Faillissementsrecht (Boek 26 FW) : Wat Is Faillissement en Bijzonder Beslag?

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 19

Faillissementsrecht (boek 26 FW)

Wat is faillissement en Bijzonder beslag?


- Bijzonder beslag wordt door een schuldeiser gelegd als zijn vordering niet wordt voldaan.
- Bij faillissement is algemeen beslag voor alle schuldeisers. Mocht eerst bijzonder beslag zijn
gelegd, dan vervalt dit in het geval faillissement wordt uitgesproken (art. 33 FW).

Aanvragers van faillissement


- De schuldenaar zelf, als het een faillissement van een rechtspersoon betreft, gebeurt dit door
het bestuur;
- Een of meerdere schuldeisers (inclusief de fiscus) (art. 6 FW);
- Het openbaar ministerie in het algemeen belang (art. 1 lid 1,2 FW).
• Het faillissement wordt aangevraagd bij de rechtbank van de woonplaats van de
schuldenaar (art. 2 FW).

Wanneer kan faillissement worden uitgesproken


- Ten minste twee aanvragen door schuldeisers (art. 6 lid 3 FW) – zie je niet terug, moet je
gewoon weten.

Waarom tenminste twee schuldeisers?


- De failliet moet opgehouden zijn te betalen (toestand van opgehouden hebben te betalen)
(art. 6 lid 3 FW).

Na de faillissementsverklaring
- De failliet wordt beschikkingsonbevoegd, maar blijft handelingsbekwaam (art. 23 FW). Hij
kan dus wel rechtshandelingen verrichten, maar hij kan zijn vermogen niet binden, tenzij de
boedel door de handeling is gebaat (art. 24 FW).
- De failliete boedel wordt door een curator en rechter-commissaris beheerd (art. 64 FW).
- Het faillissement wordt in het faillissementsregister ingeschreven en gepubliceerd in de
Staatscourant.

Wat omvat het faillissement?


- Het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van
faillietverklaring (let op huwelijk in gemeenschap van goederen bij natuurlijke personen). De
baten die de failliet na de faillissementsverklaring verwerft, vallen in het faillissement (in de
boedel) (art. 20 FW).
Uitzonderingen:
- Salaris, sociale uitkeringen (pensioen) (art. 21 FW);
- Evt. kan de beslagvrije voet van art. 475c Rv jo 475d Rv worden aangehouden;
- Huishoudelijke zaken en zaken waarmee inkomen kan worden gegenereerd (art. 21 FW jo
447 RV).

Twee fasen van faillissement


Conservatoire fase
- Zodra de rechtbank het vonnis heeft gewezen, breekt de Conservatieve fase aan. In deze fase
worden de boedelbeschrijving en staat van baten en schulden opgemaakt. (art. 94 t/m 96
FW)
- De schuldeisers kunnen nu hun vorderingen indienen bij de curator, dan vindt de
zogenoemde verificatie van vorderingen plaats. Verificatie van vorderingen is het onderzoek
naar juistheid van de beweerde aanspraken (art. 108 t/m 115 FW). Schuldeisers kunnen hun
vorderingen indienen ter verificatie met eventueel een vordering van erkenning van
voorrang, zekerheid of retentierecht.
Indien geen akkoord, homologatie of opheffing door gebrek aan baten (in de staat van insolventie
geëindigde conservatieve fase):
Executoriale fase
- Boedel te gelde maken (staat van insolventie en vereffening);
- Opbrengst van de boedel wordt verdeeld onder de schuldeisers van de failliet.

Wie krijgt wat?


- Afhankelijk van het soort schuldeiser, en;
- Rangorde van de schuldeisers.

Soorten schuldeisers
Separatisten -> pand- en hypotheekhouder (art. 57 FW).
- Separatisten kunnen executeren alsof er geen faillissement was, ze behouden voorrang in
het faillissement. Separatisten hebben het recht van parate executie.
Boedelschuldeisers -> schulden die ontstaan uit het beheer van het faillissement.
- Alle schulden die door of na de faillietverklaring zijn ontstaan, zijn boedelschulden.
Boedelschulden ontstaan uit het beheer bij faillissement.
- Bv. Salaris curator (art. 71 FW), huur-, en pachtsommen na faillissement (art. 39 lid 1 FW),
Lonen na faillissement (art. 40 lid 2 FW), verbintenissen op grond van (art. 24 FW en 37 FW),
handelingen van de curator voor voortzetting van het bedrijf van de failliet (art. 98 FW).

