Professional Documents
Culture Documents
Deel 1: Wetgevend en Institutioneel Kader: Hoofdstuk 2: de Bank Binnen Het Financiële Landschap
Deel 1: Wetgevend en Institutioneel Kader: Hoofdstuk 2: de Bank Binnen Het Financiële Landschap
Deel 1: Wetgevend en Institutioneel Kader: Hoofdstuk 2: de Bank Binnen Het Financiële Landschap
Kenmerken:
• Tussenpersonen: makelaars, dealer
o Door tussenpersonen is het risico meer gedekt
doordat ze gecontroleerd worden. Bij de vorige fase
ben je helemaal niet zeker, hier wel. Je hebt hier een
contract.
• Voordelen: informatievoordeel, eerlijk prijsverloop,
risicospreiding mogelijk, liquiditeit…
o Risicospreiding: je koopt 1 aandeel AB Inbev, 1
aandeel KBC, 1 aandeel Colruyt…
o Liquiditeit: aandeel van populair bedrijf gaat sneller
verkocht geraken dan een aandeel van een klein
bedrijf
• Nadelen: te veel info? à Verwarring, kosten,…
Bv: Euronext, obligatiemarkt à bank als doorgeefluik
bv ik koop aandeel bij AB Inbev. Ik weet dat mijn geld er
naartoe gaat, maar andersom niet. Is
natuurlijk wel opvraagbaar maar gebeurt niet in de
praktijk.
Transformatiefunctie
LOOPTIJDTRANSFORMATIE/TERMIJNOMZETTING
Financiële sector absorbeert risico’s en verschuift een teveel
aan liquiditeit (spaargeld) naar de actoren die hier een tekort
aan hebben (deficitsectoren)
SCHAALTRANSFORMATIE OF OMVANGOMZETTING
Van kleine stortingen op spaar- en zichtrekening (50, 100,
1000) à wordt gecumuleerd groter bedrag voor lening van 1
miljoen.
VALUATAOMZETTING OF PLAATSOMZETTING
Debiteurenrisico of kredietrisico
• Wanneer een bedrijf failliet gaat, is de bank een stuk geld
kwijt
Liquiditeitsrisico
• Cash te kort om mensen hun geld te betalen
Renterisico
• Als de rentevoeten ineens zouden veranderen
(stijgen/dalen)
Wisselkoersrisico’s
Branchevervaging
o = dat een financiële instelling haar oorspronkelijke
specialiteit verlaat en op zoek gaat naar inkomsten
in aanverwante sectoren.
❖ Desintermediatie
= een verschijnsel dat zich ook al enkele jaren
voordoet op de financiële markten. Investeerders
gaan voor de financiering van investeringen niet
langer via de eigenlijke intermediatie
(kredietverstrekking) van de banken, maar zoeken
op een meer rechtstreekse manier de financiële
markten op. Zo hopen zij hun middelen aan betere
voorwaarden te verkrijgen.
Verschillende banken
Depositobanken
❖ Zie cijfers vorige taak
❖ Vragen zie groepstaak
Effectenbanken
= kredietinstellingen waarvan de werkzaamheden in
hoofdzaak betrekking hebben op transacties in financiële
instrumenten. (Zij verstrekken geen traditionele kredieten
zoals kredieten aan ondernemingen.)
❖ Focust op effectenverrichtingen en vermogensbeheer
(aandelen)
❖ Geen kredietverlening
❖ Statuut tussen KI & beursvennootschap
❖ Slechts 2 instellingen met dit statuut
❖ Bv: Van de Put & Co
Een effectenbank is juridisch geen beursvennootschap omdat
het een beursvennootschap niet toegestaan is deposito’s van
klanten te verzamelen, tenzij voor de verwerving van
financiële instrumenten.
Zakenbanken
Houden zich bezig met zeer diverse activiteiten:
❖ Sommige beleggen in risicodragend kapitaal, zonder
controle te willen verwerven in de betrokken
vennootschappen. De participaties worden achteraf weer
afgestoten wanneer zij voldoende winst hebben
opgeleverd;
❖ Daarnaast treden ze ook op als raadgevers bij een
overnamebod en bij fusies en herstructureringen van
vennootschappen;
❖ Ten slotte specialiseren ze zich soms ook in het
verschaffen van durfkapitaal of venture capital
(financiering van jonge en snelgroeiende bedrijven)
Bijvoorbeeld: Bank Degroof Petercam
Private banking
= een eigen bankier die voor de klant een perfect op maat
gesneden oplossing aanbiedt of zelfs de volledige portefeuille
van de klant beheert.
❖ Meestal pas vanaf 250 000 EUR (voor gefortuneerde
mensen bedoelt)
❖ Maken gebruik van open architectuur
o = zij beleggen niet alleen in fondsen van het eigen
huis maar spelen ook hun onafhankelijkheid als
troef uit.
Institutionele beleggers
= financiële instellingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit
het beleggen van geld op langere termijn of waarin het
beleggen op langere termijn een noodzakelijk gevolg is van
hun hoofdfunctie.
Holdings of portefeuillemaatschappijen
In tegenstelling tot zakenbanken, die hun aandelen in
ondernemingen na een reorganisatie meestal weer verkopen,
streven de holdings wel controle na over de ondernemingen
waarin zij aandelen bezitten. Zij proberen de opbrengsten van
hun portefeuille te maximaliseren.
❖ Meestal beursgenoteerd
❖ Brengt zelf geen goederen voort
We kunnen de holdingbedrijven in België beschrijven in
functie van hun activiteit.
❖ Categorie A: Mono holding: Solvac met enkel Solvay-
aandelen
o Bezit maar één belangrijk actief, een blok aandelen
die zelf genoteerd zijn
Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen
❖ Zie andere vakken
Instellingen voor collectieve belegging (ICB’s)
= Deze instellingen groeperen de gelden van de individuele
beleggers en beheren ze ook gemeenschappelijk. Het risico
blijft voor rekening van de kapitaalinbrenger die, naargelang
zijn inbreng, certificaten aan toonder krijgt.
Betrokken partijen
KIDD
UCITS IV
De KIID (Key Investor Information Document): meer heldere
en uniforme informatie (= verhoogde bescherming van de
investeerder) + nieuwe regels voor de risicoklassen.
De kredietcrisis/eurocrisis/bankencrisis
❖ Zie filmpje in PPT
Intermediatie en geldcreatie
❖ Zie filmpjes in PPT
Instellingen die richtlijnen uitvaardigen en controle uitoefenen:
FOD Financiën
De overheid in het algemeen komt op verscheidene vlakken
tussenbeide op de financiële markten:
❖ Als ontlener
❖ Als belastingontvanger
❖ Als controleur
Andere bevoegdheden:
❖ Agentschap van de schuld of debt agency
❖ Toezicht op de financiële instellingen
❖ Van CBF en CDV naar CBFA naar FSMA
Twin-Peaks-model
NBB
Vroeger NBB monetair beleid, CBFA vooral controle
Nu bipolair model: Twin-Peaks
De bankencrisis had uitgewezen dat twee controlerende
instellingen samen niet goed ging. Er was te weinig
communicatie. Nu is het veel beter. NBB heeft de volledige
controle en krijgt input van de FSMA. Ondertussen is Europa
nog een stap verder gegaan en heeft de ECB de controle van
de banken deels overgenomen.
Twin-Peaks
NU:
❖ NBB: macro- en micro prudentieel toezicht op alle FI
❖ FSMA:
o Zorgt eerder voor de goede werking van de markten
o Onrechtmatig aanbieden van financiële producten
o Toezicht op financiële tussenpersonen
o Nog toezicht op sommige instellingen
De NBB en de ECB
Doelstellingen van het monetair beleid
❖ Economie functioneert goed als geld haar functies
ongestoord kan uitoefenen
o Prijsstabiliteit
o Geldmarktrente
❖ Inflatie vormt een groot gevaar voor de efficiëntie van
het geldstelsel
❖ En probleem inflatie?
o Uitgestelde consumptie, economie verzwakt,
voorraden stapelen op
Taken van de NBB
❖ Uitvoeren monetair beleid
❖ Emissiebank
❖ Beheren en besturen van de vereffeningssystemen
❖ Informatie verzamelen: jaarrekeningen, studierapporten,
kredietcentrales, balanscentrale
❖ Conjunctuuronderzoek
❖ Vertegenwoordiger van België bij internationale
bijeenkomsten
❖ Prudentieel toezicht
Doel van monetair beleid
❖ Prijsstabiliteit!
