Professional Documents
Culture Documents
Beginselen Van Wegenfinanciering in Nederland
Beginselen Van Wegenfinanciering in Nederland
der N. S. B.
S. A. REITSMA
FINANCIERING IN NEDERLAND
1
BIBLIOTHEEK RU GRONINGEN
1229 8028
Raad voor Volkshuishouding
der N. S. B.
No.
die dit groote nadeel zouden hebben, dat zij den prijs der werken
met bedrag der renten verhoogen. Het bezwaar tegen
het
1
eischen e.d. Vergelijking met andere landen is in het algemeen
zeer leerzaam, doch zou ons in dit geval te ver voeren. In het
volgende zal dan ook zoo min mogelijk naar de zeer uitgebreide
literatuur over dit
onderwerp in andere landen verwezen
worden, hoe noodzakelijk het ook is om zich daarvan op de
hoogte te stellen, wil men het geheele probleem in al zijn
onderdeden overzien. Wie hiermede beginnen wil, vindt een
uitnemende bron inde Drucksache nr. 94 van de Internationale
Kamer Koophandel Strassenverwaltung und Finanzierung
van
een
op de Regeering uitgeoefenden aandrang om de lasten op
het autoverkeer te verlichten. Alvorens aan dezen aandrang
tegemoet te komen, diende de
Regeering eerst te weten of
inderdaad de van autozijde afkomstige bewering juist was,
dat de auto zijn volle aandeel inde wegkosten reeds ruimschoots
3
(de ). De kapitaalvernieti-
beroemde „legacy of the past
wegen
het groote aantal verkeersongevallen, is
ging, ontstaan door
aan
’de der Centrale Commissie voorgelegde vraag geheel
in Nederland, wat
vreemd. Evenzeer als het vraagstuk of wij
tot het inwoner-
de verhouding van het aantal motorvoertuigen
dit minder, daar
betreft, „achterlijk” of „voorlijk” zijn;
te
tal
betrekkelijk korte afstanden
men bij ons slechts verkeer over
en finan-
cier rekent zoo, voornamelijk in tijden van depressie
welke zich van haar
cieelen achteruitgang. ledere Regeering,
bewust is, moet het doen. Het heeft
verantwoordelijkheid
het is zelfs geheel verkeerd, hierbij een struisvogel-
geen zin,
te doen of er geen wolkje aan de lucht is.
politiek te volgen en
4
kosten goed moeten maken de
mogelijk hun eigen en
met
Aan de hand der beide eerstgenoemde beginselen en
omvat, nl. die, welke op het Rijk drukken en dat niet vermelding
vindt eigen middelen aan het wegennet
hetgeen de provinciën uit
kost 1 ).
geheele Nederlandsche wegennet aan de Rijkskas
Door den heer Dr Ir Ringers is dit zeer goed uitgedrukt,
1
dezen het Verkeersfonds kon de fabel ontstaan, dat
) Als gevolg van opzet van
zouden dienen de
heffingen op den auto en wat daarmede samenhangt om spoorweg-
of wil dat groot deel der
tekorten te dekken; immers men vergeet -
vergeten —,
een
behandelen.
5
In dit citaat onderstreepte ik een drietal woorden, omdat er
duidelijk uit blijkt, dat de heer Ringers het geheel met mij
eens is, nl. dat men, om te weten wat het wegverkeer aan de
gemeenschap kost, bij de lasten, welke het Verkeersfonds voor
De Verkeersfondsbegrooting is om de genoemde
reden ten
volksgemeenschap.
plaats den der
Zaak zal het dus zijn inde eerste omvang
l
) Het is wel merkwaardig, dat de grondwaarheid, dat de provinciën, gemeenten
lasten zitten
en waterschappen als gevolg van het motorwegverkeer op zware
—•
inde vergadering
welke waarheid ik voor het eerst in het publiek uitsprak van
staat Mr Dr Ir J. A. M. van Buuren den vinger op de wonde plek, toen hij betoogde,
andere lichamen de onder
dat de provinciën, gemeenten, waterschappen en voor
de courantenverslagen werd
rede van den minister gelijkluidend aan opgenomen,
echter met uitzondering van de alinea, welke op deze uitgaven der lagere, publiek-
Dit wijst op het
rechtelijke organen betrekking heeft en waarop het juist aankomt!
