Opgave 1: Werking Van de Componenten: Station Handling

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 83

Station handling

Opgave 1: Werking van de componenten

Leerdoel
Na deze opdracht
 ken je de belangrijste componenten van het station handling

Probleemstelling
In iedere geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen en
motoren toegepast. Het is belangrijk de werking van de componenten te kennen.

Projectopdrachten
Noteer de juiste benaming in de tabel en beschrijf de functie van dit component in het station.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

1. Noteer de juiste benaming in de tabel en beschrijf de functie van dit component in het station

Nr Benaming Functie in het station

1 Magnetische naderingssensor Geeft een signaal af wanneer een zuiger de sensor


passeert.

2 Dubbelwerkende cilinder Aandrijving voor beweging in de z-richting

3 grijper Grijpt het werkstuk

4 Opslagplaat Bergt werkstukken op

5 Meerpolige stekkerverdeler Biedt de elektrische aansluiting voor de sensoren en actuatoren

6 Eenrichtingsstroomregelventiel Regelt de snelheid van de cilinders

7 Dubbelwerkende cilinder Aandrijving voor beweging in de x-richting

8 Magnetische naderingssensor Geeft een signaal af wanneer een zuiger de sensor passeert

9 Magneetventielen regelen de beweging van de cilinders

10 3/2-weg handventiel Sluit de persluchttoevoer af

11 Kabelgoot Leidt de kabels

Station handling
Opgave 2: Componenten symbolen en benaming

Leerdoelen
Na deze opgave
 Ken je het symbool en de benaming van de belangrijkste elektropneumatische componenten.

Probleemstelling
In elke geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen en motoren
toegepast. Het is belangrijk de functie van de installatie eenduidig en eenvoudig te beschrijven.
Daarvoor worden onder andere schema’s gebruikt. Er zijn elektrische, pneumatische (luchtdruk) en
hydraulische (oliedruk) schema’s. Om deze schema’s te kunnen lezen moet je de gebruikte symbolen
kennen.

Projectopdrachten
1. Bekijk de componenten van het station stapelmagazijn en vul het juiste getal in bij de symbolen en
benamingen van onderstaande tabel.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® hulpbestanden
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

1. Bekijk de onderdelen van het station handling en vul het juiste getal in bij de symbolen en
benamingen van onderstaande tabel.

Component Symbool Benaming

1 [2 ] [ 2]

Snelheidsregelventiel

2 [ 3 ] [ 6 ]

4 2 Dubbelwerkende cilinder

1 3

3 [ 1 ] [ 3 ]

4/2-Magneetventiel, monostabiel

4 [5 ] [ 1]

4 2 Grijper

1 3

5 [ 6 ] [ 4 ]

Inductieve naderingsschakelaar

6 [ 4 ] [ 5 ]

4/2-Magneetventiel, bistabiel
Station handling
Opgave 3: Kennis van symbolen

Leerdoelen
Na deze opdracht
 ken je het symbool en de benaming van de belangrijkste pneumatische componenten.

Probleemstelling
In elke geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen en motoren
toegepast. Het is belangrijk de functie van de installatie eenduidig en eenvoudig te beschrijven.
Daarvoor worden onder andere schema’s gebruikt. Er zijn elektrische, pneumatische (luchtdruk) en
hydraulische (oliedruk) schema’s.

Om deze schema’s te kunnen lezen moet men de gebruikte symbolen kennen. In deze opgave train je
de symbolenkennis.

Projectopdrachten
2. Bekijk het schema van station handling. Beschijf de functie van de genummerde componenten.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

3. Bekijk het schema van station handling. Beschrijf de functie van de genummerde componenten.
Naam: Klas: Datum:

Nummer Functie

a Pneumatisch circuit

b Elektrisch circuit

1 Dubbelwerkende cilinder

Zet pneumatische energie om in mechanische energie.

2 4/2-weg dubbel magneetventiel

Schakelt door middel van een stroomstoot in de tegenovergestelde schakelstand.

3 4/2-weg enkelvoudig magneetventiel

Schakelt in de open schakelstand zolang er stroom door de magneetspoel loopt. Het resetten

wordt uitgevoerd door een pneumatische veer.

4 Eenrichtingsstroomregelventiel

Regelt de snelheid van de dubbelwerkende cilinder.

5 Magnetische sensor (nabijheidssensor)

Geeft een signaal af wanneer de zuiger van de cilinder hem nadert (zuiger bevat een permanente magneet).

6 Programmeerbare logische besturing (logische module)

Verwerkt de sensorsignalen en stuurt de magneetspoelen aan.

7 Magneetspoelen

Deze bedienen de magneetspoelen van de magneetkleppen in het elektrische circuit.

8 Aan/uit-schakelaar

9 Magnetische sensoren (naderingssensoren)

Deze zorgen voor positieterugkoppeling in het pneumatisch circuit

Station handling
Opgave 4: Opstellen van principeschetsen en schema’s

Leerdoelen
Na deze opgave
 Kun je principeschetsen, pneumatische schema’s en aansluitlijsten opstellen
Probleemstelling
Engineers gebruiken voor de beschrijving van een machine principetekeningen, technische
tekeningen, stuklijsten en schema’s. Met de hulpmiddelen kunnen machines of machineonderdelen
efficiënt en eenduidig beschreven worden.

Projectopgaven
4. Maak een principeschets voor het afgebeelde station handling, waarop de functie en positie van
de belangrijkste componenten verduidelijkt wordt.
5. Stel een aansluitlijst op waarin is aangegeven welke sensor of actuator op de stekkerplaats van de
I/O aansluitunit aangesloten is.
6. Ontwerp een pneumatisch schema voor de aandrukunit van het station.
Maak gebruik van FluidSIM®.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
 Station handling

Afbeelding van het station


Naam: Klas: Datum:

7. Maak een principeschets voor het afgebeelde station handling, waarop de functie en positie van
de belangrijkste componenten verduidelijkt wordt.

8. Stel een aansluitlijst op waarin is aangegeven welke sensor of actuator op de stekkerplaats van de
I/O aansluitunit aangesloten is.

Stekkerplaat Aanduiding Benaming


s

0 1S1 Magnetische naderingssensor bij cilinder 1A, achteraan

2 1S2 Magnetische naderingssensor bij cilinder 1A, vooraan

4 2S1 Magnetische naderingssensor bij cilinder 2A, bovenaan

6 2S2 Magnetische naderingssensor bij cilinder 2A, onderaan

1 1M1 UITGETROKKEN CYLINDER 1

3 1M2 INGETROKKEN CYLINDER 1

5 2M1 UITGETROKKEN CYLINDER 2

7 2M2 INGETROKKEN CYLINDER 2

9 3M1 GESLOTEN GRIJPER


Naam: Klas: Datum:

9. Ontwerp een pneumatisch schema voor de aandrukunit van het station.


Maak gebruik van FluidSIM®.

Station handling
Opgave 5: Aansturen van een dubbelwerkende cilinder
Leerdoelen
Na deze opdracht
 kun je de juiste componenten voor een elektropneumatische schakeling kiezen
 kun je elektropneumatische schakelingen ontwerpen
 kun je met FluidSIM® een dubbelwerkende cilinder aansturen aansturen

Probleemstelling
Producten worden met behulp van een pneumatische cilinder geklemd. Hiervoor moet een besturing
ontworpen worden.

Het doorschuiven van de producten wordt gerealiseerd door een dubbelwerkende cilinder die voorzien
is van snelheidsregelventielen. Deze cilinder wordt met behulp van een magneetventiel aangestuurd.
De zuigerstang van de cilinder moet na het bedienen van een drukknop uitgaan en na het bedienen
van een tweede drukknop weer in gaan.

