Professional Documents
Culture Documents
Summary - Samenvattingwone 2
Summary - Samenvattingwone 2
Summary - Samenvattingwone 2
Leerdoelen
• Je kunt aangeven waarom het relevant is om als veiligheidskundige kennis te hebben over het
thema wonen en kunt hier eigen voorbeelden bij geven.
• Je kunt uitleggen wat steden zijn en bent bekend met de opkomst van de stadssociologie.
• Je kunt de complexiteit van hedendaagse steden uitleggen en deze kennis koppelen aan de
actualiteit.
• Je kunt aangeven welke ontwikkelingen van belang zijn op het gebied van woonbeleid,
woonregelgeving en milieu.
Samenleven heeft een ruimtelijk component: het sociale leven speelt zich immers af in een bepaalde
fysieke omgeving, op een bepaalde plaats (een omgeving). De gebouwde omgeving is de door
mensen omgevormde fysieke omgeving. De omvorming van de fysieke omgeving is het verst
gevorderd in steden, hier is vrijwel alle ruimte ‘man-made’. De verstedelijking (sociaal-ruimtelijke
verandering) heeft gevolgen voor de manier waarop het menselijk leven zich voltrekt.
Agrarische revolutie
- 3 functies: economisch, politiek-militair en religieus
- surplusproductie is een absolute voorwaarde om aan een stad te kunnen voldoen ( een zodanig
niveau van en regelmaat in de voedselproductie dat niet iedereen zich daar dagelijks meer om
hoeft te bekommeren en sommigen zich op andere activiteiten kunnen toeleggen, zoals handel
en ambacht, etc.
- arbeidsdeling zorgde voor verstedelijking → de andere activiteiten gingen zich richten op
plaatsen waar veel mensen dicht op elkaar woonden: in steden. → directe samenhang tussen de
groei van de voedselproductie, de toenemende arbeidsdeling en verstedelijking.
op het platteland hadden ze het minder goed dan in de steden.
- Omvang van West-Europese steden was gering
- Gebouwd van hout (erg veel) → Brandverordening uit 1232 doordat er toen een grote brand is
geweest.
- Stedelijke verordeningen → noodzakelijk voor beleid en bestaan van de stad
- Economische afhankelijkheid
- Door de sterke politieke verbrokkeling in die tijd hadden deze steden een betrekkelijk grote
mate van autonomie (geformaliseerd in ‘stadsrechten’) en ontwikkelden zij zich tot centra van
economische dynamiek en technologische en culturele vernieuwing.
Industriële Revolutie
- opkomst van grootschalige fabrieken door automatisering
enorme uitbreiding in netwerken van economische betrekkingen
- Migratie
push-factoren (misoogsten, etc. )
pull-factoren (werkgelegenheid)
- Expansiedrift van steden
grote sociale problemen
Beheersing stond centraal
Herstructurering
Woningwet 1901
De eerste wet omtrent volkshuisvesting:
- maakte onder andere rijkssteun en gemeentelijke steun mogelijk
- minimumnormen voor woningkwaliteit, zoals sanitaire voorzieningen, licht en lucht
De woningwet creëerde een balans van de ‘normale toestand in vraag en aanbod: particuliere
bouw – subculiere bouw
Woningwet 2015
- Wettelijke beperkingen op taken van woningcorporaties
- Het verlenen van diensten van algemeen economisch belang (daeb)
-Hoofdtaken: bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen aan mensen met een laag
inkomen.
-Aanpak tegen ‘scheefwonen’
Tegenwoordig trekken de veelheid aan dienstverlenende instellingen mensen naar steden, die zowel
werkgelegenheid bieden als voorzieningen voor afnemers en consumenten. Steden waar alle
headquarteres etc zich bevinden worden global cities genoemd, hier worden de belangrijke
beslissingen genomen. Ongelijkheid is in global cities groter dan in andere steden. De toenemende
concentratie van voorzieningen in grote steden draagt ertoe bij dat veel van de steden almaar
drukker worden. (toeristen, forensen, studenten, zakenlieden, etc.).
Pullfactoren: de kansen op werk of handel, mogelijkheden voor individuele ontwikkeling, sfeer van
de stad, mentale vrijheid, faciliteiten voor vrijetijdsbesteding, aanwezigheid subculturen.
Pushfactoren: armoede en gebrek aan werk op platteland, oorlogsgeweld, ecologische ellende…
In de stadssociologie is de stedelijke bebouwing van belang, maar uiteindelijk gaat het om de sociale
processen die in de stad plaatsvinden, om de ontwikkeling van stedelijkheid, waarbij stedelijkheid
verwijst naar de sociale relaties, de sociale interacties, de mentaliteit, de (sub)culturen en
levensstijlen in stedelijke contexten.
De moderne stad bracht mensenmassa’s bijeen op een schaal als nooit tevoren en creëerde
tezelfdertijd nieuwe vormen van collectiviteit en individualiteit.
De stad is volgens Simmel één hectische verzameling van interacties tussen stedelijke individuen. De
veelvuldigheid en de verscheidenheid van al die interacties drukken zwaar op de psyche van de
stedeling.
Maatschappelijke problemen:
Chicago School:
Park: menselijke relaties in moderne samenlevingen worden in belangrijke mate gevormd door de
stedelijke manier van leven en steden geven richting aan de maatschappelijke ontwikkeling.
Complexiteit stad:
Milieubederf: door mensen veroorzaakte veranderingen in de natuur die nadelige gevolgen hebben
voor de levenskansen, de gezondheid en het welzijn van huidige en toekomstige generaties. Dit is
een probleem op wereldschaal geworden. Oorzaken: groei bevolking, groei productie en consumptie
per hoofd en de ontwikkeling van technologie.
Karl Marx pleitte voor een spreiding van de stedelijke bevolking over het platteland, omdat in de stad
het water van rivieren en kanalen sterk vervuild raakte door het lozen van menselijke ontlasting en
op het platteland de grond uitgeput werd door gebrek aan natuurlijke mest.
Leerdoelen
• Je kunt aangeven wat sociaal veilig ontwerp is en kunt voorbeelden geven van methodieken en
instrumenten die passen binnen deze werkwijze.
• Je kunt aangeven welke theorieën ten grondslag liggen aan sociaal veilig ontwerp.
• Je kunt aan de hand van casuïstiek beargumenteren welke maatregelen genomen moeten
worden ter bevordering van de veiligheid in de woonomgeving of waarom een ontwerp niet
voldoende veilig zou zijn.
• Je kunt aangeven welke ontwikkelingen van belang zijn als het gaat om stedelijke vernieuwing in
Nederland.