deze millioenenuitgaven liefst wil doodzwijgen om de
feit, dat men van autozijde
de groote massa. Daardoor wordt
misleidende eindconclusie ingang te doen vinden bij
beteekenis van het Verkeersfonds beter begrepen wordt dan bij ons; zie o.a. Prof. dr
6
worden ingesteld naar de bedragen, welke uitsluitend tengevolge
van het motorwegverkeer door
de Overheid meer ten behoeve
conform het eerste beginsel. Het spreekt dus van zelf, dat men
thans
niet kan volstaan met de kosten der wegen, zooals deze
inde rekeningen van het Rijk, de provinciën enz. voorkomen,
in het „conto-finto” als debet op te nemen, doch dat men
daarvan moet aftrekken wat het wegennet aan de wegbeheerders
tóch gekost zou hebben, ook al was geen autoverkeer ontstaan;
hebben.
alzoo moet een aftrek der z.g. „initiale kosten” plaats
correctie op de
Deze aftrek van „initiale kosten” is dus als een
voor deze wegen geen gelden voteeren, hooger dan dit belang
groot zou zijn.
anderen wordt veelal geredeneerd: de
Door daarentegen
wegen waren bij de opkomst van het intensieve motorverkeer,
d.w.z. in het jaar 1920 (hoewel tevoren ook reeds belangrijke
ter wille van het motorverkeer waren besteed.
sommen
het 83e
Koninklijke Nederlandsche Automobielclub, die op
Randbouwcongres te Vlissingen op 18 September 193 1 volgens
7
hettijdschrift Wegen, officieel orgaan van de vereeniging „Het
Nederlandsche Wegencongres”, van 1 October 193b no I(
h
zeide: „ .
den wegentoestand
denken, dat de heeren van Goor en Roman
bij de intrede van den auto te optimistisch voorstellen, dan moge
ik verwijzen naar tal van andere uitspraken van deskundigen.
Om niet te veel ruimte in te nemen wil ik slechts een drietal
opnoemen.
heer T.
In Ingenieur van 16 October 1915 schreef de
De
de motor-
Huitema, opzichter bij den Rijkswaterstaat: „Sedert
het klachten
rijtuigen op de Rijkswegen zijn verschenen, regent
over den toestand, waarin die wegen verkeeren” „met het
8
De Ingenieur van 17 Juli
De heer B. J. Kerkhof schreef in
het verkeer, dat toenam in snelheid
1915: „De veranderingen,
en
gewicht, heeft wegbeheerders blijkbaar verrast, slechts
onze
de
inde latere jaren, dus bij de hoogere eenheidsprijzen,
verbeterde werkmethoden weer nivelleerend hebben gewerkt.
Wanneer de
Om eens een sprekend voorbeeld te noemen.
10
er niet meer, nn tegenwoordig de moderne wegenmate-
men
veelal
eischt, tijdroovender, omdat de financieringsmethoden
te
het echter niet de cijfers
plaatselijk verschillen. Ónmogelijk is
de daarvoor aangewezen
te vinden, mits het secretariaat van
dezen weg niet op, m.a.w. wil men de bedragen, vereischt voor
genoemd doel nieuwen aanleg, verbetering en onderhoud ,
niet opzoeken, dan maakt men het zich wel gemakkelijk, maar
stempelen.
Wat de kosten voor nieuwen aanleg, verbouwing en onderhoud
der Rijkswegen betreft, zoo kunnen deze op vrij eenvoudige
worden
wijze uit de Waterstaats- of Verkeersfondsbegrootingen
het
afgeleid. Nemen we voor een oogenblik in afwijking van
11
be-
hierboven gestelde slechts de periode 1901—1905 bi
schouwing, dan zijnde volgende afgeronde cijfers te geven:
ƒ 88.000 ƒ 610.000
1901
93-000 602.000
1902 „
„
1903 „
63.000 „ 605.000
1904 67.000 „ 646.000
660.000
1905 34- 000 »
(zie blz.
