Pilot: Frans

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 81

Eindredactie

Erika Welgraven

Auteurs
Eline Faes
Ilona de Putter
Kiki Schuringa
Leontien Schul
Jimy Wiggers

PI L O T
Je mag dit boek houden. Je mag in dit boek schrijven Je hebt ook toegang tot
Handig als naslagwerk. en aantekeningen maken. de online leeromgeving.

Release 1.0

FRANS
604157-01
1A HAVO   V WO
NAAM EN KLAS
FRANS VOOR DE ONDERBOUW
A1 EN A1+
HAVO⁄ VWO

EINDREDACTIE
Erika Welgraven

AUTEURS
Eline Faes
Ilona de Putter
Kiki Schuringa
Leontien Schul
Jimy Wiggers

www.Bravoure-malmberg.nl
Malmberg, 's-Hertogenbosch
PARLONS !

Met aan de slag!


Waarom Frans leren?
PARLONS !
Frans is net als Engels een wereldtaal. Wist je dat spreekoefening in het
Elke les start met een
Frans in minstens dertig landen een officiële taal is? hiervoor een handboek
Frans. Je docent heeft
Kennis van de Franse taal, landen en culturen helpen reekvaardigheid leuk
met suggesties om sp
je de wereld om je heen beter te begrijpen en daarmee n. Die helpt jou en je
en afwisselend te make
je eigen mogelijkheden te vergroten. weg. Je zult merken
klasgenoten steeds op
t bravoure meedoet,
dat als je actief en me
makkelijker gaat.
het spreken steeds ge

De opbouw van een Thème

1 VOCA 2 MAGAZINE 3 STUDIO 4 PAROLES


Je oefent met woorden die Woorden die je geleerd Je kijkt en luistert naar Deze hele leçon ben je bezig
je nodig hebt in het Thème. hebt, lees je nu in de Franstalige video’s. met spreken. Soms speel je
teksten en je leert meer Moeilijk? Doordat je al een rollenspel, soms ben je
nieuwe woorden. woorden en kleine zinnetjes gewoon jezelf.
hebt geleerd zul je merken
dat dit snel best goed gaat.

DÉPART POINT DE VUE 1


De Départ is een introductieles op het Thème. Je Halverwege het Thème maak je een Test jezelf: hoe
werkt vanaf deze leçon toe naar jouw zelfgekozen goed ken je de stof al? Daarna kies je een leeskaart
eindopdracht in de Finale. uit de Kiosque.

Keuze voor de leerling Keuze voor de docent


In Bravoure mag je zelf veel keuzes maken: Kies, bijvoorbeeld op basis van het aantal lesuren dat
Kies: je hebt:
• Bravo-opdrachten als je extra wilt oefenen • of je Parlons ! inzet
• Bravoure-opdrachten als je nog wat meer uitdaging • of je de Pages Flex gebruikt
wilt • of je de lessen Culture en Fiche X inzet
• een van de drie opdrachten in de Finale • of je het projet gebruikt
• leeskaarten in de Kiosque • wat je in het boek en wat je online laat doen
• of je leert uit je boek of online met de trainers In de online omgeving vind je alle informatie die je nodig
hebt om Bravoure naar je hand te zetten.

Page Flex
De leçons Voca, Magazine en Studio sluiten af met een Page Flex. Hier vind je extra opdrachten die je in je
boek of online maakt. Afhankelijk van jij nodig hebt en van het rooster op school, geeft je docent aan welke
opdrachten je maakt.

2
Betekenis pictogrammen
Online-opdracht Bravo-opdracht

Video-opdracht Bravoure-opdracht

Luisteropdracht Onderzoeksopdracht

Spreekopdracht Tip

Samenwerkopdracht Herhaling

KEUZE CULTURE KEUZE FICHE X FINALE


Je maakt kennis met Franse Deze leçon is in elk Je kiest een van de drie
cultuur en samenleving hoofdstuk een verrassing! opdrachten en laat zien dat
en je doet zelf een klein je de leerdoelen van het
onderzoek. Thème beheerst.

POINT DE VUE 2 PAGES PANORAMA


Aan het eind van het basisdeel van het Thème maak je Hier vind je alle woorden, expressions
een tweede Test jezelf: ken je de stof goed genoeg voor de en grammatica voor het maken van de
Finale en de toets? Daarna maak je een actuele opdracht. Finale-opdracht en voor de thematoets.

De online leeromgeving Naslag


• alle opdrachten uit het leerwerkboek, met feedback Achter in het boek vind je:
en/of voorbeeldantwoorden • een overzicht van Franse instructies en de
• extra opdrachten bij de Pages Flex Nederlandse betekenis
• woord- en grammaticatrainers • een overzicht met handige zinnen
• oefeningen om woorden uit vorige lessen te herhalen • het grammatica-overzicht Bravoure
• test jezelfs • een begrippenlijst grammatica
• downloadbare werkbladen • woordenlijsten Frans-Nederlands en Nederlands-
• de Kiosque met leeskaarten Frans
• kaarten van Frankrijk en Franstalige landen

DELF-scolaire
In het online deel van de Pages Flex vind je extra opdrachten die voorbereiden op een DELF-A1-examen. Dit zijn
lees- en luisteropdrachten. In Thème 5 is in de online leeromgeving een compleet voorbeeldexamen DELF-A1
opgenomen.

3
Leerstofoverzicht

DEEL A
INTRODUCTION 6 THÈME 1  16 THÈME 2  58 THÈME 3  108
C'est à toi ! C’est moi ! C’est ma famille ! C’est mon jour de chance !
Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen
• Je ontdekt hoe Bravoure in • Je kunt iemand begroeten en • Je kunt jouw familie voorstellen. • Je kunt vertellen over je dag.
elkaar zit. met elkaar kennismaken. • Je kunt vertellen hoe oud je • Je kunt vertellen over school en
• Je kunt iemand begroeten en • Je kunt iets over jezelf bent. hobby’s.
complimenten geven. vertellen. • Je kunt beschrijven waar je • Je kunt zeggen wat je wel en
• Je kunt iemand een compliment woont. niet leuk vindt.
geven.

Themawoorden Themawoorden Themawoorden


Begroeten, cijfers, complimenten Familie, vrienden, dieren, wonen Hobby’s, school

Themazinnen Themazinnen Themazinnen


Hoe gaat het? Vragen en Iemand beschrijven, jezelf Vertellen wat je (niet) leuk vindt,
antwoorden voorstellen beschrijven wat je doet in je vrije
tijd

Uitspraak Uitspraak Uitspraak


• Laatste letter •è • Laatste letter
• Klemtoon op laatste • Franse -r • Stomme -e
lettergreep
• Accent aigu en grave, çedille

Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden


•Être • Avoir • Faire
• Regelmatige werkwoorden op
-er

Grammatica – overige Grammatica – overige Grammatica – overige


onderwerpen onderwerpen onderwerpen
• Lidwoord • Persoonlijk voornaamwoord • Ontkenning
• Persoonlijk voornaamwoord • Bezittelijk voornaamwoord

FINALE Kies in elk thema een van de drie opdrachten

Je maakt een affiche over een Je maakt een page fan, een flyer Je maakt een affiche of een
talent, laat je eigen talent zien of voor een uitwisseling of een roman-photo over jouw ideale dag,
je gaat een uitdaging aan. trailer voor een serie over een of een vlog over je hobby.
familie.

Online

De opdrachten, video en audio, woord- en grammaticatrainers, test jezelfs, werkbladen,


actuele opdrachten en leeskaarten.

4
DEEL B
THÈME 4 THÈME 5 PROJET
C’est mon style ! C’est les vacances ! C’est Cassis !
Leerdoelen Leerdoelen Wat je doet
• Je kunt vertellen over jouw • Je kunt zeggen hoe jouw ideale • Alles wat je het afgelopen jaar
kledingstijl en smaak. reis eruitziet. geleerd hebt, pas je toe in een
• Je kunt je mening geven over • Je kunt zeggen wat je meestal project over een Franse stad.
kleding. doet in jouw vakantie en waar • Je werkt in groepsverband aan
• Je kunt kleding kopen in een je naartoe gaat. een opdracht en speelt daarna
(online) winkel. • Je kunt (online) een artikel met de hele klas het finalespel.
uitzoeken, bestellen en
afrekenen.

Themawoorden Themawoorden
Kleding, kleuren, winkelen Vakantie, op reis

Themazinnen Themazinnen
Winkelen, praten over kleding Vertellen wat je graag doet
en waar je heen gaat, hoe en
met wie

Uitspraak Uitspraak
• Liaison • neusklanken
• verschil f/v

Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden


• Pouvoir en vouloir • Aller
• Regelmatige werkwoorden op • Futur proche
-er

Grammatica – overige Grammatica – overige


onderwerpen onderwerpen
• Bijvoeglijk naamwoord - vorm • à / de + lidwoord

FINALE Kies in elk thema een van de drie opdrachten

Je maakt een cahier de mode, Je maakt een brochure, schrijft


een reclamevideo of een rap over een chanson, of maakt een
mode. puzzelopdracht voor een jeu
d'évasion.

Online

De opdrachten, video en audio, woord- en grammaticatrainers, test jezelfs, werkbladen, actuele


opdrachten en leeskaarten.

THÈME 1 / C'EST MOI! 5


THÈME 3

« Ne rêve pas ta vie,


vis tes rêves. »
108
Wat je leert in dit thema:
• Je kunt vertellen over je dag.
• Je kunt vertellen over school en hobby’s.
• Je kunt zeggen wat je wel en niet leuk vindt.

KEUZE • Eten in de middagpauze op Franse scholen.


• Indruk maken op je vrienden met coole foto’s.

Je maakt een affiche of een roman-photo over jouw


ideale dag, of een vlog over je hobby.

DÉPART 110

1 VOCA VOCABULAIRE 112

2 MAGAZINE LIRE 120

Point de vue 1 131

3 STUDIO REGARDER | ÉCOUTER 132

4 PAROLES PARLER 141

Point de vue 2 144

KEUZE CULTURE RECHERCHER 145

KEUZE FICHE X 149

FINALE 154

PAGES PANORAMA 155

EN LIGNE (ONLINE)
• Keuzelezen in de Kiosque
• Grammaticatrainer
• Woordtrainer
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten

THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE !


DÉPART PARLONS !

… de ton sport préféré.


CYPRIEN :
TÉLÉPORTATION !

Wat je doet
• Je maakt kennis met de vlogger Cyprien en
je ontdekt hoe hij tegen school aankijkt.

1 Regarde la vidéo et réponds aux questions. Bekijk de video en beantwoord de vragen.

a Vóór het kijken: als jij aan school denkt, welke dingen vind jij dan irritant?

b Bekijk de video tot 2:20 en noteer daarna wat je allemaal hebt zien gebeuren. Herken je dingen die je
zelf ook had opgeschreven bij 1a?

c Bekijk het vervolg van de video, van 2:20 tot en met 2:39. Noem twee dingen waar Cyprien vroeger
op school blij van werd.

110 dÉParT / CYPrIEn : TÉLÉPorTaTIon ! CEnT dIX


2 Regarde et écoute la vidéo une deuxième fois. Kijk en luister nog een keer van het begin tot 2.39. Let
goed op wanneer de volgende woorden voorbijkomen. Wat betekenen ze? Maak er een eenvoudige
tekening van.

mon voisin mon stylo ma trousse

3 Regarde jusqu’à la fin. Kijk en luister verder tot het einde. Kruis de zinnen aan die je hoort.

… écrire soleil avec sa calculatrice


… dessiner un chat
… faire des trous dans une gomme
… écouter de la musique
… discuter avec mon voisin

4 Ton opinion. Wat vind jij?

a Kies welke woorden je bij Cyprien vindt horen:


drôle – sérieux – créatif – mignon – sympa – triste – nerveux – joli – personnel – original

b Kijk jij wel eens naar een vlog? Wanneer vind je een vlog leuk om naar te kijken? Kies wat jij belangrijk
vindt.
… originalité
… humour
… musique
… effets spéciaux
… costumes
… pratique
… personnel

SORTIE

5 Lâche un comm’. Cyprien zegt aan het einde van de video: « Lâche un comm’ ». Wat voor comment zou
jij achterlaten? Schrijf het in het Frans.

CENT ONZE THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 111


1 VOCA À QUI EST LE SAC ?
VOCABULAIRE

PARLONS !

Tu aimes faire du sport ?

Wat je leert
• Je kent belangrijke woorden die met school en vrijetijd te maken hebben en kunt die woorden ook zelf
gebruiken.
• Je kent de dagen van de week en begrijpt een gesprek over schoolspullen.
• Je beschrijft wat er in je tas zit.

faire du sport regarder (la télé) jouer aux jeux vidéo jouer de la guitare la musique

aimer préferé mon sport préféré le portable faire les devoirs

l’anglais les maths l’EPS la géo l’histoire

le jour le matin l’après-midi le soir rentrer

14 00

112 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT douZE


6 a Les mots que je reconnais. Welke woorden herken je uit het Engels? Onderstreep ze.

l’anglais – les maths – l’histoire – la géo – faire du sport – la musique – le portable – préféré – la télé –
vidéo – guitare

b Relie. Trek een lijn van de tijd naar het Franse woord dat erbij past.

A  1 le soir

B  2 le jour

C  3 le matin

D  4 l’après-midi

7 Mes activités aujourd’hui. Hier besteed ik vandaag tijd aan. Kijk naar de afbeeldingen en vul het Franse
woord in de puzzel in. Vul daarna de letters bij het juiste nummer in en los de puzzel op.

1 2 3 4 5 6

Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 155.

CENT TREIZE THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 113


VOCABULAIRE

8 Lis les phrases et choisis le bon mot. Lees de zinnen en kies het woord dat het beste in de zin past.

a Yara, tu as le ticket / le portable pour le film de ce soir ?

b « Le film, c’est samedi ! » « Eh …? Je regarde dans mon agenda / stylo. »

c Dimanche / Jeudi, je suis au collège.

d Mon livre de géo et mon atlas dans mon sac à dos / appartement ? Impossible !

e Le prof a un stylo matin / rouge pour corriger les fautes.

f La batterie de ma tablette est à 3% ! Où est le chargeur / la guitare ?

9 Tu connais les jours de la semaine ? Ken je de dagen van de week?

In het weekoverzicht staan de eerste drie letters van elke dag. In het rijtje eronder staan de dagen voluit
in het Frans. Noteer de Nederlandse betekenissen.

OCTOBRE
LUN MAR MER JEU VEN SAM DIM
3 4 5 6 7 8 9
week-end

mardi

jeudi
LE SAVIEZ-VOUS ?
samedi
Bijna alle dagen van de
week eindigen in het
mercredi op di. Di betekent ‘dag’ Frans
en komt uit het Latijn
de taal waaruit het Fra . Dat is
lundi ns is ontstaan. Eén dag
juist met di. Weet jij we begint
lke dat is?
dimanche

vendredi

10 Trouve les mots et complète les phrases. Traduis les mots en néerlandais. Maak de zin compleet met
het woord dat door elkaar gehusseld is. Schrijf daarna de Nederlandse betekenis erachter.

a Dans mon sac, il y a un agenda, un stylo et des (s i l r e v).

b Histoire, c’est lundi, mardi, (r e e m i c r d) ou jeudi ?

c J’aime beaucoup l’EPS, c’est ma matière (p r f é é é e r).

d Zut alors, 6% ! Où est le (h e r a u c r g) de mon portable ?

e (h ’ d r o a j u u i u), je prends le bus de huit heures.

11 À qui est le sac ? Van wie is de tas?

In je schooltas zitten je schoolspullen. En wat nog meer? Waaraan herkent iemand jouw schooltas?

114 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT QuaTorZE


À qui est le sac ?
Des sacs bleus, noirs, grands, sportifs, petits, jolis … Notre reporter Yara est curieuse : elle aime regarder :
« Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? »

SAC 1
« Voici mon sac. Il y a mes livres, mon agenda, mon portable, ma trousse avec
mes stylos, et … de la musique ! De la musique ? Oui ! La musique est très
importante pour moi. Je joue de la guitare et j’aime beaucoup chanter en
classe. Je suis prof d’anglais et dans mes cours on chante beaucoup.
Ah, et ça ? C’est une boîte d’Orangina. J’aime boire ça !
L’essentiel ? De la musique bien sûr et mon stylo rouge pour corriger les
fautes dans les tests ! »

SAC 2
« Aujourd’hui, c’est lundi. Je vais au collège, à Dinan. Je prends le bus avec mes
copains. Dans mon sac à dos, il y a : un croissant, un pain au chocolat et des
chips, miam. Il y a aussi mes livres de géo et de maths, mes cahiers, eh … et mes
crayons. J’aime dessiner.
L’essentiel ? Mon portable. Comment survivre à un jour sans portable ? »

SAC 3
Le jeudi et le vendredi, j’aime aller à l’école parce que j’ai EPS.
L’EPS est ma matière préférée. J’ai un grand sac de sport pour mes
baskets, mon t-shirt de sport et d’autres affaires. Ma professeure
d’EPS est sympa, elle fait du rugby et elle est super cool ! Le
vendredi après-midi, après les cours, je vais à l’école de musique.
Je joue du saxophone.
L’essentiel ? Après le sport … du déodorant !

