De Vermogensleer

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 13

bbe.

com
Company: Stibbe
Download date: 20/03/2023
Hoofdstuk VIII.
De vermogensleer

Afdeling I
HET BEGRIP VERMOGEN

106 Algemeen – Een centraal begrip in het goederenrecht is het begrip ver-
mogen. Het vermogen wordt – voor het eerst in Boek 3 – omschreven als een
juridische algemeenheid, zijnde het geheel van de bestaande en toekomstige
goederen en verbintenissen (art. 3.35 BW). Activa of passiva die niet in geld
kunnen worden uitgedrukt – zoals de niet-patrimoniale persoonlijkheidsrech-
ten, familiale rechten, enz. – behoren niet tot het vermogen. Evenwel is het
onderscheid tussen patrimoniale rechten en extra-patrimoniale rechten niet
altijd even eenvoudig.1
Het vermogen omvat volgens de wettelijke begripsomschrijving dus zowel
activa als passiva2, het is dus een rechtsalgemeenheid. Hiermee kiest de wetge-
ver – zoals bij andere definities (zie supra, nr. 17) – voor een resultaatgerichte
benadering, waarbij voor derden vooral het netto-saldo tussen de activa en
passiva van belang is, met name in samenloop- of conflictsituaties.3 Soms
gebeurt het zelfs dat goederen inherente passiva hebben, wat bijvoorbeeld
blijkt bij goederen waarvan de vermogenswaarde slechts kan opgestreken
worden indien voorafgaandelijk kosten worden gemaakt, zoals vervuilde gron-
den. De naleving van de bodemverplichtingen is namelijk een voorwaarde voor

1. Zie bv. N. DEBRUYNE, Commerciële exploitatie van de menselijke afbeelding, naam en stem,
Doctoraat, KU Leuven, 2021; P. CATALA, ‘‘La transformation du patrimoine dans le droit
civil moderne’’, Rev.trim.dr.civ. 1966, 185, nr. 25 e.v.
2. Vgl. W. VAN GERVEN, Algemeen deel, 1987, 438 e.v. Een aantal gezaghebbende auteurs
sluiten schulden nochtans uit van het vermogensbegrip: H. DE PAGE, Traité, V, nr. 570;
E. DIRIX en R. DE CORTE, Zekerheidsrechten, nr. 8.
3. D. GRUYAERT, De exclusiviteit van het eigendomsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016,
nr. 512; W. VAN GERVEN, Algemeen Deel in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, I, Brussel,
Story-Scientia, 1987, 238, nr. 87. Ook in het Franse Voorontwerp tot hervorming van het
goederenrecht was dit het geval: ‘‘Artikel 519 Avant-Projet Capitant: ‘‘Le patrimoine d’une
personne est l’universalité de droit comprenant l’ensemble de ses biens et obligations, pre´sents et à
venir, l’actif re´pondant du passif. Toute personne physique ou morale est titulaire d’un patrimoine
et, sauf si la loi en dispose autrement, d’un seul.’’ Sommige auteurs verdedigden echter dat een
vermogen enkel bestaat uit activa. Schulden maken geen deel uit van het vermogen, maar
bezwaren dat vermogen. Zie: H. DE PAGE, Traite´, V, nr. 570.

Wolters Kluwer – Goederenrecht 111


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

de (geldige) valorisatie van die onroerende goederen.4 Daarom heeft het zuiver

Download date: 20/03/2023


conceptueel geen zin om de vermogenswaarde en de erop rustende schulden van
elkaar af te splitsen. Bovendien spoort dat beter met de theorie van juridische
algemeenheden, die – in tegenstelling tot feitelijke algemeenheden – ook passiva
omvatten.5 De verkrijging van een juridische algemeenheid gaat dan ook altijd
gepaard met een correlatief passief.

Het onderscheid tussen activa en passiva wordt bovendien vertroebeld door de


vaststelling dat er ook activa met een negatieve vermogenswaarde bestaan, d.w.z.
goederen waarop schulden rusten waarvan de kost hoger is dan de venale waarde
van het goed.6 Een typisch voorbeeld zijn vervuilde gronden waarvan de tegelde-
making een voorafgaande bodemsanering vergt. Waar het goederenrecht vanouds
enkel de handel in goederen beoogde, moet in het begin van de 21e eeuw onver-
mijdelijk ook steeds meer rekening worden gehouden met niet-economische crite-
ria die uit het milieurecht afkomstig zijn. Hierdoor kan het soms nuttig zijn om zich
van een goed te ontdoen in plaats van het te verwerven.

Boek 3 BW biedt voor het eerst een duidelijke regeling: elkeen kan afstand doen
van zijn eigendomsrecht (art. 3.15, 58 BW). In de mate dat het gaat om onroerende
goederen, wordt de Belgische Staat eigenaar (zie infra, nr. 1409). Indien die afstand
van een onroerend eigendomsrecht er evenwel zou toe leiden dat hierdoor passiva
worden doorgeschoven, kan de Belgische staat een aansprakelijkheidsvordering
tegen de vorige eigenaar instellen (art. 3.66 BW). Er bestaan ook een aantal
bijzondere regels die moeten verhinderen dat door afstand te doen van deze
goederen de schulden zouden kunnen worden afgewenteld op een derde. Het meest
prominente voorbeeld is artikel 118 van het Bodemdecreet7, dat bepaalt dat de
houder van het zakelijk recht zich niet door afstand kan bevrijden van de verplich-
ting om het beschrijvend bodemonderzoek of de bodemsanering uit te voeren.