Projectopdrachten
10. Kies uit de vier beschikbare ventielen het juiste ventiel en geef aan waarom je deze keuze
gemaakt hebt.
11. Ontwerp een pneumatisch schema met de gekozen componenten en test de functie in simulatie.
12. Kies een drukknop/schakelaar en maak het schema af. Test de werking.
13. Uit veiligheidsoverwegingen moet de zuigerstang langzaam uitgaan, en snel ingaan. Hoe kun je
dit realiseren? Test je oplossing in de simulatie.
14. Maak het schema compleet zodat de vertikale cilinder van het station handling aangestuurd wordt
en test de werking. Wat moet je doen zodat de zuigerstang langzaam uit en snel ingaat?
15. Hoe kun je realiseren dat de cilinder automatisch ingaat (omhoog) bij het bereiken van de
eindstand (onder)? Pas het schema aan en test de werking.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
 Station handling
Naam: Klas: Datum:

1. Kies uit de vier beschikbare ventielen het juiste ventiel en geef aan waarom je deze keuze
gemaakt hebt.

a) 4/2-Mageetventiel, bistabiel
b) 4/2-Magneetventiel, monostabiel
c) 3/2-Magneetventiel, in ruststand gesloten
d) 3/2-Stuurventiel, in ruststand gesloten, handbediend

De handmatig bediende ventiel is niet geschikt voor deze taak omdat hij niet via de PC kan worden
bediend. De

3/2-weg magneetventiel heeft niet genoeg poorten (1) voor de dubbelwerkende cilinder.

Het 4/2-weg magneetventiel wordt door een pneumatische veer gereset zodra de stuurstroom wordt

d.w.z. dat de cilinder onmiddellijk wordt ingetrokken als de drukknop wordt losgelaten.

Alleen het 4/2-weg dubbelmagneetventiel is geschikt. Deze slaat de schakelpositie op totdat een

omkeerimpuls wordt ontvangen.

2. Ontwerp een pneumatisch schema met de gekozen componenten en test de functie in simulatie.
Maak gebruik van FluidSIM®. De benodigde componenten, een dubbelwerkende cilinder, twee
snelheidsregelventielen, de persluchtbron, het gekozen ventiel, vind je in de
componentenbibliotheek. Test de schakeling in de simulatie door met de muis op de
handbediening van het ventiel te klikken.
Naam: Klas: Datum:

3. Kies een drukknop/schakelaar en maak het schema af. Maak een keuze uit de volgende
drukknoppen/schakelaars:

a) drukknop(maakcontact), b) schakelaar(maakcontact), c) drukknop(verbreekcontact), d) schakelaar (verbreekcontact)

Test de werking.

4. Uit veiligheidsoverwegingen moet de zuigerstang langzaam uitgaan en snel ingaan. Hoe kun je dit
realiseren? Test je oplossing in de simulatie.

Daartoe moet de opening van de eenrichtingsstroomregelventiel 2V3 worden verkleind (dubbelklik op

Het ventiel). Dit beperkt de luchtstroom die uit de voorste cilinderkamer komt en de cilinder

gaat langzamer vooruit. De eenrichtingsstroomregelventiel 2V2 blijft volledig open.


Naam: Klas: Datum:

5. Maak het schema compleet zodat de vertikale cilinder van het station handling aangestuurd wordt
en test de werking. Plaats daarvoor het symbool van het I/O aansluitpaneel op het werkblad van
FluidSIM® en noteer de namen van de magneetspoelen op de juiste plaats in de tabel. (dubbelklik
het symbool). Wat moet je doen zodat de zuigerstang langzaam uit en snel ingaat?

De eigenlijke eenrichtingsstroomregelventiel moet ook worden afgesteld om de eigenlijke cilinder


langzamer vooruit te laten gaan.
langzamer te laten verlopen.

6. Hoe kun je realiseren dat de cilinder automatisch ingaat (omhoog) bij het bereiken van de
eindstand (onder)? Pas het schema aan en test de werking.

De magnetische naderingssensor 2S2 schakelt wanneer de cilinder de gevorderde (= lagere)


eindstand bereikt.
positie bereikt. Dit signaal kan worden gebruikt in plaats van de OMHOOG-drukknop om het ventiel
2V1 om te keren.

Station handling
Opgave 6: Basiskennis van logische functies

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de belangrijkste logische functies
 kun je een programma op basis van logische functies in FluidSIM® ontwerpen
 kun je eenvoudige besturingsopgaven met logische functies oplossen

Probleemstelling
Logische functies vormen een belangrijke basis van de besturingstechniek. In de logicamodule van
FluidSIM® kunnen in- en uitgangen verbonden worden met logische functies. In deze opgave leer je de
belangrijkste logische functies kennen.

Projectopdrachten
7. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM® en onderzoek de werking van de
functie. De waarde van de ingangen I1 en I3 kunnen door met de muis aan te klikken hoog
gemaakt worden. (1) Door nomaals aanklikken word de ingang weer laag (0). Geef bij elke functie
een voorbeeld van een besturingsopgave die met deze functie opgelost kan worden.
8. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM® en onderzoek de werking van de
functie en beschrijf deze. Welke besturingsopgave kan met deze functie opgelost kan worden?
9. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM®.
Open (dubbelklikken) de logicamodule en ontwerp een programma met de volgende
eigenschappen:
• Lamp P1 gaat branden als beide drukknoppen S1 en S2 ingedrukt zijn.
(De lamp P1 blijft branden als de drukknoppen losgelaten worden).
• De lamp gaat uit als drukknop S3 of S4 ingedrukt wordt.
10. Pas het schema aan zodat in plaats van een lamp een dubbelwerkende cilinder in- en uitgaat.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
 FluidSIM®-Onlinehilfe
Naam: Klas: Datum:

11. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM® en onderzoek de werking van de
functie. De waarde van de ingangen I1 en I3 kunnen door met de muis aan te klikken hoog
gemaakt worden. (1) Door nomaals aanklikken word de ingang weer laag (0). Geef bij elke functie
een voorbeeld van een besturingsopgave die met deze functie opgelost kan worden.

I1 I2 I3 Q1

0 0 0 0

0 0 1 0

0 1 0 0

0 1 1 0

1 1 1 1

1 1 0 0

1 0 1 0

1 0 0 0

Verklaar deze functie: Activeer wanneer alle drie de ingangen 1 zijn (AND)

__________________________________________________________________________________

I1 I2 I3 Q1

0 0 0 0

0 0 1 1

0 1 0 1

0 1 1 1

1 1 1 1

1 1 0 1

1 0 1 1

1 0 0 1

Verklaar deze functie: Activeer wanneer ten minste één ingang 1 is (OR).

__________________________________________________________________________________
Naam: Klas Datum:

I1 Q1

0 1

1 0

Verklaar deze functie: Activeren wanneer drukknop (N/C contact) wordt ingedrukt (NOT).

__________________________________________________________________________________

I1 I2 Q1

0 1 1

0 1 0

1 1 0

1 0 0

Verklaar deze functie: Deactiveer zodra een drukknop wordt ingedrukt.

__________________________________________________________________________________
Naam: Klas: Datum:

12. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM® en onderzoek de werking van de
functie en beschrijf deze.

Beschrijving: Ingang I1 stelt de uitgang Q1 in. Deze blijft 1 totdat ingang I2 wordt ingesteld
(vergrendelelement).
Naam: Klas: Datum:

13. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM®.

