Deel 1: Wetgevend en Institutioneel Kader: Hoofdstuk 2: de Bank Binnen Het Financiële Landschap

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 79

Bank en beurs

Deel 1: Wetgevend en institutioneel kader


Hoofdstuk 2: de bank binnen het financiële
landschap
Geldkringloop
❖ Consumenten (cliënten, particulieren, bedrijven)
❖ Overheid (controle NBB, FSMA)
❖ Producten (financiële en niet-financiële bedrijven)
❖ Buitenland (buitenlandse aandelen, investeringen…)
à Link “kringloop van het geld” op BB
De rol van de banken in de economie
Basisactiviteiten
Kredietinstelling
= Onder kredietinstelling verstaan we een Belgische of
buitenlandse onderneming, waarvan de werkzaamheden
bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van
gelddeposito’s (zichtrekeningen, spaarrekeningen…) of van
andere terugbetaalbare gelden (kasbons…) en het verlenen
van kredieten voor eigen rekening.
Het bankwezen vervult in een economie drie kernfuncties:
❖ Intermediafunctie
= een onderneming die bijvoorbeeld geld nodig
heeft, weet meestal goed waarvoor en hoe zij dat
geld zal besteden. De potentiële beleggers zijn
daarvan minder op de hoogte en blijven in het
ongewisse over de ware bedoelingen en de ware aard
van de geldvrager. De bank vervult hierbij een rol
van kredietbemiddelaar. (in deze functie dragen ze
ook een debiteurenrisico en een liquiditeitsrisico.)
Banken vervullen ook de rol van geldschepper.
❖ Transformatiefunctie
= de bank helpt haar cliënten bij het overbruggen
van tijd en ruimte en neemt daarbij een aantal
risico’s van de cliënten over. (Banken blootgesteld
aan het renterisico)
❖ Activeren van het betalingsverkeer
= een efficiënt betalingssysteem levert een niet te
onderschatten bijdrage aan de economische groei
van een land. Het binnenlands betalingsverkeer
verloopt voor een belangrijk deel via girale en
elektrische kanalen, die de financiële instellingen
organiseren. (Voor verrichtingen in buitenlandse
munten lopen de banken een wisselrisico.)
SurplusSECTOREN: Als een gezin geld te veel heeft en op
spaarrekening zet
DeficitSECTOREN: Als een gezin geld te weinig heeft, en
lening aangaat

à Overheid koopt overheidsobligaties omdat ze vaak deficit is

Fase 1: Directe financiering via informele financiële markten

Financiële activa = bv: aandeel, obligatie, schuldbewijs, …


Looptijd? Grootte van de bedragen? Risico? Transactie- en
informatiekosten? à Problemen
Bv: Crowdfunding, is niet altijd betrouwbaar
Bv: ouders die lening aan hun kinderen geven

Fase 2: Semi-directe financiering via de financiële markten

Kenmerken:
• Tussenpersonen: makelaars, dealer
o Door tussenpersonen is het risico meer gedekt
doordat ze gecontroleerd worden. Bij de vorige fase
ben je helemaal niet zeker, hier wel. Je hebt hier een
contract.
• Voordelen: informatievoordeel, eerlijk prijsverloop,
risicospreiding mogelijk, liquiditeit…
o Risicospreiding: je koopt 1 aandeel AB Inbev, 1
aandeel KBC, 1 aandeel Colruyt…
o Liquiditeit: aandeel van populair bedrijf gaat sneller
verkocht geraken dan een aandeel van een klein
bedrijf
• Nadelen: te veel info? à Verwarring, kosten,…
Bv: Euronext, obligatiemarkt à bank als doorgeefluik
bv ik koop aandeel bij AB Inbev. Ik weet dat mijn geld er
naartoe gaat, maar andersom niet. Is
natuurlijk wel opvraagbaar maar gebeurt niet in de
praktijk.

Fase 3: Indirecte financiering: intermediatie

Als je geld op spaarboekje zet, heb je geen belang bij om te


weten waar je geld naartoe gaat (lening, belegging…)
Kenmerken:
• Geen contract meer tussen sectoren
• Voordelen:
o KI hebben
o Reguleringsvoordeel
o Schaalvoordelen
o Informatievoordeel: bank vraagt balanscentrale of
financieel plan aan om een beter oordeel te vellen
• Financiële tussenpersonen nemen nadelen over
Zwarte lijst moet verplicht geraadpleegd worden voordat ze
een lening verstrekken

Transformatiefunctie
LOOPTIJDTRANSFORMATIE/TERMIJNOMZETTING
Financiële sector absorbeert risico’s en verschuift een teveel
aan liquiditeit (spaargeld) naar de actoren die hier een tekort
aan hebben (deficitsectoren)

Banken vormen een risico! à Solvabel zijn! Ze moeten ten alle


tijden de klanten kunnen terugbetalen. Maar tegelijkertijd
moeten ze ook geld genoeg hebben om leningen te
verstrekken.

SCHAALTRANSFORMATIE OF OMVANGOMZETTING
Van kleine stortingen op spaar- en zichtrekening (50, 100,
1000) à wordt gecumuleerd groter bedrag voor lening van 1
miljoen.

VALUATAOMZETTING OF PLAATSOMZETTING

USD à EUR of EUR à USD, of andere valuta


Wie neemt de risico’s over?

Debiteurenrisico of kredietrisico
• Wanneer een bedrijf failliet gaat, is de bank een stuk geld
kwijt
Liquiditeitsrisico
• Cash te kort om mensen hun geld te betalen
Renterisico
• Als de rentevoeten ineens zouden veranderen
(stijgen/dalen)
Wisselkoersrisico’s

PSD Wat doet een bank? Online


2 Basisactiviteiten: banking
• Intermediatiefunctie
• Transformatiefunctie Betalingen
Interbancair
• Activeren van het betaalverkeer
o Wisselrisico SEPA
Bekijk video via link slide 13 ppt deel 1
à SEPA (hoofdstuk 5) Single Euro Payment
Area
Overschrijving naar Frankrijk kost evenveel als
naar België.
à PSD 2
Facebook, Google en Amazon mogen bankgegevens
opvragen. à Concurrentie voor de banken

De rol van de banken in de economie


Basisactiviteiten:
• Intermediatie
• Transformatie
• Betaalverkeer
Markt verruimende activiteiten: (buitenbalansactiviteiten)
• Branchevervaging! (Meerdere activiteiten die een bank
opneemt: verzekeringen, beleggingen,…)
• Beleggingsadvies à marktrisico
• Vermogensadvies
• Beheer van beleggingsfondsen
• Verzekeringen
• Fiscaal advies
• Cash management
•…
Soorten banken
• Specialisatie – Niche
• Delen – Binch – Triodos – Bank van Breda (vrije
beroepen – zelfstandigen)
Oprichtingsvoorwaarden voor een kredietinstelling
Zie financieel recht FVE 1
• Bankwetgeving moet aangepast zijn aan de Europese
wetgeving
• Kan enkel opgericht worden in de vorm van een
handelsvennootschap
• Moet vergunning verkrijgen van de FSMA
• Voldoen aan de Code Deugdelijk Bestuur (ook wel
‘Coporate Governance Code’ of ‘Code Daems’ genoemd)
Belangrijkste evoluties in de Belgische bankreglementering
• Zie financieel recht FVE 1 à Hoofdstuk 4
Corporate Governance: Code Daems
Veel controles

Belangrijkste evoluties in de Europese bankreglementering


• 3 bankenrichtlijnen
• CDRIV en BBRD (zie later hoofdstuk 4)
o Zie onderstaande beweringen correct of fout?
Motiveer
▪ Een kredietinstelling uit Griekenland moet een
vergunning aanvragen in België om hier een
filiaal te mogen openen: FOUT
▪ De Belgische controleoverheden controleren het
filiaal in België van een Griekse bank: JUIST
▪ Een in de Europese Unie gevestigde bank mag
enkel de opgesomde activiteiten uitoefenen.
(JUIST DENK IK)
De bank binnen het financiële landschap
➔ Opdracht 1

Hoofdstuk 3: belangrijkste spelers op de financiële


markten in België
Banken (wikifin): de bankbalans
Tendensen
op de
financiële
markten

Branchevervaging
o = dat een financiële instelling haar oorspronkelijke
specialiteit verlaat en op zoek gaat naar inkomsten
in aanverwante sectoren.
❖ Desintermediatie
= een verschijnsel dat zich ook al enkele jaren
voordoet op de financiële markten. Investeerders
gaan voor de financiering van investeringen niet
langer via de eigenlijke intermediatie
(kredietverstrekking) van de banken, maar zoeken
op een meer rechtstreekse manier de financiële
markten op. Zo hopen zij hun middelen aan betere
voorwaarden te verkrijgen.

Verschillende banken
Depositobanken
❖ Zie cijfers vorige taak
❖ Vragen zie groepstaak
Effectenbanken
= kredietinstellingen waarvan de werkzaamheden in
hoofdzaak betrekking hebben op transacties in financiële
instrumenten. (Zij verstrekken geen traditionele kredieten
zoals kredieten aan ondernemingen.)
❖ Focust op effectenverrichtingen en vermogensbeheer
(aandelen)
❖ Geen kredietverlening
❖ Statuut tussen KI & beursvennootschap
❖ Slechts 2 instellingen met dit statuut
❖ Bv: Van de Put & Co
Een effectenbank is juridisch geen beursvennootschap omdat
het een beursvennootschap niet toegestaan is deposito’s van
klanten te verzamelen, tenzij voor de verwerving van
financiële instrumenten.
Zakenbanken
Houden zich bezig met zeer diverse activiteiten:
❖ Sommige beleggen in risicodragend kapitaal, zonder
controle te willen verwerven in de betrokken
vennootschappen. De participaties worden achteraf weer
afgestoten wanneer zij voldoende winst hebben
opgeleverd;
❖ Daarnaast treden ze ook op als raadgevers bij een
overnamebod en bij fusies en herstructureringen van
vennootschappen;
❖ Ten slotte specialiseren ze zich soms ook in het
verschaffen van durfkapitaal of venture capital
(financiering van jonge en snelgroeiende bedrijven)
Bijvoorbeeld: Bank Degroof Petercam
Private banking
= een eigen bankier die voor de klant een perfect op maat
gesneden oplossing aanbiedt of zelfs de volledige portefeuille
van de klant beheert.
❖ Meestal pas vanaf 250 000 EUR (voor gefortuneerde
mensen bedoelt)
❖ Maken gebruik van open architectuur
o = zij beleggen niet alleen in fondsen van het eigen
huis maar spelen ook hun onafhankelijkheid als
troef uit.

Institutionele beleggers
= financiële instellingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit
het beleggen van geld op langere termijn of waarin het
beleggen op langere termijn een noodzakelijk gevolg is van
hun hoofdfunctie.
Holdings of portefeuillemaatschappijen
In tegenstelling tot zakenbanken, die hun aandelen in
ondernemingen na een reorganisatie meestal weer verkopen,
streven de holdings wel controle na over de ondernemingen
waarin zij aandelen bezitten. Zij proberen de opbrengsten van
hun portefeuille te maximaliseren.
❖ Meestal beursgenoteerd
❖ Brengt zelf geen goederen voort
We kunnen de holdingbedrijven in België beschrijven in
functie van hun activiteit.
❖ Categorie A: Mono holding: Solvac met enkel Solvay-
aandelen
o Bezit maar één belangrijk actief, een blok aandelen
die zelf genoteerd zijn

❖ Categorie B: eerder karakter investeringsmaatschappijen


dan holding (wel beslissingsmacht)
o Doet meestal investeringen in niet-genoteerde
bedrijven en heeft meer de structuur van een
zakenbank

❖ Categorie C: eerder participaties of


controleaandeelhouder (enkel beheer)
o Zijn de holdingconglomeraten of machtsholdings
die belangrijke participaties hebben in bedrijven uit
verschillende sectoren. Hun rol is
controleaandeelhouder zijn en zij beperken zich tot
het beheer van de opbrengst van hun portefeuille
Discount?

Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen
❖ Zie andere vakken
Instellingen voor collectieve belegging (ICB’s)
= Deze instellingen groeperen de gelden van de individuele
beleggers en beheren ze ook gemeenschappelijk. Het risico
blijft voor rekening van de kapitaalinbrenger die, naargelang
zijn inbreng, certificaten aan toonder krijgt.
Betrokken partijen

KBC is de moederonderneming. KBC bank, KBC


verzekeringen, KBC asset management… zijn de
dochterondernemingen.
Als je geld wilt beleggen in China, kan je dat zelf als
particulier niet doen. Je moet dit doen via een fonds. Je belegt
in een fonds en dit wordt doorgestuurd naar de ICB en
vandaaruit gebeurt je belegging in China.
FSMA controleert de fondsen en de
verzekeringsmaatschappijen.
Kenmerken
❖ Beheer door specialisten
❖ Toegang tot gespecialiseerde markten
❖ Liquiditeit van uw belegging
o Je kunt al jouw fondsen verkopen wanneer je maar
wilt. De fondsen kunnen per dag, per week of per
maand berekend worden. Dat betekent als de
intrinsieke waarde per maand berekend wordt, je
maar 1 keer per maand eruit kan stappen.
❖ Informatieverstrekking aan beleggers
Voordelen
❖ Lage instapdrempel
❖ Risicospreiding
❖ Minder opvolging noodzakelijk
❖ Vlotte verhandelbaarheid
❖ Beheer door specialisten
❖ Toegang tot gespecialiseerde markten
❖ Liquiditeit van uw belegging
❖ Informatieverstrekking aan beleggers
Nadelen
❖ Geen inspraak van de belegger
❖ Hoge kosten (instap, uitstap, beheer, soms administratie,
taks) à minimum 5 jaar
❖ Te veel fondsen?
❖ Dikwijls passief
Financieel planner
❖ Zie financieel recht
Betalingsinstellingen
SEPA (= Single Euro Payment Area)
Leidde tot de realisatie van een eengemaakte betaalruimte
binnen Europa.
❖ PSD1: (eerste betalingsdienstenrichtlijn) gelijke
concurrentievoorwaarden tussen de verschillende
betalingsaanbieders en betalingsinstellingen
o Betalingsaanbieder: entiteit die betalingsdiensten
aanbiedt aan een potentiële betalingsdienstgebruiker
(KI, instellingen voor elektronisch geld, NBB, de
Post, betalingsinstellingen)
o Zorgde voor een nieuwe categorie van financiële
instellingen, de betalingsinstellingen. Zij mogen
naast betalingsdiensten ook andere activiteiten
verrichten, mits voorafgaande toestemming. Zij
mogen geen deposito’s van klanten innen.
❖ PSD2:
o Openstellen EU-betaalmarkt voor ‘nieuwe types’
van bedrijven die betalingsdiensten aanbieden
(TinTech)
o Verhogen veiligheid van betalingen
o Toegang tot info op betaalrekeningen verbeteren
o Voornaamste doel: het creëren van een nog gelijker
speelveld voor betaaldienstverleners (zowel banken
als niet banken)
Fintech en schaduwbankieren
❖ Financial + Technology
= omvat alle innovatieve financiële producten en diensten
die de manier waarop consumenten en bedrijven met geld
omgaan vereenvoudigt en versnelt.
❖ Veel kleine bedrijven die zich richten op bancaire
activiteiten
❖ Maar ook G/A/F: richten zich meer op financiële
dienstverlening
o Google, Apple en Facebook
❖ Grote databasis = troef maar wetgevend kader is streng
voor banken!
Schaduwbankieren: een term die wordt gebruikte als de
financiële intermediatie op een andere manier verloopt dan in
een traditionele bank en grotendeels wordt uitgevoerd door
niet-banken.
Opmerking extra kosten bij fondsen
❖ Beheerskosten
❖ Eenmalige toetredingskosten: tussen 0 en 5%
❖ Soms uittredingskosten
❖ Beheerskosten/administratiekosten
❖ Beurstaks: voor kapitalisatiefondsen bij verkoop 1,32%.
❖ Meerwaardetaks (30%) vastrentend gedeelte of RV
Informatie voor de belegger
Prospectus met karakteristieken
❖ Juridisch statuut
o Fonds of vennootschap? Belgisch of Luxemburgs?
❖ Wie zorgt voor de financiële dienstverlening?
o Bij argenta een argenta fonds
❖ Beleggingsstrategie
o Aandelenfonds
❖ Kosten en hoe en wanneer inventariswaarde (IW)
❖ Jaarlijks gedetailleerd verslag
❖ Halfjaarlijkse folder met samenstelling portefeuille
De richtlijnen
❖ MIFID: bank moet uw profiel gaan bekennen
❖ UCITS: fondsverrichtingen
❖ PRIPS: voor alle beleggingsproducten ontstaan sinds
januari 2018
❖ Kapitalisatie fonds: wordt niet elk jaar uitgekeerd aan de
belegger, het wordt verder verwerkt in je fonds
❖ Distributiesysteem: je winst wordt elk jaar uitgekeerd

KIDD
UCITS IV
De KIID (Key Investor Information Document): meer heldere
en uniforme informatie (= verhoogde bescherming van de
investeerder) + nieuwe regels voor de risicoklassen.