❖ Groei van het nationaal inkomen +
❖ Inflatiebestrijding is grotendeels toevertrouwd aan NBB
à doel is inflatie tussen 0 en 2%
❖ Altijd een deeltje inflatie: geïmporteerde, kosteninflatie,
betere kwaliteit…
De NBB moet de monetaire politiek uitvoeren, vastgelegd
door de ECB. De ECB bepaalt de grote lijnen, maar elke
nationale bank heeft bovendien nog een aantal andere taken.
Bv: jaarverslagen maken over de toestand van de economie,
organiseren van financiële fora. Organiseren van studiedagen
voor leerkrachten, website voor de scholen.
Het monetair beleid
Lender of the last resort: als de banken ergens anders geen
krediet meer krijgen, kunnen ze altijd terecht bij de centrale
bank.
Nieuwe maatregelen die strikt genomen niet tot de basistaken
van het monetair beleid horen zijn bijvoorbeeld het opkopen
van overheidsobligaties van landen met problemen. Het zijn
uiteraard de banken die vooral deze obligaties in hun
portefeuille hebben. Soms verkiezen banken een lage rente
van de ECB (zelfs negatief) boven een hogere rente op de
interbankenmarkt. Dit komt omdat ze elkaar in slechte tijden
niet vertrouwen.
Instrumenten van
monetair beleid
OPLOSSING
Hoeveelheidstender: totaal 14 miljoen EUR
❖ ING: 4/14 * 2,1 = €600 000
❖ KBC: 3/14 * 2,1 = €450 000
❖ BNPP Fortis: 3,5/14 * 2,1 = €525 000
❖ Argenta: 3/14 * 2,1 = €450 000
❖ Belfius: 0,5/14 * 2,1 = €75 000
à Conclusie: Totaal is 2 100 000 EUR en elk dezelfde rente nl. 0,5%.
Tenders: rentetender
De centrale bank heeft 21 miljoen euro ter Beschikking. De
deelnemers hebben volgende vraag (in miljoen euro)
NBB en ECB
‘Tijdelijke’ instrumenten?
❖ OMT:
o Onbeperkt opkopen van staatspapier
o Landen moeten in het volledige programma zitten
en terug naar de fin. Markten gaan om zich te
financieren
❖ Europees Noodfonds
❖ Aanbestedingen worden volledig toegewezen
❖ ‘Quantitative Easing’: nationale banken kopen
obligaties… op: 60 miljard euro p/m
Actualiteit:
De ECB gaat vanaf januari het obligatie-opkoopprogramma
halveren. Vanaf januari zal de ECB niet langer 60 miljard
euro, zoals nu, maar 30 miljard euro uitgeven op de Europese
obligatiemarkten. Dit bedrag zal minstens tot september
worden volgehouden. Wat er daarna gebeurt, hangt af van de
economische omstandigheden.
Met deze mededeling verraste de ECB niet. Het was dit
scenario dat op de financiële markten het vaakst voorspeld
werd. Het scenario houdt het midden tussen behoedzaamheid
en daadkracht. De halvering getuigt van daadkracht, maar de
relatief lange verlenging van behoedzaamheid.
Draghi en zijn team moesten voorzichtig schipperen. Het staat
vast dat het opkoopprogramma langzaam afgebouwd kan
worden, omdat de Europese economie er prima voorstaat.
Maar er opeens mee stoppen kan niet, omdat de rente dan te
snel de hoogte in zou schieten, wat schokken op de markten
zou veroorzaken. Ook intern is er binnen de ECB geen
eensgezindheid. Duitsland en Nederland willen snel
afbouwen, Italië doet het liever langzaamaan.
De FSMA
Toezicht op gedragsregels:
❖ MiFID en andere gedragsregels
❖ Consumentenbescherming
❖ Toezicht op agenten en makelaars
❖ Toezicht op publiciteit beveks, obligaties…
à Zij gaan de nieuwe producten moeten goedkeuren.
Criteria waaraan nieuwe
producten moeten voldoen:
Stap 1: bv de onderliggende
waarde is een idex, dan in
orde, sommige banken maken
zelf een index, gebuisd. Bv
een ban had een Asia Index
gemaakt en wat zat erin?
Coca-Cola, Deutsche Telecom,
die bedrijven zijn wel actief in
Azië, maar niet traceerbaar,
gebuisd.
Stap 2: bv: investeringen via CDS’n, gebuisd,
bv een home made index die de bank zelf opstelt, gebuisd.
Stap 3: verboden zijn allerlei teasers bv jaar 1 en 2 goede
rendementen beloven en dan vanaf het derde jaar the
wildwest, verboden. Criteria in formule mag geen
ingewikkelde wiskundige formule zijn maar moet begrijpelijk
zijn voor de man met de pet.
Toezicht op de financiële markten:
❖ Beursintroducties, kapitaalverhogingen
❖ Marktmisbruik
❖ Transparantieregels, prospectussen
❖ Informatie van beursgenoteerde vennootschappen
❖ Wetgeving op openbare overnamebiedingen
❖ Beveks, bevaks, GVVV en gemeenschappelijke
beleggingsfondsen
Beschermingsmaatregelen
A: MiFID
= Markets in Financial Instruments Directive
❖ Europese Richtlijn met de harmonisatie van de
regelgeving voor transacties in Financiële Instrumenten
❖ In voege sinds 1 november 2007 à MiFID I
Zie financieel en verzekeringsrecht. Is een onderdeel van de
Lissabon agenda, die strengere regels oplegde. Banken kregen
een extra zorgplicht tegenover hun klanten. Vooraleer een
klant financiële producten kan kopen, moet hij een vragenlijst
invullen. Naargelang de kennis van de klant, zullen bepaalde
producten niet of enkel verkocht mogen worden als de klant
zelf de verantwoordelijkheid neemt. Hoe de klanten worden
ingedeeld, hebben jullie normaal gezien bij FVR
1. De institutionele beleggers en centrale banken: deze
hebben geen bescherming nodig. Zij worden geacht over
de nodige informatie en deskundigheid te beschikken om
beleggingsbeslissingen te nemen.
2. Professionele cliënten: vooral grote ondernemingen,
hebben ook geen bescherming nodig. Deze cliënten
beschikken over de nodige ervaring, kennis en
deskundigheid om zelf beleggingsbeslissingen te nemen
en de risico’s juist in te schatten.
3. Niet professionele cliënten, daar horen wij dus bij. Als
de belegger aan de bank enkel producten laat kopen als
tussenpersoon maar geen bescherming wil, dan spreken
we van execution only. Laat de klant zich adviseren door
de FI dan is er wel een hoger beschermingsniveau.
Doelstellingen
❖ Meer concurrentie op de financiële markten door minder
belemmeringen voor grensoverschrijdende
effectenverkeer bv: alternatief beursplatform Turquoise.
❖ Betere bescherming voor de belegger via verdere
uitbouw van de zorgplicht en aan de hand van
gedragsregels
Ook zullen de banken de beste uitvoering voor hun orders
moeten garanderen. Dat heeft tot nieuwe beursplatformen als
Chi-X, Turquoise… geleid. Ondertussen is er MiFID II,
waaronder ook de verzekeringssector en beleggingsproducten
vallen. Risicoscores op producten kleven.