37).
Inde vijf volgende jaren zijnde gemiddelde uitgaven voor
Ik merk nog op, dat van den invloed van den bevolkings-
12
belastingen ook laag gehouden worden, want de financieele
eischen, door het wegennet aan het Rijk gesteld, waren gering.
Inde naoorlogsjaren gingen de kosten voor het Rijk met
Inde periode, welke wij bezien, waren
sprongen omhoog.
zij (afgerond):
Aanleg verbetering Onderhoud
Jaar en
2.002.000
1923 „ 1.735.000 „
8.628.000 2.472.000
1927 „
„
1928 „
8.065.000 „
2.032.000
1929 „ 19.661.000 „
2.669.000
1930 „ 13.893.000 „
1.780.000
1931 „ 14.026.000 „ 1.735.000
1935 „
8.532.000 „ 1.421.000
verbetering Onderhoud
Jaar Aanleg en
waarin xen x
l
, yen y 1 en zen z
1
de gecorrigeerde verhoudings-
getallen voorstellen van de loon- en materialenkosten ten
13
de kosten
nl dien voor „community use” en dien van
de z.g.
Over beide
in hun tegenwoordigen vorm.
voor de rijwielpaden
bedragen een enkel woord. ,
kudden
wegen door voetgangers, wielrijders, paard en wagen,
enz. Indertijd
werden de wegen
vee voor electriciteitsleidingen
Inde jaren 1901—1905
zeer zeker voor deze doeleinden gebruikt.
kon men zelfs zeggen, dat de wegen bijna uitsluitend hiervoor
behalve sommige
dienden; retributies voor het gebruik werden
orde met
wegen van lagere
tollen op provinciale wegen en
dekte m het
geheven, trouwens de vroegere tolopbrengst
der onderhoudskosten. Het
slechts een deel
algemeen
inkomsten
verschil tusschen de toenmalige uitgaven en
nadeelig
omdat men dit overheids-
werd uit de openbare kassen betaald,
Het compensatie voor het
de nut, dat de
zorg oordeelde.
was
echter de
m de
use” als „initiale uitgaven
Daarom is de „community
bovenstaande berekening ten volle in mindering
gebracht.
gesteld'
is het ook om de kosten voor
Geheel ongerechtvaardigd
trekken, wanneer reeds de aftrek voor
rijwielpaden af te
14
later reeds
betrekkelijk sporadische gevallen waarover
15
hoe geven d
waardige uitgaven
werden gedaan en weinig
de
hen uit. (Zie blz. 25). Neen.,
provinciën nog altijd voor
kostbare voorzieningen
auto en hij alleen, was oorzaak, dat
daar-
voor’den wielrijder getroffen moesten worden, al is deze
ook wel gebaat.
mede in zekeren zin lang niet altijd
den auto waren de uiterst geringe, door de
Voor de komst van
daarvan eerst al te
den auto veroorzaakte kosten opmaakt,
de door de
trekken een post voor „initiale uitgaven”, waarin
zal mogen
bij de bruggen slechts in mindering
terwijl men
vaneen brug met
brengen het verschil tusschen den koopprijs
dezelfde brug zonder rijwieltrottoirs,
rijwieltrottoirs en dien van
neerkomt den prijs der rijwieltrottoirs en
hetgeen praktisch op
de brug voor het dragen
der breedere landhoofden, aangezien
der wielrijders en dat der trottoirs met zwaarder
van het gewicht
zal behoeven te worden. Dit alles is
en sterker geconstrueerd
ik kom hierop terug.
eenvoudig en vanzelfsprekend;
Het is mij nergens gelukt een krijgen van de kosten
opgave te
inde verschillende landsgedeelten.
vaneen vrijliggend rijwielpad
is dat niet sterk?
