1

Tentamen: Beschrijvende Statistiek Wiskunde MO-A Datum: 25-3-2013

Docenten: I.Hidalgo, F.van Dijk 2 (twee bladzijden) Tijd: 08.30 -10.30 u

1. (20 pnt)
Een groep van 24 eerstejaarsstudenten (collegejaar 2010-2011) van het IOL is een aantal vragen
voorgelegd. Deze vragen hebben betrekking op de volgende variabelen:
o Geslacht (1 = man, 2 = vrouw)
o Vooropleiding (h = Havo (of gelijkwaardig), v = VWO (of gelijkwaardig))
o Het eerste periodecijfer voor Beroepsvorming

In de volgende tabel staan de resultaten (om redenen van privacy zijn de namen niet vermeld):

Volg- Geslacht Voor- Cijfer

nummer opleiding beroeps- a) Geef aan op welk type schaal de drie variabelen
vorming
worden gemeten.
01 2 h 5
Verklaar steeds uw antwoord (6p)
02 2 h 2
03 1 v 7
b) Bepaal het modale, mediane en gemiddelde cijfer bij
04 2 v 9
beroepsvorming voor deze 24 studenten (8p)
05 1 h 4 c) Maak een kruistabel waarin de waarnemingen verdeeld
06 2 v 3 worden naar geslacht en vooropleiding (4p)
07 2 h 2 d) Beschouwt u de verzameling van deze 25 studenten als
08 2 v 7 een steekproef of als een populatie?
09 1 v 6 Verklaar uw antwoord (2p)
10 1 v 4
11 2 h 5
12 2 h 8
13 1 v 5
14 2 v 7
15 2 v 9
16 1 h 5
17 1 v 9
18 1 v 6
19 2 h 8
20 1 h 6
21 2 v 4
22 1 h 8
23 2 h 8
24 2 v 9

2. (24 pnt)
Per 1-1-1994 , 1-1-1995 en 1-3-1995 golden de volgende prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie.

Tabel : Prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie per Goederengroep en Totaal op

1-1-'94, 1-1- '95 en 1- 3-'95
(basisperiode april '78 tot april '79)

Goederengroep 1-1-1994 1-1-1995 1-3-1995

Voeding en dranken 1255 1650 2855
Woning en woninginrichting 878 1143 1706
Kleding en schoeisel 1506 1978 2936
Overige uitgaven 879 1199 1844
Totaal 1101 ? 2358
 2

Het prijsindexcijfer Totaal is een gewogen gemiddelde van de prijsindexcijfers van de vier
genoemde goederengroepen met wegingscoëfficiënten (gewichten) respectievelijk 44, 21, 9 en 26
(zijnde de percentages van de gezinsuitgaven welke een doorsnee gezin aan de goederen besteedt)
[6] a. Bereken het prijsindexcijfer Totaal per 1-1-'95
[6] b. Bereken de inflatie van de gezinsconsumptie (totaal) op 1-3-'95 ten opzichte
van 1-1-'94
[4] c. Welke goederengroep vertoont op 1-3-'95 de grootste stijging ten opzichte van
1-1- '94?
[8] d. Op 1-1-'94 verdiende meneer Apai f 3648,= en op 1-3-'95 f 5850,= per maand.
Bereken de koopkracht en het reële loon van meneer Apai op 1-3-'95 ten opzichte
van 1-1-'94
3. (28 pnt)
Bij een steekproef van 49 elementen horen onderstaande waarnemingen:

44 24 35 55 59 42 39 59 65 43
16 83 54 26 55 51 15 24 44 38
34 48 60 74 31 53 64 69 38 50
13 83 35 49 74 45 62 82 22 79
62 46 57 73 42 33 16 25 65

[4] a.Maak een klasseverdeling met als klassebreedte 10 en als laagste waarde voor de
eerste klasse 10
[4] b.Geef in de ontstane tabel ook aan : de klassemiddens, de cumulatieve frequentie, en
het cumulatief percentage
[2] c.In welke klasse zal het eerste kwartiel liggen ?
[4] d.Teken het histogram dat bij deze verdeling hoort.
[4] e. Bereken de mediaan
[4] f. Bereken het gemiddelde
[6] g. Bereken de standaarafwijking

4. (18 pnt)
Bij de firma “Road en Track” zijn populaire sportwagens verkrijgbaar. Bij sportwagens wordt er
vooral gelet op de tijd (in seconden) die nodig is om de snelheid van 0 naar 100 kilometer per uur op
te voeren. De gegevens over zes automerken zijn verwerkt in de onderstaande tabel.

Tabel: automerk, benodigde tijd (in sec.) en de prijs (x$1000) van de sportwagen
Merk Benodigde tijd in sec. Prijs (x$1000)
Sportwagen om 100km/u te bereiken
BMW M3 6,0 38,9
Honda Preloud 7,2 26,1
Toyota Supra 5,4 48,7
Dodge Viper 4,8 55,3
Mitsubishi 3000GT 5,7 44,7
Ford Mustang 6,9 26,3

6p a. Teken een spreidingsdiagram die het verband tussen de benodigde tijd in sec. en
de prijs van een sportwagen aangeeft
12p b. Bereken met behulp van de kleinste kwadraten methode het verband tussen de
benodigde tijd en de prijs in de vorm van een regressie vergelijking

cijfer = ( score + 10 / 10 )