Professional Documents
Culture Documents
Gip 2018-2019
Gip 2018-2019
Stuiverstraat 108
8400 Oostende
059 55 64 74
west@petrusenpaulus.be
www.petrusenpaulus.be
GEÏNTEGREERDE PROEF
Hoe groeien planten in ‘the green house’?
Wij zijn Mathias De Gryse en Rune Declerck en volgen het zesde jaar Techniek-
Wetenschappen in Petrus & Paulus West. Als afstudeerproject moesten wij dit jaar een
geïntegreerde proef maken.
Voordat we hieraan konden beginnen moesten we een onderwerp kiezen rond het thema
hoe planten groeien in een serre. We kregen voordien enkele mogelijke onderwerpen van
de leerkracht maar geen van deze onderwerpen kon ons voldoende interesseren.
Hierdoor namen we het initiatief om een eigen onderwerp voor te stellen. Wij kozen om te
onderzoeken hoe planten groeien onder invloed van andere organismen.
Voor dit onderwerp was het van belang dat we wisten hoe we dit zouden uitvoeren want
symbiose is een moeilijk thema met enorm veel varianten en subcategorieën. We hebben
hierbij veel moeite gehad maar uiteindelijk hebben we een manier gevonden om dit tot
een mooi eind te kunnen brengen.
Graag willen we ook nog enkele mensen bedanken die ons hebben geholpen met het
maken van deze geïntegreerde proef:
Mevrouw Vandaele
Mevrouw Declerck voor het nalezen van onze teksten en voor hulp bij ze te verbeteren.
Mevrouw Maesen voor ons nieuwe mogelijkheden te tonen voor onze praktische proef.
Kathleen Meyskens (moeder van Rune Declerck) voor het helpen met het onderhouden
van de planten en advies om voor de planten te zorgen.
En tot slot nog al onze ouders voor ons de kans te geven om te mogen studeren.
Inhoudsopgave 3
Inleiding 4
Onderzoeksonderwerp 5
1) Parasitisme 6
Parasitische planten (tegen andere planten) 11
1.1.1 Soorten: 12
1.2 Commensalisme 19
1.3 Mutualisme 19
Mutualistische planten 19
1.3.1 Zaadverspreiding 19
1.3.3 Voortplanting 20
2) Praktische proef 22
2.1) Plan 22
2.2) Planten 22
2.3) Uitvoering 23
2.3.1) Proef 1: parasitisme 23
2.3.1.1) Benodigdheden 23
2.3.1.2) Opstelling 24
2.3.1.3) Werkwijze 24
2.3.2) Proef 2: concurrentie 25
2.3.2.1) Benodigdheden 25
2.3.2.2) Opstelling 25
2.3.2.3) Werkwijze 25
2.4) Waarnemingen 25
2.4.1) Groei planten 25
2.4.2) Proef 1: parasitisme 28
2.4.3) Proef 2: concurrentie 31
2.5) Besluiten 31
3) Prioriteiten 32
4) Planning 33
5) Besluit: 34
6) Bronnenlijst 35
5.1|) Websites 35
5.2) Foto’s 35
Het onderzoeken van symbiose helpt ons bij het verstaan van de verschillende
leefmethodes van organismen en hoe dat wij hier mogelijk voordeel uit kunnen halen.
Ook helpt het onderzoeken van symbiose bij planten ons om planten beter te kunnen
onderzoeken en hoe ze in elkaar zitten.
Voor het opzoekwerk van de GIP hebben we vooral de verschillende soorten vormen van
symbiose opgezocht op het internet en zo verder gezocht als ze ook invloeden hebben op
planten.
Ook hebben we uitleg gevraagd aan enkele leerkrachten over hoe we onze praktische
proeven konden opstellen, want dit was een bijzonder uitdagend deel van onze gip.
Na lang zoeken en veel ideeën hebben we toch een paar proeven in elkaar kunnen
steken.
Wij stellen hierbij dan ook enkele vragen waarvan we zelf toch een antwoord op willen
vinden.
1) Parasitisme
De eerste en meest bekende vorm van symbiose dat gevonden werd was parasitisme. Bij
deze vorm is het voor één van de symbionten voordelig en voor de andere is het nadelig.
