Taal, Veelgemaakte Fouten

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 9

Taal, veelgemaakte fouten

De onderstaande tekst is bedoeld als hulpmiddel om verschillende soorten fouten te


herkennen en te voorkomen. Het betreft taalfouten die in geschreven stukken vaak
voorkomen.

Spelling
Bij de beoordeling van de spelling wordt uitgegaan van de regels die zijn opgenomen in de
Woordenlijst Nederlandse taal (uitgave 2015), het zogenaamde Groene Boekje. Dit officiële
spellingoverzicht bevat een theoretisch deel, de ‘Leidraad’, en een lijst met woorden, de
‘Woordenlijst’. Het geheel is gratis te raadplegen via woordenlijst.org.

1. Dt-fouten
De meeste spellingfouten hebben hierop betrekking. Let vooral op werkwoorden die
beginnen met be-, ge-, er-, her-, ver-, ont-. Hier ontstaat vaak verwarring tussen de
vorm van de onvoltooid tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord (hij erkent/hij
heeft erkend/er is erkend/er wordt erkend).
Let ook op je achter de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Als je kan worden
vervangen door jij, vervalt de t achter de stam; kan dit niet, dan komt er wel een t
achter de stam (Word je niet gek?/Wordt je broer niet gek?/Wordt je dit niet te
gek?).
Een veelgemaakte fout is de vorm wilt in de derde persoon enkelvoud. *Hij wilt dit
niet. De juiste vorm is wil.

2. Aaneenschrijven van samenstellingen


Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven en in bepaalde
gevallen met een koppelteken verbonden. Een veelgemaakte fout, onder invloed van
het Engels, is dat de delen van een samenstelling los worden geschreven of onnodig
worden verbonden met een koppelteken (in plaats van rechtbankpresident:
*rechtbank president/*rechtbank-president). Ook meerledige samenstellingen
worden aaneengeschreven (conceptwetsvoorstel, langetermijnplanning). Zie verder
hoofdstuk 6 van het deel ‘Leidraad’ in het Groene Boekje.

3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord


Hier ontstaat vaak verwarring met de verledentijdsvorm. (*de besteedde aandacht
(=bestede)/ik besteedde aandacht).

1
4. Hoofdletters
Namen van landen en talen krijgen een hoofdletter, ook de afleidingen daarvan
(Engels/Engelstalig, Nederland/Nederlandse).
Zie verder over hoofdletters hoofdstuk 16 van het deel ‘Leidraad’ in het Groene
Boekje. Voor het gebruik van hoofdletters bij juridische termen en afkortingen
daarvan, zie hoofdstuk 6 Leidraad voor juridische auteurs.

5. Ei/ij
Veel studenten weten niet of woorden met ei of met ij worden gespeld. De
spellingcorrector van Word haalt ei/ij-fouten er niet altijd uit. Dit geldt in het
bijzonder voor woorden die homofoon zijn (hetzelfde klinken). Bijvoorbeeld:
bereiden/berijden, leiden/lijden, neigen/nijgen, pijlen/peilen, reiken/rijken, steil/stijl,
vleien/vlijen, weiden/wijden. En niet te vergeten: uitweiden/uitwijden (de laatste
vorm kan alleen worden gebruikt met betrekking tot kleding).

Interpunctie
Zie ook de volgende link van Onze Taal https://onzetaal.nl/taaladvies/komma-algemene-
regels/.

6. Het weglaten van komma’s waar deze noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld tussen
hoofdzinnen en bijzinnen en tussen twee persoonsvormen die op elkaar volgen.

7. Het aan elkaar rijgen van hoofdzinnen door middel van een komma. Hoofdzinnen
worden in beginsel van elkaar gescheiden door een punt. Bij een wat nauwer
verband tussen hoofdzinnen kan ook een puntkomma worden gebruikt. Alleen bij
een zeer nauw verband is een komma op zijn plaats, bijvoorbeeld in: Hier is sprake
van een groot probleem, dat is wel duidelijk. In dergelijke gevallen is er nauwelijks
een pauze te horen bij het uitspreken van de zin.