107 Geen voorwerp van zakelijke rechten – Het feit dat het vermogen een
juridische algemeenheid is, betekent overigens niet dat het vermogen als alge-
meenheid het voorwerp kan uitmaken van zakelijke rechten8: er moet immers
bijkomend rekening worden gehouden met het specialiteitsbeginsel, en hieraan
is niet voldaan indien een zakelijk recht op een volledig vermogen wordt
gevestigd (zie supra, nr. 161). De diverse onderdelen van een vermogen maken

4. Artikel 101 Vlaams Bodemdecreet.


5. E. DEWITTE, Feitelijke algemeenheden in het privaatrecht, nr. 19; H. DE PAGE, Traité, V,
nr. 570; R. DERINE, F. VAN NESTE en H. VANDENBERGHE, Zakenrecht, IA, nr. 15B; J.
HANSENNE, Les biens, I, nr. 34.
6. D. CHILSTEIN, ‘‘Les biens à valeur négative’’, Rev.trim.dr.civ. 2006, 663-690. Zie ook A.A.J.
SMELT, Goederen met negatieve waarde in het Nederlandse vermogensrecht, Deventer, Kluwer,
2006, 202 p.
7. Decr. 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, BS 22 januari
2007.
8. Een uitzondering is de boedelgemeenschap bij mede-eigendom (zie infra, nr. 446): een mede-
eigendom kan wel betrekking hebben op een (doelgebonden) vermogen, in welk geval de
rechten enkel op het geheel en niet op de individuele goederen ut singuli betrekking hebben.

112 Goederenrecht – Wolters Kluwer


bbe.com
Company: Stibbe
Het begrip vermogen

het voorwerp uit van een veelheid aan eigendomsrechten. Dat is de paradox

Download date: 20/03/2023


van de algemeenheden: er kunnen wel zakelijke rechten bestaan op een feitelijke
algemeenheid als zodanig, maar niet op een juridische algemeenheid als zoda-
nig.

Wolters Kluwer – Goederenrecht 113


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

Afdeling II

Download date: 20/03/2023


DE VERMOGENSLEER

A. Algemene uitgangspunten
108 Triptiek – Volgens de klassieke leer van het vermogen, moet het ver-
mogen worden beschouwd als de emanatie van de persoon.9 De traditionele
vermogensleer is uitgewerkt door de middeleeuwse romanisten, en in het
moderne recht omgezet door AUBRY en RAU in de 19e eeuw. Dit kwam
tot uiting in hun drievoudige vermogensleer:
1) Elk rechtssubject heeft een vermogen. Dit vermogen behouden ze voor de
rest van hun leven. Het vermogen is onvervreemdbaar. Het kan enkel
overgaan door een rechtsovergang onder algemene titel, d.w.z. voor na-
tuurlijke personen bij overlijden op de erfgenamen, algemene legatarissen
of legatarissen onder algemene titel, of voor rechtspersonen bij fusie,
splitsing of opslorping. Dit kan ook verklaren waarom de rechtsverkrijger
onder algemene titel gehouden blijft tot de passiva van de rechtsvoor-
ganger.
2) Enkel rechtssubjecten hebben een vermogen. Dieren worden dan wel be-
schermd door de hen toegekende rechten (art. 3.39 BW), maar hebben geen
eigen vermogen (zie infra, nr. 152 e.v.).
3) Alle rechtssubjecten hebben één en slechts één vermogen. Ze kunnen hun
vermogen dus niet ‘‘compartimenteren’’. Dit is de zgn. eenheid en ondeel-
baarheid van het vermogen.10 Een schuldeiser kan in beginsel op om het
even welk goed van zijn schuldenaar zijn schuldvordering verhalen, ook op
die goederen die geen enkel verband houden met die schuldvordering. Dit
leidde tot een gelijkstelling tussen het vermogen en het rechtssubject dat er
titularis van is.

9. C. AUBRY en C. RAU, Droit civil, IX, § 573-574.


10. C. AUBRY en C. RAU, Cours, IX, § 573-574. Zie hiervoor ook H. DE PAGE, Traité, VI,
nrs. 742-755. Ook de rechtspraak maakt hiervan toepassing. Zo volstaat het loutere feit dat een
bijzondere bestemming is verleend aan de gelden die overgeboekt zijn op een bankrekening, niet
om die gelden aan de verhaalsrechten van de schuldeisers van de rekeninghouder te onttrekken
(Cass. 9 mei 1947, Arr.Cass. 1947, 148; Bergen 26 juni 1984, Pas. 1984, II, 140 en Rev.prat.soc.
1984, 292; Brussel 9 juli 1957, RW 1957-58, 456. In dezelfde zin Brussel 16 april 1987, JT 1987,
575).

