Professional Documents
Culture Documents
Onderzoeksvaardigheden (2) 2
Onderzoeksvaardigheden (2) 2
1 Basisbegrippen
1.1 Wetenschappelijk verantwoord onderzoeken (+ p15 - 17)
Vaak geformuleerde antwoorden bij onderzoeken:
» Vraag beantwoorden: dingen uitzoeken, onderzoeksvraag beantwoorden, …
» Bewijs leveren: harde feiten, bewijs genereren, harde aanwijzingen, …
» Inzicht krijgen: verdieping, verrijking, verbreding, ontdekken, bestuderen, weten, …
» Methodisch werken: methode, werkwijzen, kennis van onderzoeksvaardigheden, …
» Verbetering: wat kan er beter w?
Onderzoek: doelgericht proces waarbij men op een systematische manier o.b.v. een
onderzoeksontwerp, data verzamelt en analyseert, om op een betrouwbare en valide (geldige)
wijze onderzoeksvragen te beantwoorden die deel uitmaken van een probleemstelling
Het is interessant om logboek bij te houden om zo evolutie te zien en zo kan je achteraf zien waar
het mis liep
+ dia 25-42
2 Het onderzoeksplan
2.1 De probleemstelling
1ste fase onderzoeksproces:
o Probleemstelling: duidt op te onderzoeken situatie (wat wil je te weten komen)
o 4 componenten:
▪ Aanleiding
▪ Doelstelling
▪ Afbakening v/h ond + doelgroep
▪ Onderzoeksvragen
2.1.1 De aanleiding
» Manier waarop iemand ertoe is gekomen
» Praktijkgericht onderzoek: specifiek probleem
» Wetenschappelijk onderzoek: vanuit wetenschap zelf
2.1.2 De doelstelling
» Wat is meerwaarde van (verder) onderzoek?
» Wat wil men met dit onderzoek bereiken?
» Voor wie zijn resultaten relevant?
» Soorten doelen (vb):
Doelen IN onderzoek Doelen VAN onderzoek
Doelstellingen v/h onderzoek (wat?) Doelstellingen v opdrachtgever (waarom?)
Uitzoeken hoe het gesteld is met de Je wil effectief iets doen aan de agressie in
agressie van lln in het onderwijs het onderwijs
Uitzoeken hoe het gesteld is met de Je wil effectief iets doen aan het verzuim
afwezigheid van WN binnen je bedrijf van je personeel
Uitzoeken wat de motivatie is van klanten Je effectief producten online aanbieden
om producten online te kopen
Kwantitatief onderzoek:
● Operationalisering vindt plaats VOOR dataverzameling
» Vb 1 of meerdere vragen met bijbehorende antwoordmogelijkheden om een kenmerk te
meten opstellen
● Operationalisering gebeurt deductief (van theorie naar empirisch)
o O.b.v. gerichte literatuurstudie zul je beslissen hoe je een theoretisch kenmerk
empirisch maakt
● Standaardisering: belangrijk dat een bep kenmerk bij iedere respondent op exact dezelfde
wijze wordt gemeten
Kwalitatief onderzoek:
● Operationalisering vindt plaats NA dataverzameling
o Onderzoeker baseert zich op vakliteratuur en eigen ervaring en die van anderen om
meer te weten te komen over onderwerp
● Voorkennis is eerder gespreksonderwerp of topic en geen OV
● Achteraf: in inhoud opzoek gaan naar patronen (= inhoudsanalyse)
● Inductief proces
Kwantitatief onderzoek:
● Relatief veel, algemeen beeld (aselecte of toevalssteekproeven)
Kwalitatief onderzoek:
● Weinig, diepliggende betekenissen, diversiteit in selectie (theoretisch selecte steekproven)
2.3.3 Hoe zullen we het waarnemen?
● Betrekking op keuze voor en uitwerking van dataverzamelingsmethode
● Betrekking op uitwerking van dataverzamelingsinstrument
Kwantitatief onderzoek:
● Cijfermateriaal moet w verzameld (enquêtes)
Kwalitatief onderzoek:
● Taal moet verwerkt w (verbale en/of non-verbale taal)
!!!!
