te vaak niet goed genoeg."

Een tijdelijke stop op het uitbreiden van studies in het Engels geeft universiteiten volgens de
LSVb ook de tijd om het niveau van de docenten - die nu al in het Engels doceren - op te krikken.
Minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven gaat universiteiten kritisch volgen en wil hiermee
voorkomen dat het onderwijs voor Nederlandse studenten minder toegankelijk wordt. Ergens voor
de zomer komt ze met een 'visiebrief internationalisering hoger onderwijs'.

De koepel van universiteiten, VSNU, voelt niets voor een tijdelijke stop. Een universitaire opleiding
kan de afweging om tot Engels over te gaan het beste zelf maken. "Een tijdelijke stop is onnodig
en zelfs onwenselijk", schrijft de VSNU in een reactie. Wel noemt de koepel een goede
beheersing van zowel het Engels als het Nederlands van docenten en studenten een belangrijke
voorwaarde. "De kwaliteit van het onderwijs staat voorop."

In België gaan de universiteiten heel anders om met de internationalisering. In Vlaanderen is het


aantal opleidingen dat het Engels als voertaal mag voeren, gebonden aan een wettelijk maximum:
achttien procent voor de bacheloropleidingen, 50 procent voor de masteropleidingen.

Dit maximum wordt bij lange na niet gehaald. Het aantal opleidingen in het Engels is in
Vlaanderen zeer gering. Nog geen twee procent van de bachelor- en 22 procent van de master-
opleidingen.

Bedachtzaam
Buitenlandse studenten zijn in Vlaanderen verplicht om eerst een taaltoets Nederlands te halen
zodat zij de lessen in het Nederlands/Vlaams kunnen volgen. Buitenlandse docenten moeten
binnen vijf jaar de taal bijna even goed spreken als een Vlaming zelf. Halen zij dit niveau niet, dan
kan de docent ontslagen worden.

Het strikte taalbeleid is logisch, aldus Benjamin Biebuyck, bestuurder van de Universiteit Gent.
"Wanneer we mensen niet de gelegenheid geven het Nederlands ten volle te leren kennen, dan
sluiten we ze uit van een groot deel van het publieke leven."

De universiteiten in België gaan volgens Biebyck zeer bedachtzaam om met de verengelsing van
de opleidingen. "Probeer het niet te doen waar het geen aangetoonde meerwaarde heeft. Dat is
een verstandige houding. Ik ben er niet zeker van dat alle Engelstalige opleidingen in Nederland
perse Engelstalig moeten zijn. Het moet niet ten koste gaan van het Nederlands of de taal waarin
je ook moet functioneren."

Misschien zijn er wel internationale studenten die nu niet naar België komen ze verplicht
Nederlands moeten leren, denkt Biebuyck. "Maar mijn indruk is dat het overgrote deel van de
studenten het aanleren van het Nederlands als een meerwaarde ervaart."

De Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) vindt dat de taalkeuze van een
opleiding maatwerk moet zijn. "Universiteiten en hogescholen opereren in een sterk internationale
omgeving en ze willen hun studenten opleiden tot wereldburgers. De internationalisering van het
hoger onderwijs draagt bij aan diversiteit en maakt het studenten mogelijk om op de internationale
arbeidsmarkt te functioneren. De KNAW ziet het grote belang van deze internationalisering. Maar
tegelijkertijd blijkt Engelstalig onderwijs niet altijd nodig te zijn om internationaliseringsdoelen te
bereiken."

Bron: Nieuwsuur, 27 januari 2018

Artikel 6
Perfect Engels op de universiteit, who cares?
De wetenschap heeft allang het antwoord op de discussie over Engels op de universiteit.

Na alle gekibbel over en weer was het een verademing om dinsdag het stuk van verslaggeefster
Kaya Bouma in de Volkskrant te lezen. Ze testte in drie colleges het Engels van de docenten. Ze
nam een native speaker mee, die lekker zout op de steenkolen legde. And then you get a little bit
more handy. How would that system look like? Au.

De studenten hadden er desgevraagd minder moeite mee. Sommige docenten waren niet te
volgen, oké, maar door de bank genomen ging het eigenlijk best. En vergeet niet dat er
buitenlandse studenten in de zaal zitten die nog veel slechter Engels spreken.

Mooie observaties, en de zoveelste aflevering in de welles-nietessoap over het Engels als voertaal
aan Nederlandse universiteiten. Moet het wél, om buitenlanders binnen te halen en omdat de
wetenschap sowieso, eh, anyhow Engelstalig is. Moet het niet, omdat we ook niet in het Engels
denken en we het waardeloos spreken?

Zoals zo vaak gaat de discussie meer over emotie dan over feiten. En dat terwijl uitgerekend aan
diezelfde universiteiten hele vakgroepen verstand zitten te hebben van meertaligheid. De voors en
tegens, de problemen, hoe het werkt, waar het in het brein zit, enzovoorts. Bibliotheken vol
worden erover gepubliceerd.

Aardig
Daar vonden we bijvoorbeeld, in het Dutch Journal of Applied Linguistics, een (Engelstalige)
recente studie van Nijmeegse taalwetenschappers die wilden weten hoeveel het uitmaakt of een
docent belabberd of behoorlijk Engels spreekt. Berna Hendriks, Frank van Meurs en Nanette
Hogervorst lieten acht docenten een Engelse tekst over relatiemarketing voorlezen en legden de
opnames voor aan ruim 160 studenten. Konden zij horen wie er een native speaker was en wie
niet?