114 Goederenrecht – Wolters Kluwer


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

109 Eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen – De zgn. triptiek van het

Download date: 20/03/2023


vermogensrecht heeft een groot praktisch belang: in principe strekken alle
activa van een rechtssubject tot gemeenschappelijke waarborg van zijn schuld-
eisers (oud artikel 8 Hyp.W.; art. 3.36, eerste lid BW). Een schuldenaar staat
dus onder verband van al zijn goederen in voor de nakoming van zijn ver-
bintenissen. Indien hij zijn verbintenis niet nakomt, kan elke schuldeiser kiezen
op welk actiefbestanddeel van de schuldenaar hij zijn schuldvordering zal ten
uitvoer leggen. Wenst een persoon toch een ander vermogen, dan moet hij eerst
een ander rechtssubject tot stand brengen, d.w.z. een rechtspersoon creëren,
waarin hij vermogensbestanddelen inbrengt waarvan die rechtspersoon dan
eigenaar wordt.
Tot op het ogenblik van de tenuitvoerlegging van de schuldvordering heeft
het vermogen een vlottend karakter: de schuldeiser moet de wijzigingen in het
vermogen, ten gevolge van de transacties van de schuldenaar, ondergaan,
behoudens indien die bedrieglijk zouden zijn gesteld (art. 1167 oud BW). Pas
op het ogenblik van de tenuitvoerlegging worden de rechten van de schuldeisers
‘‘verzakelijkt’’: ‘‘Ils substituent à leurs droits personnels contre leur de´biteur une
sorte de droit re´el sur l’immeuble de leur de´biteur; ils ‘re´alisent’ leurs droit
personnels.’’11

110 Gelijke waarborg van het vermogen voor alle schuldeisers – In geval van
samenloop tussen de schuldeisers, wordt de opbrengst ervan onder hen naar
evenredigheid van hun vordering verdeeld, tenzij er tussen de schuldeisers
wettige redenen van voorrang bestaan (art. 3.36, tweede lid BW). Voor de
wettelijke uitzonderingen op het gelijkheidsbeginsel verwijst de wetgever naar
de zakelijke zekerheidsrechten (art. 3.3) en de algemene voorrechten. Een
contractuele uitzondering op het gelijkheidsbeginsel is de overeenkomst van
rangafstand, waarin een in gelijke of hogere rang staande schuldeiser ermee
toestemt dat hij bij de verdeling van de executieopbrengsten van zijn onderpand
voorafgegaan wordt door een lager of gelijk gerankte schuldeiser.12 Voortaan
biedt de wetgever daarvoor een wettelijke verankering in artikel 3.36, laatste zin
BW. De rangafstand kan bijzonder zijn (jegens sommige schuldeisers) of
algemeen (jegens alle andere schuldeisers). In de mate dat de rangafstand tussen
de schuldeiser en de schuldenaar is bedongen, vormt dit een inherente beper-
king van de schuldvordering. Een rangafstand met betrekking tot een in het
nationaal pandregister geregistreerd pandrecht is slechts aan derden slechts
tegenwerpelijk mits registratie (art. 38 Pandwet).

11. H. DE PAGE, Traité, VII, nr. 1074. Vgl. F. LAURENT, Principes, XXIX, nr. 272.
12. Zie hierover R. FRANSIS, Achterstelling van schuldvorderingen in het insolventierecht, Ant-
werpen, Intersentia, 2017, 566 p.

Wolters Kluwer – Goederenrecht 115


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

B. De eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen

Download date: 20/03/2023


gerelativeerd
111 Uitzonderingen op de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen.
Algemeen – Op het principe dat een rechtssubject zijn vermogen niet kan
‘compartimenteren’, bestaat een aantal uitzonderingen. Geleidelijk heeft de
‘‘subjectieve’’ opvatting van het vermogen – d.w.z. de koppeling van het ver-
mogen aan het rechtssubject – plaatsgemaakt voor een ‘‘objectieve’’ invulling.
Ons recht erkende steeds meer vormen van doelvermogens, die aan een bepaalde
bestemming zijn gebonden, en niet tot het verhaalsonderpand van de schuld-
eisers behoren.
Aangezien de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen een fundamen-
teel principe uit het vermogensrecht is, moeten de uitzonderingen op de eenheid
en ondeelbaarheid van het vermogen echter restrictief worden geı̈nterpreteerd:
ze moeten, in de klassieke opvatting, door de wet zijn ingegeven of het moet
gaan om goederen die vanuit hun aard of door het feit dat ze uitsluitend met de
schuldenaar verbonden zijn, onbeslagbaar worden.13

112 Wettelijke uitzonderingen op de eenheid en ondeelbaarheid van het


vermogen – De wetgever heeft een aantal gevallen van onbeslagbaarheid inge-
steld. Deze zijn doorgaans terug te vinden in de artikelen 1408 e.v. Ger.W.14
Ook buiten deze wettelijke situaties bestaan gevallen van (beperkte) onbeslag-
baarheid ten gevolge van de wet. Te denken is o.m. aan het gemeenschappelijk
vermogen tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden, de boedelvorming
in gevallen van samenloop15, enz. Op deze voorbeelden wordt niet verder
ingegaan. Ook de bescherming van het maatschapsvermogen tegenover de
persoonlijke schuldeisers van de maten, vormt hiervan een uitgelezen voor-
beeld. Enkel boedelschuldeisers – wier schuldvordering voortvloeit uit de
activiteit van de maatschap – mogen beslag leggen op het maatschapsvermogen
(art. 4:13-4:15 WVV). In de erkende gevallen van vermogenssplitsing kan er
bovendien geen schuldvergelijking plaatsvinden tussen de vorderingen die deel
uitmaken van het bijzondere vermogen en verbintenissen die daar geen deel van
uitmaken.16
Bovendien heeft de wetgever het vrije keuzerecht van schuldeisers om goe-
deren van hun schuldenaar in beslag te nemen, in een aantal gevallen beperkt.
Een typisch voorbeeld is dat een hypothecaire schuldeiser zijn hypothecaire