– Open (dubbelklikken) de logicamodule en ontwerp een programma met de volgende


eigenschappen:
• Lamp P1 gaat branden als beide drukknoppen S1 en S2 ingedrukt zijn.
De lamp P1 blijft branden als de drukknoppen losgelaten worden.
• De lamp gaat uit als drukknop S3 of S4 ingedrukt wordt.
Naam: Klas: Datum:

14. Pas het schema aan zodat in plaats van een lamp een gelijkstroommotor in- en uitgeschakeld
wordt.

Station handling
Opgave 7: Ontwerpen van besturingen met stappenstructuur

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de werking en toepassing van besturingen met een stappenstructuur
 kun je eenvoudige besturingen met stappenstructuur ontwerpen

Probleemstelling
In de automatiseringstechniek verlopen de bewegingen op de machine veelal sequentieel, dit wil
zeggen dat de machinebewegingen telkens in dezelfde volgorde elkaar opvolgen. In een sequentiële
sturing bewaken sensoren meestal dat een beweging daadwerkelijk volledig uitgevoerd wordt voordat
de volgende beweging gestuurd kan worden.
Deze oefening heeft tot doel om een eenvoudige sequentiële sturing met 4 stappen uit te voeren.
Bij indrukken van een drukknop moet de volgende sequentie van bewegingen elkaar opvolgen:
1-horizontaal geplaatste cilinder schuift uit
2-verticaal geplaatste cilinder zakt
3- verticaal geplaatste cilinder stijgt
4- horizontaal geplaatste cilinder schuift in.

Projectopdrachten
15. Bestudeer de theorie van de stappenstructuur in het theoriedeel (9.4) en beschrijf het principe met
je eigen woorden.
16. Maak een principeschets en een aansluitlijst waaruit blijkt op welke stekkerplaats van de I/O
aansluitunit de elektrische componenten aangesloten zijn. Ontwerp een pneumatisch en elektrisch
schema in FluidSIM® met een PLC maar nog zonder programma.
17. Beschrijf gedetaileerd het verloop, zoals in de probleemstelling kort beschreven is. Gebruik
hiervoor de tabel op het werkblad.
18. Open (dubbelklikken) de PLC in FluidSIM® en maak het programma voor de in deelopdracht 3
beschreven verloop. Test het programma in de simulatie.
19. Test het programma op het station handling. Let op dat de bedrading en slangen volgens het
schema en de aansluitlijst aangesloten zijn.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
 Station handling
Naam: Klas: Datum:

20. Bestudeer de theorie van de stappenstructuur in het theoriedeel (9.4) en beschrijf het principe met
je eigen woorden.

Bij sequencing is de uitvoering van een stap een voorwaarde voor de volgende stap. De huidige stap
wordt opgeslagen door
een vergrendelelement met de status 1. De volgende stap begint pas als de vorige stap is
voltooid is (aangegeven door de uitgang op het vergrendelelement). De volgende stap wist dan de
voorgaande
stap.

21. Maak een principeschets en een aansluitlijst waaruit blijkt op welke stekkerplaats van de I/O
aansluitunit de elektrische componenten aangesloten zijn. Ontwerp een pneumatisch- en
elektrisch schema in FluidSIM® Met een PLC maar nog zonder programma.

Principeschets
Naam: Klas: Datum:

Stekkerplaats Aanduiding Beschrijving

4 2S1 Magnetische naderingssensor, boven

6 2S2 Magnetische naderingssensor, onder

5 2M1 Magneetspoel 1 op ventiel 2 uitgetrokken

7 2M2 Magneetspoel 2 op ventiel 2 ingetrokken


Naam: Klas: Datum:

22. Beschrijf gedetaileerd het verloop, zoals in de probleemstelling kort beschreven is. Gebruik
hiervoor de tabel op het werkblad.

Stap Actie Uitgang Voorwaarde

0 Cilinder bovenaan, drukknop niet 2M1=0 2M2=0

ingedrukt

1 Cilinder uitgetrokken 2M1=1 2S1=1 DRUKKNOP INGEDRUKT

2 Cilinder bereikt onderste eindstand 2M1=0 2M2=1 2S2 = 1 STAP 1

3 Cilinder bereikt bovenste eindstand 2M1=1 2M2=0 2S1 = 1 STAP 2

23. Open (dubbelklikken) de PLC in FluidSIM® en maak het programma voor de in deelopdracht 3
beschreven verloop. Test het programma in de simulatie.

Het programma bestaat uit drie stappen:


Stap 1: Stel Q3 in (= 2M1), reset stap 3.
Stap 2: Stel Q4 (= 2M2), reset stap 2
Stap 3: Reset stap 2
Het hi-element dient alleen om foutmeldingen te onderdrukken.
Naam: Klas: Datum:

24. Test het programma op het station handling. Let op dat de bedrading en slangen volgens het
schema en de aansluitlijst aangesloten zijn.

Station handling
Opgave 8: Handling van producten

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de werking en toepassing van besturingen met een stappenstructuur
 kun je eenvoudige besturingen met stappenstructuur ontwerpen

Probleemstelling
Handlingtaken kom je in de productie veelvuldig tegen. Voor deze taak worden vaak industriële robots
toegepast. Echter voor eenvoudige bewegingen kunnen 2 assige handlingsystemen toegepast.
Men spreekt van pick&place taken als een product opgepakt wordt en op een ander plaats neergelegd
wordt, voorbeelden hiervan zijn:
 een product van de transportband nemen
 onderdelen op elkaar leggen (montage)
 een product in een verpakking plaatsen.
In deze opgave gaan we een pick&place taak realiseren met station handling.

Projectopdrachten
25. Maak een principeschets en een aansluitlijst, een pneumatisch en elektrisch schema in FluidSIM ®
met een PLC maar nog zonder programma.
26. Het station handling moet het product van de achterste plaats naar de voorste transporteren.
Beschijf dit verloop in detail. Geef aan welke ingangssignalen gebruikt worden als voorwaarde en
welke uitgangen gebruikt worden als actie in het programma. Het programma moet starten als de
drukknop bediend wordt.
27. Open (dubbelklikken) de PLC in FluidSIM® en maak het programma voor de in deelopdracht 2
beschreven verloop. Test het programma in de simulatie.
28. Test het programma op het station handling. Let op dat de bedrading en slangen volgens het
schema en de aansluitlijst aangesloten zijn. Test de werking eerst zonder product en leg daarna
het product zo neer dat het opgepakt kan worden door de grijper.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
 Station handling
Naam: Klas: Datum:

29. Test het programma op het station handling. Let op dat de bedrading en slangen volgens het
schema en de aansluitlijst aangesloten zijn. Test de werking eerst zonder product en leg daarna
het product zo neer dat het opgepakt kan worden door de grijper.
.
Naam: Klas: Datum:

Stekkerplaats Aanduiding Beschrijving

0 1S1 Magnetische naderingssensor bij cilinder 1, achteraan

1 1M1 Uitgetrokken cilinder 1

2 1S2 Magnetische naderingssensor bij cilinder 1, vooraan

3 1M2 Ingetrokken cilinder 1

4 2S1 Magnetische naderingssensor bij cilinder 2, achteraan

5 2M1 Uitgetrokken cilinder 2

6 2S2 Magnetische naderingssensor bij cilinder 2, vooraan

7 2M2 Ingetrokken cilinder 2

9 3M2 Gesloten grijper

Aansluitlijst

Elektropneumatisch schema
Naam: Klas: Datum:

30. Het station handling moet het product van de achterste plaats naar de voorste transporteren.
Beschijf dit verloop in detail. Geef aan welke ingangssignalen gebruikt worden als voorwaarde en
welke uitgangen gebruikt worden als actie in het programma. Het programma moet starten als de
drukknop bediend wordt.
.