De meeste luisteraars pikten de Engelsman er zo uit, maar hoorden ook feilloos het verschil
tussen een behoorlijke en een slechte Nederlandse Engelsspreker. De docenten met een dik
accent waren het slechtst te begrijpen.

Tot zover geen nieuws, maar de onderzoekers vroegen ook wie de studenten aardig vonden, en
wie het kundigst overkwam. Je zou denken dat de native speaker het op zijn sloffen moest
winnen, daar zit immers de taal niet in de weg. Maar juist de spreker met het licht Nederlandse
accent werd, statistisch significant, het best gewaardeerd.

De les? Studenten waarderen het vooral als een docent hoorbaar zijn best doet. Who cares dan
om perfect Engels?

Bron: De Volkskrant, 1 oktober 2016


Artikel 7
Plastic soep: het probleem
Waterflesjes, speelgoed, verpakkingsmateriaal of korreltjes in een scrub: allemaal gemaakt van
plastic. Veel van het plastic is voor eenmalig gebruik en wordt daarna meteen weggegooid. Maar
waar komt het uiteindelijk terecht?

Plastics of kunststoffen zijn polymeren: lange rijen aaneengeschakelde kleine moleculen van
koolstof, waterstof, stikstof, fluor of chloor. Ze zijn niet biologisch afbreekbaar, maar vallen onder
invloed van zonlicht, in kleine stukjes uiteen. Soms zo klein dat we ze niet met het blote oog
kunnen zien.

Op onze aarde bevinden zich honderden miljoenen stukjes plastic en dat is natuurlijk niet goed
voor het milieu. Dieren kunnen verstrikt raken in plastic zakken, lopen verwondingen op of stikken
in het afval. De kleinste deeltjes plastic worden zelfs ongemerkt opgegeten door zeedieren, zoals
vissen of mosselen, waardoor het uiteindelijk op ons bord belandt. Zeedieren zien ze aan voor
voedsel, wat ze vaak met de dood moeten bekopen. Ze raken vergiftigd of stikken in een plastic
voorwerp. De dieren bovenaan de voedselketen, zoals haaien, orka’s en ijsberen, krijgen erg veel
gif binnen doordat hun prooidieren giftig plastic eten. De gigantische hoeveelheden plastic in zee
hebben een enorme invloed op de gezondheid van zeedieren en daarmee op het hele
ecosysteem.

Vooral in zee worden grote hoeveelheden plastic afval gedumpt, zo’n 5 miljoen ton per jaar.
Drijvend afval hoopt zich op door de zeestromen in de verschillende oceanen. Zo’n drijvende
vuilnisbelt wordt ook wel kunststofarchipel genoemd.

In juni 2016 werd een testmodel van het Ocean Cleanup-project in de Noordzee geplaatst. Een
lange rij van drijvers moet het afval vangen, zodat het uit de oceaan gehaald kan worden.

Volgens berekeningen van het Amerikaanse National Center for Ecological Analysis and
Synthesis komt er jaarlijks tussen de 4,8 miljoen en 12,7 miljoen ton plastic in zee terecht. Veruit
het grootste deel hiervan komt van een kleine groep landen, met name in Azië. De economie van
deze landen groeit momenteel hard, maar de afvalverwerking is niet goed geregeld. De 20 meest
vervuilende landen zorgen samen voor 83% van de wereldwijde plasticvervuiling.

Volgens de Plastic Soup Foundation wordt op dit moment jaarlijks 311 miljoen ton nieuw plastic
gemaakt. Ongeveer de helft is voor eenmalig gebruik en wordt direct weggeggooid. De meeste
plastics zijn niet afbreekbaar. De hoeveelheid plastic afval in de wereld groeit dus in ontstellend
tempo. Verwacht wordt dat de plasticproductie de komende jaren nog enorm zal toenemen,
doordat de wereldbevolking en economie steeds verder groeien.

Bron: www.wnf.nl

Artikel 8
Plastic moet op de composthoop kunnen
We probéren klassieke plastic verpakkingen te vervangen door biologisch afbreekbare stoffen,
maar dat stuit op hindernissen, zowel praktische als maatschappelijke. 'Iedereen heeft de mond
vol over een kringloopeconomie, maar als puntje bij paaltje komt worden er geen maatregelen
genomen om de invoering te vergemakkelijken.'
Een supermarkt overweegt om een plastic folie op elk aardbeienbakje in haar rekken aan te
brengen: klanten willen geen vingers van anderen op 'hun' fruit, heet het. In één moeite wordt
ervoor gezorgd dat sommigen geen extra aardbeien in 'hun' bakje kunnen leggen. Het lijkt logisch
dat men voor zo'n ingreep voor een biologisch afbreekbaar plastic zou kiezen, zeker omdat veel
aardbeienbakjes al van bioplastic gemaakt zijn.

Toch is een duurzame keuze niet evident. Een supermarkt die haar verse belegde broodjes
verkocht in een verpakking die voor de helft uit biologisch afbreekbare plastic bestond, kwam
daarop terug, omdat consumenten hun beklag hadden gedaan over het 'plastic' rond de broodjes.
Je kunt er natuurlijk niet in grote letters 'COMPOSTEERBAAR' op laten drukken - stel je voor dat
klanten zouden denken dat het op het broodje slaat. Gevolg: ondanks het feit dat het plastic een
broodje drie uur langer vers hield, zit het opnieuw in puur papier.