13. Cass. 27 januari 1983, RW 1983-84, 1637.


14. Voor een uitvoerigere bespreking: zie APR, tw. Beslag, nr. 111 e.v.
15. Zie hiervoor A. DE WILDE, Boedelschulden in het insolventierecht, Antwerpen, Intersentia,
2005, 5-33; J. VANANROYE, Onverdeelde boedel en rechtspersoon, Roularta, 2014, 1-35.
16. Vgl. voor een recente toepassing: Cass. 2 oktober 2020, T.Verz. 2020, 474, noot.

116 Goederenrecht – Wolters Kluwer


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

schuldvordering allereerst moet ten uitvoer leggen op het gehypothekeerde

Download date: 20/03/2023


goed, en slechts het saldo op de andere vermogensbestanddelen mag verhalen
(art. 1563 Ger.W.). Deze bepaling is evenwel niet van openbare orde, zodat er
in de akte van hypotheekvestiging kan worden (en vaak wordt) van afge-
weken.17

113 Conventionele uitzonderingen op de eenheid en ondeelbaarheid van het


vermogen? – Uiteraard kan een schuldeiser met zijn schuldenaar wel afspraken
maken die ertoe strekken om de uitoefening van de schuldvordering te beper-
ken of zelfs uit te sluiten, maar dergelijke overeenkomsten of eenzijdige wils-
verklaringen hebben geen zakelijke werking en kunnen de rechten van derden
niet in het gedrang brengen.18 Ter illustratie kan worden verwezen naar de
tontinebedingen, die in de interne verhouding tussen de tontinegenoten welis-
waar tot gevolg hebben dat het statuut van het goed onzeker blijft, maar niet
kunnen verhinderen dat schuldeisers op de tontinegoederen beslag kunnen
leggen.

114 Functionalisering van het vermogensbegrip – Recent is de eenheid en


ondeelbaarheid van het vermogen steeds meer onder druk komen te staan. Er
ontstaat steeds meer behoefte aan een soepel vermogensbegrip waarbij meer
rekening wordt gehouden met de bestemming van vermogensbestanddelen. Het
is mogelijk om een zekere bestemming met zakelijke werking aan bepaalde
vermogensbestanddelen te verlenen, waardoor die goederen worden onttrok-
ken aan de verhaalsrechten van de andere schuldeisers dan de bestemmeling
van die goederen en waarbij men om uiteenlopende redenen steeds meer ge-
vallen van vermogenssplitsing erkent. Aldus ontstaat er een compartimentering
in de vermogens in functie van bepaalde bestemmingen.19 VAN GERVEN
heeft reeds in zijn Algemeen Deel verdedigd dat dergelijke vermogenssplitsing
onder een dubbele voorwaarde in aanmerking kan komen, nl. (1) indien
hiervoor een maatschappelijk belang voorhanden is, en (2) er bepaalde publi-
citeit is zodat bestaande en toekomstige schuldeisers niet op het verkeerde been
worden gezet.20
Zo geldt een algemene mogelijkheid tot conventionele onbeslagbaarheid
voor schuldvorderingen. Schuldeisers moeten een schuldvordering nemen zoals

17. Cass. 3 mei 1985, Arr.Cass. 1984, 1192, concl. Adv. Gen. KRINGS en RW 1985-86, 175, noot
Adv. Gen. KRINGS.
18. E. DIRIX en R. DE CORTE, Zekerheidsrechten, nr. 17; H. DE PAGE, Traité, VI, nr. 726 e.v.
19. H. DE PAGE, Traité, V, nr. 585 e.v.; APR, tw. Beslag, nr. 11. Sommige auteurs pleiten zelfs
resoluut voor de afschaffing van het vermogensbegrip in ons recht: D. HIEZ, Etude critique de
la notion de patrimoine en droit prive´ actuel, Parijs, LGDJ, 2003, 459 p.
20. W. VAN GERVEN, Algemeen Deel, 1969, p. 246-247, nr. 89. Zie ook E. DIRIX en R. DE
CORTE, Zekerheidsrechten, nr. 8.

Wolters Kluwer – Goederenrecht 117


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

zij deze aantreffen, met alle beperkingen die daaraan inherent zijn. Dit principe

Download date: 20/03/2023


haalt steeds meer de bovenhand op het principe van eenheid en universaliteit
van het vermogen.21 Indien aldus tussen A en B een schuldvordering is tot
stand gekomen waarin contractueel bepaald is dat ze door de schuldeisers van
A niet in beslag kan worden genomen, heeft dergelijk beding wel derdenwer-
king.22 Een en ander heeft ook te maken met de bijzondere aard van de
schuldvordering, die door partijen nu eenmaal wordt vormgegeven. Uitzon-
derlijk wordt door bijzondere wetsbepalingen aan een schuldenaar ook m.b.t.
lichamelijke goederen de mogelijkheid gegeven om t.a.v. bepaalde schuldeisers
goederen aan hun verhaalsrechten te onttrekken. Dat gebeurt niet van rechts-
wege, maar de schuldenaar moet zelf actie ondernemen om tot die comparti-
mentering te komen.