Schuldeisers met feitelijke voorrang


Er kunnen zich in een faillissement situaties voordoen die tot gevolg hebben dat een bepaalde
schuldeiser juist daarom in een betere positie verkeert dan andere schuldeisers. Hij heeft daarmee
feitelijke voorrang:
- Schuldverrekening of compensatie (art. 6:127 BW, 53, 54, 55 FW):
Vereisten: Partijen zijn over en weer elkaars schuldeisers en schuldenaar, beide vorderingen
zijn voor faillietverklaring ontstaan of vloeien voort uit handelingen van voor de
faillietverklaring (art. 53 FW). Als iemand voor de faillietverklaring een schuld aan de
gefailleerde of een vordering op de gefailleerde van een derde heeft overgenomen, mag hij
niet verrekenen als hij bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld (art. 54 lid 1
FW). Na de faillietverklaring overgenomen vorderingen of schulden kunnen niet worden
verrekend (art. 54 lid 2 FW). Betreft het de overname van een order- of toondervordering,
dan moet de schuldenaar die wil verrekenen bewijzen dat hij het papier reeds op het
ogenblik der faillietverklaring te goeder trouw had verkregen (art. 55 FW).
- Retentierecht (art. 3:290 BW):
Het retentierecht is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een
schuldeiser toekomt om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn
schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. Het retentierecht is een
opschortingsrecht.
- Recht van reclame (art. 7:39 BW):
De verkoper van een roerende zaak (niet-registergoed) komt het recht van reclame toe als de
koper in verzuim was ten aanzien van de betaling van de koopsom. Op grond van het recht
van reclame kan de verkoper dan de eigendom van de zaak terugvorderen.
- eigendomsvoorbehoud (art. 3:92 BW):
Ook de leverancier die een eigendomsvoorbehoud heeft gemaakt, kan door een beroep op
dat eigendomsvoorbehoud te doen een reeds afgeleverde zaak revindiceren als de koopsom
nog niet is betaald (art. 3:92 BW). Op dat eigendomsvoorbehoud kan hij ook een beroep
doen in faillissement.
Bevoorrechte/ preferente schuldeisers
Drie soorten:
1. Houders van bijzondere en algemene voorrechten (art. 3:283 e.v. en 3:288 BW):
Bijzondere voorrechten -> Vorderingen die een bepaalde zaak betreffen:
- Bijzondere voorrechten gaan voor de algemene en bijzondere voorrechten die op dezelfde
zaak rusten hebben onderling een gelijke rang.
- Het voorrecht ter zake van de kosten tot behoud van een bepaalde zaak (art. 3:284 BW), Het
voorrecht op grond van de overeenkomst tot aanneming van werk (art. 3:285 BW), het
voorrecht met betrekking tot de verzekeringsuitkering (art. 3:287 BW).
Algemene voorrechten -> Vorderingen die rusten op het gehele vermogen van de schuldenaar:
- Heeft voorrang bij de verdeling van de opbrengst van het gehele vermogen.
- Kosten faillissementsaanvraag, begrafeniskosten, reeds vervallen pensioentermijnen en
lonen (art. 3:288 BW).
2. De fiscus (fiscaal voorrecht) (art. 21 lid 1 Invorderingswet):
- Na het voorrecht op de verzekeringspenningen, het voorrecht m.b.t. de kosten van de
faillissementsaanvraag en het voorrecht m.b.t. de kosten van behoud van een bepaalde zaak
is het fiscale voorrecht aan de beurt. Hetzelfde geldt voor de vorderingen inzake sociale
verzekeringspremies (staat gelijk).
3. De houders van vorderingen inzake sociale verzekeringspremies:
- Als een bestuurder geen melding maakt (voor faillissement) dat belastingen en sociale
verzekeringen niet meer kunnen worden voldaan is sprake van onbehoorlijk bestuur (art. 36
invorderingswet) (zie ook aansprakelijkheid bestuurders).

De Fiscus (ontvanger) = bevoorrechte schuldeiser.


Naast het fiscale voorrecht van art. 21 lid 1 Invorderingswet heeft de fiscus nog een aantal bijzondere
bevoegdheden, die hem een zeer bevoorrechte positie in het faillissement verschaffen:
- Het versnelde incassorecht (art. 19 lid 1 en 3 Invorderingswet):
Het versnelde incassorecht geeft de Ontvanger van de belastingen de mogelijkheid de
belastingvorderingen die vóór het faillissement zijn ontstaan, niet ter verificatie aan te
melden. De Ontvanger kan onmiddellijke voldoening uit de baten van de boedel eisen van de
curator.
- Het bodemrecht van de fiscus (art. 22 Invorderingswet).
Het bodemrecht van de fiscus houdt in dat de fiscus beslag kan leggen op bepaalde roerende
zaken die bij de belastingplichtige worden aangetroffen, ongeacht aan wie die zaken
toebehoren.

Concurrent crediteur
- Concurrente schuldeisers hebben allemaal recht op de voldoening van een gelijk percentage
van hun vordering (art. 3:277 BW). We noemen dit ook wel pondsgewijze of pondsverdeling.
- Concurrente schuldeisers zijn schuldeisers met een persoonlijk recht en komen wat betreft
de verdeling van de executieopbrengst van het vermogen van de failliet pas aan de beurt
nadat alle hiervoor genoemde crediteuren geheel zijn voldaan.
Vb. Recht op een levering van een gekochte zaak. Betaald vóór faillissement maar nog niet geleverd.
Rangorde schuldeisers
Beginsel: paritas creditorum/ gelijkheid van schuldeisers (soms toch beslissingen in rangorde voor
goede basis, bv. belastingdienst eerst).

Het beginsel brengt met zich dat een onderlinge rangorde in het leven is geroepen.
1. Boedelschuldeisers;
2. Voorrecht ter zake van verzekeringspenningen (art. 3:287 BW);
3. Voorrecht m.b.t. faillissementsaanvraag (art. 3:288 lid 1 sub a BW);
4. Voorrecht m.b.t. kosten van behoud van een zaak (art. 3:284 BW);
5. Fiscaal voorrecht en voorrecht voor verzekeringspremies (art. 21 lid 1 Invorderingswet);
6. Andere speciale/ bijzondere voorrechten;
7. Algemene voorrechten volgens de rangorde uit de wet (art. 3:288 BW);
8. Concurrente crediteuren;
9. Post-concurrente crediteuren.

Schuldeisers die op onderstaande gronden een vordering hebben blijven geheel of gedeeltelijk
buiten het faillissement/ rangorde.
1. De pand- en hypotheekhouder als separatist;
2. De verkoper die het recht van reclame uitoefent;
3. De retentiegerechtigde;
4. De schuldeiser die een eigendomsvoorbehoud heeft gemaakt;
5. De schuldeiser die een beroep op schuldverrekening kan doen;
6. De contractpartij bij een wederkerige overeenkomst die niet is nagekomen.

Recht van retentie


Art. 3:290 BW
- De wet kent in bepaalde gevallen een crediteur het recht toe om de nakoming van een
verplichting tot afgifte van een zaak op te schorten totdat de wederpartij de vordering
betaalt.
- In faillissement blijft het retentierecht bestaan. De curator kan de vordering voldoen en de
zaak zo terugkrijgen. Ook mag de curator de zaak opeisen en verkopen. Degene met het
retentierecht heeft dan voorrang op het verhalen van zijn vordering op de opbrengst van de
zaak.
- Is de schuldeiser met het retentierecht bang voor opeising van het goed door de curator, dan
kan hij de curator een redelijke termijn stellen om het goed op te eisen. Doet de curator dat
niet binnen de termijn, dan mag hij het goed door middel van parate executie verkopen. De
retentor wordt geen eigenaar, hetgeen te veel is ontvangen gaat naar de failliete boedel.
Actio Pauliana (benadeling, vernietiging van overeenkomst)
De wet gaat uit van de gelijkheid van de (concurrente) schuldeisers (art. 3:277 lid 1 BW). Het is
behalve in de gevallen waarin de wet voorrang erkent, niet toegestaan inbreuk te maken op deze
regel. De Actio Pauliana maakt het mogelijk de gelijkheid van schuldeisers af te dwingen. Actio
Pauliana is dus een ‘speciaal wapen’ om de schuldeisers te beschermen tegen acties van hun
schuldenaren. Schuldeisers kunnen er zowel buiten als binnen een faillissementssituatie gebruik van
maken.
De schuldeisers bereiken met Paulianeus handelen dat de rechtshandeling van de schuldenaar ten
gevolge waarvan een van de schuldeisers ten koste van de andere wordt bevoordeeld, ten opzichte
van hen niet geldt. Zo’n rechtshandeling is dus vernietigbaar: geldig totdat zij wordt vernietigd.