SAC 4
« Tu veux regarder dans mon sac ? Bon, d’accord, il y a mon portable, ma tablette,
des stylos, du chewing-gum, mon porte-monnaie. Il est grand, mon porte-monnaie,
c’est très pratique ! Dans mon porte-monnaie, j’ai des photos de mon fils. Ah, il
y a aussi deux tickets de cinéma. Je vais souvent au cinéma. J’adore les films
romantiques. Et toi, Yara, tu aimes les films de détective ?
L’essentiel ? C’est facile : je suis prof d’informatique, donc un chargeur et bien sûr
des écouteurs ! »

AIDE
curieuse nieuwsgierig sans zonder
je prends ik neem souvent vaak
le cahier het schrift les écouteurs de oordopjes/oortjes
survivre overleven

CENT QUINZE THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 115


LIRE

12 Regarde les sacs, les textes et les photos à la page 115. Bekijk de tassen, de teksten en de foto’s en
beantwoord de vragen.

a Zijn al deze tassen van leerlingen, denk je? Waarom wel of niet?

b Wat voor soort dingen staan er steeds bij L’essentiel?

c Welke tas hoort bij wie? Schrijf het juiste nummer bij de foto.

Alain, sac numéro: Ghada, sac numéro:

Raphael, sac numéro: Axelle, sac numéro:

13 Réponds aux questions. Geef antwoord op de vragen.

a Explique. Leg uit door welk woord of voorwerp je wist dat de tas bij deze persoon hoort.

Alain

Ghada

Raphael

Axelle

b Quel jour ? Op welke dag / dagen …

heeft Axelle gymnastiek?

neemt Raphael de bus?

b Et ton sac ? Op welke van de vier tassen lijkt jouw schooltas het meest? Waarom?

116 1 VOCA / À QUI EST LE SAC ? CENT SEIZE


14 Prononciation. De uitspraak van werkwoordsvormen.

a Onderstreep in de tekst À qui est le sac ? alle vormen van het werkwoord aimer. Het zijn er zes.

b Luister naar de zinnen met vormen van aimer en lees mee. Let op de onderstreepte woorden.

La prof d’Axelle aime faire du rugby.


Tu aimes aussi le rugby ?
Alain aime jouer de la guitare.

c Wat is je opgevallen? Vul aan:


il aime je spreekt de e wel / niet uit
tu aimes je spreekt es wel / niet uit.
jouer je spreekt er van het hele werkwoord uit als de ‘e’ in

15 À toi de prononcer. Nu jij. Oefen met je klasgenoot de uitspraak van de zinnen. Let goed op de de
werkwoordsvormen. Luister naar het voorbeeld en help elkaar.

a Tu aimes jouer du saxophone ? –  Non j’aime jouer de la guitare.

b On va danser ? –  Oui, tu danses bien !

c Tu regardes des séries sur Netflix ? –  Oui, j’adore regarder la télé.

d Il chante en français ! –  Oui, il chante très bien.

ÉCOUTER

16 Écoute le message de madame Kazroux. Luister naar de oproep van mevrouw Kazroux, docent
informatica. Kies de juiste antwoorden.

a Madame Kazroux heeft een rugzak gevonden van een leerling uit klas 1b / 2b / 6b.

b Madame Kazroux zoekt naar een naam op de tas / in de agenda / op de boeken / op het etui / op de
schriften.

c Wat zit er in de tas? Kies de juiste antwoorden.


… agenda … mobiele telefoon
… boeken … foto’s
… potlood … papier
… boterhammen … etui
… tablet … pennen
… oplader

d De tas is van Paul / Amir / Saïd.

e Hoe komt madame Kazroux erachter van welke leerling de tas is?

CENT DIX-SEPT THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 117


PARLER

17 Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? Wat zit er in jouw tas?


Werk in tweetallen. Noem minimaal vijf dingen die vandaag in je tas zitten. Laat het voorwerp zien als je
het noemt.
Dans mon sac, il y a …

18 Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? Wat zit er in jouw tas?


Beschrijf je tas (bijvoorbeeld merk, kleur, groot, klein) en noem minimaal acht dingen die vandaag in je
tas zitten. Vertel over elk voorwerp iets meer. Laat het voorwerp zien als je erover vertelt. Maak zinnen
als:
Mijn tas is … zwart / klein / groot / mooi …
Het is een … rugzak / Eastpak / …
In mijn tas … een potlood / een boek / …
Het potlood is… wit / rood / …
Tip: kijk ook nog eens in de tekst op bladzijde 115!

SORTIE

19 Ma semaine. Noteer de dagen van de week in de juiste volgorde. Begin met maandag. Schrijf daarna bij
minimaal drie dagen in de week een activiteit die je op die dag doet.

Bijvoorbeeld: mercredi – jouer de la guitare


jeudi – samedi – mercredi – lundi – mardi – dimanche –vendredi
Je mag een (online) woordenboek gebruiken.

Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 155.

118 1 VOCA / À QUI EST LE SAC ? CENT DIX-HUIT


PAGE FLEX
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

A RAPPEL

Maak zeven kaartjes. Schrijf op de voorkant de namen van de dagen van de week in het Frans. Schrijf op
de achterkant de namen van de dagen van de week in het Nederlands. Oefen met de kaartjes totdat je
de namen kunt dromen.

B EXTRA
Fais un schéma. Maak een schema op een apart blaadje. Kijk in de tekst À qui est le sac ? op bladzijde
115. Noteer de woorden uit de tekst in de juiste kolom. Schrijf er ook lidwoorden bij waar dat kan.

schoolspullen vakken hobby’s

l’anglais
C BRAVO | BRAVOURE
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.

Complète l’agenda de Mila. Bekijk de agenda van Mila. Vul de agenda aan. Gebruik de Franse woorden.

3 juli gitaar spelen 6 juli voetbalwedstrijd


4 juli gamen met Nathan 7/8 juli feest van Timéo

JUILLET
LUN MAR MER JEU VEN SAM DIM
2 3 4 5 6 7 8

anniversaire week-end
de Timéo

Non, parce que je dois... Nee, omdat ik moet …. Je vriend(in) wil afspreken maar jouw agenda is vol.

a Bedenk drie activiteiten die je maandag en dinsdag in je agenda hebt staan.

LUN MAR
9 10

16:00 jouer du piano 15:30

19:00  18:45

b Maak het gesprek af en leg uit waarom je niet kunt afspreken op maandag of dinsdag.

Lundi ? –  Ah non, lundi je dois

Mardi alors ? –  Non,

D Oefen met de woorden uit deze les in de online woordtrainer.

CENT DIX-NEUF THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 119


2 MAGAZINE RECHERCHÉ : JURY !
LIRE

PARLONS !

... de ton sac à dos.

Wat je leert
• Je begrijpt korte teksten waarin jongeren over hun vrije tijd vertellen.
• Je vertelt en schrijft wat je zoal doet op een dag.
• Je kunt veelvoorkomende werkwoorden gebruiken in eenvoudige zinnen.

VOCABULAIRE

20 Lis les mots et écoute les fragments. Lees de woorden en luister naar de fragmenten.
Wat hoort bij elkaar? De woorden komen terug in Recherché: jury !
gagner – dessiner – jouer au tennis – bavarder – chanter – parler anglais – regarder un film – jouer de la
guitare

fragment 1

fragment 2

fragment 3

fragment 4

fragment 5

fragment 6

fragment 7

fragment 8

21 Lis les phrases et choisis le mot correct. Lees de zinnen en kies het juiste woord.

a Tu as un crayon ? Je vais adorer / dessiner un joli portrait de ma grand-mère.

b Nous avons un entraînement / un cours pour le match de samedi.

c J’aime rentrer / bavarder avec mes copines sur la terrasse.

d Mon petit frère est toujours libre / drôle le mercredi après-midi.

e Qui est ton libre / meilleur copain ?

f Un stylo / Les devoirs de français sont faciles !

g Mon match / équipe de hockey est formidable : nous sommes les champions !

120 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT


22 Choisis la bonne catégorie. Zet de woorden in de tabel waar jij ze het best vindt passen. Schrijf in iedere
kolom zelf ook twee dingen op.

l’entraînement – le match – regarder la télé – jouer aux jeux vidéo – les devoirs – faire la cuisine –
travailler – EPS – rentrer – bavarder – anglais – le cours

tous les jours une, deux ou trois fois par semaine

LIRE

23 Le jury. Lis texte 1 à la page 122. De jury zoekt een nieuw jurylid voor een vlogwedstrijd. Lees tekst 1.

Welke kwaliteiten moet je hebben om kans te maken het nieuwe jurylid te worden?

24 Regarde les titres et les photos de texte 2 à la page 123. Bekijk de kopjes en de foto’s van tekst 2 op
bladzijde 123.

a Wie doet welke activiteit?

1 faire du sport

2 jouer à un jeu vidéo

3 vendre des sacs

b Lees de kopjes en beantwoord de vragen.

1 Thomas Bij welk woord uit het kopje hoort de foto?

2 Leila Wat post zij op Instagram?

3 Idriss Welke sport doet hij?

CENT VINGT ET UN THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 121


TEXTE 1

TEXTE 3

AIDE
la bande dessinée / la BD de strip, het stripverhaal rire lachen
lle héros de held vendre verkopen
membre du jury het jurylid partout overal

122 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT-dEuX


Qui
TEXTE 2

Leila – Mes sacs sur Insta

Bonjour, je suis Leila, j’ai quinze ans. J’aime


rire et bavarder avec mes copines, mais

est le meilleur candidat ? je suis aussi sérieuse.


Je fais mes propres sacs. Quand je rentre
de l’école, je regarde des vidéos sur mon
Voici trois élèves. Qui est le meilleur candidat pour portable. Tous les jours à 16 heures, je
être membre du jury ? poste une vidéo sur Insta pour vendre mes
sacs. Je gagne un peu d’argent comme ça.
Je voudrais avoir ma propre boutique.
Thomas – L’humour et le jeu

Salut, je suis Thomas et j’ai quatorze ans. J’ai Le samedi, ma soeur


beaucoup de passions ! Je regarde des comiques Noah et moi travaillons
à la télé et sur YouTube : j’aime rire . J’aime dans la boutique de ma
lire des bandes dessinées aussi. J’aime Astérix mère. Nous aimons
et Tintin, mais ma BD préférée est Naruto, parce beaucoup !
que c’est un manga très drôle. J’aime beaucoup Je joue aussi au tennis.
les mangas. Deux fois par semaine,
j’ai un entraînement et
Je dessine aussi, style manga, dans mon cahier. le dimanche je fais de
Tous les jours je joue aux jeux vidéo avec mes la compétition.
copains. Notre jeu préféré est Overwatch. Nous
avons une équipe fantastique, on joue toujours
ensemble.
Je voudrais
dessiner un héros
pour le jeu !

Idriss – Je vole

Salut, je m’appelle Idriss. J’ai seize ans. J’aime les


aventures et je suis créatif. Ma passion absolue, c’est
le parkour. Je pratique ce sport quand je suis libre : le
matin, l’après-midi et le soir. C’est super cool parce
qu’on peut faire du parkour partout et c’est gratuit. Mon
meilleur copain fait du parkour aussi. Je suis heureux
quand je fais ce sport, j’adore ça ! Vous aimez aussi ?

Je suis aussi sérieux : j’aime le calme et je joue de la


guitare. J’ai ma propre guitare et j’apprends à jouer moi-
même avec des vidéos YouTube. Les profs sur YouTube
jouent très bien : leurs cours et leurs vlogs sont
intéressants.

CEnT VInGT-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 123


25 Lis les textes et cherche les fautes. Lees de volgende teksten over de jongeren en streep door wat niet
klopt. Gebruik tekst 2 op bladzijde 123. Vul in elke kolom nog iets aan.

Thomas Leila Idriss


Heeft gevoel voor humor. Houdt graag serieuze gesprekken Doet aan freerunning wanneer hij
Leest graag strips. met vriendinnen. maar kan.
Houdt van manga’s tekenen. Is creatief. Houdt van tekenen
Gamet het liefst in zijn eentje. Verkoopt haar kleren via Instagram Houdt van muziek.
Houdt van voetballen met vrienden. Werkt in de winkel van haar vader. Gebruikt YouTube voor zijn hobby.
Sport twee keer in de week. Al zijn vrienden doen ook aan
freerunnen.

26 Un bon membre du jury. Zouden ze goede juryleden zijn? Geef voor elke leerling twee argumenten.

Thomas Leila Idriss

124 2 MAGAZINE / RECHERCHÉ : JURY ! CENT VINGT-QUATRE


27 Lis l’annonce. Lees tekst 3 op bladzijde 122. Gebruik eventueel een woordenboek of een goede
vertaalsite.

a Voor wie van de leerlingen is deze advertentie interessant?

b Hoe laat wordt er afgesproken?


Zoek op: RDV (rendez-vous) en à partir de.

c Hoe laat begint het echt?


Zoek op: départ.

d Le parkour est un état d’esprit betekent dat freerunning een mentaliteit, een manier van denken is.
Wat denk je dat daarmee bedoeld wordt?

e Noteer de betekenis van de opgezochte woorden:

1 un rendez-vous (RDV)

2 à partir de

3 le départ

4 l’état d’esprit

ÉCOUTER

28 Interview sur les loisirs. Interview over hobby’s. Thomas, Leila en Idriss worden op de schoolradio
geïnterviewd over hun hobby’s. Luister en kies de juiste antwoorden.

a Wat tekent Thomas behalve manga’s nog meer?


dieren / portretten van familie

b Welke tekening vindt de verslaggever het mooist?


de tekening van de stripheld / de tekening van de kat

c Wat vindt Leila haar leukste hobby?


meedoen aan tennistoernooien / haar eigen tassen ontwerpen en verkopen

d Hoeveel verdient Leila daarmee?


10 / 20 euro per week?

e Wat voor muziek speelt Idriss?


rustige muziek / filmmuziek

CENT VINGT-CINQ THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 125


29 Trouve les mots. Ontcijfer de woorden en maak daarna de zin af. Kies drie kwaliteiten die bij jou
passen.

ianigrlo – poftsir – fitaréc – ithapqymsue – fcait

Je suis un bon candidat ! Un bon candidat est , et

30 Tes qualités pour être un bon membre du jury. Welke kwaliteiten maken dat jij een goed jurylid zou zijn?
Schrijf ze op het aanmeldingskaartje. Kijk nog eens naar de oproep voor een jurylid op bladzijde 122. Je
kunt ook de vrouwelijke vormen gebruiken.

Cher jury,

Je m’appelle .

Je suis un bon candidat, parce que

GRAMMAIRE

31 Regarde et écoute le verbe. Kijk en luister naar het werkwoord in deze zinnen.

a Wat is het verschil tussen de je-vorm en de tu-vorm? En wat is de overeenkomst?

Tu regardes souvent des vidéos sur YouTube ? –  Oui, je regarde des vidéos tous les jours.
Tu joues du piano ? –  Non, je joue de la guitare.
Tu travailles le samedi ? –  ui, je travaille dans le magasin de ma mère.

b Lees de zinnen over de kandidaat-juryleden. Herken je de werkwoorden? Onderstreep het onderwerp


en de persoonsvorm. Kijk zo nodig in de Begrippenlijst grammatica achter in je boek.

Thomas
Je regarde des comiques à la télé.
Je joue aux jeux vidéo avec mes copains.
On joue toujours ensemble.

Leila
Tous les jours, je poste une vidéo.
Je gagne un peu d’argent.
Le samedi, nous travaillons dans la boutique.

Idriss
J’aime les aventures.
Les profs jouent très bien.
Vous aimez aussi ?

