PWS Compleet Zesde Versie Geertje Verbeterd PDF

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 136

Profielwerkstuk 6 VWO

INVLOED VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG


TOEN EN NU

Roos Bugter
Nienke Raaijmakers
Geertje van Raak
Britta Wetzels

Begeleider: dhr. C. van der Heijden

mei 2014 – februari 2015


Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE 1

INLEIDING 5

HYPOTHESE 8

DEELVRAAG 1. WELKE INVLOED HAD/HEEFT DE TWEEDE WERELDOORLOG OP DE NIET-VERVOLGDE


NEDERLANDERS? 9

HOE RAAKTE DEZE GROEP BETROKKEN BIJ DE OORLOG? 9


HET VERZET 10

ANDERE OMSTANDERS 15

GEVOLGEN 16

DEELVRAAG 2: WAT WAS DE SOCIALE INVLOED VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG OP DE


NEDERLANDSE JODEN, TOEN EN NU? 18

BETROKKENHEID BIJ DE TWEEDE WERELDOORLOG 18


HITLERS STREVEN NAAR ZIJN IDEALE WERELD 19
DEPORTATIE 21
HET TEGENHOUDEN VAN DE JOODSE VERVOLGING 22
DE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN VAN DE KAMPEN 22
DE OMSTANDIGHEDEN IN DE KAMPEN 24
DE DIRECTE GEVOLGEN VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG 28
70 JAAR NA DE BEVRIJDING: DE GEVOLGEN VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG OP DE HUIDIGE SAMENLEVING 31
KORTOM… 34

DEELVRAAG 3: WAT WAS DE SOCIALE INVLOED VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG OP DE NSB’ERS


TEN TIJDE VAN DE OORLOG EN WELKE VAN DIE INVLOEDEN ZIJN IN HET HEDEN NOG ALTIJD VAN
TOEPASSING? 36

3.1 INLEIDING 36
3.2 DE NSB: EEN BEKNOPTE GESCHIEDENIS 37
3.3 HET LEVEN VAN ANTON MUSSERT 38
3.4 DE INVLOED VAN NSB-PROPAGANDA 40
3.5 DE INVLOED OP NSB’ERS TOENTERTIJD 41
3.6 DE INVLOED OP ‘DE KINDEREN VAN DE NSB’: NSB’ERS VAN NU? 42
3.7 DE INVLOED OP KLEINKINDEREN VAN NSB’ERS 44
3.8 STICHTING WERKGROEP HERKENNING 45
3.9 CONCLUSIE 47

2
DEELVRAAG 4: WAT WAS DE SOCIALE INVLOED VAN DE TWEEDE
WERELDOORLOG OP DE NEDERLANDERS IN NEDERLANDS-INDIË TEN TIJDE VAN
DE OORLOG EN WELKE VAN DEZE INVLOEDEN ZIJN IN HET HEDEN NOG ALTIJD
MERKBAAR? 49

HET BEGIN VAN DE OORLOG IN NEDERLANDS-INDIË 49


HET AFZIEN VAN DE NEDERLANDERS IN NEDERLANDS-INDIË TIJDENS DE OORLOG 50
KRIJGSGEVANGENEN 51
VROUWENKAMPEN 52
MANNENKAMPEN 53
JONGENSKAMPEN 54
JODENKAMPEN 56
HET LEVEN BUITEN DE KAMPEN 56
GEDWONGEN PROSTITUTIE 58
SOCIALE INVLOEDEN TEN TIJDE VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG 58
SOCIALE INVLOEDEN IN HET HEDEN 59

WAT IS DE SOCIALE INVLOED VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG OP DE HUIDIGE SAMENLEVING? 61

OMSTANDERS 61
VERZET 61
JODEN 61
NSB’ERS 61
NEDERLANDERS IN NEDERLANDS-INDIË 62
ONZE ENQUÊTE 62
DE HUIDIGE GENERATIE 62

CONCLUSIE 63

DE NIET-VERVOLGDE NEDERLANDERS 63
DE JODEN 64
DE NSB’ERS 64
DE NEDERLANDERS DIE IN NEDERLANDS-INDIË WOONDEN 65

ONDERWERP, HOOFD- EN DEELVRAGEN 66

PLAN VAN AANPAK 67

BRONNENLIJST 68

BIBLIOGRAFIE DEELVRAAG 1 68
BIBLIOGRAFIE DEELVRAAG 2 69
BIBLIOGRAFIE DEELVRAAG 3 71
BIBLIOGRAFIE DEELVRAAG 4 73

3
EVALUATIE NIENKE 74

EVALUATIE ROOS 75

EVALUATIE GEERTJE 76

EVALUATIE BRITTA 77

LOGBOEK 78

NIENKE 78
GEERTJE 79
ROOS 80
BRITTA 81
PLANNING 82

BIJLAGE 1: INTERVIEW MET NIENKE’S OMA: JOKE RAAIJMAKERS-SWAANS 84

BIJLAGE 2 90

BIJLAGE 3: LOCATIES WOII IN TILBURG 106

BIJLAGE 4 107

BIJLAGE 5: ENQUÊTERESULTATEN 108

BIJLAGE 6: HERINNERING AAN DE OORLOG VAN DHR. WIM BUGTER 117

BIJLAGE 7: TILBURG IN DE TWEEDE WERELDOORLOG 119

BIJLAGE 8: VERKLARENDE WOORDENLIJST 121

BIJLAGE 9: SAMENVATTING VAN DE GASTLES VAN ANTON STEPHAN. 124

BIJLAGE 10: PROCLAMATIE VAN H.M. DE KONINGIN 125

BIJLAGE 11 126

BIJLAGE 12: DE TROUW 127

BIJLAGE 13: GROTE NEDERLANDSE VERZETSHELDEN 129

4
Inleiding

In 1933 kwam Adolf Hitler in Duitsland aan de macht. Met zijn nationaalsocialistische partij
wilde hij alle macht in Duitsland en Europa hebben. Joden waren de schuld van alle ellende in
Duitsland, volgens Hitler. Hij moest, en zou, met hen afrekenen. Met behulp van
propagandamiddelen, zoals radio, kranten en televisie, werd het volk langzaamaan
gehersenspoeld. Constant waren Hitlers speeches en ideeën overal in Duitsland te horen.
Verzet werd niet getolereerd.
In 1938, van 9 op 10 november, vond de Reichskristallnacht plaats: winkels van Joden
werden geplunderd, synagogen werden in brand gestoken en een aantal Joden (91) werden
opgepakt en vermoord. Veel Joden uit Duitsland en het bezette Oostenrijk vluchtten, vooral
naar Nederland. In Westerbork werd een speciaal kamp gebouwd, Centraal Vluchtelingen-
kamp Westerbork, om de Joodse vluchtelingen op te vangen.

In mei 1940 viel Hitler Nederland binnen. Om snel naar Frankrijk te kunnen gaan, wilde hij
Nederland in korte tijd veroveren. Dat ging naar zijn idee niet snel genoeg, en dus besloot hij
om Rotterdam te bombarderen. Hierbij kwamen ruim 900 mensen om het leven en de stad lag
in puin. Nederland gaf zich over.
In het begin viel de bezetting voor de meeste
Nederlanders wel mee, maar voor de Joden was dat
anders: zij kregen allerlei plichten en veel dingen
werden verboden. Zo mochten zij geen auto meer
rijden en niet meer naar de bioscoop, kwamen er
speciale Joodse scholen en moesten zij een Jodenster
dragen.

In februari 1941 werden bij een zogeheten razzia 400


Joodse mannen opgepakt. Zij kwamen in het
Oostenrijkse kamp Mauthausen terecht, waar zij al snel
stierven.
Amsterdammers gingen in staking, de Februaristaking.
Dit gebeurde op 25 en 26 februari. De staking werd
hard neergeslagen. Het was de eerste keer dat de Duitsers met (hard) geweld optraden.
1: Razzia februari 1941: 400 Joden worden door de
Vanaf toen durfden de meeste mensen niets meer te Duitsers opgepakt en vervoerd naar kamp Schoorl
ondernemen. Vanaf 1941 moesten Joden hun geld en
bezit inleveren en kwamen er nog meer maatregelen. Parken, musea, dierentuinen,
bibliotheken etc. waren niet meer toegankelijk voor Joden.

Joden, Roma en Sinti (zigeuners) werden naar kamp Westerbork gebracht. Vanuit daar gingen
ze in goederenwagons naar kampen in Oost-Europa, waar de meesten direct na aankomst in
gaskamers werden vermoord.
Ze kwamen terecht in Sobibor (Polen), Auschwitz (Polen), Theresienstadt (Tsjechië),
Ravensbruck (Duitsland) of Bergen-Belsen (Duitsland). Hier zijn 102.000 Nederlandse Joden
vermoord. Nog geen 5000 overleefden de kampen.

20.000 Joodse mensen hebben door middel van onderduiken de oorlog overleefd, maar dat
was erg moeilijk en gevaarlijk.

5
Het verzet kwam in Nederland pas goed op gang toen de meeste Nederlandse Joden al waren
afgevoerd. In april en mei 1943 was er een grote, landelijke staking uit protest tegen het
wegvoeren van Nederlandse mannen die in Duitsland dwangarbeid moesten verrichten.
Verzetsstrijders werden in kampen (Amersfoort, Vucht, Dachau, Natzweiler of Neuengamm)
opgesloten. Velen kwamen om.

In Nederland werd de sfeer steeds grimmiger. Op het platteland viel het nog wel mee, maar na
verloop van tijd kregen de Nederlanders een hekel aan de Duitsers en hun Nederlandse
hulpjes (de NSB'ers).

In de zomer van 1944 werd bekend dat de bevrijders (VS, Engeland en Canada) onderweg
waren. NSB'ers vluchtten naar Duitsland, op 5 september (Dolle Dinsdag).
De bevrijders probeerden over de Rijn te komen, maar de Slag om Arnhem werd een
nederlaag voor de geallieerden. In 1944 was het zuiden al wel bevrijd, na een zware strijd.
Het westen kreeg te maken met de Hongerwinter. Meer dan 20.000 mensen stierven, vooral in
de grote steden.
Voedselpakketten uit de lucht maakten eind april / begin mei een eind aan de honger. Op 5
mei 1945 was Nederland bevrijd.

Pas na een tijdje werd duidelijk hoeveel mensen er waren omgekomen in Oost-Europa, en wat
er met hen gebeurd was.
Er was dus weliswaar sprake van vrijheid, maar niet van bevrijding.

Nu, bijna zeventig jaar na de bevrijding, leeft het onderwerp De Tweede Wereldoorlog nog
steeds in onze samenleving. Onlangs zijn er in Israël en Palestina weer rellen geweest: nog
steeds hebben de Joden geen eigen, veilige verblijfplaats gekregen, wat hen wel was beloofd.
Rondom het kader ’70 jaar jubileum’ zijn er veel activiteiten georganiseerd. In Nederland,
maar ook in omringende landen. Nog steeds wordt er veel nagedacht over de slachtoffers en
het onbegrip over hoe dit ooit heeft kunnen gebeuren zal zeker nog voor een lange tijd blijven
bestaan.
Tijdens het 60-jarige jubileum werden in kamp Westerbork alle 102.000 namen voorgelezen.
Alle 102.000 Nederlandse slachtoffers werden speciaal genoemd, en dit ging niet alleen
overdag aan een stuk door, maar ook ’s nachts, totdat álle namen waren genoemd. Verder is er
een speciaal monument ontworpen, waarbij 102.000 stenen van verschillende maten, allen
met een davidsster erop, naast elkaar staan. Per Nederlandse provincie bestaat er een groepje
stenen. Het idee hierachter was, dat aantallen wel onthouden worden, maar dat het pas
duidelijk was hoeveel mensen 102.000 mensen eigenlijk zijn als we het met eigen ogen
kunnen zien. Het is een enorm aantal, en het is natuurlijk verschrikkelijk dat deze mensen,
puur om hun geloof eigenlijk, zijn omgebracht.

Met het idee in ons achterhoofd, dat we wel


wat meer zouden willen weten over deze
interessante, heftige, multi-causale oorlog en
het feit dat we nog steeds veel van de
gevolgen van deze oorlog kunnen merken,
wilden we ons profielwerkstuk graag over de
Tweede Wereldoorlog doen. We hebben
onderzocht welke invloed en gevolgen de
oorlog had op, en voor, de volgende vier
groepen: Nederlandse Joden, NSB’ers,

2: Monument kamp Westerbork, ten nagedachtenis van de 6


102.000 Nederlandse Joodse slachtoffers in WO II
Nederlands-Indiërs en de ‘gemiddelde Nederlander’, wat dus Nederlanders waren die geen lid
waren van de NSB en die niet Joods, Roma of Sinti waren.

De Tweede Wereldoorlog heeft erg veel slachtoffers gemaakt. Voor Nederland bedroeg het
aantal doden ‘slechts’ 2,3% van het inwonersaantal, maar dat zijn er wel bijna 200.000
geweest, zoals we kunnen aflezen in onderstaande tabel. 200.000 te veel. Laten we hopen dat
een dergelijke oorlog nooit meer plaatsvindt. Hopelijk kunnen we het met de kennis die we nu
van de Tweede Wereldoorlog hebben, voorkomen. Het is belangrijk dat de verhalen van de
Tweede Wereldoorlog goed bewaard blijven, en gebruikt blijven worden in onder andere
geschiedenislessen op scholen.

Land Inwoneraantal Militaire Burger- Joodse Totaal Doden in


slachtoffers slachtoffers Holocaust aantal % van het
slachtoffers doden inwoner-
aantal
Nederland 8.729.000 7.900 88.900 102.000 198.800 2,32%

Slachtoffers Tweede Wereldoorlog, Wikipedia

7
Hypothese

Wij verwachten dat de Tweede Wereldoorlog in zowel 1939-1945 als 2014 invloed heeft
gehad op de samenleving. We weten nog niet in hoeverre de oorlog van invloed is geweest,
maar dát er invloed is geweest staat al wel vast.

We willen met behulp van onderzoek erachter komen in hoeverre de oorlog nu daadwerkelijk
invloed heeft gehad op het dagelijks leven in 1939-1945 in Nederland en welke invloed de
oorlog nu nog steeds, in 2014, heeft op het dagelijks leven van de eerste-, tweede- en derde-
generatie oorlogsslachtoffers.

De groepen die we hierbij gaan onderzoeken zijn de volgende:


 De ‘daders’: de NSB
 De ‘middenstanders’
 De ‘slachtoffers’: Joden en de Nederlanders die in Indië woonden

Door middel van vergelijking binnen deze groepen en deze groepen totaal verwachten we
bepaalde verbanden, contrasten of tegenstellingen te kunnen ontdekken of herkennen.

We verwachten dat de invloed van de Tweede Wereldoorlog niet objectief meetbaar is en we


vooral af zullen moeten gaan op persoonlijke verhalen in plaats van statistiek. Uit deze
persoonlijke verhalen kunnen we wellicht patronen herkennen en hieruit conclusies trekken.

8
Deelvraag 1. Welke invloed had/heeft de Tweede Wereldoorlog op de
niet-vervolgde Nederlanders?

Allereerst: wat bedoel ik met ‘niet-vervolgde Nederlanders’? Onder de niet-vervolgde


Nederlanders vallen, in dit werkstuk, de
Nederlanders die niet Joods waren, niet Sinti, niet
Roma, niet homoseksueel, niet gehandicapt, geen
Vrijmetselaar, geen Jehova’s getuige, geen Vrije
Bijbelonderzoekers, niet Esperantist en niet tot een
Slavisch volk behoorden. Kortom; iedereen die niet
als mikpunt werd aangewezen door de Duitsers.

De laatste tijd wordt er erg veel over de oorlog

gesproken. Velen vinden dat logisch, het is namelijk Vervolgde groepen en slachtoffers
zo dat de laatste mensen die actief de Tweede
Wereldoorlog hebben meegemaakt, de laatste oorlogsslachtoffers, bijna allemaal overleden
zijn. De oorlog begon in 1940, en de volwassenen van toen zijn er nog maar heel weinig die
daarover nog kunnen vertellen. Maar nu komen we op een punt dat ook de jongeren van die
tijd zo oud worden dat ze overlijden. Het is goed ons te blijven herinneren wat er in die tijd
allemaal gebeurd is, en hoe het mogelijk is dat het zo ver heeft kunnen komen. Want iedereen
zal het erover eens zijn; zoiets mag nooit weer gebeuren.

Hoe raakte deze groep betrokken bij de oorlog?

In de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, was er op veel plekken in de


wereld politieke onrust. In Amerika crashte in 1929 de beurs en ook in Europa ging het niet
helemaal goed met de economie. Mede door de armoede was ook in Nederland de opkomst
van het nationaalsocialisme mogelijk, en
Anton Mussert richtte de N.S.B. op.

Vooraf aan de Nederlandse Invasie, had


Nederland eigenlijk aangekondigd
neutraal te blijven. In de Eerste
Wereldoorlog waren ze dat en dat was ze
goed bevallen. De Duitsers stemden
daarmee in. Maar pas laat drong tot de
Nederlanders door dat de Duitsers
helemaal niet van plan waren om zich
daar aan te houden. Pas in 1939, toen de
Wim Bugter, tweede rij, tweede van links. De mobilisatie die
geallieerden Duitsland de oorlog moest zorgen dat Nederland neutraal kon blijven.
verklaarden, mobiliseerde Nederland.

De Duitse aanval op Nederland die op 10


mei begon, betekende voor Nederland het begin van de Tweede Wereldoorlog. Tegelijkertijd
9
viel Duitsland ook België en Luxemburg binnen. Op 14 mei eisten de Duitsers de overgave
van Rotterdam, de Nederlanders gaven toe, maar Rotterdam werd toch gebombardeerd. Na dit
bombardement besloot Nederland om zich over te geven. De oorlog was een feit.

Het verzet
Wat is dat eigenlijk, verzet? Dat vrijwel alle Nederlanders de bezetting afwezen lijkt
overduidelijk. Maar je verzetten, is nog iets heel anders. Bovendien waren er verschillende
soorten verzet. Er is namelijk een groot verschil tussen 'ergens tegen zijn' en je actief
verzetten. Waarom verzet iemand zich? Waarom zou je op straat anti-Duitse liedjes zingen, of
je onttrekken aan de tewerkstelling in Duitsland? Joden en andere vluchtelingen aan een
onderduikadres helpen? Verzetskrantjes verspreiden, persoonsbewijzen vervalsen, of
verraders vermoorden? Waarom zou je dat doen terwijl je weet dat het je leven kan kosten?

De meeste mensen vonden het in het begin van de oorlog slecht en vreemd dat er ineens
zoveel regels waren voor Joden. Ze mochten het park niet meer in, ze mochten niet meer naar
de bioscoop en later moesten ze een ster op hun kleren borduren, zodat makkelijk te zien was
dat ze Joods waren. Aanvankelijk waren er vrij veel mensen die daartegen in opstand
kwamen, zoals ze deden bij de februari staking, in 1941 (NTR, 2004). 1

De Joodse handelaren die in 1941 op het Waterlooplein in


Amsterdam werkten, werden steeds vaker lastig gevallen door
de ‘Zwarthemden’ (de NSB’ers). Totdat de maat vol was. In
februari 1941 waren er een paar Amsterdamse dokwerkers,
onder leiding van Kostman, de eigenaar van een boksschool,
die de Joden en hun waar gingen beschermen. De
Zwarthemden waren het hier niet mee eens, en ze bleven de
Joden terroriseren. In de loop van de maand botsten deze twee
partijen verschrikkelijk en het liep uit op een grote vechtpartij.
Bij deze gewelddadige verzetspoging werd er een man
vermoord. Dat was Koot, een Zwarthemd. De Duitsers waren
woedend en als tegenactie hebben ze vierhonderdvijfentwintig
De Dokwerker, monument ter Joodse mannen opgepakt. De Amsterdammers waren onder de
nagedachtenis aan de indruk al dan niet gechoqueerd door deze actie en kwamen
Februaristaking op het Jonas Daniel
Meijerplein in Amsterdam. Op de weer in opstand. Deze keer was hun actie een stuk minder
achtergrond is de Portugese
Synagoge.
gewelddadig, ze hielden een staking. Maar de toon was gezet.
(NTR, 2004)2

1
NTR. (2004, februari 24). Vroeger & zo. Opgeroepen op november 30, 2014, van School Tv:
http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20040224_februaristaking01/

2
NTR. (2004, februari 24). Vroeger & zo. Opgeroepen op november 30, 2014, van School Tv:
http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20040224_februaristaking01/

10
De Duitsers namen strenge maatregelen tegen dit soort acties, en naarmate de oorlog
vorderde, gingen steeds minder mensen de ideeën van de Duitsers in twijfel trekken. Ze waren
het nog steeds niet allemaal eens met de ideeën, maar velen durfden geen verzetsacties meer
te plegen, uit angst voor het geweld.

De mensen die zich wel verzetten, werkten meestal in kleine groepen. Hoe minder mensen er
namelijk van wisten, hoe beter. Soms hadden deze verzetsgroepen contact met andere
verzetsgroepen. Maar meestal niet, omdat dat te gevaarlijk was. Van de Duitsers mochten
deze verzetsgroepen natuurlijk niet bestaan! Ze waren onwettig, zeiden ze.

Al meteen vanaf het begin van de Duitse bezetting waren er Nederlanders die verzet pleegden
tegen de Duitsers. In de eerste jaren van de oorlog had het verzet een bescheiden karakter.
Vanaf 1943 nam het duidelijk in omvang toe. In grote lijnen zijn er drie vormen van verzet te
onderscheiden: passief verzet, actief niet-gewelddadig verzet en gewelddadig verzet.

Passief verzet hield in dat men niet meewerkte aan de door de Duitsers opgelegde
maatregelen. Velen leverden bijvoorbeeld hun radio niet in, toen dat werd bevolen. Op
Koninginnedag (toen 31 augustus) zetten veel mensen oranje bloemen voor de ramen, hoewel
iedere uiting van oranjegezindheid verboden was. Er waren mannen die niet kwamen opdagen
nadat ze werden opgeroepen. Mensen stuurden Duitsers opzettelijk de verkeerde kant op of
weigerden ze de weg te wijzen.

Hoewel al deze daden natuurlijk meehielpen tegen de bezetting, waren het niet deze pogingen
die die het meest hebben meegeholpen als het gaat om mensen redden. Soms werkten de
mensen in het verzet juist elkaar tegen. De Duitsers raakten namelijk geïrriteerd door veel
acties van het passief verzet. Ze vonden het vervelend dat ze de verkeerde kant op werden
gestuurd en dat er nu weer tientallen jongens misten bij de opgeroepen. Hierdoor raakten ze
zo boos dat ze als wraakacties vaak een razzia hielden, waarbij ze Joodse gezinnen oppakten,
en soms ook anderen.

Actief niet-gewelddadig verzet was de


belangrijkste vorm van verzet. Het passief
verzet deed vooral veel dingen niet, maar het
actieve verzet voegde daar nog wat aan toe. De
organisatie die zich hiervoor verdienstelijk
maakte was de Landelijke Organisatie voor
Hulp aan Onderduikers, kortweg LO genoemd.
Belangrijke leiders van de LO waren mevrouw
H.Th. Kuipers-Rietberg (verzetsnaam 'Tante
Riek') en dominee F. Slomp ('Frits de
Vals persoonsbewijs, waarvan de letter ‘J’ is
verwijderd Zwerver'). De organisatie, die een protestantse
achtergrond had, zorgde voor onderduikadressen, voedselbonnen en valse persoonsbewijzen.