Dit komt in beide richtingen voor tussen planten en insecten. Parasitisme is de vorm van
symbiose met het meeste sub categorieën.
● Doornen:
Doorns zijn gewoon kleine takjes met een scherpe punt. Dit is handig tegen
grotere dieren zoals beren en vogels. Doornen zijn verbonden met het inwendige
van de stengel.
Voorbeelden van planten met doornen zijn de zuurbes en de eenstijlige meidoorn.
De eenstijlige meidoorn heeft zijn naam te danken aan het feit dat ze één stijl
heeft. Dit is normaal gezien geen unieke eigenschap, maar het moet toch
verduidelijkt worden aangezien er een meidoorn bestaat met twee stijlen. De stijl
is het onderdeel van een plant tussen het vruchtbeginsel en de stempel.
● Spines:
Links: Spines gegroeid uit de bladsteel van een Fouquieria Rechts: Spines van de boomachtige Pereskia
splendens grandifolia)
● Stekels:
Stekels zijn minder dik dan doorns. Het zijn eigenlijk puntige uitsteeksels van de
epidermis van een plant, en is dus niet verbonden met het inwendige van de tak.
Planten die stekels hebben in plaats van doornen zijn rozen en bramen.
Links: Stekels van een schijnhondsroos, Rosa Rechts: Stekels van een roos
subcanina
Op de afbeelding hieronder kun je duidelijk het verschil zien tussen doornen/spines (a) en
stekels (b).
Methaanzuur
(2-acetoxyethyl)trimethylammonium
(Acetylcholine)
4-(2'-amino-ethyl)-imidazool
(Histamine)
2,3-dihydroxybutaandizuur
(Wijnsteenzuur)
Ethaandizuur
● Raphiden:
Raphiden zijn naald-vormige cellen die calciumethaandioaatkristallen bevatten.
Deze manier van verdedigen vindt niet plaats aan de buitenkant van de plant.
Het dier zal er pas last van krijgen eens de plant wordt gegeten en zorgt dan voor
een brandend gevoel in de keel.
Veel planten maken calciumoxalaatkristallen als reactie op teveel calcium, dat
wordt aangetroffen in de natuurlijke omgeving.
In één onderzoek van meer dan 100 soorten werd gevonden dat calciumoxalaat
6,3% van het drooggewicht van de plant vertegenwoordigde.
Raphides worden gevonden in gespecialiseerde plantencellen of kristal kamers
die idioblasten worden genoemd .
Elektronenmicroscoop foto's hebben aangetoond dat raphide-naald kristallen
normaal vierzijdig of H-vormig zijn (met een groef langs beide zijden) of met een
hexagonale doorsnede en aan sommige zijn weerhaakjes.
Planten zoals Tradescantia pallida maken ook calciumethaandioaatkristallen als
reactie op de stress van zware metalen.
● Crypsis:
Crypsis is de capaciteit van een organisme om zich te kunnen verbergen in de
omgeving voor anderen, als verdediging tegen roofdieren of om als roofdier juist
een prooi beter te kunnen besluipen.
Ook planten kunnen aan crypsis doen: zo komen een aantal soorten van het Zuid-
Afrikaanse orchideeën geslacht Corycium met donkere, verwelkt uitziende
bloemen pas in bloei na een bosbrand, als de omgeving kaal en zwart is.
Ze vallen dan bijna niet op en zijn niet aantrekkelijk voor plantenetende dieren.
● Chemische signalen:
Sommige planten laten ook chemische signalen vrij als ze worden aangevallen. In
sommige gevallen is het om de aanvaller direct te doden, maar sommige planten
lokken soms ook de natuurlijke vijand van sommige aanvallers.
De chemische signalen worden ook gebruikt om te communiceren met andere
planten.
● Mutualisme:
1) Merg
2) en 3) Xyleem
4) Floëem
5) Bastvezels
6) Bast
7) Epidermis (opperhuid)
- Floëem: Zorgt in de plant voor het transport van de assimilaten (glucose en zuurstofgas).