• Eenduidigheid
eenduidigheid en duidelijkheid in de zonering en markering van ruimten, zodat zowel voor
gebruikers als voor beheerders duidelijk is welke functie en status een gebied heeft en wie
voor beheer verantwoordelijk is. De functie moet eenduidig en duidelijk zijn door vorm en
inrichting. Soms is het lastig de functie van een plek te herkennen, zulke gebieden kunnen als
‘niemandsland worden beschouwd, waarvoor niemand zich verantwoordelijk voelt. Een
duidelijke en eenduidige routing met goede oriëntatiemogelijkheden is belangrijk voor een
positieve beleving. Gebruikers moeten weten waar ze zijn, in één opslag begrijpen welke
kant ze op moeten, mogen niet kunnen verdwalen en moeten vluchtroutes herkennen.
Eenduidige routing geeft bundeling van stromen, waardoor mensen zich veiliger voelen.
Informatie en bewegwijzering moeten eenduidig en duidelijk zijn om onveiligheidsgevoelens
te voorkomen.
• Toegankelijkheid
Gebouwde omgeving mot voor gewenst en bedoeld gebruik en voor hulpdiensten goed
toegankelijk zijn, maar moet tegelijkertijd ontoegankelijk zijn voor ongewenst en onbedoeld
gebruik. Toegankelijkheid van de gebouwde omgeving is de eigenschap van buitenruimten,
gebouwen en woningen die maakt dat mensen er kunnen doen wat zij er volgens de
bestemming moeten kunnen doen. dit wordt grotendeels bouwkundig geregeld. (rekening
houden met beperkingen, vluchten, bereikbaarheid, diversiteit). Ontoegankelijkheid wordt
zowel fysiek als organisatorisch geregeld (deuren etc. en toezicht etc.) Potentiële daders
hebben echter ook baat bij toegankelijke vluchtroutes etc.
• Aantrekkelijkheid
Sociale veiligheid is gebaat bij een omgeving waaraan zichtbaar zorg en aandacht is besteed.
Esthetische kwaliteit: mensen kunnen bepaalde dingen verschillende waarderen, maar
voelen zich onbehaaglijk als vorm en inrichting niet passen bij hun verwachtingen en
persoonlijke identiteit. (natuur meestal aantrekkelijk en grootschalige omgevingen minder).
Aantrekkelijk functieaanbod: faciliteiten moeten worden aangeboden waar
gebruikersgroepen behoefte aan hebben. Er moet een reden zijn om ergens te willen komen.
Onderhoud en beheer: Schoon en heel is aantrekkelijker dan vuil, kapot, verwaarloosd.
Gebieden die niet meer worden gebruikt en van niemand meer zijn worden overgeleverd aan
ongewenst gebruik (vernielingen, vuilnis, etc. ) →Broken windows theorie.
Esthetische duurzaamheid: ‘houdbaarheid’. Buitenruimten, gebouwen en woningen moeten
kunnen worden aangepast aan functiewijzigingen en aanpassingen aan de nieuwe tijden.
Technische duurzaamheid: de inrichting moet een zekere mate van robuustheid hebben,
vandalismebestendig. (Hufterproof).
Sociale duurzaamheid: Veiligheidsgevoelens zijn sterk gerelateerd aan de sociale cohesie in
de buurt. Als bewoners bereid zijn zich actief voor de buurt in te zetten, elkaar te helpen,
elkaar kennen en samen dingen ondernemen voelt de buurt veiliger. Veranderingen in de
buurt verminderen het gevoel van sociaal vertrouwen en herkenbaarheid.
Zichtbaarheid
Eenduidigheid
Aantrekkelijkheid
1. Esthetische (van schoonheid/mooi) kwaliteit
- universele waarden: natuur aantrekkelijk en grootschalige omgevingen onaantrekkelijk
2. Aantrekkelijk functieaanbod
- voldoende faciliteiten
- ze moeten een reden hebben nom ergens te komen
3. Onderhoud en beheer
- bepalen sterk aantrekkelijkheid van een ruimte
- schoon en heel
- bewoonde panden
- goed onderhouden van geliefde plekken
4. Esthetische duurzaamheid
-‘mooie’ verschijningsvorm van gebouw
5. Technische duurzaamheid
- robuustheid materiaal: ‘hufterproof’ en ‘targethardening’
6. Sociale duurzaamheid
- actief inzetten voor de buurt roept veiligheidsgevoelens op bij bewoners (saamhorighei)
Maatregelen
Veiligheidsbeleving
Vooral in de woonomgeving is het belangrijk dat mensen zich veilig voelen. Er is een duidelijke relatie
tussen onveiligheidsgevoelens en de buurt waar mensen wonen. Mensen die hun buurt en directe
leefomgeving negatief waarderen, voelen zich daar ook vaker onveilig. In buurten met een lage
sociaal-economische status, veel eenoudergezinnen en veel niet-westerse allochtonen voelen
bewoners zich onveiliger dan in andere buurten. Sociale samenhang, verloedering en de
aanwezigheid van overlastgevende groepen zijn doorslaggevende factoren ind e veiligheidsbeleving
van de eigen buurt.
Criminaliteitstheorieën
Veiligheidseffectrapportage (VER)
= een instrument om vroegtijdig veiligheidsrisico’s van plannen duidelijk te krijgen en daar
oplossingen voor te zoeken. Alle aspecten van (on) veiligheid worden bekeken en alle bij veiligheid
betrokken actoren werken samen en nemen op meerdere fronten tegelijk maatregelen, zowel
bouwkundige, sociale, als bestuurs- en organisatorische maatregelen. Het integrale karakter van de
VER komt tot uitdrukking in de afwegingen die moeten worden gemaakt tussen veiligheid en andere
belangen, zoals milieu, economische, financiële en sociale belangen. De VER is ontwikkeld vanuit de
overtuiging dat preventief werken structureel succes oplevert.
Eigenschappen:
De VER is interactief. De samenwerking van een team betrokkenen leidt tot het borgen van de
verschillende soorten veiligheid in het ontwerpproces. De VER is cyclisch, er wordt niet slechts op
één moment naar de veiligheid gekeken. Veiligheidsanalyse wordt steeds opnieuw ingezet. De VER
loopt altijd parallel aan een fase van het ontwerpproces.
VER → richt zich op het samenwerkingsproces. De werking berust op het voeren van een
gestructureerde veiligheidsdialoog tussen publiek en private partijen die betrokken zijn bij het
project. De methodiek brengt de veiligheidspartners aan tafel en zorgt ervoor dat zij elk hun
verantwoordelijkheid nemen. Het achterliggende doel hierbij is om veiligheid tijdig onderdeel te
laten zijn van besluitvormingsprocessen bij bouw- en ruimtelijke plannen.