Kwalitatief onderzoek:
● Dataverzamelingsinstrument een aard en # eenheden liggen niet vooraf vast
● Onderzoek is flexibeler
● Onderzoek kan w aangepast o.b.v. de antwoorden
2.4.2 Verschillen in de data-analyse en rapportage
Kwantitatief onderzoek:
● Cijfermateriaal w onderzocht en w er gebruik gemaakt van statistische technieken
Kwalitatief onderzoek:
● Taal w geanalyseerd en er w gebruik gemaakt van inhoudsanalyse
● Eigen interpretatie van onderzoeker staat centraal
Steekproefkader: bestaand of samengestelde lijst van eenheden die deel uitmaken van de
operationele populatie (w gebruikt bij toevalssteekproef)
3.2.1 Principes
Bedoeling is om te kunnen generaliseren naar de populatie waaruit steekproef werd geselecteerd
3.2.1.1 De steekproefomvang
» Moet voldoende groot zijn
» Omvang moet vooraf vastliggen
3.2.1.2 Representativiteit
Steekproef moet goede weerspiegeling zijn van populatie
3.2.2 Types
3.2.2.1 Enkelvoudig aselecte steekproef (EAS)
EAS: elke eenheid uit de populatie heeft eenzelfde en bekende kans om te worden opgenomen in
de steekproef
● Genummerd steekproefkader is nodig
● Gebruikt bij kleine populatie
● Voordeel: volledig onafhankelijk en grote representativiteit
● Nadelen: geografische verplaatsingen kunnen duur uitvallen, relevante eenheden w
mogelijks niet geselecteerd
3.2.4 Responsmaximalisatie
» Steekproef moet groter zijn dan beoogde omvang (rekening houdende met uitval)
» Maatregelen om respons te maximaliseren (vooral enquête)
o Herkenbare onderzoeker (onderzoeker en doel zeker vermelden)
o Verzorgde lay-out (vragenlijst, uitnodiging, introductiebrief, …)
o Beperkte tijdsduur (liefst kort en op voorhand zeggen hoelang het zal duren)
o (Incentive) beloningen geven (vb iets verloten tussen deelnemers)
o Waardering tonen voor respondent (benadrukken waarom hij werd gekozen)
o Herinneringen versturen
3.3.2 Types
3.3.2.1 Quotasteekproef
» Er w nagegaan hoe populatie is verdeeld volgens bep kenmerken (vb geslacht, leeftijd, …), dan
w beredeneerd steekproefpunten afgetrokken (plaats en tijd waarop selectie zal plaatsvinden)
» Men streeft quota/streefcijfers na
» ≠ gestratificeerde steekproef (meestal geen steekproefkader)
3.3.2.4 Gemaksteekproef
» Er w zekere vorm van representativiteit nagestreefd
» Plaats, respondent en tijdstip zijn niet willekeurig
3.4.2 Types
3.4.2.1 Sneeuwbalsteekproef
» Je begint bij 1 persoon die aan jouw eisen voldoet en aan einde onderzoek vraag je of hij nog
andere personen kent
● 4 combinaties
o Eenvoudige en concrete kenmerken (vb geslacht, …)
o Eenvoudige en abstracte kenmerken (vb generatie, …)
o Complexe en concrete kenmerken (vb inkomen, gezinssituatie, …)
o Complexe en abstracte kenmerken (vb agressie, onveiligheid, gevoelens, …)
Eenvoudige kenmerken:
● Eerder simpele vragen en beperkte antwoordmogelijkheden
Complexe kenmerken:
● Indicatoren worden elk in 1 of meerdere vragen en antwoordmogelijkheden omgezet
● Antwoorden w meestal gekoppeld aan score, zo creëer je meetinstrumenten of
meetschalen
Enkelvoudige vragen:
● Respondent kan maar 1 antw aanduiden
Meervoudige vragen:
● Respondent kan meerdere antwoorden aanduiden
Rangschikvragen:
● Respondent moet antw in bep volgorde schikken door cijfer toe te kennen (soms alle
antwoordmogelijkheden, soms enkelen
Dichotome vragen:
● Slechts twee antwoordmogelijkheden (vb ja/nee)
Schaalvragen:
● Meerdere antwoordmogelijkheden in bep rangorde (vb tevredenheid)
Likertschalen:
● Om opinies of attitudes te meten (vb van eens tot oneens)
4.4.1.1 Test-hertestmethode
» Je neemt vragenlijst na verloop van tijd nog eens af volgens dezelfde afnamemodaliteiten bij
dezelfde groep respondenten
» Je gaat na of uit beide momenten dezelfde antwoorden voortkomen
» Samenhang of correlatie vormt indicator voor stabiliteit (tssn 0 en 1)
o 1: geen toevallige fouten tssn 2 tijdstippen
o 0: geen literaire samenhang tussen resultaten
» Praktijk: niet evident
4.4.2 Validiteit
Niet in les gezegd
» Je moet nagaan of je vragen wel waarneemt wat je wel beoogde waar te nemen
» Systematische fouten nagaan (vb sociaal wenselijke antwoorden voorkomen)
Eigenlijke dataverzameling:
● Bij post- en online-enquête: geadresseerde vult enquête in en stuurt die terug
(herinneringsbrieven en mails moeten w gestuurd)
● Bij telefonisch, face-to-face- en groepsenquêtes moet onderzoeker bewaken dat
gestandaardiseerd karakter v/d vragenlijst w gerespecteerd blijft
6 Kwalitatief onderzoek via interviews en focusgroepen
6.1 Het onderzoeksproces in kwalitatief onderzoek
» Flexibiliteit en openheid in uitvoering: typerend
Wie?
In onderzoeksontwerp bepaal je de doelgroep van je onderzoek
● Wie zullen onderzoekseenheden zijn?
● Wat is populatie en hoe zal de steekproef eruitzien?
● Steekproefomvang ligt nog niet vast
● Open steekproeven: selectie v/d eenheden eindigt op moment dat er geen nieuwe info
meer loskomt
● Bij verdere verzameling ga je op zoek naar info die tussentijdse resultaten bevestigt,
verscherpt, corrigeert, verbreedt, …
o Geen nieuwe info: saturatie / verzadiging
Wat?
● Je bepaalt wat je gaat onderzoeken, welke kenmerken je in kaart zult brengen
● Vooraf beschrijf je ze pas gedeeltelijk en in loop van onderzoek vul je aan en verfijn je de
kenmerken
● Tijdens onderzoek kunnen ook andere kenmerken centraal komen te staan
Hoe?
● Je kiest welke methoden en instrumenten je zult hanteren om onderzoeksvragen te
beantwoorden
● Verschillende methoden zijn mogelijk (je kan ook tijdens het onderzoek van methode
veranderen)
● Interviewschema kan tijdens het onderzoek ook veranderen
Het onderzoeksproces:
● In dataverzamelingsperiode moet er al geanalyseerd worden
● Door tussentijds te analyseren weet je waar je staat en wanneer er saturatie is bereikt en
de steekproef voldoende groot is
6.2.1.2 Focusgroepen
» Groepsgesprekken over bepaald thema onder leiding van een onderzoeker
» Onderlinge inbreng en onderlinge interactie is belangrijk
» W gestructureerd door onderzoeker, maar veel ruimte voor inbreng van geïnterviewde
» Gebeurt face-to-face, online via videobellen of chat
6.2.1.3 Observaties
» Onderzoeker verzamelt info door mensen systematisch en gericht waar te nemen
» Participerende observatie: onderzoeker neemt zelf deel aan situatie die hij observeert
» Niet-participerende observatie: onderzoeker blijft op de achtergrond zonder deel te nemen
of hij is niet aanwezig (vb achter een glas of via beelden)
» Open observatie: mensen zijn er zich van bewust dat ze geobserveerd worden
» Gesloten observatie: mensen zijn er zich niet van bewust
» Individuele observatie: afzonderlijke personen worden geobserveerd