126 2 MAGAZINE / RECHERCHÉ : JURY ! CENT VINGT-SIX


32 Les verbes français. Veel Franse werkwoorden eindigen op -er.

a Kijk in de Pages panorama van Thema 3 en schrijf vijf van die werkwoorden op.

chanter
je chante ik zing
tu chantes jij zingt
il / elle chante hij / zij zingt
on chante men zingt, we zingen
nous chantons wij zingen
vous chantez jullie zingen / u zingt
ils / elles chantent zij zingen

b Kijk naar het schema met de vervoeging van het werkwoord chanter. Leg aan een klasgenoot uit hoe
de werkwoordsvormen gemaakt worden. Gebruik in je uitleg het woord ‘stam’.

c Luister naar de uitspraak van de werkwoordsvormen. Welke vormen klinken precies hetzelfde?

d Vul in het schema de juiste vormen in. Vertaal de vormen ook.

jouer spelen habiter wonen

ik speel ik woon
je j’
jij speelt
tu tu
il / elle / on
il / elle / on

nous nous

vous vous

ils / elles
ils / elles

LE SAVIEZ-VOUS ?
Werkwoordsvormen me
t on zijn een beetje vre
Bijvoorbeeld on joue: emd.
de werkwoordsvorm is
het enkelvoud en toch in
bedoelen Fransen er me
personen mee. er
On joue au foot ? beteke
nt: Gaan we voetballen
Soms vertaal je on ook ?
met ‘men’.

CEnT VInGT-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 127


33 Remplis la bonne forme. Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

a rentrer Le mardi, je à 15 heures.

b regarder Le soir, nous la télé.

c chanter Tu souvent ?

d bavarder Elle avec ses copines.

e travailler Le samedi, Leila et sa soeur dans le magasin de leur mère.

f aimer Ils le basket.

g adorer Mes frères les jeux vidéo.

34 Quelle réponse ? Welk antwoord geef je?

Geef antwoord alsof je Thomas, Leila of Idriss bent.

a Thomas, tu dessines des mangas ? – Oui, je dessine des mangas.


b Thomas, tu joues aux jeux vidéo ? – Oui, je joue

c Leila, tu travailles le samedi ? – Oui,

d Idriss, tu joues de la guitare ? – Oui,

Geef je eigen antwoord.

e Tu habites où ? – J’habite à

f Tu t’appelles comment ? – Je m’appelle

g Tu parles anglais ? – Oui,

Geef antwoord namens meneer Legrand en namens Marie en Eugénie.

h Monsieur Legrand, vous habitez à Bruxelles ? – Oui,

i Marie et Eugénie, vous aimez danser ? – Oui,

35 Questions et réponses. Vragen en antwoorden. Noteer of kies de goede vorm van de werkwoorden.

a habiter Vous où ? – Nous à Dunkerque.

b parler Tu français ? – Oui, bien sûr, je parle / j’parle français.

c aimer Qu’est-ce que tu – Je aime / J’aime danser.

d regarder Vous souvent des films ? – Oui, nous


toujours un film le samedi.

e aimer Vous le sport ? – Oui, nous beaucoup le foot


et le tennis.

128 2 MAGAZINE / RECHERCHÉ : JURY ! CENT VINGT-HUIT


36 Choisis la bonne forme. Kies de juiste vorm.

a Je regarde / regarder un film tous les jours.

b J’aime regarde / regarder des vidéos sur YouTube.

c Tu dessines / dessiner des mangas ?

d Tu voudrais dessines / dessiner un héros pour le jeu ?

e Ma soeur joue / jouer dans sa chambre.

f On peut joue / jouer de la guitare partout.

ÉCRIRE | PARLER

37 Vous aimez les dictées ? Oui, nous aimons les dictées ! Hoera, dictee!
Je krijgt een opdracht van je docent. Je werkt op een los blaadje.

38 Le jeu de la moustache. Speel het spel met de snor (en de dobbelstenen) en maak Franse zinnen. Je
docent legt je uit hoe het spel werkt.

SORTIE

39 Des verbes bizarres. Gekke werkwoorden.


Zigzaguer en blabater …
Wat zouden deze werkwoorden betekenen?

Ken je iemand die goed kan zigzaguer of blablater?

Kun je deze twee werkwoorden vervoegen? En uitspreken?

CEnT VInGT-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 129


PAGE FLEX
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

A RAPPEL
Les nombres 1-10. De getallen 1-10. Ken je de getallen nog?

a Schrijf het getal op. b Schrijf het getal voluit in het Frans.

quatre = 2 =

huit = 9 =

six = 3 =

c Schrijf nu je telefoonnummer en dat van een klasgenoot op in het Frans.

B EXTRA
Qui gagne ? Wie wint?

a Lees nog een keer tekst 2 Qui est le meilleur candidat ? op bladzijde 123.

b Lees nu het juryrapport over het nieuwe jurylid. Kun jij raden wie het nieuwe jurylid wordt? Vul zijn of
haar naam in bij het rapport.

Chers élèves, nous avons trois candidats formidables et intéressants. Ils ont des loisirs très divers. Les
candidats sont tous créatifs et sympathiques. Ce n’est donc pas facile ! Mais, selon nous, le meilleur
candidat pour le jury est un garçon très original. Il a des talents variés : il est sportif et musicien. Il aime
l’aventure et il est libre d’esprit.
Nos félicitations sont pour …

C BRAVO | BRAVOURE
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.

Écoute les fragments. Luister naar de geluiden en bedenk er een werkwoord (Bravo) of zin (Bravoure) bij.

D Oefen met de woordtrainer en de grammaticatrainer.

E Maak de DELF-opdracht.

130 2 MAGAZINE / RECHERCHÉ : JURY ! CENT TRENTE


POINT DE VUE 1

ÉVALUATION
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.

Dit kan ik

Ik ken nog te weinig woorden Ik kan vertellen wat er in mijn Ik kan vertellen wat er in
om te vertellen wat er in mijn schooltas zit. mijn schooltas zit en enkele
schooltas zit. voorwerpen beschrijven.

Ik kan aan de hand van foto’s bij Ik kan de titel en foto’s gebruiken Ik kan de titel, foto’s en
een tekst het onderwerp van een om het onderwerp van een tekst tussenkoppen gebruiken om meer
tekst raden. te herkennen. te weten te komen over een tekst.

Ik kan bijna alle vormen van de Ik kan de goede vormen Ik kan zelf zinnen maken en
werkwoorden op -er maken. opschrijven van allerlei de werkwoorden op -er goed
werkwoorden op -er. schrijven.

KIOSQUE
Kies je eigen leeskaart bij je docent of in de online
leeromgeving van Bravoure. Je vindt er vast een die past
bij wat jij leuk vindt. Bij elke leeskaart horen een paar
opdrachten. Kies zoveel kaarten als je zelf wilt!
Schrijf op welke kaart(en) je gemaakt hebt.

CEnT TrEnTE ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 131


3 STUDIO
REGARDER | ÉCOUTER
HISTOIRE ULTRAMODERNE

PARLONS !

Tu aimes danser ?

Wat je leert
• Je begrijpt een gesprek over het maken van een afspraak.
• Je kent (werk)woorden die je gebruikt voor hobby’s, schoolvakken en wanneer je over je dag vertelt.
• Je vertelt wat jij wel of niet leuk vindt om te doen, of je vertelt over andere mensen.

VOCABULAIRE

40 Lis les phrases et choisis la bonne traduction. Lees de zinnen en kies de juiste betekenis van het
dikgedrukte woord. Er blijft één woord over.
Deze woorden hoor je in de video die je straks gaat bekijken.
Kies uit: presentatie – geschiedenis – pianolessen – morgen – de training – afspraak

a Aujourd’hui, c’est lundi. Donc demain, c’est mardi.

b On prend rendez-vous samedi à 16 heures, d’accord ?

c Je vais filmer l’entraînement de tennis pour mon vlog.

d J’adore mes cours de piano parce que j’ai un bon prof.

e Je n’aime pas faire ma présentation d’anglais.

41 Lis les phrases et choisis le bon mot. Lees de zinnen en kies het woord dat het beste in de zin past.

a Ma soeur fait souvent des pizzas et des tartes, elle aime faire la cuisine / promener le chien.

b Elle fait la cuisine le samedi ou le dimanche, parce que c’est le jour / le week-end.

c Le dimanche soir, elle fait du foot / ses devoirs : elle fait des exercices d’anglais.

d Elle est quand / toujours nerveuse pour une présentation.

e Arnaud joue d’un instrument de musique : il joue du piano / il joue aux jeux vidéo.

f On veut regarder un film / dessiner à la télé ensemble.

132 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-dEuX


42 Complète les phrases. Maak de zinnen compleet. Trek lijnen.

  A   B   C

  1   2   3


parce que c’est mon parce que j’aime bien me parce que je fais un
sport préféré. promener avec notre labrador. vlog.

43 Qu’est-ce qu’il y a dans ton agenda ? Wat staat er in jouw agenda? Beantwoord de vragen.

a Is jouw agenda ook zo vol? Schrijf in het Nederlands drie activiteiten op die je na schooltijd doet.

b Heb je thuis ook taken? Schrijf in het Nederlands op welke taken dat zijn.

REGARDER | ÉCOUTER

44 Studio Bravoure ! Regarde la vidéo Histoire ultramoderne. Bekijk de video en beantwoord de vragen.
Lucie, Mila en Nathan hebben een probleem. Lees de vragen eerst door.

a Où sont Lucie, Mila et Nathan ? d Lucie bedenkt de oplossing. Wat is haar idee?
{ à la maison { Aan monsieur Varin vragen of de
{ au collège presentatie op een andere dag mag.
{ dans le jardin { Om dit weekend met z’n drieën bij Nathan
de presentatie te maken.
b Lucie, Mila et Nathan parlent de …
{ Om hun activiteiten te filmen als vlog en
{ leur présentation
dat te laten zien als presentatie.
{ l’anniversaire de monsieur Varin
{ de leur sport préféré

c Wat is het probleem van Lucie, Mila en


Nathan ?
{ Ze hebben hun opdracht voor Engels niet
op tijd af.
{ Ze hebben de spullen voor hun presentatie
thuis laten liggen.
{ Ze kunnen geen afspraak maken omdat ze
zo druk zijn.

CENT TRENTE-TROIS THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 133


45 Regarde la vidéo encore une fois. Kijk de video nog een keer. Welke woorden hoor je in de video?
Onderstreep ze.

au collège loisirs à la maison


présentation jouer au tennis promener le chien
histoire jouer au foot faire une pizza
anglais jouer du piano faire la cuisine
prof dessiner faire les devoirs
agenda faire un vlog regarder la télé

46 Regarde la vidéo encore une fois et réponds aux questions. Bekijk de video nog een keer en beantwoord
de vragen.

a De vrienden praten over hun docent geschiedenis, Monsieur Varin. Wat vinden ze van Monsieur Varin?
Kies drie antwoorden.
grappig
aardig
serieus
goede docent
modern
zenuwachtig

b Op welke dag hebben Lucie, Mila en Nathan hun presentatie?


maandag
woensdag
donderdag

c Wat weet je over Mila en Lucie en het vak geschiedenis?


Mila is goed in geschiedenis en het is Lucie haar lievelingsvak.
Mila is slecht in geschiedenis, maar Lucie vindt het een heel leuk vak.
Mila is slecht in geschiedenis, en Lucie houdt ook niet van het vak.

d Wat moet Lucie elke vrijdag doen?


de hond uitlaten
piano spelen en koken
huiswerk maken

e Wie maakt er een vlog?


Mila
Lucie
Nathan

f Denk je dat monsieur Varin net zo enthousiast is


over de presentatie als Nathan? Leg uit waarom wel
of niet. LE SAVIEZ-VOUS ?
In Frankrijk is een 10 gee
n goed cijfer. Op veel
scholen krijgen leerlin
gen een cijfer tussen 1
Wat voor cijfer heb je en 20.
als je 12 sur 20 krijgt?

134 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-QuaTrE


47 L’opinion de Monsieur Varin. De mening van meneer Varin. Lees de beoordeling van meneer Varin en
beantwoord de vragen.

a Past het cijfer bij het commentaar van Monsieur Varin? Leg uit waarom je het cijfer wel of niet
passend vindt.

b Monsieur Varin had niet verwacht dat dit groepje leerlingen een filmpje zou inleveren. Waaruit blijkt dat?

CENT TRENTE-CINQ THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 135


GRAMMAIRE

48 Le verbe faire. Het werkwoord doen / maken. Lees samen de Franse zinnen en de Nederlandse
betekenis.
Je fais mes devoirs. Ik maak mijn huiswerk.
Elle fait la cuisine. Zij kookt.

a Wat betekenen de uitdrukkingen?

faire la cuisine =

faire les devoirs =

b Bespreek wat de zinnen betekenen en schrijf de betekenis op. Soms zijn er meer betekenissen
mogelijk.

1 Vous faites du basket ?

2 Adèle fait de la musique.

3 Eden et Ayoub font l’exercice.

4 Je fais du sport.

5 Hana et Florine font du hockey.

6 On fait un dessin.

7 Nous faisons un vlog.

49 Écoute et lis. Luister en lees mee.

Faire doen / maken


je fais ik doe / maak
tu fais
il fait
jij doet / maakt
hij doet / maakt LE SAVIEZ-VOUS ?
elle fait zij doet / maakt Faire betekent doen of
maken, maar je vertaa
on fait men doet / maakt, we doen / maken faire niet altijd met een lt
vorm van doen of ma
nous faisons wij doen / maken Bijvoorbeeld: Je fais du ken.
tennis betekent ‘Ik ten
vous faites jullie doen / maken, u doet / maakt nis’.

ils font zij doen / maken


elles font zij doen / maken

a Wat valt je op aan de uitspraak van je fais, tu fais, il fait, elle fait en on fait ?

b Wat valt je nog meer op aan de uitspraak?

136 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-sIX


50 Remplis. Vul de juiste vorm van het werkwoord faire in.

a Tu une pizza pour moi, demain ?

b Aline de la danse moderne.

c Nous du basket pendant le cours d’EPS.

d Vous une tarte? Miam !

e À toi maintenant. Maak nu zelf drie zinnen met faire.


Kies uit: un sandwich / une photo / une vidéo / un selfie / du shopping / du sport of bedenk zelf
iets. Gebruik steeds een ander onderwerp. Schrijf eerst de Franse zin op en noteer de Nederlandse
betekenis erachter.

51 Réponds. Geef antwoord op de vraag en maak een hele zin. Welke vorm van faire moet je gebruiken?
Let op het onderwerp. Kijk eerst naar het voorbeeld:

a Vous faites la cuisine, madame ? Oui, je fais la cuisine.


b Tu fais du badminton ? Oui,

c Vous faites de la musique, Luc et Ali ? Oui,

d Vos parents font du golf ? Oui,

52 Conversation texto. Lees het whatsapp-gesprek.

Nathan appt Mila. Hij heeft zin om te gamen.

Nathan
coucou
LE SAVIEZ-VOUS ?
Mila
Ook in Frankrijk gebrui
slu ! ken jongeren veel
afkortingen als ze een
tu veux jouer à minecraft ensemble ? texto sturen. Letters die
uitspreekt, laten ze we je niet
non je ne peux pas
g.
Wat betekenen slu en
D’ac in de appjes van
ah … en Mila? Nathan

j’ai un entraînement

ah oui, tu fais du tennis le jeudi soir.


Demain ?

je ne sais pas. Je n’aime pas minecraft.


Ce n’est pas cool.

Tu n’aimes pas ?? Bizarre ! D’ac. Bon


entraînement !

AIDE
Tu veux ... ? Wil je ...?
Je peux Ik kan ... 

CENT TRENTE-SEPT THÈME 3 / C’EST MON JOUR DE CHANCE ! 137


a Hoe zegt Mila dat ze morgen niet kan?

b Wat betekent ne .. pas in deze zin?

c Mila en Nathan gebruiken nog een keer ne … pas en drie keer n’… pas. Onderstreep die woordjes in
de zinnen en kijk steeds waar de persoonsvorm staat.

d Vul de regel aan:

Ne of n’ staat de persoonsvorm en pas staat de persoonsvorm.

e Ne verandert in n’ .

f Waar zet je ne … pas in deze zin: C’est cool.


Tip: Kijk hoe Mila haar mening geeft over Minecraft.

C’est cool. .

Ce n’est pas cool ! ▶ Ontkennende zinnen

Je sais. Je ne sais pas. Ik weet het niet.