Opzet:
- onderbouwing (nut en noodzaak)
- intentie (doelen en ambities en partners vastgelegd)
- analyse (kwaliteit huidige veiligheidsrisico’s, inschatting en beschrijving nieuwe risico’s)
- alternatieven (alternatieve plannen)
- maatregelen (bepaald en beschreven)
- implementatie (maatregelen worden geïmplementeerd)
- beheer (afspraken gemaakt over beheer en beheerplan samengesteld).
CPTED (1960)
• Jane jacobs geeft aan dat eigenschappen van de gebouwde omgeving verantwoordelijk zijn
voor criminaliteit:
- door manier waarop nieuwe steden werden ontworpen en gebouwd konden bewoners
straat niet overzien en dus minder controle uitoefenen op crimineel gedrag.
- criminaliteit neemt toe wanneer men geen contact heeft met de buren. Ze wilden de oude
stadswijken terughalen, omdat zo het contact met de buren beter werd.
• Benadrukt belang van sociale controle
• Jacobs geeft aan dat er 3 uitgangspunten noodzakelijk zijn op straat in de wijk veilig te
maken:
1. Een duidelijke afbakening van openbare ruimte en privé- ruimten;
2. Deuren en ramen van gebouwen langs de straat moeten op de straat gericht zijn;
3. Zoveel mogelijk voetgangers op het trottoir → ‘eyes on the street’ (geeft een veilig gevoel
en zorgt voor informele sociale controle).
Stelde vooral dat fysieke ontwerp van gebouwen en buurten en de mate waarin bewoners voelen dat
zij controle hebben over hun omgeving, kan vergroten.
• Newman kijkt ook hoe omgeving door bewoners wordt waargenomen en begrepen.
1980 NEwman
Aandacht verschoof van fysieke gebouwde omgeving naar nadruk op sociale omgeving;
Stelde dat stedenbouwkundige kenmerken van gebouwen of wijken directe invloed hebben op aard
en omvang criminaliteit.
1. Territorialiteit
- mensen moeten elkaar kunnen zien en gezien worden
- Ruimte onder controle van bewoners
- scheiding tussen privaat, semi-privaat of publieke ruimte
- trapportalen voor kleine aantallen bewoners
- buitenruimte dichtbij ingang
2. Toezicht
- ramen zodat je toezicht kunt houden
- ingang dichtbij straat
- alle gezamenlijke ruimtes zichtbaar vanaf straat
- alle brandtrappen van glas en niet gesloten
3. Imago
- niet heel anders dan de rest ( het moet redelijk gelijk zijn allemaal)
- geen hoge flats voor alleen maar lage inkomens
- robuust en elegant interieur
4. Omgeving
- mix van huizen, ondernemingen en faciliteiten (de plaats is bepaald)
- huizen naast speelplaatsen (zicht) (zodat bewoners kunnen helpen )
Samengevat:
1970 CPTED
1. Territorialiteit
- eigenaarschap: ‘van ons’
- voorbeelden: kleur, markering, etc.
2. Toezicht
- zien en horen
- informeel/formeel/semi-formeel
- bijvoorbeeld verlichting, en burgers moeten voldoende gemotiveerd zijn om in te grijpen
3. Toegankelijkheid faciliteren
- bijvoorbeeld woninginbrekers die in en uit woning vluchten. (en direct een tweede toegang
zoeken als tweede vluchtweg)
4. Beveiliging/target hardening
- Fysieke beveiliging die het dader moeilijk maakt (sloten, hekken, tralies)
5. Imago en beheer
- ziet gebied er aantrekkelijk en schoon uit
- ‘Broken window – theorie’
- zo ziet een potentiële dader dat een gebied wordt verzorgt en er dus toezicht is. Draagt ook
bij aan veiligheidsgevoelens.
6. Positief gebruik en gedrag
- omgeving waarin goede mix is van jong/oud, man/vrouw, etc.
CPTED: een aanpak waarmee criminaliteit, maar ook overlast, asociaal gedrag en
onveiligheidsgevoelens, voorkomen worden door een multidisciplinair proces waarbij een specifiek
gebied beter gepland, ontworpen en beheerd wordt via omgevingsgerichte maatregelen.
Veiligheidsstrategieën
• Gentrification: early adapters (jonge kunstenaars) trokken naar de arbeiderswijken met lage
huur- en huizenprijzen. Zij knapten de ruimten op en hun aanwezigheid zorgde voor een
verdere aanzuigende werking van andere creatieve maar vaak niet sterk vermogende
bevolkingsgroepen. De toenemende leefbaarheid en aantrekkelijkheid van een dergelijke
oude arbeiderswijk zorgden ervoor dat huur- en huizenprijzen stegen en dat een deel van de
oorspronkelijke bewoners het niet meer kon opbrengen om er te blijven wonen. De lage
inkomensgroepen worden zo verdrongen door hogere inkomensgroepen. Gentrification
wordt vaak bewust ingezet als instrument om de criminaliteit uit oude en verpauperde
buurten weg te drukken en een meer gemêleerde bevolkingssamenstelling te bevorderen.
positieve kanten: de wijken worden opgewaardeerd
negatief: de traditionele bewoners uit lagere inkomensgroepen worden verdrongen
• Public reassurance
Waar de objectieve veiligheid toeneemt, is de veiligheidsperceptie onder burgers
onveranderd gebleven en soms zelfs slechter geworden. Subjectieve veiligheid is ook een
dimensie waarmee rekening dient te worden gehouden bij stedenbouwkundig ontwerpen.
Bij het concept public reassurance onderscheidt Eysink Smeets vier aandachtsterreinen:
veiligheid, veiligheidsbeleving, vertrouwen en vrijheidsbeleving. Binnen deze
aandachtsterreinen onderscheidt hij drie belangrijke elementen: signal crimes, signal events
en signal disorders: het verschijnsel dat bepaalde delicten, gebeurtenissen of vormen van
overlast niet zozeer impact hebben door die gebeurtenis zelf, maar vooral omdat zij worden
opgevat als een teken dat de morele, sociale of fysieke orde in de leefomgeving in het geding
is. Eysink Smeets constateert dat bestuurders en beleidsmakers van oudsher primair naar de
zware criminaliteit en misdrijven kijken, terwijl burgers de veiligheid meer van
‘onderaf’bezien (overtredingen en niet-strafbare feiten). Kleine ergernissen in de openbare
ruimte behoeven daarmee veel aandacht omdat ze een grote impact kunnen hebben op de
percepties van burgers: signal events. Feitelijke criminaliteit wordt niet gereflecteerd door
deze risicopercepties, oordelen en emoties waar mensen hun veiligheidsgevoelens op
baseren.
