Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Breuklijnen
Samenvatting Breuklijnen
Conflict: Katholieke kerk <-> tegenstanders • Kieswet 1831: lagere cijns op het platteland
• Onderwijs 1842: onderwijs was een manier om mensen te doen deelnemen aan iets.
Er werd een wet gestemd door de katholieken en liberalen: elke gemeente moet 1 school hebben
en die school wordt dan door de gemeente
gefinancierd; als er al een katholieke school is, is dat ook goed, door die financiering worden de
katholieke scholen officieel.
Op vlak van de universiteiten werd de
rijksuniversiteit van Leuven afgeschaft (1835) en werd het de KU Leuven.
• Kieswijkenwet 1842 (steden): de partijen gaan de grenzen van gebieden zo aanpassen dat ze
meer stemmen kunnen halen. De katholieken delen de steden op in districten waardoor het extra
moeilijk wordt voor de liberalen om de
meerderheid te halen.
Zonder kiesdistricten moet alle kiezers stemmen voor elke zetel; met kiesdistricten is de stad
opgedeeld in verschillende deeltjes en moet een deel van alle kiezers maar op sommige zetels
stemmen.
• Twee vleugels:
- Sociaal-conservatief: Frère, Verhaegen, Lebau
- Linkervleugel: steunen de ideeën van de FR Revolutie; willen stemrecht uitbreiden, een beter
lot voor arbeiders
Conflict tussen Franstaligen en Nederlandstaligen Taal = sociaal en essentieel voor een politiek
debat • Taalvrijheid, verfransing en taalminnaren in het verzet
- Jan-Frans Willems was niet tegen BE maar vond dat NL essentieel is voor de BE
nationaliteit
• Voorgeschiedenis
Frans is altijd al een grotere taal geweest en kent zijn mooiste tijd in de 18e eeuw (taal van de
verlichting)
- Oostenrijks bewind
- Franse Periode: ook de Vlaamse elites spreken Frans, NL is een volkstaal
- Willem I wil NL verplichten en daardoor wil de elite hem weg
• De Gw. is in principe voor taalvrijheid maar in praktijk is Frans de enigste officiële taal en is de
Franse cultuur superieur -> Brussel verfranst
verzet
• De literatoren doen het NL overleven (Jan-Frans Willems, Henri Consience, Theo van
Reeswijck); maar daar blijft het bij want ze hebben weinig prestige en geen contact met de
volksmassa dus er ontstaat geen 3e politieke partij
SOCIAALECONOMISCHCONFLICT (1830-1848)
Economie bepaalt wie het goed of slecht heeft, wie iets te zeggen heeft en wie niet.
• Economische opkomst in Wallonië door industrie (grondstoffen)
• Afbreuk aan de huisnijverheid door opkomst van de fabrieken -> veel mensen verliezen hun
inkomen -> moeten verhuizen naar de steden en ook in de fabrieken gaan werken =
plattelandsvlucht
• De industrie groeit
Boom van de industrie in Wallonië + Brussels kapitaal
- Nieuwe technieken voor metaal/steenkool - Nood aan meer kapitaal -> oprichting N.V.
(Naamloze Vennootschap = rechtspersoon met een eigen vermogen)
- Financiering gebeurt door de Société Générale; Banque de Belgique
• Opstanden in 1848:
- Kiescijns verlagen = democratische kiezers weg van de revolutie houden
- Afschaffing zegelrecht = pers wordt vrij - Afschaffen ambtenarenparlement -> exit
magistraten
- Afschaffen kieswijkenwet = mogelijkheid om liberale meerderheid te halen in de steden ->
oppositie krimpt tot kleine kern en behoud van de bestaande orde
LEVENSBESCHOUWELIJKCONFLICT (1850-1884)
• Vrijdenkers en de industriële MY
Industrieel kapitalisme -> lekenstaat
- De vrijdenkers zijn de voorhoede
- Filosofie:
- Positivisme: wetenschap is waarheid
- Rationalisme/individualisme
- Onderwijs moet voor sociale gerechtigheid zorgen
- Tolerantie
1. De vrijdenkersverenigingen gaan druk voeren vanuit de liberale partij (La Libre Pensée, ’t
Zal Wel Gaan = drukkingsgroepen)
Hun successen zijn:
- De begraafplaatsen zijn nu voor iedereen (1859)
- Beheer op kerkelijke goederen (1866-’69)
- Studiebeurzen worden nu door de staat gesteund, niet meer door de Kerk (1865)
- Verbreking met de relaties met Vaticaan (1880) reactie van de katholieken
2. Ultramontanisme
De Kerk staat boven de Staat, ze behouden de bestaande structuren, hierdoor hebben ze
controle op het ‘wettelijke land’ en ze bezitten het verenigingsleven voor de controle op het
‘werkelijke land’
• Ultramontanen (1870)
Bestaat uit bischoppen, GGB en middengroepen (ze hebben schrik van het socialisme).
Geloven dat het woord van God boven de Gw. staat.
- Gaan betogen
- Zijn tegen de BE Gw.
- Het liberalisme en katholicisme is onverzoenbaar
- Hun ideaal: een middeleeuwse standenMY (geen parlement, geen verkiezingen, enkel een
vergadering met de standenhoofden)
• Schooloorlog 1879-‘84
In 1848 ligt de macht voor lagere scholen bij de gemeente. In 1879 werd er een nieuwe wet
ingevoerd door Pierre van Humbeeck en die wet zegt dat niet meer de gemeente maar de staat
nu de macht heeft over de lagere scholen. Er wordt een Ministerie van Onderwijs opgericht.
Maar dit heeft een foute afloop want uiteindelijk zitten er toch meer kinderen in het katholiek
onderwijs.
• Wet-Van Humbeeck
Doel: onderwijs op het platteland: in de steden is het al ontkerkelijkt door de liberale
gemeenteraden, maar op het platteland geeft de pastoor nog altijd les.
- Vanaf nu heb je een officieel diploma nodig om les te geven
- Er mag alleen godsdienst gegeven worden op vraag van de ouders en dit moet buiten de
schooluren
- De gemeenten moeten officiële scholen stichten
Maar dit zorgt voor een meningsverschil over de vrijheid van onderwijs. De Katholieken vinden
dat dit betekent dat ze de vrijheid hebben om scholen te stichten en de Liberalen beschouwen het zo
dat de ouders moeten kunnen kiezen naar welke school ze hun kind sturen.