4 zaken op een KIDD:


❖ Doelstellingen en beleggingsbeleid
❖ Risico en opbrengstenprofiel
❖ Kosten
❖ In het verleden behaalde resultaten

Hoofdstuk 4: controlerende instellingen

De kredietcrisis/eurocrisis/bankencrisis
❖ Zie filmpje in PPT
Intermediatie en geldcreatie
❖ Zie filmpjes in PPT
Instellingen die richtlijnen uitvaardigen en controle uitoefenen:
FOD Financiën
De overheid in het algemeen komt op verscheidene vlakken
tussenbeide op de financiële markten:
❖ Als ontlener
❖ Als belastingontvanger
❖ Als controleur
Andere bevoegdheden:
❖ Agentschap van de schuld of debt agency
❖ Toezicht op de financiële instellingen
❖ Van CBF en CDV naar CBFA naar FSMA
Twin-Peaks-model

NBB
Vroeger NBB monetair beleid, CBFA vooral controle
Nu bipolair model: Twin-Peaks
De bankencrisis had uitgewezen dat twee controlerende
instellingen samen niet goed ging. Er was te weinig
communicatie. Nu is het veel beter. NBB heeft de volledige
controle en krijgt input van de FSMA. Ondertussen is Europa
nog een stap verder gegaan en heeft de ECB de controle van
de banken deels overgenomen.
Twin-Peaks
NU:
❖ NBB: macro- en micro prudentieel toezicht op alle FI
❖ FSMA:
o Zorgt eerder voor de goede werking van de markten
o Onrechtmatig aanbieden van financiële producten
o Toezicht op financiële tussenpersonen
o Nog toezicht op sommige instellingen
De NBB en de ECB
Doelstellingen van het monetair beleid
❖ Economie functioneert goed als geld haar functies
ongestoord kan uitoefenen
o Prijsstabiliteit
o Geldmarktrente
❖ Inflatie vormt een groot gevaar voor de efficiëntie van
het geldstelsel
❖ En probleem inflatie?
o Uitgestelde consumptie, economie verzwakt,
voorraden stapelen op
Taken van de NBB
❖ Uitvoeren monetair beleid
❖ Emissiebank
❖ Beheren en besturen van de vereffeningssystemen
❖ Informatie verzamelen: jaarrekeningen, studierapporten,
kredietcentrales, balanscentrale
❖ Conjunctuuronderzoek
❖ Vertegenwoordiger van België bij internationale
bijeenkomsten
❖ Prudentieel toezicht
Doel van monetair beleid
❖ Prijsstabiliteit!
❖ Groei van het nationaal inkomen +
❖ Inflatiebestrijding is grotendeels toevertrouwd aan NBB
à doel is inflatie tussen 0 en 2%
❖ Altijd een deeltje inflatie: geïmporteerde, kosteninflatie,
betere kwaliteit…
De NBB moet de monetaire politiek uitvoeren, vastgelegd
door de ECB. De ECB bepaalt de grote lijnen, maar elke
nationale bank heeft bovendien nog een aantal andere taken.
Bv: jaarverslagen maken over de toestand van de economie,
organiseren van financiële fora. Organiseren van studiedagen
voor leerkrachten, website voor de scholen.
Het monetair beleid
Lender of the last resort: als de banken ergens anders geen
krediet meer krijgen, kunnen ze altijd terecht bij de centrale
bank.
Nieuwe maatregelen die strikt genomen niet tot de basistaken
van het monetair beleid horen zijn bijvoorbeeld het opkopen
van overheidsobligaties van landen met problemen. Het zijn
uiteraard de banken die vooral deze obligaties in hun
portefeuille hebben. Soms verkiezen banken een lage rente
van de ECB (zelfs negatief) boven een hogere rente op de
interbankenmarkt. Dit komt omdat ze elkaar in slechte tijden
niet vertrouwen.

Instrumenten van
monetair beleid

❖ Open markttransacties (basisherfinanciering, tenders…)


❖ Permanente faciliteiten
❖ Reserve-verplichtingen…
❖ Bij crisis onconventionele maatregelen: OMT, QE (nu in
2018 gehalveerd)
Voorbeeld van onconventioneel: de banken mogen als meer
dan twee jaar, ook voor een lange periode, lenen of mogen ook
onbeperkt lenen.
Voorbeeld: open markttransacties: principe REPO
Beide transacties worden nu geregeld, ook de verkoopprijs
van de effecten op termijn
❖ Wat als de ECB de geldmarkt wil verkrappen?
o Dan gaat de ECB/NBB verkopen doen van
overheidseffecten en de banken kunnen deze kopen
in ruil voor geld, zo verkrapt de geldmarkt tijdelijk.

NBB en ECB: instrumenten


Voorbeeld Openmarkttransacties Basisherfinancieringstransacties: tenders
De Nationale Bank geeft een wekelijkse hoeveelheidstender uit. De aangekondigde rentevoet
bedraagt 0,5%. De volgende banken willen graag deelnemen en geven de hoeveelheid weer
die zij wensen te lenen:

OPLOSSING
Hoeveelheidstender: totaal 14 miljoen EUR
❖ ING: 4/14 * 2,1 = €600 000
❖ KBC: 3/14 * 2,1 = €450 000
❖ BNPP Fortis: 3,5/14 * 2,1 = €525 000
❖ Argenta: 3/14 * 2,1 = €450 000
❖ Belfius: 0,5/14 * 2,1 = €75 000

à Conclusie: Totaal is 2 100 000 EUR en elk dezelfde rente nl. 0,5%.

Tenders: rentetender
De centrale bank heeft 21 miljoen euro ter Beschikking. De
deelnemers hebben volgende vraag (in miljoen euro)

OPLOSSING Hollandse rentetender


Hollandse rentetender: 21 000 000 EUR te verdelen:
❖ AXA: 6 000 000 aan 0,75%
❖ Argenta: 10 000 000 aan 0,75%
❖ Offertes ING en BNPPF worden gereduceerd tot 10%
(nog 5 000 000 te verdelen en willen samen 50 000 000)
❖ ING: 2 000 000 aan 0,75%
❖ BNPP Fortis: 3 000 000 aan 0,75%
OPLOSSING Amerikaanse rentetender
21 000 000 EUR te verdelen:
❖ AXA: 6 000 000 aan 0,90%
❖ Argenta: 10 000 000 aan 0,80%
❖ Offertes ING en BNPPF worden gereduceerd tot 10%
(nog 5 000 000 te verdelen en willen samen 50 000 000)
❖ ING: 2 000 000 aan 0,75% (2/5)
❖ BNPPF: 3 000 000 aan 0,75% (3/5)
Conclusie: totaal verdeeld 21 000 000 EUR
Wie meest wilde betalen, krijgt eerst toegewezen. KBC en
Belfius krijgen niets en zullen geld elders halen.

NBB en ECB: Instrumenten


A: andere Openmarkttransacties
❖ Langlopende tenders
❖ Valutaswaps
B: permanente faciliteiten
❖ Één-nacht faciliteiten (‘overnight’ money): mits
onderpand
❖ Zie lessen bedrijfseconomie
C: monetaire reserves:
In het begin van een periode wordt er berekend hoeveel elke
bank moet beleggen: basis = deposito’s kleiner of gelijk aan 2
jaar
Franchise 100 000 euro, 2% * basis – 100 000
Als niet gehaald: van rekening met intrestbetaling! Anders
vergoeding (op het ogenblik negatief)
D: onconventionele maatregelen
Onconventionele maatregelen:
❖ Financiering voor banken op 36 maanden/4 jaar
❖ Verschillende liquiditeitsinjecties
❖ Versoepeling van voorwaarden voor onderpand
Gevolgen:
❖ Op korte termijn positief, nam liquiditeitsrisico weg
❖ Op lange termijn onduidelijk
o Dit loste het onderliggende probleem niet op
o Maar gaf de banken en overheden wel tijd
OMT
= Outright monetary transactions: De ECB kan onbeperkt
staatspapier opkopen. De probleemlanden die beroep willen
doen op die hulp moeten wel eerst voor steun aankloppen bij
het Europees Noodfonds en mogen niet onder de controle of
bescherming van het IMF staan. Uiteraard worden er dan
besparingsmaatregelen geëist waar die landen zich dan aan
moeten houden.
Een alternatief zou zijn het maken en uitgeven van eurobonds
door Europa. Sterke landen zijn daartegen, want zij hebben nu
een hoge kredietwaardigheid en zouden een stap achteruit
gaan bij de financiering. Idee Verhofstadt maar zal er niet van
komen op korte termijn.

NBB en ECB
‘Tijdelijke’ instrumenten?
❖ OMT:
o Onbeperkt opkopen van staatspapier
o Landen moeten in het volledige programma zitten
en terug naar de fin. Markten gaan om zich te
financieren
❖ Europees Noodfonds
❖ Aanbestedingen worden volledig toegewezen
❖ ‘Quantitative Easing’: nationale banken kopen
obligaties… op: 60 miljard euro p/m
Actualiteit:
De ECB gaat vanaf januari het obligatie-opkoopprogramma
halveren. Vanaf januari zal de ECB niet langer 60 miljard
euro, zoals nu, maar 30 miljard euro uitgeven op de Europese
obligatiemarkten. Dit bedrag zal minstens tot september
worden volgehouden. Wat er daarna gebeurt, hangt af van de
economische omstandigheden.
Met deze mededeling verraste de ECB niet. Het was dit
scenario dat op de financiële markten het vaakst voorspeld
werd. Het scenario houdt het midden tussen behoedzaamheid
en daadkracht. De halvering getuigt van daadkracht, maar de
relatief lange verlenging van behoedzaamheid.
Draghi en zijn team moesten voorzichtig schipperen. Het staat
vast dat het opkoopprogramma langzaam afgebouwd kan
worden, omdat de Europese economie er prima voorstaat.
Maar er opeens mee stoppen kan niet, omdat de rente dan te
snel de hoogte in zou schieten, wat schokken op de markten
zou veroorzaken. Ook intern is er binnen de ECB geen
eensgezindheid. Duitsland en Nederland willen snel
afbouwen, Italië doet het liever langzaamaan.

De FSMA
Toezicht op gedragsregels:
❖ MiFID en andere gedragsregels
❖ Consumentenbescherming
❖ Toezicht op agenten en makelaars
❖ Toezicht op publiciteit beveks, obligaties…
à Zij gaan de nieuwe producten moeten goedkeuren.
Criteria waaraan nieuwe
producten moeten voldoen:
Stap 1: bv de onderliggende
waarde is een idex, dan in
orde, sommige banken maken
zelf een index, gebuisd. Bv
een ban had een Asia Index
gemaakt en wat zat erin?
Coca-Cola, Deutsche Telecom,
die bedrijven zijn wel actief in
Azië, maar niet traceerbaar,
gebuisd.
Stap 2: bv: investeringen via CDS’n, gebuisd,
bv een home made index die de bank zelf opstelt, gebuisd.
Stap 3: verboden zijn allerlei teasers bv jaar 1 en 2 goede
rendementen beloven en dan vanaf het derde jaar the
wildwest, verboden. Criteria in formule mag geen
ingewikkelde wiskundige formule zijn maar moet begrijpelijk
zijn voor de man met de pet.
Toezicht op de financiële markten:
❖ Beursintroducties, kapitaalverhogingen
❖ Marktmisbruik
❖ Transparantieregels, prospectussen
❖ Informatie van beursgenoteerde vennootschappen
❖ Wetgeving op openbare overnamebiedingen
❖ Beveks, bevaks, GVVV en gemeenschappelijke
beleggingsfondsen

Beschermingsmaatregelen
A: MiFID
= Markets in Financial Instruments Directive
❖ Europese Richtlijn met de harmonisatie van de
regelgeving voor transacties in Financiële Instrumenten
❖ In voege sinds 1 november 2007 à MiFID I
Zie financieel en verzekeringsrecht. Is een onderdeel van de
Lissabon agenda, die strengere regels oplegde. Banken kregen
een extra zorgplicht tegenover hun klanten. Vooraleer een
klant financiële producten kan kopen, moet hij een vragenlijst
invullen. Naargelang de kennis van de klant, zullen bepaalde
producten niet of enkel verkocht mogen worden als de klant
zelf de verantwoordelijkheid neemt. Hoe de klanten worden
ingedeeld, hebben jullie normaal gezien bij FVR
1. De institutionele beleggers en centrale banken: deze
hebben geen bescherming nodig. Zij worden geacht over
de nodige informatie en deskundigheid te beschikken om
beleggingsbeslissingen te nemen.
2. Professionele cliënten: vooral grote ondernemingen,
hebben ook geen bescherming nodig. Deze cliënten
beschikken over de nodige ervaring, kennis en
deskundigheid om zelf beleggingsbeslissingen te nemen
en de risico’s juist in te schatten.
3. Niet professionele cliënten, daar horen wij dus bij. Als
de belegger aan de bank enkel producten laat kopen als
tussenpersoon maar geen bescherming wil, dan spreken
we van execution only. Laat de klant zich adviseren door
de FI dan is er wel een hoger beschermingsniveau.
Doelstellingen
❖ Meer concurrentie op de financiële markten door minder
belemmeringen voor grensoverschrijdende
effectenverkeer bv: alternatief beursplatform Turquoise.
❖ Betere bescherming voor de belegger via verdere
uitbouw van de zorgplicht en aan de hand van
gedragsregels
Ook zullen de banken de beste uitvoering voor hun orders
moeten garanderen. Dat heeft tot nieuwe beursplatformen als
Chi-X, Turquoise… geleid. Ondertussen is er MiFID II,
waaronder ook de verzekeringssector en beleggingsproducten
vallen. Risicoscores op producten kleven.
❖ Inform your costumer: infofiches per product
❖ Know your customer: vragenlijsten voor
beleggersprofiel
o Cliëntenclassificatie:
▪ Institutionelen, regeringen en centrale banken
▪ Professionele cliënten
▪ Niet-professionele cliënten: hoogste
beschermingsniveaus
(TAAK per 4)

MiFID -> MiFID II


Nog frequenter en duidelijker communiceren over kosten en
risico’s van producten. De vragenlijst wordt nog strenger
Risicoprofiel: vragenlijst wordt een ‘examen’
Bij Execution only: kennis- en ervaringstest voor je mag
beleggen
Onafhankelijk financieel adviseur: ‘gratis’ onafhankelijk
advies? Retrocessies zijn voortaan verboden
Afhankelijk financieel adviseur: wel nog mogelijk maar
kostenstructuur vermelden. KID niet enkel bij fondsen, ook
voor andere producten…
Bv: Via Binck Bank, is execution only want dan beleg je
zonder professionele hulp
B: Het Belgisch garantiefonds
❖ Voor de tegoeden van de spaarders en de beleggers
(beschermingsfonds)
❖ Vroeger €20 000 per persoon per bank
❖ Nu opgetrokken naar €100 000 pp voor deposito’s en
€20 000 voor financiële instrumenten
❖ Jaarlijkse bijdragen van de kredietinstellingen
❖ Zie opgave en oplossingen taak 2 B&B
Kasbons kunnen niet meer aan toonder zijn sinds alle
financiële producten op effectenrekeningen staan dus kasbons
vallen er ook automatisch onder.
Obligaties en aandelen niet, want hier is de bank die de
effecten bijhoudt enkel bewaarnemer van die effecten. Zij
moet die uiteraard teruggeven maar bij een faillissement
vallen zij dus niet in de inboedel van het faillissement en
moeten zij automatisch teruggegeven worden.
Ook alle andere Europese landen gaan of moeten uitbreiden
naar 100 000 euro.
Bv. IJslandse bank een paar jaar geleden waar toch wat Belgen
een internetrekening hadden.