- Buiten faillissement (art. 3:45 BW t/m 3:48 BW)


5 vereisten voor beroep op Actio Pauliana (paulianeus handelen) buiten faillissement (art. 43 FW
e.v.):
- Het moet een rechtshandeling van de schuldenaar betreffen;
- De rechtshandeling moet onverplicht zijn (onverplicht is bijvoorbeeld de betaling van een
niet-opeisbare vordering of onverplichte zekerheidsstellingen, zoals het plotseling
hypotheekrecht verlenen aan een bepaalde schuldeiser, terwijl dit niet al van tevoren was
bedongen);
- Door deze rechtshandelingen worden crediteuren benadeeld;
- De schuldenaar weet dat door het verrichten van deze rechtshandeling de andere
schuldeisers worden benadeeld (art. 3:45 BW) (dat kan zijn doordat de rangorde wordt
doorbroken of omdat het vermogen waarop schuldeisers een beroep kunnen doen is
verkleind);
- De wederpartij weet dat door het verrichten van deze rechtshandeling de andere
schuldeisers benadeeld worden (art. 3:45 BW).
• Vb. (art. 3:46 lid 1, 2 BW).
• In veel gevallen is er ‘Omkering van bewijslast’. Bij omkering van de bewijslast moet niet
degene die vernietiging op grond van Pauliana vordert bewijzen dat hij wetenschap van
de benadeling had, maar de wederpartij van de schuldenaar moet bewijzen dat hij dat
niet had.

- Binnen faillissement (art. 42 FW t/m 51 FW)


Ook het verrichten van een verplichte rechtshandeling door de curator worden vernietigd als hij kan
aantonen dat de schuldenaar vóór de faillietverklaring een opeisbare schuld heeft betaald en dat
degene met wie de schuldenaar onderhandelde, wist dat er een faillissement op handen was, of als
de curator kan aantonen dat er sprake is geweest van samenspanning tussen de schuldenaar en
diens wederpartij (art. 47 FW).

Ook hier wordt de bewijslast in bepaalde gevallen ten gunste van de curator omgekeerd (art. 43 en
45 FW) (als we het wetsartikel doorlezen, zien we dat het dezelfde gevallen betreft als bij een beroep
op de Actio Pauliana buiten faillissement (vergelijk art. 3:46 BW met art. 43 FW)).

Een paulianeus handelen kan door de curator door een buitengerechtelijke verklaring worden
vernietigd (art. 3:49, 50 lid 1 BW en 42 lid 1 FW). Het is ook mogelijk in een gerechtelijke procedure
de rechtshandeling te vernietigen (art. 3:49 en art. 3:51 lid 1 BW).

*referteperiode 3 jaar *let op de omkering van de bewijslast.


Soms kan én faillissement worden voorkomen door een akkoord
- Via een wettelijk akkoord: voorwaarde is dat alle crediteuren instemmen.
- Via een dwangakkoord (de Wet Homologatie Onderhands Akkoord: WHOA, sinds 1 jan 2021),
instemming alle crediteuren onnodig.
o De WHOA biedt mogelijkheden voor bedrijven die toekomstperspectief hebben, om
ook als een crediteur niet meewerkt, te ogen een faillissement te voorkomen.
- Gecontroleerd stoppen zonder faillissement mogelijk.
- Via rechtbank ter bescherming crediteuren en aandeelhouders.

Einde van het faillissement


Het faillissement eindigt op (drie) manieren:
1. Opheffing wegens gebrek aan baten (wegens toestand van de boedel) (art. 16 FW) (zo komt
het faillissement dus nooit in de executoriale fase).
2. Het verbindend worden van de (slot)uitdelingslijst (art. 187 lid 4 FW, art. 193 lid 1 FW).
3. Het in kracht van gewijsde gaan van de homologatie van een akkoord (art. 161 FW).
4. (Vernietiging van het vonnis tot faillietverklaring in hoger beroep of cassatie,
5. Vereenvoudigde afwikkeling (art. 137a FW)) *laatste 2 staan niet in de slides*

De schuldenaar is bevoegd rehabilitatie aan te vragen (art. 206 e.v. FW). Dat kan in het geval dat het
faillissement is geëindigd in een vereenvoudigde afwikkeling, er sprake is van de homologatie van
een akkoord, nadat aan alle geverifieerde schuldeisers het volledige bedrag van hun vorderingen is
voldaan, of de slotuitdelingslijst verbindend is geworden (art. 193 FW). De schuldenaar moet daarbij
kunnen aantonen dat alle erkende schuldeisers zijn voldaan (art. 207 FW).

Einde van het faillissement


Voor de failliet:
1. Na rehabilitatie (art. 206 e.v. FW)
2. Bij SNP (schuldsanering): blijft aan het einde van de termijn een natuurlijke verbintenis over.
Hierdoor “voelt” de failliet niets van een eventuele rechtsschuld (art. 358 FW).

Schuldsanering natuurlijke personen


- Een natuurlijk persoon kan verzoeken om sanering van schulden, indien redelijkerwijs is te
voorzien dat hij zijn schulden niet meer zal kunnen betalen (art. 284 FW).
- Als er zowel een faillissementsaanvraag is ingediend als een verzoek tot schuldsanering, gaat
de schuldsanering voor (art. 3a FW).
- Van schuldsanering kan alleen sprake zijn als schuldenaar kan aantonen dat geen minnelijke
regeling (buitengerechtelijke schuldregeling) kon worden getroffen met schuldeisers (art. 285
lid 1 sub f BW).