Verzet
• De katholieken gaan proberen om de macht van het volk te laten doorwegen door de MY te
mobiliseren (meetings, petities, …) De liberalen worden gezien als de minderheid
De regering gaat tegelijkertijd terugkrabbelen en in de aanval gaan: ze gaat toegeven dat
onderwijs zonder godsdienst niet kan maar ze gaan wel repressie voeren door het ontslaan van
burgemeesters, ambtenaren en gouverneurs die de Staat tegenwerken
-> Burgeroorlog
COMMUNAUTAIRCONFLICT (1850-1884)
Taal = sociaal
• Kleinburgerlijk flamingantisme
Er komt geen 3e partij
Via de liberalen & katholieken ontstaan er wel Vlaamse drukkingsgroepen
• Liberaal flamingantisme
- Vlaamse vleugel: de Kerk & geestelijkheid houden het Vlaams volk in stand
- Verenigingen zoals het Willemsfonds, Liberale Vlaamse Bonden gaan propaganda voeren in het
NL
• Katholiek flamingantisme
- Godsdienst = volkstaal
- De volkstaal staat voor ene onverdorven verleden van de MY (Ultramontanisme)
- Davidsfonds
• Balans
Er komt geen overkoepelde partij maar er lomen wel:
- Landdagen
- Wet op taalgebruik in Strafzaken (Coucke en Goethals: zij verstonden hun zaak niet want
die was in het Frans en daarom zijn zij veroordeeld zelfs al zijn ze onschuldig) 1873
- Nederlands openbaar bestuur in Vlaanderen (1878) en onderwijstaal wordt ook
Nederlands (1883)
De Flaminganten eisen geen afschaffing van het Frans maar ze willen twee officiële talen.
SOCIAALECONOMISCHCONFLICT (1850-1884)
• Door het coalitieverbod mag er niet onderhandeld worden over loon en zijn er geen vakbonden
tot 1868
• Marge = winst van een bedrijf, bij hoge lonen zou die marge verdwijnen
- Staat investeert en de winsten zijn voor de privé (bv: aanleg sporen maar NMBS was wel een
privé bedrijf)
- Ontspanning: de arbeiders gaan veel op café na het werk (alcoholisme), dit wordt ook door de
werkgever aangemoedigd (in sommige gevallen wordt een deel van het loon uitbetaalt via pintjes)
de elite gaat naar opera/theater/clubs
• Woede-uitbarstingen -> stakingen, maar dat betekent dat je dan wel geen loon krijgt
De eerste vakbonden worden ook opgericht Er is veel invloed uit FR (Proudhon: vader van het
anarchisme, hij is een voorstanders van
communes & coöperatieven)
georganiseerd verzet :
• Twee strekkingen:
- Marxisme/ collectivisme = cultureel waardenstelsel dat de nadruk legt op de samenhang van
mensen. Marx denkt dat hij op een wetenschappelijke manier de uitbuiting kan opheffen samen
met een internationale opheffing van het kapitalisme.
- Proudhonisme/ anarchisme = streven naar een samenleving waarin mensen zonder een hogere
macht leven
• Sociaalprogressisme
- In 1848 halen ze de meerderheid in de steden door de opkomst van de middenklasse
- Ze zijn zowel sociaal als antiklerikaal als Vlaams
- Voor capaciteitsstemrecht (bang voor de stem van de ‘domme massa’, dus mensen moeten
eerst naar het onderwijs gaan en mogen pas stemmen na het voorleggen van een diploma) en
vrijhandel
- Onderwijs verspreidt kennis
= Klassenintegratie
- In 1865 zijn er spanningen met FR en DE dus er gaat meer uitgegeven worden aan defensie
• Antwerpen moet beschermd worden tegen NL dus worden er forten enzovoort gebouwd met als
gevolg dat de GGB hun gronden moeten afgeven en daardoor leiden ze verlies)
• Er komt geen nationale doorbraak voor deze partij door het kiessysteem (meerderheidssysteem)
dus gaan ze aansluiting zoeken bij de katholieken
LEVENSBESCHOUWELIJKCONFLICT (1885-1914)
Verzuiling:
Katholieken: beschermen gelovigen tegen vrijzinnigheid: muren optrekken
o Organisaties: koepels
o Bisdom + burgerij + adel + grootkapitaal als spil
o 30 jaar meerderheid: hegemonie in instellingen, leger, magistratuur vb basiliek
Koekelberg 1905
o Subsidiariteit: geld staat aan katholieke verenigingen
COMMUNAUTAIRCONFLICT (1885-1914)
• Impact van de tweede Industriële Revolutie: Er is een combinatie van factoren die zorgen voor
een betere economie: de haven van Antwerpen, Congo (1885), haven van Brugge, mijnen in
Limburg, …
De investeringen worden gedaan door de aandeelhouders en ondernemers uit Brussel en
Wallonië. Het Vlaams proletariaat probeert zich te organiseren en richt volks - en boerenbonden
& Handelsverbonden op en die gaan pushen om het NL statuut op te waarderen.
• Cultuurflamingantisme
De Vlaamse Beweging krijgt een bredere basis en wordt elitairder. Ze eisen dat NL als
excellentietaal wordt ingevoerd (NL in het bestuur, onderwijs, leger, …). Er bestaan twee
elites: de Nederlandstaligen en de Franstaligen. Taal is sociaal en sociaal is de economie.
De cultuurflaminganten willen de Franse elite uitschakelen in Vlaanderen = Eentalig
Vlaanderen. Ze zijn de eerste groep die dit eisen en na WO I krijgen ze het ook.