• Community policing
de kern: het opbouwen van een band tussen politie en bevolking. Community policing wordt
in het Nederlands meestal aangeduid met de term gebiedsgebonden politiezorgd (GPZ), een
verzamelbegrip voor alle vormen van politie die zijn gestoeld op de gedachte dat de politie
effectiever is als zij haar werk doet in nauw contact en in goede samenwerking met de
samenleving, rekening houdend met wensen en opvattingen uit de bevolking. (wijkagenten,
gebiedsagenten, netwerkagenten (probleemgericht, kleinschalig, kennen en gekend worden)
• Probleemgerichte politie-inzet
kern: de politie moet een grondige analyse maken van de problemen waarmee zij wordt
geconfronteerd. Problemen die vaak door de bevolking in de wijk worden aangedragen.
(SARA: Scanning, Analysis, Response en Assessment)
• Informatiegestuurde politie-inzet
De verschuiving die hier plaatsvindt is dat de intuïtie en expertise van ervaren politiemensen
deel worden vervangen door analyses en inzichten die informatieanalisten en forensisch
experts opdoen vanuit hun databestanden. Het gaat erom betere resultaten te bereiken door
systematisch gebruik te maken van informatie in combinatie met een probleemgerichte
manier van werken om de belangrijkste problemen op het gebied van o.a. criminaliteit aan te
pakken.
• Compstat
VS. Hoewel compstat analyses van een groot aantal bronnen als input gebruikt, behelst de
methode meer dan alleen informatieverwerking. Het contact met het publiek blijft een
cruciale factor, evenals bewustwording van problematiek door groepsdiscussies, mondeling
informatie-uitwisseling en het afleggen van verantwoording door leidinggevenden.
Leerdoelen
• Je kunt diverse risico’s benoemen die spelen op het gebied van milieu en fysieke bedreigingen (in
relatie tot het thema wonen).
• Je kunt beargumenteren welke maatregelen genomen kunnen worden om risico’s op het gebied
van milieu en fysieke bedreigingen te verkleinen.
Verkeersveiligheid
basisrisicofactoren verkeer:
• Snelheid
• Massa- en snelheidsverschil→ snelheid ligt aan de basis van het
verkeersveiligheidsprobleem; 1/3e van de dodelijke verkeersongevallen heeft te maken met
een te hoge snelheid. Beperken van massa- en snelheidsverschil: scheiden van
vervoersstromen en verlagen rijsnelheid. (met een 30km zone bijvoorbeeld bereik je veel
veiligheid)
• Fysieke kwetsbaarheid → mensen zijn fysiek kwetsbaar, dit maakt dat het verkeer per
definitie onveilig is.
Type wegen:
Wegenstructuren:
• Bereikbaarheid
• Bluswatervoorziening
Externe veiligheid
Externe veiligheid
Risico’s als gevolg van:
• Omliggende industrie
• Transport gevaarlijke stoffen
• Neerstorten van vliegtuigen
Omdat het effect heel groot is, moet de kans zeer klein zijn: plaatsgebonden risico (PR < 10 tot de
macht min zes). Het is complex omdat de kansen die hierbij horen ontzettend klein zijn. risico
aanvaardbaar houden, betekent dat als het effect ontzettend groot is de kans heel klein is, want
risico= kans x effect.
Milieu- en gezondheidsaspecten
Binnenmilieu:
Asbest: als je als bewoner af en toe in aanraking komt met asbest is de kans toch erg klein dat je er
nadelige gevolgen aan hebt (kanker). Beroepsmatig is dit anders. Die hebben een langer blootstelling
en dus is de kans op nadelige gevolgen groter.
Radon: de belangrijkste manieren waarop radon in de woning kan komen: 1. Uit de bodem, via de
kruipruimte en 2. Uit bouwmaterialen.
Thoron: komt uit materialen waarmee de muren en plafonds in de woning zijn afgewerkt.
Radioactieve stoffen die in bouwmaterialen zijn opgeslagen.
Deze komen langzamerhand vrij uit deze materialen. De stralingsniveaus zijn relatief hoog. Lage
dosis, dit zou een bijdrage kunnen hebben aan de ziektelast voor bevolking als geheel. Risico niet
heel groot, maar het is er wel.
Buitenmilieu:
Zorgt voor vroegtijdige sterfte. Kleine deeltjes: micrometers. Zie je niet maar je kan ze wel inademen.
Hoe kleiner hoe meer schade het aan kan richten. Fijnstof:
Geluidsoverlast: is afhankelijk van wat het is. Het is persoonlijk en het luidt wel tot
gezondheidsproblemen. (kan van vliegtuigen, overlast, etc. komen). Effecten door toedoen van
verkeersgeluid:
• Verminderde slaapkwaliteit
• Verminderd algemeen welbevinden
• Invloed op sociaal gedrag en verminderde concentratie
• Bepaalde aandoeningen
• Verlies van levensjaren (vroegtijdige sterfte)
Actueel:
• Raad van State in mei bepaald dat er geen stikstof meer bij mag komen rond gevoelige
natuurgebieden
Maatregelen
Leerdoelen
• Je kunt theoretisch onderbouwd een aanpak schetsen voor bepaald deviant of crimineel gedrag
in de woonomgeving en beargumenteren waarom voor deze aanpak is gekozen.
• Je kunt beargumenteren wat ‘positieve veiligheid’ bijdraagt aan een veilige leefomgeving.
• Verplaatsing
• Sociale verschijnselen komen op bepaalde plaatsen meer voor dan op andere plaatsen
1. Sociale-desorganisatietheorie
→primair gericht op sociale buurtkenmerken die van invloed zijn op ontstaan
criminele motivatie
2. Gelegenheidstheorieën
→Primair gericht op fysieke en sociale kenmerken van (pleeg)locaties die het plegen
van misdrijven aantrekkelijk maken
→Gemotiveerde dader wordt verondersteld al aanwezig te zijn. (dit is bij de sociale-
desorganisatietheorie niet zo).
Burgess (1925) theorie over sociale en ruimtelijke ontwikkeling van steden gebaseerd op ecologie
Volgens deze theorie verloopt ontwikkeling van snel groeiende steden concentrisch rond een
centraal winkel- en bedrijvencentrum
➢ Bij snelle stedelijke groei zoeken winkels en bedrijven nieuwe ruimte in gebied rondom
centrum → overgangsgebieden (worden minder aantrekkelijk om te wonen → bewoners die
kunnen veroorloven trekken weg)
Concentrische zonemodel (Shaw en McKay, 1942)→meeste verdachte jongeren 10-15 jaar afkomstig
uit buurten rondom stadscentrum van Philadelphia. De criminaliteit vindt het meest plaats in het
centrum van de cirkel. Naar mate je verder naar buiten gaat neemt de criminaliteit onder deze
jongeren af. Lage sociale economische status. Bevolkingsmobiliteit.