11
Hiervoor was weer de Persoonsbewijzen Centrale (PBC) onmisbaar, want zonder
persoonsbewijs kon je geen voedselbonnen krijgen. Van groot belang voor de financiering
van het verzet was het Nationaal Steunfonds (NSF). (Verzet, 2004)3

Zo zorgden zij bijvoorbeeld voor de vervalste persoonsbewijzen voor Joden, een waar geen
‘J’ opstond. Ook waren zij de mensen die zelf als onderduikadres fungeerden en die nieuwe
adressen regelden. Joden konden dan bij hen en anderen intrekken, waardoor ze voor de
Duitsers praktisch onmogelijk te vinden waren. Maar om al die onderduikers te voeden, waren
wel veel bonnen nodig, want al het eten was op de bon. Daar zorgden ze ook voor, door de
bonnen te stelen of te vervalsen.

Deze medewerkers van het verzet waren ook degenen die vonden dat iedereen het recht had
om precies te weten waar de Duitsers mee bezig waren. Nu de bezetters de radio’s hadden
ingepikt en het hadden verboden om nog slechte dingen over de bezetters te schrijven in
kranten, was dat vrijwel onmogelijk geworden. Daarom bedachten de verzetsmensen een
plan. Ze zorgden ervoor dat ze hun eigen krantjes drukten, waarin ze spotprenten over de
Duitsers plaatsten en waarin ze hun bezetters zwart maakten. Ook stonden in deze kranten
waar de Amerikanen, Engelsen en Russen waren aangemeerd en hoe ver ze waren in het
proces om de Duitsers te verslaan. Ze verspreidden deze krantjes in het grootste geheim,
omdat de straf die hierop stond torenhoog was.

Er waren ook geallieerden die hulp nodig hadden, bijvoorbeeld als ze waren neergestort. Het
kwam nogal eens voor dat hun vliegtuigen pech hadden en dat
ze in vijandig gebied terechtkwamen. Daar moesten ze
natuurlijk geholpen worden, omdat ze meer dan eens gewond
waren geraakt. De verzetsmensen zorgden ook voor hen voor
onderduikadressen en bonnen om te eten. Voor deze groep was
dat echter nog moeilijker, omdat ze, buiten de bonnen en
adressen, ook nog medische hulp nodig hadden. Bovendien
spraken ze meestal geen of gebrekkig Nederlands, waardoor
het lastig was om te doen alsof het familieleden waren die bij
de hun waren komen wonen. Maar de verzetsstrijders deden
dapper hun best.

Tegelijkertijd waren er veel mensen die spioneerden bij de Hannie Schaft ‘Het meisje met
het rode haar’
Duitsers. Daar bestonden ook misverstanden over. Als je
namelijk aanpapte met de Duitsers om informatie van ze los te krijgen was de kans groot dat
je door de Nederlanders als verrader werd gezien. Deze vorm van verzet was vaak echter wel
effectief. Er zijn vele verhalen bekend van mensen waarvan werd gedacht dat ze fout waren in
de oorlog, maar waarvan later bleek dat ze onderduikers in hun huis hadden. Deze
3
Verzet. (2004). Opgeroepen op november 30, 2014, van Oranjehotel Nationaal Archief:
http://oranjehotel.nationaalarchief.nl/introductie/verzet/

12
protestvorm was dus wel heel gevaarlijk, omdat je door beide partijen als verrader kon
worden gezien.

Als de Duitsers invallen deden bij deze mensen en er werden verdachte of illegale spullen
aangetroffen, zoals een radio, verzetskrant of als er een onderduiker werd ontdekt, dan werden
de spullen in beslag genomen en de mensen afgevoerd. Ze kwamen dan vast te zitten en
werden veelal zonder proces veroordeeld. Een geliefde straf van de Duitsers was de
doodsstraf. Dat was snel, het zond een goede boodschap uit, en ze waren gegarandeerd af van
hun probleem. Het was dus erg gevaarlijk, en dat was de reden dat velen besloten om niet mee
te doen aan het verzet.

Het gewelddadig verzet was in Nederland niet zo groot. De grootste groep van deze mensen
zat al bij het verzet, maar deze mensen waren bereid om nog meer te doen dan de anderen
deden. Om aan extra bonnen voor onderduikers te komen, moesten bijvoorbeeld soms de
distributiecentra worden overvallen of er moesten belangrijke, gevaarlijke mensen worden
geliquideerd. Op zulke momenten probeerden de mensen in het verzet iemand te vinden die
daartoe in staat was. Hannie Schaft was bijvoorbeeld een van de mensen die gewelddadig
verzet pleegden. Zij heeft verschillende protestacties gepleegd, waaronder een
elektriciteitscentrale proberen onklaar te maken en een politiekapitein proberen te elimineren.
Vele acties mislukten en uiteindelijk is Schaft vermoord door de Duitsers. (Hannie Schaft; het
meisje met het rode haar, 2002-2014) 4 (bijlage 13)Dat was een lot dat alle gewelddadige
verzetsstrijders ten deel viel als ze werden opgepakt.

De belangrijkste organisaties die zich met gewelddadig verzet bezighielden waren:


-De Landelijke Knokploegen (LKP), die vaak samenwerkten met de LO
-De Raad van Verzet (RVV), waarin met name communisten actief waren
-De Ordedienst (OD), waarin veel oud-officieren actief waren

De OD verschilde in zoverre van de andere organisaties, dat zij als hoogste doel had om aan
het einde van de oorlog een eventueel gezagsvacuüm op te vullen. Aan het einde van de
Eerste Wereldoorlog was het namelijk overal in Europa tot revolutiepogingen gekomen. Ook
in Nederland leek aan het einde van de Eerste Wereldoorlog een revolutie ophanden. Ze
waren bang dat er chaos zou uitbreken als de oorlog afgelopen zou zijn en de mensen klaar
zouden zijn voor een veranderde bestuursvorming. De OD wilde een dergelijke situatie aan
het eind van de Tweede Wereldoorlog voorkomen en de Koningin moest weer veilig op haar
troon komen.

In 1944 bereidde men zich voor op de bevrijding van Nederland. De gewapende


verzetsgroepen wilden hun hulp aan de geallieerden aanbieden. De LKP, RVV en OD werden
in het najaar van 1944 samengevoegd tot de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (de
4
Hannie Schaft; het meisje met het rode haar. (2002-2014). Opgeroepen op november 27, 2014, van
go2war2: http://www.go2war2.nl/artikel/1077

13
NBS of kortweg BS) en onder commando van Prins Bernhard geplaatst. De BS verleenden op
bescheiden schaal militaire hulp aan de geallieerden, met name door de inzet van het
Regiment Stoottroepen. Na de bevrijding werden leden van de BS ingezet bij de
gevangenneming en bewaking van Nederlanders die verdacht werden van collaboratie of
oorlogsmisdaden.

Na de oorlog waren de vele verzetsstrijders die het hadden overleefd bescheiden. Ze zeiden
dat ze nu eenmaal ‘hun plicht’ hadden gedaan. Maar er waren ook mensen, die veelal pas laat
bij het verzet waren gekomen, toen Duitsland al aan de verliezende kant was, die opschepten
over hun daden en de gevaren die ze hadden gelopen. Dat werd hen niet in dank afgenomen
door de verzetsstrijders die hard hadden gewerkt, omdat zij nu met de eer gingen strijken,
terwijl ze niets hadden uitgevoerd.

Na de bevrijding heeft het samenwerkende verzet niet die rol kunnen spelen die velen, onder
wie met name koningin Wilhelmina, voor het verzet in gedachten hadden gehad. Het verzet
was niet eensgezind waar het politiek betreft en de "oude" politieke structuren zoals de
politieke partijen en de verzuilde maatschappelijke organisaties namen al snel weer hun oude
plaats in.

Na de oorlog kregen veel verzetsstrijders een lintje als beloning. Ze


noemden de oorkonde ‘Het Verzetskruis’ Van het plan van de
regering om Verzetskruisen uit te reiken, kwam in deze sfeer niet
veel terecht. Het bleef bij één decoratie aan de gehandicapte
verzetsman Gerard Tieman. Er werden later wel postume
verzetskruisen verleend. In 1980 werd
een Verzetsherdenkingskruis ingesteld. Nederlanders die tijdens de
oorlog Britse en andere piloten uit het Britse Gemenebest en
ontsnapte militairen in veiligheid hadden gebracht, werden
onderscheiden met de Britse Medaille van de Koning voor Moed
tijdens het verdedigen van de Vrijheid. Voor minder gevaarlijke
Het Verzetskruis
verzetsdaden stelde George VI de Medaille van de Koning voor
Verdienste in het Belang van de Vrijheid in. (Het Nederlandse verzet in de jaren na de
Tweede Wereldoorlog)5

Van de mensen die vroeger in het verzet hebben gezeten, leven er velen niet meer. Een deel is
natuurlijk omgekomen of vermoord tijdens de oorlog, en een deel is inmiddels ook al
gestorven van ouderdom.

5
Het Nederlandse verzet in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. (sd). Opgeroepen op november 30,
2014, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlands_verzet_in_de_Tweede_Wereldoorlog#Het_Nederla
nds_verzet_in_de_jaren_na_de_Tweede_Wereldoorlog

14
Andere omstanders

‘Wir haben es nicht gewusst.’ Misschien wel het bekendste zinnetje


uit heel de oorlog. Maar was dat echt zo? Kan het zo zijn dat je naast
een concentratiekamp woont en niet weet wat voor gruwelijke
taferelen zich achter het hek afspelen? We zullen het misschien wel
nooit weten.

Veel Nederlanders geloofden na de oorlog niet dat er Duitsers waren


die nooit hebben geweten wat er allemaal gebeurde in zo’n kamp.
Maar er waren ook Nederlanders die in Vught of Westerbork
woonden en niet wisten wat er aan de gang was.
Hebben echt zoveel mensen
Er waren natuurlijk ook mensen die niet in het verzet gingen, omdat niks geweten van de
dat te gevaarlijk was. Een deel van deze mensen was zo bang voor de Holocaust? In dit boek
wordt dat door drie
Duitsers of was het eens met hun ideeën, dat ze zich aansloten bij hen
historici uitgezocht
en hun gebruiken overnamen. Deze mensen worden NSB’ers
genoemd, en in deelvraag 3 wordt dit onderwerp verder behandeld.

Maar het grootste deel van de Nederlandse bevolking koos ervoor om niets te doen. Ze waren
het niet eens met de Duitsers en hun ideeën, maar waren niet van plan er iets aan te doen. Vele
van deze ‘gewone omstanders’ leden wel onder de oorlog, ze hadden immers altijd honger en
leefden met angst, maar veel psychische problemen hebben ze er niet aan over gehouden.

Desondanks het feit dat de meeste Nederlanders geen trauma’s aan de oorlog overgehouden
hebben, zijn er ook velen die dat wel hebben.
In oktober 1942 werden zijn Joodse buren opgehaald door Duitse overvalwagens, zijn
favoriete buurvrouw voorop. Tot zijn schrik zag Arnoldi mevrouw Nieweg zonder haar mooie
bos krullen de vrachtwagen ingaan: kennelijk had zij altijd een pruik gedragen. Roelof wilde
die pruik gaan halen om zijn buurvrouw te helpen, maar dat werd door zijn vader verboden.
„Smekend keek ik mijn ouders aan, maar mijn vader was onverbiddelijk. ’Jodenvrienden
worden als Joden behandeld’, was zijn antwoord, ’het is te gevaarlijk’.” (Terpstra, 2007)6
(bijlage 12)

In de verhalenbundel ‘Machteloos’, waaruit het fragment van hierboven komt, zijn elf
verhalen van omstanders gebundeld. Ze vertellen een verontrustend verhaal, namelijk dat van
verschillende mensen die toekeken hoe hun vrienden, kennissen en buren werden
meegenomen en nooit meer zijn teruggezien. Uit al deze verhalen blijkt dat de oorlog ook van
deze bevolkingsgroep zijn tol heeft geëist. (bijlage 12)

6
Terpstra, A. (2007, mei 12). De trauma’s van de omstanders. De Trouw.

15
Maar wat het meeste spreekt uit de artikelen die te vinden zijn over deze bevolkingsgroep, is
dat degenen die aangeven er last van te hebben, of hebben gehad, zwaar in de minderheid zijn.
Als je zoekt naar omstanders in de Tweede Wereldoorlog, vind je voornamelijk verhalen over
het verzet, onderduikers en slachtoffers van vervolging of NSB’ers. De ‘gewone omstander’
laat zich niet makkelijk vinden.

Diegenen die wel van zich laten horen, die wel last hebben van wat de oorlog heeft gebracht,
zijn meestal zelf bewust bij de oorlog aanwezig geweest. Nadat de oorlog is geëindigd, gingen
de meeste mensen door, alsof er nooit wat was gebeurd, om te vergeten. Maar daardoor is de
oorlog bij sommigen nooit gestopt.

Gevolgen

Bij elke oorlog en bij elk conflict is er sprake van daders, slachtoffers en omstanders. Een
strenge afbakening van die rollen is niet altijd mogelijk, soms lopen ze door elkaar. Uiteraard
geldt dit ook voor de Tweede Wereldoorlog. Net als op andere plaatsen moesten nadien ook
in Nederland daders, slachtoffers en omstanders verder met elkaar én met hun erfenis van de
oorlog. In kleine dorpsgemeenschappen was dat vaak nog het lastigst, omdat mensen daar
meestal heel direct op elkaar waren aangewezen. Maar ook op andere plaatsen in Nederland
bleek het moeilijk om te vergeten en te vergeven. Mensen die ‘fout’ waren geweest in de
oorlog, en ook hun kinderen, werden door velen gemeden; niet alleen door slachtoffers, ook
door omstanders. Dat leverde veel spanningen op, tussen mensen onderling, maar ook in de
samenleving in bredere zin. Die erfenis van de oorlog is nog steeds niet helemaal verdwenen.
Uit de resultaten van de enquête blijkt, dat de mensen die de Tweede Wereldoorlog bewust
hebben meegemaakt, daar het meeste last van hebben gehad. De meeste mensen die dat
deden, leven echter niet meer. Van de mensen die de enquête hebben ingevuld blijkt dat
slechts 4,8% van de hen 70 jaar of ouder is, dus de meesten hebben de oorlog niet bewust
meegemaakt.

Van de mensen die de enquête, die wij voor dit


onderzoek hebben opgesteld, hebben ingevuld,
hangt slechts 6% het Jodendom aan. Maar terwijl
er maar zo’n laag percentage aangeeft de
doelgroep van de haat van de Duitsers te zijn
geweest, geeft een groot percentage aan dat ze
nog na de oorlog last hebben gehad van de
negatieve gevolgen. Zo heeft bijna 2% last gehad
van nachtmerries, en heeft ruim 7% nog steeds
Nederlandse mannen die meehielpen aan de negatieve vooroordelen jegens Duitsers.
wederopbouw

16
Wel geven velen aan dat ze in de huidige samenleving geen of nauwelijks invloeden van de
Duitse bezetting terug zien. Dit geeft een reëel beeld van de samenleving, omdat van de
ondervraagden 47,1% onder de dertig is. De jeugd van nu geeft dus aan dat zij geen of weinig
last meer hebben van de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog.

Veel mensen hebben na de oorlog nooit meer over willen praten over wat ze hadden gezien
of meegemaakt. Dat was voor hen het makkelijkst. Maar voor veel mensen die waren
opgegroeid in de oorlog en zich dus niet alles meer herinnerden, was dit vaak erg verwarrend.
Uit de herinneringen van mijn opa:

‘Over die oorlog en wat er allemaal gebeurde werd thuis nooit veel verteld. Zoals de meeste
mensen van die generatie deden werd ook door de grote hoeveelheid van dingen die er
gedaan moesten worden die ellende snel verdrongen. De wederopbouw begon…’ (Bugter,
1988)7(bijlage 6)

Inderdaad, de wederopbouw begon. Voor velen was dit de manier om met hun verlies en hun
trauma’s om te gaan, en het land moest toch opgebouwd worden. Zo sloegen ze twee vliegen
in een klap, dachten ze. Maar wat ze niet wisten, was dat ze hun kinderen zo alleen maar
slechter gingen helpen. Zij wisten niet precies wat er was gebeurd en ze durfden niets te
vragen, omdat ze wisten dat er over dit onderwerp niet gesproken mocht worden. Hun ouders
hadden geleefd in tijden van honger en angst, en dat scheen door in de normen en waarden die
ze hun kinderen aanleerden. Dat leidde bij veel kinderen tot een wat vervormde opvoeding.

De generatie die Nederland weer opbouwde na de oorlog, werkte hard en leerde dat je door
hard werken veel kunt bereiken. In relatief korte tijd maakten ze hun land weer bewoonbaar.
Ze wilden dat de oorlog nooit was geweest en deden hun best dat zo te laten lijken. Wat veel
mensen zich niet beseffen is dat veel van deze ‘omstanders’ zelf ook slachtoffers zijn
geworden van het Naziregime. Het waren mensen met trauma’s die probeerden daaroverheen
te komen door te werken en er ‘gewoon’ niet meer aan te denken.

Hoewel die generatie dat wegstoppen misschien gelukt is, blijkt het dat steeds meer mensen
van de volgende generatie ook trauma’s hebben overgehouden aan de verschrikkelijke
gebeurtenissen. Wat hun ouders probeerden te voorkomen, is toch gebeurd. En omdat we in
een tijd leven waarin we opener kunnen zijn over onze gevoelens, zijn er steeds meer mensen
die toegeven dat hun ietwat gebrekkige opvoeding, een gevolg van het ontkennen van de
Tweede Wereldoorlog door hun ouders, hen nog altijd parten speelt. En hoewel de nieuwe
generatie nu aangeeft dat ze niet of nauwelijks last heeft van de oorlog, blijft de vraag gelden:
gaat de oorlog ooit echt helemaal weg?

7
Bugter, W. (1988). Herinnering. Arnhem, Gelderland, Nederland.

17
Deelvraag 2: Wat was de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog
op de Nederlandse Joden, toen en nu?

Betrokkenheid bij de Tweede Wereldoorlog


De Nederlandse Joden raakten al meteen betrokken bij de
Tweede Wereldoorlog, eigenlijk zelfs al voordat de oorlog
was begonnen. Adolf Hitler nam antisemitistische ideeën
over. Hij maakte de Joden een zondebok en gaf ze de
schuld van zowel de Eerste Wereldoorlog als de
economische crisis. Veel Joodse mensen handelden in
juwelen, waardoor ze veel konden reizen en erg rijk
waren. Tijdens de economische crisis in de jaren dertig
waren de Joden juist degenen die nog veel geld hadden,
dankzij de juwelenhandel. Het was namelijk verboden
voor Joden om in gildeverband te werken en dus waren zij
op zoek gegaan naar andere beroepen. Ook zijdewever en
diamantbewerker waren geen zeldzame beroepen bij de Figuur 1: Adolf Hitler
Bron: www.crimemuseum.org
Joden, die onder andere met velen in Amsterdam
woonden. De Joodse Algemene Nederlandse Diamantwerkersbond was zelfs één van de
eerste vakbonden in Nederland8, blijkt uit gegevens van de Gemeente Amsterdam, die zijn
overgenomen op de website IsGeschiedenis.

Hitler gebruikte deze informatie voor extra invulling aan zijn antisemitistische ideeën: “Zie je
wel, zij hebben wel rijkdom en juwelen, en handel, en wij niet.”

Tijdens de Wannsee-conferentie9, die plaatsvond op 20 januari 1940, werd besloten dat de


Joden en andere groepen die de reinheid van het Derde Duitse Rijk in de weg zouden lopen
opgepakt, gedeporteerd en gedood moesten worden. Ook werd de manier waarop dit het
meest effectief kon gebeuren uitgebreid besproken. Er werd gekozen voor vergassing omdat
dit volgens de aanwezigen de minst pijnlijke dood zou zijn. Vervolgens zouden de lichamen
verbrand worden, zodat deze snel opgeruimd konden worden. Een achterliggende gedachte is,
dat je volgens het Joodse geloof juist per se begraven moet worden, en niet gecremeerd,
omdat ze wanneer de Messias komt ze kunnen opstaan uit de dood en met hem mee kunnen

8
Geschiedenis van de Amsterdamse Jodenbuurt, isgeschiedenis.nl
http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/geschiedenis-van-de-amsterdamse-jodenbuurt/
9
Wannseeconferentie, Wikipedia http://nl.wikipedia.org/wiki/Wannseeconferentie

18
naar een perfecte wereld en verlossing. Als ze gecremeerd zijn, zal dat niet meer lukken. De
Nazi’s waren hier van op de hoogte en bouwden in elk kamp een crematorium, zodat de
laatste wens van elke Jood die ze om zouden brengen, niet in vervulling kon gaan. Tijdens
deze conferentie werd ook beslist welke mensen onder ‘Joden’ en welke mensen niet onder
‘Joden’ zouden vallen. Voordat een beslissing kon worden genomen, vond er eerst een
discussie plaats. Men was het niet eens met de zogenaamde regels van het wel of niet Joods-
zijn. Sommigen vonden dat Joden die geboren waren uit een gemengd huwelijk of waarvan
één van de grootouders Joods was, Joods waren, maar anderen vonden dit juist niet.

Uiteindelijk werd besloten dat deze mensen wél Joods waren, behalve diegenen die 2:

- vóór 17 september 1935 getrouwd waren met iemand met Duits bloed. Dit omdat hun
kinderen gelijk gesteld zouden worden met Duitse kinderen;
- onmisbaar zijn voor de staat. Hoewel bij veranderende, dalende status in de toekomst deze
personen alsnog als Joods werden beschouwd.

Degenen die wél als Joods werden beschouwd, waren volgens de aanwezigen bij de Wannsee-
conferentie2:

- Mischlingen (kenmerken die hierboven staan genoemd) die afstammen van twee
Mischlingen van de tweede graad
- Mischlingen die zich niet laten steriliseren
- Mensen met een opvallend Joods uiterlijk
- Mensen die zich een Jood voelen, en zich daar ook naar gedragen

In november 1941 werden gedetailleerde plannen door Heinrich Himmler10 opgesteld en


ondertekend voor het concentratiekamp Auschwitz. Hierin kwam het begrip
“Entlausungsanlage mit Gaskammer” terug. Er moest een systematische vernietiging van
Joden komen, om het Derde Duitse Rijk rein te maken. De gaskamer werd omgeschreven als
een ruimte van 11,5 bij 11,2 meter, die tot 2500 mensen per keer kon vergassen. Tot en met
de evacuatie zijn in Auschwitz in totaal ongeveer 1.100.000 mensen omgekomen, waarvan de
meesten vergast zijn.