❖ Inform your costumer: infofiches per product
❖ Know your customer: vragenlijsten voor
beleggersprofiel
o Cliëntenclassificatie:
▪ Institutionelen, regeringen en centrale banken
▪ Professionele cliënten
▪ Niet-professionele cliënten: hoogste
beschermingsniveaus
(TAAK per 4)
2. Gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme
❖ Bijdragen van de KI zelf.
❖ Dit fonds neemt de taak over van de nationale
afwikkelingsfondsen.
❖ Bij faillissement eerst eigen buffers, dan aandeel- en
obligatiehouders. Geen klanten aanspreken tot 100 000
euro
❖ 10 jaar lang 1% opzij leggen voor dat bankenfonds.
❖ Artikels Banco Popular en Italiaanse banken
o Banco Popular flirtte met het bankroet omdat
klanten massaal hun geld afhaalden. Europa greep in
en verkocht de Spaanse bank voor 1 euro aan
Santander. Het lijkt wel 2008, al zijn er grote
verschillen. Welke?
Nieuwe spelregels
De ECB stelde dinsdag vast dat Banco Popular helemaal
dreigde om te vallen en benaderde de nieuwe Europese
bankenwaakhond SRB, de Single Resolution Board. Het was
de eerste keer dat de nieuwe spelregels van de Europese
bankenunie werden toegepast. Dat is een belangrijk verschil
met 2008, toen de toezichthouders en overheden niet konden
terugvallen op draaiboeken en er uit nood
geïmproviseerd moest worden. De SRB besloot dinsdagnacht
dat een onmiddellijke verkoop aan landgenoot Santander in
het belang was van alle rekeninghouders van Banco Popular.
Die was ook noodzakelijk voor de stabiliteit van het financiële
stelsel in Spanje en Portugal, oordeelden de toezichthouders.
Opmerkelijk is dat de SRB niet wachtte tot in een weekend
om in te grijpen, zoals tijdens de bankencrisis typisch het
geval was, maar al in de nacht van dinsdag op woensdag de
reddingsoperatie financieel-technisch uitvoerde.
'We wilden het dossier afronden voor de opening van de
beurzen op woensdag. Dat doel hebben we bereikt', verklaarde
topvrouw Elke König. De SRB kreeg applaus voor de 'cleane'
reddingsoperatie.
Grote verliezers
Het grootste verschil met de reddingsacties van 2008 is dat
deze keer de belastingbetaler niet opdraait voor de redding. De
SRB werd in de nasleep van de crisis in 2008 precies
opgericht om bail-outs met publiek geld, bijvoorbeeld via
nationalisaties, te vermijden.
De houders van aandelen of converteerbare obligaties van
Banco Popular zijn de grote verliezers. Om de put deels te
dempenen de scheve balans al een beetje recht te trekken
schreef de SRB die effecten volledig af, waardoor ze
waardeloos werden. 'Alle aandeelhouders van Banco Popular
verliezen volledig hun belegging', laat de Spaanse
toezichthouder CNMV er geen enkele twijfel over bestaan. De
financiële consumentengroep Adicae reageert ontzet en zegt
dat 'tienduizenden kleine beleggers' de dupe zijn
Betaalverkeer: TARGET
Dat is voor de grote banken: interbancair verkeer
Monetair beleid gebeurt via target
Begrippen:
❖ TARGET 2: locale systemen worden overbodig
❖ REAL TIME GROSS SETTLEMENT of bruto-
vereffening
❖ INTERBANCAIR
Verschil TARGET en STET
STET TARGET
Netto vereffening Bruto vereffening
Niet dringende Interbancaire en dringende
Kleine bedragen Grote bedragen
Geen real time Real time
Valutadatum
Valutadatum minimaal:
❖ Stortingen: eerste kalenderdag volgend op de storting
(transactiedag + 1)
❖ Geldopnemingen: tot en met de kalenderdag die op
afname voorafgaat (T-1)
Met SEPA-overschrijvingen bankwerkdag +1 (D+1)
Voordelen
❖ Praktisch en snel (onmiddellijk opvraagbaar)
❖ Aanbod diverse diensten, bv: overlijdensverzekering,
kredietkaart, proton…
❖ Permanente orders en domiciliëring
❖ Mogelijkheid om in buitenland te betalen
❖ Elektronische betalingen = dag valutering
Nadelen
❖ Interesten bijna onbestaande
❖ Slechts één maal per jaar gestort
❖ Tarifering: extra aan loket of bij afname aan automaat
andere bank
❖ Hoge debetrente, 12%!
De debet kaart
= elektronische betaalkaart (Bancontact/Mister Cash)
❖ Betalingen in de winkels (POS: point of sale terminals)
❖ Geld uit de muur halen (ATM: automated teller
machines)
❖ Klassiek betalen via de debet kaart: microprocessor die
magnetische strip vervangt
❖ Maestro-functie
Betalingsinstellingen
❖ Monopolie van Worldline = verbroken
o Wel nog steeds de sterkste speler
❖ Kritiek betrouwbaar?
❖ Nu ook: CCV, EMS…
(Zie ook filmpje dia 25)
Schematisch
Contactloos betalen
Dankzij de technologie voor contactloos betalen kan een
debetkaart, mobiele telefoon of tablet op een andere manier
communiceren met de betaalautomaat in bijvoorbeeld een
winkel. De betaalkaart moet dus nietmeer in het machine
gestoken worden.
à NFC-technologie: Near Field
Communication
= geen code en kleine bedragen (max. 25
euro in 24u)
‘Swipen’
à Antenne in debet kaart verwerkt
à Via radiogolven contact met betaalterminaal
Idem met mobiele telefoon.
Mobiel betalen
❖ NFC-technologie ook in gsm
❖ Betalen via inscannen QR-code
❖ Betalen per sms
❖ Portefeuille maken, bv: Google Wallet; Passbook van
Apple…
Payconiq
Online betalen
❖ Zoomit: digitale facturen koppelen aan betaalwebsite van
je bank
❖ Verified by Visa: unieke sms
❖ Elke bank biedt apps aan maar er is nog geen standaard
PayPal
à Enkel e-mail nodig, geen rekeningnummer
De overschrijving
Zie opdrachten
= een transactie waarbij een bedrag van de rekening van de
overschrijver (schuldenaar) afgeboekt wordt en op een andere
rekening (van de schuldeiser) bijgeboekt wordt.
Werking
De rekeninghouder vult het document volledig in, ondertekent
het en stuurt het op naar de bank. Via homebanking wordt de
handtekening vervangen door de code die de cliënt inbrengt
bij elke overschrijving. De rekeningnummers van regelmatig
terugkerende schuldeisers kunnen dan zelfs worden
opgeslagen.
Een overschrijvingsdocument is geen wettig betaalmiddel.
Hoofdstuk 2: Sparen voor particulieren
Spaarrekening
Definitie
De spaarrekening is ongetwijfeld de meest bekende
spaarformule. De cliënt kan spaargelden beleggen tegen een
redelijke rentevergoeding en toch gemakkelijk weer over zijn
geld beschikken.
❖ Spaarboekje, spaarrekening, depositoboekje…
❖ Geldstorting in EUR bij een KI
❖ Zonder bepaalde termijn en toch…
❖ Spaarinstrument
Werking
Valutadatum:
❖ Storting: gestorte bedragen brengen intrest op ten laatste
vanaf de kalenderdag die volgt op de kalenderdag van de
storting. (KD+1)
❖ Afhaling: opgevraagde bedragen houden op intrest op te
brengen vanaf de kalenderdag van de opvraging (KD)
❖ Opmerking: sommige instellingen doen het omgekeerd
Rentetarieven
❖ Basisrente: wettelijk minimum 0,01%
o Een wijziging van de basisrente gaat onmiddellijk
in
❖ Getrouwheidspremie: minimum 0,10%
o Wordt toegekend voor elke spaarinlage die minstens
12 maanden ononderbroken op de spaarrekening
behouden blijft
o Een wijziging gaat het volgende jaar in
❖ Uitbetaling getrouwheidspremie: per kwartaal
Dus samen is het 0,11% na een jaar: basisrente +
getrouwheidspremie.