De assimilaten worden door fotosynthese onder invloed van licht in de bladeren
aangemaakt en via het floëem naar alle andere delen van de plant
getransporteerd.
Assimilatie is een term die wordt gebruikt voor een biochemisch proces waarbij
een organische verbinding wordt opgebouwd uit eenvoudigere organische stoffen
en/of uit anorganische stoffen zoals kooldioxide en water.
Hiervoor is energie nodig.
1.1.1 Soorten:
Obligate parasiet:
Een obligate parasiet of holoparasiet is een parasitische organisme dat zijn levenscyclus
niet kan voltooien zonder een geschikte gastheer te vinden.
Als een obligate parasiet geen gastheer kan vinden, zal de plant zich niet kunnen
voortplanten, het organisme zal sterven en heeft niet voor nakomelingen kunnen zorgen.
Dit is in tegenstelling tot een facultatieve parasiet, die als parasiet kan leven, maar niet
afhankelijk is van zijn gastheer om zijn levenscyclus voort te zetten.
Ectoparasiet (infestatie):
Infestatie is de langdurige aanwezigheid van dierlijke ectoparasieten op en in het
oppervlak van organismen terwijl ze niet in diepere weefsels terechtkomen.
Ectoparasieten kunnen voorkomen bij planten, dieren en de mens.
Een voorbeeld van ectoparasieten bij planten zijn bladluizen en bladmineerders.
Bladmineerders zijn dieren die niet het hele blad gaan opeten, maar in het blad zelf gaan
zitten, en daar het vulweefsel gaan opeten van het blad.
Facultatieve parasiet:
Zoals eerder al vermeldt zijn facultatieve parasieten organismen die aan parasitisme
kunnen doen, maar niet absoluut afhankelijk is van een gastheer voor de voltooiing van
zijn levenscyclus.
Voorbeelden van facultatief parasitisme komen voor bij veel soorten schimmels, zoals
familieleden van het geslacht Armillaria.
Armillaria-soorten parasiteren op levende bomen, maar als de boom sterft, blijft de
schimmel het hout eten zonder verdere behoefte aan het parasiteren op de boom.
Sommige soorten kunnen zelfs dood hout innemen zonder enige parasitaire activiteit. Dit
wil zeggen dat ze genoeg stoffen uit dood hout kunnen halen en zo geen parasitisme
doen.
Hoewel ze ook belangrijke ecologische agenten zijn in het proces van nutriënten recycling
door microbiële afbraak, worden de schimmels vaak als ongedierte beschouwt door de
vernietiging van het hout.
Armillaria mellea
Viscum album
Volledig parasiet:
Een parasitische plant is een plant die al zijn koolstof uit de gastplant haalt.
Bij deze planten ontbreken chlorofyl waardoor ze niet aan fotosynthese kunnen doen,
deze planten zijn nooit groenkleurig.
Rafflesia arnoldii
Werking:
De parasitische plant heeft veel obstakels om te overwinnen om zich aan de gastheer te
hechten.
De afstand van de gastheer en opgeslagen voedingsstoffen zijn maar een paar van de
problemen.
De eerste hindernis is het binnendringen in de gastplant. De gastplanten hebben vaak
een verdediging op de wortels. De cellaag zal dikker worden door cross-link dit is een
process waarbij twee polymeerketens met elkaar verbonden worden,bij onze plant
gebeurt dit met eiwitten en hierdoor zal het parasitische proces vertraagd worden.
De tweede hindernis is de kans dat de gastheer kiemremmers zal uitscheiden.
Dit voorkomt kieming van het parasitische zaad.
Een voorbeeld van een kiemremmer bij aardappelen is
6-hydroxy-2H-pyridazin-3-on of 1,2-dihydropyridazine-3,6-dion.
De derde hindernis is de kans van de gastheer om een giftige omgeving te creëren waar
de parasitische plant zich aan het hechten is.
De gastheer scheidt chemische verbindingen af die fenol bevatten in de apoplast (dit is
Generalistische parasieten:
Sommige parasitische planten zijn niet zo kieskeurig en parasiteren op verschillende
soorten gastplanten, soms zelfs wel op verschillende soorten tegelijkertijd.