C’est original. Ce n’est pas original. Dat is niet origineel.
Je veux jouer au foot. Je ne veux pas jouer au foot. Ik wil niet voetballen.

Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, gebruik je ne / n’… pas.
De persoonsvorm komt tussen ne / n’ … pas.
ne / n’ + persoonsvorm + pas

53 Complète le dialogue. Maak het gesprek tussen Mila en Virginie compleet.


Zet de woorden tussen haakjes in de juiste volgorde.

Mila is op de tennisclub en praat met Virginie, haar clubgenootje.

a Virginie Salut, Mila, ça va ?


b Mila Bonsoir Virginie, non, ça ne va pas … j’ai beaucoup de devoirs. Toi aussi ?

c Virginie Non, je (n’ – pas – ai) de devoirs aujourd’hui. Super, non ?


Mais, on est au club de tennis … on fait du sport ici, on (pas / parle / ne)

de l’école !

d Mila Tu (joues – pas – ne) avec Géraldine aujourd’hui ?

e Virginie Non, elle (ne – pas – peut) jouer ce soir.

f Mila  coute, je (pas – veux – ne)


É faire de présentation
d’histoire. Lucie, Nathan et moi, on fait un vlog et on montre le vlog en classe.

g Virginie Donc, vous (faites – pas – ne) de présentation en


classe ? Waouh ! bonne idée !

h Mila J e veux filmer l’entraînement pour le vlog. Ce (pas – n’ – est)


un problème pour toi ?
i Virginie Non, pas du tout !

138 3 STUDIO / HISTOIRE ULTRAMODERNE CENT TRENTE-HUIT


54 Complète le dialogue. Welk werkwoord past in het gesprek? Er blijven drie vormen over.

Kies uit : ai – as – es – fais – faisons –fait – faites – font – n’est pas – ne faisons pas – ne vais pas –
sommes – suis

1 Idriss Je à la ferme de mon oncle.

2 Nadine Qu’est-ce que tu à sa ferme ?

3 Idriss Moi et mon frère, nous en vacances. Nous

beaucoup !

4 Nadine Ah, chouette ! Moi, je en vacances. J’ des

cours de dessin. Tu à la campagne avec toute la famille ?

5 Idriss Non, ma famille à la campagne.

Dis, Nadine, qu’est-ce que vous ce week-end ?

6 Nadine Ce week-end ? Frank et moi, nous notre vlog.

Wil je meer oefenen of meer weten? Oefen de met grammaticatrainer.

PARLER

55 Ton jour préféré. Hoe ziet jouw ideale dag eruit? Vertel je klasgenoot vijf dingen over je ideale dag.

Wat doe je op die dag? Met wie of waar doe je dat? En wat doe je zeker niet? Zou je uitslapen (faire la
grasse matinée) of sporten? En zou je huiswerk maken op je ideale dag? Gebruik eventueel foto’s die op
je telefoon hebt staan. Raconte !
Un jour idéal pour moi .…/ À mon jour idéal …

SORTIE

56 Moi, je n’aime pas ! Schrijf drie zinnen op over dingen die je niet leuk vindt.

CENT TRENTE-NEUF THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 139


PAGE FLEX
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

A RAPPEL
Rappel : complète. Herhaling: vul de zinnen aan met de juiste vorm van het werkwoord.

a être Je la soeur de Virginie.

b avoir Tu quel âge ?

c avoir Tes soeurs, elles du talent !

d faire Oui, elles des vlogs super.

e être Vous au club de tennis, monsieur et madame ?

f faire Mais non, nous du golf.

B EXTRA

Bekijk het filmpje in de online leeromgeving en maak de opdrachten.

C BRAVO | BRAVOURE
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.

Trouve les mots. Zet de letters in de goede volgorde en noteer het woord. Schrijf ook de Nederlandse
vertaling erachter.

a T I B H R E A

b G A R R R E E D

c R E L A P R

d A C E H R T N

Le bon mot. Het juiste woord. Welk woord past in de zin?

a Bertrand aime beaucoup la musique, il … . d J’ai un animal, c’est un … .


{ A joue au jeux vidéo { A lit
{ B joue de la guitare { B fils
{ C joue au foot { C chien

b Léonie est à la plage … ses amis. e L’anglais ? C’est très … !


{ A beaucoup { A petit
{ B avec { B facile
{ C mais { C content

c Félicitations ! Vous … le concours !


{ A gagnez
{ B travaillez
{ C habitez

D Oefen met de woordtrainer en de grammaticatrainer.

E Maak de DELF-opdracht.

140 3 STUDIO / HISTOIRE ULTRAMODERNE CENT QUARANTE


4 PAROLES
PARLER
LE COUP DE FIL

PARLONS !

... des choses que tu n’aimes pas.

Wat je leert
• Je voert een telefoongesprek om een afspraak te maken met een klasgenoot.
• Je legt uit waarom je niet kunt en zegt sorry.
• Je vertelt wat je op welke dagen van de week doet.

VOCABULAIRE

57 Choisis le bon mot. Kies het woord dat het beste in de zin past. Deze woorden komen voor in het
telefoongesprek dat je gaat beluisteren.

a C’est nul, les devoirs de maths ! Je ne veux / suis pas faire mes devoirs !

b Un entraînement tous les jours ? Ce n’est pas possible / libre !

c À Noël, on bavarde / mange un bon dessert.

d J’ai 18 sur 20 en anglais : ce n’est pas difficile / facile, l’anglais.

e C’est nul / chouette de regarder un film ensemble !

f À quelle heure on prend rendez-vous / décide pour les devoirs d’histoire ? À 16.00 heures ?

58 Tu as envie de jouer au basket ? Heb jij zin om te basketballen?

a Noteer de betekenis van de vier zinnen.

1 Je ne peux pas jouer. Je n’ai pas le temps de jouer.

2 Je ne veux pas jouer. Je n’ai pas envie de jouer.

b Schrijf drie activiteiten op waar jij zin in hebt. Maak een zin.

CEnT QuaranTE ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 141


Allô ?
Sandrine téléphone à Luca pour prendre un rendez-vous.

Sandrine Allô, Luca ?


Luca Allô, salut Sandrine, ça va ?
Sandrine Oui, ça va. Et toi ?
Luca Ça va bien. Écoute, tu as envie de regarder un film ensemble ?
Sandrine Oui, chouette, quel jour ?
Luca Tu peux samedi à huit heures ?
Sandrine Ah non, je regrette, je ne peux pas. Je dîne chez mes grands-parents.
Luca Alors, tu as le temps vendredi à quatre heures, peut-être ?
Sandrine Ah non, je suis désolée, ça ne va pas, je fais du shopping avec Katy.
Luca Hmm, voyons, tu as le temps mercredi à sept heures ?
Sandrine Ah non, je suis désolée, ce n’est pas possible. J’ai un entraînement de hockey.
Luca Eh ben, dis donc, ce n’est pas facile de prendre un rendez-vous avec toi ! Tu peux quel jour
alors ?
Sandrine Je peux lundi soir.
Luca Top, d’accord, à lundi !

Tu peux samedi
Tu as envie de regarder à huit heures ?
un film ensemble ? Vendredi à Ah non,
...
quatre heures, je regrette, je
peut-être ? ne peux pas Tu peux quel
Oui, chouette ! jour alors ?
Quel jour ?
Ah non, je
suis désolée, Je peux
ça ne va pas. lundi soir.

Mercredi
à sept heures ?
Ah non, je suis désolée, Top, d'accord,
ce n’est pas possible. à lundi !

59 Écoute la conversation. Luister naar het telefoongesprek Allô ? en lees mee.

a Wat zegt Sandrine als ze de telefoon opneemt? Allô ? (Dat is de standaard manier voor Fransen om
de telefoon op te nemen.)

b Op welke drie manieren zegt ze dat ze niet kan?

c Wat zegt Sandrine om zich te verontschuldigen? Noteer twee dingen.

d Welke drie tijdstippen en dagen heeft Luca voorgesteld?

e Op welke dag spreken ze uiteindelijk af?

f Hoe sluit Luca het gesprek af? Ze zegt:

142 4 ParoLEs / LE CouP dE FIL CEnT QuaranTE-dEuX


60 Trouve la bonne fin de phrase. Welk einde van de zin is logisch?

a Je peux prendre rendez-vous samedi après-midi? – Je regrette, c’est possible / ce n’est pas possible.

b On va jouer au foot demain ? – Chouette, ça ne va pas / ça va pour moi.

c Tu peux faire de la musique pour nous demain matin ? – Je suis désolé, je peux / je ne peux pas.

d Tu veux manger une pizza chez moi, ce soir ? – Chouette, je n’ai pas le temps / à ce soir !

e On peut jouer aux jeux vidéo mercredi soir ? – Je suis désolé, ce n’est pas possible / c’est possible.

f Tu as envie de regarder un film vendredi soir ? – Génial, à vendredi soir ! / je n’ai pas envie.

ÉCRIRE

61 Mon agenda.

Je krijgt van je docent een werkblad met een agenda. Vul de gearceerde vakjes in met activiteiten.

PARLER

62 Le coup de fil : tu peux prendre rendez-vous ? Het telefoongesprek: kun je een afspraak maken?

a Bedenk iets dat je samen met een vriend of vriendin wilt gaan doen.

b Hoe kun je iemand uitnodigen om dat te gaan doen? Maak voor jezelf een spiekbriefje met drie
verschillende manieren. Kijk nog eens naar exercice 58, 59 en 60.

c Schrijf op de andere kant van het spiekbriefje drie manieren waarop je kunt zeggen dat je niet kunt.

d Je belt op om een afspraak te maken. Doe voorstellen voor dagdelen en tijdstippen. Als je niet kunt,
verontschuldig je je en zeg je waarom je niet kunt. Begin het gesprek op een nette manier en sluit het
ook netjes af. Gebruik de agenda die je hebt ingevuld.

SORTIE

63 Vul het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.

Dit kan ik

□ Ik kan een telefoongesprek □ Ik kan een telefoongesprek □ Ik kan een telefoongesprek


beginnen óf afsluiten. beginnen en afsluiten. beginnen, afsluiten en iets
vragen/zeggen.

□ Ik spreek de laatste letters van □ Ik kan de laatste letters van □ Ik kan de onregelmatige
de werkwoorden op -er meestal de werkwoorden op -er goed werkwoorden en de werkwoorden
goed uit. uitspreken. op -er goed uitspreken.

□ Ik kan een afspraak maken. □ Ik kan een afspraak maken □ Ik kan een afspraak maken en
en zeggen dat ik wel/niet kan vertellen waarom ik wel/niet naar
komen. een afspraak kan komen.

CENT QUARANTE-TROIS THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 143


POINT DE VUE 2

ÉVALUATION
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.

Dit kan ik

Ik kan eenvoudige vragen bij een Ik kan de meeste vragen bij een Ik kan alle vragen bij een video
video over een schoolopdracht video over een schoolopdracht over een schoolopdracht goed
goed beantwoorden. goed beantwoorden. beantwoorden.

Ik kan een paar dingen noemen Ik kan vertellen wat ik leuk vind Ik kan uitgebreid vertellen wat ik
die ik leuk vind om op een dag te om op een dag te doen. leuk vind om op een dag te doen.
doen.

Ik ken het rijtje van het werkwoord Ik ken het werkwoord faire (= Ik kan het werkwoord faire
faire bijna helemaal. doen, maken). gebruiken in zinnen.

Ik kan eenvoudige zinnen Ik kan zinnen ontkennend maken Ik kan alle zinnen ontkennend
ontkennend maken met ne … met ne/n’ … pas. maken, ook zinnen met c’est of
pas. j’habite.

ACTUALITÉS
Vraag je docent naar de actuele opdracht en maak die opdracht alleen, in een groepje of met de klas.

144 PoInT dE VuE 2 CEnT QuaranTE-QuaTrE


KEUZE CULTURE LA PAUSE DÉJEUNER

PARLONS !

... des choses à manger.

Wat je leert
• Je leest over het eten in de middagpauze op Franse scholen.
• Je begrijpt een schoolmenu en kunt er iets naar je eigen smaak uit kiezen.
• Je zoekt informatie op websites van scholen.

VOCABULAIRE

64 La pause déjeuner. De lunchpauze.

a Welke woorden horen daarbij voor jou? Kies.


• jouer – bavarder – manger – rentrer – faire les devoirs – faire la cuisine
• matin – après-midi – soir
• sandwich – dessert – salade – pizza – frites – soupe – fruit – spaghettis
• jardin – cuisine – restaurant – cantine – école

b Qu’est-ce que tu fais pendant la pause déjeuner ? Schrijf twee dingen op.

Je fais mes devoirs, je et je

65 La pause déjeuner en France. Lis les phrases et regarde les photos. Lees de zinnen en bekijk de foto’s
op de volgende bladzijde.

a Welke foto past bij het dikgedrukte woord? Noteer het nummer van de zin bij de foto. Je houdt één
nummer over.
1 Pendant la pause déjeuner, on mange à la cantine.
2 J’entre dans la cantine et je prends un plateau.
3 Comme entrée, nous avons une soupe de tomates. Pas mal !
4 Aujourd’hui il y a mon plat préféré au menu, c’est des frites avec du poulet. Miam !
5 Après on a le choix : un yaourt ou du camembert.
6 C’est un fromage français.
7 Comme dessert, il y a une glace à la vanille ou une salade de fruits.



CEnT QuaranTE-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 145


A B C

D E F

b Noteer de betekenis van de dikgedrukte woorden.

c Van welk eten ontbreekt een afbeelding? Kies er een uit, teken het in het vierkant hierboven en schrijf
de naam erbij.

REGARDER

66 Regarde la première minute de la vidéo et réponds aux questions. Bekijk de eerste minuut van de video
en beantwoord de vragen.

a Welke dingen zijn anders dan bij jou op school?

b Zet in de juiste volgorde: manger et bavarder – composer/choisir son menu – prendre un plateau –
chercher une place à la cantine

146 KEUZE / CULTURE / LA PAUSE DÉJEUNER CENT QUARANTE-SIX


LIRE

C o ll èg e F r a nç oi s V ill on :
«  m e ill eur qu’à l a m a i s on »
Bonjour Stéphane, tu nous montres votre Qu’est-ce que vous avez au menu aujourd’hui ?
cantine ? Je vais regarder. Comme entrée, nous avons
Oui, bien sûr, c’est chouette à la cantine, une salade de tomates et comme plat des
j’aime bien manger au restaurant de l’école. spaghettis avec une sauce bolognaise.
Ensuite du fromage, c’est du gouda
aujourd’hui et un gâteau au chocolat comme
dessert. Pas mal !

Tu aimes manger à la cantine ?


Oui, je pense que le menu est meilleur qu’à
la maison !

Tu donnes quelle note à la cantine ?


Euh … je donne 16/20 (seize sur vingt).

Pourquoi ?
Mais parce que c’est bon !

AIDE
meilleur beter
pourquoi waarom
bon lekker

67 Lis l’interview et note. Lees het interview en noteer het menu van Stéphane:

entrée

plat

fromage

dessert

CEnT QuaranTE-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 147


RECHERCHER

68 Recherche. Zoek online met de zoekterm menu scolaire naar Franse schoolmenu’s.

a Zoek vijf stuks groente en vier stuks fruit op de menu’s. Noteer de Franse naam en de betekenis.

b Welke school heeft jouw favoriete dessert? Op welke dag is dat?

c Op welke school zou jij het liefst lunchen? Welk menu kies je daar en waarom?

d Kies een dag en vul jouw favoriete menu in.


LE SAVIEZ-VOUS ?
Fransen houden van afk
ortingen: bon app’ !
Betekent niet ‘leuke app
’, maar Bon appétit !
Smakelijk eten!

e Versier je menukaart met enkele mooie tekeningen.

SORTIE

69 Et les élèves français ? Wat zouden Franse scholieren van onze lunch vinden?

148 KEuZE / CuLTurE / La PausE dÉjEunEr CEnT QuaranTE-HuIT


KEUZE FICHE X UNE IMAGE QUI CARTONNE

PARLONS !

Regarde ma photo !

Wat je leert
• Je begrijpt Franstalige tips over hoe je een goede foto kunt maken met je mobiele telefoon.
• Je begrijpt een vlog waarin een fotostrip wordt gebruikt.