Je getrouwheidspremie kreeg je vroeger na 18 maanden. De
eerste 6 maanden kreeg je een aangroeipremie en pas daarna
kreeg je na 12 maanden een getrouwheidspremie.
Nu is de aangroeipremie afgeschaft en krijg je dus na 12
maanden vanaf je belegging de getrouwheidspremie.
Voordelen
❖ Betere rentevergoeding (in vergelijking met de
zichtrekening)
❖ Grote liquiditeit (onmiddellijk opvraagbaar)
❖ Ideaal als tijdelijke belegging: parkeerrekening
❖ Fiscale vrijstelling van de roerende vrijstelling
(interesten): 2017/AJ 2018: 1880 euro per persoon en
maximaal *2 per gezin; 2018/AJ 2019: gehalveerd! 940
euro
o Boven die maxima is de RV 15%
❖ Bij faillissement van de bank heeft de spaarder recht op
een dekking tot max. 100 000 euro door het
Depositogarantiestelsel en per persoon en per bank
Voorbeeld fiscaliteit
Stel je hebt €200 000 op je spaarrekening staan gedurende 1
jaar. Hoe wordt dit fiscaal belast?
BR = 1%
à Intrest: 1% * €200 000 = €2 000 à 960 is hiervan vrij van
roerende voorheffing. à 2 000
– 960 = €1 040
à 15% (roerende voorheffing) * 1 040
= €156
à NETTO: 1 040 – 156 = €884
à Stel rekening koppel: €2 000 à €1 920 vrij aan roerende
voorheffing (960*2)
à €80 * 15% = €12
à NETTO: 1 920 + 68 = €1 988
JE KAN HET MAXIMUM DELEN DOOR 2 EN NIET
DOOR 4.
Nadelen
❖ Wettelijk vastgelegde beperking op de interest, Financiën
bepaalt
❖ KI kan eenzijdig wijzigen
❖ Intresten slechts éénmaal per jaar gestort (niet voor
getrouwheid)
❖ Systemen met één rentepremie zijn doorzichtiger dan
gecombineerde
❖ Inflatie is amper of niet gedekt
❖ Geen werkinstrument
Wijziging laatste jaren
❖ De aangroeipremie is afgeschaft
❖ Intrestvergoeding bestaat nog slechts uit basisrente (BR)
en getrouwheidspremie (GP)
❖ Wettelijke BR wordt elk semester aangepast aan de ECB-
rente (als ECB-rente lager dan 3%, blijft 3% de max. BR)
(niet realistische nu)
❖ GP moet min. 25% van de aangeboden BR en max. 50%
van de wettelijke maximale BR bedragen.
❖ Voor de GP wordt het LIFO-systeem toegepast
Opmerking: wijzigingen 2009
Enkele voorbeelden
Ga naar de website van twee banken en kies één spaarrekening
uit. Voldoet de intrestvergoeding aan de wetgeving?
Opmerking: recente wijzigingen
❖ Einde van de conditionele aanbiedingen
❖ Officiële website voor vergelijkingen
❖ Standaardfiche voor spaarrekeningen
❖ Vanaf 1 oktober 2014: max. 6 spaarformules
❖ Getrouwheidspremie wordt nu per kwartaal gestort
Wijzigingen 2014
Wat veranderde er op 1 januari 2014?
Bij stortingen van één spaarrekening naar een andere
spaarrekening bij eenzelfde bank, wordt de berekening van de
getrouwheidspremie voordeliger.
De bank mag de basisrente niet meer op elk moment
aanpassen nadat ze die verhoogd heeft. De basisrentevoet
blijft minstens drie maanden behouden, tenzij de tarieven van
de Europese Centrale Bank dalen.
Toepassing
http://www.wikifin.be/nl/tools/rekentools/spaarsimulator
NADEEL van de websites is dat ze niet altijd heel volledig zijn en dat de gegevens niet altijd
correct zijn.
Termijnrekening
Definitie
De termijnrekening is een spaarinstrument met een hogere
rentevergoeding dan een spaarrekening, waarbij de spaarder
meer geïnteresseerd is in de opbrengst dan in de
beschikbaarheid van de belegde sommen.
Werking
Rekeningen met vaste termijn
Bij deze rekeningen wordt de vervaldag bij de opening ervan
vastgesteld. De gebruikelijke termijnen zijn 14 dagen, 1, 3, 6,
12, 24, 36 en 60 maanden.
De verworven rente wordt op een zichtrekening gestort ofwel
bij het kapitaal gevoegd volgens de wensen van de cliënt.
De roerende voorheffing van 30% is van toepassing op de
volledige rente.
Rekeningen met opzegtermijn
❖ Hoogrentende spaarrekening
❖ Er moet een minimumbedrag belegd worden voor een
minimale periode
❖ Na opzegtermijn kan spaarder over zijn tegoed
beschikken
❖ Roerende voorheffing is van toepassing over de volledige
rente.
Voordelen
❖ Hogere intrestvergoeding dan spaarrekening
❖ Samengestelde intrest kan inspelen
Nadelen
❖ Vergoeding blijft klein
❖ Roerende voorheffing: 30%
Opmerking: de kracht van de samengestelde intrest
Enkelvoudige intrest
Er wordt aangenomen dat de periodisch verworven
intrestbedragen niet of niet onmiddellijk rentegevend worden
herbelegd. Hieruit volgt dat er alleen intrest op het belegde
kapitaal berekend wordt.
❖ Formule: K = K + K * i*n
n 0 0
Extra voorwaarden
à Enkel voor natuurlijke personen
Enkel intrest/couponbetalingen die onder de richtlijn vallen
(inclusief meerwaarden bij verkoop van beleggingsfondsen die
voor meer dan 25% belegd hebben in schuldvorderingen (is nu
30%)
Europese spaarfiscaliteit
Levensverzekeringen
❖ Alle buitenlandse verzekeringscontracten moeten vanaf
aanslagjaar 2013 vermeld worden in de belastingaangifte
Uitbreiding aan de orde van de SR
❖ Inkomsten uit individuele levensverzekering 21+23
❖ Gestructureerde producten
❖ Beleggingsfondsen zonder Europees paspoort
Actualiteit
❖ Europese spaarrichtlijn = achterhaald
❖ Vanaf 2016 Common Reporting Standard (CRS)
❖ In België operationeel via het Centraal aanspreekpunt
(CAP)
CAP = register met bankrekeningnummers en contracten bij
FI in België van natuurlijke en rechtspersonen
Banken geven er de identiteit van hun cliënten en hun
Belgische rekeningnummer door.
Elke Belgische belastingplichtige à rekeningnummers van
elke rekening geopend in het buitenland (ook Tak 21+23)
Informatie-uitwisseling over bankrekeningen en
verzekeringscontracten (21 en 23).
Voorbeeld
Olivier is een Belg met fiscale woonplaats in België, maar een
effectenrekening in Luxemburg en Barbados
❖ Alle landen lid CRS dus financiële gegevensuitwisseling
❖ Olivier moet in zijn aangifte van de PB het bestaan en de
inkomsten vermelden
❖ Hij moet de rekeningnummers aan het CAP melden
De kasbon
= beleggingsinstrumenten die door financiële instellingen
doorlopend uitgegeven worden. Het zijn effecten aan toonder
en ze drukken een schuldbekentenis uit van de ontlener
tegenover de cliënt.
Werking
❖ ‘Virtuele’ mantel en een couponblad
❖ Looptijd vanaf 6 maanden, enkelvoudige
intrestberekening
❖ Op de vervaldag wordt de geleende som terugbetaald in
ruil voor de virtuele mantel
❖ RV van 15% van toepassing (in het boek staat 30%?)