Bij alle instanties stuitte ik op onmacht
onaanvechtbare cijfers
mij dit op te geven. Ik kan hier dus geen
De kosten moeten evenwel te begrooten zijn
1
), zij het,
geven.
inde verschillende landsgedeelten uiteen zullen loopen,
dat zij
16
In haar rapport
evengoed 1920 het geval was.
als zulks vóór
de Wegencommissie
voor het Eerste Wegencongres toch gaf
van den A.N.W.B. (de heeren L.
C. Steffelaar en A. E. Redelé)
de zooveel reëele
de totale bouwkosten dier wegen en geringere
bouwkosten voor eventueele rijwielpaden behoort alsdan in
17
2% der kosten, zoodat rond/ 25.000.000
getrokken worden nl. 1a
waterstaat, geen
directeur van gemeentewerken en geen
ingenieur vaneen vooraanstaand waterschap zijn opgenomen.
financier, hoofdambtenaar der Generale
Een statisticus, een een
heb ik het oog op Zwitserland, een land, waar men, evenals bij
dat land
gezonde openbare financiën.
In
ons, prijs stelt op
kantons en de gemeenten.
wordt het wegennet beheerd door de
kostbare
De Bond zelf geeft alleen subsidies voor bijzonder
omdat
werken. Welnu, ook daar
werd een enquête gehouden,
wel weten wilde, wat het wegennet
men nu eindelijk eens
18
gemaakte vragenlijsten J werden aan de gemeenten enz.
toegezonden, handelende over het tijdvak 193 1 t/m 1935.
waarbij de veld-, bosch- en voetpaden uitgesloten waren.
Het resultaat was als volgt.
L ngte ° nder
ff f
en r
Aanlegen
'
Jaar
J f
km.
Beheer
houd
,
ombouw
Totaal
kolometer
re ge iin g
Lagere pu-
Subsidxes
piekrechte- Parti- Totaal Tekort in
twee en tachtig antwoorden werden door het Zwitsersche Centraal Bureau voor de
Statistiek verwerkt.
19
kantonnale statistiek vergeten
Jammer genoeg zijn inde
de
te de uitgaven voor het schoonmaken, voor
nemen,
op
beveiliging en de verkeersregeling, wat bij de gemeentelijke
statistiek wel het geval is.
werd uitgegeven en ontvangen:
Voor het geheele wegennet
in duizendtallen franken
20
reserves, uit de gewone belastingen, dan wel uit winsten op de
monopolistische, provinciale bedrijven van openbaar nut. Wat
dit laatste betreft, zoo worden bijv. de stroomtarieven in Utrecht
te kunnen
hoog gehouden om uit de winst mede den wegenaanleg
financieren. In elk geval is het de gewone belastingbetaler,
wiens belastingbiljet bezwaard wordt of die te hooge retributies
betaalt. In Noord-Brabant dragen de wielrijders nog extra
begonnen de kosten
„De begrooting voor 1937 is van
het
kapitaaldienst te brengen. Blijkens de begrooting van
21
Dan zal
5% opbrengst van 1936 blijft stijgen.
boven de
de schuld van het
aan het eind van deze 15-jarige periode
millioen.
Verkeersfonds zijn toegenomen met ƒ 130 a 140
basis inde
„Rekent men nu, dat dit bedrag op een 4%
moet worden af gelost
daarna volgende 15 jaren weder
niet toelaatbaar
(een langere aflossingstermijn zou stellig
te beginnen met
zijn) dan zal te dezer zake de begrooting
belast zijn met een annuïteit
1952 gedurende 15 jaren
van rond ƒ 12 millioen.