Een markant voorbeeld is de mogelijkheid voor een zelfstandige om mits een


notariële verklaring, die moet worden overgeschreven in de hypotheekregisters,
zijn gezinswoning onbeslagbaar te maken voor zijn latere privé-schuldeisers.23 Zo
kan een zelfstandige het risico van ondernemerschap beperken, ook al oefent hij die
activiteit als natuurlijke persoon uit. De onbeslagbaarheid is slechts relatief. Enkel
schuldeisers wier vorderingen dateren van na de overschrijving in het register zien
hun onderpand verkleind (art. 77). Bovendien geldt de onbeslagbaarheid slechts
voor beroepsschulden24 en niet voor privé-schulden, schulden van gemengde aard
(bv. de fiscale schulden) of schulden die voortvloeien uit een misdrijf (art. 77). De
onbeslagbaarheid doorstaat het faillissement van de zelfstandige (art. 77, in fine).
Bij zijn overlijden komt de regeling echter te vervallen (art. 80). Hetzelfde geldt bij
ontbinding van het huwelijksstelsel met toebedeling van de gezinswoning aan de
andere partner (art. 79). De rechtspraak heeft geoordeeld dat hetzelfde geldt indien
het onroerend goed niet meer dient als voornaamste hoofdverblijfplaats, zelfs al
keert hij er nadien terug.25 Het onderscheid tussen een zelfstandige die als natuur-
lijke persoon zijn beroep uitoefent en de zelfstandige die dat doet via een rechts-
persoon, wordt door die vermogensrechtelijke bescherming verkleind.

21. E. DIRIX en R. DE CORTE, Zekerheidsrechten, nr. 18. Zie voor een beschrijving van deze
ontwikkeling: V. SAGAERT, ‘‘Het Hof van Cassatie geeft groen licht voor het minnelijk
kantonnement’’ (noot onder Cass. 2 februari 2007), RW 2006-07, 1682-1683, nr. 7. In situaties
van achterstelling: R. FRANSIS, Achterstelling en insolventierecht, Antwerpen, Intersentia,
nr. 406.
22. APR, tw. Beslag, nr. 654; C. LEBON, Het goederenrechtelijk statuut van schuldvorderingen,
Antwerpen, Intersentia, 2010, 647 e.v. Een concrete illustratie is te vinden bij het documentaire
krediet: de schuldeisers van de begunstigde kunnen geen beslag leggen op de schuldvordering
die uit het documentair krediet voortvloeit: Cass. 23 mei 1994, RW 1994-95, noot E. DIRIX.
23. Wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), BS 8 mei 2007 (3e ed.). Over deze
wettelijke regeling: zie A. COPPENS, ‘‘Niet-beslagbaarheid woning zelfstandige’’, NJW 2007,
914-920; F. GEORGES, ‘‘L’insaisissabilité de la résidence principale de l’indépendant’’, Rev.
not.b. 2008, 564 e.v.
24. Een uitzondering wordt wel gemaakt voor de aansprakelijkheid die een bestuurder oploopt
tegenover de curator of de Staat krachtens artikel 265, § 2, 409, § 2 of 530, § 2 W.Venn.
25. Cass. 3 oktober 2014, Arr.Cass. 2014, 2080, RW 2015-16, 1022, noot M. DE CLERCQ.

118 Goederenrecht – Wolters Kluwer


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

In een aantal gevallen heeft deze vermogenssplitsing een vereffeningsoogmerk. Dat

Download date: 20/03/2023


is bv. het geval bij de aanvaarding van een nalatenschap onder voorrecht van
boedelbeschrijving (art. 802 oud BW) die de rechtsopvolger onder algemene titel
wil beschermen tegen een negatieve nalatenschap. De verhaalsrechten van de
hereditaire schuldeisers worden dan beperkt intra vires. De boedelscheiding
(art. 878 oud BW) heeft tot doel om de schuldeisers te beschermen, doordat ze
verhindert dat de schuldeisers van de rechtsopvolger onder algemene titel ook
verhaalsrechten zouden kunnen uitoefenen op de hereditaire goederen.

Ook in het financieel recht vindt men dergelijke vormen van vermogenssplitsingen
terug. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de regeling inzake de controle op verzeke-
ringsondernemingen, die toelaat om bijzondere vermogens te hebben en – in geval
van insolvabiliteit – die afzonderlijk te vereffenen.26 Een recenter voorbeeld zijn de
zgn. covered bonds, waarvan de dekking ook door bijzondere vermogens wordt
geregeld.27

Andere vormen van vermogenssplitsing hebben een beheersoogmerk. Te denken


valt bv. aan de vermogenssplitsing ten gevolge van het huwelijksvermogensstelsel.
Het gemeenschappelijk huwelijksvermogen vormt noch een soort mede-eigendom
noch een afzonderlijke rechtspersoon. Het is een bestemmingsgebonden vermogen
of doelvermogen.

115 De kwaliteitsrekening als lakmoesproef – Tot slot rijst de vraag of er ook


uitzonderingen op de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen zonder
wettelijke grondslag bestaan. Het gaat om fiduciaire verhoudingen met zake-
lijke werking of, in Angelsaksische termen, om ‘trustachtige’ verhoudingen.
Het gaat om een zeer betwiste problematiek waarrond veel mist hangt.28 Naast
een beheers- en zekerheidsoogmerk, liggen vaak ook fiscale motieven aan deze
vraag ten grondslag.