C: Cel voor Financiële informatieverwerking, zie artikel


Vragen
❖ Hoeveel aangiftes deden de banken volgens het artikel
het laatste jaar?
o Meer dan 8 600 aangiftes over verdacht geld bij
antiwiswascel
❖ Over hoeveel euro verdacht geld is er door de
antiwiswascel uiteindelijk bij het gerecht terecht
gekomen?
o Ook de dossiers die de cel uiteindelijk aan het
gerecht voor verder onderzoek doorspeelde, waren
vooral te danken aan de meldingen van de banken.
Van de 1,15 miljard euro verdacht geld in die
dossiers had ruim 1 miljard euro betrekking op de
meldingen van de banken.
❖ Welke sectoren deden opvallend weinig aangiftes?
o De sectoren die vorig jaar (opnieuw) opvallend
weinig aangiftes deden bij de antiwiswascel waren
de advocaten (4 meldingen), de vastgoedmakelaars
(35 tegenover 67 in 2015) en diamantairs (35).
De wet legt aan de financiële instellingen de verplichting
op:
❖ Hun cliënten te identificeren
❖ Een afschrift van de bewijsstukken van de verrichtingen
gedurende een aantal jaar te bewaren
❖ Hun interne organisatie erop te voorzien dat verdachte
verrichtingen worden opgespoord
❖ Een ‘Compliance Officer’ aan te stellen voor de
implementatie van de antiwiswaswet
Alle verdachte transacties moeten worden meegedeeld aan
deze cel.
D: De federale overheidsdienst economie
De algemene Economische Inspectie van het ministerie ziet
erop toe dat de financiële instellingen hun klanten geen
bedingen opleggen die in strijd zijn met de wet.
Beroepsverenigingen
❖ Febelfin
o Vertegenwoordigt niet enkel banken maar ook
kredietverstrekkers, vermogensbeheerders en
fondsen, beursvennootschappen en
effectenmakelaars, leasemaatschappijen…
❖ Assuralia
o = de professionele vereniging van de
verzekeringsondernemingen
o Doel: studie, bescherming en ontwikkeling van de
beroepsbelangen van haar leden
❖ Ombudsfin
o = een onafhankelijke organisatie voor alternatieve
geschillenbeslechting in financiële aangelegenheden
Internationale instellingen
❖ Europese Centrale Bank
❖ Bazelcomité
❖ Bank voor Internationale Betalingen (BIB)
❖ Europese Investeringsbank

Een verscherpt toezicht op de financiële instellingen


Concreet toezicht op de banken
1. Instapcontroles en controle tijdens de uitoefening
❖ NBB controleert aanvragen tot inschrijving
❖ NBB controleert de boekhouding
❖ NBB controleert de naleving van de bankwetgeving
en reglementering
❖ NBB controleert financiële toestand op basis van
verslagen en specifieke onderwerpen
o Activa en passiva
o Winst of verlies
o Kredieten
o Effectenportefeuille
❖ Individuele inspecties
❖ Thematische inspecties
2. Controle op de bedrijfseconomische prestaties
❖ Liquiditeit
❖ Rendabiliteit: ROA (return on assets) en ROE
(return on equity)
❖ Solvabiliteit: RAR (Bazel I) = eigen
vermogen/uitstaande kredieten volgens gewogen
risico
o Tier 1: aandelenkapitaal en reserves
o Zie taak 2 BB
Opvraagbaarheid en verhandelbaarheid van de financiële
middelen: KI moeten altijd in staat zijn om de
opgevraagde gelden van spaarders te betalen.
Bazel III
De centrale bankiers en toezichthouders willen voorkomen dat
er bij een volgende financiële crisis opnieuw banken in de
problemen komen.
De nieuwe regulering bevat twee belangrijke nieuwe criteria,
vooral gericht op het versterken van de kwaliteit van het
kapitaal en de liquiditeit van de banken.
Bazel III verplicht banken om voor bepaalde activiteiten een
grotere kapitaalbuffer opzij te zetten. De totale
kapitaalvereiste blijft in eerste instantie op 8% van de
risicogewogen activa. De kwaliteit van het kapitaal moet
echter wel omhoog. Ten slotte worden ook de
liquiditeitsratio’s verstrengd.
De bazel III-normen worden in Europa omgezet via een EU-
richtlijn.

Naar een Europees toezichtsniveau


Bankenreglementering: zie boek
Laatste Europese Bankenrichtlijn (BBRD) à bankenunie en
Belgische bankenwet
A: Supranationaal macroprudentieel beleid
De drie financiële toezichthouders zijn:
❖ Europese Bankenautoriteit (EBA)
❖ Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM)
❖ Europese Autoriteit voor verzekeringen en
bedrijfspensioenen (EAVB)
De nieuwe Europese toezichthouders zijn onder meer
gemachtigd om risicovolle activiteiten en producten te
verbieden
Takenpakket:
❖ Mogelijke overtredingen van de EU-regelgeving
onderzoeken
❖ Noodsituaties signaleren en noodmaatregelen van
nationale overheden coördineren in samenwerking met de
Raad, de Commissie en het Europees Comité voor
Systeemrisico’s (ECSR)
❖ Bemiddelen tussen lidstaten en eventueel beslissingen
nemen om conflicten tussen lidstaten op te lossen.
à Maatregelen die dwingend zijn voor nationale
toezichthouders

B: Naar een nieuw Europees microprudentieel toezichtskader


De drie pijlers van de bankenunie zijn:
❖ Het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme;
❖ Het gemeenschappelijk depositogarantiestelsel;
❖ Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
1. Het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM of SSL
Single Supervisory Mechanism) en de nationale
toezichtsautoriteiten

Single Supervisory mechanism = Gemeenschappelijk


toezichtsmechanisme of Gemeenschappelijk Bankentoezicht
= Basisprogramma voor minst risicovolle banken.
Level playing field
Banken worden opgesplitst in
‘significant’ banks en ‘less
significant’ banks. Significant
à rechtstreeks toezicht van de
ECB à anderen: NBB. De ECB geeft de banklicenties à Kan
eventuele extra kapitaalbuffers opleggen en kan samen met de
nationale autoriteiten controles uitvoeren.
4 soorten:
❖ ECB controleert de significant banks, dat zijn de banken
met een balanstotaal van meer dan 30 miljard euro om
meer dan 1/5 de van het BBP in een land. Deze big 30
controle DG1
❖ Dan de andere 90, Zitten ook in het SSM, maar door de
NBB onder controle van de ECB.
❖ Dan DG3, de less significant
❖ Dan DG4, hier zal de ECB enkel de methodologie
uitzetten.
Als de moederonderneming als significant wordt beschouwd,
wordt ook de dochter die zich in België zou bevinden als
significant beschouwd. BV. als moeder Belgische holding en
drie dochters: 1 is een bank, 2 is een Verzekeraar en 3 een
asset manager. Dan werden die alle drie door de NBB
gecontroleerd. Stel die bank heeft een Ierse en een Tsjechse
dochter, Doordat de moeder door de ECB zal gecontroleerd
worden omdat ze significant is, zal ook de Ierse dochter door
de ECB gecontroleerd worden. Niet de Tsjechse, doen nog
niet mee.
Voor de rest zal de ECB zich
telkens naast de NBB plaatsen.
Daar bovenop zal er een
conglomeraat collega komen.

Joint supervisory teams: met


een coördinator en een
subcoördinator voor elk team.
Die zullen dan hier in België
ter plaatse actief zijn samen
met de NBB. Er zullen dus een
aantal riskteams komen per specialisatie die dan voor de
verschillende banken in de verschillende landen doen.
Voor de less significant banks zijn er countryteams gemaakt.
Hier gaat dus vooral de NBB zijn werk doen en minder de
ECB.

De eindverantwoordelijkheid ligt bij de ECB. Dus de NBB zal


niet meer de eindverantwoordelijkheid dragen.
Stresstests werden decentraal gedaan. De ECB heeft een
concept ontwikkeld, met deadlines, methodologie, maar de
tests werden decentraal uitgevoerd. De banken hadden
voordien al massa’s uitgegeven aan consultancy.
In de toekomst
zou de
belastingbetaler
dan niet langer
de rekening van
de
bankreddingen
moeten betalen.
De FI zullen tien jaar lang 1% van hun kapitaal opzijzetten in
een bankenfonds.

2. Gemeenschappelijk

afwikkelingsmechanisme
❖ Bijdragen van de KI zelf.
❖ Dit fonds neemt de taak over van de nationale
afwikkelingsfondsen.
❖ Bij faillissement eerst eigen buffers, dan aandeel- en
obligatiehouders. Geen klanten aanspreken tot 100 000
euro
❖ 10 jaar lang 1% opzij leggen voor dat bankenfonds.
❖ Artikels Banco Popular en Italiaanse banken
o Banco Popular flirtte met het bankroet omdat
klanten massaal hun geld afhaalden. Europa greep in
en verkocht de Spaanse bank voor 1 euro aan
Santander. Het lijkt wel 2008, al zijn er grote
verschillen. Welke?
Nieuwe spelregels
De ECB stelde dinsdag vast dat Banco Popular helemaal
dreigde om te vallen en benaderde de nieuwe Europese
bankenwaakhond SRB, de Single Resolution Board. Het was
de eerste keer dat de nieuwe spelregels van de Europese
bankenunie werden toegepast. Dat is een belangrijk verschil
met 2008, toen de toezichthouders en overheden niet konden
terugvallen op draaiboeken en er uit nood
geïmproviseerd moest worden. De SRB besloot dinsdagnacht
dat een onmiddellijke verkoop aan landgenoot Santander in
het belang was van alle rekeninghouders van Banco Popular.
Die was ook noodzakelijk voor de stabiliteit van het financiële
stelsel in Spanje en Portugal, oordeelden de toezichthouders.
Opmerkelijk is dat de SRB niet wachtte tot in een weekend
om in te grijpen, zoals tijdens de bankencrisis typisch het
geval was, maar al in de nacht van dinsdag op woensdag de
reddingsoperatie financieel-technisch uitvoerde.
'We wilden het dossier afronden voor de opening van de
beurzen op woensdag. Dat doel hebben we bereikt', verklaarde
topvrouw Elke König. De SRB kreeg applaus voor de 'cleane'
reddingsoperatie.
Grote verliezers
Het grootste verschil met de reddingsacties van 2008 is dat
deze keer de belastingbetaler niet opdraait voor de redding. De
SRB werd in de nasleep van de crisis in 2008 precies
opgericht om bail-outs met publiek geld, bijvoorbeeld via
nationalisaties, te vermijden.
De houders van aandelen of converteerbare obligaties van
Banco Popular zijn de grote verliezers. Om de put deels te
dempenen de scheve balans al een beetje recht te trekken
schreef de SRB die effecten volledig af, waardoor ze
waardeloos werden. 'Alle aandeelhouders van Banco Popular
verliezen volledig hun belegging', laat de Spaanse
toezichthouder CNMV er geen enkele twijfel over bestaan. De
financiële consumentengroep Adicae reageert ontzet en zegt
dat 'tienduizenden kleine beleggers' de dupe zijn

3. Garantiefonds voor financiële diensten


De gemeenschappelijke Unie zal de lasten van de individuele
banken zelf moeten dragen. Europees Comité voor
systeemrisico’s.
Vergoeding van de nationale deponenten op Europees niveau
is er nog niet, er zijn teveel nationale systemen die op elkaar
afgestemd moeten worden. = Single regulation fund
Voorlopig is het stelsel beperkt tot een harmonisering van de
nationale garantiestelsels
C. Europese stresstest
= modellen om te testen of de banken bestand zijn tegen grote
schokken op de financiële markten.
Waren de stresstests streng genoeg?
Baseline scenario is de gewone situatie. Adverse scenario is
wanneer er bijvoorbeeld 3 jaar lang een daling van de
vastgoedprijzen is. Wij waren strenger dan de andere landen.
In de balansen van onze Belgische banken zijn geen grote
gaten te vinden. Dexia passeerde bijvoorbeeld het adverse
scenario niet. Maar toch geen probleem want Dexia heeft
funding garantie van de Belgische en de Franse overheid.
D. Het Europees stabilisatiemechanisme en Europees monetair noodfonds
Eerst voorlopig noodfonds = stabiliteit van de euro
waarborgen
Nu kunnen probleemlanden enkel leningen krijgen via het
permanente noodfonds. Enkel Griekenland maakte gebruik
van het noodfonds.

Deel 2: Belangrijkste financiële


instrumenten voor particulieren en
ondernemingen
Hoofdstuk 1: Betaaltechnieken
Chartaal en giraal geld
Soorten geld: zie bedrijfseconomie
http://www.wikifin.be/nl/video/betaalmogelijkheden
❖ Elektronische betalingen worden gestimuleerd
❖ Elektronisch bankieren via pc-banking, Selfbanking,
Phonebanking
o Niet gebonden aan openingstijden banken
o Beveiligde toegang tot e-government (elektronisch
handtekenen, versleutelen…)
Cash betalen
Cash betalen kost geld
Drukken, vervoeren, beveiligen: elektronisch betalen kost de
maatschappij 3 keer minder dan cash betalen.
Cash betalingen beperkt tot 3000 euro
❖ Bij vastgoedbetalingen zelfs beperkt tot 0 euro
❖ Zie antiwitwaswetgeving (hoofdstuk 4)
Bitcoin
❖ Virtuele munt
❖ Bestaat uit een reeks bits die verbonden zijn door een
eigen gedecentraliseerd betalingssysteem
❖ Alle betalingen worden door de gebruikers gecodeerd en
gecontroleerd
❖ Alle transacties samen vormen een ‘block chain’,
(aaneenschakeling van een ketting)
o Deze controle is noodzakelijk om te vermijden dat
een bitcoin twee keer zou worden gebruikt. Elk
nieuw blokje bevat dus informatie over de gehele
ketting.
❖ Veel discussies: ‘dark net?’, misdaadgeld?
Elke schakel van de ketting is met elkaar verbonden door
middel van hashcodes. Bijvoorbeeld, stel dat je iets wilt
betalen, dan heb je zowel de vorige als de volgende hashcodes
nodig om uw betaling uit te voeren. Op deze manier zit er een
controle tussen. Iedereen moet akkoord gaan om de 2 e

hashcode aan te maken.


Nadeel van de virtuele munten
We vragen ons af waar dit gaat eindigen. Wanneer je ze
uiteindelijk zou willen verkopen, blijkt dit niet zo gemakkelijk
te zijn. Je kan deze wel ergens in beleggen, maar geld ga je er
niet voor krijgen. Mensen zijn er niet echt mee vertrouwd.
De prepaidkaart
❖ Worden door de meeste banken aangeboden.
❖ Ideaal als zakgeld of om mee te nemen op
reis/wereldwijd (bv: mastercard)
❖ Veilig online shoppen
❖ Kleine kost per maand, bv: 1 euro
❖ Uitgaven onder controle (bv: max. 5000 euro)
❖ Via automaten in cash omzetten
De zichtrekening
= Ook wel een betaalrekening genoemd is een financiële
werkinstrument waarmee een cliënt bij de bank zijn inkomsten
en uitgaven op een praktische manier kan opvolgen en regelen
Sepa (Single Euro Payments Area)
❖ 28 EU-lidstaten + 4 Eva-landen
o Eva-landen: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en
Zwitserland
❖ 99% van de betalingen zijn binnenlands, 1% zijn
grensoverschrijdend, dus hoge investeringen voor 1%
❖ DOEL: elke Europese gebruiker de mogelijkheid bieden
binnen heel Europa betalingen in euro uit te voeren zoals
hij dat in zijn eigen land doet.
Elk land had vroeger zijn nationaal betaalsysteem.
Direct debet: domiciliëring
Direct credit: overschrijvingen
Kenmerken: gevolgen van Sepa
❖ PSD I
o = Payment Services Directive
o Gevolgen voor betalingen met kaarten,
overschrijvingen, domiciliëring
o DOEL: de grensoverschrijdende betalingen in de
EU te vergemakkelijken en veiliger te maken, d.w.z.
dezelfde voorwaarden te scheppen als voor de
nationale betalingen in de lidstaten.
❖ Sinds 2014 verplicht gebruik van het IBAN-
rekeningnummer en de BIC-code à SEPA
❖ Land code: 2 posities
❖ Check digit: 2 posities (eerste 2, modulus 97)
❖ Bank identificatie en rekeningnummer: België 16
De BIC-code of SWIFT-code
bv. Belfius Bank is: GKCCBEBB
De BIC (Bank Identification Code) is een unieke code die één welbepaalde bank
identificeert. De BIC-code bestaat meestal uit 8 tekens (soms 11)
Bij internationale overschrijvingen best IBAN en BIC vermelden.