Het aandeel van de motorrijtuigen-
willen
verkregen. Nu zal men daartegenover natuurlijk
ed is bekeken
stellen, dat het Rijkswegenplan in 1937 g°
en dat degelijk ook met de toekomstige behoeften
men wel
heeft rekening gehouden. Het valt echter gemakkelijk
kan
in te zien, dat dit niet mogelijk is. Want vooreerst
niemand voorspellen welke verbeteringen in 15 jaren nog
welke
inde motortechniek zullen worden aangebracht en
tot de wegen de verkeers-
nieuwe eischen met betrekking en
blinkt heel anders dan de redeneering van hen, die denken, dat de gebruiks-
j.)
interest uitgezet
waarde vaneen productieapparaat gelijk is aan een op samengestelden
dat het 1920 in 1952
dan ten onrechte vermeenen, wegennet van
spaarbankconto en
22
versen spoorwegkruisingen en wat
door de groote steden,
niet al. Voor al dergelijke nieuwe behoeften zal bij de tegen-
die
gebrek aan inzicht van sommige verkeerslichamen,
eenerzijds ijveren voor een versnelden afbouw van wegen-
plannen en anderzijds met kracht aandringen op verlaging
van verkeersheffingen. Maar terwijl men een dergelijken
het is
aandrang kan vergoelijken bij lichamen, wier taak
op te komen voor de bijzondere belangen
van speciale
indien ook de Regeering en Staten-
groepen, is het ernstiger,
Generaal geen weerstand kunnen bieden aan de verleiding
om groote werken met groote voortvarendheid uitte voeren
23
ook
stoppen. Men rekene daarbij
eens op
gat met het andere te
Ir Kerse-
herleiding tot een bepaald schema noodig is. Wijlen
dit gebied
maekers heeft voor de provincie Noord-Brabant op
baanbrekend werk verricht.
Wat werd provincie voor wegenaanleg, -verbetering
er ineen
en -onderhoud uitgegeven
inde jaren 1920 tot en niet 1935
24
kosten, evenals bij de Rijkswegen. Voor de wiel-
„initiale”
rijders behoeft percentage afgetrokken te
alleen een klein
Drente
bijna 30% aan de provinciën wordt uitgekeerd —, is
daarmede nog niet begonnen, Friesland evenmin, Overijsel
evenmin, Zeeland slechts hier en daar. Hoe het inde
auto inde kosten van den tertiairen weg, omdat deze wegen
1
) Zie de rede van den heer F. E. H. Ebels (Hand. St. Gen. 1926—’27. 11. blz. 234).
25
waterschapsbesturen sloten dien weg niet uit
gemeente- en
Katwijk Zee:
Straatweg Haagsche Schouw aan
1889—1899 ƒ 219. —
ƒ 262. —
Herkingen:
1871—1900 ƒ 178. —
per
km en per jaar,
1900
—
1906 ƒ 233. —
per km en
per jaar,
1906—1914 / 260. —
1888—1893 ƒ 168. —
Ir. J. G.
In zijn rapport voor het Eerste Wegencongres schreef
dat de „weg-
Bijl, ingenieur van den Haarlemmermeerpolder,
constructie dier (polder)wegen niet deugt voor dat doorgaande
verkeer, dat tegenwoordig (1920) een zeer belangrijk auto-
mobielverkeer bevat. De polder staat spoedig voor het vraagstuk
automobielen te sluiten óf zijn
om of zijn wegen voor wegen
„ 1915 -
3 6 8 59>32
-
„ 1910
-
33-9 Bi >73 „ I9
l6 -39-269
„ 1911 -
35-181,97 „ 1917
-
45-257>67
„ 1912
-
36.284,51 „
1918 -
67.759,50
„ 1913 -
41-055-43 -- *9*9
-
85-972,77
26
zullen verbetering of voor vernieuwing ook groote be-
voor
~Nu vorderen deze wegen, doordat zij door het toenemend auto-
verkeer intensiever gebruikt worden dan vroeger het geval was,
groote bedragen aan kosten van beheer, onderhoud en verbetering.
Zoo werd in het jaar 1929 door de gemeenten en waterschappen
tezamen ongeveer ƒ 5.000.000 betaald aan onderhoudskosten”
27
aan de eischen van het verkeer en in verband daarmede ver-
km tertiaire wegen worden min of meer intensief door auto’s bereden en periodiek
stuk gemaakt.