• Begrip sociale desorganisatie →gebrek aan betrokkenheid van buurtbewoners bij hun directe
omgeving →gebrek aan sociale controle →grotere kans criminaliteit
• Richten zich primair op de gelegenheid die bepaalde locaties bieden voor plegen delicten
• Twee benaderingen:
1. Situationele benadering
2. Routine- activiteitentheorie
1.Situationele benadering (Jefferey & Newman)
Invloed van bouwkundige aspecten op criminaliteit
- CPTED (1971)
- Defensible space (de omgeving waarin je woont moet je zo veel mogelijk als eigenaarschap
voelen omdat je dan het gevoel hebt dat je dit moet beveiligen, zo blijft er meer toezicht en
sociale controle.
- Criminaliteit volgens hen te wijten aan de gebouwde omgeving. Locaties verdedigbaar maken
gaat niet alleen om de directe effecten van bouwkundige elementen (verlichting,
afscheidingen, zichtbaarheid van ingangen) die een locatie onaantrekkelijk maken voor
criminelen. Aanpassingen in bouwstijl en landschapsinrichting moeten er ook toe leiden dat
bewoners zich niet slechts voor hun eigen huis verantwoordelijk voelen, maar ook voor hun
directe woonomgeving.
- Ideaal doelwit voor daders: met name in en rond hoogbouw maken het bewoners moeilijk
om toezicht te houden en als territorium te zien. In een rijtjeshuis is dit anders. Dit is
afgebakend en gekocht/gehuurd, dus mensen voelen dit als van hun. Bij hoogbouw moet je
meer delen met anderen waardoor die afbakening er minder is. Bewoners moeten het meer
als territorium ervaren om de criminaliteit tegen te gaan, bijv. woonerven kunnen hierbij
helpen.
- Daders bewegen zich net als andere mensen door hun omgeving voor hun routine
activiteiten
- Meeste misdrijven worden gepleegd door daders die aan wie zich tijdens dagelijkse
activiteiten een gelegenheid tot plegen van delict voordoet.
Awareness space:
- Mentale kaart vooral ruimte bestrijkt die gevormd wordt door meest recente
routineactiviteiten
- Dus gaat vooral om bewust expliciete kennis van de omgeving
- Keuze dader doelwit: vooral kennis haalt uit bewust expliciete kennis (kan worden beinvloed
door media en door schrift)
- Routineactiviteiten en kenmerken van de omgeving zijn van invloed op doelwit dader (ZETA,
CPTED, Defensible space).
- Dus dader pleegt delict daar waar: 1. Routineactiviteiten dader, 2.mentale kaart van dader,
3.gelegenheidsgebieden elkaar goed overlappen.
• Andere doelwitten
• Andere tijdstippen
• Functionele verplaatsing (daders stappen over van het ene delicttype op het andere)
• Substitutie van daders (wanneer de daders van bepaalde delicten vastzitten of besluiten een
delict niet te plegen, wordt hun plaats ingenomen door andere daders
• Fission effects (kettingreactie) → één criminele handeling geeft aanleiding tot nieuwe
criminele reacties.
Er vindt op een plek veel criminaliteit plaats → er worden maatregelen genomen → criminaliteit gaat
zich verplaatsen.
Positieve veiligheid zouden we langs deze weg kunnen duiden als (een) ‘uitdrukking’: het prettige
gevoel en de capaciteit tot handelen die voortvloeien uit een ‘good encounter’ tussen genoemde
elementen. Veiligheid kan als zodanig opgevat worden als een relatio‐ neel en situationeel proces
waar positieve connotaties aan gekoppeld kunnen worden in termen van (atmo)sfeer. Het
tegenovergestelde geldt voor situaties waarin veiligheid onder druk staat. Binnen het kader van hun
onderzoek in Nederlandse uitgaansgebieden suggere‐ ren Brands en Schwanen (2014) dat de
veelheid aan ervaringen die encounters opleveren een onbewust karakter heeft en in relatie staat
met vertrouwde of bekende situaties. Mensen denken daarbij niet constant aan hun eigen veiligheid;
ze zijn vrij van zorgen en onbeperkt in hun handelen. Veiligheid kan hierbij als iets intrinsiek positiefs
worden gezien. Hetzelfde onderzoek suggereert ook dat uitgaanders in veel gevallen onbewuste
veiligheid ervaren in de publieke ruimten van uitgaansgebieden. Neem als voorbeeld een situatie
waarin iemand met vrien‐ den over een uitgaansplein loopt en geheel opgaat in een bespreking van
de gebeurtenissen van zijn of haar favoriete tv-programma. Dit beeld sluit aan bij de oproep van
Franck (2014) om juist ook datgeen te waarderen ‘wat al aanwezig is’ op bepaalde plekken. De
toevoeging ‘onbewust’ binnen ‘onbewuste veiligheid’ is van belang met het oog op de rol van het
individu in relatie tot de assemblage waarbinnen hij of zij zich bevindt. Volgens Merleau Ponty (in
Crossley, 1995) nemen mensen de wereld altijd waar via perceptie, maar zijn zij zich niet altijd
bewust van hun waarneming, dan wel hun rol als waarnemer. Een groot deel van onze
waarnemingen – en han‐ delingen – vindt plaats in het onderbewuste, waarbij we met onze
omgeving als het ware op de ‘automatische piloot’ interacteren. Gebeurtenissen uit het verle‐ den en
herinnering spelen hierbij een belangrijke rol (Brands & Schwanen, 2014). Door een focus op de rol
van het geheugen binnen waarneming kunnen we ook beter begrijpen hoe correlaten binnen de fear
of crime-onderzoekstraditie, zoals socialisatie, victimisatie en blootstelling aan de media (maar ook
positieve ‘herin‐ neringen’ en gebeurtenissen), een rol kunnen spelen in de ervaring van veiligheid
(Brands, 2014). Dit alles suggereert dat de ‘prereflectieve’ perceptie van de atmos‐ feer waar
personen deel van uitmaken op zichzelf een belangrijk aspect is van positieve veiligheid. Onbewuste
veiligheid kan desalniettemin altijd worden onderbroken. Er kan sprake zijn van een trigger die
belemmerend en vervreemdend werkt en iemands bewustzijn van (on)veiligheid in de hand werkt.