Reikwijdte van de sanering


- De schuldsanering betreft de boedel van de schuldenaar.
- De boedel betreft de goederen (art. 3:1 BW) van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak
van de schuldsaneringsregeling en de goederen die hij tijdens de toepassing van de regeling
verkrijgt (art. 295 lid 1 FW).
- Vrijgesteld is de beslagvrije voet, zodat de schuldenaar kan blijven leven (art. 475d Rv jo art.
295 lid 2 FW), en zaken vermogen genoemd in (art. 295 lid 4 FW).

Gevolgen toewijzing verzoek tot schuldsanering


- Er wordt een bewindvoerder aangewezen;
- Schuldenaar wordt beschikkingsonbevoegd ten aanzien van goederen uit de boedel
(beschikkingsonbevoegd = persoon is niet gerechtigd een bepaald goed aan een ander te
vervreemden, handelingsonbekwaam is niet hetzelfde) (art. 296 FW);
- De termijn van de schuldsaneringsregeling bedraagt drie jaar met verlenging van max. vijf
jaar (art. 349a lid 1, 2 FW).

Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)


- Onderhandsakkoord kunnen bekokstoven door meerderheid van de schuldeisers, aanbieden
aan de rechter, indien akkoord wordt faillissement voorkomen.
- Als je ziet dat je failliet gaat kan je met je schuldeisers een akkoord afspreken voor afbetaling.
Belangenverstrengelingen (vertegenwoordiging tegenstrijdig belang)
Drie soorten tegenstrijdige belangen
1. Direct persoonlijk tegenstrijdig belang:
- Bestuurder sluit als privépersoon een overeenkomst met de rechtspersoon.
2. Indirect persoonlijk tegenstrijdig belang:
- De bestuurder heeft een familielid die belang heeft bij de overeenkomst die wordt gesloten.
3. Kwalitatief tegenstrijdig belang:
- De bestuurder in verschillende hoedanigheden optreedt. De bestuurder van een
vennootschap is dan bijvoorbeeld tegelijkertijd de wederpartij van de vennootschap, omdat
hij ook bestuurder is van een andere rechtspersoon.

NV & BV (art. 2:129 lid 5, 6 BW en 2:239 lid 5, 6 BW)


- Bestuurder met tegenstrijdige belangen neemt niet deel aan de beraadslaging en
besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat
tegenstrijdig is aan het belang van de vennootschap (art. 2:129, 139 lid 5, 6 BW).
- Interne werking. De bevoegdheid om vernietiging van een besluit te vorderen (door
belanghebbende), vervalt een jaar na het einde van de dag waarop het besluit naar buiten is
gekomen m.b.v. (2:15 BW).
- Een derde merkt niets van de ‘2:15 BW-actie’. De bestuurder blijft, ondanks zijn tegenstrijdig
belang vertegenwoordigingsbevoegd. Dat kan anders zijn als de derde wist van de
tegenstrijdige belangen van de bestuurder.

Wat te doen bij tegenstrijdig belang BV en NV?


- Alleen de bestuurder met een tegenstrijdig belang neemt niet deel aan de beraadslaging (art.
2:129/ 2:239 BW lid 5 en 6).
- Indien alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben dan worden besluiten door de RvC
genomen.
- Wanneer een commissaris een tegenstrijdig belang heeft neemt hij niet deel aan de
besluitvorming (art. 2:140/ 2:250 lid 5 BW).
- Indien geen besluit kan worden genomen door bestuur of RvC dan neemt de AV de besluiten.

De stichting en tegenstrijdig belang


- Heeft (verplicht) slechts één orgaan, het bestuur (daarom geen wettelijke regeling).
- Dit orgaan blijft bevoegd bij een tegenstrijdig belang, tenzij er een RvC is. Dan neemt de RvC
het besluit. Ook als bij de RvC sprake is van een tegenstijdig belang.

De vereniging, coöperatie, owm en tegenstrijdig belang


- In geval van een tegenstrijdig belang van het bestuur wijst de ALV, personen aan die de
vereniging vertegenwoordigen (art. 2:47 Jo 2:53a BW).
- Let op! In het geval de ALV andere personen aanwijst wordt het bestuur onbevoegd en
kunnen rechtshandelingen met derden wel worden aangetast. (zie het verschil met de
interne werking van de BV en NV). Tot die tijd blijft het bestuur
vertegenwoordigingsbevoegd.
- Let wel, dit laatste is allen van toepassing als de derde op de hoogte was of had kunnen zijn
van het tegenstrijdige belang.
Bestuurdersaansprakelijkheid
Aansprakelijkheid op verschillende niveaus:
- Privaatrechtelijk;
- Strafrechtelijk.

Privaatrechtelijke aansprakelijkheid
Vertegenwoordigingsbevoegdheid bestuur en bestuurders
- NV, BV: bestuurder is automatisch vertegenwoordigingsbevoegdheid, tenzij statuten dit
uitsluiten (uitsluiten);
- Overige rechtspersonen: bestuurder is alleen individueel bevoegd als statuten dit bepalen
(insluiten)
o BV & NV: bestuurder is automatisch vertegenwoordigingsbevoegd, als je dat niet wilt
moet je dat opnemen in de statuten (uitsluiten).
o Overige rechtspersonen: bestuurder is alleen individueel bevoegd als statuten dit
bepalen (insluiten).
- Art. 2:130 (nv), Art. 2:240 (bv), Art. 2:45 (vereniging, coöperatie en OWM), Art. 2:292
(stichting)

(Beperkings)mogelijkheden
- Bestuurder uitsluiten (bv en nv);
- Bestuurder insluiten (overige rechtspersonen);
- Tweehandtekeningenclausule;
- Een andere persoon vertegenwoordigingsbevoegd maken d.m.v. een volmacht. (Art. 2:240
lid 4)

Vereisten voor derdenwerking


- Beperking vertegenwoordiging, moet in de statuten staan.
- Bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt, is
onbeperkt en onvoorwaardelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit (Art. 2:240 BW
lid 3, eerste volzin van elk van deze bepalingen).
- Publicatie statuten in handelsregister (Hrw):
o Alle rechtsvormen -niet alleen rechtspersonen- moeten zich inschrijven in het
handelsregister. (art. 5 en 6 Hrw);
o Als betreft niet/onvolledig of onjuist ingeschreven in het handelsregister, dan geen
derdenwerking, omdat derden dan onkundig zijn. (Art. 25 Hrw);
o Art. 2:6 lid 2 (geldt voor rechtspersonen) (LEZEN).