Hitlers streven naar zijn ideale wereld


Hitler wilde een groot rijk creëren, het Derde Duitse Rijk. Daarom viel hij onder andere op 10
mei 1940 Nederland, België en Luxemburg binnen. Als na een aantal dagen Rotterdam wordt
gebombardeerd, geeft Nederland zich over en is de Duitse bezetting een feit. Vanaf dit
moment had Hitler de macht in Nederland. Hij voerde allerlei plichten en verboden in voor de
Nederlanders. Heel geleidelijk aan kregen de Joden steeds minder rechten. Zo werden Joodse
winkels gesloten, en mochten zij niet meer naar de bioscoop. Vaak mochten ze ook niet meer
in parken komen, maar werden er wel speciale Joodse parken geopend. Het was echter geen
voorrecht om hier naartoe te gaan: je werd van alle kanten aangekeken. Het was absoluut geen

10
Leider van de SS, http://nl.wikipedia.org/wiki/Heinrich_Himmler

19
leuk dagje uit meer, de Joden voelden zich erg achtergesteld en geïntimideerd 11. Anne Frank
schrijft hier over in haar dagboek. Verder werd er een ‘Jeugdstorm’ (De Nationale
Jeugdstorm) opgericht, waar iedereen tussen de 12 en 18 jaar zich kon aanmelden, behalve de
Joodse kinderen. Er werden af en toe kampioenschappen gehouden. Uiteindelijk sloten zich
hierbij zo’n 16.000 kinderen aan12, waarvan voornamelijk kinderen van NSB’ers.

Alle verplichtingen die de Joden kregen opgelegd na de Duitse bezetting van Nederland13:

 Registratie van personen en hun bezit (tijdens het isolement, dat t/m februari 1941 duurde)
 Het dragen van een Jodenster
 Zomer 1941: een ‘J’ in het persoonsbewijs
 Alleen in speciale Jodenwinkels boodschappen doen
 Zomer 1942: oproepen om aan te melden voor deportatie

Alle verboden die de Joden kregen opgelegd na de Duitse bezetting van Nederland6:

 Per 1 februari 1941: geen niet-Joods personeel meer in de huishouding


 April 1941: niet langer toegestaan om te beschikken over een radiotoestel
 Juni 1941: niet langer toegestaan zich te bevinden bij de zee, het strand of zwembaden
 December 1941: niet langer toegestaan zich te bevinden in/bij:
- Cafés - Concertgebouwen
- Restaurants - Gebouwen voor lezingen
- Hotels - Gebouwen voor cabaret
- Grotere pensions - Overdekte bad- en zweminrichtingen
- Bioscopen - Musea
- Kerken - Openbare bibliotheken
- Leeszalen - Andere openbare gebouwen en delen van steden/wijken

Figuur 2: Bordje waarop stond Figuur 3: Bordje waarop stond dat Figuur 4: Mededeling van de burgemeester
dat Joden niet in dit park Joden niet in deze wijk mochten van Amsterdam: Joden mogen enkel nog
mochten komen. komen. op een paar markten in Amsterdam komen.
Geschatte datum: oktober 1941 Bron: wo2.webklik.nl November 1941
Bron: wikidelft.nl Bron: geheugenvanoost.nl

11
Het Achterhuis, Anne Frank
12
Nationale Jeugdstorm, http://nl.wikipedia.org/wiki/Nationale_Jeugdstorm
13
Joden in Delft rond de Tweede Wereldoorlog,
http://www.wikidelft.nl/index.php?title=Joden_in_Delft_rond_de_Tweede_Wereldoorlog

20
De verplichtingen en verboden voor Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog waren echter niet
de enige ‘maatregelen’. Door het dragen van een Jodenster werden ze overal herkend, en
dikwijls gecontroleerd op persoonsbewijzen. Door de Joodse winkels en parken was snel
duidelijk wie tot de Joden behoorden. Veel pro-Nazi’s scholden Joden uit of maakten hen op
een andere manier belachelijk. Langzaam aan werden de Joden onderdrukt, totdat het begin
van het dieptepunt was bereikt, rond de zomer 1942.

Deportatie
Alle Joden werden vanaf de zomer van 1942 opgeroepen zich aan te melden voor deportatie.
Vanaf 14 juli 1942 werden de eerste Joden gedeporteerd naar kamp Westerbork. Dit is ook
gebeurd met onze geïnterviewde, Louis (Loek) Bos. Later werden mensen niet meer
opgeroepen, maar na arrestatie afgevoerd. Niemand wist wat hem of haar te wachten stond.
Iedereen was bang en onzeker over de toekomst: wat zouden die Duitsers met hen gaan doen?
Sommigen dachten dat ze enkel tewerkgesteld zouden worden, anderen dachten juist ergere
dingen. Achteraf bleken beide ideeën waar te zijn.

Niet elke Jood kwamen opdagen na de oproep voor deportatie. Sommigen vluchtten naar het
buitenland, enkelen al voordat Hitlers troepen goed en wel in Nederland waren beland: zij
voelden de bui al langer hangen. Voor anderen was het te laat om onopvallend naar het
buitenland te vluchten. Zij zochten steun bij familieleden, kennissen of vreemden en doken
onder in hun huizen. Dat was niet zomaar even geregeld. Elke familie moest zorgen dat ze
met deze extra bewoners genoeg te eten zouden hebben, en dat het niet opvallend was dat er
ineens een grote groep mensen in een huis woonde in plaats van enkel een klein gezin. Veel
Joden die betrapt werden tijdens het voorbereiden van een onderduiking, zijn alsnog opgepakt
en gedeporteerd. De ouders van Anne Frank waren hier ook erg bang voor. Uiteindelijk is het
ze wel gelukt om onder te duiken, maar dat ging gepaard met erg veel angst en oplettendheid.

In totaal zijn er meer dan 104.000 tot 110.000 Joden gedeporteerd. Dit is namelijk het
geschatte aantal Joden dat is omgekomen in de werk- en concentratiekampen. Naast het
omkomen in concentratiekampen waren er natuurlijk ook nog andere doodsoorzaken van
Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eén van deze oorzaken is (zelf)moord. Er zijn zowel
Joden zonder enig proces gefusilleerd als dat er Joden zelfmoord pleegden om deportatie te
voorkomen. Zij dachten dat het nooit goed met hen zou aflopen. Deze Joden zijn veelal
opgegeven als vermist, maar ze bleken allang dood te zijn toen ze nog in Nederland waren, en
ze zijn helemaal niet op deportatie gesteld.

Naast hen zijn er ook nog Roma, Sinti, homoseksuelen, gehandicapten, prostituees, politieke
tegenstanders, studenten, zwarthandelaars, jehovagetuigen, esperantisten (die met behulp van
taal de volkseigenheid willen overstijgen) en Slavische volkeren gedeporteerd 14. Hitler wou
namelijk niet alleen heel Duitsland ‘rein’ maken, maar het Duitse volk ook de ruimte geven
die ze nodig zouden hebben. De Slavische volkeren zouden voor 1939 nog leven in het
nieuwe leefgebied van de Duitsers, en dus moesten ook zij uit de weg geruimd worden.

14
Niet-Joodse slachtoffers van het Naziregime, Wikipedia

21
Het tegenhouden van de Joodse vervolging
In Nederland was er relatief weinig weerstand tegen de Duitse maatregelen die werden
doorgevoerd. Bob Moore vertelde het volgende:

“In Frankrijk en België gingen de maatregelen tegen de Joden met tamelijk veel weerstand en
maatschappelijke onrust gepaard. Daardoor heeft de bezetter de te deporteren aantallen
Joden voor die landen naar beneden gesteld. Daar stond tegenover dat het identificeren en
isoleren van Joden in Nederland weinig of geen problemen gaf, zodat het waarschijnlijk in
staat werd geacht een groter aantal Joden te leveren dan oorspronkelijk was begroot.” 15

Wel was er in februari 1941 een groot protest in Amsterdam, Haarlem, de Zaanstreek, het
Gooi en Utrecht tegen de Jodenvervolging. Dit was de zogeheten Februaristaking. Arbeiders
verzetten zich al langere tijd tegen de gedwongen tewerkstellingen (Arbeitseinsatz) in
Duitsland. De illegale Communistische Partij (het CPN) overweegt een staking en de onrust
wordt nog extra vergroot door ‘georganiseerde rellen van de NSB waar Joden naderhand de
schuld van kregen’ (aldus dhr. Vermeulen, politieagent in Amsterdam in 1941).
Politiemannen die willen ingrijpen worden door de SS gelijk naar het hoofdbureau vervoerd.
Na een rel waarbij een NSB’er zwaargewond raakt en later overlijdt, wordt de sfeer nog
grimmiger. De Joodse buurt wordt afgezet, alleen Duitsers mogen in en uit lopen. De twee
groepen reageerden telkens op elkaar. Zo was er een inval bij een ijssalon, waarbij de Joodse
eigenaars zich met ammoniakgas hebben verdedigd, en als reactie daarop werden 427 Joodse
mannen gegijzeld en afgevoerd naar concentratiekampen. De communisten roepen daarom op
tot staking. Op 25 februari stoppen duizenden mensen met werken en de Duitsers kunnen niet
meteen op de juiste manier van ingrijpen komen. Uiteindelijk wordt twee dagen later de
staking met geweld gebroken. Er vallen negen doden en 27 zwaargewonden. Hierop volgde
de arrestatie en executie van stakingsleiders. Ook wordt het loon van stakers ingehouden en
moeten de opstandige steden hoge boetes betalen en hun burgemeester afzetten, die wordt
vervangen door een Duitser. Mede door de staking worden tijdens de Tweede Wereldoorlog
telkens weer aanhangers van de CPN zonder proces vervolgd16.

Na de Tweede Wereldoorlog was er nog maar 25% over van de Joodse Nederlanders. 75%
van hen zijn gedeporteerd en omgekomen in kampen, onderweg of gefusilleerd. In Duitsland
en Oostenrijk lag dit percentage nog wat hoger, namelijk op 84%. Tsjechië heeft het hoogste
percentage Joodse gedeporteerden als deel van de totale Joodse bevolking, namelijk 90%.

De overeenkomsten en verschillen van de kampen


De werk- en concentratiekampen leken erg op elkaar, omdat ze allemaal snel en systematisch
gebouwd waren. Toch zijn er onderling verschillen geweest. De temperatuur van de kampen
die in Nederland lagen, bijvoorbeeld, waren lang niet zo laag als de temperatuur van de

15
Bob Moore in ‘Slachtoffers en Overlevenden’ van Bob Moore
16
Februaristaking, http://www.isgeschiedenis.nl/uitgelicht/februaristaking-massaal-protest-tegen-
jodenvervolging/

22
kampen die in Oost-Europa lagen. In Nederland lag de temperatuur begin januari 1943 op 2-
2,5ºC, terwijl dat rond dezelfde tijd in Polen wel tot -40ºC kon liggen. 17

Figuur 5: Plattegrond van


Auschwitz
Bron: upload.wikipedia.org

Een ander verschil is de hoeveelheid voorzieningen in de kampen. In Auschwitz werd in juni


1943 een bordeel gebouwd in opdracht van Heinrich Himmler (leider van de SS en één van de
leiders van de NSDAP). De bedoeling hiervan was gevangenen met extra privileges meer
tevreden te stellen. Ruim zestig Duitse, Poolse en Oekraïense vrouwen uit het vrouwenkamp
Auschwitz II-Birkenau werkten hier een aantal jaar. Tot enkele dagen voor de evacuatie bleef
het bordeel bestaan.

Dan was er natuurlijk nog een groot verschil tussen de werkkampen, waar mensen vooral
uitgebuit en uitgeput werden, en de vernietigingskampen, waar mensen systematisch vergast
en verbrand werden. Een overeenkomst tussen beide kampen was dat de leefomstandigheden
verschrikkelijk waren, dat er overal wachttorens waren, dat je er niet uit kon vluchten, de
aanwezigheid van kapo’s en dat je in beide kampen kans had om gefusilleerd te worden als je
iets deed wat niet mocht of wat de wachters niet aanstond.11

Het was zeker niet het geval dat de kampen in Oost-Europa ‘erger’ waren dan die in
Nederland. Een gevangene van het kamp Amersfoort, Elie Cohen, beschreef de hardheid van
het kamp met de woorden: “Een overplaatsing van Amersfoort naar Westerbork was als het
gaan van de hel naar de hemel.”

Bijna elk kamp bestond uit een hoofdkamp met een aantal subkampen. Deze subkampen
hadden verschillende functies. Ze konden dienen als:

- Hoofdkantoor - Crematorium - Administratief centrum


- Werkkamp met een fabriek - Gebied voor kampstraf
- Gevangenenkamp - Vernietigingskamp

17
Levensverhaal van een Britse krijgsgevangene, http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/levensverhaal-van-
britse-krijgsgevangene-horace-jim-greasley-verfilmd/

23
De omstandigheden in de kampen
Na de aanmelding voor deportatie volgde al snel een treinreis die erg lang, soms wel dagen,
duurde. Een te groot aantal mensen werd in een te kleine veewagon gepropt, waarna ze enkele
dagen moesten blijven staan: als men ging zitten, was er veel te weinig ruimte voor iedereen.
Ook was er geen eten. Sommigen vielen flauw, of gingen zelfs dood omdat ze te weinig
zuurstof of energie hadden gekregen. Pas na enkele dagen mochten de gevangenen en
gedeporteerden eruit, de overledenen werden er niet eerder uit gehaald. Als men geluk had,
stond er ergens in de wagon een emmer waar behoeftes in konden worden gedaan. Een aantal
gedeporteerden hebben geprobeerd te ontsnappen, en sommigen is dat ook gelukt, maar
vrijwel altijd werden deze door de treinbewakers neergeschoten.

Bij aankomst moesten de gedeporteerden hun bezittingen, die zij thuis met veel zorg
uitgezocht hadden, inleveren. Alles van waarde, zoals sieraden, brillen, parfumflesjes en
horloges, werd apart gehouden van spullen die voor de Duitsers geen waarde hadden.
Vervolgens werden de gevangenen geregistreerd. Dit was een proces dat wat langer duurde
dan het inleveren van de bezittingen. De gevangenen moesten eerst douchen en op de foto.
Daarna kregen zij een merk: voor 1942 was dit een zinken plaatje met een nummer erop, dat
om de nek gedragen diende te worden, na 1942 werd op hun onderarm hun registratienummer
getatoeëerd. Ook werd al het lichaamshaar afgeschoren, dus ook het hoofdhaar. Met deze
maatregel probeerde de SS de morele en psychische weerstand van de gevangenen te breken.
Iedereen zag er hetzelfde uit: kaal en met een gevangenenpak aan.18

Vluchten was vrijwel onmogelijk: rondom elk kamp bevond zich kilometers lange
prikkeldraad en wachttorens waar zich bewapende SS’ers bevonden. In de neutrale zone, van
zo’n 10 meter breed, lag struikeldraad en je werd beschoten als je je in deze zone waagde.

Heel zelden lukte het een persoon om uit het kamp te ontsnappen. Maar op 14 oktober 1943
brak een opstand uit in het concentratiekamp Sobibor, waarbij maar liefst 300 gevangenen
wisten te ontsnappen. In kamp Sobibor zaten alleen Joden, die vanuit heel Europa naar het
kamp vervoerd waren. Uit Nederland waren er ongeveer 34.000 Joden naar Sobibor vervoerd.
In de loop van 1943 werden er steeds minder gevangenen naar Sobibor getransporteerd. De
aanwezigen kregen het vermoeden dat het kamp binnenkort gesloten werd en dat ze vermoord
zouden worden. Ze maakten plannen om in opstand te komen en het kamp te ontvluchten. In
september 1943 werden er ook krijgsgevangenen uit het Rode Leger van de Sovjet-Unie naar
Sobibor gebracht. Vanaf toen werd het plan steeds realistischer. Op 14 oktober doodden
gevangenen zo'n tien Duitsers en tien handlangers. Ongeveer 50 van de 300 mensen hebben
het overleefd. In het kamp bleven zo'n 300 mensen over die niet durfden te vluchten, zij
werden uit woede allemaal doodgeschoten door de SS'ers. De overige 250 ontvluchte mensen
zijn ofwel gedood tijdens hun vluchtpoging ofwel omgekomen door mijnen die in het
omliggende gebied lagen. Na de opstand werd dit kamp gesloten en gesloopt door Joodse
gevangenen uit andere kampen, die vlakbij lagen.

18
Geschiedenis van concentratiekampen, Dachau
http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/buitenland/geschiedenis-van-concentratiekamp-dachau/ + Kamp Vucht
http://www.nmkampvught.nl/werkstuk-spreekbeurt/

24
Op de kleding van gevangenen werd een gekleurde driehoek gemaakt, die de ‘aard van het
delict’ aanduidde. Er waren verschillende driehoeken:

- Een rode driehoek, voor politieke gevangenen


- Een blauwe driehoek, voor emigranten
- Een blauwe driehoek, voor Spaanse Republikeinen
- Een paarse driehoek, voor jehovagetuigen
- Een groene driehoek, voor criminelen
- Een zwarte driehoek, voor ‘asocialen’
- Een roze driehoek, voor homoseksuelen
- Een gele of tweekleurige ster, voor Joden
- Voor Polen: een driehoek met een P erop
- Voor Tsjechen: een driehoek met een T erop

Er was geen sprake van privacy in de kampen11. De


gevangenen sliepen met enorme aantallen (gemiddeld
208 mensen) in kleine kamers. Begin 1945 was dit
aantal per barak wegens overbevolking opgelopen tot
1600 mensen. De bedden werden met zijn drieën boven
elkaar gedeeld, soms zelfs met meer als er niet genoeg Figuur 6: Schema van kleuren driehoeken die
ruimte was om elke persoon in één bed kwijt te kunnen. de gevangenen moesten dragen
Dekens waren er niet. De gevangenen kregen vlak na Bron: www.strijdbewijs.nl
aankomst een juten zak, waarin ze stro moesten stoppen. Hoe meer stro, hoe warmer je het ’s
nachts had, maar ook hoe zwaarder de zak werd en hoe meer moeite het zou kosten deze te
vervoeren naar je barak, die tot dusver nog op onbekende locatie ergens in het kamp stond.

De wc’s en wastafels waren niet van elkaar gescheiden. Je was als gevangene dus gedwongen
om je om te kleden en je behoefte te doen in de aanwezigheid van anderen.

Sanitaire en hygiënische voorzieningen waren ontoereikend11. Eén keer in de week kregen


alle gevangenen een uur de tijd om zichzelf en hun kleding te wassen. Binnen dit uur was er
geen tijd om op te drogen, dus de gevangenen liepen hierna een hele dag met natte, en later
klamme, kleding buiten. Het spreekt voor zich dat, vooral in de winter, dit leidde tot zieken.
Ook braken er vaak epidemieën uit, waarna het dodenaantal in korte tijd ver steeg.

Er was onvoldoende voedsel aanwezig om heel het kamp te voeden. In sommige kampen was
landbouwgrond aanwezig: vruchtbare grond waar gewassen op verbouwd konden worden. De
hele dag door werkten hier gevangenen op, om te zorgen dat de gewassen zo goed en snel
mogelijk gebruikt konden worden.

Er was nauwelijks vrije tijd, omdat er sprake was van een strikte dagindeling11. ’s Ochtends
en ’s avonds werd er gegeten, en verder werd er vooral gewerkt. Soms was dat dus op het
land, maar het kwam ook vaak voor dat gevangenen moesten werken in vestigingen van
fabrieken, in het kamp. De reden voor de vestiging van fabrieken in het kamp was dat er in de
stad, die in sommige gevallen vlakbij lag, niet genoeg plek was om een fabriek te plaatsen.
Het kamp bestond vaak uit een groot stuk grond, waar wel voldoende plek was om een fabriek

25
te plaatsen. Er hoefden geen werknemers te worden gezocht: er waren immers genoeg
kampgevangenen. De arbeid was zwaar en langzamerhand ook uitputtend.

Het kwam ook voor dat er ’s avonds entertainment was in de vorm van cabaret, theater of
muziek12. Dit werd door en voor de gevangenen zelf gedaan. Dit waren de momenten waarop
zij zich waarschijnlijk wat optimistischer voelden dan gedurende de dag en tijdens het harde
werken. In december 1940 werd door de SS in Auschwitz een orkest (bestaande uit
gevangenen) samengesteld. Hiermee was Auschwitz het eerste kamp dat over een orkest
beschikte. De hoeveelheid leden verschilde van 100 tot zelfs 120. De gevangenen die het
kamp verlieten om dwangarbeid te verrichten, marcheerden op de maat van de muziek door
de poort. Maar er was ook sprake van begeleidende muziek tijdens de tocht naar de galg, naar
de gaskamers of bij het uitdelen van lijfstraffen19. De leden van het orkest werden vrijgesteld
van zware arbeid, kregen beter te eten dan de andere gevangenen en werden beter gehuisvest.
Kortom, door het maken van muziek had men meer kans om te overleven.

In veel kampen werden medische experimenten20 uitgevoerd. De experimenten verschilden


onderling erg. Eén van de experimenten werd gedaan door Josef Mengele, een SS-arts. Hij
onderzocht tweelingen, omdat hij de rol van genetische aanleg beter wilde kunnen begrijpen.
Hij was vooral benieuwd naar de aanleg voor ontwikkeling en het gedrag van tweelingen. De
gekozen tweelingen werden tot in detail met elkaar vergeleken: dagelijks werd er bloed
afgenomen, onderzocht en bewerkt, waarna het bloed bij de ander werd ingespoten. Dit leidde
onder andere tot koorts, maar ook tot andere ziektes. Er werd ook gekeken naar de
mogelijkheid om de oogkleur van tweelingen te veranderen. Bij deze onderzoeken werd een
kleurstof in de ogen gespoten, maar dit leidde vrijwel altijd tot blindheid. Het kwam ook voor
dat bij jonge tweelingen ledematen of organen (zonder verdoving) werden verwijderd.
Mengele wou ook onderzoeken hoe lang het duurde voordat een proefpersoon overleed. Hij
testte dit onder andere door middel van elektrocutie.

Een ander onderzoek werd gedaan door Carl Clauberg en Horst Schumann. Een mogelijke
oplossing voor het Jodenprobleem zou de sterilisatie van vrouwen zijn, dus zij
experimenteerden hier veel mee. Eén methode was het injecteren van chemicaliën of bloot-
stelling aan een grote hoeveelheid röntgenstraling.

Verder werd onderzoek gedaan naar de werking van nieuwe wapens, medicijnen, gifgas en
hormonen (om homoseksualiteit te stoppen) en in hoeverre mensen konden overleven in de
meest extreme omstandigheden.