VOCABULAIRE

70 Devine. Raad wat de dikgedrukte woorden betekenen en schrijf de betekenis op.


Gebruik je kennis van het Nederlands, het Engels of een andere taal. Deze woorden helpen je bij het
begrijpen van de teksten en de video’s.

a Comment faire une photo créative et originale ?

b Un beau décor est très important.

c Et il y a beaucoup de filtres et d’applis.

d Fais attention à la position horizontale de ton portable ...

e … ou choisis la position verticale pour faire ta photo.

f Les photos et les dessins, ce sont des images.

71 Choisis. Kies de juiste betekenis van de dikgedrukte woorden.

a Je veux faire une bonne photo. Quel sujet est intéressant ? filter / onderwerp

b Ouf, c’est difficile. Je ne sais pas … Tu as un conseil pour moi ? een tip / een foto

c Une belle image d’une plage tropicale ou d’un animal ? een mooie afbeelding /
een mobiele telefoon

d Pour faire une bonne photo, j’utilise le filtre sépia. woon ik / gebruik ik

e Et je respecte la règle des lignes horizontales et verticales. lijnen / potloden

CEnT QuaranTE-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 149


LIRE

72 Toi, tu filmes ou tu fais des photos avec ton portable ? Maak jij filmpjes of foto’s met je mobiele
telefoon? Noteer je antwoorden.

a Waarvan maak jij filmpjes en foto’s met je telefoon?

b Welke filters of apps gebruik je om beelden te bewerken?

c Wanneer vind je een foto of filmpje van iemand anders leuk?

73 Comment faire une image qui cartonne ? Hoe maak je van jouw foto’s een groot succes?
Lees de vier tips op de volgende bladzijde en bekijk de afbeeldingen. Bespreek samen wat de vier tips
inhouden. Welke tips zijn ook bruikbaar bij het maken van een filmpje? Maak aantekeningen.

Tip 1

Tip 2

Tip 3

Tip 4

150 KEUZE / FICHE X / UNE IMAGE QUI CARTONNE CENT CINQUANTE


4 conseils pour faire
une image qui cartonne
1  
La composition est importante. Place le sujet sur les lignes
horizontales ou verticales et ne place pas le sujet au centre.

2   Utilise une perspective créative. Regarde les exemples.

3   Choisis un décor intéressant.

4   U
 tilise une appli avec des filtres, par exemple sépia, clarendon,
noir et blanc, lark … Les effets :

CENT CINQUANTE ET UN THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 151


REGARDER

74 Regarde le roman-photo. Bekijk de video. Kijk zo vaak als je wilt en zet de video eventueel stil om de
tekstballonnen te lezen.

a Vertel in maximaal drie zinnen waar deze roman-photo over gaat.

b Deze video is een roman-photo. Snap je waar dit woord vandaan komt? Leg uit wat het verschil is met
een vlog.

c Hoe weet je dat het filmpje niet zo serieus is?

d Stel je gaat in de Finale zelf een roman-photo maken. Welke ideeën heb je hier gekregen?

75 Les émotions. Emoties. In de video zag je dat er gebruik gemaakt werd van foto’s met sterke emoties.

a Kijk naar de emoticons. Combineer de emoticons met de bijpassende emotie.

A  1 triste

B  2 sérieux

C  3 heureux

D  4 nerveux

152 KEUZE / FICHE X / UNE IMAGE QUI CARTONNE CENT CINQUANTE-DEUX


b Bekijk de afbeeldingen. Bedenk bij vier afbeeldingen een Franse tekst die zou passen in een
spreekballon van een roman-photo. Kijk naar het voorbeeld. Het kan heel kort zijn! Gebruik eventueel
de zinnen van de Expressions van de Pages panorama. Kies een thema, bijvoorbeeld zinnetjes die
zouden passen bij een schooldag, je hobby, vrienden, familie, je huisdier of iets anders.

76 À toi maintenant ! En nu jij. Maak twee grappige foto’s van elkaar waarin je laat zien dat je de tips uit
deze Fiche X kunt toepassen. Bedenk welke actie je wilt fotograferen, waar, en wat je tekst bij de foto
wordt.

De foto’s moeten voldoen aan de volgende eisen:


– Je laat zien dat je een aantal van de tips uit
exercice 73 kunt toepassen.
– Je gebruikt een duidelijke gezichtsuitdrukking.
– Je gebruikt humor.
– Het onderwerp van de foto is een activiteit die
je dagelijks doet.
– Noteer bij elke foto één Frans zinnetje of een
Franse uitroep.

SORTIE

77 Top ! Ouf ! Welke tekst zou je willen gebruiken in een fotostrip? Zet je favoriete teksten in de ballonnen.

CEnT CInQuanTE-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 153


FINALE 
C’EST MON JOUR DE CHANCE !

Kies jouw finaleopdracht en noteer je eerste ideeën.

UNE AFFICHE DE TES ACTIVITÉS

Je maakt een affiche met een tijdlijn waarin je laat zien wat je zoal
in een week doet. Kies passende foto’s en schrijf goede Franse
zinnen en woorden op.

Mes notes

UN ROMAN-PHOTO DE TON JOUR DE CHANCE

Je maakt een fotostrip waarin je laat zien hoe jouw geluksdag


eruitziet. Je maakt zelf de foto’s en voegt teksten toe waarin je
vertelt wat je op je geluksdag doet.

Mes notes

UN VLOG SUR UN HOBBY

Je maakt met een groepje een vlog over een van jullie hobby’s. Kies
voor een battle, een tuto of een défi. Bedenk samen wat je wilt laten
zien en welke gesprekjes de hoofdpersonen van de vlog voeren. En
jullie maken natuurlijk zelf de opnames.

Mes notes

Meer informatie en tips over de opdrachten vind je op het werkblad in de online leeromgeving.

Dit kan ik na thema 3:

… Ik kan zeggen hoe mijn dagen eruitzien en ik begrijp het wanneer iemand zijn dag of week beschrijft.
… Ik kan vertellen wat ik leuk vind en wat niet: ik beschrijf sporten, muziek of andere activiteiten.
… Ik kan het begrijpen als iemand vertelt wat hij leuk vindt en wat niet.
…  KEUZE  Ik weet hoe het eraan toegaat in de middagpauze op Franse scholen.
…  KEUZE  Ik weet hoe ik indruk kan maken op mijn vrienden met coole foto’s.

154 FINALE / C’EST MON JOUR DE CHANCE ! CENT CINQUANTE-QUATRE


PAGES PANORAMA

VOCABULAIRE ET EXPRESSIONS

Je leert al deze woorden Frans – Nederlands én Nederlands – Frans. Dan begrijp je ze als je iets leest of hoort
en je kunt ze zelf gebruiken als je Frans spreekt of schrijft. Belangrijke woorden kom je vaker tegen, zo leer je ze
extra goed. Er staat een icoontje bij:
Lees ook de voorbeeldzinnen: zo zie je hoe je de woorden gebruikt.

1 VOCA

Top 20

Frans voorbeeldzin Nederlands


les loisirs de vrije tijd, de hobby’s
faire du sport Ce soir, je vais faire du sport. sporten
regarder (la télé) Ma grand-mère aime regarder la télé. (tv) kijken
jouer aux jeux vidéo Ma soeur joue aux jeux vidéo. videospellen spelen / gamen
jouer de la guitare Ton frère joue de la guitare ? gitaar spelen
la musique Ils écoutent de la musique rap. de muziek

aimer Vous aimez le tennis ? houden van


préféré Mon animal préféré, c’est le chien. lievelings-
mon sport préféré Mon sport préféré, c’est le rugby. mijn lievelingssport
le portable Mon portable est très important ! de mobiele telefoon
faire les devoirs Je n’aime pas faire les devoirs. huiswerk maken

au collège op de middelbare school


l’anglais (m) Ma prof d’anglais est super sympa. Engels
les maths Je suis nul en maths. wiskunde
l’EPS (v) L’EPS est vraiment cool. gym, gymnastiek
la géo La géo est difficile. aardrijkskunde
l’histoire (v) Les cours d’histoire sont très intéressants. geschiedenis

le jour La fête nationale, c’est quel jour ? C’est le14 juillet. de dag
l’après-midi (m) L’après-midi, on joue du piano. de middag (‘s middags)
le matin Le matin, elle travaille à la ferme. de ochtend (‘s ochtends)
le soir Le soir, il joue au foot. de avond (‘s avonds)
rentrer On rentre à 20 heures. thuiskomen



CEnT CInQuanTE-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 155


Frans voorbeeldzin Nederlands
le livre Voilà le livre de français. het boek
le stylo Il cherche le stylo bleu. de pen
la trousse La trousse de mon copain est dans le sac. het etui
le crayon Le crayon est dans la trousse. het potlood
le sac (à dos) Dans le sac, il y a des livres. de tas (de rugzak)
aujourd’hui C’est lundi aujourd’hui. vandaag
je vais Je vais au collège en bus. ik ga
le cours Le cours de maths ? Génial ! de les
la matière Quelle est ta matière préférée ? het schoolvak
jouer de la guitare Tu aimes jouer de la guitare ? gitaar spelen

la tablette J’ai la tablette de mon père. de tablet


le portable C’est le portable de Frédérique ? de mobiele telefoon
le chargeur Où est le chargeur de la tablette ? de oplader
le ticket Ils ont un ticket pour le film. het kaartje
qu’est-ce que ? Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? wat ...?

aimer (j’aime) J’aime ma famille. houden van (ik houd van)


adorer (j’adore) J’adore chanter. dol zijn op (ik ben dol op)
d’accord Lundi, à 15 heures ? D’accord ! oké
bien sûr C’est vrai ? Bien sûr ! natuurlijk
facile C’est une question facile. makkelijk

les jours de la semaine de dagen van de week


lundi Lundi, ils ont une fête. maandag
mardi Mardi, c’est l’anniversaire de mon frère. dinsdag
mercredi Mercredi, on joue un match. woensdag
jeudi Jeudi, on a un cours d’EPS. donderdag
vendredi Vendredi soir, je vais au cinéma. vrijdag
samedi Samedi, je suis au camping. zaterdag
dimanche Dimanche, on est libre. zondag

2 MAGAZINE

Frans voorbeeldzin Nederlands


bavarder J’aime bavarder avec mes copines. kletsen
gagner Il gagne toujours, c’est un champion ! winnen / verdienen
décider Le jury décide qui gagne. besluiten
rentrer Je rentre à 15 heures. thuiskomen
travailler Il aime travailler dans le magasin. werken

l’entraînement (m) J’ai un entraînement le lundi. de training


le match Il a gagné le match de tennis. de wedstrijd
l’équipe (v) L’équipe a deux entraînements. het team
parce que J’aime l’anglais, parce que c’est facile. omdat
la passion Le footbal, c’est ma passion. iets wat je heel leuk vindt

l’argent (m) Je gagne de l’argent. het geld


meilleur Mon meilleur ami joue du piano. beste, beter
libre Je suis libre quand je danse. vrij
le dessin C’est un joli dessin ! de tekening, het tekenen
dessiner Lou aime dessiner des mangas. tekenen

tous les jours Je regarde la télé tous les jours. iedere dag
une fois par semaine J’ai EPS une fois par semaine. een keer per week
à 16 heures À 16 heures, j’ai EPS. om 4 uur
on peut On peut jouer ensemble ? we kunnen
l’élève (m/v) L’élève a 18 sur 20. Bravo ! de leerling

156 PAGES PANORAMA / VOCABULAIRE-EXPRESSIONS-GRAMMAIRE CENT CINQUANTE-SIX


Expressions – vragen wat iemand leuk vindt en vertellen wat je leuk vindt
Qu’est ce que tu aimes faire ? Wat vind je leuk om te doen?
J’aime jouer au tennis / au foot / au piano. Ik hou van tennissen / voetballen / pianospelen.
Quel est ton sport / jeu / instrument préféré ? Wat is je lievelingssport / -spel / -instrument?
Mon sport / jeu / instrument préféré c’est le ... Mijn lievelingssport / -spel / -instrument is …

3 STUDIO

Frans voorbeeldzin Nederlands


la semaine prochaine La semaine prochaine, il y a un concours. (de) volgende week
le rendez-vous Nous avons rendez-vous à 8 heures. de afspraak
commencer (je commence) Les cours commencent lundi. beginnen (ik begin)
demain Demain, j’ai un entraînement de basket. morgen
toujours Je suis toujours nerveuse pour une présentation. altijd

jouer au tennis Ils jouent au tennis. tennissen


promener le chien Je vais promener le chien. de hond uitlaten (met de hond
wandelen)
faire la cuisine Mon grand-père fait la cuisine. koken
faire les devoirs Elle n’aime pas faire les devoirs le week-end. huiswerk maken
filmer Qu’est-ce que vous filmez ? filmen

le cours de piano Où est le cours de piano de Clarisse ? de pianoles


jouer du piano Mes frères aiment jouer du piano. piano spelen
faire un vlog Tu fais un vlog ? een vlog maken
montrer Il montre son meilleur dessin. laten zien
le week-end J’adore le week-end parce qu’on est libre. het weekend

attends ! Attends ! Je prends mon sac à dos. wacht!


regarder le film Tu voudrais regarder le film d’horreur ? de film (be)kijken
c’est fini Et voilà : c’est fini ! het is klaar
la présentation Je fais une présentation avec mon meilleur ami. de presentatie
l’histoire (v) Ma matière préférée, c’est histoire. (de) geschiedenis

Expressions – vragen stellen en zeggen wat je vindt


Ça veut dire quoi ? Wat wil dat zeggen? Wat betekent dat?
Je suis nul en … Ik ben slecht in ...
Je ne comprends pas. Ik begrijp het niet.
Je n’aime pas ... Ik houd niet van …
Je ne veux pas ... Ik wil niet …
Ce n’est pas mal. Dat is niet gek.

CENT CINQUANTE-SEPT THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 157


4 PAROLES

Frans voorbeeldzin Nederlands


passer un coup de fil Je passe un coup de fil à Mo. (even) bellen
avoir envie de J’ai envie de regarder un film. zin hebben om
avoir le temps de Tu as le temps de jouer demain ? tijd hebben om
je suis désolé(e) Je suis désolé(e), je n’aime pas ton dessin. het spijt me
je regrette Je regrette, je ne suis pas libre. het spijt me

possible Ce n’est pas possible ! mogelijk


difficile Les maths, c’est difficile ! moeilijk
facile J’adore l’anglais, c’est facile ! makkelijk
je veux Je veux faire mon vlog. ik wil
je peux Je peux faire la cuisine aujourd’hui. ik kan

chouette Chouette ! Il ya des frites au menu ! leuk


à demain! D’accord ! À demain ! tot morgen!
à dimanche ! À dimanche ? Non, impossible ! tot zondag!
mercredi matin On prend le bus mercredi matin ? woensdagochtend
samedi soir Tu as envie de regarder un film samedi soir ? zaterdagavond

manger Vous mangez souvent des frites ? eten


prendre rendez-vous On peut prendre rendez-vous ? een afspraak maken
téléphoner Je vais te téléphoner ! telefoneren, opbellen.
Allô ? Allô Luc, c’est Lucie, ça va ? hallo? (aan de telefoon)
d’accord D’accord. À ce soir ! oké

Expressions – een afspraak maken


prendre rendez vous een afspraak maken
Allô ? – Allô, c’est Lucie ! Als je de telefoon opneemt en als je belt.
Tu as envie de jouer aux jeux vidéo ? Heb je zin om te gamen?
Oui, mais je n’ai pas le temps. Ja, maar ik heb geen tijd.
Je regrette, c’est impossible. Het spijt me dat is onmogelijk.
Je suis désolé(e), ça ne va pas. Het spijt me, dat gaat niet.
Dimanche à huit heures ? Zondag om acht uur?
Oui, d’ac ! À dimanche ! Ja, oké! Tot zondag.

158 PAGES PANORAMA / VOCABULAIRE-EXPRESSIONS-GRAMMAIRE CENT CINQUANTE-HUIT


GRAMMAIRE
2 MAGAZINE

jouer spelen
je joue ik speel
tu joues jij speelt
il / elle / on joue hij / zij / men speelt, we spelen
nous jouons wij spelen
vous jouez jullie spelen, u speelt
ils / elles jouent zij spelen

habiter wonen
j’habite ik woon
tu habites jij woont
il / elle / on habite hij / zij / men woont, we wonen
nous habitons wij wonen
vous habitez jullie wonen, u woont
ils / elles habitent zij wonen

3 STUDIO

faire doen / maken


je fais ik doe / maak
tu fais jij doet / maakt
il / elle fait hij / zij doet / maakt
on fait men doet / maakt, we doen / maken
nous faisons wij doen / maken
vous faites jullie doen / maken, u doet / maakt
ils / elles font zij doen / maken

Ce n’est pas cool ! ▶ Ontkennende zinnen

Je sais. Je ne sais pas. Ik weet het niet.