Voorbeelden van generalistische parasieten zijn: Dodder (Cassytha spp., Cuscuta
spp.) en rode rammelaar (Odontites vernus)
Andere parasitische planten zijn specialisten die maar op enkele of zelfs maar één soort
parasiteren.
Beukendruppels (Epifagus virginiana) is een wortelholoparasiet op de amerikaanse beuk
(Fagus grandifolia).
Rafflesia is een holoparasiet op de wijnstok Tetrastigma.
Planten zoals Pterospora worden parasieten van mycorrhiza-schimmels.
● Rafflesia arnoldii:
Deze plant komt voor in de regenwouden in Borneo, de Filipijnen en Maleisië.
Het leeft als een parasiet op lianen die alleen in ongestoorde bossen groeien.
De plant heeft daardoor geen nood aan bladeren, wortels of zelfs stengels. Het zal
zoals schimmels, met draad-achtige weefsel, de gastcellen volledig omgeven.
Psorothamnus emoryi
Het heeft geen wortels, bladeren of chlorofyl, het verkrijgt al zijn water en
voedingsstoffen van de gastplant.
Het plantje zal volledig groeien binnen in zijn gastplant totdat het bloeit, waardoor
dan kleine bloemen op het oppervlak van de gastplant komen.
Het is tweehuizig, waarbij mannelijke en vrouwelijke individuen elk een soort
bloem produceren. Tweehuizige planten zijn planten waar de mannelijke en
vrouwelijke geslachtsorganen niet op dezelfde plant voorkomen
Beide typen zijn bruin of kastanjebruin en niet meer dan 2 millimeter breed en
verschijnen als stippen op de stengel van de waardplant.
De bloei vindt meestal in januari plaats, maar soms al in november.
De vrouwelijke bloem zwelt licht terwijl de vrucht capsule zich binnenin ontwikkelt,
en elk kan meer dan 100 zaden bevatten, die heel klein zijn.
Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke planten is enkel zichtbaar op het
bloemdek van de plant.
● Cuscuta spp:
Alle soorten van dit geslacht zijn eenjarige klimmende parasitaire planten, die
groeien op hun gastplant in een draadachtige structuur. De gastplant kan
verschillen per soort. Het feit dat dit geldt voor alle soorten van dit geslacht wordt
aangetoond door de spp na het geslacht zelf, spp is een afkorting voor species.
Na kieming van het zaad wordt er een wortel gevormd. Zodra deze een geschikte
gastplant gevonden heeft, verdwijnt de wortel. Vindt de plant binnen de eerste
paar dagen geen gastplant dan zal hij afsterven.
Wanneer Cuscuta contact maakt met zijn gastplant, draait de plant zich om zijn
gastplant en dringt hij de vaten van de stengel binnen met boorwortels (ook wel
zuigwortels genoemd). Hierdoor krijgt Cuscuta zijn voedingsstoffen en heeft de
parasitaire plant geen contact meer nodig met de bodem.
Volwassen planten hebben geen of sterk gereduceerde bladeren (2 mm grote
schubjes) en bladgroen is nauwelijks aanwezig. De planten zijn vaak geel, oranje
of rood van kleur.
Dit komt omdat ze genoeg voedingstoffen van hun gastplant krijgen en daarom
niet meer aan fotosynthese moeten doen.
Cuscuta campestris
● Arceuthobium:
In westerse bossen in Noord-Amerika, veroorzaken verschillende dwerg maretak
soorten serieuze problemen. Een groot aantal van deze planten zorgen voor een
vermindering van bomengroei, hout kwaliteit, zaad en kegel ontwikkeling en een
verhoogde kans van de gast op pathogene en insecten aanvallen.
Dit komt omdat de dwerg maretak heel veel voedingsstoffen afneemt van de
gasten.
Dwerg maretakken halen de grootste delen van hun voeding uit de het
vaatweefsel van de gastplant.
Links: Haustorium van vlaswarkruid op vlas Rechts: Schimmeldraad met haustoriën van de
meeldauwschimmel
● Nuytsia floribunda:
De Nuytsia floribunda is een halfparasiet, dit wil zeggen dat de plant plant die zich
in stand houdt ten koste van een ander organisme waarmee hij samenleeft.