- Voorbeelden van opgenomen stukken die geen derdenwerking hebben:


o Vb. beperking: tot een bepaald bedrag bevoegd…
o Vb. voorwaarde: toestemming krijgen van…
Vb. Autoverkoper kijkt in de statuten (handelsregister) als hij verkoopt aan een BV om erachter te
komen of koper bevoegd is.
(buitenstaanders (derden) moeten het ook weten, dus opnemen in de statuten is verplicht).

Wie is verbonden/ kan worden aangesproken bij onbevoegde vertegenwoordiging?


De bestuurder die de handeling verrichte wordt de (ongewenste) contractpartij. Hij hoeft niet na te
komen, maar hij moet wel instaan voor zijn bevoegdheid.
Hij is daarom gehouden:
- Schade te vergoeden als gevolg van de onbevoegde vertegenwoordiging;
- Het voordeel dat uitblijft door de onbevoegde vertegenwoordiging te vergoeden (positief
contractbelang).
Hoofdelijke aansprakelijkheid bestuurders
- Intern, geheel aansprakelijk bij onbehoorlijk bestuur (art. 2:9 BW);
- Bij faillissement (wordt gekeken of u boekhouding heeft gevoerd, zo niet, gaat de wet ervan
uit dat u daarom failliet bent gegaan) (art. 2:138,248 BW);
- Bij misleidende jaarrekening (art. 2:139, 249 BW);
- (Alleen BV) bij onverantwoorde:
o Dividenduitkering (zelf bepalen, maar kan niet als je na de uitkering niet kunt
voortgaan, bijv. bij veel schuld) (art. 2:216 BW)
o Verkrijging eigen aandelen (art. 2:207 BW) of
o Vermindering geplaatste kapitaal (art. 2:208 BW).
- I.v.m. kapitaaleisen en inschrijfeisen handelsregister (art. 2:69, 180 BW) (hier bestaat BV wel,
maar is niet ingeschreven) (bestaat wel = mz/ez rechtshandeling + notariële akte).

Aansprakelijkheid bestuurders op privaatrechtelijke gronden


- Iedere bestuurder draagt verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken (art. 2:9 lid
2 BW). Iedere bestuurder is op grond van (art. 2:9 BW) hoofdelijk aansprakelijk voor schade
voortkomend uit onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan andere bestuurders
toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in
het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden.
Het gaat hierbij om een interne aansprakelijkheid, dat wil zeggen aansprakelijkheid van de
bestuurder jegens de rechtspersoon, niet jegens derden.
Schiet de bestuurder tekort in de behoorlijke vervulling van zijn taak, dan is hij gehouden om
de vennootschap de als gevolg daarvan geleden schade te vergoeden, tenzij hem geen
ernstig verwijt kan worden gemaakt (art. 2:9 lid 2 BW).
- Antimisbruik wetgeving: hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders na faillissement bij
onbehoorlijk bestuur. Niet aansprakelijk is de bestuurder die bewijst dat de onbehoorlijke
taakvervulling van het bestuur niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in
het treffen van maatregelen (lid 3) (art. 2:138, 248 BW).
- Tweede antimisbruik wetgeving. Verspreiding over meerdere wetten. Niet melden van
betalingsmoeilijkheden aan fiscus én instanties waar sociale premies moet worden
afgedragen.
- Uitkering van winst (onrechtmatige daad) terwijl rekening moet worden gehouden dat
daarmee schuldeisers worden benadeeld en de vennootschap niet meer aan haar
verplichtingen kan voldoen (art. 6:162 BW) kennelijk onbehoorlijk bestuur.

Onbehoorlijk bestuur en aansprakelijkheid (art. 2:9 jo 6:162 BW)


- Niet voldoen aan administratieplicht;
- Onttrekken van geld aan vennootschap voor privédoeleinden, alleen bij benadeling;
- Niet melden van ontwikkelingen welke van belang zijn voor aandeelhouders;
- Investeren boven normaal ondernemingsrisico;
- Financiering verstrekken zonder zekerheid te verlangen;
- Bij dreigende betalingsonmacht schuldeisers selectief betalen;
- Zwart ontvangen en betalen van bedragen;
- Niet controleren van kredietwaardigheid van handelspartners;
- Stellen van onevenredig grote zekerheden;
- Ongunstig vervreemden van activa;
- Verwaarlozen van kredietbewaking;
- Niet tijdig melden van betalingsonmacht aan fiscus, pensioenfonds en sociale instanties;
- Niet betalen van premies en belastingen;
- Het verwaarlozen van schuldeisersbelangen;
- Onvoldoende deskundigheid, besluitloosheid van bestuurders;
- Overlaten van bestuurstaken aan een ander.
In het geval dat de bestuurder van een rechtspersoon zelf een rechtspersoon is “prikt” (art. 2:11 BW)
door deze structuur heen. Daarmee zijn bestuurders toch hoofdelijk aansprakelijk.

Is decharge de oplossing voor een bestuurder?


- Decharge strekt zich uit over de informatie die de AVA kon weten op basis van de
jaarstukken. Dit blijft zelfs zo, als een individuele aandeelhouder van praktijken buiten dit
verslag op de hoogte is. (Staleman/ van de Ven).

Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Valsheid in geschrifte (art. 225 SR) (INKORTEN)
- Hij die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of
vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken, wordt als schuldig aan valsheid in geschrifte gestraft, met gevangenisstraf
van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
- Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van het valse of vervalste
geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift aflevert of
voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift
bestemd is voor zodanig gebruik.
- Indien een feit, omschreven in het eerste of tweede lid, wordt gepleegd met het oogmerk
om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit
gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Gekwalificeerd delict (art. 226 SR)


- De schuldige aan valsheid in geschrifte wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste
zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien zij gepleegd is:
• 1°. in authentieke akten;
• 2°. in schuldbrieven of certificaten van schuld van enige staat, enige provincie, gemeente of
openbare instelling;
• 3°. in aandelen of schuldbrieven of certificaten van aandeel of schuld van enige vereniging,
stichting of vennootschap;
• 4°. in talons, dividend- of rentebewijzen behorende tot een der onder de beide voorgaande
nummers omschreven stukken, of in de bewijzen in plaats van deze stukken uitgegeven;
• 5°. in krediet- of handelspapier.
- Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van enig in het eerste lid
vermeld vals of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst, dan wel opzettelijk zodanig
geschrift aflevert, voorhanden heeft, ontvangt, zich verschaft, vervoert, verkoopt of
overdraagt, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is
voor zodanig gebruik.