C’est original. Ce n’est pas original. Dat is niet origineel.
Je veux jouer au foot. Je ne veux pas jouer au foot. Ik wil niet voetballen.

Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, gebruik je ne / n’… pas.
De persoonsvorm komt tussen ne / n’ … pas.
ne / n’ + persoonsvorm + pas

CENT CINQUANTE-NEUF THÈME 3 / C’est mon jour de chance ! 159


CHECKLIST

BEN IK KLAAR VOOR DE TOETS?


□ Ik ken de woorden van leçon 2 tot en met 4.
□ Ik heb de woorden geleerd met de Pages panorama.
□ Ik heb geoefend met de online woordtrainer.
□ Ik heb geoefend met een ander online programma, namelijk:

□ Ik kan de grammatica van leçon 3 en 4 gebruiken in zinnen.


□ Ik heb de grammatica geleerd met de Pages panorama.
□ Ik heb geoefend met de online grammaticatrainer.
□ Ik kan de expressions gebruiken in een gesprek of als ik iets opschrijf.
□ Ik kan een tekst over iemands hobby’s begrijpen.
□ Ik kan gesprekken over het thema van dit hoofdstuk begrijpen.
□ Ik kan het begrijpen als iemand vertelt over zijn hobby’s.
□ Ik heb de Test jezelfs online gemaakt.
□ Ik heb de Finale-opdracht met een voldoende afgerond.
□ Ik heb de volgende extra’s gedaan:
□ Ik heb enkele leeskaarten uit de Kiosque gelezen.
□ Ik heb zelf geoefend met de Pages Flex.
□ Ik heb geoefend met de uitspraaktrainer.
□ Ik ben klaar voor de hoofdstuktoets, omdat:

160 PAGES PANORAMA / VOCABULAIRE-EXPRESSIONS-GRAMMAIRE CENT SOIXANTE


Naslag
INSTRUCTIES

Bij de opdrachten staat in het Frans én in het Nederlands uitgelegd wat je moet doen.
Hier vind je de meest voorkomende Franse instructies in Bravoure bij elkaar.

Frans Nederlands
À la page … Op bladzijde …
Cherche l’intrus. Zoek wat er niet bij hoort.
Choisis la bonne forme. Kies de juiste vorm. (bijvoorbeeld van het werkwoord)
Choisis le mot correct Kies het juiste woord.
Choisis la bonne traduction. Kies de juiste vertaling.
Combine. Combineer.
Compare. Vergelijk.
Complète les phrases. Maak de zinnen compleet.
Dessine. Teken.
Devine. Raad.
Écoute. Luister.
Écris. Schrijf.
Encore une fois. Nog een keer.
En français. In het Frans.
En néerlandais. In het Nederlands.
Encercle. Omcirkel.
Explique. Leg uit.
Imagine-toi … Stel je voor dat …
Lis. Lees.
Mets dans le bon ordre. Zet in de juiste volgorde.
Pose des questions. Stel vragen.
Pour discuter. Om te bespreken.
Prononce. Spreek uit.
Regarde. Kijk / Bekijk.
Relie. Verbind.
Remplis les trous. Vul in.
Répète. Herhaal.
Réponds (aux questions). Beantwoord (de vragen).
Souligne. Onderstreep.
Traduis. Vertaal.
Vrai ou faux ? Waar of niet waar?
Recherche. Zoek / Onderzoek.

CENT SOIXANTE ET UN 161


HANDIGE ZINNEN

Hoe zeg je ook alweer wat je leuk vindt? Of hoe beschrijf je hoe iemand eruitziet?
Voor allerlei situaties vind je hier de zinnen die je kunt gebruiken in een gesprekje of in een geschreven tekst.

Je begroet iemand
Salut ! Coucou ! Hoi! Hallo! (tegen iemand van je eigen leeftijd)
Bonjour ! Bonsoir ! Goedendag! Goedenavond!
Bonjour, madame. Goedendag, mevrouw. (tegen iemand die ouder is)
Bonsoir, monsieur. Goedenavond, meneer. (tegen iemand die ouder is)

Je neemt afscheid
Au revoir ! Tot ziens!
À ce soir ! Tot vanavond!
À demain ! Tot morgen!
À dimanche ! Tot zondag!

Je vraagt hoe het gaat


Comment ça va ? Hoe gaat het?

Je zegt hoe het gaat


Ça va. Het gaat (wel).
Ça va bien. Het gaat goed.
Ça va très bien. Het gaat heel goed.

Je zegt dank je wel


Merci. Bedankt.
Merci beaucoup. Heel erg bedankt.

Je vraagt hoe iemand heet


Comment tu t’appelles ? Hoe heet je?

Je zegt hoe je heet


Je m’appelle ... Ik heet ...
Je suis ... Ik ben ...
Mon nom, c’est … Mijn naam is …

Je vraagt wie iemand is


C’est qui ? Wie is het / dat?

Je stelt jezelf of iemand anders voor


Je me présente. Ik stel me voor.
Je présente ma famille / mon frère. Ik stel mijn familie / mijn broer voor.

Je vraagt hoe oud iemand is, je vertelt hoe oud je bent


Tu as quel âge ? Hoe oud ben je?
J’ai douze ans. Ik ben twaalf jaar.

162 CENT SOIXANTE-DEUX


Je vraagt waar iemand woont, je vertelt waar je woont
Tu habites où ? Waar woon je?
J’habite à ... Ik woon in ...

Je vertelt waar je van houdt / fan van bent


J’aime (beaucoup) ... Ik houd (erg) van ...
J’adore ... Ik ben dol op ...
Je suis fan de ... Ik ben fan van ...
Mon idole, c’est ... Mijn idool is ...

Je vraagt waar iemand van houdt of goed in is


Qu’est ce que tu aimes faire ? Wat vind je leuk om te doen?
Tu es fan de qui ? Van wie ben je fan?
Quel est ton jeu / sport / instrument préféré ? Wat is je lievelingssport / -spel / -instrument?
Et toi ? C’est quoi ton talent ? En jij? Welk talent heb jij?

Je vertelt wat je graag doet of waar je goed in bent/wilt worden


J’aime jouer au tennis / au foot / au piano. Ik houd van tennissen / voetballen / pianospelen.
Mon sport / jeu / instrument préféré c’est le ... Mijn lievelingssport / -spel / -instrument is …
Mon talent, c’est ... Mijn talent is ...
Je voudrais être footballeur / chanteuse. Ik zou voetballer / zangeres willen zijn.

Je zegt hoe leuk, lekker, geweldig of grappig je iets vindt


C’est génial ! Het is geweldig, geniaal!
C’est formidable ! Het is geweldig!
C’est vraiment ouf ! Het is echt supervet!
C’est superbe ! Het is prachtig, mooi. (van dingen)
C’est chouette ! Dat is tof, leuk.
C’est drôle. Dat is grappig.
C’est joli. Het is mooi, leuk.
Ce n’est pas mal. Dat is niet gek.
C’est bon ! Het is lekker! (van eten)

Je zegt dat je iets niet goed of vreemd vindt


C’est nul. Dat is niks, slecht.
C’est bizarre. Dat is gek.

Je zegt dat je iets moeilijk of gemakkelijk vindt


C’est difficile ! Het is moeilijk!
C’est facile ! Het is gemakkelijk!

Je vertelt waar je niet goed in bent, waar je niet van houdt, wat je niet wilt
Je suis nul en … Ik ben slecht in ...
Je n’aime pas ... Ik houd niet van ...
Je ne veux pas ... Ik wil niet …

Je zegt dat je iets niet snapt of weet


Ça veut dire quoi ? Wat wil dat zeggen? Wat betekent dat?
Je ne comprends pas. Ik begrijp het niet.
Je ne sais pas. Ik weet het niet.

CENT SOIXANTE-TROIS 163


Je zegt sorry of je wilt iets vragen
Excusez-moi. Sorry / Pardon …
Un Orangina / Une baguette, s’il vous plaît. Een sinas / Een stokbrood alstublieft.

Je feliciteert iemand
Félicitations ! Gefeliciteerd!
Bon anniversaire ! Gefeliciteerd met je verjaardag!
Voilà ! Alsjeblieft! (als je iets geeft)

Je vertelt iets over een persoon


Il est sympa / cool / intelligent / mignon. Hij is aardig / cool / intelligent / lief, schattig.
Elle est sympa / cool / intelligente / mignonne. Zij is aardig / cool / intelligent / lief, schattig.
Il est marié / divorcé. Hij is getrouwd / gescheiden.

Je vraagt of beschrijft hoe iemand eruitziet


Il / Elle est comment ? Hoe ziet hij / zij eruit?
Il a les yeux bleus / noirs / gris / verts. Hij heeft blauwe / zwarte / grijze / groene ogen.
Elle a les cheveux blonds / noirs / bruns / roux. Zij heeft blond / zwart / bruin / rood haar.

Je beschrijft hoe je eruitziet


J’ai les cheveux bruns / noirs / blonds comme mon père. Ik heb bruin / zwart / blond haar zoals mijn vader.

Je maakt een afspraak


Je peux prendre rendez-vous ? Kan ik een afspraak maken?
On peut prendre rendez vous ? Kunnen we / Zullen we een afspraak maken?
Tu as envie de jouer aux jeux vidéo / jouer au basket / Heb je zin om te gamen / te basketballen / samen een film
regarder un film ensemble ? te kijken?
Tu veux manger une pizza avec moi, ce soir ? Wil je vanavond een pizza met me eten?
Oui, d’acc ! À dimanche ! Ja, oké! Tot zondag!
Je vais te téléphoner ! Ik bel je!

Je vertelt wanneer je wel of geen tijd hebt


Oui, mais je n’ai pas le temps. Ja, maar ik heb geen tijd.
Je regrette, c’est impossible. Het spijt me, dat is onmogelijk.
Je suis désolé(e), ça ne va pas. Het spijt me, dat gaat niet.
Dimanche à huit heures ? Zondag om acht uur?

Je beantwoordt de telefoon / je belt met iemand


Allô ? / Allô, c’est Lucie ! Hallo? / Hallo, met Lucie!

Je wilt kort en snel reageren


Attends ! Wacht!
Bien sûr ! Natuurlijk!
Bravo ! Bravo! Goed gedaan!
C’est fini ! Het is klaar, afgelopen.

164 CENT SOIXANTE-QUATRE


GRAMMATICA-OVERZICHT BRAVOURE

onderwerp Thema 1 Thema 2 Thema 3


A Werkwoorden werkwoord être x
werkwoord avoir x
werkwoord faire x
regelmatige werkwoorden op -er x
B Overige onderwerpen persoonlijke voornaamwoorden x x
lidwoorden x
het bezittelijk voornaamwoord x
ontkennende zinnen x

A WERKWOORDEN
▶ Regelmatige werkwoorden

Werkwoorden zoals jouer en habiter zijn voorbeelden van regelmatige werkwoorden die eindigen op -er. Deze
werkwoorden vervoeg je allemaal op dezelfde manier. Je haalt -er van het hele werkwoord af en zet de volgende,
dikgedrukte uitgangen erachter.

jouer spelen
je joue ik speel
tu joues jij speelt
il / elle / on joue hij / zij / men speelt, wij spelen
nous jouons wij spelen
vous jouez jullie spelen, u speelt
ils / elles jouent zij spelen

habiter wonen
j’habite ik woon
tu habites jij woont
il / elle / on habite hij / zij / men woont, wij wonen
nous habitons wij wonen
vous habitez jullie wonen, u woont
ils / elles habitent zij wonen

▶ Onregelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden vervoeg je niet volgens een vaste regel. Je moet ze gewoon uit je hoofd leren.

avoir hebben
j’ai ik heb
tu as jij hebt
il / elle / on a hij heeft / zij heeft / men heeft (wij hebben)
nous avons wij hebben
vous avez jullie hebben / u heeft
ils / elles ont zij hebben



CENT SOIXANTE-CINQ 165


être zijn
je suis ik ben
tu es jij bent
il est / elle est / on est hij is / zij is / men is (wij zijn)
c’est het is
nous sommes wij zijn
vous êtes jullie zijn / u bent
ils sont / elles sont zij zijn (m/v)
ce sont het zijn

faire doen / maken


je fais ik doe / maak
tu fais jij doet / maakt
il / elle fait / on fait hij / zij doet / maakt
on fait men doet / maakt, wij doen / maken
nous faisons wij doen / maken
vous faites jullie doen / maken, u doet / maakt
ils / elles font zij doen / maken (m/v)

B OVERIGE ONDERWERPEN
▶ Lidwoorden

Franse lidwoorden: le, la, l’, les, un en une.


Franse zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk (le) of vrouwelijk (la).

le la l’
le garçon de jongen la femme de vrouw l’ami de vriend
le sport de sport la baguette het stokbrood l’hôtel het hotel
le talent het talent la chanson het liedje l’école de school

Attention ! Als een zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, dan gebruik je in
plaats van le of la het lidwoord l’.

Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, dan vervang je le, la of l’ door les. Het zelfstandig
naamwoord krijgt in het meervoud een -s:

les + ...s
le garçon de jongen les garçons de jongens
l’enfant het kind les enfants de kinderen
la femme de vrouw les femmes de vrouwen

Attention ! De woorden le, la, l’ en les betekenen dus de of het.

Bij mannelijke zelfstandige naamwoorden gebruik je un, bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden une:

un une
un garçon een jongen une fille een meisje
un ami een vriend une amie een vriendin
un soir een avond une chanson een liedje

166 CENT SOIXANTE-SIX


▶ Persoonlijke voornaamwoorden

Voor een jongen of een man gebruik je het persoonlijk voornaamwoord il. Voor twee of meer jongens of mannen
gebruik je ils.
Voor een meisje of vrouw gebruik je het persoonlijk voornaamwoord elle. Voor twee of meer meisjes of vrouwen
gebruik je elles.

Voici mon ami. Il s’appelle Dris. Hij heet Dris.


Voici mon amie. Elle s’appelle Coralie. Zij heet Coralie.
Voici mes amis Dris et Coralie. Ils sont au camping. Zij zijn op de camping.
Voici mes copines Cora et Mimi. Elles sont à la terrasse. Zij zijn op het terras.

Attention 1 Als er zowel jongens als meisjes zijn, dan gebruik je ils. Elles gebruik je als het alleen om
meisjes gaat.
Attention 2 Deze regels gelden ook voor dieren.

personen  kun je vervangen de persoon is / voorbeeldzin  betekenis


door:  de personen zijn
Timéo il mannelijk enkelvoud Il est cool. Hij is cool.
Lucie elle vrouwelijk enkelvoud Elle est sympa. Zij is sympathiek.
Marc et Timéo ils mannelijk meervoud Ils sont demi-frères. Zij zijn halfbroers.
Mila et Lucie elles vrouwelijk meervoud Elles sont copines. Zij zijn vriendinnen.

Attention 3 Als genderneutrale variant van il en elle kun je iel gebruiken, en als meervoudsvorm iels. Je
spreekt het uit als i-jel.

Il, elle, ils en elles kunnen niet alleen naar personen verwijzen, maar ook naar dingen. Het is dus
belangrijk om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is.

dingen kun je vervangen het ding is / voorbeeldzin betekenis


door:  de dingen zijn
le jardin il mannelijk enkelvoud Il est petit.  Hij is klein.
la maison elle vrouwelijk enkelvoud Elle est jolie Het is leuk / mooi. 
les cheveux  ils mannelijk meervoud Ils sont noirs. Ze zijn zwart.
les chambres elles vrouwelijk meervoud Elles sont grandes. Ze zijn groot. 

▶ Ontkennende zinnen

Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, dan gebruik je ne / n’… pas.
De persoonsvorm (pv) komt tussen ne / n’ … pas.
ne / n’ + pv + pas

Je sais. Je ne sais pas. Ik weet het niet.


C’est original. Ce n’est pas original. Dat is niet origineel.
Je veux jouer au foot. Je ne veux pas jouer au foot. Ik wil niet voetballen.