Uit een verhoor met een SS-arts genaamd Baumkötter, werkende op concentratiekamp
Sachsenhausen, bleek dat er ook experimenten met cyaankali hadden plaatsgevonden. Het
volgende deel van het verhoor is afkomstig uit deel 8 van Het Koninkrijk der Nederlanden in
de Tweede Wereldoorlog, geschreven door dhr. L. de Jong:

19
Auschwitz: Muziek in het kamp
http://nl.wikipedia.org/wiki/Auschwitz_(concentratiekamp)#Muziek_in_het_kamp
20
Misdaden in Nazi concentratiekampen: het medische experiment
https://schrijfspecialist.wordpress.com/2012/02/13/misdaden-in-nazi-concentratiekampen-het-medische-
experiment/

26
Aanklager: ‘Werden er experimenten met cyaankali uitgevoerd?’
Baumkötter: ‘Ja. Dat was eind 1944 of begin 1945 […]. Daarvoor was ook een gevangene
uitgezocht voor een bepaald experiment. Ik moest met de Sanitätsinspektor naar het
crematorium gaan. Onderweg trok Lolling uit zijn aansteker een kleine ampul van 1 cm
inhoud. Deze werd in de mond van de gevangene gestopt en hij moest er op bijten.’
Aanklager: ‘Na hoeveel tijd trad de dood in?’
Baumkötter: ‘Ik stelde vast dat de dood reeds na 15 seconden was ingetreden.’
Aanklager: ‘Met welk doel werd dit experiment eigenlijk uitgevoerd? De werking van
cyaankali op het menselijk organisme was toch al lang bekend?’
Baumkötter: ‘Met dit experiment moest alleen vastgesteld worden in hoeveel tijd de
toegediende dosis op de mens dodelijk werkt. Voor zover ik weet, werd dit experiment op
bevel van Pöhl uitgevoerd om een middel te vinden dat het de hoge SS-leiders mogelijk zou
maken om – na de mislukking van deze oorlog – zich pijnloos en in zeer korte tijd aan hun
verantwoordelijkheid te onttrekken.’

Vanzelfsprekend zorgden deze onderzoeken meestal dat er doden of zieken waren. Patiënten
die niet snel genoeg beter werden, zodat ze weer aan het werk konden, werden simpelweg
vermoord met een dodelijke injectie in het hart of bevroren.

Naast deze verschrikkelijke experimenten behoorden ook mishandeling, straf en honger het
alledaagse leven in de concentratiekampen. Gevangenen werden soms ter vermaak door
SS’ers doodgeslagen. De SS’ers mochten absoluut niet op een menselijke manier met de
gevangenen omgaan, dit werd gezien als een zacht karakter hebben of zelfs een gebrek
hebben aan karakter.21

In 2013 bleek na langdurig onderzoek van ‘United States Holocaust Memorial Museum’, met
medewerking van zo’n 400 mensen uit heel Europa, dat de schaal waarop de Duitsers werkten
nog veel groter was dan voorheen gedacht. In de Tweede Wereldoorlog zouden er 42.500
locaties zijn geweest waar mensen gevangen werden gehouden. Hieronder vielen 30.000
werkkampen, 1.150 Joodse getto’s, 1.000 krijgsgevangenenkampen, 980 concentratiekampen,
500 bordelen met seksslaven en andere kampen die werken gebruikt om ouderen en
gehandicapten onder te brengen. De bevonden gegevens werden zorgvuldig uitgewerkt op een
kaart van Europa. Er waren kampen en subkampen in Nederland, België, Duitsland,
Oostenrijk, Frankrijk, Slovenië, Tsjechië, Polen, Slowakije, Oekraïne, Estland, Letland en
Litouwen.22

21
Omgaan met gevangenen, Wikipedia
http://nl.wikipedia.org/wiki/Auschwitz_(concentratiekamp)#Omgang_met_gevangenen
22
(Sub)kampen in Europa, New York Times
http://www.nytimes.com/imagepages/2013/03/03/opinion/03camps-map.html?ref=sunday-review

27
Figuur 7: Kaart van
Europa met daarop de
(sub)kampen tijdens de
Tweede Wereldoorlog
Bron: www.nytimes.com

De directe gevolgen van de Tweede Wereldoorlog


Deze gevolgen hebben voornamelijk te maken met de omstandigheden in de kampen en de
angst waarmee Joden ondergedoken hebben gezeten, of halsoverkop naar het buitenland zijn
gevlucht.

De omstandigheden in de kampen hebben veel angst en vooral een minderwaardigheids-


gevoel teweeg gebracht onder de Joden. Zó veel, dat een groot aantal Europa is ontvlucht. Ze
konden immers vaak niet meer terecht bij familie, omdat die dikwijls ook opgepakt waren en
er nooit meer iets van hen was vernomen.

Toen de kampen waren bevrijd, mochten de gevangenen er nog niet meteen uit. Ze moesten
eerst wachten totdat de rest van het gebied of land ook was bevrijd. Verder was de kans op
uitbraak en verspreiding van besmettelijke ziektes groot. De gevangenen moesten eerst
meewerken aan medisch onderzoek, voordat zij het kamp mochten verlaten23. Deze medische
onderzoeken staan in schril contrast met de onderzoeken die een paar maanden eerder in de
kampen werden gedaan. Ook al wisten de gevangenen dat ze de geallieerden konden
vertrouwen, toch is het voorstelbaar en begrijpelijk dat het moeilijk moet zijn geweest om in
soortgelijke ruimtes zich te onderwerpen aan lichamelijke onderzoeken.

23
Canadezen bevrijden kamp Westerbork http://www.isgeschiedenis.nl/toen/april/canadezen-bevrijden-
kamp-westerbork/

28
Wij hebben een enquête gehouden onder 104 mensen, voornamelijk Nederlanders, maar ook
een aantal Israëliërs. Op de vraag of ze na de Tweede Wereldoorlog nog invloed van de
oorlog merkten, antwoordden zij met ‘haat tegenover Duitsers’. Dat hadden wij van tevoren
ook al wel bedacht. Deze gevoelens zijn immers een heel logisch gevolg van de oorlog en de
gebeurtenissen ervan.

Nadat de Joden uit de kampen waren bevrijd, waren velen van hen er slecht aan toe. Ze
hadden honger geleden en hadden zwaar werk moeten verrichten. Dat zorgde ervoor dat ze
voor een bepaalde tijd niet in staat waren goed voor zichzelf te zorgen. Het was dus erg van
belang dat ze ergens terecht konden, maar bij familie intrekken was vaak dus niet mogelijk,
zoals ik hierboven al genoemd heb.

Verder was het voor verschillende groepen mensen moeilijk om elkaar weer te kunnen
vertrouwen. De Joden konden Nederlanders, die hen in de oorlog misschien wel hadden
verraden, weer langzamerhand vertrouwen. Maar of ze dit ook wilden, bleef een vaak
onbeantwoorde vraag. De Nederlanders moesten andersom ook de Joden vertrouwen, hoewel
zij in de tijd van de Duitse bezetting met anti-Joodse propaganda werden overspoeld. Joden
zouden dieven van je geld zijn. De Nederlanders moesten leren begrijpen dat ze weer naar
Joodse winkels konden gaan zonder dat ze zogenaamd afgezet zouden worden.

Veel Joden emigreerden naar Israël, omdat hier de stad Palestina lag. Palestina is volgens de
Tenach het beloofde land van de Joden. Joden die zich na de oorlog onveilig en ongewenst
voelden in Europa, trokken dus naar Israël. In het beloofde land, de Joodse Staat, zou geen
discriminatie plaatsvinden tegen de Joden, iets waar zij alleen maar van konden dromen ten
tijde van de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kon ongeveer de helft van de 1.500 Limburgse Joden
ontkomen aan deportatie. Zij, en Joden uit andere delen van Nederland en omstreken, doken
onder en kwamen pas weer tevoorschijn na de bevrijding. Aan het einde van de oorlog, na de
bevrijding, waren er meer Joden in Limburg dan aan het begin van de oorlog. In elke
gemeente waren er grote verschillen ten opzichte van andere gemeenten wat betreft het aantal
aanwezige Joden en het aantal overlevenden van de Joden die er oorspronkelijk woonden. Er
ontstonden kleine gemeenschappen, die nationale verschillen als gevolg hadden24. In Limburg
hebben de Joden en mensen met een ander geloof of een andere etniciteit goed met elkaar
samen kunnen leven.

Dat was niet overal het geval. In Amsterdam waren hele Jodenbuurten leeggehaald. Deze
buurten waren vervallen en verlaten. Tijdens de wederopbouw werd een deel van de
bebouwing van de Jodenbuurten gesloopt om een brede verkeersweg en nieuwbouwblokken
aan te leggen25.

24
Joden en Sinti tijdens Tweede Wereldoorlog http://www.isgeschiedenis.nl/verloren-tipt/joden-en-sinti-
tijdens-tweede-wereldoorlog/
25
Geschiedenis van de Amsterdamse Jodenbuurt http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/geschiedenis-van-de-
amsterdamse-jodenbuurt/

29
In Nederland was er vooral aandacht voor de wederopbouw, omdat dit hard nodig was. De
economie en politiek lagen helemaal plat. Nederland kon opnieuw beginnen. Voor de mensen
die terug waren gekomen uit de kampen, was dit moeilijk te begrijpen. Zij wilden vooral zorg
en opvang hebben. Deze kwam er dan ook, onder andere van het Rode Kruis. In veel bronnen
wordt eigenlijk vooral gesproken over de wederopbouw en de babyboom, en niet over de
terugkomst van duizenden gevangenen uit Oost-Europa 26 27:

“De Tweede Wereldoorlog heeft een enorme invloed op de wereld. Na de oorlog


worden internationale politieke afspraken gemaakt om te proberen oorlog en genocide
voortaan te voorkomen. Hiernaast is er een groot aantal initiatieven om de herinnering
aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden.”

De eerste naoorlogse regering, zag zich voor de enorme taak gesteld om Nederland weer
te doen 'herrijzen'. Allereerst moest Nederland worden 'gezuiverd'. De puinhopen werden
opgeruimd, de 'foute' Nederlanders werden in afwachting van hun berechting
geïnterneerd, en ook het geld werd opgeschoond. Terwijl banktegoeden werden
geblokkeerd en gecontroleerd op oorlogswinsten, moest iedere Nederlander een week
lang zien rond te komen van tien gulden. Heel even was iedereen exact even rijk.
Nederland leek een schone lei, klaar om opnieuw te worden ingetekend.”
Het niet noemen van de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de nazorg ervan
past wel bij het karakter dat Nederland had na 1945: er moest snel gewerkt worden om het
land op te bouwen zodat het weer mee kon draaien in de economie. Gebeurtenissen moesten
het liefst snel verwerkt worden, zodat de burgers op een rustige maar effectieve en
hardwerkende manier konden helpen het land weer op te bouwen.

Bij de wederopbouw hoorde ook het terugkrijgen en opnieuw verzamelen van Joodse spullen
die afkomstig waren uit het Joods Historisch Museum te Amsterdam. Een groot deel van de
collectie was tijdens de oorlog door de Duitsers in beslag genomen en het museum wilde deze
stukken graag terug hebben. Een grote zoektocht werd gestart en inmiddels zijn er zo’n
50.000 objecten tentoongesteld in het museum.

Het Rode Kruis hield zich zoals hierboven al genoemd erg bezig met de nazorg van
gevangenen en hun verwanten. Er was geen centraal informatiebureau voor vermisten, dus
werden honderden aanvragen per week over verwanten en kennissen ingediend bij meerdere
opsporingsbureaus. De informatieverstrekking leidde vaak tot misverstanden. De bureaus
hadden niet de beschikking over dezelfde informatie en contact met Duitsland was in de
eerste weken na de bevrijding bijna onmogelijk. Het informatiebureau van het Nederlandse
Rode Kruis was de grootste opsporingsorganisatie en had dus ook de meeste binnenlandse en
buitenlandse contacten. In een korte tijd moesten ontzettend veel gegevens worden verwerkt
en werden naasten of nabestaanden geïnformeerd28.

26
Na de oorlog, tweedewereldoorlog.nl http://www.tweedewereldoorlog.nl/themas/na-de-oorlog/
27
De wederopbouw van Nederland http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6934/de-wederopbouw-
van-nederland.html
28
Informatieverstrekking Europa,
http://www.oorlogsgetroffenen.nl/thema/informatieverstrekking/01_informatieverstrekking_Europa

30
Ook de Stichting Onderzoek Opvang en Terugkeer (SOTO) maakte deel uit van de
informatiebureaus die zich bezighielden met vermiste, overleden en teruggekeerde personen
na 1945. Al tijdens de oorlog werd aandacht besteed aan het maken van plannen om de nazorg
zo goed mogelijk te kunnen laten verlopen29. Vlak na de oorlog ging het vooral om materiële
steun, zoals eten, onderdak en kleding. Pas vijftien jaar later werd duidelijk merkbaar dat er
ook vraag was naar immateriële steun, voor de psychische problemen.

Een deel van deze psychische problemen hadden niet alleen de oorzaak liggen in de
behandeling van de gevangenen in de kampen, maar ook de ontvangst in Nederland bij
terugkeer.

“Ze moesten hun jasjes uittrekken en hun armen omhoog houden. Men wilde controleren of ze
geen SS-tekens onder hun oksels hadden. De grote kampnummers van Auschwitz die zichtbaar
op hun armen stonden hadden de controleurs maar even over het hoofd gezien. Protesteren
tegen deze handelwijze hielp niet.”, aldus Celine v.d. Hoek – De Vries. Zij sprak een aantal
Joodse gevangenen, afkomstig uit kamp Auschwitz, die verslag deden van hun aankomst in
Nederland tijdens het symposium dat werd georganiseerd door SOTO. 30

Celine schrijft in hetzelfde artikel het volgende: “Een Joods meisje wiens niet Joodse vriend
haar opwachtte aan de grens beleefde het volgende ongelooflijke voorval. Ze kwam uit het
kamp Bergen-Belsen. Bij aankomst werd ze gelijk gearresteerd. De reden was dat ze blond
was, blauwe ogen had en er alweer redelijk uitzag. Dus kon ze niet Joods zijn. Men was van
mening dat iemand die uit een concentratiekamp kwam er niet goed uit kon zien en daarom in
dit geval weleens een nationaal-socialiste kon zijn, die zich onderweg met één of andere
smoes bij het transport had aangesloten. Als je er niet slecht uitzag was je bij voorbaat een
collaborateur.” 20

70 jaar na de bevrijding: de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog op de


huidige samenleving
Het heeft erg lang geduurd voordat de Joden weer op een normale manier mee konden doen in
de Nederlandse, of Europese, maatschappij. In de jaren ’80 bloeide de Jodenbuurt in
Amsterdam weer enigszins op, maar van de Joodse identiteit in deze buurt was weinig meer
over. Enkele Joodse monumenten herinneren nu nog aan het Joodse leven in de wijk. Het
Huis De Pinto, het voormalige herenhuis van de rijke De Pinto familie, is bewaard gebleven
en ook de Portugees-Israëlische Synagoge herinnert nog aan de oude Jodenbuurt31. Ook het
nog dagelijks drukbezochte Anne Frank Huis staat in Amsterdam. Hier staat nog elke dag een
rij van wel tientallen meters lang, van mensen die het huis graag met eigen ogen willen
bekijken. Ik ben hier voor het profielwerkstuk zelf ook heen geweest en vond het erg

29
Plannen voor en uitvoering van hulpverlening aan getroffenen in Nederland
http://www.oorlogsgetroffenen.nl/thema/sociale_zorg/01_Plannen_voor_en_uitvoering_van_hulpverlening_a
an_getroffenen_in_Nederland
30
AFVN http://www.afvn.nl/2007_4/afpag22_23.htm
31
Geschiedenis van de Amsterdamse Jodenbuurt http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/geschiedenis-van-de-
amsterdamse-jodenbuurt/

31
indrukwekkend. Niet alleen omdat het natuurlijk hét huis is waar dé Anne Frank
ondergedoken heeft gezeten, maar ook omdat je, wanneer je het gebouw binnentreedt, je
waagt in een doodse stilte. Enkel zo nu en dan onderbroken door wat voetgeschuifel of een
kuchje, merk je aan de ene kant hoe stil het voor Anne geweest moet zijn omdat ze niet veel
en hard mocht praten, en aan de andere kant hoeveel respect Anne en haar familie van deze
bezoekers krijgen. En hoe erg het dus eigenlijk nog leeft in ons allemaal.

Er heerst nog altijd een groot wantrouwen in de Nederlandse politiek van kampoverlevenden.
Reeds werd een tweede symposium gehouden door SOTO, waarbij opnieuw interviews tussen
historici en kampoverlevenden werden gepubliceerd. De overlevenden vinden nog altijd dat
zij op een kille manier zijn ontvangen in hun thuisland. Slachtoffers bleken moeite te hebben
met de werkelijkheid die historici aandragen. G. Spier-Pullen, overlevende van kamp
Ravensbruck, zegt nooit hulp te hebben gekregen van het Rode Kruis. Een historicus heeft dat
genuanceerd en gezegd dat er wel degelijk aan een tiental vrouwen uit het kamp hulp werd
geboden. G. Spier-Pullen blijft erbij dat ze daar niets van heeft gemerkt. ‘We zijn allemaal
aan ons lot overgelaten.’32

Zoals ik in de vorige paragraaf al heb genoemd, zijn een groot aantal Nederlandse Joden naar
Israël getrokken, omdat ze in Palestina wilden wonen. De situatie in Palestina is nog steeds
niet stabiel. Eén van de oorzaken is dat de Brit die de Joden had beloofd dat ze welkom waren
in Palestina, er niet van op de hoogte was dat een collega dit ook aan de Arabieren had
beloofd. Eenmaal aangekomen in Palestina was er dus onenigheid over wie er mocht wonen.
Deze onenigheid is nog steeds actueel. Palestina ligt in de staat Israël, maar de Israëliërs
willen de inwoners van Palestina eigenlijk nog steeds niet accepteren. Daarom worden de
inwoners van Palestina vaak genegeerd, of juist uitgescholden. Soms worden zij zelfs
mishandeld of gedood. Afgelopen zomer laaiden de gevechten tussen Israël en Palestina weer
op wegens de dood van drie Palestijnse jongens.

Daarnaast is er een gevecht aan de gang tussen de Joden en moslims in Israël. Zij willen
allebei de Tempelberg33 in Oost-Jeruzalem in bezit krijgen omdat dit volgens hun geloof een
heilige plek is. Onlangs zijn er rellen geweest op deze berg. De reden was dat de Israëlische
premier de planning van 1.000 nieuwe woningen voor Joodse kolonisten wil versnellen. Deze
woningen wil hij in Oost-Jeruzalem plaatsen, in het oude deel van de stad waar ook de
Tempelberg ligt. Israël koloniseert hierbij bezet gebied en dus is het plan volgens de VN in
strijd met het volkenrecht. De moslims hebben hier volgens de Joden voordeel aan, omdat de
Joden zich nu niet vlakbij de Tempelberg kunnen vestigen34.

Op 29 november 2014 zijn de ministers van Buitenlandse Zaken van de Arabische Liga tot
een overeenstemming gekomen over een ontwerpresolutie van de Palestijnse Staat. In
november 2012 is Palestina door de Algemene Vergadering erkend als staat, maar deze

32
Emoties beheersen congres terugkeer en opvang na WO II, Volkskrant http://www.volkskrant.nl/dossier-
archief/emoties-beheersen-congres-terugkeer-en-opvang-na-wo-ii~a520854/
33
Tempelberg http://www.nu.nl/buitenland/3916413/achtergrond-tempelberg-heilige-plaats-joden-en-
moslims.html
34
Nu.nl: Arabieren eens Palestina resolutie http://www.nu.nl/buitenland/3941061/arabieren-eens-palestina-
resolutie.html

32
uitspraak was niet bindend. Nu de resolutie door de Veiligheidsraad is aanvaard, is dat nu wel
het geval. Er wordt verwacht dat er nu, na een lange tijd, een poging tot vrede is gekomen, en
dat die poging ook realistisch gemaakt zal worden vanuit beide kanten. De Joden zullen
hierdoor hopelijk, net als de Arabieren, wat rust krijgen in het nu nog gebied vol met
conflicten.

In Nederland is nog steeds te merken dat Joden ‘niet echt’ bij de samenleving horen. Als ze
zich in pretparken vertonen, worden ze nog altijd door kinderen nagewezen en er worden
dingen gevraagd als ‘Mama, waarom hebben die jongetjes en mannen een klein hoedje op, en
krullen?’ De Joodse gemeenschap wordt als een soort geheimzinnige groep gezien. Dit komt
waarschijnlijk vooral omdat op scholen wel uitgebreid aandacht wordt besteed aan het
katholieke en islamitische geloof, maar minder aan het Joodse geloof. Kinderen weten er niet
veel van en volwassenen zijn meestal te druk bezig met andere dingen om onderzoek naar
deze bevolkingsgroep te doen. Onbegrip is daarom een veelvoorkomend verschijnsel bij
Nederlanders. Hoewel kinderen dan wel weer weten wie Anne Frank was! Het is dus een
beetje dubbel. Een beroemd persoon wordt wel herkend, en van Anne weten we veel af.
Mensen beseffen vaak niet dat ‘die mannen met krullen en keppeltjes’ hetzelfde geloof als
Anne hadden.

Sommige mensen beweren dat Joden te veel invloed in de maatschappij hebben. De oorzaak
hiervan zou liggen bij het medelijden dat we nog altijd voor deze bevolkingsgroep hebben,
door de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Dit is iets wat ik zelf in mijn omgeving
merk, maar ook op social media. Er worden genoeg berichten gepubliceerd waarin wordt
gepleit voor minder invloed van de Joden, omdat ze dat teveel zouden hebben in ons land.
Zoals in dit artikel, op likud.nl, laatst gewijzigd op 26 december 201135:

Bijna een op de vijf in Nederland geënquêteerden meent dat Joden te veel invloed
hebben in de zakenwereld en in de internationale financiële wereld. In de ons
omringende landen, België en Duitsland ligt dat percentage met respectievelijk 33
en 20 procent, hoger.

Uit de in april/mei gehouden enquête blijkt voorts dat er in de perceptie van een niet
onaanzienlijke minderheid van de ondervraagden een sterk verband bestaat tussen
Joden in Nederland en het politiek handelen van de staat Israël.

Om te beginnen meent meer dan een derde van de ondervraagde Nederlanders dat
Joden een grotere loyaliteit tonen jegens Israel dan ten opzichte van Nederland.
Meer dan een kwart van de geënquêteerden, n.l. 26 procent, zegt dat hun oordeel
over Joden wordt beïnvloed door het politiek handelen van de staat Israel. 62
Procent van degenen die dit oordeel huldigen, meent dat hun opvatting over Joden is
verslechterd door handelingen van Israel.

35
Eén op de vijf Nederlanders: ‘Joden hebben te grote invloed’ http://likud.nl/2005/06/een-op-de-vijf-
nederlanders-joden-hebben-te-grote-invloed/

33
Onder Nederlanders is in ieder geval sympathie voor Joden te zien. Ik denk dat mede hierdoor
de Joden de oorlog maar moeilijk kunnen loslaten. Natuurlijk is het mogelijk dat de
Nederlandse Joden die nu in Nederland wonen nakomelingen zijn van de overlevenden, maar
het is ook goed mogelijk dat het immigranten zijn. Als ze constant geconfronteerd worden
met de oorlog, zullen ze het moeilijker achter zich kunnen laten. Al is het misschien juist niet
de bedoeling dat ze het loslaten, omdat de oorlog wel deels een oorzaak is van hoe de
Westerse samenleving er nu uit ziet. Er wonen bijvoorbeeld veel minder (102.000) Joden in
Nederland dan vóór 1940. En we maken ons allemaal zorgen over de situatie in Israël en
Palestina, hoewel de meerderheid van Nederland niet goed weet hoe het daar precies in elkaar
steekt.

Onze geënquêteerden geven aan dat de invloed van de Tweede Wereldoorlog nu niet meer per
se de haat tegenover Duitsers is, maar dat dit heeft plaatsgemaakt voor een besef dat hulp
altijd nodig is en dat een oorlog geen winnaars kent.