Bedrieglijke en eenvoudige bankbreuk (art. 340, 341 SR)


Eenvoudige bankbreuk (art. 340 Sr):
- Hij die in staat van faillissement is verklaard wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien hij voor de intreding van het
faillissement buitensporige uitgaven heeft gedaan, ten gevolgen waarvan een of meer
schuldeisers in hun verhaalmogelijkheden zijn benadeeld.

Bedrieglijke bankbreuk (art. 341 Sr):


- Hij die in staat van faillissement is verklaard wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien hij voor de intreding van het
faillissement buitensporige uitgaven heeft gedaan, ten gevolge waarvan een of meer
schuldeisers in hun verhaalmogelijkheden zijn benadeeld:
• 1°. Voor of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel heeft onttrokken of onttrekt;
• 2°. Voor of tijdens het faillissement een van zijn schuldeisers op enige wijze wederrechtelijk
heeft bevoordeeld of bevoordeelt.
- Met dezelfde straf wordt hij ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen van toepassing is verklaard, indien hij wetende dat hierdoor een of meer
schuldeisers in hun verhaalmogelijkheden zijn benadeeld:
• 1°. Voor of tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling enig goed aan de boedel
heeft onttrokken of onttrekt;
• 2°. Voor of tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling een van zijn schuldeisers
op enige wijze wederrechtelijk heeft bevoordeeld of bevoordeelt.

Wet economische delicten


- Het opstellen van de jaarrekening is de taak van het bestuur (art. 2:101, 2:210 BW)
- Bij niet tijdige deponering:
o Bestuur aansprakelijk voor faillissement (art. 2:138 BW, NV) (art. 2:248 BW, BV)
o Economisch delict. (art. 1 sub 4 WED jo art. 6 sub 5 WED)
 Max. hechtenis van 6 maanden of geldboete van max €19.500,-
AVG-deel 1 Privacy management
Privacy management
- Beleid en de bijbehorende regels die organisaties hanteren, aangaande de privacygevoelige
gegevens van hun werkers en hun klanten en andere betrokkenen. Om ervoor te zorgen dat
zij zich houdt aan de AVG en dat zij daarover verantwoording kan afleggen.

Risicomanagement
- Privacygevoelige informatie behelst een risico voor organisaties.
- Organisaties moeten zich aan de AVG-wetgeving houden en daar verantwoording over
kunnen afleggen.

Compliance (goed bestuur)


- Naleving van wet- en regelgeving en het werken volgens de door een organisatie zelf
opgestelde normen en regels.
- Belangrijk omdat met goede compliance, risico’s beter te beheersen zijn en het de hieruit
voortkomende schade beperkt of voorkomt. Organisaties zijn hierdoor ook beter in staat om
een betrouwbare bedrijfsvoering te realiseren.

Risk-based compliance management


- Management wordt niet meer vanuit een eisen-stellende norm benaderd, maar vanuit een
richtlijn voor risk-based compliance management.
Raakvlakken met:
- MVO;
- Corporate governance, MKB governance
- AO, financiering, controleleer;
- Bedrijf- en bestuurskunde;
- Vermogensrecht, ondernemingsrecht, bedrijfsrecht;
- Ethiek.

Het verschil tussen Corporate governance en MKB governance:


- Corporate governance gaat over goed bestuur van beursgenoteerde bedrijven en het
toezicht daarop. Het regelt de verhouding tussen bestuurders, commissarissen en
aandeelhouders.
- MKB governance is het, door sturing en beheersing, realiseren van lange termijn waarde
creatie binnen MKB-bedrijven.

Privacy management en risk, wat is het verband?


- Privacy management houdt in: Beleid en de bijbehorende regels die organisaties hanteren,
aangaande de privacygevoelige gegevens van hun werkers en hun klanten en andere
betrokkenen. Om ervoor te zorgen dat zij zich houdt aan de AVG en dat zij daarover
verantwoording kan afleggen.
- Dezelfde uitgangspunten als bij de risk based benadering:
• welke wet- en regelgeving?
• de belangen van welke stakeholders zijn betrokken?
• eigen codes en regels?
• wat zijn de risico’s?
• welke maatregelen kan de organisatie treffen om die te beheersen?
Wet- en regelgeving privacy: de AVG
- Algemene Vorderdening Gegevensbescherming (AVG), is Nederlandse wetgeving. De
wetgeving die voor de EU geldt is de General Data Protection Regulation (GDPR). Tussen de
AVG en GDPR is geen verschil.
- Autoriteit Persoonsgegevens (AP), is de onafhankelijke toezichthouder op de AVG en de
Uitvoeringswet AVG in Nederland die het grondrecht bewaakt. En ervoor zorgt dat bedrijven
en organisaties zich aan de privacywetgeving houden.
- Functionaris Gegevensbescherming (FG) ook wel Data Protection Officer (DPO), Organisaties
zijn in bepaalde situaties verplicht een functionaris gegevensbescherming (FG) aan te stellen.
Dit is iemand die binnen de organisatie toezicht houdt op de toepassing en naleving van de
Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). (Bv. Overheidsorganisaties). FG/DPO
moet ingeval van regelmatige, stelselmatige grootschalige observaties onderdeel van de
kernbezigheid zijn; FG/DPO moet ingeval grootschalige verwerking bijzondere of
strafrechtelijke gegevens onderdeel van de kernbezigheid zijn.
- Protection Impact Assesment (PIA), is een onderzoek naar de gevolgen van een bepaalde
verwerking of verwerkingen van persoonsgegevens op de privacy. PIA is verplicht als er
sprake is van hoog risicodragende verwerkingen.