Een vaak aangehaald voorbeeld is aan de orde bij bankrekeningen. In principe


behoort een bankrekening altijd toe aan de te naam gestelde, en kan door diens
schuldeiser bijgevolg (derden)beslag worden gelegd op die rekening. Het feit dat
die gelden verbonden zijn aan een bepaalde bestemming doet daaraan geen af-
breuk.29 Zo behoort een rekening die geopend wordt door een lid van een vereni-
ging en waarop de leden van die vereniging geld storten tot het privé-vermogen van
de titularis.

26. Artikel 514 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings-
of herverzekeringsondernemingen, BS 23 maart 2016.
27. Wet 3 augustus 2012 tot invoering van een wettelijke regeling voor Belgische covered bonds, BS
24 augustus 2012. De regeling in verband met het bijzondere vermogen is in artikel 64/7 e.v. van
de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen ingevoegd.
28. Voor een uitstekend overzicht: M.E. STORME, ‘‘Van trust gespeend? Trusts en fiduciaire
figuren in het Belgisch privaatrecht’’, TPR 1998, 703-819.
29. Cass. 9 mei 1947, Arr.Cass. 1947, 148; zie ook Cass. 7 februari 2013, Pas. 2013, 359, concl.
J. GENICOT en RW 2014-2015, 418, noot; Brussel 16 april 1987, JT 1987, 575; Bergen 26 juni
1984, Rev.not.b. 1984, II, 140.

Wolters Kluwer – Goederenrecht 119


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

Uitzondering daarop bestaat evenwel bij een kwaliteitsrekening. Dat is een

Download date: 20/03/2023


rekening waarbij bij de tenaamstelling wordt aangegeven dat de titularis de
rekening houdt in een bepaalde hoedanigheid of kwaliteit (qualitate qua).

Te denken valt o.m. aan de derdenrekeningen van advocaten (CARPA-rekening),


gerechtsdeurwaarders, notarissen (art. 34, tweede lid Ventôsewet), sekwesters30,
syndici, curatoren, vastgoedmakelaars, enz. In een aantal gevallen heeft de wetge-
ver uitdrukkelijk bepaald dat die rekening onttrokken is aan de verhaalsrechten
van de schuldeisers van de tenaamgestelde, zoals bij de kantoorrekening van de
notaris (art. 34 Ventôsewet)31 en de effectenrekening van financiële tussenpersonen
bij de CIK (KB nr. 62, 10 november 1967).

Overwegend wordt in de rechtsleer ook de zakenrechtelijke werking van de


kwaliteitsrekening aanvaard32, zij het dat sommige auteurs nog kritisch blij-
ven.33 De cassatierechtspraak op dit vlak is vlottend. In 2007 heeft het Hof van
Cassatie, in het kader van een minnelijk kantonnement, de zakelijke werking
van de kwaliteitsrekening erkend door te oordelen dat de gekantonneerde
gelden hun bestemming moeten krijgen, niettegenstaande de samenloopsituatie
die tegen de tenaamgestelde zou zijn ontstaan.34 Later heeft (de Franstalige
kamer van) het Hof van Cassatie de zakelijke werking van de kwaliteitsreke-
ning miskend door te oordelen dat, bij gebrek aan specifieke wettelijke be-
palingen, de geldsommen die gestort worden op een derdenrekening die de
advocaat op zijn eigen naam en voor eigen rekening opent, ongeacht hun
herkomst, tot de schuldvordering van die advocaat op de bank behoren en
zich vermengen met het geheel van zijn vermogen.35 De wetgever heeft hierop

30. In het Franse recht: Cass.fr. 13 november 2001, JCP, ed. E. 2002, 666, nr. 641.
31. Zie hierover in het bijzonder: L. LANOYE, ‘‘Kwaliteitsrekeningen praktische toepassing:
derdenrekening notarissen’’ in J. HERBOTS en D. PHILIPPE (eds.), Le Trust et la Fiducie/
De Trust en de fiduciaire overeenkomst, Brussel, Bruylant, 1997, 199-211.
32. Gent 26 april 1996, RW 1996-97, 680, noot E. DIRIX; Brussel 18 december 1991, JT 1992, 601,
noot M. GREGOIRE; E. DIRIX, ‘‘Kwaliteitsrekeningen’’, TPR 1996, 71-89; E. DIRIX en
V. SAGAERT, ‘‘De kwaliteitsrekening herbezocht’’, TPR 2004, 263-282; M.E. STORME,
‘‘De kwaliteitsrekening, zakenrechtelijk bekeken’’ in E. DIRIX en R.D. VRIESENDORP
(ed.), Inzake kwaliteit, Deventer, Kluwer, 1997, 55-79. In het Franse recht: Cass.fr. 19 februari
1985, Bull.civ., I, nr. 68 en D. 1986, I.R., 316, noot M. VASSEUR.
33. A.-M. STRANART, in RPDB, v8 La saisie-arrêt bancaire, compl. VIII, nr. 61. In het kader van
het minnelijk kantonnement: G. DE LEVAL, ‘‘L’opposabilité d’une convention tenant lieu de
cantonnement sur exécution provisoire’’, Ann.dr.Lie`ge 1989, 65; F. GEORGES, ‘‘Cantonne-
ments et consignations’’, JT 2004, (125) 131-134.
34. Cass. 2 februari 2007, RW 2006-07, 1679, noot V. SAGAERT, TBH 2007, 341, noot
I. PEETERS en A. ZENNER; in dezelfde zin reeds (impliciet) Cass. 9 november 1990,
Arr.Cass. 1990-91, nr. 135, RW 1991-92, 535, noot E. DIRIX.
35. Cass. 27 januari 2011, Arr.Cass. 2011, nr. 79, RW 2010-11, 1775, noot V. SAGAERT, JT 2011,
162, concl. Adv. Gen. HENKES, noot G. DE LEVAL en F. GEORGES, RABG 2011, 455,
noot P. VANLERSBERGHE, TBH 2011, 561, noot R. HOUBEN. Wij hebben betoogd dat dit
laatste arrest een achteruitgang van twee eeuwen in de richting van het objectieve vermogens-
recht met zich meebrengt (V. SAGAERT, ‘‘Beslag op een derdenrekening van een advocaat. De