Voordelen
❖ Opbrengst te vergelijken met de opbrengst van een
termijnrekening
❖ Kunnen op effectenrekening bewaard worden
❖ Naamloos
❖ Uitgifte in kleine coupures
❖ Kasbons vergelijken:
http://www.spaargids.be/sparen/kasbons.html
Kapitalisatiebon
= een kasbon met een vaste rentevoet en verplichte
rentekapitalisatie. Kapitalisatie is de techniek waarbij de
intrest belegd blijft, zodat hij op zijn beurt intrest opbrengt.
Men spreekt van intrest op intrest.
Werking
Verschilt met de kasbon doordat de jaarlijkse rente niet
uitbetaald wordt.
Een zuivere kapitalisatiebon heeft geen couponblad, aangezien
de rente pas op het einde van de looptijd wordt uitbetaald. Dan
wordt ook de roerende voorheffing ingehouden.
Verschil met kasbon
❖ Kapitalisatie van de intresten
❖ Geen tussentijdse coupons
❖ Voorbeeld: een kapitalisatiebon van 500 euro op 3 jaar
met een intrest van 3,5%. Hoeveel ontvangt de houder na
3 jaar?
K = 500 * 1,035 = 554,36 euro, bruto. En netto?
n
3
Verzekeringsbon Kasbon
Op naam Aan toonder (effectenrekening!)
Samengestelde intrest Enkelvoudige intrest (kapitalisatiebon!)
Vaste rente + WD Vaste rente
Geen RV als voldaan aan de voorwaarden Altijd RV
Geen beurstaks Geen beurstaks
Garantiestelsel (TAK 21) Garantiestelsel (rekeningen)
Instapkosten en taks levensverzekering Geen extra kosten
Afkoopvergoeding en fictieve rente bij Stopzetting mogelijk (kost)
vervroegde stopzetting
Min. 8 jaar Kan korter
Examenvraag
Vergelijk de verzekeringsbon, kasbon en de termijnrekening met elkaar. Wat zijn de
gelijkenissen en wat zijn de verschillen?
Verzekeringsbon= Op naam, Min. 8jaar, Samengesteld intrest, Geen RV als niet voorwaarden
Kasbon= Aan toonder, kan korter, enkelvoudige intrest, altijd RV, soms verborgen kosten
Termijnrek= geen verborgen kosten
Samenvatting
☹
Je weet wat je intrest op het einde zal zijn Roerende voorheffing van 30% op alle
intresten, geafficheerde tarieven = bruto!
Bij kapitalisatiebon mogelijkheid tot Verbrekingsvergoeding bij vroegtijdige
kapitalisatie van de intresten afhaling
Geen openings- en beheerskosten Vergoedingen dekken nauwelijks inflatie
Langere looptijden geven hogere intresten Wil je je kapitaal vroeger opvragen, moet de
financiële instelling ze terugkopen
Samenvatting
☹
Je weet wat je intrest op het einde zal zijn Roerende voorheffing van 30% op alle
intresten, geafficheerde tarieven = bruto!
Bij kapitalisatiebon mogelijkheid tot Verbrekingsvergoeding bij vroegtijdige
kapitalisatie van de intresten afhaling
Geen openings- en beheerskosten Vergoedingen dekken nauwelijks inflatie
Langere looptijden geven hogere intresten Wil je je kapitaal vroeger opvragen, moet de
financiële instelling ze terugkopen
Schatkistcertificaten
= effecten met een looptijd van maximaal één jaar, uitgegeven
door de (Belgische) schatkist. Zij zijn uitgedrukt in euro en
vertegenwoordigen ongeveer 5% van de schuld van de
Belgische schatkist (zie hoofdstuk 1 van deel 3). Het zijn
gedematerialiseerde effecten: de eigendom blijkt uit de
inschrijving in het effectenclearingstelsel van de NBB of in
het grootboek van de staatsschuld.
❖ Effecten op KT
❖ In €
❖ Uitgegeven d.m.v. aanbestedingen
❖ Gedematerialiseerd
❖ Vooral voor professionele investeerders die op zoek zijn
naar liquide en veilige belegging op korte termijn
❖ Particulieren via secundaire markt
❖ 2x per maand: 3 en 6 maanden of 3 en 12 maanden
❖ Aanbesteding:
o Op basis van de rentevoeten, ingediend door bieders
o Min. 10 miljoen € en veelvouden van 1 miljoen
o Schatkist aanvaardt alle offertes tot aan de door
haar bepaalde maximumrentevoet
Intrestberekening
❖ Intresten worden verdisconteerd naar het begin van de
plaatsingsperiode
❖ Te investeren bedrag = nominaal/(1+i * AD/360)
Voorbeeld: Y wenst voor 10 000 000 euro SKC te kopen voor
6 maand aan een intrestvoet van 3,8%. Hoeveel moet hij
betalen? (1 jan - 30 juni)
Oplossing
TIB = €10 000 000/1 + (0,038 * 181/360) à €10 000 000 * (1
+ 0,01910556) = €9 812 526,19
31+28+31+30+31 = 181 dagen op 360 dagen.
(Extra oefening: zie BB)
De verzekeringsbon
= een levensverzekering op naam met een vaste looptijd en
een gewaarborgde rente. Aan de bon is in principe altijd een
overlijdensdekking verbonden.
Bij de verzekeringsbon moeten altijd drie partijen in het
aankoopcontract worden bepaald:
❖ De verzekeringsnemer: de persoon die de bon koopt
❖ De verzekerde: de persoon wiens overlijden verzekerd is
❖ De begunstigde: de persoon die de opbrengst van de bon
(= kapitaal en intresten) ontvangt op de eindvervaldag of
bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum
Kenmerken
Belegd bedrag
De minimuminlage bedraagt meestal 2 500 euro en wordt
meestal in éénmaal gestort
Rendement
De rente wordt vastgelegd voor de hele looptijd en mag hoger
zijn dan de wettelijk vastgestelde rente op gewone
levensverzekeringen. Er wordt een maximumrente bepaald
door de FSMA. De verzekeringsmaatschappijen stemmen de
rente af op die van de kasbons. De rente wordt gekapitaliseerd
tegen de bruto-rentevoet.
Overlijdensdekking
Het meest voorkomend is de verzekeringsbon met een vaste
rente, een looptijd van minimum 8 jaar.
Een overlijdensdekking van minimum 130% van het belegde
kapitaal en waarbij verzekeringsnemer = verzekerde =
begunstigde bij leven
In beide gevallen is op de intresten geen RV verschuldigd.
Bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum van de
bon wordt minimum 130% van de inlage uitgekeerd. Als het
samengesteld kapitaal (inlage – stapkosten + reeds verworven
intrest) bij overlijden groter is dan 130%, wordt dit uitbetaald.
Voorbeeld
Stel je belegt €3 000 in een spaarverzekering
à vast rendement 1%
à Winstdeelname jaarlijks 2%
à looptijd 8 jaar + 1 dag
à overlijdensdekking
Premietaks 2% à 3 000/1,02 = 2 941,176471 (dit bedrag gaan
ze beleggen i.p.v 3 000) dat komt door die 2% premietaks.
Instapkosten 0,55% à 2941,176471 – 0,55% = €2 925
Overlijdensdekking €40 (zelf verzonnen) = €2 925 - €40 =
€2 885
€2 885 * (1,03) = €3 654,63
1/8
Kosten
Instapkosten van 2% tot 5%. Premie voor overlijdensdekking;
geen beurstaks
Liquiditeit
Geen verhandelbaarheid want op naam (afkoop meestal
mogelijk mits forse opvragingsvergoeding)
Taks
Op levensverzekeringen nu +2%
De staatsbon
❖ Vastrentende effecten
❖ Uitgegeven door de Belgische staat
❖ Specifiek gericht op particulieren
❖ Kleine coupures
❖ Verschillende duurtijden: 5-8-10 jaar
Kredietlijn op de zichtrekening
= een soepel krediet voor particulieren die onverwacht voor
belangrijke uitgaven staan. De zichtrekening van de cliënt
mag op elk moment debet staan tot een toegestane kredietlijn
(m.a.w. de zichtrekening mag tot een bepaald bedrag in rood
staan)
❖ Bepaalde voorwaarden: loondomiciliëring,
minimuminkomen, betaalkaarthouder…
❖ Limiet mag niet overschreden worden
❖ Zie hoofdstuk 1 van deel 2
Consumptiekrediet
= kredietvorm waarmee de meest uiteenlopende kleine en
middelgrote aankopen worden gefinancierd: auto’s, reizen,
duurzame consumptiegoederen enz.