» Groepsobservatie: meerdere personen w tegelijk geobserveerd (interactie)
6.2.1.4 Casestudy’s
» Meerdere methoden worden gebruikt om 1 case te onderzoeken
» Kwalitatieve en kwantitatieve methoden kunnen w gebruikt
Kern of topiclijst
● Beginvraag
● Topics
o Weinig of veel
o Geformuleerd als onderwerp of open vraag
● Tips:
o Beginvraag volledig uitschrijven
o Beginvraag moet bij onderwerp aansluiten
o Topics moeten logisch opgebouwd zijn
o Open vragen formuleren
o Duidelijke vragen formuleren
o Waaromvragen vermijden
o Suggestieve vragen vermijden
o Dubbele vragen vermijden
● Alternatieven voor open vragen
o Foto’s waarover je wilt vragen wat ze bij geïnterviewde oproepen
o Geïnterviewde selectie laten maken uit kaartjes met kernwoorden
o …
Slot
● Samenvatting door onderzoeker die v/h verhaal van geïnterviewde
● Vraag naar aanvulling door geïnterviewde
● Vraag naar feedback bij het interview door geïnterviewde
● Info over verdere verloop v/h onderzoek
● Bedanken voor medewerking
6.3.2.4 De context
Je moet rekening houden met:
● De locatie:
o Eigen omgeving van geïnterviewde
Geïnterviewde moet minder moeite doen: je zal sneller mensen vinden
Mensen zijn meer op hun gemak: meer openheid tijdens interview
o Andere locatie:
Je hebt omstandigheden meer in de hand
Je moet je minder verplaatsen minder tijdrovend
Neutrale locatie
● Gespreksruimte:
o Afgesloten ruimte
o Stoelen aanwezig
o Weinig omgevingsgeluiden
o Geen inkijk
o Gezellig ingericht
o Niet rommelig
● Tijd:
o Vooraf tijdstip bepalen in overleg met geïnterviewde
o Tijdsduur: in functie van geïnterviewde (nooit langer dan 2 uur)
● Randvoorwaarden:
o Onkostenvergoeding?
o Financiële of materiële vergoeding?
o Drankje voorzien tijdens interview
6.3.2.5 De registratie
● Video- en geluidopnames
● Eigen notities
● Notities door assistent
● Aanvullend verslag (extra info zoals naam, plaats, tijdstip, …)
● Beste: opname + notities
6.3.2.6 Proefinterviews
● Je neemt interview af bij kleine groep mensen die nauw aansluiten bij de doelgroep
● Best neutrale mensen, en anders familie, vrienden collega’s, …
6.3.3.2 Benodigdheden
● Je neemt alle materialen mee die je nodig hebt
o Interviewschema
o Materiaal om te registreren (opnameapparatuur en batterijen en/of pen en papier)
o Eventueel aanvullend materiaal: foto’s, kaartjes, aanvullend verslag, vergoeding,
drankjes, …
Vragen stellen
● Bewoording laten afhangen van gesprek
● Alleen open vragen stellen
● Duidelijke, korte vragen stellen
● Waaromvragen vermijden ( te confronterend)
● Suggestieve vragen vermijden ( kan antwoord beïnvloeden)
● Dubbele vragen vermijden
Actief luisteren
● Ga na of antwoorden relevant zijn
● Ga na of antwoorden duidelijk zijn
● Ga na of antwoorden volledig zijn
● Ga na of antwoorden valide zijn
● Evalueer non-verbaal gedrag
Doorvragen
● Directieve doorvraagtechnieken: letterlijk doorvragen
● Non-directieve doorvraagtechnieken: discreet doorvragen door vb stilte
6.4 Focusgroepen
Focusgroepen: groepsgesprekken over ervaringen, ideeën, gevoelens, belevingen, … van
deelnemers
● Interactie staat centraal
● Zelfde als interviews + aanvulling
Groepsgrootte:
● 6 à 8 deelnemers
Aantal focusgroepen:
● Vaak 3 à 5
● Meestal in functie van middelen; tijde en budget
Kern:
● Zelfde als bij interview
● Alternatieve technieken
o Brainstormen over een onderwerp