120 Goederenrecht – Wolters Kluwer


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

als antwoord een wettelijke regeling aan de kwaliteitsrekening gegeven, o.m.

Download date: 20/03/2023


door invoeging van een artikel 8/1 Hypotheekwet, luidens welke de gelden op
de rekening van een advocaat, notaris, gerechtsdeurwaarder ten behoeve van
derden, afgescheiden zijn van het vermogen van de rekeninghouder. Derhalve
blijven deze rekeningen buiten de samenloop van de rekeninghouder.36

Om de zakenrechtelijke onttrekking van een kwaliteitsrekening te aanvaarden,


moet men geen beroep doen op een vermogenssplitsing. De rekeninghouder treedt
op in eigen naam, de rekening staat op zijn naam, maar voor rekening van een
derde, de gelden zijn bestemd voor een derde. Hiervoor kan dus aansluiting worden
gezocht bij de figuur van de middellijke of onrechtstreekse vertegenwoordiging.37
Bij middellijke vertegenwoordiging ontstaat geen zakenrechtelijke verhouding
tussen de vertegenwoordiger en de derde mede-contract. In die zin zouden de
gelden zakenrechtelijk sowieso enkel aan de vertegenwoordigde (principaal) toe-
komen.

? teloorgang van het vermogensbegrip’’ (noot onder Cass. 27 januari 2011), RW 2010-11, 1776-
1779).
36. Wet van 22 november 2013 tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt
wat de kwaliteitsrekening van notarissen betreft en van de Hypotheekwet van 16 december
1831 wat de kwaliteitsrekening van advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders betreft, BS
10 november 2013.
37. In deze zin: E. DIRIX, ‘‘Kwaliteitsrekeningen’’, TPR 1996, (71) 83; D. GRUYAERT, De
exclusiviteit van het eigendomsrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 449-480; V. SAGAERT, ‘‘De
derdenrekening van een advocaat: een algemene kwaliteitsrekening?’’ (noot onder Brussel
26 maart 2002), TBBR 2003, (318) 320, nr. 9. Ziet hierin echter een vorm van rechtstreekse
vertegenwoordiging: I. SAMOY, Middellijke vertegenwoordiging, Antwerpen, Intersentia,
2005, 499-517.

Wolters Kluwer – Goederenrecht 121


bbe.com
Company: Stibbe
De vermogensleer

Afdeling III

Download date: 20/03/2023


NAAR EEN VERALGEMEENDE FIDUCIE?

116 Wetsvoorstel tot hervorming goederenrecht – Het oorspronkelijke wets-


ontwerp tot invoering van Boek 3 bevatte op het vlak van de vermogensleer
ook een innovatieve bewindsfiguur, nl. de ‘fiducie’, die gemodelleerd was zoals
reeds vijftig jaar geleden door wijlen Professor van Gerven bepleit38 en reeds in
tal van andere, ons omringende en verwante rechtsstelsels ingevoerd. Te den-
ken is met name aan de fiducie in het Franse recht39 en Luxemburgse recht40, de
fiducia in het Italiaanse recht41 en, in mindere mate, de Treuhand in het Duitse
recht. Ook naar Belgisch recht worden reeds tal van trustachtige figuren ont-
waard.42 Een dergelijke figuur zou bijvoorbeeld toelaten aan financiële instel-
lingen om op een meer rechtszekere manier gelden van derden te beheren of als
bewindvoerder bij het beheer van gesyndiceerde kredieten op te treden.43
Het wetsvoorstel had deze ‘fiducie’ goed ingekapseld ten einde het risico op
misbruiken – met name op fiscaal vlak – te beperken.44 Zo diende een fiducie
zowel voor roerende goederen (pandregister) als voor onroerende goederen