Tot slot is uit cijfers van uitvaarten gebleken dat een klein percentage van liberale Joden (6%)
voor crematie kiest als uitvaart, sinds de Tweede Wereldoorlog. Dit als een teken uit
verbondenheid met de mensen die in de Holocaust verbrand zijn. Leden van de liberaal
Joodse gemeente kunnen speciale wensen (die vaak samenhangen met het verleden en de
oorlog) na een gesprek met de rabbijn in een codicil laten vastleggen36.

Kortom…
De Nederlandse Joden kregen vrijwel meteen te maken met de Tweede Wereldoorlog, omdat
juist zij als zondebok werden aangewezen en de schuld kregen van de ellende in West-
Europa. Ze werden opgeroepen voor deportatie of gearresteerd, waarna ze werden
gedeporteerd naar werk-, concentratie- of vernietigingskampen elders in Nederland of Europa.
De omstandigheden in deze kampen waren onmenselijk. In de meest extreme
omstandigheden, zoals vrieskou in de winter of droogte in de zomer, moest men hard werken.
Als men iets deed wat de bewakers niet aanstond, werden ze gestraft of gefusilleerd. Niet veel
mensen hebben het kamp overleefd. Bij de mensen die het wél hebben overleefd, heeft het een
tijd geduurd voordat ze voor zichzelf de gebeurtenissen op een rijtje hadden gezet en hadden
verwerkt. Pas daarna konden ze er redelijk goed over praten. Er zijn ook gezinnen geweest
waar de impact van de oorlog op de ouders zó groot was, dat een strenge opvoeding het
gevolg was. In zulke huishoudens heerste er haat tegenover Duitsers en moest er hard worden
gewerkt om de wederopbouw goed te kunnen laten verlopen.

Nu is er nog steeds invloed te merken voor Nederlandse Joden, maar wel in mindere mate dan
in de jaren gelijk na 1945. Soms wordt er een antisemitistische opmerking in het openbaar
geroepen, waarna af en toe wordt gelachen. Het is begrijpelijk en logisch dat er dan weer
gelijk een gevoel van minderwaardigheid optreedt. Mede hierom zijn veel Joden naar Israël
getrokken, hun eigenlijke ‘thuisland’. Ze hoopten op veiligheid, vrijheid en vrede, maar door
een stom toeval van omstandigheden, hebben ze dit eigenlijk nooit gekregen. De Arabieren en

36
Joden, religie en rituele, uitvaart.nl http://www.uitvaart.nl/infotheek/de-plechtigheid/religie-en-rituelen/joden

34
christenen hadden ook op een ‘beloofd land’ gehoopt toen ze naar Israël trokken en bezetten
verschillende gebieden, evenals de Joden. Nu nog steeds is er geen vrede bereikt in dit gebied,
maar we zijn er wel naar op weg: op 29 november is er een overeenstemming gekomen over
de erkenning van Palestina als staat. De wereldleiders hopen hiermee een escalatie van de
situatie te voorkomen en de vrede in Israël terug te laten keren. Of dit zal lukken, is nog maar
de vraag.

35
Deelvraag 3: Wat was de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog
op de NSB’ers ten tijde van de oorlog en welke van die invloeden zijn
in het heden nog altijd van toepassing?

3.1 Inleiding

3.2 De NSB: een beknopte geschiedenis

3.3 Het leven van Anton Mussert

3.4 De invloed van NSB-propaganda

3.5 De invloed op NSB’ers toentertijd

3.6 De invloed op ‘de kinderen van de NSB’: NSB’ers van nu?

3.7 De invloed op kleinkinderen van NSB’ers

3.8 Stichting Werkgroep Herkenning

3.9 Conclusie

3.1 Inleiding
‘Vlak voor de oorlog kwam mijn vader thuis in een uniform. “Papa werkt nu bij de politie”,
werd ons verteld. Ik was bang voor zijn stamplaarzen. Pas wanneer hij ze uitdeed, was hij
weer mijn vader. Kinderen wilden niet meer met me spelen, en ik dacht dat ze me niet meer
leuk vonden. […] Na de bevrijding begon de ellende pas echt. Op school wilde niemand naast
me zitten, en op Koninginnedag mocht ik niet op de versierde kar. Wanneer je voortdurend
denkt dat je er niet mag zijn, gaat dat in je karakter zitten.’ 37

Bovenstaande is een stuk uit een artikel van Psychologie Magazine met als onderwerp ‘foute
ouders’. In dit artikel komen onder andere twee kinderen van NSB’ers aan het woord. De
vader van de vrouw uit het artikel zat bij de landmacht van de NSB. Alleen al uit dit kleine
stukje blijkt dat ze zowel tijdens als na de Tweede Wereldoorlog de directe gevolgen merkte
van het feit dat haar vader lid was van de NSB. De desbetreffende dame ging zelfs in
Werkgroep Herkenning: een werkgroep die hulp biedt aan familieleden van mensen die in de
Tweede Wereldoorlog sympathiseerden met de Duitse bezetters. Dat is dan ook wat in deze
deelvraag wordt besproken: wat was de invloed van de Tweede Wereldoorlog op de NSB’ers,
toen en nu? Het gaat hierbij niet alleen om de NSB’ers zelf, maar ook om hun nazaat en
iedereen die bij hen betrokken was in verschillende generaties.

37
(Zwoll, 2014)

36
3.2 De NSB: een beknopte geschiedenis
De Nationaal-Socialistische Beweging, afgekort NSB, was een Nederlandse politieke partij
die bestaan heeft van 1931 tot 1945. De partij werd opgericht door ingenieur Anton Mussert,
samen met politicus Cornelis van Geelkerken. Over het algemeen wordt de partij beschreven
als extreemrechts en antiparlementair. Het streven van de partij was een nationaal-
socialistisch bewind. Dit waarschijnlijk onder invloed van het Italiaanse fascisme en het
Duitse nationalisme. Vanaf 1941 was de NSB de enige toegestane politieke partij in
Nederland. Onder de invloed van Duitsland kreeg de partij behalve een extreemrechts ook een
antisemitische invalshoek. 38 39 40

De geschiedenis van de NSB voordat de oorlog begon is geen verhaal vol successen en
overwinningen. Het succes is vooral te danken aan het snel groeiende ledental vanaf 1933 en
minder aan het feit dat de partij bezet werd door politici met grootse capaciteiten. In de
periode vanaf 1936 steeg het aantal leden nog harder. Vanaf 1939 ging het aantal stemmen op
de partij echter omlaag: de invloed van Duitsland werd langzamerhand leidraad binnen de
partij. In 1940 telde de partij 32.000 leden: ter vergelijking, in 1936 waren dat er 52.000. 41 42

Het succes van de partij was vooral Cornelis van Geelkerken die door zijn charme en
vermogen tot welsprekendheid veel zieltjes wist te winnen en anderen, betrokken bij de NSB
vanaf het begin, die zich na een aanvankelijk moeizame samenwerking wisten te verenigen tot
één stem: die van de NSB in plaats van meerdere stemmen van enkele ‘gesplinterde’ partijen.
Mussert had zijn succes te danken aan zijn ambitie en een gunstige samenloop van
omstandigheden: hij was geenszins een man die ergens in excelleerde. Hij werd in zijn jeugd
afgekeurd voor de marine. Er valt wel te zeggen dat Mussert uiterst ijverig en nauwgezet was,
bijna altijd ernstig: hij wilde steeds maar hogerop komen. Daarom mag er zeker niet gezegd
worden dat Mussert een man was zonder talent. Mussert had oog voor organisatie en wist
daarom van de NSB een succesvolle partij te maken in vergelijking met andere fascistische
partijen in Nederland. Hij mocht dan wel geen politiek denker zijn, dit kan als voorbeeld
beschouwd worden: zo bleef de NSB een brede partij waarin verschillende ideologieën
vertegenwoordigd bleven. 43 44 45

Mussert werd in 1942 door Hitler benoemd tot leider van het Nederlandse volk. Zijn
benoeming was echter vooral symbolisch: Hitler zag Mussert als een zwak en nutteloos leider.
Mussert was het op zijn beurt niet geheel met de Duitse bezetting. Volgens hem moest
Nederland tot een onafhankelijk Groot-Nederland worden. Het moest in dat opzicht naast
Duitsland staan in plaats van deel te zijn van het Duitse Rijk. 46

38
(Thema's - Collaboratie - NSB)
39
(Cornelis van Geelkerken)
40
(Te Slaa & Klijn, 2009)
41
(Meyers, 1984)
42
(De NSB in Katwijk, 2012)
43
(Meyers, 1984)
44
(Te Slaa & Klijn, 2009)
45
(Jonge, 2013)
46
(Sprangers, 2012)

37
Tijdens de oorlog was het eigenlijk de bedoeling dat de NSB buitenspel werd gezet. Het
accent verschoof naar het belang van de Nederlandsche SS. De NSB verloor tijdens de
bezetting niet alleen steeds meer leden, maar ook steeds meer uitvoerende macht. De
werkelijke invloed van de NSB bleek een schijninvloed. NSB’ers moesten dan ook steeds
naardere klusjes uit gaan voeren: van een ambtenaarsfunctie ging het over tot regelrecht
afpersen van bedrijven. Dit terwijl de SS en de directe invloed van Duitsland steeds meer de
overhand namen op alle terreinen, waaronder politiek en economisch.

In september 1943 werd een NSB-zelfbeschermingsorganisatie opgezet, tevens als


hulppolitie: deze werd ‘Landwacht’ genoemd. Dit was een bron van competentiestrijd tussen
de Waffen-SS en de NSB, waarbij de NSB, zoals gebruikelijk, leek wel, steeds maar aan ‘de
verliezende hand’ was. Duitsland was uit op
annexatie van Nederland. 47 48

Na de bevrijding werd de NSB verboden.


Veel leden werden berecht wegens het
plegen van landverraad en wegens
hulpverlening aan de vijand. Mussert werd
ter dood veroordeeld, Van Geelkerken kreeg
levenslang. 49

3.3 Het leven van Anton Mussert


Anton Adriaan Mussert werd in 1894
geboren in Werkendam in Brabant. Musserts
vader was het schoolhoofd van de openbare
school. Vanaf jongs af aan werden Mussert
conservatief-liberale en nationalistische
denkbeelden bijgebracht.

Mussert had geen bijzonder opvallende


jeugd en was ook geen uitmuntende leerling
op de Hoogere Burgerschool te Gorinchem:
sterker nog, hij stond onvoldoende voor

Duits. Een streber was Mussert


Afbeelding 1: het rapport van Mussert uit de
daarentegen wel: hij studeerde in mei
vierde klas van de Hoogere Burgerschool te
1918 cum laude af als ingenieur, waarna Gorinchem. De tekst onder het rapport
vermeldt: ‘Mussert was op de middelbare
school een middelmatige leerling en zwak
in zijn talen. Voor het vak Duits behaalde
hij in de vierde klas van de HBS niet hoger
dan een 4.’
47
(Vermeer W. , 2005)
48
(Meyers, 1984)
49
(Meyers, 1984)

38
hij in dienst ging bij de Rijkswaterstaat. 50 51

Zie afbeelding 1. 52

Wat voor veel oorlogsslachtoffers maar ook NSB’ers frustrerend bleef, was het feit dat Anton
Mussert geen schuld leek te voelen bij zijn berechtiging en zijn opgelegde straf. Mussert bleef
vasthouden aan zijn idealen. Voor NSB’ers was dit frustrerend omdat zij de directe gevolgen
voelden van de bevrijding: zo’n 60.000 leden van de NSB vluchtten uit angst voor een
Bijltjesdag. Hij schrijft in zijn laatste maanden het volgende:

‘[…] De historie zal eens het onpartijdig en onbevooroordeeld oordeel vellen over doen en
laten der NSB van 1931 tot 1940 en daarna in het zwaarste tijdperk van ons volksbestaan, de
jaren 1940-1945. Dit oordeel kunnen de getrouwe en eerlijke idealisten met gerustheid
tegemoet zien. Eens zal blijken, dat geen offer tevergeefsch geweest is.

Gedaan in de strafgevangenis te Scheveningen in de maanden Augustus-September van het


jaar 1945.’ 53

De teruggang van de NSB vanaf 1936 is vooral te wijten aan de radicalisering van de partij
door de nazi-invloed uit Duitsland. Ondanks dit en de vele verschillende denkbeelden en
richtingen binnen de NSB is Mussert altijd de leider gebleven. Mussert wilde altijd ‘strikt
neutraal blijven, maar dan wel aan de kant van Duitsland.’ Onder invloed van de Duitse
bezetting kreeg de NSB de uitgelegen kans om naar de macht te grijpen om van Nederland
één Groot-Nederlands Rijk te maken. 54

Mussert was tijdens de bezetting misschien wel de meest gehate man van Nederland. Dit
terwijl Mussert in principe geen ‘kwaad persoon’ was: het was een ogenschijnlijk
nietszeggende man, had hij niet zo’n grote rol gespeeld op het Nederlandse toneel ten tijde
van de oorlog. 55

Mussert werd op 7 mei 1945 gearresteerd in zijn kantoor in ’s-Gravenshage. Hij heeft geen
poging gedaan om onder te duiken of te vluchten. Op 27 en 28 november 1945 volgde zijn
proces waarna op 12 december 1945 werd besloten dat hij de doodstraf zou ondergaan
wegens landverraad, hulpverlening aan de vijand en een poging om Nederland onder vreemde
heerschappij te brengen. Deze laatste aanklacht is echter vrij controversieel: dit was nooit de
bedoeling geweest van Mussert. Op 7 mei 1946 werd hij geëxecuteerd. Zijn laatste worden
zijn staatsgeheim: deze zullen pas in 2021 worden vrijgegeven, vijfenzeventig jaar later. 56

50
(Te Slaa & Klijn, 2009)
51
(Meyers, 1984)
52
(Groeneveld, 2005)
53
(Groeneveld, 2005)
54
(Jonge, 2013)
55
(Jonge, 2013)
56
(Meyers, 1984)

39
3.4 De invloed van NSB-propaganda
De NSB richtte de NSB-Filmdienst op, met als Filmleider J.F. van Anrooy. Van Anrooy was
lid van de NSB en waarnemend leider van de afdeling beeldende kunst van het Nederlandsche
Kunsthuis. Dit Kunsthuis had de opdracht de ‘goede’ kunst te scheiden van de ‘slechte.’ 57

Hij omschreef de taken van de filmdienst als volgt:

‘1. In de bioscoopjournaals actualiteiten te doen opnemen, die

a. het goede laten zien (indirecte propaganda)

b. NSB-actualiteiten vertoonen (directe propaganda).

2. In de voorprogramma’s in alle bioscopen in het gehele land korte tienminutenfilms te


vertonen, waarin diverse onderwerpen behandeld worden.

3. Speelfilms te doen vervaardigen van Volksche aard of met onopvallende nieuw-Europese


gedachte en strekking.

4. Door strenge keuring alles wat een slechte strekking en invloed heeft, te weren.’ 58

Het mag duidelijk zijn dat de taken van de


filmdienst propaganda omvatten. Bij Van
Anrooy stond het nut van propaganda hoog
in het vaandel: het was in Duitsland immers
al duidelijk geworden hoe het juiste gebruik
van propaganda bijdraagt aan politieke
macht. Echter, Van Anrooy maakt hierbij
een onderscheid tussen propaganda en
reclame:

‘Propaganda heeft ook niets gemeen met


‘Reklame.’ De beste propaganda laat de
menschen en dingen zien zoals zij zijn.’ 59

Afbeelding 2: Door ambtenaren van de NSB


werden alle zaken omtrent de Filmdienst en
propaganda nauwgezet genoteerd.

Niet alleen werden er propagandafilmpjes


getoond in onder andere bioscopen, de NSB ging zich ook bemoeien met het journaal. Het

57
(Knols, 2014)
58
(Vermeer A. , 1987)
59
(Vermeer A. , 1987)

40
filmjournaal van de NSB heette de Spiegel der Beweging. Het was een van de vele journaals
die het Nederlandse bioscooppubliek te zien kreeg tijdens de oorlog. Een machtsstrijd om
uitzendtijd en vertegenwoordiging was gaande. In 1940 dwong dat NSB-Filmdienst een
contract af met de journaalfabrieken, waarin werd vastgesteld dat de NSB-Filmdienst eenmaal
in de twee weken een item voor het journaal mocht voorstellen. Hiermee was de NSB nog
steeds niet tevreden en al snel wilde de NSB alleenrecht op de uitzending van ‘politieke
items’, die in werkelijkheid alleen gebeurtenissen uit de NSB inhield. 60

De invloed op de NSB als partij was de volgende: de NSB kreeg kritiek over een te sterke
‘politisering’ van het journaal. Voor de meeste Nederlanders waren de Duitsers, NSB en
andere organisaties van eenzelfde orde nagenoeg hetzelfde, binnen de Nederlandse politiek-
en televisiewereld werd er heftig tegen de propaganda van NSB verzet. 61

Hadden deze NSB-films daadwerkelijk invloed? Het ontbreekt aan wetenschappelijk


onderzoek daar aan. De vraag is of dankzij de films het Nederlandse volk daadwerkelijk
sympathiseerde met de ideologie van de NSB. Als we spreken over de invloed op NSB’ers
zelf, kunnen we vooral spreken van bijna dwangmatige controle op de films. Er werd een
groot aantal ambtenaren ingezet om nauwkeurig de aantallen bezoekers en het aantal
producties bij te houden. De NSB-films lijken een averechts effect te hebben wat betreft de
bedoeling waarmee ze gemaakt zijn: ze leidden vaak tot scheldpartijen in het publiek. Op een
gegeven moment werden de films zelfs met half licht gedraaid om de relschoppers er uit te
kunnen pikken. Uiteraard werd dit alles netjes door NSB-ambtenaren bijgehouden. 62 63

Zie afbeelding 2. 64

3.5 De invloed op NSB’ers


toentertijd
Tijdens de jaren 1940-1945 was er
enorm veel haat tegenover NSB’ers.
Ze werden als landverraders
beschouwd. Zie afbeelding 3. 65

In 1944 had elke NSB’er, naar


schatting, gemiddeld tachtig hem
min of meer vijandig gezinde
gezinnen tegenover zich. Al eerder
werd hen te kennen gegeven dat
Afbeelding 3: Een NSB-ster wordt uitgejouwd en
60
gedwongen om een tekstbord te dragen. Den Haag,
(Vermeer A. , 1987)
61 mei 1945.
(Vermeer A. , 1987)
62
(Vos, 2006)
63
(Vermeer A. , 1987)
64
(Vermeer A. , 1987)
65
(1945-05 - Den Haag, NSB-ster wordt opgepakt)

41
er een moment van afrekening zou komen, een Bijltjesdag. Geen wonder dat zo’n 60.000
NSB’ers het land uit vluchtten op de dag van de bevrijding. In hoeverre er daadwerkelijk een
Bijltjesdag gekomen zou zijn is nog maar de vraag: dreigen was immers het enige wat destijds
echt gedaan kon worden tegen de NSB’ers.

Tijdens de oorlog groeide er onder de leden veel twijfel en gewetensproblemen. Het aantal
leden daalde. De leden die bleven, gingen zich verstoppen en voelden zich geïsoleerd binnen
de maatschappij. Daartegenover stond gek genoeg ook vaak een gevoel van superioriteit. 66

Na de bevrijding waren NSB’ers nergens welkom: als ze vluchtten naar Duitsland, waren ze
landverraders, ook voor de Duitsers. Als ze vervolgens weer gedwongen waren terug te keren
naar Nederland of onder te duiken in Nederland, waren het ook landverraders. Veel NSB’ers
werden bij terugkomst onmiddellijk gearresteerd en verplaatst naar een kamp. Ook veel
vrouwen werden gearresteerd wegens landverraad en ‘heulen met de vijand’.

Dankzij trauma’s en psychische problemen sloten veel NSB’ers en hun echtgenotes zich
emotioneel volledig af. Er werd binnen het gezin nooit meer over gesproken, en toch was de
invloed ervan altijd voelbaar. Alcoholisme en gewelddadigheid zijn niet zelden gevolgen van
de invloed van deze trauma’s onder NSB’ers. 67

3.6 De invloed op ‘de kinderen van de NSB’: NSB’ers van nu?


Tijdens de oorlog was je als NSB-kind per definitie als een fout kind. Er zijn veel verhalen
bekend over kinderen die niet mochten meespelen met anderen of zelfs heftig gepest werden:

‘Buurtkinderen hebben mij een keer ingesmeerd met een vieze oliebrij en geprobeerd mij van
de spoorbrug te gooien,’ schrijft een 75-jarige vrouw uit Assen. ‘Bij het schaatsen werd me
van alles voor de voeten gegooid, zodat ik herhaaldelijk viel.’ 68

Kinderen van NSB’ers werden lid van de Jeugdstorm, lang niet altijd vrijwillig. Gevolg
hiervan was dat ze werden gemeden of openlijk vernederd door niet alleen klasgenoten en
leeftijdsgenoten, maar ook door hun ouders.

Het was niet meteen na de oorlog dat kinderen van NSB’ers in de publiciteit traden. Veel
NSB’ers doken onder of vluchtten na Dolle Dinsdag, de aanduiding voor 5 september 1944,
de dag waarop in Nederland het idee dat Nederland binnen korte tijd bevrijd zou worden
onomstotelijk leek. Dit kwam voort uit uit angst voor terechtstelling, en namen daarbij hun
gezin mee. Het gevaar schuilde dat ze ook in Duitsland niet welkom waren en daarom maar
heen en weer bleven reizen, op zoek naar een plaats om te slapen. Maar ook andere factoren
zorgden ervoor dat slachtoffers uit deze groep lang zwegen.

De gezinnen van NSB’ers vielen vaak uit elkaar. De vader werd opgepakt en niet zelden werd
ook de moeder opgepakt voor het bieden van hulp aan de vijand. De kinderen bleven dan

66
(Risicofactoren in de geschiedenis van de kinderen van ‘foute ouders’. )
67
(Werkgroep Herkenning)
68
(Kromhout, 2002)

42
alleen achter of werden samen met hun moeder uit huis gezet. Het besef dat de ouders van de
kinderen fout waren was in deze fase nog geen hoofdrolspeler.

Kinderen werden na de oorlog in interneringskampen of pleeggezinnen gezet. Er werd door


het Militair Gezag, het bestuur in de bevrijde delen van Nederland tot 1946, wel duidelijk
gemaakt dat zij verzorging behoefden, maar niet wie daarvoor ging zeggen.

Toch werden de kinderen al van jongs af aan ook als fout bestempeld. Na, maar ook tijdens,
de oorlog werd contact met hen vermeden. Ook contact met de ouders werd verboden.
Daardoor wisten de kinderen vaak niet waarom er met hen gebeurde of wat hen nog te
wachten stond.

Al met al kan er gezegd worden dat de jeugd van kinderen van NSB’ers vaak na de oorlog
werd verscheurd. Ze leefden in onbegrip en stelden veel vraagtekens bij wat hen overkwam.
De integratiepolitiek van de Nederlandse politiek was geen succes. De kinderen werden na de
vrijlating van hun ouders meestal weer met hun ouders herenigd, maar nog steeds waren ze
dan in een uitzichtloze positie: al hun bezittingen waren hen afgenomen. Ze stonden met lege
handen.