8. Het verwarren van een puntkomma met een dubbele punt. Een puntkomma scheidt
twee hoofdzinnen, waartussen een tamelijk nauw verband bestaat. Een dubbele
punt wordt gebruikt om iets aan te kondigen, in te leiden (bijvoorbeeld een citaat of
een opsomming) of iets toe te lichten.

2
Grammatica

9. De/het
Op dit punt kunnen zich verschillende problemen voordoen. De meest in het oog
lopende fout is dat het verkeerde bepaalde lidwoord wordt gebruikt (het kritiek in
plaats van de kritiek, de concept in plaats van het concept). Dit leidt al gauw tot de
keuze van de verkeerde voornaamwoorden (dit/ons kritiek, deze/onze concept).
Daarnaast ontstaan vaak problemen met de buigings-e achter de bijvoeglijke
naamwoorden (*het genoemd kritiek, *een goede concept).

10. Congruentie
Tussen onderwerp en persoonsvorm bestaat congruentie in getal. Is het onderwerp
meervoud, dan staat de persoonsvorm ook in het meervoud; zo ook voor het
enkelvoud. Dit gaat onder andere vaak verkeerd in gevallen waarin het getal van de
persoonsvorm in een bijzin afhankelijk is van het onderwerp in de hoofdzin: *Er
worden maatregelen genomen die de keuze voor mediation makkelijker maakt (=
maken).
Bestaat het onderwerp uit een kern in het enkelvoud gevolgd door een meervoud,
dan bepaalt in de meeste gevallen die kern het getal van de persoonsvorm: Een
meerderheid van de studenten vindt dit moeilijk. Er zijn echter uitzonderingen. Zo is
het Er komen een paar mensen en niet Er komt een paar mensen. Een paar betekent
hier ‘enkele’ en dat bepaalt het getal van de persoonsvorm. In tegenstelling tot wat
vooral veel juristen denken is een meervoudige persoonsvorm ook mogelijk bij een
aantal. Naast Een aantal collega’s heeft een kaart gestuurd is Een aantal collega’s
hebben een kaart gestuurd mogelijk. In het eerste geval ligt de nadruk op het
collectief (en is er één kaart verstuurd), in de het tweede geval op de individuen (en
zijn er verschillende kaarten verstuurd). Na het aantal komt de persoonsvorm wel
altijd in het enkelvoud te staan.

11. Verkeerde samentrekking


Dit is een veel voorkomende fout, die verschillende gedaanten kan aannemen.
Samentrekking heeft betrekking op het weglaten van delen van woorden of delen
van zinnen. Een voorbeeld van het eerste is bachelor- en masterstudie, in plaats van
de volledige vorm bachelorstudie en masterstudie (het streepje markeert het
weggelaten deel). Een voorbeeld van een samentrekking op zinsniveau is: Zij gaat
morgenavond studeren en [zij gaat morgenavond] niet sporten. (Het weggelaten,
samengetrokken, zinsdeel staat tussen vierkante haken.)

3
Samentrekking is een normaal grammaticaal verschijnsel, maar het is wel gebonden
aan regels. Een van die regels luidt dat dezelfde woordvolgorde moet kunnen
worden aangehouden. Dat gaat mis in de volgende zin: *Met spoed stuur ik u dit
bericht en hoop ik op een snelle reactie. In het eerste deel van deze samengestelde
zin is de volgorde persoonsvorm-onderwerp gebruikt (stuur ik). Deze zogenaamde
inversie (omkering van de standaardvolgorde onderwerp-persoonsvorm) is
noodzakelijk, omdat de zin begint met een bijwoordelijke bepaling (met spoed). In
het tweede deel is deze inversie ook aanwezig (hoop ik), maar dat zou alleen correct
zijn als ook hier voor de persoonsvorm de bijwoordelijke bepaling met spoed kan
worden ingevuld. Met spoed hoop ik is echter onzin. Dit betekent dat hier sprake is
van een onjuiste samentrekking. De correcte vorm luidt: Met spoed stuur ik u dit
bericht en ik hoop op een snelle reactie.