SEPA Overschrijving: Credit Transfer Process

Pain: Payment Instruction (consument à bank)


PAC: Credit-Debetberichten
CAMT: individuele bewegingen op T-rekeningen
Voor grote interbankenverrichtingen of betalingen tussen
overheden wordt er gebruik gemaakt van TARGET 2. Dat is
een bruto-vereffeningssysteem, elke verrichting wordt apart
geregeld, aangezien het over zeer grote betalingen gaat. Het
systeem doet in volume minder betalingen per dag dan de
volgende systemen, maar qua bedragen gaat het over veel
meer euro’s.
Clearing en settlement tussen de banken

ING moet Belfius 100 miljoen en Belfius moet ING 80


miljoen, daardoor moet Belfius niks meer aan ING, en moet
ING enkel 20 miljoen aan Belfius.

SEPA Routing: nu internationaal: clearing


De

verwerking van de verrichtingen is de ‘clearing’. Een ander


Europees samenwerkingsverband van een aantal
clearinghuizen is Eacha (European Automated Clearing House
Association). Het Belgische vereffeningssysteem STET is
daarbij aangesloten.

SEPA Routing: nu internationaal: settlement

Settlement is dan weer het regelen van de betalingen


onderling. In ons voorbeeld moet de betaling van de
huurwoning ook tussen de banken leiden tot een afwikkeling.
Argenta (of ING) heeft een schuld ten opzichte van Santander
(of Banca de Andalucia). Aangezien er per dag duizenden
verrichtingen tussen de klanten en ook banken gebeuren,
worden die betaalstromen op regelmatige basis herleid tot één
betaling tussen twee banken. Dat noemen we ‘netting’. Uit al
die verrichtingen volgt dus een netto-verplichting tussen twee
banken.
Ook de ECB speelt een rol bij de clearing en de settlement van
allerlei betaalstromen.

Clearing and settlement: dringende betalingen

Betaalverkeer: TARGET
Dat is voor de grote banken: interbancair verkeer
Monetair beleid gebeurt via target
Begrippen:
❖ TARGET 2: locale systemen worden overbodig
❖ REAL TIME GROSS SETTLEMENT of bruto-
vereffening
❖ INTERBANCAIR
Verschil TARGET en STET
STET TARGET
Netto vereffening Bruto vereffening
Niet dringende Interbancaire en dringende
Kleine bedragen Grote bedragen
Geen real time Real time

Swift (Society for Worldwide financial Telecommunication)


= Communicatie tussen de banken wereldwijd
❖ Gesloten en beveiligd telecommunicatienet tussen
financiële instellingen
❖ Meer dan 7800 leden, meer dan 200 landen gebruiken
SWIFT
❖ Snel betalingen en gesleutelde berichten uitwisselen in
vooraf vastgestelde codes en normen (Message Types:
MT-berichten)
❖ Normale of dringende SWIFT-betalingen
❖ Per product is er een verschillend bericht beschikbaar
❖ Kostprijs goedkoper dan andere informatiedragers
❖ Veiligheid
Is ook in België gevestigd.
De zichtrekening
Kenmerken:
❖ Werkinstrument
❖ Loon + betaalopdrachten
Debet Credit
Opname in contanten aan loket of automaat Storting bij loket of automaat
Betaling met cheque Inning van cheque, coupons
Overschrijving naar andere rekening Overschrijving van andere rekening
Domiciliëring en permanente opdrachten Domiciliëring van loon, pensioen
Aankoop vreemde valuta Verkoop vreemde valuta
Debetrente indien onder 0 Creditrente

Valutadatum
Valutadatum minimaal:
❖ Stortingen: eerste kalenderdag volgend op de storting
(transactiedag + 1)
❖ Geldopnemingen: tot en met de kalenderdag die op
afname voorafgaat (T-1)
Met SEPA-overschrijvingen bankwerkdag +1 (D+1)
Voordelen
❖ Praktisch en snel (onmiddellijk opvraagbaar)
❖ Aanbod diverse diensten, bv: overlijdensverzekering,
kredietkaart, proton…
❖ Permanente orders en domiciliëring
❖ Mogelijkheid om in buitenland te betalen
❖ Elektronische betalingen = dag valutering
Nadelen
❖ Interesten bijna onbestaande
❖ Slechts één maal per jaar gestort
❖ Tarifering: extra aan loket of bij afname aan automaat
andere bank
❖ Hoge debetrente, 12%!

De debet kaart
= elektronische betaalkaart (Bancontact/Mister Cash)
❖ Betalingen in de winkels (POS: point of sale terminals)
❖ Geld uit de muur halen (ATM: automated teller
machines)
❖ Klassiek betalen via de debet kaart: microprocessor die
magnetische strip vervangt
❖ Maestro-functie
Betalingsinstellingen
❖ Monopolie van Worldline = verbroken
o Wel nog steeds de sterkste speler
❖ Kritiek betrouwbaar?
❖ Nu ook: CCV, EMS…
(Zie ook filmpje dia 25)
Schematisch

Contactloos betalen
Dankzij de technologie voor contactloos betalen kan een
debetkaart, mobiele telefoon of tablet op een andere manier
communiceren met de betaalautomaat in bijvoorbeeld een
winkel. De betaalkaart moet dus nietmeer in het machine
gestoken worden.
à NFC-technologie: Near Field
Communication
= geen code en kleine bedragen (max. 25
euro in 24u)
‘Swipen’
à Antenne in debet kaart verwerkt
à Via radiogolven contact met betaalterminaal
Idem met mobiele telefoon.

Mobiel betalen
❖ NFC-technologie ook in gsm
❖ Betalen via inscannen QR-code
❖ Betalen per sms
❖ Portefeuille maken, bv: Google Wallet; Passbook van
Apple…
Payconiq

Online betalen
❖ Zoomit: digitale facturen koppelen aan betaalwebsite van
je bank
❖ Verified by Visa: unieke sms
❖ Elke bank biedt apps aan maar er is nog geen standaard
PayPal
à Enkel e-mail nodig, geen rekeningnummer
De overschrijving
Zie opdrachten
= een transactie waarbij een bedrag van de rekening van de
overschrijver (schuldenaar) afgeboekt wordt en op een andere
rekening (van de schuldeiser) bijgeboekt wordt.
Werking
De rekeninghouder vult het document volledig in, ondertekent
het en stuurt het op naar de bank. Via homebanking wordt de
handtekening vervangen door de code die de cliënt inbrengt
bij elke overschrijving. De rekeningnummers van regelmatig
terugkerende schuldeisers kunnen dan zelfs worden
opgeslagen.
Een overschrijvingsdocument is geen wettig betaalmiddel.
Hoofdstuk 2: Sparen voor particulieren
Spaarrekening
Definitie
De spaarrekening is ongetwijfeld de meest bekende
spaarformule. De cliënt kan spaargelden beleggen tegen een
redelijke rentevergoeding en toch gemakkelijk weer over zijn
geld beschikken.
❖ Spaarboekje, spaarrekening, depositoboekje…
❖ Geldstorting in EUR bij een KI
❖ Zonder bepaalde termijn en toch…
❖ Spaarinstrument
Werking
Valutadatum:
❖ Storting: gestorte bedragen brengen intrest op ten laatste
vanaf de kalenderdag die volgt op de kalenderdag van de
storting. (KD+1)
❖ Afhaling: opgevraagde bedragen houden op intrest op te
brengen vanaf de kalenderdag van de opvraging (KD)
❖ Opmerking: sommige instellingen doen het omgekeerd
Rentetarieven
❖ Basisrente: wettelijk minimum 0,01%
o Een wijziging van de basisrente gaat onmiddellijk
in
❖ Getrouwheidspremie: minimum 0,10%
o Wordt toegekend voor elke spaarinlage die minstens
12 maanden ononderbroken op de spaarrekening
behouden blijft
o Een wijziging gaat het volgende jaar in
❖ Uitbetaling getrouwheidspremie: per kwartaal
Dus samen is het 0,11% na een jaar: basisrente +
getrouwheidspremie.
Je getrouwheidspremie kreeg je vroeger na 18 maanden. De
eerste 6 maanden kreeg je een aangroeipremie en pas daarna
kreeg je na 12 maanden een getrouwheidspremie.
Nu is de aangroeipremie afgeschaft en krijg je dus na 12
maanden vanaf je belegging de getrouwheidspremie.
Voordelen
❖ Betere rentevergoeding (in vergelijking met de
zichtrekening)
❖ Grote liquiditeit (onmiddellijk opvraagbaar)
❖ Ideaal als tijdelijke belegging: parkeerrekening
❖ Fiscale vrijstelling van de roerende vrijstelling
(interesten): 2017/AJ 2018: 1880 euro per persoon en
maximaal *2 per gezin; 2018/AJ 2019: gehalveerd! 940
euro
o Boven die maxima is de RV 15%
❖ Bij faillissement van de bank heeft de spaarder recht op
een dekking tot max. 100 000 euro door het
Depositogarantiestelsel en per persoon en per bank

Voorbeeld fiscaliteit
Stel je hebt €200 000 op je spaarrekening staan gedurende 1
jaar. Hoe wordt dit fiscaal belast?
BR = 1%
à Intrest: 1% * €200 000 = €2 000 à 960 is hiervan vrij van
roerende voorheffing. à 2 000
– 960 = €1 040
à 15% (roerende voorheffing) * 1 040
= €156
à NETTO: 1 040 – 156 = €884
à Stel rekening koppel: €2 000 à €1 920 vrij aan roerende
voorheffing (960*2)
à €80 * 15% = €12
à NETTO: 1 920 + 68 = €1 988
JE KAN HET MAXIMUM DELEN DOOR 2 EN NIET
DOOR 4.
Nadelen
❖ Wettelijk vastgelegde beperking op de interest, Financiën
bepaalt
❖ KI kan eenzijdig wijzigen
❖ Intresten slechts éénmaal per jaar gestort (niet voor
getrouwheid)
❖ Systemen met één rentepremie zijn doorzichtiger dan
gecombineerde
❖ Inflatie is amper of niet gedekt
❖ Geen werkinstrument
Wijziging laatste jaren
❖ De aangroeipremie is afgeschaft
❖ Intrestvergoeding bestaat nog slechts uit basisrente (BR)
en getrouwheidspremie (GP)
❖ Wettelijke BR wordt elk semester aangepast aan de ECB-
rente (als ECB-rente lager dan 3%, blijft 3% de max. BR)
(niet realistische nu)
❖ GP moet min. 25% van de aangeboden BR en max. 50%
van de wettelijke maximale BR bedragen.
❖ Voor de GP wordt het LIFO-systeem toegepast
Opmerking: wijzigingen 2009
Enkele voorbeelden
Ga naar de website van twee banken en kies één spaarrekening
uit. Voldoet de intrestvergoeding aan de wetgeving?
Opmerking: recente wijzigingen
❖ Einde van de conditionele aanbiedingen
❖ Officiële website voor vergelijkingen
❖ Standaardfiche voor spaarrekeningen
❖ Vanaf 1 oktober 2014: max. 6 spaarformules
❖ Getrouwheidspremie wordt nu per kwartaal gestort

Wijzigingen 2014
Wat veranderde er op 1 januari 2014?
Bij stortingen van één spaarrekening naar een andere
spaarrekening bij eenzelfde bank, wordt de berekening van de
getrouwheidspremie voordeliger.
De bank mag de basisrente niet meer op elk moment
aanpassen nadat ze die verhoogd heeft. De basisrentevoet
blijft minstens drie maanden behouden, tenzij de tarieven van
de Europese Centrale Bank dalen.
Toepassing
http://www.wikifin.be/nl/tools/rekentools/spaarsimulator

Maak een simulatie van volgend spaarplan volgens de twee websites:


❖ Bank met agentschappen: klassieke manier; geen jongerenrekening; startbedrag 5000
euro; maandelijks bedrag 100 euro; duur van de belegging: 3 jaar
❖ Hoeveel verschil is er tussen de beste en de ‘slechtste’?
Welke 3 banken komen er dan het beste uit?
❖ Doe hetzelfde nu eens met internet, zonder agentschappen en jongerenrekening?
❖ Wat zijn de nadelen van deze simulator?

NADEEL van de websites is dat ze niet altijd heel volledig zijn en dat de gegevens niet altijd
correct zijn.

(zie opgaven bb intrestberekening en taak 3 B&B)


Samenvatting

Veilig: gegarandeerd tot 100 000 euro door Hoge basisrentes zijn vaak tijdelijke acties,
het depositogarantiestelsel eenzijdige wijziging door de bank! Is nu veel
beperkter
Basisrente en getrouwheidspremie Vergoedingen dekken op het ogenblik niet of
nauwelijks de inflatie
Geen openings- en beheerskosten Roerende voorheffing van 15% op de
intresten boven 940 euro
Intresten voor 2018 tot 940 euro vrijgesteld
van roerende voorheffing

Termijnrekening
Definitie
De termijnrekening is een spaarinstrument met een hogere
rentevergoeding dan een spaarrekening, waarbij de spaarder
meer geïnteresseerd is in de opbrengst dan in de
beschikbaarheid van de belegde sommen.
Werking
Rekeningen met vaste termijn
Bij deze rekeningen wordt de vervaldag bij de opening ervan
vastgesteld. De gebruikelijke termijnen zijn 14 dagen, 1, 3, 6,
12, 24, 36 en 60 maanden.
De verworven rente wordt op een zichtrekening gestort ofwel
bij het kapitaal gevoegd volgens de wensen van de cliënt.
De roerende voorheffing van 30% is van toepassing op de
volledige rente.
Rekeningen met opzegtermijn
❖ Hoogrentende spaarrekening
❖ Er moet een minimumbedrag belegd worden voor een
minimale periode
❖ Na opzegtermijn kan spaarder over zijn tegoed
beschikken
❖ Roerende voorheffing is van toepassing over de volledige
rente.
Voordelen
❖ Hogere intrestvergoeding dan spaarrekening
❖ Samengestelde intrest kan inspelen
Nadelen
❖ Vergoeding blijft klein
❖ Roerende voorheffing: 30%
Opmerking: de kracht van de samengestelde intrest
Enkelvoudige intrest
Er wordt aangenomen dat de periodisch verworven
intrestbedragen niet of niet onmiddellijk rentegevend worden
herbelegd. Hieruit volgt dat er alleen intrest op het belegde
kapitaal berekend wordt.
❖ Formule: K = K + K * i*n
n 0 0

❖ K = kapitaal op jaar n (eindkapitaal), K is kapitaal jaar 0,


n 0

i is intrest%, n is duurtijd in jaar


Samengestelde intrest
er wordt aangenomen dat de voortgebrachte intresten
onmiddellijk en tegen dezelfde voorwaarden als de hoofdsom
herbelegd kunnen worden en bijgevolg zelf intrest opleveren.
❖ Formule: K = K * (1 + i)
n 0
n

Voorbeeld samengestelde intrest


Wat is de bruto-slotwaarde wanneer men een bedrag van
10 000 EUR gedurende 10 jaar op een termijnrekening belegt,
tegen een enkelvoudige intrestvoet van 4% per jaar?
En met de samengestelde intrest?
Samenvatting

Je weet wat je intrest op het einde zal zijn Roerende voorheffing van 30% op alle
intresten, geafficheerde tarieven = bruto!
Andere munt dan euro is mogelijk Verbrekingsvergoeding bij vroegtijdige
afhaling
Kapitalisatie van de intresten Vergoedingen dekken nauwelijks inflatie
Geen openings- en beheerskosten
Langere looptijden geven hogere intresten

Opmerking: Europese spaarfiscaliteit

Extra voorwaarden
à Enkel voor natuurlijke personen
Enkel intrest/couponbetalingen die onder de richtlijn vallen
(inclusief meerwaarden bij verkoop van beleggingsfondsen die
voor meer dan 25% belegd hebben in schuldvorderingen (is nu
30%)
Europese spaarfiscaliteit
Levensverzekeringen
❖ Alle buitenlandse verzekeringscontracten moeten vanaf
aanslagjaar 2013 vermeld worden in de belastingaangifte
Uitbreiding aan de orde van de SR
❖ Inkomsten uit individuele levensverzekering 21+23
❖ Gestructureerde producten
❖ Beleggingsfondsen zonder Europees paspoort