De mislukte verzoeningspolitiek zorgde voor sociaal isolement van NSB-gezinnen in de


maatschappij. Niet alleen was er een duidelijke scheiding tussen NSB-gezinnen en de rest van
de maatschappij, ook de onderlinge verhoudingen ontspoorden. Veel ouders sloten emoties
buiten, wat een grote invloed had op de emotionele ontwikkeling van de kinderen. Zeker als
de vaders in kampen hadden gezeten, had dit een onuitwisbare invloed. Over de oorlog mocht
binnen het gezin absoluut niet gesproken worden. De vragen van de kinderen bleven
onbeantwoord en daardoor voelden - en voelen - ze zich jarenlang verplicht tot geheim-
houding. Immers, kinderen van NSB’ers werden nog steeds veracht door de maatschappij.
Velen van hen onthielden zich van enige maatschappelijke activiteit.

Kinderen van NSB’ers voelen zich vooral buitenstaanders in de maatschappij. Ze voelen zich
nergens welkom en hebben het idee dat ze ‘fout’ zijn zonder dat ze daar zelf in feite iets aan
kunnen doen. Ze durven niet voor zichzelf uit te komen en hebben moeite met het opbouwen
en behouden van intieme relaties.

Veel kinderen van NSB’ers schreven later hun ervaringen op en publiceerden deze eventueel,
vaak ook bij wijze van therapie en verwerking, maar publicatie gebeurde niet zelden onder
een pseudoniem. Een voorbeeld hiervan is het boek ‘Niet de schuld, wel de straf’ van Rinnes
Rijke: dit boek wordt als een van de eerste egodocumenten uit deze groep slachtoffers
beschouwd. Van Rinnes Rijke verscheen ook het boek ‘Op zoek naar erkenning’. De naam
van de titel spreekt boekdelen. Deze boeken verschenen respectievelijk in 1982 en 1985. In de
jaren 80 verschenen voor het eerst meerdere boeken van deze groep oorlogsslachtoffers. 69 70

69
(Withuis, 2004)
70
(Bolle, 2013)

43
Veel schrijvers zien Dolle Dinsdag als het ultieme beginpunt van hun ellende en van hun
verstoorde jeugd die hun leven lang blijvende gevolgen heeft gehad. Uit hetzelfde artikel van
Psychologie Magazine uit de inleiding schrijft een man:

‘Op Dolle Dinsdag vertrokken we naar Duitsland, maar al snel daarna ging mijn vader terug
naar Nederland. Toen wij ook terugkeerden, kregen we te horen dat hij was gefusilleerd. Ik
was 8 en had geen idee wat ‘gefusilleerd’ betekent. Mijn moeder werd kaalgeschoren op een
kar rondgereden en in een kamp gestopt. Toen ze eenmaal was vrijgelaten hertrouwde ze al
snel en verhuisden we naar een andere stad. Ze zette een streep onder ons verleden.

Als kind durfde ik niet op te vallen. Toen ik gescout werd door een bekende voetbaltrainer
ging ik er niet op in, want ik was bang dat ze in mijn verleden zouden spitten.’ 71

Ook juridische gevolgen waren aan de orde. Uit een artikel van Trouw uit 1997:

‘Officieel konden minderjarigen niet vervolgd worden na de oorlog. Maar de 12-jarige Henk
kreeg een formulier waarop stond dat hij onvoorwaardelijk buiten vervolging gesteld werd.
Ook andere kinderen - die niet eens wisten dat ze onder vervolging stonden - werden met die
overbodige mededeling belast.’ 72

Het Historisch Nieuwsblad deed een onderzoek naar deze groep oorlogsslachtoffers en
daaruit volgt het volgende: van de 229 onderzochte slachtoffers zegt 85 procent problemen
gekregen te hebben na de oorlog. Van deze 85 procent heeft weer eens 85 procent
professionele hulp ingeroepen. 42 procent heeft een vlucht naar Duitsland meegemaakt, 10
procent dook onder. 73

3.7 De invloed op kleinkinderen van NSB’ers


Ook kleinkinderen van NSB’ers ervaren in hun jeugd en latere leven veel invloed van het feit
dat hun grootouders bij de NSB zaten. Ook voor hen hangt een grote emotionele waarde aan
het lot van hun voorouders, maar zij kunnen het vaak met een bepaalde afstand bekijken. Dat
is de reden waarom ook zij veel schrijven en onderzoek doen naar hun verleden. Zo schreef
Bettina Drion, de dochter van de man uit het artikel van Psychologie Magazine, twee boeken
over nazaten van NSB-ouders: ‘Porselein’ en ‘Schreven’, respectievelijk uit 2011 en 2013. 74

De invloed die de Tweede Wereldoorlog gehad heeft lijkt te zijn dat deze derde generatie
moeilijkheden ondervindt om de lijn te verbreken. Leed en woede gaan generatie op generatie
over en zijn vooral te zien in de opvoeding. Bij derde-generatie-kinderen heerst vaak onbegrip
en zij gaan op zoek naar antwoorden, die zij lang niet altijd van hun ouders of eventueel zelfs

71
(Zwoll, 2014)
72
(Schokken, slaag en keutels, 1997)
73
(Kromhout, 2002)
74
(Zwoll, 2014)

44
grootouders krijgen. Ze lopen jarenlang met een familiegeheim waar ze niet om gevraagd
hebben.

Ook deze kleinkinderen voelen zich in de maatschappij veroordeeld. Veel mensen weten met
hun verstand dat zij kleinkinderen van NSB’ers niet mogen veroordelen, toch lijkt er nog
steeds een gevoelsmatige kwestie te spelen. Ze worden gepest op school of op het werk of
veroordelen zichzelf tot levenslange geheimhouding en ontkenning.

Daarnaast moeten kleinkinderen van NSB’ers extra hard vechten voor erkenning van hun
problemen: zij zijn immers toch kleinkinderen in plaats van kinderen, waarom zouden zij nu
nog steeds de last van hun ouders en grootouders moeten dragen? Toch blijkt dat veel mensen
zich als volgt voelen en ook door buitenstaanders zelfs bekeken worden: ‘Eens een NSB-
gezin, altijd NSB-gezin.’ Dit maakt het voor kleinkinderen lastig om met hun problemen naar
buiten te treden, net zoals bij veel kinderen van NSB’ers het geval was en nog steeds is. Daar
tegenover staat dat de kleinkinderen nu wel veel meer mogelijkheden hebben om naar buiten
te treden: het is in Nederland nu minder een taboe om er over te spreken en er zijn
verschillende stichtingen en hulppunten opgericht.

Opvallend is dat de problemen van derde-generatie oorlogsslachtoffers veel gelijkenissen


vertonen met de slachtoffers van de tweede generatie: het algemene gevoel hebben sociaal
geïsoleerd te zijn, gevoel van miskenning, schaamte, onbegrip, woede, het gevoel verplicht te
zijn tot levenslange geheimhouding. Zij lijden over het algemeen niet specifiek onder het
gedrag en verhaal van hun grootouders, maar juist van hun ouders die op hun beurt weer veel
wrok en verbijstering jegens hun ouders koesterden en dat aan gebrek aan een uitlaatklep op
hun kinderen reflecteerden. De ouderhaat wordt weerspiegeld in de kinderen, en dat terwijl
we kunnen aannemen dat kinderen van NSB’ers het juist beter wilden doen dan hun ouders.
Het effect bleek vaak averechts. We spreken dan wel van een verwrongen opvoeding voor
derde-generatie oorlogsslachtoffers.

Er zijn uiteraard ook veel derde-generatie oorlogsslachtoffers die minder last lijken te hebben
van deze klachten en puur voor informatie uit het verleden en hun voorouders naar buiten
treden. 75

3.8 Stichting Werkgroep Herkenning


De Stichting Werkgroep Herkenning (SWH) is opgericht in 1981. In de jaren 80 kwamen de
verhalen van ‘kinderen van foute ouders’ voor het eerst sinds de oorlog in grote getale naar
buiten.

De doelgroep is origineel kinderen van ouders die tijdens de bezetting aan de kant van de
bezetter stonden of zelf bezetter waren. Later is deze doelgroep uitgebreid met kleinkinderen
en andere verwanten van onder andere NSB’ers.

75
(Voor wie - Derde generatie kinderen)

45
De doelstelling van de Stichting is het bevorderen van hulpverlening aan diegenen die steun
zoeken en zelf wellicht geen hulp kunnen vinden. Het gaat vooral om het geven van
bekendheid en het bevorderen van de emancipatie, gezien de mislukte integratiepolitiek net na
de Tweede Wereldoorlog. 76

Uit een artikel over historische achtergrondinformatie op de site van de SWH blijkt het
volgende:

‘Door verschillende studies zowel nationaal als op internationaal niveau kunnen we


vaststellen dat kinderen van foute ouders zelden in staat zijn geweest het verleden van hun
ouders zonder slag en stoor te accepteren in vele gevallen zwaar gekweld werden door
schuldgevoelens en een grote dosis loyaliteitsconflict. Gekoppeld aan deze diepe gevoelens
zijn verwijten aan deze ouders dan ook niet weg te denken waardoor zij toch de neiging
hadden hun ouders te verdedigen, mede vanwege hun grote loyaliteitsconflict, welke werd
bemoeilijkt door de alomtegenwoordige zwijgzaamheid, door al dan niet terecht vermeende
minachting door de omgeving en door het gevoel buitengesloten te zijn. Dit laatste gevoel
leidde weer tot, soms overdreven, pogingen de zaak te lijmen of op zijn minst, te herstellen
wat mogelijk was maar omdat herstel niet meer mogelijk is, bleef/blijft slechts één oplossing:
Acceptatie van het verleden.

Die acceptatie kan het beste gaan via de weg van:

1. Kennis: ‘wat is er gebeurd?’

2. Begrip: ‘waarom is het gebeurd, hoe moet ik het gebeurde plaatsen?’

3. Zelfstandig oordeel: ‘hoe moet ik het beoordelen ?’

4. Therapie: met onder andere gesprekken, zelfstandig schrijven, lezen en onderzoek zijn
de in dit proces gebruikelijke methoden.’ 77

Aangezien de gevolgen voor nazaat van ‘foute’ ouders veel groter en heftiger zijn dan iemand
had kunnen voorzien, is het goed dat er een dergelijke stichting bestaat en op zulke grote
schaal hulp kan bieden op allerlei verschillende niveaus. De SWH biedt zelf geen
professionele hulp, maar kan eerder gezien worden als een doorstroomstichting. Het helpt
mensen hun verleden te accepteren, zowel door zelfhulp en professionele hulp als door het
delen van verhalen en deze verhalen bekend maken door de samenleving.

De vrouw uit het artikel van Psychologie Magazine, aangehaald in de inleiding, schrijft:

‘Dankzij de Werkgroep Herkenning zag ik in dat ik níét fout ben en dat ik net alles hoef te
pikken om aardig gevonden te worden.’ 78

76
(Werkgroep Herkenning)
77
(Werkgroep Herkenning)

46
3.9 Conclusie
Al met al kunnen we stellen dat de Tweede Wereldoorlog een onuitwisbare en blijvende
invloed heeft gehad op de NSB’ers toen en nu. Het lijkt natuurlijk uiteraard vrij krom om het
nageslacht van NSB’ers ‘de NSB’ers van nu’ te noemen, maar zo lijken ze zich zelf wel zo te
voelen.

In deze deelvraag is zowel algemene informatie over de NSB als partij als Mussert als
persoon behandeld, omdat met deze informatie de achtergrond valt te onderzoeken van de
ondervonden gevolgen. De gevolgen van de Tweede Wereldoorlog op de NSB’ers toen en nu
lijken te verdelen in twee categorieën: invloed van buitenaf en invloed van binnenuit. Deze
zijn samen te vatten in de volgende tabel, naar aanleiding van onderzoek van Stichting
Werkgroep Herkenning (SWH): 79 80

Invloed van buitenaf Invloed van binnenuit


 ervaringen met oorlogsgeweld,  het familiegeheim en het
bombardement, vlucht (zelfgekozen) isolement
 uitsluiting en pesterijen vóór, tijdens  missen van basisveiligheid en
en na de oorlog geborgenheid
 gescheiden worden van de ouders,  loyaliteitsconflict tegenover de ouders
tijdens of na de oorlog en opvang in  schuldgevoelens, al dan niet
kindertehuis of pleeggezin plaatsvervangend
 armoede door de confiscaties met als  schaamte
consequenties het verloren gaan van  de beklemmende vraag wat de ouders
een deel van het verleden en een precies hebben gedaan of geweten
beperking van de mogelijkheden in  isolement binnen het gezin door het
de toekomst zwijgen over de oorlog en het niet
 de identificatie met de politieke keuze beantwoord krijgen van vragen
van de ouders en met ‘het Kwaad’  voor de na de oorlog geborenen: zich
(van de nazi-ideologie)en daardoor buiten de ervaring van de andere
deel uitmaken van de groep die als gezinsleden geplaatst weten
zondebok gezien wordt  isolement ook in de zin van de enige
 verwarring door informatie uit de in de familie te zijn die iets met ‘de
buitenwereld die vaak haaks staat op oorlog doet’, die zich rekenschap wil
wat zelf in en na de oorlog ervaren is geven van de gevolgen van het
 afwijzing bij opleiding of sollicitaties oorlogsverleden.
op grond van het feit kind van een
collaborateur te zijn
 niet zelf beoordeeld worden maar op
het verleden van de ouders
 het voortduren van het gebruik van de
termen goed en fout als
maatschappelijk cohesie gevend
fenomeen

78
(Zwoll, 2014)
79
(Problematiek: factoren van binnenuit)
80
(Problematiek: factoren van buitenaf)

47
De NSB’ers en hun kinderen lijken het zwaarst getroffen wat betreft trauma’s en psychische
gevolgen, maar ook kleinkinderen van NSB’ers zeggen zichtbaar last hebben gehad van de
Tweede Wereldoorlog en zijn daarmee derde-generatie oorlogsslachtoffers. Kinderen en
kleinkinderen van NSB’ers zien de negatieve effecten vooral terug in hun opvoeding en in
hun omgang met anderen.

De vraag is in hoeverre deze invloed zich door blijft werken. Zal ook in een volgende
generatie de invloed duidelijk voelbaar of zichtbaar blijven? Er bestaat een kans dat wanneer
er ooit een lid van het gezin of ook familie lid was van de NSB, dit een altijd voelbare inslag
zal hebben wat betreft omgang, zelfbeeld en sociaal gedrag.

48
Deelvraag 4: Wat was de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog op de
Nederlanders in Nederlands-Indië ten tijde van de oorlog en welke van deze
invloeden zijn in het heden nog altijd merkbaar?

Tot nu toe is slechts over de Tweede Wereldoorlog in Nederland gepraat, terwijl elders in de
wereld ook Nederlanders de Tweede Wereldoorlog hebben moeten ervaren. Ook in
Nederlands-Indië was dit het geval, een kolonie van Nederland waar toentertijd veel
Nederlanders een fijn leven hadden.

Het begin van de oorlog in Nederlands-Indië


10 mei 1940, Duitsland valt in West-Europa met een enorm geweld aan. Al snel geeft
Nederland zich over en is Nederland dus bezet. Ook in Nederlands-Indië veranderen de tijden.
Voor dit moment leven er duizenden Nederlanders heerlijk in Nederlands-Indië, ze hebben
goede banen, bezitten mooie huizen, leven in een warm klimaat en kunnen het zich vaak
veroorloven Indiërs in dienst te nemen als bedienden. Maar ook hier is er een keerzijde.
Mensen met zowel blanke als gekleurde voorouders, Indische Nederlanders, hebben vaak veel
moeite brood op de plank te krijgen, daarnaast vallen zij als groep buiten de boot, omdat zij
niet volledig tot één van de bevolkingsgroepen behoren. Ze vragen teveel geld om het werk
van de Indonesiërs te doen en door de depressie in de jaren ’30 van de 20e eeuw zijn er vrij
weinig hoge posities te bereiken voor hen81. Ook de ‘inlanders’, oftewel de Indonesiërs,
ondervinden de andere kant van het leven in Nederlands-Indië. Zij leven grotendeels in
armoede en de ongelijke rechten zitten ook hen mateloos dwars. Vanaf het begin van de
oorlog in Europa, neemt de dreiging van oorlog in Azië onherroepelijk toe82.

Op 7 december 1941 valt Japan de


Amerikaanse vloot in Pearl Harbor aan,
en vernietigt deze compleet met behulp
van zee-, land- en luchtmacht83. In Azië
is het namelijk het ontevreden Japan dat
ervoor kiest op aanvallen over te gaan.
Japan sluit al eerder een pact met
Duitsland in 1936, het anti-
Kominterpact, met als doel om de
invloed van de Sovjet-Unie te
verminderen en de wereld zo goed
mogelijk te beschermen tegen het
communisme. In 1937 sluit ook Italië
De aanval op de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor zich hierbij aan, en maakt zich hiermee
door Japanse troepen op 7 december 1941 een bondgenoot van Duitsland. De

81
pagina 3 gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc
82
Documentaire: Oorlog in het Paradijs.
83
Bijlage 11

49
leiders van Japan zijn ontevreden over de grootte van hun land en willen, net als Duitsland,
hun land groter maken op gebied van grond. Dit is het startsein van de Tweede Wereldoorlog
die zich binnendringt in Azië, met het doel van Japan om de blanken, met name de blanke
leiders, uit Azië weg te jagen. Koningin Wilhelmina, die naar Engeland was gevlucht ten tijde
van de Duitse bezetting van Nederland, verklaart op 8 december de oorlog aan Japan, nog
voor Amerika en Engeland84. Aanvankelijk wordt deze oorlogsverklaring door Japan terzijde
gelegd85. Voor hen zijn alleen Amerika en Engeland de vijanden, maar door de hulp die
Nederland aan de legers van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten biedt, wordt
uiteindelijk ook aan Nederland de oorlog verklaard.

Binnen niet al te lange tijd, ongeveer drie maanden, bereikt Japan Nederlands-Indië. De
Nederlandse verdediging wordt overrompeld door de Japanse legermachten. Honderden
Nederlanders komen om in de strijd op de Javazee, en de Japanners kunnen binnen de kortste
keren de macht over Nederlands-Indië overnemen, want het Koninklijk Nederlands Indisch
Leger (KNIL) biedt maar weinig weerstand. Op 8 maart 1942 vindt de capitulatie plaats 86.
Doormiddel van propaganda krijgen de Japanners veel Indonesiërs op hun hand, zij komen
namelijk met uitspraken als ‘Wij maken jullie vrij!’ op de proppen, iets wat voor de
Indonesiërs, die zich inmiddels sterk ondergewaardeerd voelen, als geroepen komt.

Het afzien van de Nederlanders in Nederlands-Indië tijdens de oorlog


Vanaf dit punt in de geschiedenis
veranderen de tijden voor de 400.000
Nederlanders die zich in de kolonie
bevinden87. De militairen worden
krijgsgevangenen en moeten samen met
andere gevangengenomen militairen
vaak dwangarbeid verrichten. Hun
gezinnen worden in vrouwenkampen of
jongens- en mannenkampen geplaatst. Gevangenen moeten doorgaans uren lang gebogen
Voor hen die Indonesiërs in het gezin staat voor de Japanse vlag als vernedering.
hebben, worden uitzonderingen
gemaakt, zij moeten zien te overleven buiten de kampen. Voor de Nederlanders met joods
bloed in hun aderen, al is het maar een beetje, geldt dat zij zich op een gegeven moment in de
oorlog moeten registreren. Zij worden naar Jodenkampen gestuurd. Daarnaast is er nog veel
sprake van gedwongen prostitutie voor allerlei bevolkingsgroepen. De Nederlanders komen
dus in verscheidene situaties terecht, maar over het algemeen geldt dat zij in barre
omstandigheden moeten zien te overleven.

84
Bijlage 12
85
Bijlage email
86
http://www.entoen.nu/indonesie

87
gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc

50
Krijgsgevangenen
8 maart 1942 vindt de capitulatie plaats, zoals eerder benoemd. De Japanse troepen maken
vrijwel direct 88.800 krijgsgevangenen, hier zitten 66.900 militairen uit het KNIL bij88. Van
deze krijgsgevangenen weten er nog ongeveer 9200 te ontsnappen, maar de rest heeft deze
kans niet. Van de overgebleven 57.700 krijgsgevangenen, is de meerderheid Europeaans,
maar er zitten ook nog 19.800 inlanders bij. Veel van hen krijgen later in dat jaar nog een
kans om zich aan te sluiten bij het Japanse leger, doormiddel van het afleggen van een
loyaliteitsverklaring aan de Japanners. De militairen worden in hun eigen kazernes
gevangengehouden, wat voor velen voordelig is, omdat zij de weg daar beter kennen dan de
Japanners en zij dus een manier hebben om ’s nachts ongemerkt te ontsnappen en polshoogte
te nemen bij hun gezin. Hiervoor worden echter al snel strenge straffen opgelegd. Wanneer
een man het kamp verlaat, krijgt hij de doodstraf. Voor deze misdaad zijn in 1942 alleen al
ongeveer 40 krijgsgevangenen geëxecuteerd in de kampen.

Tijdens de oorlog moet de meerderheid van de krijgsgevangenen voor hun vijand werken.
Zo’n 31.000 krijgsgevangenen worden weggestuurd uit de kampen voor dwangarbeid. In
oktober 1942 beginnen de japanners met de mannen naar Birma en Thailand sturen om daar
spoorwegen aan te leggen. Hier zijn 17.500 mannen naartoe gestuurd, veruit het grootste
aantal. Ook worden er mannen naar Japan gestuurd voor de mijnbouw en naar verschillende
andere locaties om vliegvelden aan te leggen. Bij deze werkzaamheden vielen veel
slachtoffers, veruit de meeste bij de aanleg van de Birma-spoorweg en de Pakan Baroe-
spoorweg op Sumatra89.

De slachtoffers die op Sumatra aan de spoorweg hadden moeten werken, zijn niet gevallen
door de leefomstandigheden op Sumatra, maar simpelweg omdat de mannen per boot werden
vervoerd. Een van deze boten, die tot de nok toe vol zat met mannen, werd getorpedeerd. Van
het totaal aantal mannen aan boord is maar 13,8% gered. Uiteindelijk is de spoorweg na de
aanleg nooit gebruikt.

Bij de aanleg van de Birma-spoorweg


zijn het onder andere de
werkomstandigheden geweest die voor
het hoge dodental hebben gezorgd. De
spoorweg loopt door grote stukken
rimboe, en het klimaat was voor de
gevangenen veel te warm. Er moet per
persoon ongeveer 3 mᶟ werk verzet
De Birmaspoorweg, aangelegd door
worden iedere dag, terwijl er te weinig
krijgsgevangenen in Indonesië tijdens de
voedsel is om fit te blijven.
Tweede Wereldoorlog.
De werkomstandigheden zijn niet de enige oorzaak van de vele sterfgevallen. De eerste tijd
wordt de Birma-spoorweg namelijk veel gebombardeerd door de geallieerden, omdat zij niet
weten dat er krijgsgevangenen aan werken.