38. W. VAN GERVEN, Bewindsbevoegdheid (Brussel: Bruylant 1962), 509 p.


39. Artikel 2011 van de Franse Code civil, ingevoerd door Wet van 19 februari 2007: ‘‘La fiducie est
l’ope´ration par laquelle un ou plusieurs constituants transfe`rent des biens, des droits ou des sûrete´s,
ou un ensemble de biens, de droits ou de sûrete´s, pre´sents ou futurs, à un ou plusieurs fiduciaires
qui, les tenant se´parés de leur patrimoine propre, agissent dans un but de´terminé au profit d’un ou
plusieurs be´ne´ficiaires.’’
40. Wet van 19 juli 1983 relatif aux contrats fiduciaires des établissements de crédit.
41. Artikel 2645ter Codice civile, ingevoerd door wet van 30 december 2005: ‘‘Gli atti in forma
pubblica con cui beni immobili o beni mobili iscritti in pubblici registri sono destinati, per un
periodo non superiore a novanta anni o per la durata della vita della persona fisica beneficiaria,
alla realizzazione di interessi meritevoli di tutela riferibili a persone con disabilità, a pubbliche
amministrazioni, o ad altri enti o persone fisiche ai sensi dell’articolo 1322, secondo comma,
possono essere trascritti al fine di rendere opponibile ai terzi il vincolo di destinazione; per la
realizzazione di tali interessi può agire, oltre al conferente, qualsiasi interessato anche durante la
vita del conferente stesso. I beni conferiti e i loro frutti possono essere impiegati solo per la
realizzazione del fine di destinazione e possono costituire oggetto di esecuzione, salvo quanto
previsto dall’articolo 2915, primo comma, solo per debiti contratti per tale scopo.’’
42. Zie in dit tijdschrift: M.E. STORME, ‘‘Van trust gespeend? Trusts en fiduciaire figuren in het
Belgisch privaatrecht’’, TPR 1998, 703-819.
43. Voor roerende zekerheden vindt men al een aanknoping in artikel 3 van de Pandwet en artikel 5
van de Wet Financiële Zekerheden. Bij onroerende zekerheden (hypotheken) bestaat een
dergelijke grondslag nog steeds niet, ondanks een pleidooi daartoe in de rechtsleer (zie
E. DIRIX en I. PEETERS, ‘‘De hypotheek ‘voor rekening’ – een juridische bouwsteen voor
de financiering van grote projecten’’, RW 2004-2005, 837-839).
44. Zie hierover o.a. N. APPERMONT, ‘‘Welke conceptuele en praktische vragen rijzen bij het
voorstel tot invoering van een fiduciecontract in het Belgische recht?’’, in Patrimonium 2019,
Brugge, die Keure, 2019, 327-364; V. JANSSEN, ‘‘De voorgestelde Belgische trust in het licht
van duurzaamheid. An essay on ’trustainability’’’, Jura Falc. 2019-20, 759-933. In de inter-
nationale literatuur werd deze sterke beperking van de fiducie in het wetsvoorstel overigens

122 Goederenrecht – Wolters Kluwer


bbe.com
Company: Stibbe
Naar een veralgemeende fiducie?

(hypotheekregister) met de nodige publiciteit gepaard te gaan45; enkel sommige

Download date: 20/03/2023


personen in bepaalde professionele hoedanigheden konden als bewindvoerder
optreden (advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en financiële instellin-
gen)46; een fiducie op grond van een schenkingsoogmerk was niet toegelaten
om een ontduiking van schenkingsrechten te vermijden47; er moesten verplichte
vermeldingen in het fiduciecontract worden opgenomen48, enz. De fiducie was
in het wetsvoorstel bovendien in het hoofdstuk over het vermogen ingevoerd
ten einde de dogmatische maar heikele discussies te vermijden over de impact
van een fiduciaire figuur op de exclusiviteit van het eigendomsrecht.49 Tot slot
voorzag het wetsvoorstel erin dat de regeling van de fiducie niet in werking zou
treden vooraleer een fiscaal regime zou worden uitgewerkt.50
De invoering van de fiducie stuitte echter op politieke bezwaren tijdens de
parlementaire voorbereiding, met name omwille van de openstaande vragen op
fiscaal vlak.51 Als gevolg hiervan besliste de wetgever het oorspronkelijke
artikel 3.38 tot 3.51 te schrappen.52 Een helder fiscaal regime moet in de
toekomst toelaten om de politieke bezwaren terzijde te schuiven en aldus een
functioneel vermogensbegrip doordrijven.

? bekritiseerd: R. IBARRA GARZA, ‘‘A prospective analysis of the proposed Belgian trust’’,
Trusts & Trustees, juli 2018, 1-8.
45. Artikel 3.46 van het Wetsvoorstel.
46. Artikel 3.41 van het Wetsvoorstel.
47. Artikel 3.43 van het Wetsvoorstel.
48. Artikel 3.45 van het Wetsvoorstel.
49. Toelichting, p. 86.
50. Artikel 24 van het Wetsvoorstel.
51. Verslag, Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 173/4, p. 9-11 en 17-18. Zie terzake ook de kritische
opmerkingen van de Raad van State (Advies van de Raad van State, p. 452). Het is na de
hoorzitting van fiscale experten dat de fiducie bij amendement werd geschrapt (Parl.St. Kamer
2019-20, nr. 173/4, p. 115 e.v.). Vgl. ook Advies van de Raad van State, p. 466-470.
52. Amendement nr. 10, Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 173/2, p. 15. Toch waren er tijdens de
parlementaire voorbereiding ook positieve geluiden te horen, bv. tijdens de hoorzitting
(Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 173/4, p. 82.

Wolters Kluwer – Goederenrecht 123

You might also like