Hoofddoelen AVG
- Bescherming van persoonsgegevens;
- Mogelijk maken/vergemakkelijken van vrij verkeer van persoonsgegevens binnen de EU;
- Belangrijk: Persoonsgegevensbescherming en privacy zijn grondwetten;
- Privacywetten bestaan al zo’n 50 jaar.

Persoonsgegevens
- De definitie: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijk persoon
(de betrokkene)
- Identificeerbaar: als iemand direct/indirect kan worden geïdentificeerd (let op:
pseudonimiseren)
- Alle informatie: foto’s, video’s, DNA, cookies, surfgedrag op internet, de vorm van informatie
niet belangrijk.
- Reikwijdte: natuurlijk personen die zich in de EU (ook bijv. ambassades, vliegtuig of schip)
bevinden, ook als organisatie niet in EU is gevestigd.

Betrokken bij gegevensverwerking


- Verwerkingsverantwoordelijke, medeverantwoordelijke, verwerker en sub-verwerker;
- Soms lastig te bepalen welke rol een organisatie heeft bij de gegevensverwerking;
- Belangrijk vanwege de aansprakelijkheid voor schade die de betrokkenen lijden als de
organisatie fouten maakt bij privacy management.

Meerdere partijen betrokken bij gegevensverwerking


- Indien er meerdere partijen betrokken zijn bij de gegevensverwerking is het lastig te bepalen
wie de verantwoordelijke is en wie de verwerker.
- Vuistregels: wie bepaalt het doel van de verwerking? Of wie voert de regie over de
gegevensverwerking?
- Soms gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid. Bijvoorbeeld ingeval er een platform
bestaat waarop partijen persoonsgegevens uitwisselen en verwerken.
- De feitelijke situatie is doorslaggevend, los van de afspraken!
Verwerkersovereenkomsten
- Verantwoordelijke en verwerker moeten altijd een overeenkomst sluiten.
- In verwerkersovereenkomsten moeten beide partijen hebben vastgelegd dat de verwerker
voldoende garanties biedt en dat diens verwerking voldoet aan de eisen van de AVG.
- Waarschijnlijk zullen verwerkers dergelijke zaken (aangaande gegevensbescherming en
privacy) gaan opnemen in hun algemene voorwaarden.

De AVG in de praktijk en: privacy management


(Artikel 24 lid 1 AVG):
Rekening houdend met de aard, omvang, context en doel van de verwerking, alsook met de qua
waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke
personen, treft de verwerkingsverantwoordelijke passende technische en organisatorische
maatregelen om te waarborgen en te kunnen aantonen dat de verwerking i.o.m. deze verordening
(de AVG) wordt uitgevoerd. Die maatregelen worden geëvalueerd en indien nodig geactualiseerd.

De FG: functionaris gegevensbescherming (ook wel: DPO-Data Protection Officer).


- Organisaties zijn in bepaalde situaties verplicht een functionaris gegevensbescherming (FG)
aan te stellen. Dit is iemand die binnen de organisatie toezicht houdt op de toepassing en
naleving van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). (Bv.
Overheidsorganisaties)
- FG/DPO moet ingeval van regelmatige, stelselmatige grootschalige observaties onderdeel
van de kernbezigheid zijn; FG/DPO moet ingeval grootschalige verwerking bijzondere of
strafrechtelijke gegevens onderdeel van de kernbezigheid zijn.

Verwerkingsregister AVG
In het verwerkingsregister moet de volgende informatie vermeld worden:
- NAW van de organisatie en de FG;
- NAW van eventuele medeverantwoordelijken;
- De verwerkingsdoeleinden;
- Beschrijving categorieën betrokkenen en categorieën persoonsgegevens;
- Categorieën van ontvangers van gegevens;
- Informatie doorgifte aan derde landen;
- Beoogde bewaartermijnen;
- Beschrijving hoofdlijnen beveiligingsmaatregelen van de persoonsgegevens.

Privacy Impact Assessment (PIA)


- Een PIA is een kwaliteitsmeting die wettelijk voorgeschreven is in bepaalde gevallen.
- Naast beschrijving verwerking, doeleinden en belangen, beoordeling noodzaak,
proportionaliteit, risico’s en beoogde maatregelen om die risico’s te voorkomen.
- Momenteel veelal gangbaar te volstaan met aanbevelingen, PIA’s moeten concrete besluiten
bevatten (PDCA-cyclus moet kunnen worden overlegd).

Privacy by design
- Vanaf het begin in de ontwerpprocessen privacybescherming inbouwen, zodat rechtmatig
gebruik van persoonsgegevens wordt gewaarborgd enerzijds en anderzijds de AVG wordt
nageleefd.
- Focus op:
• Anonimiseren: voldoende anonimiteit, AVG n.v.t.;
• Pseudonimiseren: nog wel te identificeren, dus AVG blijft toepasselijk;
• Aggregeren: voldoende abstractie AVG n.v.t.
Privacy by default
- De standaardinstellingen van een programma, app, website, dienst of apparaat zijn zodanig
dat maximale privacy in acht wordt genomen;
• Vb.: je ontvangt een nieuwsbrief pas wanneer je je daarvoor hebt aangemeld, niet
automatisch (opt-in = bewust aanmelden; opt-out uitschrijven op informatie die zonder
expliciete toestemming wordt toegezonden).

Informatiebeveiliging
Typen maatregelen voor informatiebeveiliging:
- Pseudonimiseren en versleuteling van persoonsgegevens;
- Doorlopende garantie dat verwerkingssystemen betrouwbaar zijn en voldoen aan de eisen
van de AVG;
- Vermogen om op incidenten tijdig te reageren en herstel te bieden;
- Procedure voor calamiteiten implementeren, die ook wordt bijgehouden.

Meldplicht datalekken
Bij een datalek gaat het om toegang tot of vernietiging, wijziging of vrijkomen van persoonsgegevens
bij een organisatie zonder dat dit de bedoeling is van deze organisatie, of zonder dat dit wettelijk is
toegestaan.
- Meldplicht aan de AP (autoriteit persoonsgegevens).
- Registratieplicht datalekken.