Stap Aktie Uitgang Voorwaarde

1 UITGETROKKEN CILINDER 2 2M1=1 1S1=1 2S1 = 1 START=1

2 GESLOTEN GRIJPER 3M1=1 2S2=1 1S1=1 STAP 1

3 INGETROKKEN CILINDER 2 2M2=1 2S2=1 1S1=1 STAP 2

4 UITGETROKKEN CILINDER 1 1M1=1 1S1=1 2S1=1 STAP 3

5 UITGETROKKEN CILINDER 2 2M1=1 1S2=1 2S1=1 STAP 4

6 OPEN GRIJPER 3M1=0 1S2 =1 2S2=1 STAP 5

7 INGETROKKEN CILINDER 2 2M2=1 1S2=1 2S2=1 STAP 6

8 INGETROKKEN CILINDER 1 1M2=1 1S2N= 1 2S1= 1 STAP 7


Naam: Klas: Datum:

31. Open (dubbelklikken) de PLC in FluidSIM® en maak het programma voor de in deelopdracht 2
beschreven verloop. Test het programma in de simulatie.
Naam: Klas: Datum:

32. Test het programma op het station handling. Let op dat de bedrading en slangen volgens het
schema en de aansluitlijst aangesloten zijn. Test de werking eerst zonder product en leg daarna
het product zo neer dat het opgepakt kan worden door de grijper.
Station stapelmagazijn
Opgave 1: Werking van de componenten

Leerdoel
Na deze opgave
 ken je de belangrijkste componenten van het station stapelmagazijn

Probleemstelling
In ieder geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen, motoren
enzovoorts toegepast. Het is belangrijk de werking van de componenten te kennen.

Projectopdracht
33. Noteer de juiste benaming in de tabel en beschrijf de functie van dit component in het station.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

34. Noteer de juiste benaming in de tabel en beschrijf de functie van dit component in het station.

Nr. Benaming Functie in het station

2 ventiel

3 cilinder

4 profielplaat

6 drukknop

8 cilinder

9 ventiel

10 luchtafsluiter

11
Station stapelmagazijn
Opgave 2: Componenten, symbolen en benaming

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je het symbool en de benaming van de belangrijkste elektropneumatische componenten.

Probleemstelling
In elke geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen en motoren
toegepast. Het is belangrijk de functie van de installatie eenduidig en eenvoudig te beschrijven.
Daarvoor worden onder andere schema’s gebruikt. Er zijn elektrische, pneumatische (luchtdruk) en
hydraulische (oliedruk) schema’s. Om deze schema’s te kunnen lezen moet je de gebruikte symbolen
kennen.

Projectopdracht
35. Bekijk de componenten van het station stapelmagazijn en vul het juiste getal in bij de symbolen en
benamingen van onderstaande tabel.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

36. Bekijk de onderdelen van het station stapelmagazijn en vul het juiste getal in bij de symbolen en
benamingen van onderstaande tabel.

Component Symbool Benaming

1 [ 2 ] [ 2 ]

Snelheidsregelventiel

2 [ 3 ] [ 1 ]

4 2 Dubbelwerkende cilinder

1 3

3 [1 ] [ 3]

4/2-Magneetventiel, monostabiel

4 [ 5 ] [ 6 ]

4 2 Enkelwerkende cilinder

1 3

5 [ 6 ] [ 4 ]

Magnetische naderingsschakelaar

6 [ 4 ] [ 5]

4/2-Magneetventiel, bistabiel
Station stapelmagazijn
Opgave 3: Werking van de componenten

Leerdoelen
Na deze opdracht
 ken je de functie, toepassing en classificatie van de belangrijke componenten van het station
stapelmagazijn.

Probleemstelling

In elke geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen en motoren
toegepast. Het is belangrijk de functie van de componenten te kennen.

Projectopdrachten
37. Vul de onderstaande tabel in.
38. Geef aan of het een sensor, actuator, besturingscomponent of een mechanisch onderdeel is.
39. Noteer de funktie binnen het station stapelmagazijn. Ken je vergelijkbare functies in jouw
omgeving?

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

40. Vul de onderstaande tabel in.


41. Geef aan of het een sensor, actuator, besturingscomponent of een mechanisch onderdeel is.
42. Noteer de functie binnen het station stapelmagazijn. Ken je vergelijkbare functies in jouw
omgeving?

Afbeelding Benaming Functie in het


Vergelijkbare functie Classificatie
stapelmagazijn

Magnetische Detecteerd de Snelheidsmeter op een


naderingsschakelaar positie van de fiets
cilinder
¨ Sensor

4/2-Magneetventiel, Stuurt de lucht aan Kraan - water


bistabiel

¨ Actuator

Dubbelwerkende Werpt cilinder uit Busdeuren of treindeuren


cilinder

¨ Actuator

I/O aansluitunit Verbind de Oplaadinport telefoon


actuator en sensor
met de bestuurder
¨ Besturing

Magazijn Slaat producten op Papierhouder in een


printer

¨ Mechanica
Station stapelmagazijn
Opgave 4: Opstellen van principeschetsen en schema’s

Leerdoelen
Na deze opdracht
 kun je principeschetsen, pneumatische schema’s en aansluitlijsten opstellen.

Probleemstelling
Engineers gebruiken voor de beschrijving van een machine principetekeningen, technische
tekeningen, stuklijsten en schema’s. Met deze hulpmiddelen kunnen machines of machineonderdelen
efficiënt en eenduidig beschreven worden.

Projectopdrachten
43. Maak een principeschets voor het station stapelmagazijn, waarop de functie en positie van de
belangrijkste componenten verduidelijkt wordt.
44. Stel een aansluitlijst op waarin is aangegeven welke sensor of actuator op de stekkerplaats van de
I/O aansluitunit aangesloten is.
45. Ontwerp een pneumatisch schema voor de aandrukunit van het station.
Maak gebruik van FluidSIM®.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® voorbeeld schema’s
 Station stapelmagazijn

Afbeelding van het station


Naam: Klas: Datum:

46. Maak een principeschets voor het afgebeelde station stapelmagazijn, waarop de functie en positie
van de belangrijkste componenten verduidelijkt wordt.

Principeschets

47. Stel een aansluitlijst op waarin is aangegeven welke sensor of actuator op de stekkerplaats van de
I/O aansluitunit aangesloten is.

Stekkerplaat Aanduiding
Benaming
s

cilinder 1S1 Magnetische sensor aan cilinder 1A

ventiel 1M1 Magneetventiel 1 of ventiel 1 stuurt cilinder 1a

ventiel 1M2 Magneetventiel 2 of ventiel 1 trekt cilinder 1a terug


Naam: Klas: Datum:

48. Ontwerp een pneumatisch schema voor het station. Maak gebruik van FluidSIM ®.

Station stapelmagazijn
Opgave 5: Aansturen van een enkelwerkende cilinder

Leerdoelen
Na deze opdracht
 kun je de juiste componenten voor een elektropneumatische schakeling kiezen.
 kun je elektropneumatische schema’s ontwerpen
 kun je met FluidSIM® een enkelwerkende cilinder aansturen

Probleemstelling
Een belangrijke functie van het station stapelmagazijn is het aandrukken van een deksel op een potje.
Hiervoor moet een schema ontworpen worden.

Voor het aandrukken wordt een vertikaal gemonteerde pneumatische cilinder gebruikt. Deze wordt via
een magneetventiel door perslucht gestuurd. Het signaal voor het magneetventiel komt van de
computer (FluidSIM®).
De zuigerstang van de cilinder moet bij het bedienen van de drukknop uitgaan (naar onder) en in deze
stand blijven zolang de drukknop bediend is. Een andere belangrijke voorwaarde is dat de cilinder uit
veiligheidsoverwegingen bij het wegvallen van de energie ingaat (naar boven). Dit geldt voor het
wegvallen van de elektrische energie, maar tevens voor de pneumatische energie.