Kan je voor alles lenen?
❖ Nieuwe en tweedehandswagen
❖ Renovatie van een woning
❖ Aankoop van meubelen, een fiets, huishoudtoestellen
❖ Schilderwerken, huwelijksfeest of de studies kinderen
Waarvoor niet? Alleen voor zaken die bij wet zijn uitgesloten
bv. voor dieren of wapens
OPMERKING: een bank wil altijd het exacte doel kennen van
een persoonlijke lening om criminele activiteiten uit te sluiten.
Soorten consumptiekrediet
Verkoop op afbetaling
= krediettechniek waarbij een lichamelijk roerend goed
onmiddellijk in bezit wordt genomen mits het betalen van een
voorschot en een reeks maandelijkse aflossingen.
Financiering door de verkoper, de bank…
Wet bepaalt:
❖ Omvang voorschot (% van de aankoopprijs)
❖ Minimale en maximale afbetalingstermijn
❖ Maximaal lastenpercentage
Lening op afbetaling (LOA) of krediet op afbetaling
❖ Aangeboden door financiële instellingen
❖ Hiermee kan de ontlener buitengewone uitgaven dekken
o Kosten voor familieaangelegenheden, studiekosten
van kinderen, medische kosten, herstellingen of
inrichting van gebouwen enz.
❖ Niet rechtstreeks gekoppeld aan de aanschaf van een
roerend goed
❖ Ook minimum- en maximumtermijnen, maximumduur,
maximum lastenpercentage door wet geregeld
Kredietopeningen
❖ Worden eerder aangeboden door niet-banken
❖ Vaak verbonden aan private-labelkaarten
❖ Een kapitaalreserve wordt ter beschikking gesteld en de
ontlener kan het geld op eigen ritme terugbetalen
❖ Geen klassieke kredietkaart! (Elke maand verrekend en
geen intresten), bij een kredietopening wel intrest en
periode kan variëren
Verschil LOA en kredietopening
De looptijd
Aan een lening op afbetaling is altijd een looptijd verbonden
bv: 5 jaar; een kredietopening kent geen looptijd
De rente
❖ Bij een LOA wordt de rente samen met alle kosten van de
lening uitgedrukt in een Jaarlijks Kosten Percentage
❖ Bij een kredietopening wordt maandelijks slechts het
geleende bedrag rente in rekening gebracht.
Een kredietopening kent geen looptijd. Het krediet staat voor
onbepaalde tijd tot je beschikking. Zolang er zich geen
onregelmatigheden voordoen voorziet het in een levenslange
extra budgettaire ruimte tot het vooraf vastgesteld
kredietplafond. Er wordt gesproken van een ‘revolving’
krediet, omdat binnen deze formule eenmaal terugbetaald geld
weer opnieuw geleend kan worden.
LOA: De JKP-rente wordt over de totale leensom in rekening
gebracht, ongeacht of je wel of niet het totale bedrag hebt
uitgegeven. De hoogte van de jaarlijkse rente wordt reeds bij
het afsluiten van de lening voor de gehele looptijd vastgesteld.
Bij kredietopening: Heb je een kredietlimiet van € 5000 en
geef je op 1 augustus met je betaalkaart € 1000 uit, dan betaal
je eind augustus slechts rente over deze € 1000. De rente loopt
maandelijks door tot je het geleend bedrag teruggestort. De
hoogte van de debetrente schommelt afhankelijk van de
financiële “marktomstandigheden”. Het kan door de banken
naar boven of naar beneden worden bijgesteld.
Hypothecaire leningen
Definitie: Je krijgt geld van de bank om je woning te kopen, maar je woning dient als
onderpand voor de lening
❖ Krediet
❖ Gewaarborgd door een hypotheek
❖ Op een onroerend goed
❖ Bestemd voor: aankoop grond, woning, verbouwing
❖ Minimumduur 10 jaar
❖ Afbetaling gebeurt door vaste maandelijkse bedragen
(mensualiteiten) of vaste kapitaalaflossingen
De aflossingsvormen
Aflossing via constante mensualiteiten of maandelijkse vaste
afbetalingen
Vaste kapitaalaflossingen:
goedkoper in totaal!
Toepassing: www.spaargids.be
Voer de simulatie in op de website van spaargids.be
❖ Te lenen bedrag 225 000 euro
❖ Looptijd 20 jaar
❖ Vaste intrestvoet
❖ Welke bank biedt de beste voorwaarden
o Maandelijkse rentevoet?
o Jaarlijkse reële rentevoet?
o Bedrag maandelijkse betaling?
o Totaal betaald bedrag?
o JKP?
Kosten en voorwaarden
❖ Standaard krediet informatieformulier bij iedere aanvraag
verplicht
o Hierin staan de inlichtingen over de beoordeling
van de financiële toestand van de aanvrager
o De FI verbinden meestal een aantal voorwaarden
aan het toestaan van een hypothecair krediet zodat
zij enige garanties bezitten voor de terugbetalingen.
❖ Garanties?
o Loondomicilie
o 30%-regel
o Schuldsaldo of levensverzekering (niet verplicht
door de wet, maar anders geen lening!)
o Brandverzekering
o Dossier-en schattingskosten
o Registratie van de hypothecaire lening bij
hypotheekbewaarder en notariskosten
o Quotiteit: 80% of meer?
❖ Hypothecaire inschrijving
❖ Hypothecair mandaat
o Bij een hypothecaire lening moeten
registratiekosten betaald worden voor de
inschrijving bij de hypotheekbewaarder waardoor
het onroerend goed het onderpand wordt voor de
terugbetaling van de lening
o De bank kan echter ook akkoord gaan met een
hypothecair mandaat. Dat is een gunst van de bank
die gebaseerd is op een vertrouwensrelatie. De
ontlener geeft een volmacht aan de bank om het
mandaat om te zetten in een effectieve hypotheek als
de vertrouwensrelatie zou geschonden worden.
❖ Hypothecaire borgstelling: zie later
JKP
Aandachtspunten
❖ Het JKP wordt steeds voor jou berekend; je hoeft het
nooit zelf (manueel) uit te rekenen
o Tijdens de simulatie wordt het JKP berekend in
Solar; op basis van de beschikbare gegevens
o Tijdens de aanvraag of bij het aanbod wordt het JKP
berekend door Pils
❖ Het JKP is gebaseerd op beschikbare informatie
o Wanneer bepaalde informatie ontbreekt of nog
onbekend is, worden gemiddelden gebruikt om het
JKP te berekenen
Vragen
❖ Wat indien klant geen schuldsaldoverzekering wordt
opgenomen?
❖ Wat als de premies van de brandverzekering nog niet
gekend is?
Onbekend is? bv: blokpolis
Voorbeeld 1
Deel 3: beleggingsinstrumenten
Hoofdstuk 1: Obligaties
Wat is een obligatie? een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening
die door een overheid, een onderneming of een instelling is
aangegaan.
Onderneming heeft geld nodig:
❖ IPO of kapitaalverhoging door de uitgifte van
bijkomende aandelen
❖ Kredietopname doen bij haar banken
❖ Uitgifte obligatielening
Overheid heeft geld nodig:
❖ Belastingen heffen
❖ Geldmarkt: korte termijn
❖ Uitgifte van een obligatielening: kapitaalmarkt
(middellange tot lange termijn)
Overheid of bedrijf
Onderneming/bedrijf: corporate bonds
Openbare instantie: government bonds
Looptijd
Obligaties worden typisch uitgegeven voor een langere
termijn: vanaf 5 jaar. Meestal liggen de terugbetalingsprijs en
het tijdstip van terugbetaling van een obligatie vast.