88
www.gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23Krijgsgevangenen.doc
89
www.gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23Krijgsgevangenen.doc

51
Bombardementen hebben sowieso een groot aandeel gehad aan het hoge sterfgehalte onder de
krijgsgevangenen. Doordat de krijgsgevangenen veel werk voor de Japanners moeten
verrichten dat hen helpt met het orde op zaken stellen, zijn zij ook de slachtoffers als de
geallieerde de projecten proberen te saboteren.

Als krijgsgevangene kan je het beste in de fabrieken en mijnen in Japan ingezet worden. Daar
werd je een stuk milder aangepakt. Uiteindelijk maakt het wat betreft je overlevingskans niet
heel veel verschil of je hier terecht kwam of niet. Dit vanwege de atoombommen die aan het
einde van de oorlog op twee steden in Japan gegooid werden.

Tot slot vallen er veel doden bij de transport van de krijgsgevangenen, op zee, over
spoorwegen, overal worden de mannen als sardientjes in een blik bij elkaar gepropt, de
hygiëne is ver te zoeken en een gebrek aan sanitair en voedsel maakt de kansen dat een man
het daglicht weer ziet erg klein.

Uiteindelijk is van de krijgsgevangenen uit Nederlands-Indië bijna 20% gestorven, terwijl er


in Europa slechts 3% van de Nederlandse krijgsgevangenen de oorlog niet hebben overleefd90.

Vrouwenkampen
Wanneer de Japanners de macht in
handen genomen hebben, worden in de
rijke wijken hele gezinnen met een klein
deel van hun bezittingen op straat gezet
om plaats te maken voor de Japanners
met een hoge functie in het leger. Na de
massale internering van de mannen in
Nederlands-Indië, worden in de meeste
gebieden de blanke vrouwen en kinderen
in aparte wijken geplaatst, vergelijkbaar
met wat er met de Joden gebeurde in
Europese steden. Dit geldt voornamelijk
Een wasruimte in een vrouwenkamp in Indonesië
voor de gebieden buiten Java en
na 1942.
Sumatra. Daar hangt het namelijk af van
de plaatselijke commandanten waar de gezinnen terecht komen91.

De gezinnen krijgen huizen toegewezen die zij moeten delen met andere gezinnen en hebben
ongeveer 3 vierkante meter per persoon. De wijken worden al snel afgesloten, tot kampen
gedoopt en lopen langzaam vol Nederlandse gezinnen. In 1943 komen daar ook de
Indonesiërs bij die minder dan 4 Indonesische grootouders hebben92.

De kinderen in de kampen worden vanaf bepaalde leeftijden afgevoerd naar andere kampen.
De jongens worden steeds jonger naar mannen- en jongenskampen doorgevoerd, iets waar de

90
www.gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23Krijgsgevangenen.doc
91
gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc
92
www.gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23c-Vrouwenkampen_II.doc

52
moeders zich hevig tegen verzetten. Begin 1944 worden er uit de kampen meisjes
weggehaald, die hierna als troostmeisjes gebruikt zijn, en dus in bordelen zijn geplaatst.
Datzelfde jaar wordt ook het Borneo-plan in werking gezet. Vrouwen en kinderen werden
naar andere, kleinere kampen getransporteerd in kleine treinwagons. Hierna komen zij terecht
in kleinere kampen die in een erge staat van vervuiling zijn, het klimaat is er veelal stukken
warmer dan in de grote steden waar zij eerder geleefd hebben. Na deze ontwikkeling groeit
het percentage van sterfgevallen aanzienlijk, hoewel het lager blijft dan dat in de
mannenkampen, namelijk rond de 15%93.

Hoewel er veel verschillen zijn tussen alle vrouwenkampen, hebben zij ook op verscheidene
punten overeenkomsten. Zo komen de gevangenen vrijwel nooit uit hun kamp. Af en toe
wordt er van een aantal geïnterneerden verwacht dat zij werk buiten het kamp verrichten,
maar in de vrouwenkampen zijn dit uitzonderingen. Er zijn nog andere aspecten die het leven
in de vrouwenkampen zwaar maken, zoals het feit dat iedereen weinig bewegingsvrijheid
heeft, de kampen zijn namelijk dichtbevolkt, verder is er een enorm tekort aan voedsel en dit
tekort wordt ieder jaar groter, mede door de hongersnood die in 1944 op Java uitbreekt 94. Het
ontbreekt de kampen aan medische voorzieningen en de leefomgeving is onhygiënisch door
het vuil, het stof, de modder, de lekkende daken en andere negatieve bijkomstigheden. Veel
van de gevangenen zijn daarbij ook nog ziek, tropische ziekten als malaria en tropenzweren
eisen een tol en de enorme honger heeft ook gevolgen op het lichaam. Er is ook geen sprake
van privacy, alles gebeurt in het openbaar. Dit zijn enkel de fysieke omstandigheden in de
kampen, voor gevangenen geldt ook dat velen zich erg geïntimideerd voelen en denken
machteloos te staan. Dit komt voornamelijk door de vernederingen en de zware straffen die zij
moeten ondergaan. Daarnaast zijn zij gescheiden van hun familie en vrienden en leven zij met
de onzekerheid of zij hen ooit zullen weerzien, en zonder de mogelijkheid erachter te komen
of de mensen die dicht bij hen staan überhaupt nog leven. Ook leven vrijwel alle inwonende
van de kampen met hun gedachten in de toekomst of in het verleden, alles zodat ze kunnen
ontsnappen aan het heden95.

Mannenkampen
In maart 1942, vrij snel na de overgave van het KNIL, worden de eerste mensen, veel hiervan
met belangrijke functies binnen de regering, uit Batavia en Bandoeng opgesloten. Later dat
jaar, in mei, vindt de internering van alle blanke, mannelijke volwassenen plaats. Zij zijn
veelal werkloos. Dit begint in Batavia, Cheribon en Sumatra, maar later verspreidt dit zich
naar bijvoorbeeld Bandoeng.

Als kampen worden voornamelijk grote gebouwen gebruikt, zoals hotels en scholen, hierin
worden betrekkelijk weinig mannen opgesloten, niet meer dan 1.000. Het is een hele
verandering voor de blanken, die gewend zijn macht en aanzien te hebben in het land. De
rollen zijn opeens omgedraaid, zij moeten buigen voor de Japanse vlag en voor de Japanners
zelf, wat erg denigrerend gevonden wordt door de meerderheid van de gevangenen. Ook alle

93
www.gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23c-Vrouwenkampen_II.doc
94
pagina 2 gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc
95
www.gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23b-Vrouwenkampen.doc

53
luxe waaraan zij gewend zijn geraakt is plotsklaps verdwenen, en privacy is er vaak niet meer
bij, wc’s en douches bevinden zich namelijk in het openbaar. Het beoefenen van de religie
wordt vaak ook tegengewerkt. Hoewel er geen direct verbod is op godsdienstbeoefeningen,
wordt het men erg moeilijk gemaakt om samen te komen en dit te doen. Omdat de meeste
hoogopgeleiden blank zijn, bevinden de meeste doctoren en artsen zich in de kampen zelf. In
de kampen is echter (bijna) geen apparatuur en medicatie te vinden om mensen mee te
behandelen. Langzaamaan stromen steeds jongere mannen de kampen binnen. Voor 1944 is
de grens vijftien jaar oud, erna zakt deze nog verder, tot wel twaalf jaar, en voor sommige
kampen zelfs 10 jaar. Deze jonge gevangenen komen uit de vrouwenkampen, waar zij vaak
met hun moeder hebben gezeten en waar zij het zware werk hebben moeten doen.

Hoewel jonge jongens veel voedingsstoffen nodig hebben om goed te kunnen ontwikkelen, is
er een schaarste aan voedsel binnen de kampen. Hierdoor lopen veel jongens een achterstand
op in hun groei, wat vele complicaties op het gebied van gezondheid teweegbrengt.

In april 1944 is er een wissel van de wacht, waar de politie voorheen de regie in handen heeft
over de gang van zaken in de mannenkampen, word deze nu overgenomen door het Japanse
leger. De mannen moeten vanaf dit punt dwangarbeid gaan verrichten. De omstandigheden
worden slechter, de mannen worden gedwongen loodsen te bouwen, het voedsel dat zij per
dag krijgen wordt gehalveerd, en wie niet werken wil, die zal niet eten..

In het jaar 1945 wordt er geleidelijk steeds meer van de geïnterneerden gevraagd. De
werkzaamheden variëren steeds meer en worden zwaarder, ze eisen veel doden, vooral onder
de senioren. Om zoveel mogelijk mensen in leven te houden werden er een soort hospitalen
opgezet, maar als iemand daarnaartoe werd gebracht, kwam deze persoon nooit meer terug.

Procentueel gezien sterven er aanzienlijk meer mensen in mannenkampen dan in


vrouwenkampen. Dit kan met veel dingen samenhangen, zoals het feit dat de mannen al
eerder in de oorlog vast zijn gezet, en dus langer in deze barre omstandigheden hebben
moeten leven, maar ook de werkzaamheden en de lijfstraffen zijn zwaarder geweest dan in de
vrouwenkampen96.

Jongenskampen
Naast de mannenkampen, worden jonge, blanke jongens in de oorlog vaak in jongenskampen
gezet. Wanneer in de loop van 1943 de vrouwen en kinderen uit de grote steden naar kleinere
interneringskampen gebracht worden, lopen deze kleine kampen steeds voller. Door het
algemene gebrek aan levensmiddelen worden de omstandigheden met iedere persoon die in
het kamp komt slechter. In de kampen is veelal net genoeg voedsel om te overleven aanwezig.
Van het dagelijkse rantsoen, krijgen de kinderen slechts de helft, waardoor zij op een ernstige
wijze achterblijven in hun ontwikkeling, omdat goede voeding cruciaal is voor de groei van
de jeugd.

In 1944 wordt een knoop doorgehakt, jongens van 10 tot 15 jaar worden van hun moeders
gescheiden en in een apart deel van de kampen onderbracht. Niet lang hierna worden de
96
www.gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23-Mannenkampen.doc

54
jongens ouder dan 13, kort hierop verschuift deze grens naar een leeftijd van 10, naar aparte
kampen gebracht, jongensinterneringskampen.

In de jongenskampen is een gebrek aan autoriteit voor de jongens, er waren geen ouders of
andere volwassenen meer die hen de wet voorlazen, buiten de Japanners. Een gevolg was dat
het de jongeren ontbrak aan een opvoeding dit laatste jaar van de oorlog.

Een voorbeeld van een jongenskamp is het kamp Ambarawa 7. Voor dit gebied een
jongenskamp wordt, is het een vrouwenkamp geweest. Vandaar dat de jongens die in het
kamp geplaatst worden afkomstig zijn uit het vroegere vrouwenkamp, of omliggende
vrouwenkampen. Op 1 mei 1945 telt het kamp 2075 geïnterneerden, dit zijn zowel oudere,
zieke mannen, als jonge jongens. Tegen de tijd dat het kamp bevrijd is, zijn 683 van hen
overleden97. Van de oudere mannen heeft in totaal 61,9% nooit het einde van de oorlog
gezien. Deze hoge sterfte onder de volwassenen is mentaal ontzettend belastend geweest,
gezien zij veelal rechtstreeks met deze doden geconfronteerd werden. Dit omdat de jongens
om beurten de taak als lijksjouwer toegewezen kregen, en door de grote hoeveelheid jonge
verplegers die de mannen voor hun dood hebben behandelt 98. Een deel van de jongens wordt
weggestuurd wanneer er een tekort aan hout ontstaat in enkele vrouwenkampen. 100 jongens
uit Ambarawa 7 worden naar kleinere kampen gestuurd om grote bomen om te hakken en de
overige kampen van hout te voorzien.

Een extremer voorbeeld is het jongenskamp Bangkong, waar in de begintijd 900 jongens
werden onderbracht99. Van de jongens die in dit kamp terecht komen, wordt het haar direct
kortgeknipt en zij worden verplicht ieder dag van de ochtend tot de avond te werken. Deze
werkzaamheden variëren van landbouwgrond bewerken tot het graven van vijvers. Het is niet
ongebruikelijk dat de jongens mishandeld worden door de autoritaire Japanners en het kamp
wordt geteisterd door diverse insectenplagen. Ook in dit kamp heeft de jeugd de grootste
verantwoordelijk. Onder de geinterneerden bevinden zich enkele nonnen, maar zij zijn met te
weinig om het grote aantal zieken en zwakken te verplegen, waardoor ook hier veel jongens
direct te maken krijgen met de lijken van hun kampgenoten, die zij zelf moeten afleggen. In
een jaar tijd overlijdt 79,2% van de mannen en 1,7% van de jongens, wat beide relatief grote
percentages zijn in vergelijking met andere jongensinterneringskampen.

Wim Strubbe heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog in een vrouwenkamp gezeten, maar is op
zestienjarige leeftijd in een jongenskamp geplaatst. Hij vertelt dat dit een van de engste tijden
is geweest. De jongens in het kamp waren losgeslagen, hij omschrijft hen als een stel wilden.
Hij kan zich nog herinneren dat hij ze met een knuppel van hem af heeft moeten slaan. In het
kamp waar hij heeft gezeten werd niet veel mishandeld, maar wanneer de jongens uit de band
waren gesprongen, werden zij soms een hele dag met hun armen op hun rug gebonden aan
hun armen opgehangen. Dit had vaak tot gevolg dat de schouders ontwricht raakten100.

97
Pagina 1: gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23a-Jongenskampen.doc
98
Pagina 3: gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23a-Jongenskampen.doc
99
Pagina 4: gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23a-Jongenskampen.doc
100
Film: Oorlog in het paradijs. Sub onderwerp: Jongenskampen.

55
Na de overgave van Japan in augustus 1945 is de tijd in de kampen voor de jongens van
diverse kampen echter nog niet afgelopen. Zij worden niet bevrijdt door de geallieerden, maar
moeten daar enkele maanden verblijven terwijl zij, merkwaardig genoeg, door de Japanners
beschermt worden voor de Indonesiërs in de Bersiap periode.

Jodenkampen
Zoals al eerder verteld, wordt er door de Duitse overheid in de Tweede Wereldoorlog veel
anti-semitistische propaganda gemaakt. Deze propaganda heeft zijn invloed op Japan,
waardoor in 1943 ook de vrijgebleven Joden door de Japanners gevangen worden genomen.
De gevangenen in de kampen wordt ook gevraagd zich te registreren wanneer zij Joods zijn,
of Joodse familie hebben101. De waarheid achter dit verhaal wordt bevestigd door Anne-Ruth
Wertheim, zij is geboren uit een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. September 1944
wordt in het kamp waar Anne-Ruth gevangen zit door een Japanse officier verzocht dat
iedereen met Joods bloed zich bij hem meldt. De moeder van Anne-Ruth twijfelt dan enorm,
zijzelf is niet Joods, maar haar man en kinderen hebben Joods bloed door hun aderen stromen,
wat dus betekent dat zij gescheiden zullen worden wanneer zij zich zelf niet registreert.
Uiteindelijk besluit zij zich samen met haar kinderen als Joods te registreren. In december
1944 wordt het gezin verplaatst naar een kamp vol met Joden en mensen die voorheen
vooraanstaande functies bekleed hebben/vervuld hebben. Het verschil tussen dit kamp en het
kamp waar zij eerder in verbleven is duidelijk, volgens Wertheim. Er is beduidend minder
ruimte, de bedden zijn bijvoorbeeld maar 50 centimeters breed, en waar zij voorheen weinig
voedsel kregen, wordt dit nu nog verder ingeperkt. Van drie rantsoenen per dag, gaan ze naar
twee. Deze vermindering maakt dat kinderen nog verder achter gaan lopen in hun
ontwikkeling en dat vrouwen stoppen met menstrueren. Verder worden de straffen wreder en
het beleid strenger in verhouding tot hun eerdere verhoudingen102.

Het leven buiten de kampen


Hoewel de meeste blanke gezinnen geïnterneerd worden, is dit op Java en Sumatra niet altijd
het geval. Het komt voor dat de blanken dwangarbeid moeten verrichten buiten de
interneringskampen, dit betekent echter niet dat zij ‘vrij’ zijn.

Voor de Japanners is het belangrijk een onderscheid te maken tussen Europeanen en Indo-
Europeanen, om dit verschil duidelijk te krijgen wordt een soort persoonsbewijs verplicht,
waarop te zien is of iemand van gemengde bloede of volledig blank is. Dit persoonsbewijs
draagt de naam ‘Pendaftaran’103. Naast de term halfbloed, gebruiken de Japanners nog meer
termen om de verschillen duidelijk te maken, zoals kwartbloed en driekwartbloed.

Diverse Europeanen weten de hiervoor genoemde persoonsbewijzen te vervalsen en kunnen


op deze manier voorkomen in kampen terecht te komen. Het omgekeerde gebeurt echter ook.
Verscheidene Indo-Europeanen die erg geleden hebben onder het feit dat zij geen volbloed

101
www.gastdocenten.com/oorlog/docs/3-23b-Vrouwenkampen.doc
102
http://anne-ruthwertheim.com/2013/07/24/living-witness-confirms-existence-of-camp-for-
jews-in-wartime-indonesia/
103
Pagina 1 gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc

56
blanken zijn, maar ook geen volbloed Indonesiërs, vervalsen hun pendaftarans om tot de
volbloeden te behoren. Enkelingen doen dit omdat zij geloven dat het leven ín de kampen
beter zal zijn. Dit zorgt echter voor complicaties wanneer de oorlog voorbij is, wanneer de
bersiap periode aanbreekt en de Nederlanders uit Indonesië worden weggejaagd.

De reden achter de onregelmatige internering op Java is het gebrek aan ruimte. Van de
Nederlanders bestaat veruit het grootste deel uit Indo’s en in de kampen is simpelweg te
weinig ruimte om alle volbloeden én halfbloeden te herbergen. De meeste van deze Indo-
Europeanen leven op Java en Sumatra. Daarom dat er voor de Indo’s een kans bestaat niet
geïnterneerd te worden wanneer zij zich in deze gebieden bevinden.

Daarnaast hebben de Japanners een lichte miscalculatie gemaakt, zij verwachten dat, door de
minderwaardige positie waarin de Indo’s zich bevinden, de Nederlandse Indiërs zich graag bij
hen willen voegen. In plaats hiervan is de meerderheid van de Indo-bevolking een groot
aanhanger van koningin Wilhelmina, en voelen zij zich vaak Nederlands104. Zij laten zich dus
niet makkelijk overhalen en weigeren de aangeboden banen veelal, omdat zij niet wensen
voor ‘zo’n Jap’ te werken. Om deze Indo’s toch te kunnen verleiden, worden zij van de
volbloed Nederlanders gescheiden en langzaam geïndoctrineerd, eigenlijk zijn zij namelijk
mede-Aziaten, houden de Japanners vol, en wat hebben de Nederlanders ooit voor hen
gedaan? De Indo’s waren echter niet zwak van geest en wisten zich massaal te verzetten tegen
deze ideeën. De Japanners zien in dat hun methoden niet veel effect hebben, en kiezen voor
andere maatregelen, bijvoorbeeld het aanstellen van Indonesiërs als toezichthouders van
diverse gezinnen.

Vanaf het moment van de capitulatie, waarna de meeste mannen gevangen worden genomen,
zitten de overgebleven zonder inkomen en zonder huizen, omdat zij verdreven worden uit hun
grote huizen door de Japanners. De bezittingen die zij mee kunnen nemen uit de huizen,
worden al snel verkocht zodat zij zichzelf kunnen voeden. Het zijn zware jaren voor de
gezinnen die aan de ene kant niet in de kampen terecht kunnen, maar aan de andere kant niet
terecht kunnen bij de Indonesiërs door de groeiende vijandigheid tussen hen en de Indo’s. Er
wordt een grote creativiteit geëist van de vrouwen, en de kinderen moeten al vroeg volwassen
en verantwoordelijk gedrag gaan vertonen zodat het gezin kan overleven. Op een originele
manier wordt vervanging bedacht voor alledaagse benodigdheden en luxeproducten als zeep,
gereedschap en waren om kleding te herstellen.

De rol van de kinderen is groot in dit proces, hoewel de jongens op straat gestuurd worden
voor verschillende taken, worden de meisjes zoveel mogelijk thuisgehouden om hen te
beschermen tegen de wellust van de Japanners. De meisjes die nog geen vrouwelijke
rondingen hebben, worden kaalgeschoren en als jongen alsnog de straat op gestuurd. Dit is
ook voordelig omwille van de luizenplagen en irritaties die in de tropen vaak opspelen.

Over het algemeen is de honger buiten de kampen minder erg dan in de kampen. De oorzaak
hiervoor is dat men waarschijnlijk meer bij elkaar kan schrapen, meer zelf kan verbouwen en
soms zelfs meer kan stelen dan dat dit in de kampen het geval is.

104
pag. 4 gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc

57
De samenwerking die in de kampen ontstaat, ontbreekt bij de Indo-Europeanen omdat zij over
grote gebieden verspreid zitten, in plaats van, zoals in de kampen, in een gebouw of kamp.
Hierdoor ontstaat er een groot isolement van de Indo-gezinnen. Door de situatie waar velen
zichzelf in vinden begint men ook te twijfelen aan de identiteit en aan hun standpunten. Zij
beginnen zich af te vragen waarom zij eigenlijk zo trouw zijn gebleven aan de Nederlanders,
als dit het gevolg is.

Gedwongen Prostitutie
Buiten de kampen, maar ook in de kampen zelf, zijn diverse meisjes geronseld voor de
bordelen vol legerprostituees. Er is bij de Japanners tijdens de oorlog een grote vraag naar
meisjes, en om aan deze vraag te voldoen worden zowel blanke als halfbloed vrouwen en
meisjes in deze bordelen geplaatst. Dit is bij hen vaak gedwongen, maar soms spelen andere
aspecten ook een rol, zoals de economische redenen. De honger en armoede wordt veel
mensen teveel en een manier om hier aan te ontsnappen is om als ‘troostmeisje’ te fungeren.
Dit is in zekere zin dus een noodgedwongen oplossing.

De Japanners vergrijpen zich echter niet alleen aan de vrouwen in bordelen, maar ook aan
mensen van het vrouwelijk geslacht dat op straat of in kampen te vinden is. Voor hen
ontbreken de kleine voordelen die bordelen hebben, zoals de mogelijkheid een abortie te
plegen en enige vorm van zekerheid op het gebied van voeding. Ook seksueel overdraagbare
ziektes zijn niet ongebruikelijk bij de misbruikte vrouwen, en er bestaat een enorm tekort aan
medicatie hiervoor105.

In deze omstandigheden zijn vrouwen vaak tot het uiterste bereid, en het komt dan ook veel
voor dat levend geboren kinderen door de moeders worden omgebracht, om zo maar te
voorkomen dat zij een Japans kind op moeten voeden106.