Projectopdrachten
49. Kies uit de 2 beschikbare cilinders de juiste cilinder en geef aan waarom je deze keuze gemaakt
hebt.
50. Kies uit de vier beschikbare ventielen het juiste ventiel en geef aan waarom je deze keuze
gemaakt hebt.
51. Ontwerp een pneumatisch schema met de gekozen componenten en test de functie in simulatie.
Maak gebruik van FluidSIM®.
52. Kies een drukknop/schakelaar en maak het schema af.
53. Teken het schema in FluidSIM® en test de werking.
54. Maak het schema compleet zodat de vertikale cilinder van het station stapelmagazijn aangestuurd
wordt en test de werking.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
Naam: Klas: Datum:

55. Kies uit de 2 beschikbare cilinders de juiste cilinder en geef aan waarom je deze keuze gemaakt
hebt.

a) enkelwerkende cilinder; b) dubbelwerkende cilinder

Toelichting

Enkelwerkende cilinder, voor het aansturen van het enkelwerkende cilinder heb je de vering nodig
zodat die terug in gaat _______________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

56. Kies uit de vier beschikbare ventielen het juiste ventiel en geef aan waarom je deze keuze
gemaakt hebt.

a) 4/2-Magneetventiel, bistabiel
b) 4/2-Magneetventiel, monostabiel
c) 3/2-Magneetventiel, in ruststand gesloten
d) 3/2-Stuurventiel, in ruststand gesloten, handbediend

Toelichting

Voor een enkelwerkende cilinder kan je het beste 3/2 ventiel pakken in rust stand gesloten. Als je de
4/2 pakt heeft die teveel ingangen ______________________________________________________

Station stapelmagazijn
Opgave 6: Aansturen van een dubbelwerkende cilinder

Leerdoelen
Na deze opdracht
• kun je principeschetsen, aansluitlijsten en schema’s interpreteren
• kun je elektropneumatische schakelingen met FluidSIM® simuleren
• kun je met FluidSIM® een dubbelwerkende cilinder aansturen

Probleemstelling
Het is de functie van het stapelmagzijn de producten één voor één uit het magazijn te schuiven. Voor
de aandrijving wordt een dubbelwerkende cilinder toegepast. Hiervoor moet de besturing ontworpen
worden.

Projectopdrachten
1. Vergelijk het station stapelmagazijn met de pricipeschets, het schema en de aansluitlijst en
bouw het station eventueel overeenkomstig op.
2. Sluit het station aan op de compressor, open de afsluiter en bedien de handbediening van het
ventiel. Wat constateer je? Wat gebeurt er als je met een schroevendraaier de instelling van het
snelheidsregelventiel verstelt? Waarvoor kan men dit effect toepassen?
3. Realiseer een elektropneumatische schakeling in FluidSIM® en test deze in de simulatie.
Start FluidSIM® en teken het afgebeelde pneumatische schema. Teken een elektrisch schema met de
volgende functie:
• Door het bedienen van een drukknop gaat cilinder 1A uit
• Door het bedienen van een tweede drukknop gaat cilinder 1A weer in.
Maak gebruik van drukknoppen, spanningsbron en een magneetventiel. Test het schema in de
simulatie. Verander de instelling van het snelheidsregelventiel en kijk wat er gebeurt.
4. Bestuur de dubbelwerkende cilinder van het station stapelmagazijn met FluidSIM®.

Hulpmiddelen
• Theoriedeel (B)
• FluidSIM®
• Station stapelmagazijn

Naam: Klas: Datum:

1. Vergelijk het station stapelmagazijn met de pricipeschets, het schema en de aansluitlijst en


bouw het station eventueel overeenkomstig op.

Principeschets en pneumatisch schema

Stekkerplaats Aanduiding Deschrijving


1 1M1 Magneetspoel van ventiel 1 (cilinder 1A gaat uit)
3 1M2 Magneetspoel van ventiel 1 (cilinder 1A gaat in)

2. Sluit het station aan op de compressor, open de afsluiter en bedien de handbediening van het
ventiel. Wat constateer je? Wat gebeurt er als je met een schroevendraaier de instelling van het
snelheidsregelventiel verstelt? Waarvoor kan men dit effect toepassen?

De cilinder gaat in of uit als de handbediening wordt bediend. Er gebeurt niets als je de verkeerde kant
bedient omdat de cilinderkamer al leeggelopen is. Als de verstelschroeven op de
eenrichtingregelventielen worden aangedraaid, gaat de cilinder langzamer uit worden ze losgedraaid,
dan gaat de cilinder sneller uit. Een eenrichtingsregelventiel vermindert de snelheid alleen in eenn
bewegingsrichting. Dit betekent dat de snelheid van de cilinder afzonderlijk kan worden ingesteld voor
de voorwaartse en de terugwaartse slag

Naam: Klas: Datum:

3. Realiseer een elektropneumatische schakeling in FluidSIM® en test deze in de simulatie.


Start FluidSIM® en teken het afgebeelde pneumatische schema. Maak een elektrisch schema met de
volgende functie:
• Door het bedienen van een drukknop gaat cilinder 1A uit
• Door het bedienen van een tweede drukknop gaat cilinder 1A weer in.

Maak gebruik van drukknoppen, spanningsbron en een magneetventiel. Test het schema in de
simulatie. Verander de instelling van het snelheidsregelventiel en kijk wat er gebeurt.

Als de instelling van de eenrichtingsstroomregelventiel 1V3 wordt gewijzigd, gaat de cilinder


langzamer of sneller uit.
sneller. Als de instelling van 1V2 wordt gewijzigd, trekt de cilinder sneller of langzamer in.

Naam: Klas: Datum:

4. Bestuur de dubbelwerkende cilinder van het station stapelmagazijn met FluidSIM®.

Station stapelmagazijn
Opgave 7: Besturen met relais

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de werking en toepassing van relais
 kun je eenvoudige besturingen met relais realiseren
 kun je eenvoudige logische functies met relais realiseren
 kun je schakelingen met een tijdrelais realiseren

Probleemstelling
Een relais is één van de belangrijkste componenten in besturingen. Ze werden veel toegepast in oude
verbindingsgeprogrammeerde (relais) besturingen maar ook in de hedendaagse flexibele besturingen
worden ze toegepast.

Projectopdrachten
57. Bestudeer de opbouw en werking van relais. Welke soorten relais ken je?
58. Ontwerp in FluidSIM® de aansturing van een magneetspoel met behulp van een drukknop en een
relais. Maak onderstaand schema af.
59. Uit veiligheidsoverwegingen word vaak een tweehandenbediening toegepast. Een machine mag
alleen draaien als beide drukknoppen bediend zijn. Dit om te voorkomen dat de machine-operator
met een hand in de machine kan komen terwijl deze draait. Ontwerp een schema voor een
tweehandenbediening van een enkelwerkende cilinder. Test je schema in de simulatie. Kun je bij
dit schema ook gebruik maken van 2 schakelaars in plaats van 2 drukknoppen?
60. Veel processen werken op basis van tijd. De aandrukcilinder van het station stapelmagazijn moet
de deksel 10 seconden op het potje drukken, zodat de de lijm kan uitharden. Pas het schema van
deelopdracht 1 aan om dit te realiseren. Test je schema in simulatie en op het station
stapelmagazijn.

hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
Naam: Klas: Datum:

61. Bestudeer de opbouw en werking van relais. Welke soorten relais ken je?

Elektomagnetische relais, Elektromagnetische inductierelais, Elektrothermische relais,______________

__________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

62. Ontwerp in FluidSIM® de aansturing van een magneetspoel met behulp van een drukknop en een
relais. Maak onderstaand schema af.
Naam: Klas: Datum:

63. Uit veiligheidsoverwegingen word vaak een tweehandenbediening toegepast. Een machine mag
alleen draaien als beide drukknoppen bedient zijn. Dit om te voorkomen dat de machine-operator
met een hand in de machine kan komen terwijl deze draait. Ontwerp een schema voor een
tweehandenbediening van een enkelwerkende cilinder.