Wanneer personen ‘op hun hoede’ raken, ervaren zij een potentiële dreiging binnen de assemblage
waar zij zich bevinden. Neem nogmaals de situatie waarin iemand met vrienden over een
uitgaansplein loopt. Het is al wat later op de avond, de groep hoort af en toe geschreeuw; andere
aanwezigen op het plein hebben duidelijk veel gedronken. De alertheid bij de groep neemt toe en
kan zelfs omslaan in het ervaren van daadwer‐ kelijke dreiging. Personen bevinden zich dan in een
situatie waarin een ander de intentie vertoont kwaad te doen en waarbij het potentiële slachtoffer
niet gemak‐ kelijk uit de situatie weg kan (Brands & Schwanen, 2014). Neem als voorbeeld een groep
die scheldend op de vrienden op het plein af komt lopen.4 Dit soort fases van beleving sluit aan bij
termen zoals ‘fear (of crime)’ en ‘anxiety’ (zie Pleysier, 2010), waarvoor binnen de wetenschappelijke
literatuur relatief veel aandacht is. Niet één fase, maar de continue beweging tussen fases van
‘onbewust’ via ‘op je hoede zijn’ tot ‘dreigend’, zouden we dan veiligheidsbeleving in algemene zin
kunnen noemen
Fear of crime: Definitie: de emotionele reactie op een situatie die als dreigend wordt ervaren, waarbij
criminaliteit of zaken die personen daarmee associëren van belang zijn (Pleysier) (p. 37).
Multidimensionaal karakter:
1. Inschatting van het risico om slachtoffer te worden van criminaliteit → risk perception
→Eerste benadering voorspeller van tweede benadering
2. Daadwerkelijke angst voor of zorgen over slachtofferschap
Verscheidenheid aan studies die kenmerken van sociale en fysieke omgeving koppelen aan angst
voor criminaliteit:
• De gebouwde omgeving als zodanig en de vormgeving ervan is van invloed op angst voor
criminaliteit: Bijvoorbeeld ZETA, CPTED, defensible space
Leerdoelen
• Je kunt aangeven wat buurtteams zijn en hoe deze werken. Vanuit de theorie kun je
beargumenteren waarom deze aanpak een succesvol middel kunt zijn in het verbeteren van de
veiligheid in de wijk.
• Je kent de partners die samen werken aan wijkveiligheid en kunt hun taken, bevoegdheden en
rol in het veiligheidsdomein benoemen.
• Je kunt aan de hand van een casus beargumenteren welke maatregelen kunnen worden
genomen om de veiligheid te verbeteren in een wijk en welke actoren daarbij betrokken dienen
te worden.
Partners in beeld:
Op wijkniveau zijn de belangrijkste spelers:
• Burgers
Artikel ‘succes en falen van sociale interventies op het gebied van buurtleefbaarheid’
Sociale interventie:
Gaat om interventies die een (vrijwillige) aanpassing van sociaal gedrag in de woonomgeving
nastreven → om aandachtswijken leefbaarder te maken.
Leefbaarheid :
Burgerbestuur
Inzet van bewonersvertegenwoordiging > informatie van bewoners verhoogt kennis over
leefbaarheidsproblematiek bij professionele partners > aanpak buurtinstanties wordt doelgerichter >
overlast, kleine criminaliteit en verloedering nemen af > leefbaarheid neemt toe.
Burgerbestuur levert input aan buurtinstanties over leefbaarheidsthema’s > bewoners stellen
prioriteiten voor instanties > inzet buurtinstanties wordt doelgerichter > overlast, verloedering en
kleine criminaliteit nemen af > leefbaarheid neemt toe.
Inzet van Marokkaanse buurtvaders > buurtvaders hebben beter begrip van de leefwereld van
Marokkaanse jongeren vanwege gedeelde culturele achtergrond > probleemjongeren zijn eerder
geneigd te luisteren naar buurtvaders > als gevolg van contact neemt overlastgevend gedrag af >
leefbaarheid neemt toe.
Beoordeling theorieën: actief buurttoezicht door bewoners
• Buurtwachten doen criminaliteit en overlast niet afnemen, omdat ze politie zelden bruikbare
informatie doorgeven
• Er zijn geen effectiviteitsstudies verricht naar Marokkaanse buurtvaderprojecten
- Gemeentelijke evaluaties tonen echter positieve resultaten.
• Coaches oefenen sociale controle uit op hot spots (ze oefenen sociale controle uit op die
plekken waar bewoners hiertoe niet in staat zijn (omdat de overlast te grimmig is), of waar
structurele controle door politie en stadstoezicht niet haalbaar is)
• Straatcoaches zijn met opzet géén politieagent
Ze hebben een coachende rol: politie gaat veel meer over handhaven. Een straatcoach probeert veel
meer het gesprek aan te gaan met de jongeren. Planmatiger qua opzet. De binding met jongeren die
bij andere partners moeilijk benaderbaar zijn, zijn bij straatcoaches beter bereikbaar.
Inzet straatcoaches (als speerpunt in de aanpak van overlast) > straatcoaches zijn beter geëquipeerd
om overlastgevers aan te spreken dan bewoners > straatcoaches spreken overlastgevers aan >
overlast in de buurt neemt af > leefbaarheid neemt toe.
Inzet straatcoaches (als alternatieve aanpak) > coaches zetten bij het aanspreken van ongepast
gedrag jongeren sociale vaardigheden in > alternatieve benadering zorgt voor grotere
gedragsverandering > overlast neemt af > leefbaarheid neemt toe.
• Stedelijke evaluaties laten zien dat coaches actief op straat en in hotspotgebieden zijn
• Positieve geluiden van politie
• Vooral structurele aanwezigheid die coaches bieden (’s avonds, ’s nachts en weekend)
• Effect burgertoezicht → onduidelijk of leidt tot afname (jeugd)overlast en criminaliteit
Aanwezigheid helpt voor het gevoel enorm. De verschillende interventies: een afname in de cijfers is
hij niet enthousiast over. de burgerinitiatieven zijn belangrijker, de sociale controle, het vertrouwen
voor de gemeente.
1. Afschrikmiddel (criminele of overlastgevers denken misschien twee keer na voor zij een
overtreding begaan wanneer de publieke ruimte actief wordt gecontroleerd door bewoners)
2. Gelegenheid tot criminaliteit beperken (andere bewoners voorlichten over
veiligheidsmaatregelen bijv. zelf dienen als controle)
Leerdoelen
• Je kunt toekomstige risico’s herkennen die een rol spelen in grote steden.
• Door middel van een scenario kun je relevante ontwikkelingen binnen de stedelijke omgeving
schetsen.