o Groepstekening of -collage ontwerpen (moodboard)
o Rollenspel spelen
o Gekleurde kaartjes omhooghouden en debat voeren
o Ideeën op kleine blaadjes noteren, die bij elkaar leggen of op bord leggen en logisch
ordenen
o Kernwoorden uit gesprek noteren op een flap-over en daar later op terugkomen
Slot:
● Zie interview
6.4.1.4 De context
Je moet rekening houden met:
● De locatie:
o Natuurlijke omgeving van deelnemers
o Neutrale locatie
● Gespreksruimte:
o Zelfde als interview
o Voldoende groot voor hele groep
● Tijdstip
o Onderzoeker bepaalt tijdstip
o Kan verschillende groepen maken op verschillende tijdstippen
● Tijdsduur:
o Meestal tweetal uur met korte pauze
o Afhankelijk van deelnemers
● Randvoorwaarden:
o Onkostenvergoeding, catering, drankje, …
6.4.1.5 De registratie
● Video- en geluidopnames
● Eigen notities
● Notities door assistent
6.4.1.6 Proefopname
● Zie interview
6.4.1.7 De eerste contacten
● Zie interview
6.4.2.2 Benodigdheden
● Je neemt alle materialen mee die je nodig hebt
o Interviewschema
o Materiaal om te registreren (opnameapparatuur en batterijen en/of pen en papier)
o Eventueel aanvullend materiaal: foto’s, kaartjes, aanvullend verslag, vergoeding,
drankjes, catering, naamkaartjes, flap-over, …)
6.4.2.5 Na de focusgroep
● Zelfde als focusgroep
7 Data-analyse in kwalitatief onderzoek
7.1 Principes
7.1.1 Een cyclisch proces
⇨ Geen lineair proces
7.2.2 Transcriptie
⇨ Interviews / focusgroepen letterlijk uittypen (woord voor woord, ook fouten)
⇨ Focusgroepen: alles uittypen en erbij vermelden wie wat heeft gezegd
⇨ Gesprek van 1 uur = +/- 4 uur uittypen
⇨ Transcript w geanalyseerd
7.3 Werkwijze
⇨ Je kan te werk gaan met of zonder gebruik van gespecialiseerde software
⇨ Software zorgt voor tijdswinst en efficiëntie
7.4 Fasen
7.4.1 Een grondige kennismaking met de data
⇨ Je leert gegevens door en door kennen
⇨ Interviews en focusgroepen herlezen
Werkwijze
⇨ Manueel: gebruik een papieren versie van alle tekstmateriaal en noteer de codes in kantlijn
⇨ Via een software voor kwalitatieve data-analyse
Aandachtspunten
● Codeer enkel fragmenten die relevant zijn
● Ken indien nodig meerdere codes toe aan een fragment
● Gebruik consequent dezelfde code als hetzelfde onderwerp wordt besproken
● Maak een overzicht van alle codes
Conceptueel model
⇨ O.b.v. het theoretisch kader dat je ontwikkelt kun je een conceptueel model of
pijltjesdiagram opstellen
7.4.4 Concluderen
7.4.4.1 Terugkoppelen naar de onderzoeksvragen
⇨ Uiteindelijke bedoeling van data-analyse is dat je een antwoord op de onderzoeksvragen
kunt formuleren
⇨ Veralgemeen resultaten niet naar de populatie bij kwalitatief onderzoek
7.5 Aandachtspunten
7.5.1 Citaten
⇨ Opmerkelijke, treffende verwoordingen moet je goed bewaren
7.6.2 Validiteit
⇨ Interpretatie v/h onderzoek staat centraal
Inhoudsvaliditeit: verwijst naar de kwaliteit van het dataverzamelingsinstrument: het
interviewschema
Interne validiteit: verwijst naar de geloofwaardigheid van de conclusie
Externe validiteit: verwijst naar de generaliseerbaarheid of overdraagbaarheid van de conclusie
⇨ Systematische fouten:
o Slechte interviewschema gebruiken
o Ongepaste interviewstijl
o Interviewtechnieken niet adequaat hanteren
o Veel sociaal wenselijke antwoorden hebben
o Vertekening in de registratie
o Vertekening tijdens data-analyse