• Katholieke partij
Binnen de Meetingpartij komt Frans Van Cauwelaert naar voren. Hij was een katholiek politicus
dat de Vlaamse Katholieke Landsbond gaat stichten. Deze bond gaat eisen dat het onderwijs,
leger, … moet vernederlandsen. -> Interne burgeroorlog tegen de Franstalige elite van de
katholieke partij
• Taalwetten
- De Gelijkheidswet (1898): Dit is een idee van twee vertegenwoordigers van de Meetingpartij
(De Vriendt & Coormans). Het Frans en Nederlands moeten in het parlement gelijkwaardig zijn
verdeeld (wetsvoorstel). In 1898 leidt het tot het stemmen van een wet dat eist dat alle nieuwe
wetgeving moeten worden goedgekeurd, afgekondigd en gepubliceerd in het Frans en
Nederlands. Het katholiek middelbaar onderwijs in het Nederlands is niet geregeld door een wet
want de bisschop was tegen het pushen door wetten. In 1910 krijgen de katholieken een keuze:
of 8u Nederlands per week geven of ze moeten een officieel programma aanbieden.
- Wet-Poullet (1914): onderwijs moet gegeven worden in de taal van de streek
• Gentse hogeschool
De elite komt voort uit de Universiteit dus vragen de Cultuurflaminganten een vernederlandsing van
de UGent. De druk wordt opgevoerd door meetings (NL voelt een druk van het Frans en Duits in het
onderwijs).
Waals verzet
• De Franstalige elite kan niet meer eender welke belangrijke functie uitvoeren, want een van de
vereisten is dat ze NL moeten kunnen spreken. Ze voelen zich bedreigd door de taalwetten. De
clash tussen de twee wordt bedreigend door het AMS. De afschaffing van het meerderheids-
systeem heeft voorkomen dat BE eventueel zou gesplitst zijn. De evenredigheid redt BE.
Jules Destreé had een brief geschreven naar Albert I met daarin ‘Er zijn geen Belgen meer, maar
alleen maar Vlamingen en Walen.’
SOCIAALECONOMISCHCONFLICT (1884-1914)
• Buiten EU
- Opkomst van nieuwe markten buiten West-EU (China, Rusland, Afrika, Amerika, …)
- Kolonie in Congo -> rubber (is belangrijk voor wapens en banden en maakt zo BE heel rijk)
• Financiële concentratie zit bij de Holdings (=heel rijke mensen gaan de administratie van grote
bedrijven uitvoeren) en de Haute Finance (=10 à 15 mensen die bijna alle economie van BE
bezitten)
In 1886 komen er gewelddadige stakingen met Alfred Defuisseaux als leider. Er zijn 10tallen
doden. In mei 1887 is er weer een algemene revolutionaire werkstaking.
Tegelijk is er ook het reformisme (Louis Bertrand, Arbeidskamer (1875), Brabantse socialistische
partij (1878), Edward Anseele, …)
Belgische WerkliedenPartij en niet socialistische partij, want dat zou de arbeiders schrik
aanjagen.
Wallonië: veel arbeiders, zware nijverheid, lonen onder conjuncturele druk, anonieme
aandeelhouders -> wilde, explosieve stakingen
Vlaanderen: weinig grote centra, slecht betaald (textiel), veel goedkope krachten, structuur
dorp, pro geweldloze hervormingen en coöperatieven
In 1884 komt er een scheur in de liberale partij. De reformisten krijgen veel steun van de vroegere
liberalen want ze hebben een Gemeenschappelijke vijand: de katholieken. Om de
conservatieven tegen te gaan is het essentieel dat de socialisten in het parlement komen. De
progressieven gaan hun daarbij helpen & pleiten voor een klassenverzoening.
• Charter van Quaregnon (1894) = fusie van het progressief liberalisme en de sociaal-
democraten. Het is een gemeenschappelijk programma:
- Klassenloze MY
- Gemeenschappelijke productiemiddelen
- Gratis onderwijs voor iedereen
- Koning afschaffen
…
Dit is een puur democratisch regime dat ze proberen te bereiken zonder geweld.
• Socialistische zuil
De socialistische partij bestaat uit verenigingen (turnclubs, vakbonden, koren, …) zodat je
volledig afstand kan nemen van de katholieken
Wanneer een samenleving verandert moet de politiek zich ook aanpassen dus de
christendemocratische partij is opgericht omdat de katholieken schrik hadden dat de arbeiders
gingen overlopen naar de socialisten. Ze schrijven het Rerum Novarum.
• Reactie op de arbeidersbeweging
Een deel van de katholieken ziet in dat het AES er moet komen omdat ze schrik hadden van de
gewelddadige acties van de socialisten/liberalen. Ze hebben arbeiders/boeren nodig als kiezers.
Maar ondanks dat wordt er niet geraakt aan de hiërarchische MY, het eigendomsrecht en het
gezin als basis van de MY.
• Succes van de katholieke arbeiderszuil: ACV = Algemeen Christelijke Vakbond. Deze partij is
kleiner dan de socialistische partij.
- Ziekenkas
- Pastoors zorgen voor de leden want ze moeten de katholieke meerderheid zien te bewaren
• Daensisme
Daens was een buitenbeentje bij de katholieken. Hij heeft de Christenvolkspartij opgericht en is
tegen de Franssprekende burgerij. In 1892 geraakt hij in het parlement maar hij maakt 1 grote fout:
hij breekt met de Kerk en wordt door de Paus buiten gegooid dus hij zal moeten samenwerken
met de socialisten.
• Impact christendemocratie
Ze krijgen invloed wanneer het kiessysteem veranderd (EV)
• Democratisering van het stemrecht en integratie Het AMS is een systeem waarbij een paar rijke
bankiers en geestelijken de gewone man verpletteren (als je rijk bent, krijg je extra stemmen, ook
als je een diploma hebt; dit wordt gedaan uit schrik voor de ‘domme massa’)
• Gevolgen AMS
Er zijn meer kiezers maar de katholieken blijven toch de grootsten, maar de socialisten komen
wel in het parlement en de liberalen crashen. Zij willen het AMS afschaffen
Reactie katholieken
• EV (1899)
Dit wordt op straat afgedwongen door stakingen, betogingen. Er is een opkomst van de liberalen
en socialisten in de kartels. Wat zijn de risico’s mocht er geen EV zijn gekomen? BE zou een
gepolariseerd land zijn geworden of het zou een eeuwige katholieke dictatuur zijn geworden
wat zou leiden tot een splitsing van BE.
Verandering in het kiessysteem is dat je nu op een partij kan stemmen ipv op een persoon.
De katholieken blijven sterk op het platteland maar geven toch toe aan de EV.
Er is echter een valkuil aan de EV. Er zijn niet genoeg zetels om proportioneel te verdelen dus dit
zorgt voor veel tolerantie en pacificatie bij de partijen
• Vrouwen?