Hiervan wordt water met de daarin opgeloste mineralen opgenomen, maar niet de
koolhydraatrijke fotosynthese producten.
Deze plant komt voor in Australië, daar wordt het ook wel de Kerstboom genoemd.
1.3 Mutualisme
Bij mutualisme hebben beide symbionten er voordeel bij. Er zijn hiervan meerdere
voorbeelden en ze kunnen verdeeld worden in drie categorieën:zaadverspreiding,
bescherming en voortplanting.
Mutualistische planten
Onderstaande planten zijn allemaal winterhard, dit betekent dat ze de winter kunnen
overleven zonder iets van bedekking. Deze weerstand tegen de winter is handig wanneer
we de planten buiten plaatsen. Ze bloeien ook in de periode van februari tot mei, het is in
deze periode dat we onze proeven zouden uitvoeren en onze waarnemingen nemen.
● Lonicera fragrantissima
● Erica
● Viola tricolor
● Scilla siberica
● Aubretia deltoidea
We kunnen hiervan enkele planten gebruiken in onze praktische proef en ook nog een
paar planten die niet zo winterhard zijn.
1.3.1 Zaadverspreiding
De dieren nemen de zaadjes van de plant en eten ze op en het helpt de zaadjes
om te ontkiemen. Dit heeft als gevolg dat beide soorten voortbestaan.
Hiervan is een eikenboom en een eekhoorn een goed voorbeeld. De plant laat zijn
vruchten vallen zodat ze kunnen opgeraapt worden door dieren zoals de
eekhoorn. ze doen dit in de hoop dat de eekhoorn een paar eikels laat vallen op
gunstige plaatsen zodat daar een nieuwe boom kan groeien.
1.3.2 Bescherming
In dit geval biedt de plant bescherming en voedsel aan voor de insecten en
beschermen de insecten de plant tegen herbivorische organismen.
Een voorbeeld van deze vorm van mutualisme is de relatie tussen de Cecropia
plant en de Azteca dolichoderine mieren. De plant is in deze relatie een gastheer
voor de mieren en zorgt voor onderdak en voedsel, terwijl de mieren er alles aan
doen om de plant te verdedigen tegen wie en wat dan ook. Planten die aan deze
soort relatie doen worden ook myrmecophyten genoemd.
Cecropia glaziovii
1.3.3 Voortplanting
Waarschijnlijk de meest bekende vorm waarbij een insect voeding haalt bij de
plant en er stuifmeel op het insect terecht komt, wanneer het insect bij een andere
plant komt wordt deze dan bevrucht en krijgt het insect nog meer voeding.
Het ideale voorbeeld hiervan is de bestuiving van een bloem met behulp van de
honingbij.
Wat er gebeurt is dat de bijen naar de meeldraden gaan omdat ze nectar willen.
Een gevolg hiervan is dat er stuifmeel terecht komt op de bij.
Wanneer de bij naar een stempel gaat, komt er stuifmeel vrij en indien de bloem
van dezelfde soort is komt er bestuiving voor. Het stuifmeel zal een pollenbuis
maken en indien deze bij de eicel kan komen kan er bevruchting plaats nemen.
Bestuiving kan worden onderverdeeld in drie groepen: kruisbestuiving,
buurbestuiving en zelfbestuiving.
Bij kruisbestuiving komt het stuifmeel terecht op een bloem van een andere plant.
Bij buurbestuiving komt het stuifmeel terecht op een andere bloem van dezelfde
plant.
Bij zelfbestuiving komt het
stuifmeel terecht op dezelfde
bloem van dezelfde plant.
2.1) Plan
Voor de praktische proef van onze GIP laten we planten groeien die zullen bloeien in de
periode van maart tot mei. In deze periode zullen we kunnen waarnemingen nemen
omtrent mutualistische symbiose. Tijdens zowel de groeiperiode als de bloeiperiode
kunnen we parasitische symbiose waarnemen.