28
Doch daar staat tegenover, dat de voetganger in vele gevallen
niet meer zonder doodsgevaar op den rijweg kan loopen, zoodat
de rijweg in dit
opzicht voor hem, behalve bij het oversteken,
geen beteekenis van belang meer heeft; hij toch is aangewezen
inde „oude” stad meer noodig zijn, zoomin als kostbare door-
29
weg verschenen ware. Deze kosten zouden dus niet op den auto
moge blijken
uit de voordracht van Ir Clerx, hoewel de spreker
30
opgeborgen zijn, doch
bij voorkomende gelegenheid wordt
te
x
) Zie Wegen, orgaan van de Vereeniging „het Nederlandsche Wegencongres”
(jrg. 1938, blz. 99).
31
voor de helft door de toenmalige wegbeheerders hadden moeten
alleen in verband met het optreden van den auto, dan volgt
hieruit vanzelfsprekend, dat men in het credit van het „conto-
finto” moet boeken alles, wat den fiscus uit de aanwezigheid
van den auto rechtstreeks toevloeit. Men heeft dan niets meer
a niveau.”
32
). Men kan dus voor de boekhoudkundige
1
overheidsfinanciën
grens getrokken worden. Het kan bijv. zijn, dat een caféhouder
uitsluitend bestaat van de klandizie van automobilisten;
toch zal men de
die deze caféhouder heeft op te
belastingen,
brengen, niet mogen medetellen. Sterker voorbeeld is dat van
den garagehouder, die benzine en détail verkoopt. De bedrijfs-
en andere
belastingen, welke deze burgers opbrengen,
moeten evenzeer buiten beschouwing blijven. Een en ander o.a.
1
) Men heeft in dit verband wel eens, vermoedelijk geïnspireerd door het inde
33
van het
motorwegverkeer. Volgens berekeningen, te uitvoerig
om hier
op te nemen, vond ik, dat circa 65% van de jaarlijks
ingevoerde benzine in 1935 en 1936 in auto’s verstookt werd.
Van andere zijde wordt beweerd, dat het percentage zelfs meer
dan 97% zou bedragen. Wellicht is
bij laatstgenoemd percentage
verzuimd er rekening mede te
houden, dat tegenwoordig het
gebruik van dieselolie en vervangingsbrandstoffen
(voornamelijk
petroleum) zeer sterk toegenomen is. Als gemiddelde over de
jaren 1920 tot en met 1935 zal ik een hooger
percentage dan
het door mij berekende
aanhouden, nl. van 80%, vroeger ook
van autozijde aangegeven. Het zal duidelijk zijn, dat de
consequentie der aanvaarding van de door mij
gestelde
beginselen met zich medebrengt, dat zeer belangrijke bedragen
aan de inkomsten van het
„conto-finto” toegevoegd kunnen
worden, welke thans aan de algemeene Rijksmiddelen ten
goede
komen. Voor de toekomst is echter op te
er
rekenen, dat twee
der heffingen slechts
„tijdelijk” zijn.
Wat den druk der
personeele belasting op de auto’s betreft,
zoo is deze zeer
laag in vergelijking tot den druk op de andere
grondslagen dezer belasting, gelijk Ir J. M. I. Reitsma in
De Economist van
September 1937 (blz. 615) aantoonde *).
Thans komt de opbrengst dezer
belasting niet aan het Verkeers-
fonds ten goede, omdat
zij geen bestemmings-, doch een
verteringsbelasting is. Voor
opbrengst afkomstig
zoover de
is van de auto’s, dient
zij in mijn gedachtengang integraal op de
creditzijde van het „conto-finto” geboekt te worden. Hetzelfde
is het geval met het invoerrecht
op auto’s, chassis, auto-
onderdeelen, banden en motorrijwielen, welke
belasting thans
eveneens aan de algemeene landsmiddelen toevloeit. Met de
omzetbelasting, voor zoover deze materieel en brandstof der
auto s betreft, gaat het net eender. Ook deze
post is op het
credit te boeken.