De clausules in de obligatielening stipuleren het tijdstip
van de aflossing:
❖ Volledig op de eindvervaldag of
❖ Via tussentijdse schijven
❖ Op initiatief van de emittent (call clausule of vervroegd
terugkopen)
❖ Op initiatief van de belegger (put clausule)
Techniek voor facultatieve aflossingen
❖ Call-clausule
o Normaal iets hogere coupon
o Vanaf een bepaalde datum
o Hoger rendement
❖ Put-clausule
o Lager rendement of iets lagere coupon
Terugbetalingsprijs
❖ Aan pari: terugbetalingsprijs = nominale waarde (NW
10 000, terugbetaling: 10 000)
❖ Boven pari: terugbetaling > nominale waarde (bv:
101%, NW 10 000, Terugbetaling: 10 100)
❖ Beneden pari: terugbetaling < nominale waarde (bv:
99%, NW 10 000, terugbetaling: 9 900)
Invloed op rendement?
En wat met eeuwigdurende obligaties?
Risico’s van obligaties
4 grote types van risico
❖ Debiteurenrisico
❖ Liquiditeitsrisico
❖ Renterisico
❖ Wisselkoersrisico
En toch…
“Belegger loopt storm voor Griekse staatsobligaties”
Liquiditeitsrisico
De mogelijkheid om
❖ Op elk moment
❖ Tegen een juiste prijs
❖ Voldoende grote pakketten te kunnen kopen
❖ Op de secundaire markt
Geen garanties maar indicatoren
❖ Omvang van de lening
o Hoe groter het totale uitgegeven bedrag hoe vlotter
de verhandelbaarheid meestal verloopt
❖ Emissiedatum
o Recent uitgegeven obligaties zijn meestal vlotter
verhandelbaar dan oude leningen
❖ Aantal marktmakers
o Hoe meer financiële instellingen ‘markt maken’ hoe
groter de kans op liquiditeit. Marktmakers hebben
immers de verplichting op zich genomen altijd
koop- en verkoopprijzen op te geven waartegen zij
obligaties willen verhandelen met tegenpartijen.
❖ Aanwezigheid van een markthouder
Renterisico
Hoe langer de (resterende) looptijd, hoe groter het prijseffect
en dus het renterisico
❖ Verklaring: verdiscontering heeft groter effect
❖ Hoe kleiner de coupon, hoe groter het prijseffect
Inverse relatie tussen prijs en rendement
❖ Hoge prijs: laag rendement
❖ Lage prijs: hoog rendement
Renterisico voor belegger
❖ Stijging van de marktrente: daling van de prijs
❖ Daling van de marktrente: stijging van de prijs
MAAR op vervaldatum: obligatieprijs = terugbetalingsprijs
Voorbeeld
Obligatie 1 (looptijd van 3 jaren, coupon van 4 procent,
uitgifteprijs 100, rendement 4,00%)
❖ Stel: marktrente stijgt tot 4,36%
o Belegger niet meer bereid om 100 euro te betalen
voor obligatie met coupon van 4%
o Belegger betaalt slechts 99 euro (rendement 4,36%)
❖ Stel: marktrente daalt tot 3,64%
o Belegger bereid om meer dan 100 euro te betalen
voor obligatie met coupon van 4%
o Belegger betaalt 101,00 euro (rendement 3,64%)
Wisselkoersrisico
❖ Obligaties uitgegeven in vreemde munt kunnen in
wisselkoers schommelen ten opzichte van de euro
o Kan zowel positief als negatief zijn
❖ Zelfs met een hogere coupon kunnen ze toch minder
opbrengen door eventuele wisselkoersdalingen
Voorbeeld
In 2017 hebben we twee obligatieleningen gekocht met
volgende kenmerken:
Obligatie A:
❖ In EUR
❖ Intrest 3,5%
❖ Looptijd 2017-2022 (5jr)
❖ Waarde obligatie 1 000 EUR
Obligatie B:
❖ In USD
❖ Intrest 6%
❖ Looptijd 2017-2022 (5jr)
❖ Waarde obligatie 1 200 EUR
Aan de wisselkoers van 0,833 was 1 200 USD = 1 000
EUR
Stel dat de wisselkoers van de USD daalt ten opzichte van de
euro.
1. Rentevergoeding
Jaar Wisselkoers USD Rente A Rente B Rente B in EUR
in EUR 3,5% in EUR 6% in USD
2017 0,833
2018 0,80 35 72 57,6
2019 0,80 35 72 57,6
2020 0,75 35 72 54,0
2021 0,75 35 72 54,0
2022 0,70 35 72 50,4
Totaal rente 175 273,6
2. Terugbetaling in kapitaal
Kapitaal B in 2022: 1 200 USD * 0,70 wisselkoers = 840,00
EUR
3. Totale waarde in 2022, uitgedrukt in EUR
Kapitaal Rente Waarde op vervaldag
A 1 000,00 + 175,00 = 1 175,00 EUR
B 840,00 + 273,60 = 1 113,60 EUR
4. Besluit
Voor obligatie B zijn het intrestpercentage en de
intrestbedragen omgerekend in euro hoger, maar we boeken
een sterk verlies op de terugbetalingsprijs (kapitaal) door de
muntontwaarding van de USD. Omgerekend in euro is de
belegging in de obligatie USD geen goede belegging.
Terugbetalingswijzen van obligaties
❖ Eeuwigdurend of beperkt in de tijd
❖ Terugbetaling op eindvervaldag of met tussentijdse
vervaldagen
❖ Obligaties met aflossingsplan
o Om te vermijden dat hij zijn uitstaande
obligatieschuld op vervaldag in één keer moet
terugbetalen, kan de emittent bij de uitgifte
vastleggen om vanaf een bepaalde datum jaarlijks
(op de coupondatum) een gedeelte van het kapitaal
terug te betalen via een aflossingstabel. Dit is
gemakkelijk uit te werken indien het gaat om een
privéplaatsing.
▪ Bv: lottrekking
▪ Inkoop op de beurs
• Transactiekosten
• Emittent beschermen: maximumkoers
Overheidsobligaties
❖ Lineaire obligaties (OLO’s): via aanbestedingsprocedure
o Zij worden uitgegeven in schijven die samen een
emissielijn of kortweg lijn vormen. Door de
opeenvolgende schijven samen te voegen, verkrijgt
de OLO-lijn een afdoende omvang van liquiditeit.
o Een OLO-lijn bestaat uit een aantal periodieke
uitgiften (schijven) waarvan alle elementen
(rentevoet, terugbetalingsprijs en vervaldatum)
gelijk zijn. Bij elke emissie van een nieuwe schijf is
de intekenprijs (en dus ook het rendement)
verschillend en hangt af van de rente-evolutie en de
resterende looptijd van die schijf tot de vervaldag
❖ Op basis van prijzen ingediend door de bieders
❖ Offertes moeten minstens 10 miljoen euro bedragen en
een veelvoud zijn van 1 miljoen
❖ De schatkist bepaalt een minimumprijs, alle offertes
hoger dan deze prijs worden voor het volledige bedrag
aanvaard
❖ Staatbons: zie hoofdstuk 6: staatsbon brengt dubbel
zoveel op als in december
Koersrendement
= de jaarlijkse couponopbrengst in verhouding tot de
werkelijke koers of aankoopprijs
Voorbeeld 1
Het koersrendement is 80/1 010 * 100 = 7,92% bruto (of
coupon/koers *100)
Voorbeeld opgave?
Voorbeeld 2
Stel een obligatie met een nominale waarde van 10 000 EUR
en een nominale rente van 9%, die je aankoopt tegen een koers
van 98%.
Het koersrendement = 9/98% * 100 = 9,18%
Het koersrendement houdt geen rekening met de
terugbetalingsprijs op de eindvervaldag of met de resterende
looptijd.