Plastic heeft nu eenmaal een kwalijke reputatie. Samen met andere materialen (zoals blik) komt
het massaal in het landschap en de oceaan terecht, waar het dierenlevens in gevaar brengt.
Vissen en vogels sterven omdat ze te veel plastic binnenkrijgen. Autoriteiten doen hun best om de
plaag van het zwerfvuil te counteren. De inspanningen lijken te lonen: volgens de Openbare
Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) produceerde Vlaanderen in 2004 1,3 miljoen ton
plastic afval, maar in 2012 was het gehalveerd tot 600.000 ton. Veel plastic, en afval in het
algemeen, komt van verpakkingen. In 1998 werd er in België 323.000 ton verpakkingsmateriaal
gestort, in 2011 nog slechts 52.000 ton. Maar dat is nog altijd te veel.

Chinezen boven
De kunststoffenindustrie probeert er zich vanaf te maken door erop te wijzen dat zwerfvuil vooral
een probleem is dat wordt veroorzaakt door de consument. Die heeft te weinig aandacht voor wat
hij met zijn afval doet. Thuis plastic en andere verpakkingen in de blauwe PMD-zak stoppen, is vrij
goed ingeburgerd. Maar in de auto of op het werk zijn we dikwijls minder milieuvriendelijk. Te
weinig mensen zijn zich bewust van de 'waarde' die zelfs een gebruikte verpakking heeft: ze kan
dikwijls gerecycleerd worden. Het vakblad RecydePRO schreef laatst: 'Het blijft wachten op een
politiek beleid dat het hergebruik van kunststoffen en kunststofvezels verder promoot en faciliteert.
Hoewel we kampioen zijn in het sorteren, hebben we de boot gemist om ook wereldtop te worden
in het verwerken van de verzamelde fracties. Die eer is weggelegd voor China.'

Gebrekkige overheidssteun: het laat zich ook voelen bij de promotie van milieuvriendelijke
verpakkingen zoals biologisch afbreekbare plastics die composteerbaar zijn. De interesse groeit
wel, omdat overheden zich willen losmaken van de onstabiele olieproducerende landen die de
grondstof leveren voor klassieke plastics. 'Als je ziet hoe vaak het begrip "kringloop" terugkomt in
beleidsverklaringen zou je denken dat het inspirerend werkt', zegt Dirk Wens, voorzitter van
Belgian BioPackaging, een koepelorganisatie van bedrijven en organisaties die betrokken zijn bij
de ontwikkeling van biologische verpakkingen. 'Daar zijn we blij om, want het begrip gaat hand in
hand met de filosofie achter biologisch afbreekbare en composteerbare verpakkingen. Maar als
het op de praktijk aan komt, blijft de overheid biologisch afbreekbare verpakkingen stiefmoederlijk
behandelen.'

Het is niet eenvoudig om de milieuvriendelijkheid van verpakkingen te analyseren. Er bestaat


zoiets als levenscyclusanalyse: je kunt van een product berekenen hoe duurzaam het is, al dan
niet in vergelijking met andere producten. Sommigen vinden zulke analyses nattevingerwerk, want
ze zouden te veel afhangen van welke factoren je in rekening brengt. Anderen blijven ze nuttig
vinden, op z'n minst als denkoefening. Ze leveren soms verrassende resultaten op. Zo kan het
voordelig zijn dat je 400 gram fijne vleeswaren in één pak verpakt in plaats van in twee pakken
van 200 gram, want dan bespaar je een verpakking. Maar als je als gevolg van het grotere pak
zelfs maar een derde van een sneetje vlees moet weggooien omdat het niet vers meer is, valt het
voordeel weg. Het verloren vlees weegt zwaar door in de analyse.

Er wordt naarstig gewerkt aan diverse types van biologisch afbreekbare plastics, onder meer op
basis van zetmeel (bijvoorbeeld uit de aardappelverwerkende industrie) of van polymelkzuur (PLA
van poly lactic acid), dat uit suikerbieten kan worden gehaald. Alle belangrijke bioplastics die nu
geproduceerd worden, hebben plantaardig materiaal als basis, maar ze zijn niet allemaal
biologisch afbreekbaar en dat zorgt voor verwarring bij de consument. Zo is er een bioplastic op
basis van suikerriet die niet biologisch afbreekbaar is. Soms worden verschillende plastics
gemengd om gunstige eigenschappen te combineren, maar ook dat kan nadelig zijn voor de
afbreekbaarheid en verwerking.

Voor keukenafval en verpakkingen die besmeurd zijn met voedselresten, zoals theezakjes,
koffiecapsules en pizzadozen, is compostering bijna altijd de ideale oplossing. Maar theezakjes uit
PLA zijn dan weer een voorbeeld van een product dat niet thuis te composteren valt. PLA-plastic
moet 'smelten' voor het kan composteren, en de temperaturen die daarvoor nodig zijn, haal je
alleen in industriële composteerinstallaties. De temperatuur in composthopen in de tuin is te laag
voor de verwerking van sommige bioplastics ook daardoor kunnen consumenten die het goed
willen doen op het verkeerde been worden gezet. Maar in het algemeen kun je zeggen dat een
biologisch afbreekbaar plastic zakje in een composthoop in drie tot zes maanden tijd volledig
wordt afgebroken, terwijl een gewoon plastic zakje honderden jaren kan blijven bestaan.