De opbrengst der
provinciale wegenbelastingen in Noord-
Brabant
.
34
indirect inde overheidskassen terecht komen. Wat de tolgelden
betreft volgt drie bladzijden verder een toelichting, welke mede
betrekking heeft op de op blz. 12 gegeven berekeningen
der „initiale kosten”.
Voor de perceptiekosten der belastingen dient het inde Ver-
keersfondsbegrooting gebruikelijke percentage van 4% af-
getrokken te worden, omdat dit bedrag niet inde openbare
kassen vloeit. Men kan het ook weglaten en de overheidskosten
uit hoofde van het autoverkeer er mede vergrooten, hetgeen
ƒ 624.000.000. —
35
8. Tolgelden en veergelden, rond 9.000.000.
—
.
„
Totaal . ...
f 611.285.000. —
Rest ƒ 586.834.000. —
lasten kan helaas niet opgegeven worden zie het eerste deel
van dit artikel omdat de provinciale-, gemeente- en water-
—,
36
6. Kosten van kruisingen met spoorwegen (zie
De Economist 1937, blz. 338), rond 25.000.000.
... „
de kosten be-
posten A, B, C, D en E
In die moeten van
rond ƒ 56.000.000. of
periode 1920—1935 de kosten met
—
rond ƒ 3.500.000. —
per jaar.
de waarde van de
/ 267.000.—. Dit bedrag was eigenlijk
Door de wets-
„initiale kosten” en van de „community use”.
wijziging van 22 Juli 1899 (Stbl. No. 173) werd, beoordeeld
naar
niet verhoogd.
haar innerlijke beteekenis, de „community use”
En strikt genomen stegen ook niet de „initiale uitgaven ,
middelen
want wat uit ’s Rijks kas ten bate van de algemeene
37
niet verkregen uiteen andere bestemmingsheffing, opgebracht
door de weggebruikers, doch uit eene verhooging van het
cijfers de vroegere de
9 Wil men meer over regeling van
heffing voor het gebruik
welker onderhoud door den Staat
van wegen enz., bekostigd wordt, dan kan men
38
groote kosten in orde gemaakt werd, is vandaag inde autopers
reeds een „beruchte” plaats, waar allerlei „gecompliceerde”
ongevallen plaats hebben, zoodat verbetering om zoo te zeggen
berekening / 20.000.000. —
39
dit nog eens breed gemotiveerd. Wegens rente en aflossingen
van de Rijksvoorschotten zal 15 jaren lang na 1952 geen geld
voor verbetering en
de uitbreiding van het Rijkswegennet
beschikbaar zijn, alleen voor het onderhoud kan op ƒ 2.500.000.-
a ƒ 3.000.000. gerekend worden.
—
huidigen vorm. Wil men een schatting maken, dan zal men met
zooveel onbepaalde factoren rekening moeten houden, een
Uit het bovenstaande moge blijken, dat het zelfs voor het
naaste verleden, geen eenvoudige zaak is om uitte maken of
het motorverkeer zich zelf bedruipt, een overschot, dan wel een
tekort oplevert. Dit zal van de verhouding van bovengenoemde
40
uitwees, dat van de buitenlandsche auto’s, welke het Derde Rijk
bereisden, de Nederlandsche verreweg het grootst in aantal
in niet minder dan ruim 140.000; zulks niet-
waren; 1937
tegenstaande het feit, dat een groot aantal Nederlandsche
autobezitters niet meer in Duitschland wil reizen. En evenzoo
deze naar den weg moet worden ingericht” (blz. 10 der notulen).
Hoewel hij aandrong om de wegwijziging op de minst kostbare
belastingaanslagen demonstreeren.
Daarom is hetonverstandig om zich door subjectieve
zeer
41
kosten niets meer noch minder te stellen naast alle
baten eveneens niets meer noch minder), niet afmaken.