Zij zijn volledig buiten beeld. De feministen zijn maar een selecte groep
- Kerk: de vrouw moet aan de haard zitten - Socialisme: schrik voor de greep van Kerk & man -
Liberalen: voor stemrecht voor vrouwen maar ze moesten wel ongehuwd zijn
• Gevolgen AMS
Meer mensen kunnen kiezen maar de arbeiders zijn gebonden aan de macht van de
bestaande elite. De Kerk en de liberalen gaan de arbeiders omkaderen (liberale zuil,
democratiseren van sport, massapers, leerplicht)
Het bevat arbeidersvoorwaarden, elementen die ervoor zorgen dat je overleeft buiten de arbeid
en hygiëne-voorwaarden.
Reactie rijken
• BE economie draait goed dus ze gaan de wetgeving toelaten uit schrik voor sociaal verzet.
• Landbouwcrisis
Er is een emigratie naar de VS, Wallonië, … Oprichting van de Boerenbond in 1890, zij zet
coöperatieven op, biedt leningen en is
georganiseerd in gilden.
LEVENSBESCHOUWELIJKCONFLICT (1914-1944)
• Schoolstrijd?
De katholieke regering van 1914 geeft subsidies aan het katholiek onderwijs. Er is een leerplicht
tot 14 jaar en een verplichte cursus katholieke godsdienst of zedenleer in de officiële scholen. De
wet van 1919: trève scolaire (“schoolbestand”) geeft meer geld voor de katholieke scholen en
hogere lonen voor onderwijzers in ruil voor meer financiële controle op katholieke scholen en dat
de socialisten of liberalen minister kunnen worden met de katholieken, als soort van waakhond in
het kabinet. Dit zorgt voor pacificatie. Er moet altijd een compensatie gegeven worden.
• Crisis in 1932
De BWP en de liberalen stellen de subsidies van het katholiek onderwijs in vraag. In 1932 komt er
een akkoord tussen de socialisten en de liberalen.
COMMUNAUTAIRCONFLICT (1914-1944)
• Partijen
- BWP: 70 zetels; in 1925 even groot als de katholieken
- Frontpartij: 5 in 1919, 11 in 1929
- Katholieken: exit meerderheid
- Liberalen: afkalving
- Extreemrechts: 1936 (VNV, Rex)
- Extreemlinks: 1936 (communisten)
• Regeringen
Een coalitie is een compromis, toegeving en liefst zonder de socialisten. De functie Eerste
Minister ontstaat en de rol van de ministerraad groeit. In de ministerraad is er een consensus
nodig om besluiten te nemen. Daardoor heeft het parlement minder macht en ontstaat het begrip
particratie (=akkoord tussen partijen).
• BWP
Deze partij is indirect opgebouwd door vakbonden, de mutualiteiten en coöperatieven. Het was
eerst een zuil. Hun doel zijn sociale hervormingen door de invoering van het AES (sociale
wetgeving, aanpassen van het kapitalisme, pro grotere bedrijven, pro export en buitenlandse
handen en pro betaalbare sociale hervormingen).
• KPB/PCB
Dit is een communistische partij met ideeën die overeen komen met het pacifisme/anarchisme.
Ze zijn actief bij stakingen.
• Katholieke partij
Dit is een standenpartij (arbeiders, boerenbond, middenstand, Federatie van Kringen en
Verenigingen). De ACV in 1923 is een koepel voor de mutualiteit, vakbond en sociale organisaties.
• Liberale partij
Er is weinig partijtucht (een partij spreekt en stemt als een persoon). De lokale afdelingen zijn
autonoom. Ze zijn tegen de vernederlandsing van Gent maar ze hebben wel een Vlaamse vleugel
(HLN). In 1930 ontstaan er liberale vakbonden.
• Vlaams Nationalisme
Dit is de Frontpartij. Ze zijn zowel Katholiek als vrijzinnig. Herman Vos was een belangrijke figuur.
Het zijn hervormers en revolutionairen. Ze willen een rechtse revolutie.
• Koning en politiek
De koning benoemt en ontslaat de regering en is een vertrouwensfiguur voor de liberalen en
katholieken.
• Vlaamse eisen
Een van de belangrijkste eisen is het federalisme. Dit is uiteindelijk in ’70 ingevoerd.
Een andere belangrijke eis is de culturele autonomie. Ze eisen een splitsing van het Ministerie
van Onderwijs, splitsing van Radio en de Koninklijke Academie en de oprichting van
cultuurraden.
• Hitler aan de macht, internationale spanningen. Duitsland verlaat de volkenbond. In 1936 roept BE
een vrijwillige neutraliteit in. Dit betekent dat ze geen verplichtingen meer hebben tegenover de
volkenbond en ze gaan de defensie opvoeren. BE kiest hiervoor omdat er in die tijd heel veel
dictaturen waren en ze wisten niet wat er met hun land daardoor ging gebeuren (Franco, Hitler, …)
Hitler gaat niet akkoord met het Pact van Locardo. Hij erkent de grenzen van de landen niet.
• Regering en Koning
In Londen zaten: Pierlot, Spaak, Huysmans, De Vleeschouwer, Gutt en Jaspar. Zij gingen de
strijd verder aan met Fr en GB.
In Brussel zat Leopold III wie geloofde in de Duitse overwinning.
• Bezetting
Het volledige grondgebied is bezet.
De BE administratie en rechterlijke macht blijven, de delegatie is aan de staatssecretaris, Kerk
steunt Leopold III, alle partijen worden verboden behalve Rex en VNV
• Galopin-doctrine
Er heerst een productiepolitiek. BE moet alle producten leveren aan Duitsland behalve wapens
en munitie.
• Collaboratie/ Verzet
Er worden ambtenaren, politici, … aangesteld door de Duisters. Er zijn ook vrijwilligers voor
de Waffen-SS en het Oostfront. De collaborateurs gaan na de oorlog vervolgd worden voor
de strafrechtbank of voor een militair gerecht. Ze worden vervolgd voor activisme
(hoopten op de Vlaamse onafhankelijkheid), goederen en diensten aan de Duitsers leveren,
verklikken of spioneren. In totaal zijn er 3.000 veroordelingen geweest waarvan er 300
activisten waren. Soms is de doodstraf gevorderd. Iedereen kreeg als straf een verlies van
de politieke en burgerlijke rechten en ze moeten de Staat betalen. Er worden ook 1637
ambtenaren afgezet.