Afbreekbare yoghurtpotjes
'Er komt van alles kijken bij de ontwikkeling van een duurzame verpakking', zegt Peter Ragaert
van de UGent en van Pack4Food, een consortium van onderzoeksinstellingen en bedrijven die
werken rond duurzame verpakkingen voor voeding. 'De verpakking moet afbreekbaar of
recycleerbaar zijn, ze moet voedingsproducten vers, gezond en smakelijk houden, en ze mag niet
te moeilijk op het voedingsproduct aan te brengen zijn. En dan moet ze eventueel ook nog eens
bestand zijn tegen de hitte van een microgolfoven. Dat zijn veel uitdagingen om in één product te
pompen.'

Ragaert en zijn team testen of een verpakking aan de vereisten voldoet. Ze doen bewaarproeven,
waarmee ze onder meer konden vaststellen dat hespenworst het in een biologisch afbreekbare
verpakking 35 dagen lang minstens even goed doet als in een gewone verpakking. Ze doen
hitteproeven, waarmee ze aantoonden dat een biologisch afbreekbare verpakking bestand is
tegen wortelpuree die heet verpakt wordt. Ze denken aan nieuwe materialen voor biologisch
afbreekbare plastics. Die moeten het toekomstbeeld van de circulaire economie nog concreter
maken in een kringloopeconomie wordt afval een grondstof voor nieuwe producten. In een ideale
wereld wordt de kringloop volledig gesloten en is er geen afval meer.

Maar het onderzoek stuit op hindernissen, maatschappelijke en andere. 'Er wordt ook veel onzin
over bioplastics verteld', zegt labmanager Bruno De Wilde van OWS (Organic Waste Systems),
dat vergistingsinstallaties bouwt en biologische afbreekbaarheid test. 'Soms worden er
drogredenen gelanceerd om biologische afbreekbaarheid in een slecht daglicht te stellen.
Sommigen menen dat biologisch afbreekbare plastics tot méér zwerfvuil zullen leiden omdat
mensen zullen denken dat het materiaal toch wordt afgebroken. Dat kan natuurlijk niet de
bedoeling zijn.'

Composteerbaarheid is evenmin evident. 'Sommige biologisch afbreekbare plastics kunnen de


kwaliteit van compost verhogen door er extra nutriënten en structuur aan te geven', legt De Wilde
uit. 'Maar andere plastics mogen echt niet in de composthoop. Daar bestaat veel verwarring over.
En dan nog iets: het is niet omdat je geen resten van plastic meer in je composthoop ziet, dat het
volledig afgebroken is. Er-kunnen piepkleine korreltjes achterblijven die toch als vervuilers in een
nieuw circuit terechtkomen.'

De interesse van de consument lijkt voorlopig bescheiden. Sommige enquêtes geven aan dat
liefst 73 procent van de verbruikers zegt dat ze bereid zijn 5 procent extra te betalen voor een
product in een duurzame verpakking, maar de kans is klein dat ze dat ook echt zullen doen als ze
in de supermarkt zien dat het ene product meer kost dan het andere. 'Het is duidelijk dat de vraag
naar biologisch afbreekbare plastics niet zo sterk groeit als we hadden gehoopt', geeft Bart De
Keyser van plasticproducent Sidaplax toe. 'Ze kosten voorlopig meer dan klassieke verpakkingen.
Er zijn ook vragen over de beschikbaarheid van de basismaterialen, en er zijn niet genoeg
industriële composteerinstallaties, zodat het niet gemakkelijk is om een volume te bereiken
dat hoog genoeg is om de kostprijs te drukken. Gelukkig zijn er grote spelers die de markt
openbreken: yoghurtproducent Danone is de eerste grote voedingsproducent die heeft beslist om
een deel van zijn potjes van het biologisch afbreekbare PLA te laten maken.'

De promotoren van bioplastics putten moed uit de vaststelling dat de productie in vijf jaar tijd
verviervoudigd is. In 2014 werd er wereldwijd l,7miljoen ton bioplastics geproduceerd, in 2019
moet dat 7,8 miljoen ton zijn. Momenteel wordt amper 0,01 procent van het landbouwareaal
gebruikt om de basismaterialen voor bioplastics (zoals maïs of suikerbieten) te produceren. De
verwachting is dat het wereldwijd maximaal tot 5 procent zal oplopen als de overgang van klassiek
naar biologisch afbreekbaar volledig is. De kans dat er voedselschaarste komt door de opmars
van biologische verpakkingen zou dus klein zijn.

Maar er zijn al technologieën in de maak die geen gewassen meer nodig hebben. Er is de
bioplastic PHA (polyhy-droxyalkanoaat), die gehaald kan worden uit het slib dat achterblijft na de
zuivering van rioolwater. Bacteriën zorgen voor de omzetting naar een bioplastic, waarvan niet alle
eigenschappen al bekend zijn. Al is het maar de vraag of winkels en consumenten enthousiast
zullen zijn over een verpakkingsfolie voor voedsel op basis van slibafval van rioolwater.
Bron: Knack, 2 november 2016. (Knack is een Vlaams opinieweekblad).
Auteur: Dirk Draulans, hoogleraar milieukunde

Artikel 9
Oceaanafval in de zwembroek
Gerecycled oceaanplastic wordt steeds meer in kleding en schoenen verwerkt. Dat is mede
te danken aan de inspanningen van popster Pharrell Williams, die zich hardmaakt voor
schone oceanen.