Actualiteit
❖ Europese spaarrichtlijn = achterhaald
❖ Vanaf 2016 Common Reporting Standard (CRS)
❖ In België operationeel via het Centraal aanspreekpunt
(CAP)
CAP = register met bankrekeningnummers en contracten bij
FI in België van natuurlijke en rechtspersonen
Banken geven er de identiteit van hun cliënten en hun
Belgische rekeningnummer door.
Elke Belgische belastingplichtige à rekeningnummers van
elke rekening geopend in het buitenland (ook Tak 21+23)
Informatie-uitwisseling over bankrekeningen en
verzekeringscontracten (21 en 23).
Voorbeeld
Olivier is een Belg met fiscale woonplaats in België, maar een
effectenrekening in Luxemburg en Barbados
❖ Alle landen lid CRS dus financiële gegevensuitwisseling
❖ Olivier moet in zijn aangifte van de PB het bestaan en de
inkomsten vermelden
❖ Hij moet de rekeningnummers aan het CAP melden

De kasbon
= beleggingsinstrumenten die door financiële instellingen
doorlopend uitgegeven worden. Het zijn effecten aan toonder
en ze drukken een schuldbekentenis uit van de ontlener
tegenover de cliënt.
Werking
❖ ‘Virtuele’ mantel en een couponblad
❖ Looptijd vanaf 6 maanden, enkelvoudige
intrestberekening
❖ Op de vervaldag wordt de geleende som terugbetaald in
ruil voor de virtuele mantel
❖ RV van 15% van toepassing (in het boek staat 30%?)
Voordelen
❖ Opbrengst te vergelijken met de opbrengst van een
termijnrekening
❖ Kunnen op effectenrekening bewaard worden
❖ Naamloos
❖ Uitgifte in kleine coupures
❖ Kasbons vergelijken:
http://www.spaargids.be/sparen/kasbons.html
Kapitalisatiebon
= een kasbon met een vaste rentevoet en verplichte
rentekapitalisatie. Kapitalisatie is de techniek waarbij de
intrest belegd blijft, zodat hij op zijn beurt intrest opbrengt.
Men spreekt van intrest op intrest.
Werking
Verschilt met de kasbon doordat de jaarlijkse rente niet
uitbetaald wordt.
Een zuivere kapitalisatiebon heeft geen couponblad, aangezien
de rente pas op het einde van de looptijd wordt uitbetaald. Dan
wordt ook de roerende voorheffing ingehouden.
Verschil met kasbon
❖ Kapitalisatie van de intresten
❖ Geen tussentijdse coupons
❖ Voorbeeld: een kapitalisatiebon van 500 euro op 3 jaar
met een intrest van 3,5%. Hoeveel ontvangt de houder na
3 jaar?
K = 500 * 1,035 = 554,36 euro, bruto. En netto?
n
3

Verzekeringsbon Kasbon
Op naam Aan toonder (effectenrekening!)
Samengestelde intrest Enkelvoudige intrest (kapitalisatiebon!)
Vaste rente + WD Vaste rente
Geen RV als voldaan aan de voorwaarden Altijd RV
Geen beurstaks Geen beurstaks
Garantiestelsel (TAK 21) Garantiestelsel (rekeningen)
Instapkosten en taks levensverzekering Geen extra kosten
Afkoopvergoeding en fictieve rente bij Stopzetting mogelijk (kost)
vervroegde stopzetting
Min. 8 jaar Kan korter
Examenvraag
Vergelijk de verzekeringsbon, kasbon en de termijnrekening met elkaar. Wat zijn de
gelijkenissen en wat zijn de verschillen?

Verzekeringsbon= Op naam, Min. 8jaar, Samengesteld intrest, Geen RV als niet voorwaarden
Kasbon= Aan toonder, kan korter, enkelvoudige intrest, altijd RV, soms verborgen kosten
Termijnrek= geen verborgen kosten
Samenvatting

Je weet wat je intrest op het einde zal zijn Roerende voorheffing van 30% op alle
intresten, geafficheerde tarieven = bruto!
Bij kapitalisatiebon mogelijkheid tot Verbrekingsvergoeding bij vroegtijdige
kapitalisatie van de intresten afhaling
Geen openings- en beheerskosten Vergoedingen dekken nauwelijks inflatie
Langere looptijden geven hogere intresten Wil je je kapitaal vroeger opvragen, moet de
financiële instelling ze terugkopen

Samenvatting

Je weet wat je intrest op het einde zal zijn Roerende voorheffing van 30% op alle
intresten, geafficheerde tarieven = bruto!
Bij kapitalisatiebon mogelijkheid tot Verbrekingsvergoeding bij vroegtijdige
kapitalisatie van de intresten afhaling
Geen openings- en beheerskosten Vergoedingen dekken nauwelijks inflatie
Langere looptijden geven hogere intresten Wil je je kapitaal vroeger opvragen, moet de
financiële instelling ze terugkopen

Schatkistcertificaten
= effecten met een looptijd van maximaal één jaar, uitgegeven
door de (Belgische) schatkist. Zij zijn uitgedrukt in euro en
vertegenwoordigen ongeveer 5% van de schuld van de
Belgische schatkist (zie hoofdstuk 1 van deel 3). Het zijn
gedematerialiseerde effecten: de eigendom blijkt uit de
inschrijving in het effectenclearingstelsel van de NBB of in
het grootboek van de staatsschuld.
❖ Effecten op KT
❖ In €
❖ Uitgegeven d.m.v. aanbestedingen
❖ Gedematerialiseerd
❖ Vooral voor professionele investeerders die op zoek zijn
naar liquide en veilige belegging op korte termijn
❖ Particulieren via secundaire markt
❖ 2x per maand: 3 en 6 maanden of 3 en 12 maanden
❖ Aanbesteding:
o Op basis van de rentevoeten, ingediend door bieders
o Min. 10 miljoen € en veelvouden van 1 miljoen
o Schatkist aanvaardt alle offertes tot aan de door
haar bepaalde maximumrentevoet
Intrestberekening
❖ Intresten worden verdisconteerd naar het begin van de
plaatsingsperiode
❖ Te investeren bedrag = nominaal/(1+i * AD/360)
Voorbeeld: Y wenst voor 10 000 000 euro SKC te kopen voor
6 maand aan een intrestvoet van 3,8%. Hoeveel moet hij
betalen? (1 jan - 30 juni)
Oplossing
TIB = €10 000 000/1 + (0,038 * 181/360) à €10 000 000 * (1
+ 0,01910556) = €9 812 526,19
31+28+31+30+31 = 181 dagen op 360 dagen.
(Extra oefening: zie BB)

De verzekeringsbon
= een levensverzekering op naam met een vaste looptijd en
een gewaarborgde rente. Aan de bon is in principe altijd een
overlijdensdekking verbonden.
Bij de verzekeringsbon moeten altijd drie partijen in het
aankoopcontract worden bepaald:
❖ De verzekeringsnemer: de persoon die de bon koopt
❖ De verzekerde: de persoon wiens overlijden verzekerd is
❖ De begunstigde: de persoon die de opbrengst van de bon
(= kapitaal en intresten) ontvangt op de eindvervaldag of
bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum
Kenmerken
Belegd bedrag
De minimuminlage bedraagt meestal 2 500 euro en wordt
meestal in éénmaal gestort
Rendement
De rente wordt vastgelegd voor de hele looptijd en mag hoger
zijn dan de wettelijk vastgestelde rente op gewone
levensverzekeringen. Er wordt een maximumrente bepaald
door de FSMA. De verzekeringsmaatschappijen stemmen de
rente af op die van de kasbons. De rente wordt gekapitaliseerd
tegen de bruto-rentevoet.
Overlijdensdekking
Het meest voorkomend is de verzekeringsbon met een vaste
rente, een looptijd van minimum 8 jaar.
Een overlijdensdekking van minimum 130% van het belegde
kapitaal en waarbij verzekeringsnemer = verzekerde =
begunstigde bij leven
In beide gevallen is op de intresten geen RV verschuldigd.
Bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum van de
bon wordt minimum 130% van de inlage uitgekeerd. Als het
samengesteld kapitaal (inlage – stapkosten + reeds verworven
intrest) bij overlijden groter is dan 130%, wordt dit uitbetaald.
Voorbeeld
Stel je belegt €3 000 in een spaarverzekering
à vast rendement 1%
à Winstdeelname jaarlijks 2%
à looptijd 8 jaar + 1 dag
à overlijdensdekking
Premietaks 2% à 3 000/1,02 = 2 941,176471 (dit bedrag gaan
ze beleggen i.p.v 3 000) dat komt door die 2% premietaks.
Instapkosten 0,55% à 2941,176471 – 0,55% = €2 925
Overlijdensdekking €40 (zelf verzonnen) = €2 925 - €40 =
€2 885
€2 885 * (1,03) = €3 654,63
1/8

i = -1 à de berekening is gebeurt in een afgeleide formule


[(€3 654,63/€3 000) ] -1 = 2,50% à FOUT
1/8

[(€3 654,63/€2 885) ] -1 = 2,30%


1/8

Kosten
Instapkosten van 2% tot 5%. Premie voor overlijdensdekking;
geen beurstaks
Liquiditeit
Geen verhandelbaarheid want op naam (afkoop meestal
mogelijk mits forse opvragingsvergoeding)
Taks
Op levensverzekeringen nu +2%

De staatsbon
❖ Vastrentende effecten
❖ Uitgegeven door de Belgische staat
❖ Specifiek gericht op particulieren
❖ Kleine coupures
❖ Verschillende duurtijden: 5-8-10 jaar

Hoofdstuk 3: kredieten aan particulieren


De kredietkaart
= kortlopend en relatief beperkt consumentenkrediet. De
kredietkaart is een kaart waarmee je kunt betalen in een
verkooppunt of restaurant in binnen- en buitenland en
waarmee je ook geld kunt afhalen uit ‘de muur’.
Werking
❖ Magneetstrook en elektronische chip
❖ Vroeger handtekening, nu geheime pincode met 4 cijfers
❖ Kosten voor geldopnames via automaat
❖ Limiet van bv: 1 250 euro
❖ Vb: Visa, MasterCard, American Express…
❖ Diefstal? Card Stop, enkel nog aansprakelijk bij grove
nalatigheid
Gratis krediet?
Jaarlijkse bijdrage
Varieert van 0 tot 250 euro naargelang de kaart
Wisselkosten in het buitenland
Wisselkosten worden toegepast op transacties in andere
deviezen, identiek aan debetkaart
Afhalen aan een geldautomaat
Afhalen aan een geldautomaat is vaak betalend: vast kost van
5 euro per afhaling + 1% tot 2,5% wisselkosten afhankelijk
van de bank
Gespreide terugbetaling
Als niet genoeg geld op bankrekening…
à Gespreide terugbetaling (in meerdere keren)
à Vrij duur met mogelijk 12% JKP of meer.

Kredietlijn op de zichtrekening
= een soepel krediet voor particulieren die onverwacht voor
belangrijke uitgaven staan. De zichtrekening van de cliënt
mag op elk moment debet staan tot een toegestane kredietlijn
(m.a.w. de zichtrekening mag tot een bepaald bedrag in rood
staan)
❖ Bepaalde voorwaarden: loondomiciliëring,
minimuminkomen, betaalkaarthouder…
❖ Limiet mag niet overschreden worden
❖ Zie hoofdstuk 1 van deel 2
Consumptiekrediet
= kredietvorm waarmee de meest uiteenlopende kleine en
middelgrote aankopen worden gefinancierd: auto’s, reizen,
duurzame consumptiegoederen enz.
Kan je voor alles lenen?
❖ Nieuwe en tweedehandswagen
❖ Renovatie van een woning
❖ Aankoop van meubelen, een fiets, huishoudtoestellen
❖ Schilderwerken, huwelijksfeest of de studies kinderen
Waarvoor niet? Alleen voor zaken die bij wet zijn uitgesloten
bv. voor dieren of wapens
OPMERKING: een bank wil altijd het exacte doel kennen van
een persoonlijke lening om criminele activiteiten uit te sluiten.
Soorten consumptiekrediet
Verkoop op afbetaling
= krediettechniek waarbij een lichamelijk roerend goed
onmiddellijk in bezit wordt genomen mits het betalen van een
voorschot en een reeks maandelijkse aflossingen.
Financiering door de verkoper, de bank…
Wet bepaalt:
❖ Omvang voorschot (% van de aankoopprijs)
❖ Minimale en maximale afbetalingstermijn
❖ Maximaal lastenpercentage
Lening op afbetaling (LOA) of krediet op afbetaling
❖ Aangeboden door financiële instellingen
❖ Hiermee kan de ontlener buitengewone uitgaven dekken
o Kosten voor familieaangelegenheden, studiekosten
van kinderen, medische kosten, herstellingen of
inrichting van gebouwen enz.
❖ Niet rechtstreeks gekoppeld aan de aanschaf van een
roerend goed
❖ Ook minimum- en maximumtermijnen, maximumduur,
maximum lastenpercentage door wet geregeld

Kredietopeningen
❖ Worden eerder aangeboden door niet-banken
❖ Vaak verbonden aan private-labelkaarten
❖ Een kapitaalreserve wordt ter beschikking gesteld en de
ontlener kan het geld op eigen ritme terugbetalen
❖ Geen klassieke kredietkaart! (Elke maand verrekend en
geen intresten), bij een kredietopening wel intrest en
periode kan variëren
Verschil LOA en kredietopening
De looptijd
Aan een lening op afbetaling is altijd een looptijd verbonden
bv: 5 jaar; een kredietopening kent geen looptijd
De rente
❖ Bij een LOA wordt de rente samen met alle kosten van de
lening uitgedrukt in een Jaarlijks Kosten Percentage
❖ Bij een kredietopening wordt maandelijks slechts het
geleende bedrag rente in rekening gebracht.
Een kredietopening kent geen looptijd. Het krediet staat voor
onbepaalde tijd tot je beschikking. Zolang er zich geen
onregelmatigheden voordoen voorziet het in een levenslange
extra budgettaire ruimte tot het vooraf vastgesteld
kredietplafond. Er wordt gesproken van een ‘revolving’
krediet, omdat binnen deze formule eenmaal terugbetaald geld
weer opnieuw geleend kan worden.
LOA: De JKP-rente wordt over de totale leensom in rekening
gebracht, ongeacht of je wel of niet het totale bedrag hebt
uitgegeven. De hoogte van de jaarlijkse rente wordt reeds bij
het afsluiten van de lening voor de gehele looptijd vastgesteld.
Bij kredietopening: Heb je een kredietlimiet van € 5000 en
geef je op 1 augustus met je betaalkaart € 1000 uit, dan betaal
je eind augustus slechts rente over deze € 1000. De rente loopt
maandelijks door tot je het geleend bedrag teruggestort. De
hoogte van de debetrente schommelt afhankelijk van de
financiële “marktomstandigheden”. Het kan door de banken
naar boven of naar beneden worden bijgesteld.

Bescherming van de consument


❖ FSMA bevoegd voor de controle over de beroepskennis
van kredietbemiddelaars
❖ Verplicht examen met aflevering attest (zie volgend jaar!)
Reclame
❖ Identiteit en adres van de adverteerder, vorm krediet, JKP
en de voorwaarden waaraan het aangeboden wordt
❖ Verbod om krediet als gratis aan te prijzen: altijd
vergelijken met contante betaling
❖ Verbod van promoties gekoppeld aan een krediet
❖ Vermelding: geld lenen kost ook geld
Leuren met kredietovereenkomsten
Het is verboden aan woon- en werkplaats van de consument te
leuren met kredietovereenkomsten. Tenzij je zelf schriftelijk
een vertegenwoordiger hebt uitgenodigd, mag dus niemand je
opbellen, bij je langskomen of je iets toezenden om een
kredietovereenkomst voor te stellen.
Onderzoek van je kredietaanvraag
De kredietgever is verplicht informatie te geven over de
kredietovereenkomst die de consument heeft aangevraagd en
moet hem een krediet verschaffen dat zo goed mogelijk aan
zijn persoonlijke situatie is aangepast. Dat houdt ook in dat hij
aan de hand van een solvabiliteitsonderzoek moet nagaan of
de kredietnemer in staat zal zijn het krediet terug te betalen.
Sluiten van de overeenkomst
De kredietovereenkomst is gesloten vanaf dat de kredietnemer
ze ondertekend heeft met de vermelding ‘gelezen en
goedgekeurd voor … euro terug te betalen’ (voor
verrichtingen op afbetaling) of de vermelding ‘gelezen en
goedgekeurd voor … op krediet’ (voor kredietopeningen)
❖ Alle partijen moeten één exemplaar van het contract
ontvangen, met datum van ondertekening en het adres
❖ Geen nieuw krediet als consument > 1 000 euro
betalingsachterstand heeft
De bedenktijd
7 werkdagen (niet voor LOA, verkoop op afbetaling en onder
de 1 250 euro)
Bescherming van het privéleven
De kredietgever mag in het kader van de kredietovereenkomst
enkel gegevens over het privéleven van de kredietnemer
gebruiken als die hem ook echt in staat stellen diens financiële
toestand in te schatten. De kredietnemer heeft het recht te
weten welke gegevens over hem opgenomen zijn en foutieve
gegevens te verbeteren.
Controle
FOD Economie zal ‘Mystery shoppers’ inzetten.