Een dergelijke methode laat zich niet, om den Psalmist te
variëeren, door
optimistische wegenbouwers verachtelijk een
plaats ontzeggen; integendeel, het behoort een „hoofd des
hoeks” te worden. Immers logica wint het, zelfs in tijden als
42
zitter van de wegencommissie Afgevaardigden,uit het Huis van
Steller maar, mij, men vergeve het daar ben ik het totaal
niet mede eens. Vooral in openbare financiën kan niet te veel
groepeering.
Het is op grond van deze overtuiging, dat ik een gewijzigden
Ik stel mij voor, dat het mogelijk moet zijn om alle uitgaven
voor landwegen en straten, voor verkeerspolitie, verkeers-
1
) Teneinde telkenjare terugkeerende, tijdroovende berekeningen te vermijden
kan deze soort onkosten voor één maal berekend worden. In wezen komen de „initiale
onkosten” overeen met den post, bedoeld in art. 31 sub le der Wegenbelastingwet-1926
Als basisjaar de het
voor vaststelling van bedrag mag niet gerekend worden met de
kosten van 1926, maar met het herleide gemiddelde over de basisjaren 1896—1905
(zie blz. 12 en 37 van dit
artikel). Voor de „initiale kosten” der provinciën en gemeenten
geldt hetzelfde. Een correctie het fluctueerende
m.m. op prijspeil zal echter elk
43
regeling, wegverlichting en wat dies meer zij, overeen Verkeers-
fonds te laten loopen.
Het Algemeen Verkeersfonds zou moeten worden onder-
verdeeld ineen Rijks-, een provinciaal- en een gemeentelijk
verkeersfonds. Provinciën en gemeenten zonden dan hun
verkeersfondsbegrootingen met alles, wat des verkeers is,
volgens speciale normen opgemaakt, bij den Minister van
Waterstaat moeten indienen, wiens departement voor de noodige
44
begrooting worden gevormd door de Verkeersfondsbegrootingen
der provinciën en gemeenten, welke uniform worden opgemaakt.
Tot de inkomsten der afdeeling „landwegen” behooren aan de
eene zijde de uitkeeringen uit het overschot van het Rijks-
verkeersfonds zie boven en de opbrengst der eigen
45
Voor de „waterwegen” ware opstelling als voor de
een
lagere organen de
scheepvaart leggen. Particuliere kanaal-
op
lijk en langzaam —,
dan zal het natuurlijk ook mogelijk wezen
46
onderling verband zoek is. Natuurlijk zijn daarbij ernstige
fouten gemaakt. Vooral
op het gebied der financiering. Het is
verre van mij, daarvan iemand een verwijt te maken.
Maar wel is het voormij aanleiding om als de gemaakte
oorzaken en gevolgen zichtbaar zijn voor wie wil zien, met
klem aan te dringen op financiëele „ordening”.
Tegen het voor dit alles
noodige administratieve werk zal
wel om diverse redenen opgezien worden. Het
gaat echter om
zoovele honderdtallen kostbare, Nederlandsche
millioenen, die
thans „spurlos versinken’, dat de
grootst mogelijke boek-
houdkundige „Ordnung” der Overheidsfinanciën, geen over-
bodige weelde mag heeten. Het tegendeel is het geval!
Met dente verrichten arbeid belaste men in ’s hemelsnaam
niet weer commissie, bestaande uit
een
overigens hoogst
bekwame met hun eigen werk overladen
ambtenaren, doch
wijze men een bekwaam financier aan, losgemaakt van eigen
werk, die de beschikking krijgt overeen aantal bezoldigde
deskundige, technische en boekhoudkundige jonge krachten.
Kr zijn honderden intellectueele werkeloozen, waarvan
een
aantal op deze manier althans tijdelijk
op een nuttige wijze in
het arbeidsproces kan worden ingeschakeld en die
blij zullen
zijn onmisbaar werk ten bate van de Nederlandsche volks-
gemeenschap volgens dein dit artikel ontwikkelde „beginselen”
te kunnen verrichten.
47