Er zijn niet enkel collaborateurs, er zijn ook die van het verzet. Zij gaan aanslagen plegen en
collaborateurs doden.
SOCIAALECONOMISCHCONFLICT (1914-1944)
• Syndicale vrijheid
In 1921 komt er eindelijk de wet op vrijheid van vereniging en wordt art. 310 Sw. geschrapt. Dit
heeft als gevolg dat het ledenaantal van de vakbonden enorm gaat stijgen. Het wordt een
massabeweging. De socialisten gaan ook grote stakingen organiseren en pleiten voor een 8 uren
werkdag en een minimumloon. Er worden paritaire comités opgericht die deze normen gaan
vastleggen (CAO’s).
• Sociaal overleg
De paritaire comités zijn in het voordeel van werknemers en werkgevers en zijn er niet per bedrijf
maar per sector. Het is een overeenkomst want de werkgever en werknemer moeten akkoord
zijn. De akkoorden worden bewaakt door de loonindexering. Dit betekent dat als de prijzen op de
markt stijgen, dat de lonen ook omhoog zullen gaan, want je moet kunnen leven van je loon.
• Sociale wetgeving
In 1921 wordt de 8 uren werkdag toegelaten, er komt een verbod op nachtarbeid voor
vrouwen, een verplicht pensioen (voor arbeiders vanaf 1924 en voor bedienden vanaf 1925),
beroepsziekten (1927) en een
werkloosheidsverzekering vanaf 1920. Deze verzekering wordt beheert door de vakbonden. Vanaf
WO I start ook de kinderbijslag en vanaf 1930 wordt die verplicht
• Betalen werderopbouw?
Er moet een heropbouw komen zoals hoe het was voor de oorlog. Er komt een wet voor sociale
woningen. En de belastingen worden indirect verhoogd.
• Congo
In 1908 neemt Leopold II Congo over om een beter beleid uit te oefenen. De link met de BE
economie wordt sterken en er is een ‘national
turn’ van de BE elite. Congo valt niet meer los van BE te zien.
____
• De oplossing is een tripartite onder leiding van Zeeland en de wissel naar een Keynisiaanse
staat.
• Rechtse kritiek
De economische crisis versterkt de kritiek op het AES en het individualisme. Ze vinden het de
schuld van de socialisten en de internationale bankiers. Ze willen corporatisme (model waar
wetgevende macht aan burgervergaderingen wordt toegekend).
• Linkse herbronning
Hendrik de Man het het Plan van de Arbeid. Hier mee wou hij meer macht voor de regering,
stukken economie nationaliseren. Hij was voor nationaal socialisme. In ’39 werd hij de voorzitter van
de BWP.
• Extreemrechtse bewegingen
- Verdinaso: Verbond van Dietsche Nationale Socialisten. Het was een autoritaire, fascistische
beweging. Ze wouden BE en NL herenigen en ze waren pro Leopold II. Ze waren ook tegen de
Joden.
- VNV: Vlaams Nationaal Verbond. Het was een rechts-radicale Vlaams Nationalistische partij.
Dit is de rechtse versie van de Frontpartij. Ze hadden de linkse leden buiten gesmeten. Ze
vertegenwoordigen de middenstand, lagere ambtenaren, landbouwarbeiders, werklozen en
boeren. In 1936 hebben ze succes als het Vlaams Nationaal Blok. Ze hadden hun eigen
organisatie en uniformen.
- Rex: Belgische fascistische beweging. De leider was Léon Degrelle. Ze gingen de katholieke
partij aanvallen. In 1936 kregen ze succes.
reactie katholieken
• Er komt een Blok der Katholieken van BE in ’37. Dit was een katholieke Vlaamse Volkspartij.
• Rechtse blokvorming
Ze zijn tegen de socialisten, communisten, Volksfront, … Ze vinden dat verkiezingen een slechte
manier zijn om een land te besturen dus ze willen een nieuwe orde. Ze willen ook iemand de
schuld geven voor de crisis.
• Antisemitisme = jodenhaat
Ze vinden dat joden socialisten zijn en dus communisten en ze vinden ze ook volksvreemd. Het
zijn oneerlijke concurrenten. In de jaren ’30 wankelt overal de democratie en loopt iedereen in
uniform met geweer rond op straat
• De hervorming van de staat en het aanzetten tot een fordistische sociaaleconomische regulering.
Economische gezien hangt dit samen met Henri Ford. Hij was de uitvinder van de lopende band
en hij had een heel belangrijk inzicht: het werkvolk
moet niet enkel kunnen leven van hun loon, ze moeten ook hun gemaakte producten kunnen
kopen. Ze moeten comfortabel kunnen leven.
• Bedrijfsorganisatie
Er komt steeds meer staatsinterventie:
bedrijfsorganisatie, verplichte CAO’s, vakbonden worden aansprakelijk gemaakt, socialisten eisen
een volledige tewerkstelling, …
• Moeilijke uitvoering
De CCI is tegen al deze invoeringen want die vreest dat de vakbonden nog altijd zullen staken en
niet tevreden zullen zijn. Ze vinden ook dat door de CAO’s de lonen te veel stijgen.
• Financiële crisis
In de jaren ’30 is er een scherp toezicht op alle banken na de crash van wall street. De licentie
van een bankier kan bv ingetrokken worden indien hij niet goed genoeg werk levert. Er komen
formules om te berekenen hoeveel een bank minimum in kas moet hebben, indien je dit minimum
aantal niet hebt, dan ga je failliet.
LEVENSBESCHOUWELIJKCONFLICT (1944-1974)
• Schoolstrijd 2.0
Er is nood aan technisch onderwijs en een democratisering van het middelbaar onderwijs. Na de
oorlog was er ook een babyboom dus er zijn meer plaatsen op school nodig. Pierre Harmel gaat
zorgen goor extra geld voor de katholieke scholen en een rem op de bouw van rijksscholen.