'WTF are you doing to my oceans' staat op een aantal T-shirts, sweaters en spijkerjacks uit de
zomercollectie van G-Star. Zo'n tekst triggert iedereen die weleens beelden heeft gezien van
dolfijnen en zeehonden die worden gewurgd door plastic visnetten. En voor wie dan nog twijfelt, is
er superster Pharrell Williams, de ideale ambassadeur.  

G-Star maakte in 2014 van de verwerking van oceaanafval en van de verontreiniging van de
oceanen in een klap een sexy onderwerp. Toen presenteerde Williams de nieuwe lijn met
gereclycled oceaanplastic tijdens de New York Fashion Week. Veel bedrijven hebben dat
voorbeeld gevolgd. Al was het alleen maar omdat het met gerecycled plastic makkelijk scoren is
op het gebied van imago - allemaal hopen ze dat die goedbedoelde collecties een heleboel free
publicity opleveren. Ondertussen is het de vraag of de oceanen er veel schoner door worden. 

Volgens G-Star zijn voor de Oceans-collecties meer dan twee miljoen PET-flessen verzameld. De
garens voor deze collecties bevatten 33 tot 61 procent gerecycled plastic en worden gemaakt door
Bionic Yarn, een Amerikaans bedrijf dat garen spint uit vezels van gerecycled plastic en waarin
Williams een aandeel heeft. Sinds februari is Williams ook mede-eigenaar van G-Star en is de
samenwerking met Bionic Yarn geïntensiveerd: in 2020 wil het merk al het conventionele polyester
hebben vervangen door gerecyclede garens waaronder die van Bionic Yarn.

Nieuwe mindset
De kleding waarin gerecycled plastic is verwerkt, is herkenbaar aan een speciaal label. Of het spul
lekker zit? Je merkt er niets van. De kleding voelt niet stugger aan en ziet er ook niet anders uit.
Voor de Amerikaanse organisatie Parley for the Oceans, die samen met lokale afvalbedrijven de
inzameling van plastic op stranden in Indonesië, China en Australië bestiert en nauw samenwerkt
met Bionic Yarn, is de nieuwe doelstelling van G-Star een kroon op het werk. 

'Wij willen een nieuwe mindset creëren', zegt oprichter Cyrill Gutsch in de documentaire The
Plastic Age van modetijdschrift i-D. 'Ons doel is om plastic afval toegevoegde waarde te geven.
We willen er een sexy materiaal met een mooi verhaal van maken zodat meer bedrijven ermee
gaan werken.' Dat lukt al aardig. Sportmerk O'Neill haalde in juni het nieuws met de Hyperfreak
Oblique Boardshort, een zwembroek waarin oceaanafval is verwerkt.

Niet zo blij
Ook sportfabrikant Adidas werkt samen met Parley for the Oceans: vorig jaar werd een prototype
van een paar sneakers van gerecycled oceaanplastic gepresenteerd. Eén sneaker bestaat uit
ongeveer zestien flessen en dertien gram plastic van gerecyclede visnetten. Maar de verwerking
van oceaanafval lijkt hier vooral een kwestie van marketing: er worden slechts vijftig paar
gemaakt. Bovendien zijn de schoenen niet te koop, ze worden verloot. 

De vraag is of de recyclingprojecten veel meer opleveren dan een duurzaam imago voor het
betrokken modemerk. 'Het is goed dat er meer aandacht is voor het plasticprobleem, maar in de
kern zijn wij niet zo blij met de verwerking van oceaanplastic in kleding. Het is namelijk geen
oplossing. Sterker nog, het probleem wordt er zelfs mee verergert,' zegt Maria Westerbos,
directeur van de Plastic Soup Foundation. 

Westerbos verwijst naar de vernietigende resultaten van een wereldwijd onderzoek naar de
milieu-impact van plastic vezels, het Mermaids onderzoek. Daaruit blijkt dat de vezels uit
gerecycled oceaanplastic poreuzer zijn, waardoor ze sneller afbreken in de wasmachine. Het
gerecyclede oceaanplastic dat bedrijven gebruiken om zichzelf een duurzaam imago aan te
meten, komt dus gewoon weer in onze waterwegen terecht, maar dan als heel kleine stukjes. 

Om het probleem aan te pakken van het verlies van plastic microvezels die vrijkomen tijdens het
wassen, is Westerbos een nieuwe campagne gestart: Ocean Clean Wash. 'Bedrijven die
bewustzijn willen creëren, moeten wel doorpakken en zich ook hardmaken voor de ontwikkeling
van vezelfilters in wasmachines of andere weefmethoden waarbij garens mogelijk minder vezels
loslaten,' zegt Westerbos. 

G-Star is het eerste merk dat zich heeft aangesloten. Westerbos is in gesprek met bijna veertig
andere merken.

Bron: De Volkskrant, 24 november 2016

Artikel 10
Dit plastic kan ook weer aardolie worden
Materiaalkunde: Van gebruikt plastic worden nu vooral bermpaaltjes gemaakt. Maar met
een nieuw procedé kan er ook weer brandstof van worden gemaakt.

Amsterdam. Van aardolie worden plastics gemaakt, maar omgekeerd kan ook. Chinese en
Amerikaanse chemici hebben nu een methode ontwikkeld om één van de meest geproduceerde
plastics, polyethyleen, volledig af te breken tot benzine, diesel en was. Ze publiceerden hun
onderzoek vrijdag in het tijdschrift Science Advances.

,,Dit is zeer interessant. En ook zeer relevant voor de manier waarop wij met plastics omgaan",
zegt Bert Klein Gebbink, hoogleraar Organische chemie en katalyse aan de Universiteit Utrecht,
die zelf niet bij het onderzoek betrokken is. Volgens hem brengt dit onderzoek de zogeheten
chemische recycling van plastics een stap dichterbij.  