Test je schema in de simulatie. Kun je bij dit schema ook gebruik maken van 2 schakelaars in
plaats van 2 drukknoppen?
Naam: Klas: Datum:

64. Veel processen werken op basis van tijd. De aandrukcilinder van het station stapelmagazijn moet
de deksel 10 seconden op het potje drukken, zodat de de lijm kan uitharden. Pas het schema van
deelopdracht 1 aan om dit te realiseren. Test je schema in simulatie en op het station
stapelmagazijn.

Station stapelmagazijn
Opgave 8: Toepassen
van eindschakelaars

Leerdoelen
Na deze opgave
• ken je de werking
van magnetische
eindschakelaars
• kun je
schakelingen met
sensoren realiseren
• kun je een
eenvoudige
stappenbesturing
ontwerpen

Probleemstelling
Sensoren zijn belangrijke componenten in elke geautomatiseerde installatie. In het station
stapelmagazijn is een magnetische eindschakelaar opgenomen om de positie van de zuiger te
detecteren.
Er moet een besturing ontworpen worden met de volgende eigenschappen:
• De operator legt een potje in de machine en bedient de startknop.
• De dubbelwerkende cilinder schuift een deksel uit het stapelmagazijn op het potje en gaat weer
in.
• De enkelwerkende cilinder drukt de deksel precies 10 seconden op het potje
• De operator neemt het product uit de machine (potje met deksel).
• Het potje en de deksel kunnen elke willekeurige kleur hebben.

Projectopdrachten
1. Hoe kun je waarborgen dat de enkelwerkende cilinder pas uitgaat als de dubbelwerkende
cilinder zijn eindpositie bereikt heeft? Welk component kun je daarvoor toepassen?
2. Maak een principeschets.
3. Ontwerp in FluidSIM® een elektropneumatisch schema en test deze in de simulatie. Maak een
aansluitlijst van de in- en uitgangen aangesloten op het I/O aansluitpaneel.
4. Bouw het station overeenkomstig de principeschets op. Monteer de slangen op de
pneumatische componenten en sluit de elektrische componenten aan op het I/O aansluitpaneel. Test
de werking van het station in de simulatie.

Hulpmiddelen
• Theoriedeel (B)
• FluidSIM®

Naam: Klas: Datum:

1. Hoe kun je waarborgen dat de enkelwerkende cilinder pas uitgaat als de dubbelwerkende
cilinder zijn eindpositie bereikt heeft? Welk component kun je daarvoor toepassen?

Voor deze functie zijn er magnetische naderingssensoren. Deze detecteren de positie van de cilinder.
De cilinder bevat een permanente magneet die de naderingssensor activeert. Het signaal kan worden
gebruikt om de volgende stappen te activeren.
Als alternatief kan de aanwezigheid van het deksel worden gedetecteerd met behulp van een zender-
ontvanger.

2. Maak een principeschets.

Naam: Klas: Datum:

3. Ontwerp in FluidSIM® een elektropneumatisch schema en test deze in de simulatie. Maak een
aansluitlijst van de in- en uitgangen aangesloten op het I/O aansluitpaneel.

Stekkerplaats Aanduiding Beschrijving

0
1S1 Sensor bij cilinder 1

1
1M1 Magnetisch ventiel 1 of ventiel 1 activeert cilinder 1A
3
1M2 Magnetisch ventiel 2 of ventiel 1 de-activeert cilinder 1A

5
2M1 Magnetisch ventiel 1 of ventiel 2 activeert cilinder 2A

4. Bouw het station overeenkomstig de principeschets op. Monteer de slangen op de


pneumatische componenten en sluit de elektrische componenten aan op het I/O aansluitpaneel. Test
de werking van het station in de simulatie.
Station transportband
Opgave 1: Werking van de componenten

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de belangrijkste componenten van het station transportband

Probleemstelling
In ieder geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen en motoren
toegepast. Het is belangrijk de werking van de componenten te kennen.

Projectopdrachten
65. Noteer de juiste benaming in de tabel en beschrijf de functie van dit component in het station.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

66. Noteer de juiste benaming in de tabel en beschrijf de functie van dit component in het station.

Nr Aanduiding Functie in het station

1 Optische sensor Die detecteerd wanneer er een werkstuk langs komt

2 Dat is de motor van de band Die drijft de band aan

3 Dat zijn de relais Die stuurt de motor

4 Meerpolige stekkerverdeler Zorgt voor de elektrische aansluiting van de sensoren en actuatoren.

5 solenoid Werpt werkstukken uit op de band

6 Dat is een sensor Die geeft een signaal naar onderdeel 5

7 band Daar gaan de werkstukken naar beneden

8 Kabelgoot Hier kan je de kabels in wegwerken

Station transportband
Opgave 2: Componenten, symbolen en benamingen

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de symbolen en benamingen van de belangrijkste componenten

Probleemstelling
In elke geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen en motoren
toegepast. Het is belangrijk de functie van de installatie eenduidig en eenvoudig te beschrijven.
Daarvoor worden onder andere schema’s gebruikt. Er zijn elektrische, pneumatische (luchtdruk) en
hydraulische (oliedruk) schema’s. Om deze schema’s te kunnen lezen moet men de gebruikte
symbolen kennen.

Projectopdracht
67. Bekijk de componenten van het station transportband en vul het juiste getal in bij de symbolen en
benamingen van onderstaande tabel.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

68. Bekijk de componenten van het station transportband en vul het juiste getal in bij de symbolen en
benamingen van onderstaande tabel.

Componenten Symbool Benaming

1 [ ] [ ]

solenoid

2 [ ] [ 4 ]

Induktieve sensor

3 [ ] [ ]

Dc motor

4 [ ] [5 ]

I/O aansluitunit

5 [ 5 ] [ ]

Optische sensor
0 1

2 3

4 5

6 7

8 9

10 11

Vorrang aktiv
Station transportband
Opgave 3: Opbouw van symbolen

Leerdoelen
Na deze opdracht
 ken je het symbool en de benaming van de belangrijkste elektrische componenten
 begrijp je de tekens op de symbolen

Probleemstelling
In elke geautomatiseerde installatie worden vele componenten zoals sensoren, ventielen en motoren
toegepast. Het is belangrijk de functie van de installatie eenduidig en eenvoudig te beschrijven.
Daarvoor worden onder andere schema’s gebruikt. Er zijn elektrische, pneumatische (luchtdruk) en
hydraulische (oliedruk) schema’s.

Om deze schema’s te kunnen lezen moet men de gebruikte symbolen kennen. In deze opgave train je
de symbolenkennis.

Projectopdrachten
69. Hieronder worden enkele symbolen afgebeeld. Noteer de naam van het component en de
beschrijving van de genummerde tekens op de symbolen.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

70. Hieronder worden enkele symbolen afgebeeld. Noteer de naam van het component en de
beschrijving van de genummerde tekens op de symbolen.

Inductieve naderingssensor, inductieve sensor


Functie van de symbolen
1 24 V aansluiting
2 0 V aansluiting
3 Signaaluitgang
4 Symbool voor elektronische sensor
5 Symbool voor N/O-contact
6 Symbool voor inductieve sensor
Naam: Klas: Datum:

Drukknop (N/O-contact)
Functie van de symbolen
1 24 V aansluiting
2 0 V aansluiting
3 Symbool voor drukknop (N/O-contact)

Schakelaar (N/O-contact)
Functie van de symbolen
1 24 V aansluiting
2 0 V aansluiting
3 Symbool voor schakelaar (N/O-contact)
Naam: Klas: Datum:

Relais
Functie van de symbolen
1 24 V aansluiting
2 0 V aansluiting
3 N/O-contact (bediend door een spoel)
4 Spoel
5 24 V-aansluiting
6 0 V aansluiting

Station transportband
Opgave 4: Toepassen van sensoren

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de werking en toepassing van optische en inductieve sensoren
 kun je sensoren toepassen in een schema
 kun je de sensoren van het station transportband met FluidSIM ® uitlezen

Probleemstelling
Sensoren worden toegepast in een geautomatiseerde installatie om de status van de installatie te
observeren. In het station transportband worden naderingsschakelaars toegepast waarmee de
aanwezigheid of positie van objecten waargenomen kan worden.