12. Verkeerde woordvolgorde


Een verkeerde woordvolgorde kan ook in andere gevallen voorkomen. Een
voorbeeld is de volgorde na echter, wanneer dit woord aan het begin van de zin
staat. Vaak wordt hier ten onrechte inversie gebruikt (eerst de persoonsvorm, dan
het onderwerp): *Echter kan dit niet. Juist is de standaardwoordvolgorde
(onderwerp- persoonsvorm): Echter, dit kan niet. Er komt een komma na echter. Het
voorop plaatsen van echter geeft een tegenstelling extra nadruk. Die is vaak
helemaal niet nodig. Meestal is daarom de beste variant: Dit kan echter niet. Zie ook
de volgende link van Onze Taal https://onzetaal.nl/taaladvies/echter-maar/.

13. Dat/wat
Een veelgemaakte fout is dat na een onzijdig antecedent het betrekkelijk
voornaamwoord wat wordt gebruikt. In gesproken taal gebruikt vrijwel niemand dat,
maar in geschreven taal geldt dat nog altijd als de enige correcte vorm. Dus: het/een
wetsvoorstel dat.
Wat is onder meer correct wanneer het antecedent een hele zin is (Dit wetsvoorstel
wordt ingevoerd, wat een grote verbetering is) en na de woorden alles, al, dat,
datgene, iets, niets, veel. Na iets en niets is dat ook mogelijk; na iets zeer zeker als dit
woord naar iets concreets verwijst.
Na het enige, het weinige en dergelijke heeft wat de voorkeur, maar dat is hier niet
fout.
Na een overtreffende trap is wat de correcte vorm, tenzij er een zelfstandig
naamwoord op volgt of erbij kan worden gedacht. Dit is het beste wat ik heb
gezien/Dit is het beste voorstel dat ik heb gezien/Van alle voorstellen is dit het beste
dat ik heb gezien.

4
14. Verkeerde voornaamwoorden
Vaak wordt bij verwijzingen naar het-woorden het verkeerde persoonlijk
voornaamwoord gebruikt. Het hof heeft hierover geoordeeld. *Zij (=het) heeft echter
iets over het hoofd gezien. Het bezittelijk voornaamwoord bij het-woorden is zijn en
niet haar: Het hof heeft in zijn arrest iets over het hoofd gezien.
Bij mannelijke de-woorden zijn de juiste voornaamwoorden hij en zijn. De Hoge
Raad heeft hierover geadviseerd. Hij (niet: zij) heeft al te stellig geoordeeld/ De Hoge
Raad heeft in zijn (niet: haar) advies al te stellig geoordeeld.
Vrouwelijk zijn 1. de-woorden die vrouwelijke personen aanduiden en 2. de-woorden
met bepaalde uitgangen, die een abstract begrip aanduiden of een verzamelnaam
zijn:
1. de-woorden met de achtervoegsels -e, -es(se), -in en -ster ;
2. de-woorden met de volgende uitgangen: -schap; -heid; -teit; -ij; -ie;
-ing; -nis; -sis; -tis; -xis; -de; -te; -se; -st; -ea; -ica; -iek; -ine; -theek; -suur; -tuur; -ture;
-age; -ade; -ide; -ode; -ude. De meeste van deze uitgangen horen bij woorden die
ontleend zijn aan het Frans, Grieks of Latijn.
Naar vrouwelijke de-woorden wordt verwezen met zij en het juiste bezittelijk
voornaamwoord is haar.
Of een de-woord mannelijk of vrouwelijk is (of beide – dat komt ook voor), is te
vinden in het deel ‘Woordenlijst’ van het Groene Boekje.
Bedacht moet worden dat bij de keuze van persoonlijke voornaamwoorden en
bezittelijke voornaamwoorden het biologisch geslacht altijd de doorslag geeft, ook
bij het-woorden: De decaan heeft haar toespraak gehouden/Dit meisje, ze is leuk. Bij
betrekkelijke voornaamwoorden geeft juist het grammaticaal geslacht de doorslag.
Het meisje dat daar loopt/Een broertje dat ouder is.