Naast al hun nuttige eigenschappen, worden plastics ook steeds meer als een probleem gezien.
Van de enorme hoeveelheid die wereldwijd jaarlijks wordt geproduceerd (inmiddels circa 300
miljoen ton per jaar), komt een aanzienlijk deel in het milieu en in de oceanen terecht. De
afgelopen tien jaar is inzameling en recycling sterk verbeterd. In Nederland wordt inmiddels bijna
alle geproduceerde plastic ingezameld. Zestig procent wordt verbrand. De rest wordt versnipperd
en verwerkt tot bijvoorbeeld bermpaaltjes en bloempotten.

Chemische recycling - waarbij plastics worden afgebroken tot herbruikbare basisstoffen - vindt nog
amper plaats. Er bestaan wel technieken voor, maar die vergen hoge temperaturen (tot boven de
400 graden Celsius) en veel energie.
De methode die de Chinese en Amerikaanse chemici ontwikkelden, wordt bij veel lagere
temperaturen toegepast: rond de 175 graden Celsius. Ze gebruiken twee katalysatoren. Een
katalysator is een stof die een chemische reactie versnelt en daarbij zelf niet wordt verbruikt. De
onderzoekers testten hun methode eerst op polyethyleen korrels, en daarna op eindproducten
zoals flessen, verpakkingsfolie en tasjes. Die werden volledig afgebroken, tot brandstof en was.

De onderzoekers hebben nog niet geprobeerd om op die brandstof een auto te laten rijden, laat
Zheng Huang via e-mail weten. Hij is een van de auteurs van het artikel, en werkt bij het Shanghai
Instituut voor Organische Chemie. ,,Daarvoor is het nog te vroeg", schrijft hij.

Ondanks dat noemt de Utrechtse hoogleraar Klein Gebbink de nieuwe technologie dus bij
voorbaat bijzonder. ,,Het afbreken van plastics in kleine herbruikbare componenten wordt al langer
nagestreefd, maar naar mijn weten met weinig succes."
Nadeel is nog wel dat de methode alleen polyethyleen afbreekt. Terwijl de plastic afvalstroom
meestal een mix bevat, waarin ook polypropyleen en polystyreen producten zitten. Klein
Gebbink: ,,Met name het afbreken van polypropyleen lijkt mij met de huidige katalytische
technologie een moeilijke zaak." Huang erkent dat. ,,Ons systeem kan polypropyleen of
polystyreen niet afbreken. Dat hebben we getest." En hij vermoedt dat het ook niet geschikt is voor
de afbraak van poly-urethaan.
Toch heeft een aantal bedrijven al belangstelling getoond voor de technologie, schrijft Huang. Het
instituut waar hij werkt heeft er inmiddels patent op aangevraagd. Wat een ton diesel of was kost
via deze nieuwe methode, weet hij niet. ,,We willen eerst onze katalysatoren verder verbeteren, en
het proces opschalen."

Ook in Nederland zijn verschillende bedrijven bezig om de technische en commerciële


haalbaarheid van chemische plastic-recycling te onderzoeken.
Blue Alp uit Gouda, onderdeel van familiebedrijf Mourik, test de afbraak van een mengsel aan
plastics (poly-olefinen) via een proces dat het bedrijf thermolyse (bij 400°C) noemt. Dit mengsel is
precies de grote restfractie die nu in Nederland na scheiding van plastic afval overblijft, en naar de
verbrandingsoven gaat. Een pilot in Zwitserland is net afgerond.

Het Eindhovense bedrijf Ioniqa, spin-off van de universiteit, ontwikkelt een technologie om PET,
met behulp van magnetisme, af te breken tot grondstoffen.

Bron: NRC Handelsblad, 20 juni 2016

Artikel 11
Opruimen is een illusie, pak productie aan
Als de plasticsoep volgens het plan van Boyan Slats wordt opgevist, is dat mooi meegenomen,
maar het is niet de oplossing, zeggen twee experts. Hij was bijzonder hoogleraar aan de
Universiteit van Amsterdam. Nu kruipt hij op een zonnige dag tussen de badgasten over het
strand van Castricum. Hans van Weenen speurt langs de vloedlijn naar sporen van de
plasticsoep. Tussen schelpen en zeewier peutert de expert in duurzame productontwikkeling
minuscule stukjes plastic uit het zand, dat er op het oog schoon uitziet. Hij laat witte korreltjes
zien, gekleurde splinters, dunne sliertjes draad. 'We gebruiken plastic soms maar een paar
seconden, terwijl het eeuwen kan blijven bestaan.' 
Jaarlijks komt een onvoorstelbare hoeveelheid plastic in de wereldzeeën terecht. Tussen de 5 en
13 miljoen ton, berekende een internationaal onderzoeksteam vorig jaar in Science. Spullen aan
een paal tussen de strandstoelen illustreren wat er zoal aanspoelt in Castricum: plastic schoenen,
slippers, petjes, stukken visnet, stootkussens, luchtbedden. 

Aan de plasticsoep wordt vooral bijgedragen door landen met een gebrekkig inzamelingssysteem
voor afval, zoals China, Indonesië en India. Maar ook een westers land als de Verenigde Staten
slaagt er niet in zijn plastic uit zee te houden. Met een wereldbevolking van bijna 7,5 miljard
mensen wordt wereldwijd per jaar meer dan 300 miljoen ton plastic geproduceerd. Als het aantal
inwoners op aarde stijgt, zal die productie doorgroeien en bij onveranderd gedrag de vervuiling
toenemen. Krijgen we de oceanen ooit weer schoon?