• Stedenbouw
- Diversiteit in gebouwen door combinatie van nieuwbouw, herstructurering en
transformatie van bestaande gebouwen
- Aantrekkelijke maken plint bij hoogbouw
- Levendigheid en activiteiten bevorderen gevoel van veiligheid
• Publieke ruimte
- Aantrekkelijke openbare ruimte nodigt uit en leidt tot meer interactie
- Aanwezigheid van voorzieningen heeft invloed op de gevoelens van veiligheid
- (mede) verantwoordelijk maken van bewoners
- inrichting publieke ruimte aanpassen aan vergrijzing
- zorg voor een groene stad
• Sociale cohesie
- Interactie tussen bewoners, (informele) sociale controle
- voldoende ontmoetingsplekken in de vorm van pleinen / parken / gedeelde voorzieningen
(bibliotheek, zwembad, buurthuis)
- betrekken van bewoners bij het beleid
- gebruik maken van sociale media (buurtapp’s)
- Ondermijnen van de ondermijning
• Lokale economie
- Florende economie met divers aanbod draagt bij aan aantrekkelijkheid stad
- Vermenging van functies in één pand (bibliotheek en horeca)
- Inrichten van BIZ (bedrijfsInvesteringsZone)
- Kans op economische criminaliteit neemt toe
>Witwaspraktijken, drugslaboratoria in de woonwijk
-Grote techgiganten zoals Google, Apple, Alibaba kunnen negatieve invloed hebben op de
privacy en veiligheid.
• Groeiende bevolking
• Aanzwellende toerisme
Smart city
Met een Smart City wordt een stad bedoeld die bestuurd wordt op basis van data afkomstig uit
sensoren of andere (open) databronnen. De stad wordt slim door informatie uit diverse bronnen te
combineren voor het verkrijgen van inzichten en het nemen van beslissingen. Met als doel een
bijdrage te leveren aan maatschappelijke opgaven. 121 Smart City technologieën kunnen positief
bijdragen aan (de beleving van) de openbare ruimte, en daarbij aan de Stedelijke verdichting en
veiligheid 38 leefbaarheid en de veiligheid van de stad
• Steden zijn verantwoordelijk voor 75% van het energieverbruik en 80% van de CO2-
uitstoot;Internet of Things ( IoT) kan met sensoren zorgen voor informatie en metingen
• IoT kan bijdrage aan terugdringen criminaliteit; videobeelden geven realtime inzicht in
activiteiten en situaties, waarop proactief gehandeld kan worden
• Sensoren voor het meten van milieuwaarden zoals geluid, luchtkwaliteit, hitte,
waterkwantiteit en kwaliteit
• Camera’s die afgesteld zijn op geluid: bij verbale agressie zoomt de camera in op de oorzaak
van het geluid en verzendt een melding
• Slimme parkeersystemen: afvalbakken die zelf melden dat ze bijna vol zijn
• Camera’s of sensoren die bezoekers via een app naar parkeerplaatsen leiden
• Lantaarnpaal die aantal auto’s meet of de manier waarop bezoekersstromen zich verplaatsen
• Etc.
Scenario denken
Scenario’s: opsomming van alternatieve, niet onzinnige, min of meer aannemelijke toekomsten op
basis van kritische onzekerheden.
• Het kunnen omgaan met verschillende toekomsten door het kiezen van een handelwijze die
in alle scenario’s rampen vermijdt.
Kritische onzekerheden:
• Flexibiliteit vergroten
• Continu proces
Scenariodenken: 5 invalshoeken
1. Tijd
- een vast gegeven
- Lange termijn – korte termijn
2. Relevantie
- buiten de gebaande paden denken
- laag – hoog
3. Verandering
-trend – geleidelijke continuïteit – Abrupte continuïteit
Als de toekomst echt anders verloopt, dan spreek je over een discontinuïteit, ook wel
trendbreuk genoemd.
Trend: een constant patroon dat ontstaat als een lange termijn van data in
beschouwing wordt genomen.
discontinuïteit: een, mogelijk onverwachte, tijdelijke of permanente, breuk in een
dominante conditie/trend in een systeem (maatschappij, organisatie, enz. )
abrupte discontinuïteit: een discontinuïteit die zeer plotseling optreedt. Dit gebeurt
zo snel dat het systeem niet meer kan stabiliseren. (wildcards)
Geleidelijke discontinuïteit: een discontinuïteit waarbij de verschuiving van een
paradigma naar een ander paradigma geleidelijk verloopt. (early warning signal/
slow-changing phenomenons).
Het verschil tussen een warning signal en een wildcard is dat een wildcard plotseling
resulteert in een paradigmaverschuiving, een soort van aan-uitschakelaar, en dat bij
een warning signal de verschuiving geleidelijk , dus waarneembaar, verloopt. Op een
warning signal kun je dan ook over het algemeen inspelen, misschien zelfs wel op
zo’n manier dat het verloop ervan verandert.
4. Onzekerheid
- Onoverkomelijke elementen: gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden maar
waarvan de gevolgen nog niet zijn ontvouwd. / vrijwel zeker dat ze gaan gebeuren
(pre-determined elements)
>bijvoorbeeld griepvirus, opwarming aarde
- Controversies: een stelling die 50/50 verdeeld is. De stelling kan wel gebeuren,
maar net zo goed niet.
>Kan zowel gebeuren als niet gebeuren
>Bijvoorbeeld relatie gsm-masten en kanker
5. Informatiekwaliteit
drie categorieën van waaruit informatie kan worden verzameld:
- meten: gericht op verleden. Betrouwbaarheid neemt af naarmate de tijd vordert.
- modellen: zijn te gebruiken voor de middellange termijn en bevatten beperkt
complexiteit.
- mensen : kan variëren tussen bewezen, tot waarschijnlijk en tot totale
onwetendheid. Deze informatie is kwalitatief (niet gefundeerd op kwantitatieve
cijfers) en holistisch (breed generaliserend) van aard.
Scenario bouwen
uitgangspunten:
• Elk scenario heeft een zekere realiteitswaarde en relevantie: geen science fiction
Leerdoelen
• Je kunt uitleggen wat de kenmerken zijn die een brand en brandveiligheid typeren.
• Je kunt uitleggen hoe een brand ontstaat en zich ontwikkelt en welke factoren hierop van
invloed zijn.
Vuurbelasting:
Rook is per definitie giftig. Het is daarbij ook brandbaar, dus rook zorgt voor
branduitbreiding. Rook is de grootste oorzaak van brandslachtoffers.
Risico’s van rook:
• Zicht
• Paniek
• Gevaar van brandgassen
> giftig (o.a. koolmonoxide)
> irriterend / bijtend
> brandbaar
> Verdrijven van zuurstof
• Branduitbreiding
Hoe ontstaat zo’n brand? Brand ontstaat door een klein simpel brandje. Het
gevolg hiervan is hitteontwikkeling en rook die omhoog stijgt. Hierdoor krijg je op het plafond een
brandbare gaswolk. Vuur is heet en geeft bepaalde straling af. Door de straling van die vlammen
gaan gassen uitdampen. Door de straling van die vlammen vindt er in de tafel een proces plaats
waardoor gas vrij komt en dit process zich ook op andere plekken gaat voortzetten: pirolyse: het
uitzetten van gassen in een proces. Dit is nog steeds een beginnende brand. Totdat de
ontbrandingstemperatuur er is. Door het beginnende vuur wordt uiteindelijk de
ontbrandingstemperatuur bereikt waardoor al deze processen ook in de brand komen te staan en de
hele kamer in de fik staat. (flash over: een beginnende brand slaat over in een grote brand).