Afbetaling van het consumptiekrediet


❖ Jaarlijks kosten percentage: JKP
o Om de consument te beschermen en de markt
transparanter te maken, werd in de wet een
eenvormige methode ontwikkeld om de kosten van
alle consumentenkredieten te berekenen.
❖ Vergelijking mogelijk tussen de reële kosten van de
verschillende financiële instellingen
❖ Geen extra kosten meer toegelaten!
❖ Inbegrepen: snelheid van terugbetaling kapitaal en
intrest, mogelijke beheerskosten en dossierkosten
❖ Totale kosten van het krediet: totaal terug te betalen
bedrag (kapitaal + intresten + kosten) en ontleende som
Maximum JKP per type kredietovereenkomst:
Bedragen Leningen/verkopen Kredietopeningen Kredietopeningen Financieringshuur
op afbetaling met kaart zonder kaart
Tot 1 250 EUR 18,50% 14,50% 10,50% 12,50%
Meer dan 12,50% 12,50% 9,50% 8,50%
1 250 10,00% 11,50% 9,50% 8,00%
Tot 5 000 EUR
Meer dan 5
000

Het hangt dus af van het soort krediet, het kostenpercentage en


het ontleende bedrag hoeveel de totale kosten bedragen.
(Voorbeeld, zie boek p 126.)
Autofinanciering aan 0%
Addertjes?
❖ Minder korting
❖ Minder terugbetalen bij een overname
❖ Eventueel nog vraag om een omniumverzekering aan te
gaan
❖ Totaalbedrag van de autolening inclusief
administratiekosten wordt vermeld in het SECCI-
document (Standard European Consumer Information) en
is verplicht in Europa
(Voorbeeld, zie boek p.127)
Tips aan wie wil lenen: (De Tijd)
1. Geef altijd de voorkeur aan een lening of verkoop op
afbetaling (eerder dan aan een kredietopening)
2. Wees nooit tevreden met het eerste het beste jaarlijkse
kostenpercentage. Vergelijk de verschillende aanbiedingen
op de markt, bv: via spaargids.be
3. Pas op voor tijdelijke lage promotietarieven. Ze zijn
waarschijnlijk een lokmiddel: hoe langer de looptijd, hoe
hoger het jaarlijkse kostenpercentage.
4. Wijzig de kredietbedragen en duurtijden in de verschillende
simulaties die u maakt: het jaarlijks kostenpercentage voor
een lening van 10 000 euro is soms hoger dan dat voor een
lening van 10 001 euro
5. Onderhand

Hypothecaire leningen
Definitie: Je krijgt geld van de bank om je woning te kopen, maar je woning dient als
onderpand voor de lening
❖ Krediet
❖ Gewaarborgd door een hypotheek
❖ Op een onroerend goed
❖ Bestemd voor: aankoop grond, woning, verbouwing
❖ Minimumduur 10 jaar
❖ Afbetaling gebeurt door vaste maandelijkse bedragen
(mensualiteiten) of vaste kapitaalaflossingen
De aflossingsvormen
Aflossing via constante mensualiteiten of maandelijkse vaste
afbetalingen

De lener kiest hier bij aanvang


van de lening voor vaste
maandelijkse aflossingen waarin
een gedeelte rente en een
gedeelte kapitaalaflossingen
inbegrepen zijn. in het begin
betaalt de lener zeer weinig
kapitaal terug, omdat de mensualiteiten voor het grootste
gedeelte uit intresten bestaan. Op het einde van de lening is
dat andersom.

Vaste kapitaalaflossingen:
goedkoper in totaal!

De lener kiest ervoor elke


maand een vast
kapitaalgedeelte af te lossen.
Dat gedeelte krijgen we door
het ontleende bedrag te delen
door het aantal maanden waarover de lening loopt. Daarbij
komt dan elke maand een intrestbedrag berekend op het
uitstaande kapitaalsaldo, dat in het begin veel groter is dan op
het einde van de lening. Daardoor betaalt de lener in het begin
van de lening dus aanzienlijk meer dan op het einde.

Toepassing: www.spaargids.be
Voer de simulatie in op de website van spaargids.be
❖ Te lenen bedrag 225 000 euro
❖ Looptijd 20 jaar
❖ Vaste intrestvoet
❖ Welke bank biedt de beste voorwaarden
o Maandelijkse rentevoet?
o Jaarlijkse reële rentevoet?
o Bedrag maandelijkse betaling?
o Totaal betaald bedrag?
o JKP?
Kosten en voorwaarden
❖ Standaard krediet informatieformulier bij iedere aanvraag
verplicht
o Hierin staan de inlichtingen over de beoordeling
van de financiële toestand van de aanvrager
o De FI verbinden meestal een aantal voorwaarden
aan het toestaan van een hypothecair krediet zodat
zij enige garanties bezitten voor de terugbetalingen.
❖ Garanties?
o Loondomicilie
o 30%-regel
o Schuldsaldo of levensverzekering (niet verplicht
door de wet, maar anders geen lening!)
o Brandverzekering
o Dossier-en schattingskosten
o Registratie van de hypothecaire lening bij
hypotheekbewaarder en notariskosten
o Quotiteit: 80% of meer?
❖ Hypothecaire inschrijving
❖ Hypothecair mandaat
o Bij een hypothecaire lening moeten
registratiekosten betaald worden voor de
inschrijving bij de hypotheekbewaarder waardoor
het onroerend goed het onderpand wordt voor de
terugbetaling van de lening
o De bank kan echter ook akkoord gaan met een
hypothecair mandaat. Dat is een gunst van de bank
die gebaseerd is op een vertrouwensrelatie. De
ontlener geeft een volmacht aan de bank om het
mandaat om te zetten in een effectieve hypotheek als
de vertrouwensrelatie zou geschonden worden.
❖ Hypothecaire borgstelling: zie later
JKP
Aandachtspunten
❖ Het JKP wordt steeds voor jou berekend; je hoeft het
nooit zelf (manueel) uit te rekenen
o Tijdens de simulatie wordt het JKP berekend in
Solar; op basis van de beschikbare gegevens
o Tijdens de aanvraag of bij het aanbod wordt het JKP
berekend door Pils
❖ Het JKP is gebaseerd op beschikbare informatie
o Wanneer bepaalde informatie ontbreekt of nog
onbekend is, worden gemiddelden gebruikt om het
JKP te berekenen
Vragen
❖ Wat indien klant geen schuldsaldoverzekering wordt
opgenomen?
❖ Wat als de premies van de brandverzekering nog niet
gekend is?
Onbekend is? bv: blokpolis

Voorbeeld 1

❖ Waarom verschilt het JKP in de twee voorbeelden?


❖ Welke triggers heb je in handen om het JKP te
beïnvloeden?
o Tarief: natuurlijk
o Samenstelling van de zekerheden: 100% hypotheek/
50% hypotheek – 50% mandaat /100% mandaat/…
o Dekking van de verzekeringen: bv.
levensverzekering waarbij beide partners 100%
dekking hebben of slechts 50%...
o Dossierskosten
Voorbeeld 2

Verschil met kredietopening


Het belangrijkste verschil tussen een hypothecaire lening en
een kredietopening is dat er bij een kredietopening een
weder opname van het afbetaald bedrag mogelijk is
zonder een nieuwe akte bij een notaris af te sluiten.
In 2012 leenden Matthias en Kimberly 175.000 euro voor een
woning. Ze kozen voor een jaarlijks variabele intrestvoet van
3,14%. Inmiddels hebben ze al zo’n 60.000 euro terugbetaald.
Volgend jaar willen ze enkele kamers renoveren. Ze gebruiken
hiervoor gedeeltelijk spaargeld. Dat is helaas niet voldoende
en daarom willen ze nog 30.000 euro extra lenen. Dankzij een
weder opname moeten ze geen nieuw krediet openen en is er
ook geen nieuwe notariële akte nodig. De intrestvoet van
3,14% uit 2012 is echter niet bindend. De financiële instelling
zal bij de weder opname de huidige intrestvoet gebruiken.
Door dit voordeel is de kredietopening de meest populaire
kredietvorm. Er is één addertje: de intrestvoet en andere
voorwaarden worden bepaald op het moment van de weder
opname.
Vervroegde aflossing van hypothecaire leningen
❖ Hypothecaire leningen kunnen vervroegd afgelost
worden mits ht betalen van een
wederbeleggingsvergoeding van maximum 3 maanden
intrest op het terugbetaalde gedeelte
❖ Mag niet meer zijn dan 1% van het vervroegd afgelost
kapitaal
o Bv: vervroegd terugbetalen van 25 000 euro van
een lening met een rentevoet van 3,5%
o Wederbeleggingsvergoeding is dan: 25 000 euro *
3,5%/4 = 218,75 euro
Herfinanciering van hypothecaire leningen
Iedereen heeft het recht om zijn lening terug te betalen met
geld uit een nieuw krediet dat hij is aangegaan tegen betere
voorwaarden.
❖ Bij andere banken of bij eigen bank
❖ Kosten bij andere bank liggen doorgaans hoger door
handlichting van de hypotheek, notariskosten,
dossierkosten, schattingskosten…
❖ Zie oefening 3 BB
De woonbonus
Zie kredieten FVE2 en opdracht 3

ZIE OOK EXTRA VOORBEELDEN BB OVER DIT HOOFDSTUK

Deel 3: beleggingsinstrumenten

Hoofdstuk 1: Obligaties
Wat is een obligatie? een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening
die door een overheid, een onderneming of een instelling is
aangegaan.
Onderneming heeft geld nodig:
❖ IPO of kapitaalverhoging door de uitgifte van
bijkomende aandelen
❖ Kredietopname doen bij haar banken
❖ Uitgifte obligatielening
Overheid heeft geld nodig:
❖ Belastingen heffen
❖ Geldmarkt: korte termijn
❖ Uitgifte van een obligatielening: kapitaalmarkt
(middellange tot lange termijn)
Overheid of bedrijf
Onderneming/bedrijf: corporate bonds
Openbare instantie: government bonds

Kenmerken van obligaties


Definitie
= een bewijs van schuldvordering van de obligatiehouder ten
overstaan van de ontlener (emittent of debiteur)
In ruil verbindt de ontlener zich ertoe:
❖ Vooraf overeengekomen rente
❖ Op vaste tijdstippen te betalen
❖ Op eindvervaldag schuld terugbetalen
Kenmerken
❖ Vroeger: Mantel met alle gegevens van de lening en
couponblad
❖ Nu: gedematerialiseerd
❖ Identiteit van de emittent
❖ Totale bedrag, rentevoet, coupondatum (= de datum van
de rentebetalingen), looptijd, terugbetalingstermijn
Voorbeeld obligatie-uitgifte Atenor

Andere voorbeelden slide 10!!


Vragen emissie Nexans? (mogelijke examenvraag)
https://www.oblis.be/nl/news/2017/04/07/nieuwe-obligatie-
nexans-onder-pari-verkrijgbaar-540271
❖ Wie is de emittent van deze obligatie?
❖ Hoe groot is de bruto-coupon? En de netto-coupon?
Hoeveel bedraagt bijgevolg de roerende voorheffing?
o 2,75% - 30% = 1,925% - 30%
❖ Op welke beurs wordt deze lening uitgegeven?
o Euronext Parijs
❖ Hoe/Bij wie kan een belegger deze obligatie kopen?
Maak een onderscheid tussen de primaire en de
secundaire markt.
o Primair à bank
o Secundair à beurs à tussenpersoon
❖ Hoeveel is de nominale waarde van een
obligatiecoupure?
o €100 000
❖ Hoeveel is de uitgifteprijs per stuk?
o 99,26%
❖ Wat is de duurtijd van deze obligatie? Geef ook de begin-
en eindvervaldag, wanneer is bijgevolg de eerste coupon?
o Duurtijd: 7 jaar
o Eindvervaldag: 2024
o Coupon dag: 5 april
❖ Stel dat de belegger zijn geld vroegtijdig terug wil. Wat
kan hij dan doen?
o Via de beurs
❖ Stel dat de emittent zijn lening vroegtijdig wil
terugbetalen. Wat kan hij dan doen?
o Via de beurs
❖ Wat is de rating van de emittent?
o BB
❖ Hoeveel geld wil de emittent met deze uitgifte
binnenhalen?
o 200 miljoen
❖ Wat is het statuut van deze obligatielening?
o Senior niet gewaarborgd
Wat beïnvloedt het rendement?
❖ Obligatieprijs (emissieprijs/uitgifteprijs/aankoopprijs)
❖ Waarborgen ten voordele van de obligatiehouders
❖ Terugbetalingsprijs
❖ Coupon
❖ Looptijd
Emissieprijs
Uitgifteprijs of emissieprijs:
❖ Aan pari: uitgifteprijs = nominale prijs (NW 10 000, TB
10 000)
❖ Boven pari: uitgifteprijs > nominale waarde (bv. 101%,
NW 10 000, TB 10 100)
❖ Beneden pari: uitgifteprijs < nominale waarde (bv 99%,
NW 10 000, TB 9 900)
Invloed op rendement?
Een emissie beneden pari doet het rendement licht boven de
nominale rentevoet uitstijgen. Bij een emissie boven pari daalt
het rendement licht beneden de nominale rentevoet.
Waarborgen
❖ Om obligatiehouder te beschermen tegen eventueel
onvermogen van de emittent om de intresten en de
geleende som op de eindvervaldag terug te betalen
❖ Waarborg gegeven door een overheid
❖ Waarborg gegeven door een moedermaatschappij
❖ Soms hypotheek gevestigd op het onroerend goed van de
ontlener
o In geval van faillissement worden zij eerst
terugbetaald met de opbrengst van de verkoop van
het onroerend goed
Achtergestelde obligatie
Bij een achtergestelde obligatie worden de houders in geval
van faillissement ‘achteruit’ gesteld. Ze worden pas vergoed
nadat alle andere schulden zijn afgelost en net voor de
eigenaars van de onderneming: de aandeelhouders.
Het risico als houder van een achtergestelde obligatie is
natuurlijk groter dan wanneer men een gewone obligatie bezit.
Als vergoeding voor dat risico moet de emittent een hogere
rentevergoeding betalen.