Privacy management voor verwerkers


Privacy management voor verwerkers is minder ingrijpend dan voor verwerkingsverantwoordelijken,
maar ook verwerkers moeten o.a.:
- Een verwerkingsregister bijhouden;
- Soms een FG aanstellen;
- Informatiebeveiliging op orde hebben en houden;
- Gegevens alleen verwerken conform opdracht van klanten;
- AVG-proof werken en de klanten in dat opzicht ondersteunen.
AVG-deel 2 Privacy management
De verwerkingsverantwoordelijke is dus degene die beslist of, en zo ja, welke gegevens worden
verwerkt, met welk doel dat gebeurt en op welke wijze, terwijl de verwerker degene is die ten
behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt.

- Voorbeeld van een verwerkingsverantwoordelijke organisatie: UWV


- Voorbeeld van een verwerker: Salarisadministrateur
- en van een sub-verwerker: Externe hostingpartij

Het verwerkingsproces
De verwerking moet zijn:
- Rechtmatig: niet in strijd met het Europese en nationale recht (ook grondrechten) en;
- Behoorlijk: gaat om de intentie, goed bestuur, degenen die ermee werken moeten fatsoenlijk
en behoorlijk met privégegevens omgaan en dat ook willen doen.

Doelbinding (a)
- De doeleinden waarvoor wordt verwerkt moeten concreet en te rechtvaardigen zijn.
- Een organisatie mag niet zomaar persoonsgegevens doorgeven aan personen of andere
organisaties. De algemene regel is dat verstrekken van persoonsgegevens alleen mag als dat
verenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld. 

Minimale gegevensverwerking (b)


- De gegevensverwerking hangt ook samen met de eis van doelbinding. Je mag niet meer
gegevens verzamelen dan relevant of nodig is.
- Uitgangspunt is dat behoorlijke verwerking met zich meebrengt dat gegevens worden
vernietigd/ geanonimiseerd zodra dat kan.

Juistheid (c)
- De gegevens moeten kloppen, niet verouderd zijn of de verkeerde.

Grondslagen (d)
Verwerking is nodig hetzij:
1. om een overeenkomst met de betrokkene voor te bereiden of uit te voeren; of om
2. aan een wettelijke verplichting te voldoen; of omdat het
3. nodig is voor iemands levensbelang;
4. om een overheidstaak goed te kunnen uitvoeren;
5. omwille van zo’n zwaarwegend belang dat belang van betrokkene moet wijken; ofwel
6. betrokkene heeft toestemming gegeven.

Bijzondere of strafrechtelijke gegevens (e)


- Bijzondere gegevens zijn o.a. gegevens waaruit ras, etniciteit of geloofsopvattingen, politieke
opvattingen blijken, iemands seksuele geaardheid of gezondheid;
- Sommige gegevens vallen niet in de categorie bijzonder, maar zijn wel gevoeliger en vereisen
een hoger beschermingsniveau, denk aan, gegevens over iemands financiële situatie (bijv.
schulden), loonstrookjes, medische gegevens (Altrecht, verslavingszorg),
wachtwoorden/inloggegevens, DNA-informatie, kopieën van ID-bewijzen;
- Strafrechtelijke gegevens.
Profilering
- Ook wel geautomatiseerde verwerking van gegevens waarbij aan de hand van
persoonsgegevens bepaalde persoonlijke aspecten van een persoon worden geëvalueerd om
bepaalde prestaties, interesses, gedrag, gezondheid, financiële prestaties te analyseren en
voorspellen.
- Vb. Apple Maps die voorspeld waar je heen gaat.
- AVG stelt als eis de toestemming van betrokkene en uitleg over essentie van de verwerking.

De toezichthouder
- Een toezichthouder is een door de overheid aangesteld, onafhankelijk en onpartijdig instituut
dat toeziet op naleving van wet- en regelgeving door organisaties. (Toezichthouder opereert
binnen het bestuursrecht, en valt doorgaans onder de uitvoerende macht, eventueel onder
toezicht van het parlement).

Gedragscodes/ certificering
- Gedragscode: zelfregulering binnen een beroepsgroep of branche.
- Certificering: beoordelingsproces, een meting/check voor een organisatie om een
onafhankelijk beeld/inzicht te krijgen in hoeverre de organisatie AVG-proof is.

Ethiek, goed bestuur in het MKB


- Het ethisch handelen, is het voldoen aan normen en waarden (VGBA voor accountants).
- Handelen volgens compliance regels of uitleggen waarom niet.
- Geen governance is hoger risico, daarom riskmanagement extra belangrijk. Niet goed
besturen, behoorlijk bestuur (art. 2:9 BW).
- Voor beursgenoteerde bedrijven geldt de Corporate governance code.
- Interne auditor = onafhankelijk (los van het management).
- Risico’s = bedreiging van continuïteit, verantwoordelijk en dus aansprakelijk als bestuurder.
- CSRD-verordening gericht op gedragsverandering van bedrijven, ondernemingen dienen
meer oog te hebben voor ESG (Environmental, Social, Governance).
- EU-taxonomie: De EU Taxonomie maakt duidelijk welke activiteiten wel of niet duurzaam
mogen heten, op grond van hun wetenschappelijk getoetste bijdrage aan het voorkomen van
klimaatverandering of beperken van de gevolgen ervan (adaptatie). De lijst kan worden
gebruikt door grote bedrijven en financiële instellingen in de rapportage over hun
duurzaamheid.
- SFDR: De Europese verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de
financiële dienstsector.
- CSRD: verslaggevingsframework. Duurzaamheidsverslaggeving: bedrijven moeten verplicht
rapporteren over de impact van hun activiteiten op mens en milieu.
- Greenwashing: fraude op het gebied van CSRD en ESG.
- Maatmancriterium: ‘maatman is de redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot’ en
het criterium toets aan hoe die maatman zou hebben gehandeld in vergelijkbare
omstandigheden.
OPDRACHT 2 RISKMANAGEMENT.

Onroerende zaak (art. 3:3 BW)


- Grond, niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de
gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij
door vereniging met andere b=gebouwen of werken.

Roerende zaak (art. 3:3 BW)


- Roerend zijn alle zaken die niet roerend zijn.

Roerende zaak dat onroerend is


- Art. 3:4 BW

Vermogensrechten = niet tastbaar waardevol roerend goed

You might also like