Na de flashover:
Backdraft
Het luik wordt opengedaan waardoor er zuurstof bijkomt, hierdoor ontstaat er een enorme
steekvlam (backdraft) (dit kan vaak gebeuren bij deuren)
Brandoverslag en branddoorslag
overslag
Branddoorslag: je wil niet dat een brand zich uitbreid van de
ene ruimte naar de andere ruimte. Je wilt ook niet dat het
door bijvoorbeeld een muur heen brand (een muur kan
bezwijken)
Brandoverslag: is met de stroming/straling waardoor het naar doorslag
een andere ruimte dan de brandruimte komt. Zelf een ander straling
gebouw kan.
Weerstand bij branddoorslag en brandoverslag (WBDBO)
(tussen woningen moeten aan een bepaalde norm voldoen. overslag
Het uitbreiden van brand wil men altijd voorkomen.
Oorzaken en materialen:
Bovenstaande zijn oorzaken waarbij dodelijke slachtoffers vallen tijdens een brand. Mensen worden
overvallen door rook en komen er niet meer uit omdat ze de giftige rook inademen.
Slachtoffers:
• Vaak alleenstaand
• Slapend
• Alcohol/drugs
Essentie brandveiligheid:
Vluchten: je moet kunnen vluchten wanneer er ergens brand is.
• Slapen/waken
Beheersen:
Beheersen is iets anders dan ervoor zorgen dat een brand zo snel mogelijk uit gaat. Beheersen is
onder controle houden, zorgen dat een brand maar bij een woning blijft.
Uitslaande brand in een flat, deze blijft uiteindelijk beperkt tot een woning. De muren hebben
zodanige wbdbo zodat de brand zich niet kan uitbreiden. Als dit een flat zou zijn die niet goed
geconstrueert (gevelplaten) zijn, dan kan de brand uitslaan naar de andere woningen en zo de hele
flat afbrand.
Normatief brandverloop
• Constructie: moet (lang genoeg) blijven staan. (mag niet instorten voordat iedereen eruit is
etc.)
• Voorkomen brand of rook
• Uitbreiding brand beperken (het mag niet overslaan naar een andere woning/ ruimte)
• Verspreiding rook beperken
• Veilige ontvluchting
• Toetsing in bouwvergunning (moet voldoen aan alle eisen)
• Brandbaarheid constructiemateriaal
• Hoofddraagconstructie voldoende sterk
• Geen direct gevaar op branduitbreiding tussen ruimtes op verschillende verdiepingen
• Indeling in rookcompartimenten
• Trappenhuis minimaal 60 minuten vrij van brand
• Brandcompartimenten
• Vluchtroutes afgestemd op aantal personen
• Rookcompartimenten
> weerstand tegen rookdoorgang (WRD)
• Oppervlak
> hangt af van maximale loopafstand
> 30s voor langste afstand
• Nooit groter dan een brandcompartiment
• Ook eisen aan doorgangen (zelfsluitende deuren)
Veilige ontvluchting
Conclusies
Rookmelders
Bij iets minder dan de helft van de fatale woningbranden (43%) was een rookmelder aanwezig, die in
alle gevallen functioneerde. De belangrijkste (combinatie van) redenen dat het slachtoffer de brand
toch niet heeft overleefd, zijn in brand geraakte kleding van het slachtoffer, hevige rookontwikkeling,
een gesloten binnendeur in de brandruimte en een verminderd zelfredzaam slachtoffer. In drie
gevallen is niet bekend of de rookmelder in werking is getreden. In vier gevallen waren de
rookmelders onderling gekoppeld en in vijf gevallen was er een automatische doormelding naar een
alarmcentrale.
Brandkenmerken: de typische kenmerken van een brand (de brandfysica). Bij de brandfysica gaat het
over brandontwikkeling en brandeffecten. De brand staat centraal. Bij brandontwikkeling spelen de
zogeheten brandkrommen en brandscenario’s vanuit preventief oogpunt een bepalende rol. Een
brandkromme is een weergave van de ontwikkeling van brand gemeten in tijd. De ontwikkeling van
brand kan worden weergegeven in temperatuur, vermogen, rooklaagopbouw en dergelijke. Een
brandscenario beschrijft het ontstaan en de ontwikkeling van brand in relatie tot de kenmerkende
eigenschappen van een object, zoals een gebouw. De brandontwikkeling is hierbij afhankelijk van de
branddriekhoek (stroming (zuurstoftoevoer), temperatuur en brandstof). Denk bij brandeffecten aan
de gevolgen van hitte en rook voor de mens en het gebouw. De fysische brandveiligheidskunde richt
zich op de wederzijdse beïnvloeding van brandkenmerken en gebouwkenmerken en van
brandkenmerken en menskenmerken.
Menskenmerken: het gedrag van de mens (gedragskunde). Het menselijk gedrag in een gebouw,
zowel voorafgaand aan als tijdens een brand, is het onderwerp van de gedragskunde (in samenhang
met de brandveiligheid). De mens staat centraal. Enerzijds gaat het om sociale factoren, zoals
groepsafhankelijk gedrag, en anderzijds om persoonlijke factoren, zoals opmerkzaamheid en
mobiliteit. Bij beide typen factoren gaat het voornamelijk om het vermogen om bepaald gedrag te
uiten en om de intenties en motieven voor bepaald gedrag. De gedragsmotieven bestaan uit intern
gestuurde motieven die tot uiting komen in intuïtief of aangeleerd gedrag en uit extern gestuurde
motieven die tot uiting komen in gedrag dat is beïnvloed door situationele omgevingsaspecten. Deze
situationele omgevingsaspecten hebben een sociale en/of technische dimensie. De sociale dimensie
is bijvoorbeeld groepsafhankelijk gedrag en de training en aanwezigheid van een BHV-organisatie. De
technische dimensie betreft bijvoorbeeld de toegankelijkheid van vluchtroutes. Het
gebouwmanagement speelt een bepalende rol bij de technische dimensie. Denk dan aan good
housekeeping, met aandacht voor de werking van zowel de technische als de sociale maatregelen in
een gebouw. Deze psychonomische brandveiligheidskunde richt zich op de wederzijdse beïnvloeding
van brandkenmerken en menskenmerken en van gebouwkenmerken en menskenmerken.