15. Betrekkelijk voornaamwoord


Veel studenten schrijven welke in plaats van dit of dat, zoals in de zin de garage,
welke in de buurt van de school stond. In principe is dit niet fout, maar die heeft de
voorkeur. Welke kan nooit verwijzen naar een enkelvoudig het-woord, dus het
mereltje, welke op een boom zat, is fout, dat is hier het juiste betrekkelijk
voornaamwoord.

16. Ontsporende zinnen


Vooral zinnen waarin veel bijzinnen voorkomen, kunnen gemakkelijk ontsporen. De
schrijver weet dan meestal halverwege de zin niet meer hoe hij begonnen is. Lange
zinnen zijn op zich niet verkeerd, zolang ze grammaticaal maar kloppen en voor de
lezer begrijpelijk zijn.

5
17. Incomplete zinnen
Een normale zin heeft in elk geval een onderwerp en een persoonsvorm, en
daarnaast vrijwel altijd andere zinsdelen. In bijzondere gevallen zijn incomplete
zinnen (ellipsen) mogelijk, bijvoorbeeld in bepaalde uitdrukkingen of als een schrijver
iets in het oog wil laten springen. Als er geen bijzondere reden is voor het gebruik
van een onvolledige zin, is er sprake van een (grammaticale) formuleringsfout.

18. Werkwoordstijden
Werkwoordstijden moeten op een consequente manier worden aangehouden. Er
kan bijvoorbeeld niet op een willekeurige manier worden overgegaan van een
onvoltooid verleden tijd naar een voltooid tegenwoordige tijd.
Pas echter op voor overcorrectie. Ik wist niet dat Jan de baas was betekent niet per
se dat Jan nu niet meer de baas is; de werkwoordstijd van de bijzin richt zich naar de
werkwoordstijd van de hoofdzin.

19. Vervoeging sterke werkwoorden


Studenten hebben soms de neiging sterke werkwoorden zwak te vervoegen
(*vermijden, vermijdde, vermijd).

20. Wederkerende werkwoorden


Onder invloed van het Engels bestaat er de laatste jaren een tendens om het
bestaan van wederkerende werkwoorden te negeren. Het weglaten van een
wederkerend voornaamwoord waar dit noodzakelijk is, leidt niet alleen tot
grammaticale incorrectheid, maar soms ook tot betekenisverschil. Wat speelt hier
af? betekent iets anders dan Wat speelt zich hier af? Zo ook in Toen we dit
realiseerden, was het te laat/Toen we ons dit realiseerden, was het te laat.

Woordgebruik

21. Verkeerde woordvorm


Soms wordt voor een beoogde betekenis een onjuiste woordvorm gebruikt. Dit
treedt vooral op in uitdrukkingen. Bijvoorbeeld: een oordeel villen, in plaats van
vellen. Vanuit het perspectief van een beoordelaar is zoiets een geval van verwarring
van twee woordvormen, maar vaak kent de schrijver simpelweg maar één
woordvorm; hij heeft nog nooit van het werkwoord vellen gehoord, of hij kent ze
geen van beide en denkt dat het zo goed is.

6
Soms is een hele uitdrukking onbekend bij de schrijver. Hij probeert er dan toch wat
van te maken: iemand op de schandpaal zetten, een stok achter de rug hebben, et
cetera.
Er kan ook invloed zijn van uitdrukkingen in andere talen, in het bijzonder het Engels.
Bijvoorbeeld een beslissing maken (to make a decision), in plaats van een beslissing
nemen.
Enkele andere voorbeelden van verkeerde woordvormen zijn: enigsinds, naar
verloop van tijd, mijn inziens. (Dit zijn niet zozeer spellingfouten.)
Bij opsommingen worden vaak de niet-bestaande vormen ten eerst/als eerst en ten
laatst/ als laatst gebruikt. Dit moet zijn: ten eerste/ in de eerste plaats en tot
slot/ten slotte. De op zich correcte uitdrukkingen ten laatste, als eerste/als laatste
kunnen in opsommingen beter worden vermeden; ze zijn respectievelijk te stijf en
meerduidig.

22. Verkeerde betekenis


Een veel voorkomende fout is dat een correcte woordvorm in een verkeerde
betekenis wordt gebruikt. Een schrijver kan bijvoorbeeld het idee hebben dat
adequaat ‘gunstig’ betekent.