Voor de planten zelf hebben we voorlopig Viooltjes (Viola) en Sterhyacint (Scilla)
genomen. We hebben deze gekozen omdat de Viooltjes winterhard zijn en omdat ze
zouden bloeien in onze periode van april tot mei, daarentegen hebben we ook de
Sterhyacint omdat deze plant ook heel winterhard is en al zou kunnen bloeien vanaf
maart tot april. Door de combinatie van deze twee en ook voldoende te planten indien er
een incident gebeurt hebben we genoeg reserve planten voor onze waarnemingen te
nemen.
2.2) Planten
Viooltjes Sterhyacinten Blauwkussen Afrikaantjes Capucines
Foto
De Sterhyacinten zijn allemaal direct buiten geplant en zouden normaal volgroeid zijn in
de periode van februari of begin maart.
Wanneer een aantal van de planten volgroeid zijn en andere nog aan het groeien zijn
kunnen we onze praktische proef beginnen.
2.3.1.1) Benodigdheden
- afgesloten ruimte - serre’s
- insecten (gevarieerd) - aarde
- potjes
Planten in een serre die Planten in een serre die Planten die open staan en
slechts 2 afsluitbare slechts 2 afsluitbare kunnen in contact komen
openingen heeft waarbij we openingen heeft waarbij we met alles wat leeft en heerst
gecontroleerd insecten aan ze afgesloten houden buiten.
kunnen toevoegen en
gevangen houden.
Volledige opstelling
2.3.1.3) Werkwijze
- We nemen verschillende planten van dezelfde soort en plaatsen ze in
verschillende omgevingen.
- Een aantal planten worden afgesloten van alle mogelijke externe invloeden.
- Een aantal planten worden geforceerd in contact gebracht met parasitische
insecten.
- En nog een laatste groep planten blijft vrij in een natuurlijke omgeving zonder iets
van extra bescherming of geforceerde toestanden.
- We nemen meerdere malen waarnemingen door het vergelijken van de planten
tegenover die in de andere situaties.
2.3.2.1) Benodigdheden
- filtreerpapier - planten
- potjes - aarde
2.3.2.2) Opstelling
2.3.2.3) Werkwijze
- Deze proef gaan we uitvoeren door 3 potjes te nemen, 2 hiervan geven we een
plant en aarde terwijl we van de derde een waterreservoir maken.
- We verbinden de potjes met strookjes filtreerpapier in een volgorde zoals bij de
opstelling
- Het water zal via de filtreerpapiertjes zich verplaatsen en zal zo voeding worden
voor de plant.
2.4) Waarnemingen
Update week
04/02/19
Er zijn nieuwe capucienen
geplant aangezien ze enorm
goed groeien ( zie foto
bovenaan links). De planten zijn allemaal aan het groeien.
08/04/19
Proef is begonnen, slakken en pissebedden zijn toegevoegd aan serre voor insecten.
De condities van alle planten zijn ongeveer gelijk, met als uitzondering dat er al een
bloem is aan de derde plant in de serre voor afgesloten planten.
09/04/19
11/04/19
De planten met insecten hun bladeren lijken opnieuw iets meer paarse kleur gekregen
te hebben
De afgesloten planten lijken een lichtere groene kleur te hebben op de uiteinden van
hun bladeren.
De conditie van de vrije planten blijft hetzelfde.
14/04/19
De planten met insecten blijven groeien, geen verandering in de kleur van de bladeren.
De afgesloten planten hebben geen duidelijke veranderingen.
15/04/19
De 2de plant met insecten begint een bloem te krijgen en de paarse kleur op de
bladeren blijft constant.
De afgesloten planten blijven groeien zonder noemenswaardige veranderingen.
De vrije planten blijven groeien zonder noemenswaardige veranderingen.
Er werden vandaag meerdere insecten toegevoegd aan de serre voor insecten,
namelijk: spinnen, vliegen, mieren en lieveheersbeestjes.
18/04/19
21/04/19
De bloemen van de planten met insecten zijn meer aan het openbloeien, maar
sommige bladeren van de plant zijn wit van kleur en sterven.
De bloemen van de afgesloten planten zijn ook meer aan het openbloeien en enkele
bladeren van de plant worden paarskleurig aan de randen.
De vrije planten hebben ook bloemen die meer openbloeien, maar enkele bladeren
beginnen weer neer te hangen.