Projectopdrachten
71. Sluit de optische en inductieve sensor van het station transportband aan op de I/O aansluitunit.
Sluit de EasyPortMini aan op de I/O aansluitunit en op de voedingsspanning. Nu werken de
sensoren. Dit kun je zien aan de LED’s op de sensor en de I/O aansluitunit (deze lichten op als
een sensor iets waarneemt).Houd diverse materialen in de buurt van de sensor en noteer in de
tabel welke sensor op welk materiaal reageert. Wat valt je nog meer op? Waar kun je deze
sensoren toepassen?
72. Ontwerp in FluidSIM® een schema waarbij de sensoren lampen activeren waneer ze iets
waarnemen.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
 Station transportband
Naam: Klas: Datum:

73. Sluit de optische en inductieve sensor van het station transportband aan op de I/O aansluitunit.
Sluit de EasyPortMini aan op de I/O aansluitunit en op de voedingsspanning. Nu werken de
sensoren. Dit kun je zien aan de LED’s op de sensor en de I/O aansluitunit (deze lichten op als
een sensor iets waarneemt).Houd diverse materialen in de buurt van de sensor en noteer in de
tabel welke sensor op welk materiaal reageert. Wat valt je nog meer op? Waar kun je deze
sensoren toepassen?

Materiaal Optische sensor Induktieve sensor

Rood product reageert

Zwart product reageert

Metaal product reageert reageert

Geldstuk reageert reageert

Vinger reageert

Papier reageert

74. Ontwerp in FluidSIM® een schema waarbij de sensoren lampen activeren waneer ze iets
waarnemen.

Station transportband
Opgave 5: aansturen van gelijkstroommotoren

Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de werking van gelijkstroommotoren
 kan gelijkstroommotoren toepassen in een schema.
 kan je de draairichting van een gelijkstroommotor omdraaien.

Probleemstelling
De gelijkstroommotor is een van de belangrijkste aandrijvingen. De gelijkstroomotor wordt veel
toegepast in consumenten elektronica, huishoudelijke apparaten, speelgoed en industriële machines.
In deze opdracht ga je een aansturing voor deze motor ontwerpen.

Projectopdracht
75. Bestudeer het theoriedeel of de helpfile van FluidSIM ® over de werking van gelijkstroommotoren.
• Wat moet je doen om de draairichting om te draaien?
• Kun je ook de draairichting van een elektromagneet omdraaien?
76. Bestudeer het theoriedeel over drukknoppen, schakelaars, maak-, verbreek-, en wisselcontacten.
Waarvoor worden deze componenten toegepast?
77. Ontwerp een schema in FluidSIM® waarbij de gelijkstroommotor handmatig in- en uitgeschakeld
kan worden en waarbij (eveneens handmatig) de draairichting omgedraaid kan worden.
78. Bestudeer het theoriegedeelte over relais. Beschrijf de werking en het toepassingsgebied.
79. Pas het schema van deelopgave 3 zo aan dat de gelijkstroommotor indirect via een relais in- en
uitgeschakeld en de draairichting (eveneens indirect) omgedraaid kan worden.
80. Voeg het symbool van het I/O aansluitpaneel aan het schema toe, noteer de aanduidingen in de
tabel, sluit de PC via de EasyPortMini aan op het station transportband. Test je programma op het
station.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® Helpfile
 Station transportband
Naam: Klas: Datum:

81. Bestudeer het theoriedeel of de helpfile van FluidSIM ® over de werking van gelijkstroommotoren.

Wat moet je doen om de draairichting om te draaien?

Als je de plus en min omdraait draait die de andere kant op___________________________________

__________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

Kun je ook de richting van een elektromagneet omdraaien?


Nee dat kan niet omdat het magneten zijn ________________________________________________

__________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

82. Bestudeer het theoriedeel over drukknoppen, schakelaars, maak-, verbreek-, en wisselcontacten.
Noteer de juiste benaming en werking in de tabel.

Symbool Benaming Werking

Maakcontact met knop Als je de knop indrukt dan maakt die contact

ontgrendeling Maakcontact Als je de knop een keer indrukt dan maakt die
contact als je hem daarna nog een keer
indrukt dan verbreekt die contact

Breekcontact met knop Als je de knop indrukt dan verbreekt het


contact

Ontgrendeling breekcontact Als je de knop 1 keer indrukt dan verbreekt


het contact als je hem daarna nog een keer
indrukt dat maakt die contact

wissel contact met knop Als je de knop in drukt dan wisselt die van
schakeling

Ontgrendeling wissel contact Als je een keer op de knop drukt dan wisselt
die van schakeling als je hem daarna nog een
keer indrukt dan gaat die weer terug
Naam: Klas: Datum:

83. Ontwerp een schema in FluidSIM® waarbij de gelijkstroommotor handmatig in- en uitgeschakeld
kan worden en waarbij (eveneens handmatig) de draairichting omgedraaid kan worden.

84. Bestudeer het theoriegedeelte over relais. Beschrijf de werking en het toepassingsgebied.

Het belangrijkste deel van een relais is de spoel, deze maakt een elektromagnetisch veld wanneer
hier spanning op wordt gezet. Hierdoor wordt het relais een schakelaar. Het elektromagnetische
veld maakt de ijzeren kern in de spoel magnetisch, welke de metalen schakelaar naar zich toe
trekt. Hierdoor maakt de schakelaar met een van de contacten. Wanneer de spanning weer wordt
verwijderd, veert de schakelaar terug naar het initiële contact.

Met een relatief kleine spanning kan een relais dus een grotere spanning schakelen. Relais worden
bijvoorbeeld toegepast om met een microschakelaar een groot elektrisch apparaat in werking te
stellen. De microschakelaar hoeft namelijk alleen de stroom en spanning naar de spoel te dragen,
niet de grote stroom voor het geschakelde apparaat. Hierdoor komt de hoge spanning nooit op de
schakelaar te staan.
Naam: Klas: Datum:

85. Pas het schema van deelopgave 3 zo aan dat de gelijkstroommotor indirect via een relais in- en
uitgeschakeld en de draairichting (eveneens indirect) omgedraaid kan worden.

86. Voeg het symbool van het I/O aansluitpaneel toe,aan het schema, noteer de aanduidingen in de
tabel, sluit de PC via de EasyPortMini aan op het station transportband. Test je programma op het
station.
Station transportband
Opgave 6: Basiskennis van logische functies
Leerdoelen
Na deze opgave
 ken je de belangrijkste logische functies
 kun je een programma op basis van logische functies in FluidSIM® ontwerpen
 kun je eenvoudige besturingsopgaven met logische functies oplossen

Probleemstelling
Logische functies vormen een belangrijke basis van de besturingstechniek. In de logicamodule van
FluidSIM® kunnen in- en uitgangen verbonden worden met logische functies. In deze opgave leer je de
belangrijkste logische functies kennen.