CENT SOIXANTE-SEPT 167


▶ Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. Kijk dus of het zelfstandig naamwoord
waar het bij hoort mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
mijn hond = mon chien – le chien is mannelijk
zijn zus = sa soeur – la soeur is vrouwelijk

Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is:


mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud
(of vrouwelijk enkelvoud met een
klinker of stomme h)
mijn mon chien ma chambre mes parents
mon amie
mon horloge
jouw ton chat ta maison tes soeurs
ton amie
ton hôtel
zijn / haar son père sa mère ses frères
son amie
son histoire
ons / onze notre livre notre soeur nos tickets
jullie / uw votre portable votre chanson vos photos
hun leur enfant leur fête leurs cousines

168 CENT SOIXANTE-HUIT


BEGRIPPENLIJST GRAMMATICA

Wat is ook alweer een persoonlijk voornaamwoord? Hoe vind je de persoonsvorm? In dit overzicht staat een
korte uitleg over de Nederlandse grammatica die je nodig kunt hebben om de Franse grammatica in dit boek
beter te begrijpen.

A WOORDSOORTEN
▶ Woordsoorten benoemen

Zinnen zijn opgebouwd uit losse woorden. Woorden met dezelfde kenmerken behoren tot dezelfde woordsoort.
Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden zijn voorbeelden van woordsoorten.

▶ Lidwoord

Het Nederlands heeft drie lidwoorden: de, het en een.


Een lidwoord staat nooit alleen, het hoort bij een zelfstandig naamwoord: de pen, het potlood, een papiertje.

De lidwoorden de en het zijn bepaalde lidwoorden.


Mag ik nu het potlood even?

Het lidwoord een is een onbepaald lidwoord.


Mag ik even een potlood?

▶ Zelfstandig naamwoord

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, planten, dingen, namen en begrippen: fietsers,
mama, poesje, telefoon, bultjes, Daan, Kerkstraat, wraak, dromen ...

Vaak kun je de, het of een voor een zelfstandig naamwoord zetten: de fietsers, het poesje, een telefoon.

Zelfstandige naamwoorden kun je meestal in het meervoud zetten: mama – mama’s, berichtje - berichtjes,
droom – dromen.

▶ Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Meestal staat het bijvoeglijk
naamwoord voor een zelfstandig naamwoord, maar soms staat het er ook los van:
De leuke klas, de klas is leuk.

▶ Werkwoord

Werkwoorden zijn woorden zoals bellen, regenen, springen. Ze geven een handeling, een situatie of een
gebeurtenis aan.
Een werkwoord kun je aanpassen:
– aan de persoon die iets doet: hij belt, de kinderen werken;
– aan de tijd: ik werkte, ik moest werken, het heeft gesneeuwd.
Dit noem je vervoegen.

Het hele werkwoord heet ook wel infinitief. Het eindigt op -(e)n.

Werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd.

Er zijn regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Regelmatige werkwoorden zoals wandelen en werken


vervoeg je volgens een bepaalde regelmaat. Bij onregelmatige werkwoorden – het woord zegt het al – is die
regelmaat er niet. Voorbeelden van onregelmatige werkwoorden zijn hebben en zijn.

CENT SOIXANTE-NEUF 169


▶ Voorzetsel

Voorbeelden van voorzetsels zijn: op, achter, naast, in, gedurende, na. Voor het vinden van een voorzetsel kun je
het ezelsbruggetje de kast of de vakantie gebruiken. Als je het voor een van deze woorden kunt zetten, dan is
het een voorzetsel:
– op de kast, achter de kast, naast de kast
– in de vakantie, gedurende de vakantie, na de vakantie

▶ Persoonlijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord is een woord als ik, jou, hem, jullie en hen. Het verwijst naar een zelfstandig
naamwoord.
Boris is onze puppy. Hij is nu veertien weken oud.
Boris heeft een nieuw hok gekregen. Het staat in de tuin.

▶ Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
mijn etui onze klas
jouw boek jullie foto’s

▶ Vragend voornaamwoord

Een vragend voornaamwoord vraagt naar personen of dingen, een tijdstip of een plaats.
Vragende voornaamwoorden zijn: waar, wat, wie, hoe, wanneer, hoeveel, welk(e), wat voor (een).

B ONTLEDEN VAN ZINNEN


▶ Zinsdelen benoemen

Een zin kun je verdelen in zinsdelen. Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar
horen. Elk zinsdeel heeft een bepaalde functie in de zin, bijvoorbeeld die van onderwerp of gezegde.

▶ Persoonsvorm

De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord en bestaat meestal uit één woord.
De pv kan in het enkelvoud of het meervoud staan:
De docent komt op tijd.
De leerlingen komen altijd te laat.

Je vindt de persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen. Het woord dat je verandert, is de persoonsvorm.
De leerling komt elke dag te laat.
De leerling kwam elke dag te laat.

170 CENT SOIXANTE-DIX


▶ Zinsdeelproef

Wat een zinsdeel is, ontdek je met de zinsdeelproef:


• Onderstreep de pv.
• Probeer steeds een woordgroep of een enkel woord voor de pv te zetten.
• Kan dit deel voor de pv staan, dan is het een zinsdeel.

De mentor herkent de leerlingen van de brugklas meteen.


De leerlingen van de brugklas herkent de mentor meteen.
Meteen herkent de mentor de leerlingen van de brugklas.

Het is handig om tussen de zinsdelen strepen te zetten:

De mentor | herkent | de leerlingen van de brugklas | meteen.

▶ Het werkwoordelijk gezegde

Eén van de zinsdelen van een zin heet het werkwoordelijk gezegde (wg). Het werkwoordelijk gezegde is de
persoonsvorm plus de andere werkwoorden van de zin.
Als er maar één werkwoord is, zijn de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde dus gelijk:
wg
Volgende week verhuizen we.

In de volgende zin staan drie werkwoorden. Samen vormen ze het werkwoordelijk gezegde:
zal moeten inpakken.

wg wg wg
Deze week zal ik al mijn spullen moeten inpakken.

Als voor het hele werkwoord (de infinitief) het woordje te staat, dan hoort dat ook bij het gezegde:
wg wg wg
Gelukkig hoef ik straks niet meer zo ver te fietsen naar school.

▶ Onderwerp

Het onderwerp (o) van de zin zegt wie of wat de handeling van de zin uitvoert. We zeggen ook wel: het is de
hoofdrolspeler van de zin.
o
De nieuwe leerling zegt zijn naam.
o
Elke ochtend begint de les Nederlands met een dictee.

Onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar:


• Beide staan in het enkelvoud of in het meervoud.
Iedere leerling gaat daarna aan de slag.
Alle leerlingen gaan daarna aan de slag.

• Onderwerp en pv staan naast elkaar.


Ondertussen loopt de docent langs de banken.

CENT SOIXANTE ET ONZE 171


WOORDEN THEMA 1-3 FRANS - NEDERLANDS

A chèvre (v) geit


à 16 heures om 4 uur chien (m) hond
à demain ! tot morgen! chouette tof, leuk
à dimanche ! tot zondag! cinq vijf
adorer dol zijn op collège (m) middelbare school
âge (m) leeftijd comme zoals
aimer houden van commencer beginnen
Allô ? hallo? (als je de telefoon Comment ça va ? Hoe gaat het?
beantwoordt) Comment tu t’appelles ? Hoe heet je?
ami (m) vriend commentaire (m) commentaar, beoordeling
amie (v) vriendin content (m), contente (v) blij, tevreden (m)
anglais (m) Engels cool cool
animal (m) dier copain (m) vriend
anniversaire (m) verjaardag copine (v) vriendin
appartement (m) appartement cours (m) les
après-midi (m) middag, ‘s middags cours de piano pianoles
argent (m) geld cousin (m) neef
Attends ! Wacht! cousine (v) nicht
au revoir tot ziens crayon (m) potlood
aujourd’hui vandaag cuisine (v) keuken
aussi ook D
avec met d’accord oké
avoir envie de zin hebben om dans in
avoir le temps de tijd hebben om danser dansen
B décider besluiten
bavarder kletsen demain morgen
beaucoup veel demi-frère (m) halfbroer, stiefbroer
beau-frère (m) schoonbroer, zwager demi-soeur (v) halfzus, stiefzus
belle-soeur (v) schoonzus dessin (m) tekening
bien sûr natuurlijk dessiner tekenen
bienvenue welkom deux twee
bleu blauw difficile moeilijk
blond blond dimanche zondag
Bon anniversaire ! Gefeliciteerd met je dix tien
verjaardag! dix-huit achttien
bonjour goedendag dix-neuf negentien
bonsoir goedenavond dix-sept zeventien
C douze twaalf
Ça va ? Hoe gaat het? / Gaat het? drôle grappig
Ça va bien. Het gaat goed. E
Ça va. Oké / Goed / Het gaat wel. école (v) school
campagne (v) platteland élève (m of v) leerling
centre-ville (m) stadscentrum Elle chante. Zij zingt.
c’est … het is … , dat is … Elle danse. Zij danst.
C’est fini ! Het is klaar! Elle joue au football. / Elle Zij voetbalt.
C’est nul ! Het is waardeloos! joue au foot.
chambre (v) (slaap)kamer Elle parle français. Zij praat (spreekt) Frans.
chanson (v) liedje Elle s’appelle ... Zij heet …
chanter zingen enfant (m) kind
chargeur (m) oplader ensemble samen
chat (m) kat entraînement (m) training
cheveux (mmv) haar EPS (m) gymnastiek, gym

172 CENT SOIXANTE-DOUZE


équipe (v) team jardin (m) tuin
Excusez-moi Sorry … (als je iets wilt je m’appelle ik heet
vragen) je peux ik kan
F je suis ik ben
facile makkelijk je suis désolé(e) het spijt me
faire du sport sporten je regrette het spijt me
faire la cuisine koken je travaille ik werk
faire les devoirs huiswerk maken je vais ik ga
faire un vlog vlog maken je veux ik wil
famille (v) familie, gezin jeudi (m) donderdag
fantastique geweldig, fantastisch j’habite à ik woon in
Félicitations ! Gefeliciteerd! joli (m), jolie (v) leuk, mooi
femme (v) vrouw jouer au football / jouer au voetballen
ferme (v) boerderij foot
fête (v) feest jouer au tennis tennissen
fille (v) dochter, meisje jouer au volley volleyballen
filmer filmen jouer aux jeux vidéo gamen
fils (m) zoon jouer de la guitare gitaar spelen
formidable geweldig jouer du piano piano spelen
français (m) Frans jour (m) dag
Français (m) Fransman, Franse jongen L
Française (v) Française, Franse vrouw of la semaine prochaine volgende week
meisje libre vrij
frère (m) broer lit bed
G livre (m) boek
gagner verdienen, winnen lundi (m) maandag
garçon (m) jongen M
génial geweldig madame (v) mevrouw
géo (v) aardrijkskunde mais maar
grand groot maison (v) huis, woning
grand-mère (v) oma manger eten
grand-père (m) opa mardi (m) dinsdag
grands-parents (mmv) grootouders match (m) wedstrijd
H maths (mmv) wiskunde
habiter wonen matière (v) schoolvak
heureux (m), heureuse (v) gelukkig matin (m) ochtend, ’s ochtends
histoire (v) geschiedenis meilleur beste
homme (m) man merci dank je wel
horrible verschrikkelijk mercredi (m) woensdag
huit acht mercredi matin (m) woensdagochtend
I mère (v) moeder
ici hier mignon (m), mignonne (v) schattig, lief
idéal ideaal moi ik (met nadruk)
Il chante. Hij zingt. mon sport préféré mijn lievelingssport
Il fait du sport. Hij sport. monsieur (m) meneer
Il habite. Hij woont. montrer laten zien
Il joue du piano. Hij speelt piano. musique (v) muziek
Il s’appelle ... Hij heet ... N
il voudrait hij zou graag willen nerveux (m), nerveuse (v) nerveus
il y a er is, er zijn neuf negen
immeuble (m) flatgebouw noir zwart
J nom de famille (m) achternaam
j’adore ik ben dol op non nee
j’aime ik houd van

CENT SOIXANTE-TREIZE 173


O six zes
on peut we kunnen soeur (v) zus
oncle (m) oom soir (m) avond, ’s avonds
onze elf stylo (m) pen
où ? waar? superbe geweldig, prachtig, mooi
oui ja surnom (m) bijnaam
P sympa, sympathique aardig, sympathiek
parce que omdat T
parents (mmv) ouders tablette (v) tablet
parler praten talent (m) talent
passer un coup de fil even (op)bellen téléphoner (op)bellen
passion (v) dat wat je heel leuk vindt télévision, télé (v) televisie
père (m) vader ticket (m) kaartje, ticket
petit (m), petite (v) klein toi jij (met nadruk)
photo (v) foto toujours altijd
plage (v) strand tous les jours iedere dag
portable (m) mobiele telefoon tout le monde iedereen
portrait (m) portret travailler werken
possible mogelijk treize dertien
pour voor très bien heel goed
pratique praktisch triste verdrietig
préféré lievelings- trois drie
prendre rendez-vous afspraak maken trousse (v) etui
prénom (m) voornaam U
présentation (v) presentatie un peu een beetje
professeur (m of v) leraar, lerares un, une een
promener le chien de hond uitlaten, wandelen une fois par semaine een keer per week
met de hond V
Q vendredi (m) vrijdag
quatorze veertien village (m) dorp
quatre vier ville (v) stad
qu’est-ce que ? wat … ? vingt twintig
question (v) vraag voilà ! alstublieft! (als je iets geeft
qui ? wie? of aanwijst)
quinze vijftien vraiment echt
R vraiment excellent echt geweldig
regarder kijken W
regarder la télé tv-kijken week-end (m) weekend
regarder un film een film (be)kijken Y
rendez-vous (m) afspraak yeux (mmv) ogen
rentrer thuiskomen
S
sac (m) tas
sac à dos (m) rugzak
salle de bains (v) badkamer
salon (m) huiskamer
salut hoi / hallo / doei
samedi (m) zaterdag
samedi soir (m) zaterdagavond
secret (m) geheim
seize zestien
seize ans zestien jaar
sept zeven
s’il vous plaît alstublieft (als je iets vraagt)

174 CENT SOIXANTE-QUATORZE


WOORDEN THEMA 1-3 NEDERLANDS - FRANS

A Engels anglais (m)

aardig sympa, sympathique er is, er zijn il y a

aardrijkskunde géo (v) eten manger

acht huit etui trousse (v)

achternaam nom de famille (m) F

achttien dix-huit familie famille (v)

afspraak rendez-vous (m) fantastisch fantastique

afspraak maken prendre rendez-vous feest fête (v)

alstublieft (als je iets vraagt) s’il vous plaît film (be)kijken regarder un film

alstublieft! (als je iets geeft) voilà ! filmen filmer

altijd toujours flatgebouw immeuble (m)

appartement appartement (m) foto photo (v)

avond, ‘s avonds soir (m) Frans (taal) français (m)

B Fransman, Franse jongen Français (m)

badkamer salle de bains (v) Franse vrouw of meisje Française (v)

bed lit G

beginnen commencer Gaat het? Ça va ?

bellen, opbellen téléphoner gamen jouer aux jeux vidéo

besluiten décider Gefeliciteerd met je Bon anniversaire !


verjaardag!
beste meilleur
Gefeliciteerd! Félicitations !
bijnaam surnom (m)
geheim secret (m)
blauw bleu
geit chèvre (v)
blij, tevreden content (m), contente (v)
geld argent (m)
blond blond
gelukkig heureux (m), heureuse (v)
boek livre (m)
geschiedenis histoire (v)
boerderij ferme (v)
geweldig génial, formidable, suberbe,
broer frère (m)
fantastique
commentaar, beoordeling commentaire (m)
gitaar spelen jouer de la guitare
C
goed (oké) ça va, bon
cool cool
goedenavond bonsoir
D
goedendag bonjour
dag jour (m)
grappig drôle
dank je wel merci
groot grand
dansen danser
grootouders grands-parents (mmv)
dat wat je heel leuk vindt passion (v)
gymnastiek, gym EPS (m)
dertien treize
H
dier animal (m)
haar (op je hoofd) cheveux (mmv)
dinsdag mardi (m)
halfbroer, stiefbroer demi-frère (m)
dochter fille (v)
halfzus, stiefzus demi-soeur (v)
doei salut
Hallo? (als je de telefoon Allô ?
dol zijn op adorer beantwoordt)
donderdag jeudi (m) heel goed très bien
dorp village (m) Het gaat goed. Ça va bien.
drie trois Het gaat wel. Ça va.
E het is … , dat is … c’est …
echt vraiment het is klaar c’est fini
echt geweldig vraiment excellent het is waardeloos c’est nul
een un, une het spijt me je suis désolé(e), je regrette
een beetje un peu hier ici
een keer per week une fois par semaine hij heet il s’appelle
elf onze Hij speelt piano. Il joue du piano.