Benaderende formule
1% boven pari uitgegeven, die 1% spreiden over de looptijd,
hier is geen looptijd gegeven
Obligatie 1: zelfde
Obligatie 2: 98,5% uitgegeven dus 1,5% onder pari, die 1,5%
spreiden over de looptijd = 3 jaar
0,5% per jaar. Dit bij de coupon voegen dus het benaderend
rendement is 4%.
Waarmee geen rekening houden?
❖ Roerende voorheffing van 30% op de coupons
❖ Extra kosten bij aankoop/verkoop: beurstaks als niet op
de primaire markt
o 0,12% (met een maximum van 1 300 euro)
o Commissieloon tussenpersoon
Voorbeeld uitgifte boven pari en effect op rendement
Opmerking: rentevergoeding = rendement?
“De truc met de brutocoupon”
Coupons van 4% of meer…
uitgifteprijs vaak 101 à 102%
Netto-rendement? -30% = 2,65
Hoofdstuk 2: Aandelen
Indeling
Volgens de rechten die ze vertegenwoordigen
❖ Aandelen met of zonder stemrecht
❖ Volgestorte en niet-volgestorte aandelen (op naam zolang
niet volgestort)
❖ Preferente of bevoorrechte aandelen (meestal geen
stemrecht)
❖ Oprichtingsaandelen
Beursgang
Hoe werkt de beurs? à zie filmpje slide 8
Stappen in een beursgang
Begrippen kapitaalverhoging
Claims: verhandelbaar op de beurs en vertegenwoordigen een
bepaalde geldwaarde
Niet-verhandelde claims = scripts
Verschil tussen inschrijvingsprijs en beurskoers: hoe groter
het verschil tussen inschrijvingsprijs en beurskoers, hoe hoger
de waarde van een inschrijvingsrecht en de kansen op succes
van een emissie.
Winstuitkering
Dividend = het deel van de winst dat uitgekeerd wordt aan de
aandeelhouders.
Wat te doen met een aandeel?
❖ Bijhouden en dividenden innen, bij ontbinding
onderneming eventuele meerwaarde.
❖ Verkopen (met winst) op de secundaire markt
o Wet van vraag en aanbod
o D+3 (clearing and settlement)
Stockdividend (alternatief voor winstuitkering)
= winst wordt uitgekeerd in de vorm van nieuwe aandelen.
❖ Voordeel belegger?
o Het is een kapitaalverhoging waaraan hij verplicht
is deel te nemen.
❖ Voordeel onderneming?
o Het geld blijft in de onderneming.
Voorbeeld: stel 2% uitkering van de lopende winst, dan heb je
50 coupons nodig van één bepaald jaar om 1 nieuw aandeel in
de plaats te krijgen
(50 aandelencoupons * 2% = 100%)
Nadeel: winstverwatering!
= Daling van de winst per aandeel door toename van het
aantal aandelen waarover de winst verdeeld wordt.
Keuzedividend (alternatief voor winstuitkering)
= hier heeft de houder de keuze tussen een dividenduitkering
of nieuwe aandelen.
Voorbeeld 1
❖ Aandeel is 20 euro waard
❖ Dividend = 1,43 euro
❖ Min 30% = 1 euro
à 20*dividenden coupons = aandeel
Voorbeeld 2
Stel dat de uitkering van de lopende winst bijvoorbeeld 2%
bedraagt van de koers, dan heeft men 50 coupons van één
bepaald jaar nodig om 1 nieuw aandeel in de plaats te krijgen.
(50 aandelencoupons * 2% = 100%)
Waarderen
Voorbeeld
❖ Aankoopprijs aandeel = €75
❖ Verwacht dividend in de volgende 3 jaar: €3 per jaar
❖ Verwachte verkoopprijs volgend jaar: €81
De koers
Welke factoren beïnvloeden de aandelenwaardering?
Inleiding:
❖ Prijsvorming is complex
❖ Vraag en aanbod
❖ Verwachte toekomstige opbrengsten
❖ Conjunctuur
❖ Sentiment
Algemene factoren
Rente:
❖ Investeerders hebben keuze
❖ De rente heeft invloed op de waarde van ondernemingen
❖ Impact op de conjunctuur
Bedrijfswinsten:
Variabelen:
❖ Rente
❖ Winstvooruitzichten
o Hefboom
Internationale conjunctuur:
❖ Europees en wereldniveau bepalend
❖ Open economie
Trends
Sentiment
Timing op de markten
Andere factoren, zie boek
Cijfermatige waardering
Dividendrendement: DIVIDEND/BEURSKOERS*100
Deel 4: De beurs
Hoofdstuk 1: werking van de beurs
Wat is een beurs?
= georganiseerde en gereglementeerde markten die vroeger
binnen een beursgebouw opereerden, maar die nu volledig
elektronisch werken.
De gespecialiseerde beleggingsondernemingen verwerken er
de aankoop- en de verkooporders in opdracht van derden of
voor eigen rekening. Het centraliseren van alle orders doet een
markt ontstaan, waar de prijs van een effect functie is van
vraag en aanbod.
Beurzen en hun nut
Wie zijn de spelers op de beursmarkt?
Beursintroducties
Hoe komt een onderneming aan vers kapitaal?
❖ Kredieten bij de financiële instelling
❖ Private plaatsing/Crowd funding
❖ Durfkapitalen (Venture Capital)
❖ Beursintroductie (IPO)
❖ Kapitaalverhoging van de bestaande aandeelhouders
❖…
Verplichtingen: samenvatting
De noteringsmodules
❖ Doorlopend
o Doorlopende notering
o Hoog aantal verhandelde effecten
o Constante prijsschommelingen
❖ Fixing
o Korte verhandelingsperiode nl. 30’
o Beperkt aantal verhandelde effecten
o Prijsvorming 1 tot maximaal 2 keer per dag
à Selectie obv de liquiditeit van het effect
Prijsvorming
Markt = samenbrengen van vraag en aanbod
à Twee basismodellen
Order driven model
= Order gestuurd model via een Centraal Order Boek
Quote driven model
= Prijs gestuurd model via de Market Maker
Prijsvorming volgens het prijsgestuurd model
De koersvorming
Vooropening (7u15 tot 9u)
à Alle aan- en verkooporders worden gecentraliseerd in het
elektronisch orderboek van Euronext
❖ Invoeren van nieuwe orders
❖ Wijziging van bestaande orders
❖ Annuleren van bestaande orders
Opening (9u)
Berekening van de openingsprijs
à Principe: de openingskoers is de prijs met de hoogste
uitvoerbare volume
Uitvoering van orders tegen openingskoers
1. Orders zonder limiet
2. Orders met ‘betere’ prijslimiet
Alle aankooporders met een hogere prijslimiet en alle
verkooporders met een lagere prijslimiet dan de
openingskoers, worden uitgevoerd tegen de voordeliger
openingskoers
3. Orders met de openingskoers als prijslimiet
à Orders worden chronologisch uitgevoerd
Verhandeling (9u tot 17u30)
❖ Nieuwe orders kunnen doorlopend geplaatst worden op
Euronext via een financieel bemiddelaar, lig van
Euronext
❖ Elke aan- en verkoop van effecten resulteert in een
nieuwe koers die hoger of lager is dan de vorige
❖ KOERSSCHOMMELINGEN
Twee types
❖ Een marktorder
❖ Orders tegen gelimiteerde koers (Limietorder)
Het marktorder
❖ Order zonder prijslimiet
❖ Prioriteit
= hier geeft men de tussenpersoon de opdracht om de aandelen
te kopen of te verkopen aan de beste voorwaarden die op dat
moment beschikbaar zijn.
Marktorder 1
Marktorder 2
Conclusie
Doel? Belegger wil meteen kopen of verkopen tegen om het
even welke prijs
Risico? Deeluitvoeringen
Het limietorder
De koper geeft de maximumprijs aan die hij wenst te betalen
bij aankoop.
De verkoper geeft de minimumprijs aan die hij wenst te
ontvangen bij verkoop.
Limietorder aankoop 100 tegen €61,12