Plan-Slat
Bij zo'n vraag denkt iedereen aan Boyan Slat, de jonge Delftse ex-student die wereldwijd
aandacht trekt met een revolutionair plan om de plasticsoep te lijf te gaan. Hij ontwierp een
gevaarte met drijvers van 100 kilometer lang, waarmee hij plastic uit de Stille Oceaan wil vissen.
Hij richt zich op een van de vijf zogenoemde gyres in de wereld, enorme draaiende golfstromen
waarin plastic gevangen zit. Slat doet een proef met een schaalmodel in de Noordzee, dat
overigens tijdelijk aan wal is gebracht vanwege beschadiging. 

Van Weenen rekent zich tot de wetenschappers die sympathie hebben voor het initiatief van
Boyan Slat, maar die het niet zien als dé oplossing voor het mondiale plasticprobleem. 'Het is
goed dat Slat zo ondernemend is. Alles wat hij uit zee haalt is meegenomen', zegt hij. 'Maar de
oceaan is onmetelijk groot. Hoeveel van die systemen heb je nodig? Met die drijvers haal je alleen
de bovenste laag plastic weg. Microdeeltjes krijg je er niet uit. Opruimen is een illusie.' 

Plastic dat niet op de kust belandt, blijft ronddrijven en zal ooit tot kleine deeltjes verbrokkelen en
uit het zicht verdwijnen. Onder invloed van het zoute zeewater en ultraviolette straling
fragmenteert plastic heel langzaam tot microplastics. Met het gevolg dat die deeltjes, waar zich
makkelijk schadelijke stoffen aan hechten, worden opgenomen in de voedselketen door vogels en
vissen. 

Van Weenen: 'Deze witte korreltjes lijken op viseitjes. Die worden gegeten door vogels en vissen.
De schuurbolletjes in tandpasta en andere cosmetische producten worden als hapklare brokken
opgediend aan het zoöplankton.' Microplastics komen voor in de hele waterkolom, van het
wateroppervlak tot de oceaanbodem. Ze zijn aangetroffen in walvissen, vissen en schelpdieren. 

En dan zijn er de ultra-kleine nanoplastics. Die ontstaan door het steeds verder uiteenvallen van
plastic in zee, en bijvoorbeeld ook door het slijten van autobanden op de weg en het wassen van
synthetische kleding. Ze komen in zee terecht via de lucht of het riool. Aangetoond is dat
nanoplastics kunnen binnendringen in organen van mens en dier, maar over de
gezondheidsrisico's van micro- en nanoplastics is nauwelijks iets bekend. 

Slat gaat niet aan de slag waar het meeste plastic drijft, zegt Van Weenen. Hij wijst op een rapport
van de VN-milieuorganisatie UNEP, waarin staat dat slechts een klein deel van het zeeplastic in
de gyres drijft. Het meeste plastic dat in zee is terechtgekomen, bevindt zich op kusten, in
kustwateren en op de zeebodem.

Opvissen
Boyan Slat erkent dat het meeste plastic de gyres niet bereikt, maar zegt dat opruimen wel
degelijk belangrijk is omdat veel drijvend plastic in de oceaan uit grote stukken bestaat. En dus
nog kan worden opgevist voordat het verkruimelt. 'Voor mij ligt een bouwhelm met een label uit
1989. Die helm is nog helemaal intact. Het afbreken gaat veel langzamer dan je zou denken', zegt
hij telefonisch. 
Een onderzoeksexpeditie voor de westkust van de VS leerde Slat dat in de bovenste paar meter
van de zee naar verhouding weinig microplastics te vinden zijn. In kilo's uitgedrukt is het slechts 3
procent van al het plastic dat tijdens de expeditie werd opgevist. Het zijn volgens hem
waarschijnlijk deeltjes die stammen uit de tijd dat de massaproductie van plastic op gang kwam,
zo'n 60, 70 jaar geleden. 

Slat pretendeert niet dat hij het hele plasticprobleem in de wereld oplost. In de Volkskrant
verweerde hij zich eerder tegen de geluiden uit wetenschappelijke hoek dat er beter kan worden
gewerkt aan het voorkomen van plasticvervuiling dan aan opruimen. Schoonmaken en preventie
vullen elkaar aan, is zijn mantra. De door hem ontwikkelde technologie zal in de toekomst, meent
hij, ook kunnen worden gebruikt om plastic uit rivieren te halen, dus voordat het de zee bereikt. 

De oplossing moet niet worden gezocht op de oceaan, zegt marien bioloog Jan Andries van
Franeker, verbonden aan Wageningen Marine Research. 'Op open zee, inclusief de gyres, drijft
beduidend minder dan 1 procent van het plastic dat we in zee hebben gegooid. Meer dan 99
procent is dus zoek. Hoeveel, waar en in welke vorm de rest van het plastic in zee zit, weet
niemand. Hoe kun je de hoeveelheid nanoplastics meten in een oceaan die vol zit met biologische
nanodeeltjes?'