De conditie van de planten met insecten blijft verbeteren. De bloemen blijven meer
openbloeien en er zijn geen bladeren die lijken af te sterven
Net zoals bij de 1ste groep zijn de afgesloten planten hun bloemen meer aan het
openbloeien, de bladeren van de planten zelf krijgen wel intensere paarse kleur.
De vrije planten hebben ook gegroeid op dezelfde categorieën, maar minder dan de
andere planten en ze lijken ook zwakker dan de andere.
27/04/19
Opnieuw is de conditie van de planten met insecten het beste van de drie groepen. Er is
opnieuw duidelijke groei op alle vlakken.
De afgesloten planten groeiden over de laatste dagen aan een gelijkaardig tempo op
dezelfde vlakken als dat van de planten met insecten
De vrije planten groeien nog steeds het slechts van de drie groepen maar zijn er wel in
staat stand te houden en te herstellen na slechte weersomstandigheden.
30/04/19
2.5) Besluiten
● Het eerste dat we zullen moeten vinden voordat we kunnen beginnen aan onze
proef is een plant die vroeg kan beginnen met groeien zodat we niet te afhankelijk
moeten zijn van de seizoenen.
● Ten tweede moeten we aparte ruimtes hebben zodat we sommige van de planten
kunnen laten beïnvloed worden door mutualisme en sommige laten beïnvloeden
door parasitisme. Ook zouden we ervoor moeten zorgen dat die dieren niet weg
kunnen lopen en voldoende eten/ drinken hebben en een goede temperatuur.
● Ten derde moeten we insecten bemachtigen of in de buurt zijn van insecten zodat
ze de planten kunnen beïnvloeden.
- 2de trimester:
● Planten laten groeien (voor de invloed van insecten op groeiende planten).
● Insecten vinden + invloeden bekijken op groeiende planten.
● Eventueel opstelling aanpassen.
● Nog andere onderwerpen zoeken in verband met planten en insecten.
- 3de trimester:
● Invloeden bekijken van insecten op volwassen planten.
● GIP afwerken
5.1|) Websites
● Team Nudge (2017, 7 maart). De kracht van dracht: een symbiose tussen
bestuivers en planten. Geraadpleegd op 27 oktober 2018 via
https://www.nudge.nl/blog/2017/03/07/de-kracht-van-dracht-een-symbiose-tussen-
bestuivers-en-planten/
● prof.dr.ir. JJA (Joop) van Loon (2013, 14 maart). Verfijnde relatie tussen insecten
en planten leerzaam voor duurzame landbouw. Geraadpleegd op 27 oktober via
https://www.wur.nl/nl/show/Verfijnde-relatie-tussen-insecten-en-planten-leerzaam-
voor-duurzame-landbouw.htm
● Onbekend (Onbekend). Insect and plant interactions. Geraadpleegd op 27 oktober
2018 via http://entomology.ifas.ufl.edu/baldwin/webbugs/3005_5006/Docs/notes/
notes10.pdf
● Botanical Barbarity: 9 Plant Defense Mechanism
○ https://www.britannica.com/list/botanical-barbarity-9-plant-defense-
mechanisms
○ https://www.britannica.com/list/5-awesome-parasitic-plants
● Provinciaal Natuurcentrum. Verdediging bij planten
○ http://www.provinciaalnatuurcentrum.be/
limburgboomtweetjeverdedigingplanten
● https://en.wikipedia.org/wiki/Arceuthobium
5.2) Foto’s
● http://www.schommelbootje.be/wp-content/uploads/2016/02/De-eik.pdf
● https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/f/f0/Cecropia_glazioui.jpg
● http://www.imkerpedia.nl/wiki/index.php?title=Bestuiving
● https://www.disposables.bio/nl/merken/symbiose-by-the-jane
● https://nl.wikipedia.org/wiki/Viooltje
● https://nl.wikipedia.org/wiki/Sterhyacint
● https://www.directplant.nl/blauwkussen-aubrieta-cascade-purple.html
● https://nl.wikipedia.org/wiki/Afrikaantje
● https://nl.wikipedia.org/wiki/Tropaeolum