Professional Documents
Culture Documents
Arbeidstijd in de Openbare Besturen
Arbeidstijd in de Openbare Besturen
1 Er is de Arbeidswet (Wet van 16 maart 1971, B.S. 30 maart 1971) en er is de Arbeidstijdwet (Wet van 14 december 2000, B.S. 5 januari 2001).
Beide wetten hebben een verschillend toepassingsgebied, maar gelden elk voor de openbare sector.
2 Wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de arbeidstijd in de openbare sector.
3 RL 93/ 104/ EEG van de Raad van 23 november 1993 betreffende sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd.
4 De Arbeidswet is niet van toepassing op het personeel van gemeenten of OCMW’s.
5 Ook de ‘eerste-werk-ervaringscontracten’ worden hieronder begrepen.
6 Arbeidswet 16 maart 1971.
7 KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
8 Art. 3, 2° Arbeidstijdwet.
21 Art. 26 Arbeidswet.
22 Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
23 Vr. & Antw., Kamer, 2008-2009, 14 oktober 2008, vraag nr. 450 (Van Cauter), 9668.
24 KB van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen (B.S. 28 november 1998).
25 Over deze zienswijze bestaat er discussie. De federale overheid meent dat verlof dat niet binnen de vier maanden opgenomen werd, verloren is, terwijl voor de
ambtenaren van de lokale besturen in het Vlaams Gewest die mogelijkheid wel voorzien is in artikel 141 van het Rechtspositiebesluit van 7 december 2007.
In het Brussels Gewest behoort dit tot de gemeentelijke autonomie.
26 Art 5 § 2 Arbeidstijdwet.
27 In Vlaanderen werd dit grondig herzien in artikel 141 van het Rechtspositiebesluit. Voortaan moet een overuur aan 3 voorwaarden voldoen : 1) het moet
gaan om uitzonderlijke prestaties, 2) die op verzoek van het bestuur worden geleverd, 3) bovenop de uren die op grond van de gewone arbeidstijdregeling op
weekbasis door het personeelslid worden gepresteerd.
28 Wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven, B.S. 15 september 2001.
30 29 KB van 14 april 1988 betreffende de arbeidsduur in de instellingen die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen (B.S. 10 mei 1988).
Nieuwsbrief 2014/04
ONDER DE LOEP
30 Deze bepaling werd ingevoerd om “oproepcontracten”te vermijden, waarbij de werknemer gespreid over de hele werkdag moet werken tijdens pieken en op
andere momenten naar huis kan worden gestuurd.
31 KB van 18 juni 1990 tot vaststelling van de afwijkingen van de minimumgrens van de duur van de prestaties der werknemers (B.S. 30 juni 1990).
32 Art. 132 Arbeidstijdwet.
33 Art. 7 § 1 Arbeidstijdwet.
34 Art. 11 Arbeidswet.
35 Art. 66 Arbeidswet.
36 Art. 29 § 1 Arbeidswet.
37 Wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen (B.S. 31 januari 1974) en KB van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de
wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen (B.S. 24 april 1974).
Nieuwsbrief 2014/04 31
ONDER DE LOEP
Hildegard Schmidt
Arbeidstijdwet Arbeidswet
Wet 14 december 2000 Wet 16 maart 1971
Jaarlijkse vakantie Min. 24 dagen voor volledige prestaties Niet geregeld in deze wet
Leidinggevenden Uitsluiting van het toepassingsgebied Geen uitsluiting (wet geldt onverkort)
38 Vraag nr. 588, 9 februari 2007 (SIMONET), Vr. & Antw. BHP, 15 maart 2007, p. 89. Deze materie behoort dus tot de volledige autonomie van de
gemeenten, in tegenstelling tot de gemeenten van het Waalse en Vlaamse Gewest, waar de hogere overheid minimale normen uitvaardigde.
Vele gemeenten grijpen terug naar het Verlofbesluit van 1998, maar dat is geen verplichting.
32 Nieuwsbrief 2014/04