20 21 7891011 Dutch Mijn Stad

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 1

Mijn woonplaats

I Je gaat elkaar in tweetallen interviewen.


Het interview gaat over de plaats waar je woont / of een van de plaatsen waar je hebt gewoond.

Vragen:
1 Wat is het mooiste uitzicht in deze plaats?
Hier moet je doorvragen, zodat je echt een indruk krijgt van hoe deze plek is. ‘Vervolgvragen’
kunnen zijn: wat zie je precies? / welke kleuren zie je, hoe ruikt het er? / wat hoor je, voel je, etc.

2 Wat is de leukste activiteit die je er doet / hebt gedaan?


Vraag hier ook door (bijvoorbeeld): Wat doe je precies, wat is er leuk aan, alleen of met meer
mensen, is het vermoeiend, of juist niet, moet je er vroeg voor opstaan, enzovoort.

3 Wie is je favoriete persoon in deze plaats?


Doorvragen (bijvoorbeeld): wat is je relatie tot deze persoon, wat is voor jou zo leuk of fijn aan
deze persoon, hoe ziet de persoon eruit, wat is typisch iets voor deze persoon, dat anderen niet
hebben?

4 Wat is het fijnste gebouw in deze plaats om binnen te zijn?


Vraag ook hier door. Denk aan wat je ziet, ruikt, voelt, wie er nog meer in het gebouw zijn, wat je
er kunt doen, enzovoort.

5 Wat is het lekkerste eten in deze plaats?


Vraag weer door: hoe smaakt het, hoe ziet het eruit, waar eet je het, met wie, etc.

II Je schrijft een verslag


Verwerk alles zo mooi mogelijk in je verslag. De lezer moet zich echt kunnen voorstellen
waarom iets mooi, leuk, enzovoort is. Het helpt als je hierbij zoveel mogelijk zintuigen gebruikt:
zien, horen, voelen, proeven, ruiken. Zo krijg je een verslag met vijf mooie beschrijvingen.

III Je geeft elkaar feedback


De student die jij hebt geïnterviewd, leest je verslag door. Hij /zij beoordeelt of wat je hebt
beschreven inderdaad zo is zoals hij/zij het bedoelde. Per vraag schrijft hij/zij op wat hij/zij
mooi/goed vindt opgeschreven, en wat hij/zij minder goed vindt en waarom.

You might also like