Dicht bij huis


Hoe lang plastic erover doet om te verpulveren, hangt sterk af van de omstandigheden. Een
plastic zak valt op het strand eerder uiteen dan in zee. Een groot stuk hard plastic kan
waarschijnlijk eeuwenlang op de oceaanbodem liggen. Microplastics doen er tientallen jaren over
om te verdwijnen in het zeewater. In wetenschappelijke experimenten is aangetoond dat bacteriën
plastic, zoals PET-flessen, kunnen opeten. 'Maar of dat ook gebeurt in de oceanen? En hoe lang
dat dan duurt? Geen idee', aldus Van Franeker. 

De plasticvervuiling moet volgens Van Franeker dicht bij huis worden aangepakt: de productie
tegengaan van plastic spullen die maar één keer worden gebruikt, een inzamelingssysteem op
poten zetten en plastic dat toch in het milieu belandt onderscheppen voor het in zee belandt. 

Van Weenen: 'Je moet niet kijken naar het einde van de levenscyclus van plastic maar naar het
begin. De oplossing ligt bij industrieel ontwerpers. Die moeten met onze moderne technologieën
en kennis natuurlijke materialen zo bewerken dat ze goede eigenschappen krijgen en volledig
biologisch afbreekbaar zijn.' 

Er valt volgens Van Weenen veel te leren van de tijd dat er nog geen plastic was of van culturen
die het nog steeds met weinig plastic doen. 

'De Vikingen bouwden schepen uit natuurlijke materialen. In Egypte worden prachtige meubels
gemaakt van bladeren van de dadelpalm. We moeten ons laten leiden door de natuur.'

Bron: De Volkskrant, 24 september 2016

Artikel 12
Plastic afval recyclen heeft weinig effect op milieu
Het huidige systeem van plastic-inzameling levert weinig milieuwinst op, concludeert het Centraal
Planbureau in een studie die vandaag verschijnt. Het CPB roept daarom de overheid op om niet
nog meer kunststof verpakkingen in te zamelen, maar te kijken naar andere oplossingen.

In bijna heel Nederland worden plastic verpakkingen apart, of in combinatie met blik en
drinkpakken, ingezameld. Een deel van het ingezamelde kunststof (vooral flessen) wordt
gerecycled tot nieuwe plastic producten. Maar het grootste deel bestaat uit een stroom afval van
slechte kwaliteit (pakjes en folies), die niet erg geschikt is voor hergebruik. Een deel daarvan
wordt opgeslagen om eventueel gerecycled te worden, of wordt alsnog verbrand, stelt het CPB.

De bijdrage van dit systeem aan de vermindering van de CO2-uitstoot is volgens het CPB gering.
De uitstoot die met het recyclen wordt verminderd is ongeveer 0,1 tot 0,15 procent van de totale
uitstoot in Nederland. Dat is vergelijkbaar met de uitstoot van minder dan een procent van al het
wegverkeer in Nederland. "Dit lijkt bescheiden in verhouding tot de omvang van de maatregel",
stelt het CPB in het rapport. Het huidige systeem van inzamelen en recycling kost ongeveer 150
miljoen euro per jaar.

Voor het probleem van de plasticsoep, de afvalopeenhoping van microplastics in de zee, kan de
huidige manier van inzamelen zelfs een averechts effect hebben. Veel gemeenten belonen
burgers om zo min mogelijk restafval in te leveren. "Een bijkomend effect van het sturen op de
hoeveelheid restafval van huishoudens is dat hiermee de kans op vervuiling van groente- en
tuinafval toeneemt", aldus de onderzoekers.

Sommige mensen gooien schijnbaar plastic bij het gft-afval als ze moeten betalen voor de
hoeveelheid restafval die ze mogen inleveren. Op dit moment bestaat 1 tot 2 procent van het gft-
afval uit plastic. Dat wordt vermalen en belandt via compost in het oppervlaktewater.

De onderzoekers concluderen dat het recyclen van verpakkingen ook geen oplossing vormt voor
het zwerfafval in Nederland. Het huidige systeem van inzamelen bevat, behalve statiegeld,
namelijk geen enkele prikkel om minder verpakkingen op straat te gooien.

Plastic berg
Een extra reden om na te denken over alternatieve maatregelen is dat er inmiddels zoveel plastic
wordt ingezameld van slechte kwaliteit, dat het steeds lastiger wordt om afzetmogelijkheden te
vinden voor deze mixstroom. Nederland exporteert een deel hiervan naar Duitsland, waar het
materiaal tegen betaling verwerkt wordt. Zelf verbranden de Duitsers hun eigen mixplastics in
energiecentrales.

Volgens het CPB is het daarom niet zinvol om nu nog meer plastic in te gaan zamelen omdat
daarmee de plasticberg zal groeien, zonder dat het plastic gerecycled kan worden. "De milieuwinst
komt daarmee onder druk te staan."

Statiegeld
De onderzoekers dragen een aantal oplossingen aan die mogelijk meer effect zullen hebben. Zo
stellen ze dat een uitbreiding van het statiegeldsysteem direct bijdraagt aan het verminderen van
zwerfafval, en daarmee ook effect heeft op de plasticsoep. Het plastic zwerfafval bestaat nu voor
ruim 90 procent uit verpakkingen.

Ook zouden gemeenten niet langer gestimuleerd moeten worden om zo veel mogelijk plastics in
te zamelen, maar om vooral goede kwaliteit plastic in te zamelen, die beter kan worden
hergebruikt.

Daarnaast zou de overheid maatregelen kunnen nemen om het gebruik van kunststoffen door
producenten tegen te gaan, bijvoorbeeld door strengere regels.
Bron: www.nos.nl, 20 september 2017

You might also like