23. Verhaspelingen
Uitdrukkingen worden nogal eens verhaspeld. Het kunnen contaminaties zijn
(*verexcuseren, in plaats van verontschuldigen of excuseren), pleonasmen
(verzoeken iets te mogen doen in plaats van verzoeken iets te doen of vragen iets te
mogen doen) of andere vormen van verwarring (een zaak aan de kaart stellen, in
plaats van een zaak aan de kaak stellen of een zaak aankaarten).

24. Dubbelop
Soms wordt met twee woorden hetzelfde uitgedrukt: Verder wil ik bovendien nog dit
opmerken/ Daarom moet dit dan ook worden verbeterd. Dan moet één van de twee
worden geschrapt.

25. Vage termen


Steeds moet duidelijk zijn wat een schrijver precies bedoelt met de woorden en
uitdrukkingen die hij gebruikt.

26. Onduidelijke verwijzingen

7
Bij verwijswoorden (dit, die, hiermee, bovengenoemde, etc.) moet steeds
ondubbelzinnig duidelijk zijn naar welk woord of zinsdeel het verwijst.

Bijzondere formuleringsfouten
Meer dan eens valt een formuleringsfout niet goed onder een van de hierboven genoemde
categorieën te vangen. Dat kan onder andere komen doordat er aan een formuleringsfout
meerdere aspecten te onderscheiden zijn of doordat de ene fout de andere tot gevolg heeft.
Een heel bijzonder geval van een formuleringsfout is een zin die op zich correct gevormd is,
maar niet uitdrukt wat de schrijver wil uitdrukken. Soms is voor een beoordelaar zelfs niet
te achterhalen wat een schrijver heeft bedoeld. Dat geldt bijvoorbeeld voor de volgende zin:
Dit normenkader snijdt geen hout in de private sector.

Stijl
De stijl in zakelijke teksten, en dus ook in het Werkstuk Rechtssociologie, is zakelijk en
neutraal. Dit houdt onder meer in:

27. Geen spreektaalvormen


Niet: een beetje, best/best wel, een boel/een heleboel/een hoop, fijn, enkel
(=alleen/uitsluitend) goeie, geeneens, gelijk (dit woord geldt tegenwoordig in deze
betekenis niet meer als germanisme, maar kan toch beter worden vervangen door
meteen/direct/onmiddellijk), niks, nou, een stuk/stukje (een stuk moeilijker =
aanzienlijk moeilijker; een stuk kennis= enige kennis), wou (=wilde; wouden is
incorrect).

28. Geen modieuze woorden en uitdrukkingen


Niet: meenemen (=betrekken bij), invliegen, landen en dergelijke.

29. Geen ouderwetse/stijve woorden en uitdrukkingen


Niet: doch, in dier voege dat, vorengenoemde, voormelde, welke (betrekkelijk
voornaamwoord = die), et cetera. Ook niet zo een, maar zo’n.

30. Geen uitroeptekens


In zakelijke teksten blijven uitroeptekens achterwege.

31. Matig gebruik van afkortingen


Woorden en uitdrukkingen worden in beginsel niet afgekort. Voluit worden onder
meer geschreven: bijvoorbeeld, en dergelijke, in plaats van, met andere woorden,
namelijk en onder andere. Latijnse afkortingen worden juist meestal niet voluit
geschreven, dus: c.q. in plaats van casu quo. Et cetera (twee woorden) kan wel
worden afgekort (etc.), evenals enzovoort/enzovoorts (enz.). Jongstleden (één
woord) wordt altijd afgekort (jl. en niet j.l.)

8
Tot slot nog een opmerking over het gebruik van je en men. Je in de zin van ‘men’
kan beter worden vermeden. Men moet ook niet te veel worden gebruikt; het is
vrijwel altijd onduidelijk wie ermee wordt bedoeld. Vaak kunnen je en men worden
vervangen door een andere zinsconstructie te kiezen. Dit kun je voorkomen/Dit kan
men voorkomen kan bijvoorbeeld worden vervangen door Dit valt te voorkomen/Dit
kan worden voorkomen.

You might also like