Projectopdrachten
87. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM® en onderzoek de werking van de
functie. De waarde van de ingangen I1 en I3 kunnen door met de muis aan te klikken hoog
gemaakt worden. (1) Door nomaals aanklikken word de ingang weer laag (0). Geef bij elke functie
een voorbeeld van een besturingsopgave die met deze functie opgelost kan worden.
88. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM® en onderzoek de werking van de
functie en beschrijf deze. Welke besturingsopgave kan met deze functie opgelost kan worden?
89. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM®.
Open (dubbelklikken) de logicamodule en ontwerp een programma met de volgende
eigenschappen:
• Lamp P1 gaat branden als beide drukknoppen S1 en S2 ingedrukt zijn.
(De lamp P1 blijft branden als de drukknoppen losgelaten worden).
• De lamp gaat uit als drukknop S3 of S4 ingedrukt wordt.
90. Pas het schema aan zodat in plaats van een lamp een gelijkstroommotor in- en uitgeschakeld
wordt.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
 FluidSIM®-hulpbestanden
Naam: Klas: Datum:

91. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM® en onderzoek de werking van de
functie. De waarde van de ingangen I1 en I3 kunnen door met de muis aan te klikken hoog
gemaakt worden. (1) Door nomaals aanklikken word de ingang weer laag (0). Geef bij elke functie
een voorbeeld van een besturingsopgave die met deze functie opgelost kan worden.

I1 I2 I3 Q1

0 0 0 0

0 0 1 0

0 1 0 0

0 1 1 0

1 1 1 1

1 1 0 0

1 0 1 0

1 0 0 0

Verklaar deze functie:


Actieve functie wanneer alles aan is AND
__________________________________________________________________________________

I1 I2 I3 Q1

0 0 0 0

0 0 1 1

0 1 0 1

0 1 1 1

1 1 1 1

1 1 0 1

1 0 1 1

1 0 0 1

Verklaar deze functie:


Actieve functie wanneer 1 aan is OR
__________________________________________________________________________________
Naam: Klas: Datum:

I1 Q1

0 1

1 0

Verklaar deze functie:


Actieve functie wanneer drukknop ingedrukt is (N/C contact) NOT
__________________________________________________________________________________

I1 I2 Q1

0 1 1

0 1 1

1 1 1

1 0 0

Verklaar deze functie: actieve functie wanneer beide aan zijn

__________________________________________________________________________________
Naam: Klas: Datum:

92. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM® en onderzoek de werking van de
functie en beschrijf deze. Welke besturingsopgave kan met deze functie opgelost kan worden?

Beschrijving:
Ingang I1 stelt de uitgang Q1 in. Deze blijft 1 totdat ingang I2 wordt ingesteld.

Voorbeeld van een besturingsopgave met deze functie:

__________________________________________________________________________________
Naam: Klas: Datum:

93. Neem onderstaande logische schakeling over in FluidSIM®.

– Open (dubbelklikken) de logicamodule en ontwerp een programma met de volgende


eigenschappen:
• Lamp P1 gaat branden als beide drukknoppen S1 en S2 ingedrukt zijn.
De lamp P1 blijft branden als de drukknoppen losgelaten worden.
• De lamp gaat uit als drukknop S3 of S4 ingedrukt wordt.
Naam: Klas: Datum:

94. Pas het schema aan zodat in plaats van een lamp een gelijkstroommotor in- en uitgeschakeld
wordt.

Station transportband
Opgave 7: Realiseren van een besturing

Leerdoelen
Na deze opgave
 kun je principeschetsen opstellen
 kun je eenvoudige besturingen realiseren met een PLC

Probleemstelling
In geautomatiseerde productie moeten producten getransporteerd worden. De motor van de
transportband mag niet continue draaien. Om energie te sparen mag de de motor alleen draaien als
een product op het begin van de band gelegd wordt en stoppen als het product de band heeft
verlaten.

Projectopdracht
95. Hoe kun je realiseren dat de motor pas gaat draaien als een product op de band gelegd wordt.
Welke componenten heb je daarvoor nodig? Maak een principeschets van dit station.
96. Ontwerp een schema in FluidSIM® en maak daarbij gebruik van de PLC. Maak een aansluitlijst om
de aansluiting van de sensoren en actuatoren op het I/O aansluitunit te beschrijven.
97. Ontwerp het besturingsprogramma. Met welke logische functies kun je realiseren dat de motor
draait tot het product de band verlaat. Test je oplossing in de simulatie.
98. Test je oplossing op het station transportband. Bouw het station overeenkomstig de pricipeschets
op, sluit de componenten aan volgens de aansluitlijst en sluit de PC via de EasyPortMini aan op
het station.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM® helpfile
 Databladen
Naam: Klas: Datum:

99. Hoe kun je realiseren dat de motor pas gaat draaien als een product op de band gelegd wordt.
Welke componenten heb je daarvoor nodig? Maak een principeschets van dit station.

100. Ontwerp een schema in FluidSIM® en maak daarbij gebruik van de PLC. Maak een
aansluitlijst om de aansluiting van de sensoren en actuatoren op het I/O aansluitunit te
beschrijven.

Stekkerplaats Aanduiding Benaming

0 opt Optische sensor

1 K1 Motor relais
Naam: Klas: Datum:

101. Ontwerp het besturingsprogramma. Met welke logische functies kun je realiseren dat de motor
draait tot het product de band verlaat. Test je oplossing in de simulatie.

102. Test je oplossing op het station transportband. Bouw het station overeenkomstig de
pricipeschets op, sluit de componenten aan volgens de aansluitlijst en sluit de PC via de
EasyPortMini aan op het station.
Station transportband
Opgave 8: Sorteren van producten

Leerdoel
Na deze opgave
 ken je de functie van inductieve en optische sensoren
 kan je schakelingen met sensoren ontwerpen en realiseren
 kun je eenvoudige besturingen met FluidSIM realiseren

Probleemstelling
Transport- en sorteertaken zijn een belangrijke taken van de productie. Ontwerp een besturing voor de
transportband die aan de volgende eigenschappen voldoet:
De producten (deksel en potje in rood of zwart) moeten van het begin van de band naar het einde van
de band getransporteerd worden.
De band moet starten als een product op het begin van de band geplaatst wordt en stoppen als het
product van de band af is.
Zilveren producten moeten naar de glijgoot uitgesorteerd worden

Projectopdrachten

1. Hoe moet de transportband opgebouwd worden zodat de gestelde eigenschappen gerealiseerd


worden. Maak een principeschets waarin de posities van de verschillende componenten duidelijk
worden. Geef de onderdelen een zinvolle naam.
2. Stel een aansluitlijst op waaruit blijkt op welke stekkerplaats van de I/O aansluitunit de elektrische
componenten aangesloten zijn.
3. Ontwikkel een besturing in FluidSIM die voldoet aan de hierboven gestelde eigenschappen.
4. Bouw de transportband op overeenkomstig de principeschets, bedraad en beslang deze volgens de
aansluitlijst. Noteer de juiste codering in de tabel en test jouw programma op het station
transportband.

Hulpmiddelen
 Theoriedeel (B)
 FluidSIM®
 Station transportband
Naam: Klas: Datum:

103. Hoe moet de transportband opgebouwd worden zodat de gestelde eigenschappen


gerealiseerd worden. Maak een principeschets waarin de posities van de verschillende
componenten duidelijk worden. Geef de onderdelen een zinvolle naam.

104. Stel een aansluitlijst op waaruit blijkt op welke stekkerplaats van de I/O aansluitunit de
elektrische componenten aangesloten zijn.

Stekkerplaats Aanduiding Beschrijving

0 ind Inductieve sensor

1 K1 Solenoid relais output


2 opt Opto sensor

3 K2 Dc motor relais output


Naam: Klas: Datum:

105. Ontwikkel een besturing in FluidSIM die voldoet aan de hierboven gestelde eigenschappen.
Naam: Klas: Datum:

5. Bouw de transportband op overeenkomstig de principeschets, bedraad en beslang deze volgens de


aansluitlijst. Noteer de juiste codering in de tabel en test jouw programma op het station
transportband.

You might also like