Looptijd
Obligaties worden typisch uitgegeven voor een langere
termijn: vanaf 5 jaar. Meestal liggen de terugbetalingsprijs en
het tijdstip van terugbetaling van een obligatie vast.
De clausules in de obligatielening stipuleren het tijdstip
van de aflossing:
❖ Volledig op de eindvervaldag of
❖ Via tussentijdse schijven
❖ Op initiatief van de emittent (call clausule of vervroegd
terugkopen)
❖ Op initiatief van de belegger (put clausule)
Techniek voor facultatieve aflossingen
❖ Call-clausule
o Normaal iets hogere coupon
o Vanaf een bepaalde datum
o Hoger rendement
❖ Put-clausule
o Lager rendement of iets lagere coupon
Terugbetalingsprijs
❖ Aan pari: terugbetalingsprijs = nominale waarde (NW
10 000, terugbetaling: 10 000)
❖ Boven pari: terugbetaling > nominale waarde (bv:
101%, NW 10 000, Terugbetaling: 10 100)
❖ Beneden pari: terugbetaling < nominale waarde (bv:
99%, NW 10 000, terugbetaling: 9 900)
Invloed op rendement?
En wat met eeuwigdurende obligaties?
Risico’s van obligaties
4 grote types van risico
❖ Debiteurenrisico
❖ Liquiditeitsrisico
❖ Renterisico
❖ Wisselkoersrisico

Kwaliteit van de emittent/debiteurenrisico


= de beoordeling van de kredietwaardigheid van de debiteur:
zal hij zonder problemen de rentebetalingen en de
terugbetaling van de lening op eindvervaldag kunnen
voldoen? Als de emittent niet kredietwaardig blijkt, loopt de
belegger het risico geld te verliezen.
à Emittent failliet? De belegger loopt het risico zijn inbreng te
verliezen = debiteurenrisico
❖ Gespecialiseerde instellingen gaan die
kredietwaardigheid na d.m.v. ratings.
❖ Voorbeelden rating agencies? Moody’s, Standard &
Poor’s, Fitch
❖ Rating Belgische overheidsobligaties?
o Rating: cijfers die geplakt worden op de emittent
Fasen ratingprocedures
❖ Analyse van de emittent: omgevingsfactoren en
financiële toestand
❖ Eindrating: motivering en inlichting, betwisting en
beroep mogelijk
❖ Publicatie van de rating
❖ Follow-up van de rating: eventueel aanpassing indien
nodig
Kredietrisico

Ratings en landen: Griekenland


à Oktober 2009

<<Griekenland dreigt in schulden te verdrinken>>


<<The ticket Euro bomb: Greek deception is discovered>> (Der Spiegel)
à Obligatiehouders betalen de rekening…

Grieken betalen zelf ook een hoge prijs…


<<Grieken staan voor gigantische besparingsoperaties>>
<<Griekenland zet eilanden in de etalage>>
<<Grieken moeten zes dagen per week gaan werken>>

En toch…
“Belegger loopt storm voor Griekse staatsobligaties”

Liquiditeitsrisico
De mogelijkheid om
❖ Op elk moment
❖ Tegen een juiste prijs
❖ Voldoende grote pakketten te kunnen kopen
❖ Op de secundaire markt
Geen garanties maar indicatoren
❖ Omvang van de lening
o Hoe groter het totale uitgegeven bedrag hoe vlotter
de verhandelbaarheid meestal verloopt
❖ Emissiedatum
o Recent uitgegeven obligaties zijn meestal vlotter
verhandelbaar dan oude leningen
❖ Aantal marktmakers
o Hoe meer financiële instellingen ‘markt maken’ hoe
groter de kans op liquiditeit. Marktmakers hebben
immers de verplichting op zich genomen altijd
koop- en verkoopprijzen op te geven waartegen zij
obligaties willen verhandelen met tegenpartijen.
❖ Aanwezigheid van een markthouder
Renterisico
Hoe langer de (resterende) looptijd, hoe groter het prijseffect
en dus het renterisico
❖ Verklaring: verdiscontering heeft groter effect
❖ Hoe kleiner de coupon, hoe groter het prijseffect
Inverse relatie tussen prijs en rendement
❖ Hoge prijs: laag rendement
❖ Lage prijs: hoog rendement
Renterisico voor belegger
❖ Stijging van de marktrente: daling van de prijs
❖ Daling van de marktrente: stijging van de prijs
MAAR op vervaldatum: obligatieprijs = terugbetalingsprijs
Voorbeeld
Obligatie 1 (looptijd van 3 jaren, coupon van 4 procent,
uitgifteprijs 100, rendement 4,00%)
❖ Stel: marktrente stijgt tot 4,36%
o Belegger niet meer bereid om 100 euro te betalen
voor obligatie met coupon van 4%
o Belegger betaalt slechts 99 euro (rendement 4,36%)
❖ Stel: marktrente daalt tot 3,64%
o Belegger bereid om meer dan 100 euro te betalen
voor obligatie met coupon van 4%
o Belegger betaalt 101,00 euro (rendement 3,64%)

Wisselkoersrisico
❖ Obligaties uitgegeven in vreemde munt kunnen in
wisselkoers schommelen ten opzichte van de euro
o Kan zowel positief als negatief zijn
❖ Zelfs met een hogere coupon kunnen ze toch minder
opbrengen door eventuele wisselkoersdalingen
Voorbeeld
In 2017 hebben we twee obligatieleningen gekocht met
volgende kenmerken:
Obligatie A:
❖ In EUR
❖ Intrest 3,5%
❖ Looptijd 2017-2022 (5jr)
❖ Waarde obligatie 1 000 EUR
Obligatie B:
❖ In USD
❖ Intrest 6%
❖ Looptijd 2017-2022 (5jr)
❖ Waarde obligatie 1 200 EUR
Aan de wisselkoers van 0,833 was 1 200 USD = 1 000
EUR
Stel dat de wisselkoers van de USD daalt ten opzichte van de
euro.
1. Rentevergoeding
Jaar Wisselkoers USD Rente A Rente B Rente B in EUR
in EUR 3,5% in EUR 6% in USD
2017 0,833
2018 0,80 35 72 57,6
2019 0,80 35 72 57,6
2020 0,75 35 72 54,0
2021 0,75 35 72 54,0
2022 0,70 35 72 50,4
Totaal rente 175 273,6
2. Terugbetaling in kapitaal
Kapitaal B in 2022: 1 200 USD * 0,70 wisselkoers = 840,00
EUR
3. Totale waarde in 2022, uitgedrukt in EUR
Kapitaal Rente Waarde op vervaldag
A 1 000,00 + 175,00 = 1 175,00 EUR
B 840,00 + 273,60 = 1 113,60 EUR

4. Besluit
Voor obligatie B zijn het intrestpercentage en de
intrestbedragen omgerekend in euro hoger, maar we boeken
een sterk verlies op de terugbetalingsprijs (kapitaal) door de
muntontwaarding van de USD. Omgerekend in euro is de
belegging in de obligatie USD geen goede belegging.
Terugbetalingswijzen van obligaties
❖ Eeuwigdurend of beperkt in de tijd
❖ Terugbetaling op eindvervaldag of met tussentijdse
vervaldagen
❖ Obligaties met aflossingsplan
o Om te vermijden dat hij zijn uitstaande
obligatieschuld op vervaldag in één keer moet
terugbetalen, kan de emittent bij de uitgifte
vastleggen om vanaf een bepaalde datum jaarlijks
(op de coupondatum) een gedeelte van het kapitaal
terug te betalen via een aflossingstabel. Dit is
gemakkelijk uit te werken indien het gaat om een
privéplaatsing.
▪ Bv: lottrekking
▪ Inkoop op de beurs
• Transactiekosten
• Emittent beschermen: maximumkoers
Overheidsobligaties
❖ Lineaire obligaties (OLO’s): via aanbestedingsprocedure
o Zij worden uitgegeven in schijven die samen een
emissielijn of kortweg lijn vormen. Door de
opeenvolgende schijven samen te voegen, verkrijgt
de OLO-lijn een afdoende omvang van liquiditeit.
o Een OLO-lijn bestaat uit een aantal periodieke
uitgiften (schijven) waarvan alle elementen
(rentevoet, terugbetalingsprijs en vervaldatum)
gelijk zijn. Bij elke emissie van een nieuwe schijf is
de intekenprijs (en dus ook het rendement)
verschillend en hangt af van de rente-evolutie en de
resterende looptijd van die schijf tot de vervaldag
❖ Op basis van prijzen ingediend door de bieders
❖ Offertes moeten minstens 10 miljoen euro bedragen en
een veelvoud zijn van 1 miljoen
❖ De schatkist bepaalt een minimumprijs, alle offertes
hoger dan deze prijs worden voor het volledige bedrag
aanvaard
❖ Staatbons: zie hoofdstuk 6: staatsbon brengt dubbel
zoveel op als in december

Rendement en kostprijs van een obligatie


= de verhouding tussen de opbrengst van een investering en
het geïnvesteerde bedrag
Voorbeeld kostprijs van een obligatie
❖ Obligatie met nominale waarde van 15 000 euro
❖ Koers op 30/6/2016 is 105 (%)
❖ Coupondag is 30/12 en coupon is 5%
Te betalen?
Koers: NW * Koers/100 is 15 000 * 105% = 15 750 euro
Verlopen bruto-intrest van 30/12-30/6 = 182 dagen (182/365
* 5% * 15 000) = 373,97 euro
Verlopen netto-intrest: -30% = 373,97 EUR – 112,191 =
261,779 EUR
Te betalen: 15 750 EUR + 261,779 EUR = 16 011,779 EUR
Couponrendement
= de nominale rente die de emittent betaalt aan de belegger.
Deze rente zegt weinig over de werkelijke opbrengst van een
obligatie. Het is slechts één element van de werkelijke
opbrengst.
Keuze tussen 2 identieke obligaties, met een looptijd van 3
jaar
Obligatie 1
❖ Prijs 100%/NW = 100
❖ Coupon 4%
Obligatie 2
❖ Uitgifteprijs 98,5%/NW = 100
❖ Coupon 3,5%
Welke te kiezen?
….
Onder rendement van en obligatie verstaan we de verhouding
tussen de opbrengst van de investering en het geïnvesteerd
bedrag
Voorbeeld 1
Obligatie met een nominaal waarde van 1 000 EUR,
uitgifteprijs 101% en terugbetalingsprijs 100%; coupon 8%
Hoeveel is het couponrendement?
8% (80/1 000) coupon/nominale waarde
Voorbeeld opgave?

Koersrendement
= de jaarlijkse couponopbrengst in verhouding tot de
werkelijke koers of aankoopprijs

Voorbeeld 1
Het koersrendement is 80/1 010 * 100 = 7,92% bruto (of
coupon/koers *100)
Voorbeeld opgave?
Voorbeeld 2
Stel een obligatie met een nominale waarde van 10 000 EUR
en een nominale rente van 9%, die je aankoopt tegen een koers
van 98%.
Het koersrendement = 9/98% * 100 = 9,18%
Het koersrendement houdt geen rekening met de
terugbetalingsprijs op de eindvervaldag of met de resterende
looptijd.
Benaderende formule
1% boven pari uitgegeven, die 1% spreiden over de looptijd,
hier is geen looptijd gegeven
Obligatie 1: zelfde
Obligatie 2: 98,5% uitgegeven dus 1,5% onder pari, die 1,5%
spreiden over de looptijd = 3 jaar
0,5% per jaar. Dit bij de coupon voegen dus het benaderend
rendement is 4%.
Waarmee geen rekening houden?
❖ Roerende voorheffing van 30% op de coupons
❖ Extra kosten bij aankoop/verkoop: beurstaks als niet op
de primaire markt
o 0,12% (met een maximum van 1 300 euro)
o Commissieloon tussenpersoon
Voorbeeld uitgifte boven pari en effect op rendement
Opmerking: rentevergoeding = rendement?
“De truc met de brutocoupon”
Coupons van 4% of meer…
uitgifteprijs vaak 101 à 102%
Netto-rendement? -30% = 2,65

Laat je dus niet verblinden door hoge coupons!


OEFENING KLASSIKAAL OOK BEKIJKEN!!!

Hoofdstuk 2: Aandelen

= eigendomsbewijzen van een vennootschap.


Een persoon die een eigendomsbewijs bezit, noemen we een
aandeelhouder (een obligatiehouder bezit een schuldbewijs).
De waarde van een aandeel hoort op lange termijn de
fundamentele waarde van het bedrijf min of meer te
benaderen.
Het is een bewijs van deelneming in het eigen vermogen van
een onderneming
à Een aandeelhouder is dus mede-eigenaar van de
onderneming.
Verschil met obligaties en Aandelen
Aandelen Obligaties
Eigen vermogen Vreemd vermogen
Stemrecht op de AV Geen stemrecht
Dividenden Coupons
Voorkeurrecht tot inschrijving bij Geen
kapitaalverhoging
Dividendenrecht Couponrecht/plicht (ook obligaties speciale
formule)
Geen garantie bij eindvervaldag Meer garantie bij eindvervaldag
Meerwaarde mogelijk bij verkoop/ontbinding Vreemd vermogen dus niet mogelijk
onderneming
Meerwaarde/minderwaarde mogelijk bij Meerwaarde/minderwaarde mogelijk bij
verkoop aandeel op de beurs verkoop obligatie op de beurs
Indeling naar de vorm
Vroeger
Mantel: bewijs van mede-eigendom
Couponblad: reeks genummerde coupons
Nu
Dematerialisatie! (Automatisch op rekening, automatische
splitsing…)
Aandelen aan toonder (zonder naam) VS aandelen op naam
(Inschrijving in register en hierdoor moeilijk overdraagbaar
maar automatische uitnodiging…)

Indeling
Volgens de rechten die ze vertegenwoordigen
❖ Aandelen met of zonder stemrecht
❖ Volgestorte en niet-volgestorte aandelen (op naam zolang
niet volgestort)
❖ Preferente of bevoorrechte aandelen (meestal geen
stemrecht)
❖ Oprichtingsaandelen
Beursgang
Hoe werkt de beurs? à zie filmpje slide 8
Stappen in een beursgang

De creatie van bijkomende aandelen bij een kapitaalverhoging


Zie voorbeeld Deceuninck oefeningen + voorbeeld boek

Begrippen kapitaalverhoging
Claims: verhandelbaar op de beurs en vertegenwoordigen een
bepaalde geldwaarde
Niet-verhandelde claims = scripts
Verschil tussen inschrijvingsprijs en beurskoers: hoe groter
het verschil tussen inschrijvingsprijs en beurskoers, hoe hoger
de waarde van een inschrijvingsrecht en de kansen op succes
van een emissie.
Winstuitkering
Dividend = het deel van de winst dat uitgekeerd wordt aan de
aandeelhouders.
Wat te doen met een aandeel?
❖ Bijhouden en dividenden innen, bij ontbinding
onderneming eventuele meerwaarde.
❖ Verkopen (met winst) op de secundaire markt
o Wet van vraag en aanbod
o D+3 (clearing and settlement)
Stockdividend (alternatief voor winstuitkering)
= winst wordt uitgekeerd in de vorm van nieuwe aandelen.
❖ Voordeel belegger?
o Het is een kapitaalverhoging waaraan hij verplicht
is deel te nemen.
❖ Voordeel onderneming?
o Het geld blijft in de onderneming.
Voorbeeld: stel 2% uitkering van de lopende winst, dan heb je
50 coupons nodig van één bepaald jaar om 1 nieuw aandeel in
de plaats te krijgen
(50 aandelencoupons * 2% = 100%)
Nadeel: winstverwatering!
= Daling van de winst per aandeel door toename van het
aantal aandelen waarover de winst verdeeld wordt.
Keuzedividend (alternatief voor winstuitkering)
= hier heeft de houder de keuze tussen een dividenduitkering
of nieuwe aandelen.
Voorbeeld 1
❖ Aandeel is 20 euro waard
❖ Dividend = 1,43 euro
❖ Min 30% = 1 euro
à 20*dividenden coupons = aandeel
Voorbeeld 2
Stel dat de uitkering van de lopende winst bijvoorbeeld 2%
bedraagt van de koers, dan heeft men 50 coupons van één
bepaald jaar nodig om 1 nieuw aandeel in de plaats te krijgen.
(50 aandelencoupons * 2% = 100%)

Waarvan geven jonge ondernemingen de voorkeur?