• Impact schoolpact
Ze gaan over de problemen een overeenkomst maken. Alle partijen gaan samen aan tafel
komen, indeelt gaat zijn essentie halen, de staat betaalt. Het katholiek onderwijs heeft het
meeste leden en krijgt daardoor extra geld en heeft zo een hoger niveau van lesgeven.
• Secularisering van de verzuilde samenleving De kinderen die geboren zijn na 45 zijn voor vrijheid,
genot en hebben een kritische geest. Ze zijn tegen autoriteit en productivisme. De samenleving
wordt geleidelijk aan minder katholiek en meer opgedeeld in verschillende zuilen.
• Gevolgen: waar gaan ontkerkelijkte zieltjes heen? Naar de liberalen (Partij voor Vrijheid en
Vooruitgang), de socialisten of naar de
‘vrijzinnigheid’ (hebben geen eigen zuil, is een overkoepeling van de liberalen en socialisten).
Er ontstaan nieuwe sociale bewegingen die
aandacht hebben voor het milieu, gender, seksualiteit en plezier. Later ontstaat de partij ‘agalev’
(huidige groen).
COMMUNAUTAIRCONFLICT (1944-1974)
De spanningen lopen op. De oorlog had een tijdelijke pauze ingelast op het communautair
niveau.
• Waalse beweging
Er zijn veel stakingen onder leiding van André Renard en Wallonië is gedomineerd door het Brussels
financiekapitaal. De oplossing is het Rassemblement Wallon. Dit is een eigen socialistisch beleid
los van Vlaanderen, ze willen de achteruitgang van Wallonië zelf keren. Er komt het vetorecht
• Het vetorecht is het recht voor een partij om bij stemming in zijn eentje een besluit dat met
algemene stemmen of met grote meerderheid is aangenomen tegen te houden.
• Brusselse Franstaligen
Ze hebben problemen met de taalgrens. Ze geven de Vlamingen geen vetorecht want ze willen
niet dat ze de verfransing van Brussel daarmee zouden omkeren. Brussel wordt gezien als de
derde speler in het Belgisch federalisme.
• Akkoorden Hertoginnedal
De taalgrens wordt verankerd door de Wet-Gilson in 1962. Deze is gestemd met een Vlaamse
meerderheid in het parlement. Brussel is beperkt tot 19 gemeenten en 6 randgemeenten.
• Leuven-Vlaams (’68)
In Leven zijn er studentenopstanden. Ze willen de ‘Walen buiten’ op de KU Leuven. De Vlaamse
studenten zijn daar heel erg links. Na deze opstanden wordt de Louvain-La-Neuve (UCL) gecreëerd
voor de Franstalige studenten van in Leuven. de KU Leuven richt ook de KULAK (KU Leuven
afdeling Kortrijk) op. Zo moeten de studenten van West en Oost Vlaanderen niet naar de UGent.
Daar bijkomend wordt ook de ULB gesplitst in een Franstalige en Nederlandstalige Universiteit
(VUB). Maar deze splitsing verliep wel moeizaam.
• Leuven Vlaams
- FEDERALISME
Eyskens gaat de federale staat voorstellen. Het BE federalisme zou een federalisme van gelijken
worden. In de meeste federale staten hebben de deelstaten dezelfde bevoegdheden maar in BE
niet (gemeenschappen, gewesten).
- SPLITSING VAN DE TRADITIONELE PARTIJEN Sp.a, CD&V, CDH, PS, MR, Openvld (jaren
’70)
• Leuven Vlaams
De Franstalige minderheid in Vlaanderen is een zeer gevoelig dossier. In 1970 is er voor gekozen
dat je sommige zaken alleen maar kan veranderen met instemming van de Franstaligen
(communautaire wetten).
Wie moet de belastingen betalen en wie gaat ze uitgeven? Ze werken met een systeem van dotaties.
Dotaties zijn federale belastingen die worden verdeeld over de deelstaten. Dit systeem wordt pas
veranderd in 2012
SOCIAALECONOMISCHCONFLICT (1944-1974)
• Snelle wederopbouw
Ze willen de wederopbouw goed en snel doen verlopen dus ze gaan Operatie-Gutt uitvoeren. Dit
betekent dat ze de geldhoeveelheid gaan inperken want er is te veel geld in BE maar te weinig
economische activiteit. De bevolking moet dus naar de bank gaan en daar hun geld uitlenen aan
het land. 20 jaar later zou je het geld wel
terugkrijgen.
Er komt controle (minimumprijs) op de prijzen van bv energie en voedsel.
Ook de sociale zekerheid komt tot stand. Die wordt geregeld door de RSZ (Rijksdienst voor
Maatschappelijke Zekerheid). Dit betekent dat iedereen nu recht heeft op arbeid en recht heeft op
een minimuminkomen.
• Sociale zekerheid
De sociale zekerheid komt voort uit een deal van 1944 (Sociaal Pact). Zij gaan een aantal
dingen regelen die al voor 1940 bestonden
(arbeidsongevallen , kinderbijslag, pensioenen, hulpkassen voor mutualiteiten en
werkloosheidskassen voor de vakbonden). De werkgevers gaan mee met deze nieuwe
regeling omdat het hun productiviteit en dus inkomsten zou bevorderen en ze worden erkend
als leidinggevende van de onderneming.
De werknemers krijgen nu een dekking
(bescherming) en zij beloven dat ze meer zullen produceren als ze hogere lonen zullen krijgen.
• 1958: Sleutelplan
BE is een van de grootste interactieve kleine landjes na WO II. Buitenlandse bedrijven gaan hier
gebouwen opkopen om het zetels te vestigen (=buitenlandse investeringen). BE is ook de poort
naar EU (door onze open houding naar
internationale investeringen toe). Het gaat economisch in de jaren ’60 fantastisch.
Maar dit kost allemaal geld. De mensen moeten besparen en er wordt indirect de belastingen
verhoogd. (Eenheidswet)
• Coalitiesysteem
De CVP en de BSP zijn beiden vakbonds- en mutualiteitszuilen en zijn voor een
overheidsinterventie. De resultaten hiervan zijn dat de economie blijft groeien en de werkloosheid
laag is, maar toch is er nog 1 probleem: de jongeren vinden dit leven saai en vinden dat ze te weinig
verdienen.