CENT SOIXANTE-QUINZE 175


Hij sport. Il fait du sport. lievelingssport mon sport préféré
Hij woont. Il habite. M
Hij zingt. Il chante. maandag lundi (m)
hij zou graag willen il voudrait maar mais
Hoe gaat het? Comment ça va ? makkelijk facile
Hoe gaat het? Ça va ? man homme (m)
Hoe heet je? Comment tu t’appelles ? meisje fille (v)
hoi salut meneer monsieur (m)
hond chien (m) met avec
(de) hond uitlaten promener le chien mevrouw madame
houden van aimer middag, ’s middags après-midi (m)
huis maison (v) middelbare school collège (m)
huiskamer salon (m) mobiele telefoon portable (m)
huiswerk maken faire les devoirs moeder mère (v)
I moeilijk difficile
ideaal idéal mogelijk possible
iedere dag tous les jours mooi, leuk joli (m), jolie (v)
iedereen tout le monde morgen demain
ik moi muziek musique (v)
ik ben je suis natuurlijk bien sûr
ik ben dol op j’adore N
ik ga je vais nee non
ik heet je m’appelle neef cousin (m)
ik houd van j’aime negen neuf
ik kan je peux negentien dix-neuf
ik werk je travaille nerveus nerveux (m), nerveuse (v)
ik wil je veux nicht cousine (v)
ik woon in j’habite à O
in dans ochtend, ’s ochtends matin (m)
J ogen yeux (mmv)
ja oui oké d’accord / ça va
jij (met nadruk) toi om 4 uur à 16 heures
jongen garçon (m) oma grand-mère (v)
K omdat parce que
kaartje, ticket ticket (m) ook aussi
kamer chambre (v) oom oncle (m)
kat chat (m) opa grand-père (m)
keuken cuisine (v) opbellen téléphoner, passer un coup
kind enfant (m) de fil
kijken regarder oplader chargeur (m)
klein petit (m), petite (v) ouders parents (mmv)
kletsen bavarder P
koken faire la cuisine pen stylo (m)
L piano spelen jouer du piano
laten zien montrer pianoles cours (m) de piano
leeftijd âge (m) platteland campagne (v)
leerling élève (m of v) portret portrait (m)
leraar professeur (m) potlood crayon (m)
lerares professeur (v) prachtig, mooi (van dingen) superbe
les cours (m) praktisch pratique
leuk chouette praten parler
leuk, mooi joli (m), jolie (v) presentatie présentation (v)
liedje chanson (v) R
lievelings- préféré rugzak sac à dos (m)

176 CENT SOIXANTE-SEIZE


S voetballen jouer au football / jouer au
’s middags après-midi (m) foot
’s ochtends matin (m) volgende week la semaine prochaine
’s avonds soir (m) volleyballen jouer au volley
samen ensemble voor pour
schattig, lief mignon voornaam prénom (m)
school école (v) vraag question (v)
schoolvak matière (v) vriend ami, copain (m)
schoonbroer, zwager beau-frère (m) vriendin amie, copine (v)
schoonzus belle-soeur (v) vrij libre
slaapkamer chambre (v) vrijdag vendredi (m)
sorry … (als je iets wilt excusez-moi vrouw femme (v)
vragen) W
sporten faire du sport waar? où ?
stad ville (v) Wacht! Attends !
stadscentrum centre-ville (m) wat … ? qu’est-ce que ?
strand plage (v) we kunnen on peut
sympathiek sympa, sympathique wedstrijd match (m)
T weekend week-end (m)
tablet tablette (v) welkom bienvenue
talent talent (m) werken travailler
tas sac (m) wie? qui ?
team équipe (v) winnen gagner
tekenen desinner wiskunde maths (mmv)
tekening dessin (m) woensdag mercredi
televisie télévision, télé (v) woensdagochtend mercredi matin
tennissen jouer au tennis wonen habiter
tevreden, blij content (m), contente (v) woning maison (v)
thuiskomen rentrer Z
tien dix zaterdag samedi (m)
tijd hebben om avoir le temps de zaterdagavond samedi soir (m)
tof, leuk chouette zes six
tot morgen! à demain ! zestien seize
tot ziens au revoir zestien jaar seize ans
tot zondag! à dimanche ! zeven sept
training entraînement (m) zeventien dix-sept
tuin jardin (m) zij danst elle danse
tv-kijken regarder la télé zij heet … elle s’appelle ...
twaalf douze Zij praat (spreekt) Frans. Elle parle français.
twee deux Zij voetbalt. Elle joue au football. / Elle
twintig vingt joue au foot.
V Zij zingt. Elle chante.
vader père (m) zin hebben om avoir envie de
vandaag aujourd’hui zingen chanter
veel beaucoup zoals comme
veertien quatorze zondag dimanche (m)
verdienen gagner zoon fils (m)
verdrietig triste zus soeur (v)
verjaardag anniversaire (m) zwart noir
verschrikkelijk horrible
vier quatre
vijf cinq
vijftien quinze
vlog maken faire un vlog

CENT SOIXANTE-DIX-SEPT 177


KAART VAN FRANKRIJK

178 CENT SOIXANTE-DIX-HUIT


WERELDKAART

In de donkerblauwe delen op deze wereldkaart wordt (ook) Frans gesproken.

CENT SOIXANTE-DIX-NEUF 179


COLOFON
Carson: blz. 115 2; Shutterstock, Bricolage: blz. 48 tweede van linksonder;
ONTWERP BINNENWERK Shutterstock, carballo: blz. 147; Shutterstock, Cookie Studio: blz. 43 linksonder;
Shutterstock, Cristi Lucaci: blz. 13a links; Shutterstock, Dasha Music: blz. 94;
Kimmic Concept & Design
Shutterstock, Dean Drobot: blz. 43 rechtonder; Shutterstock, debra hughes:
Crius Group
blz. 94; Shutterstock, Dejan Dundjerski: blz. 101 midden; Shutterstock, Denis
Kuvaev: blz. 6; Shutterstock, Desizned: blz. 82 boven; Shutterstock, digitalskillet:
UITVOERING BINNENWERK blz. 69; Shutterstock, ESB Professional: blz. 48 linksonder; Shutterstock,
Crius Group Evgenia Zhilyakova: blz. 94; Shutterstock, Goncharovaia: blz. 72 midden;
Shutterstock, insta_photos: blz. 73 boven; Shutterstock, Jack Jelly: blz. 146 F;
ONTWERP OMSLAG Shutterstock, Jaren Jai Wicklund: blz. 62 boven; Shutterstock, Jiang Hongyan:
Kimmic Concept & Design blz. 13c rechts; Shutterstock, Jihan Nafiaa Zahri: blz. 13 boven; Shutterstock,
JJFarq: blz. 65 onder; Shutterstock, Krakenimages.com: blz. 72 midden, 120;
Shutterstock, Kzenon: blz. 49 tweede van onder; Shutterstock, LiliGraphie: blz.
BEELD OMSLAG 115 4; Shutterstock, Lucia Fox: blz. 94; Shutterstock, Martial Red: blz. 90;
Toqué Frères Shutterstock, MaryDesy: blz. 94; Shutterstock, Master1305: blz. 26 linksonder;
Shutterstock, Miguel Lifestyle: blz. 141; Shutterstock, Mircea Costina: blz. 95
BUREAUREDACTIE onder; Shutterstock, Monkey Business Images: blz. 9 links, 116 rechtsboven,
Liesbeth van der Hagen 116 linksboven; Shutterstock, Motortion Films: blz. 94 boven; Shutterstock,
Annet Achterkamp-Talsma Mr. Rashad: blz. 94; Shutterstock, mRGB: blz. 151 1 links; Shutterstock,
Nattika: blz. 13a rechts, 13a midden; Shutterstock, New Africa: blz. 13b
midden, 146 E; Shutterstock, NeydtStock: blz. 12; Shutterstock, Nomad_Soul:
NATIVE SPEAKER CHECK
blz. 51 boven; Shutterstock, Passatic: blz. 43 boven, 43 boven, 43 boven;
Lysel Ebbinge - Planchon Shutterstock, Pressmaster: blz. 36 C; Shutterstock, Rawpixel.com: blz. 132;
Shutterstock, ReneGamper: blz. 123 onder; Shutterstock, sabri deniz kizil: blz.
BEELDRESEARCH 94; Shutterstock, Santiago Marquez: blz. 151 2 links; Shutterstock, Sashkin: blz.
Myra Muller 146 A; Shutterstock, Sergey Novikov: blz. 95 tweede van onder; Shutterstock,
Sklo Studio: blz. 116 linksonder; Shutterstock, Soloviova Liudmyla: blz. 101
VIDEO’S STUDIO BRAVOURE onder; Shutterstock, Standret: blz. 36 A; Shutterstock, stockcreations: blz. 146
La Ferpection D; Shutterstock, sylv1rob1: blz. 95 boven; Shutterstock, Tatyana Vyc: blz. 133 C;
Shutterstock, tinka’s: blz. 115 1; Shutterstock, Tobik: blz. 146 C; Shutterstock,
Valentina Proskurina: blz. 146 B; Shutterstock, Venot: blz. 65 rechtsboven;
ILLUSTRATIES Shutterstock, VH-studio: blz. 116 rechtsonder; Shutterstock, Viachaslau
Marjolein Luiken: blz. 3, 20 onder, 21 boven en onder, 21 midden, 33, 42, 52, Govorkov: blz. 123 rechtsmidden; Shutterstock, Viktor Kochetkov: blz. 145;
62 onder, 84, 102, 112, 142 Shutterstock, wavebreakmedia: blz. 91 onder; Shutterstock, Zoriana Zaitseva:
Reclamers: blz. 8, 14, 15, 24 boven, 35, 45, 48 rechtsonder, 63 onder, 68, blz. 49 boven; Shutterstock: blz. 95 tweede van boven; Shutterstock, Art studio
75, 81, 83, 85 boven, 85 onder, 87, 91 onder, 93, 99 midden, 113 onder, G: blz. 113 1; Shutterstock, art-sonik: blz. 113 boven; Shutterstock, AVA Bitter:
122 boven, 129, 148, 153 midden, 179 blz. 69 E; Shutterstock, Bagel Studio: blz. 69 B; Shutterstock, blackpencil: blz.
148; Shutterstock, Chaim Devine: blz. 152; Shutterstock, Cosmic_Design:
FOTO’S blz. 98 middenonder; Shutterstock, cougarsan: blz. 95; Shutterstock, Djent:
Alamy, Allstar Picture Library: blz. 98 boven; Alamy, Iain Masterton: blz. 28 blz. 113 3; Shutterstock, Happy Art: blz. 65; Shutterstock, Jacky Co: blz. 69
linksonder; Alamy, Mauritius Images GmbH: blz. 72 onder; Alamy, SilverScreen: A; Shutterstock, Jacob Lund: blz. 112 boven; Shutterstock, Jambronk: blz.
blz. 61; Alamy, Volodymyr Melnyk: blz. 154 boven; ANP, Bertrand Guay: blz. 99 65; Shutterstock, johavel: blz. 65, 69 D, 69 C, 70 links; Shutterstock, K3Star:
onder; ANP, Joel Saget: blz. 110; ANP, Patrick Harderwijk: blz. 101 boven; Bruno blz. 133, 153 onder; Shutterstock, Kaissa: blz. 129; Shutterstock, majson:
Press, Album RM: blz. 99 boven; Bruno Press, Capital: blz. 87; Getty Images, blz. 70 rechts; Shutterstock, Maksym Drozd: blz. 98 linksonder; Shutterstock,
AleksandarNakic: blz. 108; Getty Images, CasarsaGuru: blz. 49 tweede van Martial Red: blz. 113 6; Shutterstock, Mr. Creative: blz. 113 4; Shutterstock,
boven; Getty Images, Cavan Images: blz. 16; Getty Images, damircudic: blz. 26 Nejham15: blz. 122 onder; Shutterstock, Pensiri: blz. 65; Shutterstock, popicon:
rechtsonder; Getty Images, dmbaker: blz. 122 boven; Getty Images, Edward blz. 61; Shutterstock, Puckung: blz. 65, 65 midden; Shutterstock, Pyty: blz. 9;
Berthelot: blz. 28 rechtsonder, 29 onder; Getty Images, FatCamera: blz. 72 Shutterstock, Rashad Ashur: blz. 113 5; Shutterstock, Ricardo Romero: blz. 122
boven; Getty Images, fStop Images-Antenna: blz. 20 boven; Getty Images, boven, 135; Shutterstock, Serhiy Smirnov: blz. 98 rechtsonder; Shutterstock,
Henrik Sorensen: blz. 9 tweede van rechts; Getty Images, ILiana Mestari: blz. SIM VA: blz. 65; Shutterstock, ThanasStudio: blz. 113 2; Shutterstock, Vladvm:
9 rechts; Getty Images, Jasmin Merdan: blz. 133 A; Getty Images, Johnce/ blz. 65; Shutterstock, VoodooDot: blz. 70 midden; Shutterstock, W4V3: blz.
E+: blz. 9 tweede van links; Getty Images, kali9: blz. 133 B; Getty Images, 65; Shutterstock, WEB-DESIGN: blz. 65; Shutterstock, Zaur Rahimov: blz. 80;
Mark Edward Atkinson/Tracey Lee: blz. 49 onder; Getty Images, master1305: Shutterstock: blz. 105; Getty Images, Nolwenn Le Gouic: blz. 73 onder, 76;
blz. 24 rechtsonder; Getty Images, Monkeybusinessimages: blz. 82 onder; iStockphoto, Rainer Lesniewski: blz. 178, 179; Shutterstock, Africa Studio: blz.
Getty Images, Oliver Rossi: blz. 58; Getty Images, Photodisc: blz. 36 B; Getty 51 onder; Shutterstock, Armin Staudt: blz. 149; Shutterstock, Asier Romero: blz.
Images, shapecharge: blz. 24 linksonder; Getty Images, Ute Grabowsky: blz. 51 midden; Shutterstock, Boyko.Pictures: blz. 48 rechtsonder, 48 rechtsonder,
26 middenonder; Getty Images, VW Pics: blz. 72 onder; l’École Supérieure de 48 rechtsonder; Shutterstock, Chermen Otaraev: blz. 151 4 rechts, 151 2
Ballet du Québec, Anne Dryburgh: blz. 28 linksboven; M6, Guillaume Mirand: rechts; Shutterstock, DavidTB: blz. 36 boven; Shutterstock, HBRH: blz. 42 boven;
blz. 29 boven, 31; M6, Lou Breton: blz. 28 rechtsboven; Shutterstock, Aleksey Shutterstock, Iconaxey: blz. 38; Shutterstock, iconaxey: blz. 55; Shutterstock,
Kurguzov: blz. 115 3; Shutterstock, AlexanderZam: blz. 48 boven; Shutterstock, Jihan Naafia Zahri: blz. 50; Shutterstock, John Warner: blz. 91 boven;
Alina Vaska: blz. 67; Shutterstock, Anetlanda: blz. 153 midden; Shutterstock, Shutterstock, Kasefoto: blz. 26 boven; Shutterstock, MDV Edwards: blz. 123
Anna Om: blz. 11; Shutterstock, Anuta Berg: blz. 96; Shutterstock, Armin Staudt: linksmidden; Shutterstock, Merle: blz. 18; Shutterstock, metamorworks: blz. 154
blz. 151 4 links, 151 3 rechts, 151 3 links; Shutterstock, Balate Dorin: blz. 72 boven; Shutterstock, Nestor Rizhaniak: blz. 46; Shutterstock, nurlankarimov99:
boven; Shutterstock, barmalini: blz. 65 linksboven; Shutterstock, BigMouse: blz. 63 boven; Shutterstock, Oleksiy Rezin: blz. 151 1 rechts; Shutterstock,
blz. 94; Shutterstock, Binh Thanh Bui: blz. 13b links; Shutterstock, Brenda Rasulov: blz. 154 midden; Shutterstock, STEKLO: blz. 154 onder;

Editie 2022, eerste oplage

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere
in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, © Malmberg, ’s-Hertogenbosch
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van Ondanks vele inspanningen is het de uitgever misschien niet gelukt alle rechthebbenden
kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het te achterhalen. Wie denkt rechthebbende te zijn, kan zich wenden tot de uitgever.
Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp).

180 CENT QUATRE-VINGTS

You might also like