Dividenduitkering of stockdividend?
Een jonge onderneming kan ten eerste niet veel dividend
uitkeren, aangezien er in het begin vooral veel kosten worden
gemaakt. Ze geeft dus duidelijk de voorkeur aan een
stockdividend omdat de winst in de onderneming blijft.
Stocksplit
Komt regelmatig voor als zogenaamde ‘zware’ aandelen
worden gesplitst.
Het is de bedoeling die aandelen gemakkelijk verhandelbaar te
houden voor een breed beleggerspubliek.
Voorbeeld oefeningen

Rechten van de aandeelhouder


❖ Wettelijk voorkeurrecht tot inschrijving bij een
kapitaalverhoging
❖ Winstuitkering bij ontbinding
❖ Dividend:
o Speciale behandeling VV-aandelen: verminderde
RV, nu afgeschaft
o Preferente aandelen krijgen bij beperkte winst als
enigen dividend
o Stockdividend
o Keuzedividend
❖ Stemrecht op de aandeelhoudersvergadering
❖ Recht op uitleg over bepaalde punten van de agenda van
de algemene vergadering
❖ Recht op deelname in de jaarlijkse winst van de
onderneming
❖ Recht op deelneming in het overblijvende vermogen bij
de ontbinding van de vennootschap

Waarderen

Verwachte opbrengst = R = ((DIV1 + P1)/P0) -1 * 100

Voorbeeld
❖ Aankoopprijs aandeel = €75
❖ Verwacht dividend in de volgende 3 jaar: €3 per jaar
❖ Verwachte verkoopprijs volgend jaar: €81
De koers
Welke factoren beïnvloeden de aandelenwaardering?
Inleiding:
❖ Prijsvorming is complex
❖ Vraag en aanbod
❖ Verwachte toekomstige opbrengsten
❖ Conjunctuur
❖ Sentiment
Algemene factoren
Rente:
❖ Investeerders hebben keuze
❖ De rente heeft invloed op de waarde van ondernemingen
❖ Impact op de conjunctuur
Bedrijfswinsten:
Variabelen:
❖ Rente
❖ Winstvooruitzichten
o Hefboom
Internationale conjunctuur:
❖ Europees en wereldniveau bepalend
❖ Open economie
Trends
Sentiment
Timing op de markten
Andere factoren, zie boek

Cijfermatige waardering

Dividendrendement: DIVIDEND/BEURSKOERS*100

De koers: factoren die de koers beïnvloeden:


❖ De economische conjunctuur
❖ Inflatie
❖ Consumentenvertrouwen
❖ Producentenvertrouwen
❖ Werkloosheid
❖ Brexit
❖ Politieke maatregelen
❖…
Voorbeeld
Onderneming A = beursgenoteerd aandelen = 4 miljoen
Aandelenkoers (KPA) = €50
Netto winst + (resultaat) = €20 miljoen
Waarvan 50% als dividend
Ratio’s: dividend of rendement
à winst per aandeel = (20 miljoen / 4 miljoen) = €5
dividend per aandeel (DVA) / koers per aandeel (KPA) = €2,5
/ €50 = 5%
Waardemeters
Pay-out ratio
= geeft weer welk deel (%) van de winst daadwerkelijk werd
uigekeerd aan de aandeelhouders.
Pay-out ratio = Uitgekeerd dividend/nettowinst*100

DPA/WPA (winst per aandeel): €2,5/€5,00 = 50%


Koers-winstverhouding (K/W, P/E)
Of de ‘price-earnings’ ratio = koers op een bepaalde dag van
het aandeel/winst per aandeel
K-W = Koers/netto courante winst per aandeel

KPA/WPA = €50/€5 = €10


Opmerking
Risicopremie!!!

Verschil boekwaarde en intrinsieke waarde


Boekwaarde = het eigen vermogen gedeeld door het aantal
aandelen.
BW= EV/aantal aandelen

De boekwaarde van een aandeel is beperkt relevant bij het


analyseren van een aandeel.
Intrinsieke waarde = de werkelijke geschatte waarde van het
aandeel in de veronderstelling dat de onderneming alles zou
verkopen (reële waarde van de activa – schulden = reëel eigen
vermogen).
IW= Reëel EV/aantal aandelen

Het verschil tussen intrinsieke waarde en de boekwaarde kan


dus zeer groot zijn. Volledig afgeschreven activa hebben
bijvoorbeeld nog een aanzienlijke waarde en die noemen we
de reële waarde. In de teller van de intrinsieke waarde komen
dus reële waarden en niet de boekwaarden voor.
De belegger kan best altijd rekening houden met de intrinsieke
waarde en veel minder met de boekwaarde.
Beleggingsoverwegingen voor particuliere beleggers
❖ Stock picking
o = Specifieke aandelen kopen
Beleggersstrategie naargelang de grootte van de bedrijven
Blue chips
= aandelen van zeer grote bedrijven met een hoge
beurskapitalisatie
Small chips
= kleine waarden die maar al te dikwijls ondergewaardeerd
blijven, dikwijls omdat men niet over historieken beschikt om
ze naar de waarde te schatten.
Beleggersstrategie naargelang de sector
Defensieve aandelen
= aandelen die het minst schommelen met de conjunctuur,
doordat ze op de markt zitten van de primaire behoeften. We
denken aan voeding, drank en tabak, cosmetica,
grootdistributie en nutsbedrijven (energie, water)
Welke sectoren hebben weinig risico?
Voedingsbedrijven en nutsbedrijven
Cyclische aandelen
= deze aandelen surfen comfortabel op de golven van de
conjunctuur. In periodes van economische groei leveren ze
fikse winsten op. Daarna vertraagt hun ritme, om gelijke tred
te houden met de economie. Tot die aandelen behoren de
waarden van de chemische sector, de petrochemie, de
bouwsector en de staalnijverheid, maar ook auto’s, transport
en vrije tijd.
Rentgevoelige aandelen
= gevoelig voor schommelende rentes à banken,
verzekeringen, holdings en vastgoed.
Groeiaandelen
= aandelen uit meestal jongere sectoren die een grotere groei
kennen dan die uit de ‘oude economie’ en daarmee bedoelen
we bijvoorbeeld media, halfgeleiders, software, telecom,
farmaceutica en biotechnologie. De risico’s zijn wel
beduidend hoger.
Waardeaandelen VS groeiaandelen
farmacieaandelen
Rendementsaandelen
= Aandeel dat een hoger dan gemiddeld dividendrendement
heeft.
Fiscaliteit en kosten
❖ Beurstaks: nu 0,35%
❖ Makelaarsloon
o Dat tarief is afhankelijk van de grootte van het
aankoopbedrag en kan sterk variëren tussen de
makelaars onderling.
❖ Effectentaks
o Taks op effectenrekeningen

Deel 4: De beurs
Hoofdstuk 1: werking van de beurs
Wat is een beurs?
= georganiseerde en gereglementeerde markten die vroeger
binnen een beursgebouw opereerden, maar die nu volledig
elektronisch werken.
De gespecialiseerde beleggingsondernemingen verwerken er
de aankoop- en de verkooporders in opdracht van derden of
voor eigen rekening. Het centraliseren van alle orders doet een
markt ontstaan, waar de prijs van een effect functie is van
vraag en aanbod.
Beurzen en hun nut
Wie zijn de spelers op de beursmarkt?

Beursintroducties
Hoe komt een onderneming aan vers kapitaal?
❖ Kredieten bij de financiële instelling
❖ Private plaatsing/Crowd funding
❖ Durfkapitalen (Venture Capital)
❖ Beursintroductie (IPO)
❖ Kapitaalverhoging van de bestaande aandeelhouders
❖…

Maturiteitscyclus van een onderneming

IPO: initial plublic offering


❖ Institutionele beleggers en privé-beleggers nemen deel in
het eigen vermogen van de onderneming
❖ Aandeelhouder is mede-eigenaar
❖ Waarom?
o Interne groei financieren
o Externe groei financieren, bv. fusie, overname
o Regelen van het aandeelhouderschap
oVerplichting tot professionalisering
oVerhoogt de visibiliteit
oVerhoogt de geloofwaardigheid
oGarandeert de continuïteit
oAanmoediging voor het personeel, bv.
aandelenoptieplannen
o Prestige
IPO-bedenkingen
❖ Administratieve en boekhoudkundige verplichtingen
❖ Kosten
❖ Verlies financiële onafhankelijkheid
❖ Verlies soepelheid
Euronext.be
Bewogen geschiedenis

NYSE Euronext = wereldwijd netwerk

Van NYSE Euronext naar Euronext


❖ 2013: de grondstoffenbeurs ICE lanceert een bod op
NYSE Euronext
❖ ICE was vooral geïnteresseerd in LIFFE en weinig
interesse in andere beursactiviteiten
❖ Bod door ICE in 2013 à had enkel interesse in LIFFE
❖ Beursintroductie in juni 2014 à ICE 60%
❖ Grote concurrentie van alternatieve beursplatformen
Organisatie van de beurs
❖ Geleid door een Raad van Bestuur en een
❖ Directiecomité
o Algemene bestuur van de beurs
o Nieuwe beursintroductie
o Procedures voor handel met voorkennis
o schorsingsrecht
Controle op de beurs

De deelmarkten van de beurs van Brussel

Beurskapitalisatie (gereglementeerde markt)


❖ Segment A: grote ondernemingen
o Beurskapitalisatie > 1 miljard euro
❖ Segment B: middelgrote ondernemingen
o 1 miljard euro > beurskap > 150 mio euro
❖ Segment C: kleine ondernemingen
o Beurskapitalisatie < 150 mio euro

Strenge eisen m.b.t. transparantie


Periodieke informatie
Jaarrekening en semestriële bekendmaking van de resultaten
Occasionele informatie
❖ Koersgevoelige informatie
❖ Informatie die een invloed heeft op de financiële
structuur en/of het aandeelhouderschap
❖ Participatiemelding aan de onderneming of aan de FSMA
De niet-gereglementeerde markt op de Brusselse beurs
Bedrijven die nog niet klaar zijn voor een Eurolist-notering
maar die voorlopig toch een koersindicatie wensen, kunnen
opteren voor de niet-gereglementeerde markt. Op de Brusselse
beurs kan dit op de segmenten Alternext en Vrije Markt.
Alternext: de markt voor KMO’s
Minder strenge toelatings- en noteringsvoorwaarden
❖ Eenvoudige toegang tot de kapitaalmarkten
❖ Soepeler regelgeving op maat van kleine en middelgrote
ondernemingen
❖ Listing sponsors begeleiden de onderneming
❖ Maatregelen die de liquiditeit bevorderen
❖ Een efficiënte markt
Vrije markt: minder verplichtingen mbt transparantie
Minder verplichtingen
❖ Jaarrekening bij Nationale Bank van België
❖ Niet verplicht om IAS/IFRS toe te passen
❖ Niet verplicht om koersgevoelige informatie te
publiceren
❖ Geen meldingsplicht (5%)
o Geen controle door de FSMA (met uitzondering van
het prospectus)
Euronext: nieuw voor KMO-segment
Aandacht voor kleiner aandelen
❖ = Overkoepeling van alle aandelen met beurskapitalisatie
van minder dan 1 miljard euro
❖ Bijna alles, behalve BEL20
❖ Hoop op nieuwe kleine beursintroducties
❖ Nog niet veel succes

Wat is een prospectus?


Een document dat moet worden goedgekeurd door de FSMA als een onderneming een
beursintroductie wil doen.
 
Doorlopende verplichtingen voor bedrijven

Verplichtingen: samenvatting
De noteringsmodules
❖ Doorlopend
o Doorlopende notering
o Hoog aantal verhandelde effecten
o Constante prijsschommelingen
❖ Fixing
o Korte verhandelingsperiode nl. 30’
o Beperkt aantal verhandelde effecten
o Prijsvorming 1 tot maximaal 2 keer per dag
à Selectie obv de liquiditeit van het effect
Prijsvorming
Markt = samenbrengen van vraag en aanbod
à Twee basismodellen
Order driven model
= Order gestuurd model via een Centraal Order Boek
Quote driven model
= Prijs gestuurd model via de Market Maker
Prijsvorming volgens het prijsgestuurd model

Prijsvorming volgens ordergestuurd model

Euronext is een ordergestuurde markt

Een handelsdag in doorlopende notering


Een handelsdag in de fixing noteringen

De koersvorming
Vooropening (7u15 tot 9u)
à Alle aan- en verkooporders worden gecentraliseerd in het
elektronisch orderboek van Euronext
❖ Invoeren van nieuwe orders
❖ Wijziging van bestaande orders
❖ Annuleren van bestaande orders

Opening (9u)
Berekening van de openingsprijs
à Principe: de openingskoers is de prijs met de hoogste
uitvoerbare volume
Uitvoering van orders tegen openingskoers
1. Orders zonder limiet
2. Orders met ‘betere’ prijslimiet
Alle aankooporders met een hogere prijslimiet en alle
verkooporders met een lagere prijslimiet dan de
openingskoers, worden uitgevoerd tegen de voordeliger
openingskoers
3. Orders met de openingskoers als prijslimiet
à Orders worden chronologisch uitgevoerd
Verhandeling (9u tot 17u30)
❖ Nieuwe orders kunnen doorlopend geplaatst worden op
Euronext via een financieel bemiddelaar, lig van
Euronext
❖ Elke aan- en verkoop van effecten resulteert in een
nieuwe koers die hoger of lager is dan de vorige
❖ KOERSSCHOMMELINGEN

Slotkoersfixing (17u30 tot 17u35)


DOEL à berekening van de slotkoers
❖ Vraag en aanbod worden gecentraliseerd in een
vooropeningsperiode ( = stilstaande fase)
❖ Slotkoers wordt op identiek dezelfde wijze berekend als
de openingskoers (vraag + aanbod)
Slotkoershandel/Trading at last (17u35 tot 17u40)
Effecten kunnen enkel nog verhandeld worden tegen de
slotkoers
à de koers verandert niet meer!
Beursorders op Euronext
Hoe plaats ik een beursorder?
❖ Bank of beursvennootschap
❖ Telefoon of internet
à Steeds via een financieel bemiddelaar, lid van Euronext
4 vereisten voor een correcte uitvoering van het
beursorder:
1. De richting van de transactie: kopen of verkopen
2. Het aantal effecten + de naam van het effect
3. De geldigheidsduur van het beursorder
4. De prijslimiet
Zonder vermelding van geldigheidsduur à het order is slechts
1 dag geldig
Met vermelding van geldigheidsduur à de belegger bepaalt
zelf tot welke datum het order moet behouden blijven.
Maximaal 1 jaar

Twee types
❖ Een marktorder
❖ Orders tegen gelimiteerde koers (Limietorder)
Het marktorder
❖ Order zonder prijslimiet
❖ Prioriteit
= hier geeft men de tussenpersoon de opdracht om de aandelen
te kopen of te verkopen aan de beste voorwaarden die op dat
moment beschikbaar zijn.
Marktorder 1
Marktorder 2

Conclusie
Doel? Belegger wil meteen kopen of verkopen tegen om het
even welke prijs
Risico? Deeluitvoeringen

Het order tegen de beste limiet


Voor de koper is de beste limiet de laagste prijs die op dat
ogenblik aanwezig is in de markt
Voor de verkoper is de beste limiet de hoogste prijs die op dat
ogenblik aanwezig is in de markt

Het limietorder
De koper geeft de maximumprijs aan die hij wenst te betalen
bij aankoop.
De verkoper geeft de minimumprijs aan die hij wenst te
ontvangen bij verkoop.
Limietorder aankoop 100 tegen €61,12

(Zie nog een voorbeeld boek p.236)


Hoofdstuk 2: Beursindexen
Wat is het nut van een beursindex?
❖ Een beursindex is een ‘snelle’ waardemeter
❖ Een beursindex meet dag na dag de beursevolutie
❖ Cijfer stijgt à de beurs is die dag gestegen e.o.
❖ Vergelijkingen over een lange periode mogelijk
De samenstelling van een beursindex
❖ Men neemt de belangrijkste beursgenoteerde bedrijven
en maakt daarmee een representatieve weging
❖ Grote bedrijven wegen zwaarder door dan kleinere
❖ Niet elke index is gewogen, bv. Dow Jones gewone +;
S&P wel
Hoe bepaalt men welke bedrijven in de index komen en
welke bedrijven niet?
❖ Aan de hand van de Bel-20
o Maximaal de 20 grootste beursgenoteerde Belgische
aandelen
o De bedrijven met de grootste beurskapitalisatie
komen in de Bel-20
o Om in Bel-20 te mogen moet Free Float 300 000
keer de Bel-20 halen (voor zittende leden 200 000
keer) + free float van minimum 15%
o Één bedrijf kan maximaal 12% van de Bel-20
uitmaken
▪ Jaarlijkse herziening (aftopping > 12%)
Belgische beursindexen
Effectenmarkt Europa:
❖ België
o BEL20
o BEL Mid
o BEL Small
Aantal beurzen en beursindexen
Effectenmarkt Europa:
❖ Frankrijk: Euronext Parijs
o CAC 40
❖ Deutsche Börse: grootste: Frankfurter Wertpapierbörse
o DAX 30: 30 grootste aandelen
o Zeven regionale aandelenmarkten dus geheel nogal
versnipperd
o Reeds jaren op fusiezoektocht
❖ VK: London Stock Exchange
o Footsie: FTSE 100
o De Londense derivatenmarkt LIFFE hoorde bij
Euronext en is nu bij ICE
o Fusie LSE en Deutsche Börse? Europese
Commissie onderzoekt
❖ Nederland: Euronext Amsterdam: kleine 200 aandelen
o AEX
o AMX
o AScX
Niet-Europese beursindexen
De belangrijkste effectenmarkten: VS
❖ NYSE
❖ NASDAQ
❖ Optiebeurs van Chicago
o Indexen VS: DJ industrial
o S&P 500
o Nasdaq Composite Index
MSCI-World-index: Morgan Stanley Capital International
index: ongeveer 1 500 aandelen over de hele wereld
NIKKEI225: Japan

Verschil couponrente en rating


Als de rating daalt, eist de belegger een hogere
risicopremie. Daardoor eist hij een hogere rente. Maar
de couponrente is vast, dus moet de koers dalen om dat
te compenseren.
100

You might also like