LEVENSBESCHOUWELIJKCONFLICT (1974-2016)
Dit dient om te beseffen dat we in een wereld leven met ongelofelijk veel vrijheid, maar dat de
meeste van die evoluties enorm recent zijn.
• Vrouwen in de politiek
De CVP rekent op de stemmen van de vrouwen om de meerheid te halen.
De wetgever gaat zich heel traag aanpassen aan de emancipatie van de vrouw.
• Achtergrond: feminisme
Het BE feminisme is heel behoedzaam (komen niet op voor stemrecht of voor burgerlijke
rechten). In de jaren ’60 verandert dit helemaal o.a. door de invloed van Amerika en Frankrijk.
In een verdrag van EU staat er dat de discriminatie tussen vrouwen en mannen moet worden
weggewerkt.
De wet Smet-Tobback beslist dat binnen de hoogste drie kandidaten van een partij 1 vrouw
moet zijn, nu moet dat zelfs de helft zijn. Sommige werken met een rits-systeem (man-vrouw-man
vrouw-…) maar dit is nog niet verplicht.
• Belgische achterstand
De abortuskwestie is een soort van laatste dominosteen die valt. De CVP gaat zich draaien en
bv meestemmen voor het homohuwelijk, van naam veranderen, …
In ’87 beslist men dat het parlement over de abortuswet stemmen. De tekst is gestemd en moet
dan naar de Koning die als hoofd van de uitvoerende macht de wet bekrachtigen, maar
Boudewijn (die sterk onder invloed van de Kerk staat) vindt dit immoreel. In principe mag de
Koning geen eigen mening hebben, anders kan hij worden afgezet. De publieke opinie had begrip
voor zijn beslissing. Art. 82 zegt dat als de Koning verhindert wordt, dat er tijdelijk iemand anders
regeert. Het parlement interpreteert het zo dat dit ook gaat over de morele onbekwaamheid om te
regeren. Dit is een mini-koningskwestie.
COMMUNAUTAIRCONFLICT (1974-2016)
• De parlementen die kunnen binnen hun bevoegdheden doen wat ze willen = exclusieve
bevoegdheden. Zonder deze bevoegdheden zouden wij in een chaos terecht komen.
• Bijzondere meerderheidswetten (’70) Het doel ervan is dat er geen eenzijdige Vlaamse
meerderheid meer mogelijk is. Het middel hiervoor is dat voor sommige wetten een meerderheid
in elke taalgroep is vereist.
Hierdoor kan je gemakkelijker de staat hervormen en er zijn dus geen nieuwe verkiezingen nodig.
• Alarmbelprocedure
Deze is bedoeld om te vermeiden dat een verpletterende meerderheid van een taalgroep in een
hoek wordt gezet. Je kan de bijzondere meerderheidswetten alleen gebruiken voor de
aangelegenheden die de Gw. bepaalt. Het is al twee keer gebruikt: UHasselt en Brussel-Halle
Vilvoorde. Deze procedure heeft als gevolg dat ene tekst van het parlement naar de regering
verschuift (want daar moet een consensus zijn). Als je aan de alarmbel trekt en je weet dat er
geen consensus is, dan lok je eigenlijk nieuwe
verkiezingen uit.
• De gewesten en taalgebieden vallen niet samen. Het NL taalgebied dat zijn de Vlaamse provincies
en het Franse taalgebied dat is het Waals gewest - het Duitstalige.
• De gemeenschappen vallen ook niet samen met de taalgebieden. De Vlaamse gemeenschap is het
Nederlandstalig taalgebied + de Nederlandstalige personen in Brussel en de Franse gemeenschap is
het Franstalig gebied zonder de Oostkantons en de Franstalige personen in BXL.
• Minderheden
In Vlaanderen zijn de Franstaligen in de
minderheid. Daar heb je de
faciliteitengemeenten, zij hebben het recht gekregen om bepaalde papieren aan inwoners in
het Frans te geven.
In Brussel zijn de Nederlandstaligen in de minderheid, maar zij kunnen pas beschermd worden
als Brussel gewest komt, maar dat zorgt ervoor dat ze met drie zijn. Het duurt tot 1989 eer het
Brussels Gewest komt.
In Wallonië zijn er sinds het interbellum zijn er geen minderheden (Wallonië= homogeen
Franstalig taalgebied).
• Egmontpact (’77-’78)
Dit is een visionair plan. Men wil de Senaat omvormen tot de Senaat van de Gemeenschap
(kamer waar de gemeenschappen met elkaar kunnen overleggen). Deze hervorming is pas
doorgevoerd in 2012, dus men was voor op de tijd. Men wil de provincies afschaffen (dit is nu
stilletjes aan in Wallonië aan het gebeuren) en
Stadsgewesten oprichten. Men ging de faciliteitengemeenten met instemming van de
Franstaligen afschaffen, want deze inwoners zouden het recht dan krijgen om zich administratief
in te schrijven in BXL voor een beperkte tijd (BHV is in 2012 op deze manier opgelost). Dit is
eerder niet gelukt omdat de publieke opinie in Vlaanderen wantrouwig waren over een aantal
sleutelelementen van het compromis. Het voorziet ook in de gewestvorming.
• BHV
Dit is een sluimerend dossier en dat heeft ook te maken met de taalgrenzen van 1963. BHV
bestaat uit: Halle-Vilvoorde (NL + 6 faciliteitengemeenten) zij zitten samen met Leuven en
Brussel (2-talig). De regering Verhofstadt probeert om beide kanten iets te geven door Brussel
nog met Vlaams en Waals Brabant te verbinden.
• Overlopende vaten
Onze Gw. zegt dat elke burger recht heeft op vertegenwoordiging. De inwoners uit Leuven
horen ook bij BHV en gaan naar het GH want zij voelen zich benadeeld. Die zegt dat de
hervorming ongrondwettelijk is in Brabant dus ze moeten dit oplossen. Ze weten dat dit niet
gemakkelijk is, dus er mag een beetje worden afgeweken van de provinciegrenzen. Dit heeft
10 jaar geduurd.
• BHV
Er is 10 jaar stilstand. De Franstaligen zijn tegen, de Nederlandstaligen zijn voor.
Simpel gezegd houdt BHV het volgende in: Er is een kieskring (BHV) en binnen die kieskring
moet je voor dezelfde personen stemmen. Dit wilt dus zeggen dat als er een groot Fr politicus in
Brussel op de lijst staat, die in Vlaanderen ook op de lijst staat. Hij zou in VL dus ook campagne
kunnen voeren en dit heeft als risico dat Vlaanderen mee verfranst. De Vlamingen voelen zich
bedreigt. Een oplossing is de splitsing van BHV in twee kieskringen: Brussel en Brabant. Maar
dat zou dan weer tot gevolg hebben dat groot Vlaamse politici niet meer aan de macht in Brussel
kunnen komen. -> INGEWIKKELD
• Zesde Staatshervorming (2010-2011) Het succes van de NVA zorgt voor een enorme crisis, er
zijn communautaire opstoten en die worden opgelost door te prutsen aan de Gw. maar dan heb
je altijd 2/3 meerderheid nodig maar dit lukt niet. Dit leidt tot een moeilijke situatie waarbij Di
Rupo (PS) en De Wever (NVA) enorm lang discussiëren. Alle elementen liggen eigenlijk al op
tafel: voor BHV zijn er al twee scenario’s
geschreven (harde of zachte splitsing).
• Zesde SHV
Maar in plaats van daarover te beslissen komen er andere onderwerpen op de voorgrond. De
Vlaamse Beweging wil een splitsing van de sociale zekerheid want men vindt dat ze te veel
bijdragen aan Wallonië en dus moet dit wordt afgebouwd (PS gaat akkoord gaan).
Di Rupo krijgt een klassieke tripartite op gang. BHV wordt een zuivere harde splitsing, Vlaams
Brabant heeft 16 zetels, maar geen Franstaligen. Maar ze hebben het inschrijvingsrecht
ingevoerd: Franstalige inwoners kunnen op een lijst aanduiden dat ze in Brussel willen
stemmen (komt voort uit het Egmontpact).
De financieringswet wordt ook grondig gewijzigd. Na 10 jaar zal de opbrengst die gewesten
krijgen uit de personenbelasting gekoppeld zijn aan de inkomstenbelasting.
De gewesten gaan nog meer fiscale
bevoegdheden krijgen maar men gaat de federale begroting versterken door de nieuwe
bevoegdheden van de gewesten gepaard te laten gaan met minder financiering.
De sociale zekerheid wordt ook verdeeld (stukken gaan naar de gemeenschappen, anderen
naar de GGC voor BXL).
• Zesde SHV
Voor heel bevoegdheden gaat de bevoegdheid pas over als er een samenwerkingsakkoord is
bereikt. Dit is een techniek om de gewesten en
gemeenschappen beter overeen te doen komen.
SOCIAALECONOMISCHCONFLICT (1974-2016)
• Oliecrisis (’74-’75)
In het Midden-Oosten is er een oliecrisis. De grondstoffen en energie worden steeds duurder en
ook de productie ervan. Hierdoor wordt de marge steeds kleiner. Er wordt minder verkocht, dus er
moeten mensen ontslaan worden en hierdoor is er nog minder koopkracht. Er gaat een
verplaatsing van het kapitaal gebeuren naar de goedkoopste landen. Nationaal heeft deze crisis
ook effecten. De werkloosheid stijgt, waardoor de sociale zekerheid meer uitgaven moet doen en
dit leidt tot een deficit (tekort).
• Probleem oliecrisis
Het Sociaal Pact liet uitschijnen dat de
productiviteit van de werknemers zou stijgen wanneer de lonen zouden stijgen.
Tijdens de Oliecrisis is er een uittocht van werkgevers, zijn er minder inkomsten voor de sociale
zekerheid/overheid en staat er meer druk op het statuut van de werknemers.
• Reactie
Men gaat mensen tijdelijke jobs bij de overheid geven, oudere mensen ontslaan om jongere
mensen in dienst te kunnen nemen
(brugpensioen), er is een stagflatie
(=overheidsuitgaven stijgen en de economie stagneert), er is een deficit van 16%, een staatsschuld
van 100% van het BNP (Bruto Nationaal Product) en een overheidsbeslag van 60%.
• Neoliberalisme
Dit is een nieuwe vorm van de oude liberale doctrine. Zij gaan een Keynesiaans beleid voeren
met veel overheidsinterventies.
Het monetarisme (concentreert zich op de vraag en aanbod van geld) is de tegenpool van het
Keynesianisme. De overheid gaat besparen, het aanbod stimuleren, de inflatie bestrijden en
besparen op investeringen.
Er komt een technologische verbetering aan het kapitaal door machines, een daling van
transportkosten en werken zonder een stock. De samenleving ondergaat een transformatie: de
eenvoudige jobs gaan verdwijnen (steeds meer en meer carrière), de productiviteitsgroei mindert,
er wordt steeds meer inkomen gehaald uit kapitaal en niet meer uit de arbeid (verhuren van
huizen, dividenden, aandelen, beleggen, …)
• Regering Martens
Er was een doorbraak in het Neoliberalisme: de kosten voor de werkgevers dalen (er komen tijdelijke
contracten, interimcontracten, verlenging van de arbeidsduur, …), de lonen dalen en de dividenden
stijgen (de winsten gaan naar de aandeelhouders), de werknemers moeten aandeelhouder worden
(Wet Cooreman-De Clercq).
• Crisis 2008-2009
In BE zitten we op dat moment ook in een politieke, communautaire crisis. De partijen gaan
beslissen om geen politiek punt te maken rond de redding van de banken.
In 2011 beslissen we zelfs om Dexia te
nationaliseren (overheidsbank). Dexia is virtueel failliet.
De staatsschuld gaat overal in EU stijgen (BE schuld gaat richting 110%).
EU wil alleen de spaarders redden en niet de aandeelhouders.
Ethias heeft veel openbare besturen als klant, een spaarproduct doet hun bijna failliet gaan. Ze
moeten gered worden.
BE is relatief goed uit die crisis gekomen (banken hebben zich hersteld en hebben alles kunnen
terugbetalen).
EU had een probleem gecreëerd met de euro: alle landen kunnen goedkoper lenen, maar
sommige landen hebben die marge gebruikt om andere uitgaven te doen (begroting vervalst, o.a.
Griekenland).
De EU centrale bank begint met haar aankopen terug te schroeven (staatsschulden zijn terug
credibel).