Sociale invloeden ten tijde van


de Tweede Wereldoorlog
107
De invloeden van de Tweede
Wereldoorlog waren voor de
Nederlanders erg groot. Voor de
kinderen van zowel de Indo’s als
de Nederlanders zelf, beide waren
erkent Nederlands, gold dat zij
een grote achterstand op het
gebied van educatie en
ontwikkeling overhielden in de
oorlog. Zij raakten verder erg
Een zwaar ondervoede gevangene in een van de beste
uitgehongerd en waren
hospitalen vlak na de bersiap-periode in zijn bed.
105
gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc
106
Gedwongen Prostitutie, www.gastdocenten.com
107
Afbeelding:
http://www.chgs.nl/zoekresultaat?n_o_m=pager&query=type%3A%28%22image%22%29&month=12&day=24
&list=0&pageSize=16&page=2&view=record

58
gedwongen sneller op te groeien dan gebruikelijk is voor kinderen. Tot slot kregen ze te
maken met schokkende beelden die zij niet snel zouden vergeten.

Voor de blanke volwassenen was de oorlog erg traumatiserend. Zij moesten met lede ogen
toekijken hoe zij van hun welvaart beroofd werden, en moeders werden dagelijks
geconfronteerd met het feit dat zij hun kinderen niet konden beschermen tegen ondervoeding
en trauma’s. Ook voor deze groep was er te weinig voedsel, en na de oorlog hadden zij
vrijwel geen bezittingen meer over. Een huis om naar terug te keren was er ook niet, doordat
deze huizen tijdens de oorlog door Japanners of Indonesiërs bewoond werden en door het
aanbreken van de bersiap periode direct na de bevrijding. Ook waren zij vaker slachtoffers
van mishandeling in de kampen omdat zij vaak verantwoordelijk werden gehouden voor de
wandaden van de jeugd.

Voor de Nederlandse Indiërs is de oorlog enorm confronterend geweest. Zij werden namelijk
steeds meer geconfronteerd met het feit dat zij in wezen nergens thuis hoorden. Zij hadden
trouw gezworen aan Nederland, maar beseften dat zij nooit gelijk zouden zijn aan de
Nederlanders. Hierdoor bouwden zij veelal een minderwaardigheidscomplex op, waar zij
moeilijk overheen kwamen. Daarnaast brak er ook voor de Indo’s een tweede zware periode
aan na de bevrijding, gezien zij niet door de Japanners worden beschermd in de kampen, maar
buiten deze relatief veilige zones leefden en dus makkelijk slachtoffer werden van de
revolutionaire Indonesiërs108.

Sociale invloeden in het heden


Tegenwoordig ervaren de oorlogsslachtoffers uit Nederlands-Indië nog altijd de naweeën van
de oorlog. Er zijn momenteel nog altijd veel 1e en 2e graad slachtoffers, maar ook mensen die
zowel 1e als 2e generatie slachtoffers zijn. Dit komt omdat zowel zijzelf als hun ouders in deze
kampen hebben gezeten. Verder zijn de ervaringen en de manier om hiermee om te gaan erg
persoonlijk en gaat iedereen hier anders mee om.

Volgens twee gastdocenten van de site www.gastdocenten.com hebben zij nog veel effecten
van de oorlog in hun resterende opvoeding gemerkt. Volgens J.W. Hoegen waren deze
effecten vooral terug te vinden in de gedragingen van de slachtoffers, zoals het feit dat het
bord altijd leeg gegeten moest worden, de nadruk op hygiëne en het feit dat schreeuwende
mensen angst opwekt. Deze gevolgen komen in het dagelijks leven nog veel terug109.

Thea Meulders geeft aan dat zij 1e en 2e graad oorlogsslachtoffer is, zij heeft veel gevolgen
van de oorlog in haar opvoeding terug gezien. Wijlen haar moeder en stiefvader zijn beide uit
kampen teruggekomen en hebben hier trauma’s aan overgehouden. Thea geeft aan zelf nooit
echt kind te zijn geweest, maar al jong volwassen geworden te zijn. Wat zij op dit punt in haar
leven nog altijd ervaart, is een grote achterdocht naar de autoriteiten toe en ze geeft aan te
weten dat andere slachtoffers hier ook nog last van hebben110.

108
Pag. 8 gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc
109
Bijlage 9
110
Bijlage 9

59
Uit een telefoongesprek met Marjan Bruinvels, gastdocent, blijkt dat zij nog altijd last heeft
van flash-backs en dat zij al vlug het gevoel heeft onderdrukt te worden, dit zijn volgens haar
de individuele gevolgen van haar tijd in de kampen. Zij was 7 jaar toen de oorlog ook in Azië
uitbrak en heeft de gehele bezettingstijd in een kamp gezeten.

In het eerder aangehaalde interview met Anne-Ruth Wertheim wordt beschreven hoe zij nog
altijd emotioneel is wanneer zij haar verhaal over de oorlog verteld. Ook in haar leven heeft
de Tweede Wereldoorlog nog altijd een grote rol, dit is aan de beschrijving van haar gedrag te
merken111.

Een anonieme geënquêteerde gaf aan dat bij hem/haar thuis geen Japanse producten meer
binnenkwamen112. Hier blijken meer mensen last van te hebben gehad, en nu nog altijd te
hebben.

Wat betreft de Nederlandse Indiërs zijn er maar weinig van hen die de gebeurtenissen in de
oorlogstijd en erna volledig hebben kunnen verwerken. Dit komt mede door het feit dat zij
zelf nooit in kampen hebben gezeten, en het bij de ex-geïnterneerden veel wantrouwen opriep
wanneer zij hier achter kwamen. Wanneer er aan de buitenkampers werd gevraagd hoe voor
hen de kampen waren, antwoordde zij hierom dingen als: ,,Ik wil er eigenlijk niet meer aan
denken, ik wil deze gebeurtenissen zo snel mogelijk vergeten’’ waardoor hen de mogelijkheid
over hun angsten en gevoelens te praten werd ontnomen.

Voor de meerderheid van de overlevenden geldt hiernaast ook nog dat zij door de enorme
achterstand in hun educatie nooit een goede maatschappelijke carrière hebben kunnen
opbouwen, en hier ervaren zij nog altijd de nadelen van. Zij hebben hierdoor over het
algemeen een relatief laag salaris ontvangen en hebben veelal niet de mogelijkheid gehad een
eigen vermogen op te bouwen113. Dit kan in een aantal gevallen geresulteerd hebben in een
minderwaardigheidscomplex. Daarnaast was dit nog eens erg ongelukkig omdat de
samenleving nu eindelijk opgebouwd werd op basis van de capaciteiten van de mens in plaats
van op de verschillen wat betreft het ras.

Nog altijd worden er jaarlijks boeken en documentaires uitgebracht over de Tweede


Wereldoorlog in de Nederlandse Kolonie. Hieruit kan worden opgemaakt dat de oorlog nog
altijd menigeen bezighoudt, en dan met name de directe slachtoffers en hun kinderen.

111
http://anne-ruthwertheim.com/2013/07/24/living-witness-confirms-existence-of-camp-for-jews-in-
wartime-indonesia/
112
Bijlage 5 (enquete)
113
pag. 7: gastdocenten.com/oorlog/docs/3-24b-BuitenKampers.doc

60
Wat is de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog op de huidige
samenleving?

Omstanders
Voor de omstanders was de invloed niet erg groot, tenzij ze Joodse familieleden of vrienden
hadden die ze hebben zien verdwijnen. Het merendeel van de mensen die de oorlog hebben
aangezien hebben deze trauma’s niet op hun kinderen overgedragen, bij hen is er dus weinig
sprake van tweede generatie oorlogsslachtoffers.

Verzet
De mensen die in het verzet hebben gezeten hebben weldegelijk trauma’s aan de oorlog
overgehouden. Zij hebben namelijk hun vrienden zien sterven. Het is echter niet zo dat zij nu
nog een actief onderdeel van de samenleving vormen omdat zij veelal al volwassen waren in
de oorlog. Op hun kinderen is dit trauma wel overgedragen, maar niet in zodanige mate dat
hier nog dagelijks de effecten van te merken zijn.

Joden
In Nederland is de invloed van de Tweede Wereldoorlog op de Nederlandse Joden zeker te
merken, en wel omdat er procentueel veel minder Joden in Nederland wonen dan vóór 1939.
Ook andere kleinere aspecten, zoals het feit dat er in Nederland slechts één koosjere slager te
vinden is, geven een helder beeld van de veranderingen die na de oorlog hebben
plaatsgevonden.

Na de Tweede Wereldoorlog waren de Joden zwaar getraumatiseerd. Ze kwamen vaak terug


met nog maar een deel van hun familie en vaak waren hun huis en hun spullen verkocht of
simpelweg weggegeven. De mensen die hier in Nederland waren achtergebleven wisten veelal
niet wat de joden hadden meegemaakt, of wilden dit niet geloven. Pas in de jaren ’50
begonnen de achterblijvers langzaam een idee te krijgen wat zich nu werkelijk in de kampen
had afgespeeld.

Als je vandaag de dag naar Israël reist, vind je op veel plekken nog stukjes oorlogsverleden
terug. Op iedere straathoek vindt je een monument en iedereen heeft verhalen te vertellen over
de oorlog en de rol die die in hun familieverleden heeft gespeeld.

NSB’ers
Verassend genoeg blijkt dat de oorlog onder veel NSB-kinderen nog leeft. In hun jeugdjaren
hebben zij veelal aangeleerd dat zij minder waard zijn dan de rest. Vaak hebben ze hier hun
leven lang nog last van, dit wordt vaak van generatie op generatie doorgegeven. Hoewel men
misschien zou denken dat je mensen niet kwalijk kunt nemen wat hun voorouders gedaan
hebben, maar het blijkt dat dit toch gebeurt.

61
Nederlanders in Nederlands-Indië
In Indonesië zijn relatief meer Nederlanders gestorven dan in Nederland zelf, maar hierover
horen wij tegenwoordig op school veel minder dan de Nederlandse Joden, in onze lessen
wordt de Tweede Wereldoorlog in Azië bijna niet behandelt als het vergeleken wordt met de
lestijd die we aan de Tweede Wereldoorlog in Europa besteden. Dit betekent echter niet dat
Nederland niet bezig is met de slachtoffers die in Indonesië gevallen zijn.

In 2013 wordt bekendgemaakt dat het Joods Historisch Museum te Amsterdam plannen heeft
om een tentoonstelling over de Joodse oorlogsslachtoffers uit Indonesië een plekje in het
museum te geven. Ook worden de verdere slachtoffers uit Indonesië nog jaarlijks herdacht, dit
zijn slechts enkele voorbeelden van de manier waarop Nederland nog altijd bezig is met de
Tweede Wereldoorlog slachtoffers in Nederlands-Indië. Een echt grote invloed heeft het
echter niet meer op onze algehele samenleving. Dit is te merken aan het feit dat men
tegenwoordig vrij weinig meer hoort over de slachtoffers daar, en meer geconfronteerd wordt
met de holocaust en diens slachtoffers.

Onze enquête
Om onze hoofdvraag correct te kunnen beantwoorden, maken we gebruik van de resultaten
van onze enquête. Onze enquête is beantwoord door 104 mensen, waarvan 79,8% altijd al in
Nederland geleefd heeft.

Op onze vraag welke invloeden van de Tweede Wereldoorlog mensen hebben meegemaakt in
hun directe omgeving in de periode 1939-1945, geeft niemand aan last te hebben gehad van
seksuele intimidatie. Wat echter wel blijkt, is dat de geënquêteerden voornamelijk last hebben
gehad van armoede, onderdrukking, in beslag name van bezittingen en bombardementen.

Aan de resultaten van de vraag ‘Welke invloed van de Tweede Wereldoorlog hebben uw ouders
meegemaakt in hun directe omgeving, in de periode 1939-1945?’ kunnen wij zien dat er een
significant verschil is tussen het aantal mensen die het zelf hebben meegemaakt en die voor
hun ouders spreken, daarnaast geven zij aan veel meer last te hebben gehad van de trauma’s
die zij in deze periode hebben opgelopen.

Uit de resultaten blijkt dat er bij de eerste generatie oorlogsslachtoffers meer trauma is
overgehouden aan de onderdrukking, terwijl als wij de tweede generatie aangeeft dat de eerste
generatie veelal last heeft ervaren van de bombardementen. De derde generatie geeft aan dat
hun grootouders vooral last hebben gehad van de armoede. Dit geeft volgens ons aan dat
grootouders niet graag spreken over hun oorlogsverleden, en dat de generaties na hen een
vertekent beeld hebben gekregen van de oorlogssituatie.

De huidige generatie
47,1% van de geënquêteerden geeft aan onder de dertig te zijn. Het grootste gedeelte van de
mensen die onze enquête hebben ingevuld zijn dus de nieuwe generatie, en dus het beste te
benoemen als onze huidige samenleving, omdat hun beeld niet meer gevormd wordt door hun

62
eigen ervaringen van de oorlog. Zij geven aan dat zij nauwelijks of geen trauma hebben met
betrekking tot de oorlog.

Wel geeft van de tweede generatie 7% aan een vervormde opvoeding te hebben genoten en zij
denken dat dit door de oorlog komt. Hierbij hebben zij aangegeven last te hebben gehad van:

- De oorlog speelde altijd een rol in het gezin


- Er kwam geen Japans product of voedsel in huis
- Moeder worstelde er nog vaak mee
- Stress
- Bang om geen geld te hebben
- Streng
- Haat tegenover Duitsers

De oorlog is nog niet uit hun systeem verdwenen.

Conclusie

De Tweede Wereldoorlog heeft een enorme invloed gehad op de vier groepen die wij hebben
onderzocht. De gevolgen van de Tweede Wereldoorlog op deze groepen zijn samen te vatten
als volgt:

De niet-vervolgde Nederlanders
Een duidelijke afbakening van de rollen van daders, slachtoffers en omstanders is vrijwel
onmogelijk. Vaak lopen de rollen door elkaar heen: niemand was per definitie ‘goed’ of ‘fout’
in de oorlog. Er werden veel dingen in het geheim gedaan en daardoor miste men veel
informatie van elkaar.

Dit leverde spanningen op tussen mensen onderling en in de samenleving in bredere zin. Er


was sprake van veel wantrouwen.

De mensen die het meeste onder deze spanningen hebben geleden zijn de mensen die de
Tweede Wereldoorlog bewust hebben meegemaakt. Dit blijkt ook uit de enquête die wij
hebben gehouden onder 104 mensen, die vooral uit Nederlanders bestond. De omstanders
merkten niet zo’n grote invloed, tenzij ze Joodse familie of vrienden hadden zien verdwijnen.
Het grootste deel van de mensen die de oorlog hebben meegemaakt heeft de trauma’s niet op
hun kinderen overgedragen.

De mensen uit het verzet hebben wel degelijk invloed gehad van de oorlog. Zij hebben vaak
een vriend of kennis zien sterven en dat was een traumatiserende ervaring. Hun trauma’s zijn
wel op hun kinderen overgedragen, maar niet in zo’n mate dat het als storend wordt ervaren.

In de huidige samenleving ziet men volgens de enquête geen of weinig invloeden van de
Duitse bezetting terug. De jeugd geeft aan geen of weinig last te hebben van de gevolgen van
de Tweede Wereldoorlog.

63
Wel staan er nog in vrijwel elke stad beelden van mensen die heldendaden verricht hebben
tijdens de Tweede Wereldoorlog. In dat opzicht is de invloed nog duidelijk merkbaar.

De Joden
De invloed voor Nederlandse Joden is nog wel te merken, maar niet zo veel meer als vlak na
de oorlog. De meeste Joden voelden zich niet meer welkom in Nederland, of zelfs in West-
Europa en trokken naar Israël. De reden hiervoor was dat in dit land het plaatsje Palestina ligt,
dat voor de Joden een heilige locatie is. De Joden hoopten in Palestina veiligheid, vrijheid en
vrede te vinden, maar deze verwachtingen zijn voor de meesten niet uitgekomen.

De invloed van de Tweede Wereldoorlog op de Joden die na de oorlog in Nederland bleven, is


een beetje onduidelijk. Verschillende bronnen vertellen verschillende en uiteenlopende
verhalen. De één zegt dat er ruim voldoende nazorg werd aangeboden, en dat dit erg heeft
geholpen, terwijl de ander zegt dat iedereen die zij kent aan hun lot werd overgelaten. We
kunnen hier dus niet een duidelijk oordeel over vormen. Wat wél duidelijk is dat er nazorg
werd aangeboden. De mensen die de nazorg aannamen, geven aan dat ze hier veel aan hebben
gehad in hun verdere leven.

Iedereen zal in zijn of haar omgeving wel een antisemitische opmerking gehoord hebben,
ofwel in de trein ofwel bij een voetbalwedstrijd. Vooral bij de wedstrijden die Ajax speelt
worden nog wel eens kwetsende leuzen geroepen die Joden betreffen.

Ook in pretparken die in de buurt van de wat meer door Joden bevolkte gebieden liggen,
vallen de Joodse bezoekers meer op. De wat meer fanatieke Joden, die dus een keppeltje
dragen en pijpenkrullen hebben, vallen vooral bij kinderen op. Zij hebben hier vaak vragen
over aan hun ouders. De ouders weten echter niet goed hoe ze deze moeten beantwoorden,
omdat zij er weinig kennis van hebben. Dit komt weer doordat de scholen minder aandacht
aan het Jodendom besteden en meer aandacht geven aan het christelijke en islamitische
geloof.

De NSB’ers
De invloed op de NSB´ers was toentertijd zodanig dat niet alleen NSB´ers zelf maar ook hun
gezin en vrienden werden gehaat door verschillende lagen van de bevolking. Ook ontbrak het
hen aan erkenning van de Duitse bezetters. Zij voelden zich vaak buitenstaanders in de
maatschappij omdat zij nergens aansluiting konden vinden, soms zelfs niet bij elkaar. Gek
genoeg ging hiermee niet zelden ook een gevoel van superioriteit mee gepaard, veroorzaakt
door het beleid van Mussert.

De invloed op de tweede en de derde generatie, dat wil zeggen kinderen en kleinkinderen van
NSB’ers, is enorm groot. Veel van deze mensen ervaren een vervormde opvoeding, het
gevoel buitengesloten te zijn en miskenning. We spreken hierbij over factoren van buitenaf en
factoren van binnenuit. Het was dan ook niet meteen na de Tweede Wereldoorlog dat
kinderen van NSB’ers naar buiten traden met hun verhaal.
64
Het moeilijkste voor de kleinkinderen ofwel de derde generatie is het doorbreken van het
patroon van onbegrip en verdriet.

Gelukkig wordt er steeds meer bekend over de verhalen van NSB’ers en hun nazaat en is er
ook steeds meer hulp beschikbaar voor tweede- en derde-generatie oorlogsslachtoffers, zowel
professioneel als mogelijkheden tot zelfhulp.

De Nederlanders die in Nederlands-Indië woonden


De slachtoffers uit Indonesië worden nog jaarlijks herdacht en de gebeurtenissen toentertijd
spelen nog altijd een grote rol in hun leven. Ook de (klein)kinderen hebben hier nog de
naweeën van gevoeld in de opvoeding. Vaak hadden de mensen een ongekende haat voor
japanners en Japanse producten kwamen het huis niet in. Daarnaast hebben degene die nog
minderjarig waren in de oorlog door de slechte omstandigheden een achterstand opgelopen in
zowel hun ontwikkeling als hun scholing, waardoor de kans op een goede baan voor hen
stukken kleiner werd, en hun welvaart kleiner, dit werkte natuurlijk ook door op hun kinderen
omdat die dus in een relatieve armoede opgroeiden. In onze educatie worden de
gebeurtenissen in Indonesië echter vrij weinig genoemd, al helemaal als je het vergelijkt met
de lestijd die wij aan de Tweede Wereldoorlog in Europa besteden.

65
Onderwerp, Hoofd- en Deelvragen

Namen: Roos Bugter, Geertje van Raak, Britta Wetzels, Nienke Raaijmakers
Klas: gestart met pws in V5A en V5B, nu V6B en V6E
Begeleider: C. van der Heijden

Onderwerp: Tweede Wereldoorlog


Hoofdvraag: Wat is de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog op de huidige
samenleving?

Deelvraag 1: Wat was de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog op de Nederlandse


burgers ten tijde van de oorlog en welke van die invloeden zijn in het heden nog altijd van
toepassing?
(Roos)

Deelvraag 2: Wat was de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog op de Nederlandse


Joden ten tijde van de oorlog en welke van die invloeden zijn in het heden nog altijd van
toepassing?
(Nienke)

Deelvraag 3: Wat was de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog op de NSB’ers ten
tijde van de oorlog en welke van die invloeden zijn in het heden nog altijd van toepassing?
(Geertje)

Deelvraag 4: Wat was de sociale invloed van de Tweede Wereldoorlog op de Nederlanders in


Nederlands-Indië ten tijde van de oorlog en welke van die invloeden zijn in het heden nog
altijd van toepassing?
(Britta)

66
Plan van aanpak

Wanneer? Volgens tijdschema pws Wie? Wat?


1. Reisweek schooljaar Groep formeren Roos
2013-2014 Onderwerp kiezen Britta Groep, onderwerp
Keuzeformulier invullen Geertje
Nienke
2. Tot einde schooljaar Onderzoeksvragen Roos
formuleren, info zoeken Britta Onderzoeksvragen
plan van aanpak Geertje formuleren, plan van
opstellen Nienke aanpak opstellen
3. Week 37 Bijstellen plan van Roos
aanpak Britta Bijstellen plan van aanpak
Geertje
Nienke
4. Week 42 Verder info zoeken, Roos
raadplegen, onderzoek Britta Info zoeken over eigen
doen ontwerp maken Geertje groep; onderzoek doen
Nienke
5. Week 49 Info ordenen verwerken , Roos
voorlopige eindconclusie Britta Info zoeken, verwerken
maken Geertje
Nienke
6. Week 49 08-12-2014 voorlopige Roos
versie pws inleveren Britta
Geertje
Nienke 04-12-2014 voorlopige
versie pws inleveren
7. 18-12-2014 Leerlingen krijgen de Roos Evt. op- en aanmerkingen
voorlopige versie terug Britta aandachtig bekijken en evt.
Geertje vragen n.a.v. teruggave
Nienke pws stellen
8. 12-01-2014 Definitieve versie pws Roos
voor 16.00u inleveren bij Britta Definitieve versie pws
inleverbalie Geertje inleveren
Nienke
9. 04-02-2014 Presentatieavond Roos
Britta Presenteren
Geertje
Nienke
10. 27-02-2014 Cijfers pws bekend - -

67
Bronnenlijst

Bibliografie deelvraag 1
Brouwer, K. d. (2002-2013). Wereldoorlog II. Opgeroepen op november 27, 2014, van Members:
http://members.home.nl/keesdebrouwer/wereldoorlog II/06 het verzet.htm

Bugter, W. (1988). Herinnering. Arnhem, Gelderland, Nederland.

Daders, slachtoffers, omstanders. (2010, april 22). Opgeroepen op november 22, 2014, van Cogis:
http://www.cogis.nl/Congressen/Daders__slachtoffers__omstanders_-
_22_april_2010.aspx?pgeId=433

Dijk, B. v. (sd). Leven naast het kamp. Spectrum.

Duitse aanval op Nederland in 1940. (2003, augustus 6). Opgeroepen op november 22, 2014, van
Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Duitse_aanval_op_Nederland_in_1940

Hannie Schaft; het meisje met het rode haar. (2002-2014). Opgeroepen op november 27, 2014, van
go2war2: http://www.go2war2.nl/artikel/1077

Het Nederlandse verzet in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. (sd). Opgeroepen op november 30,
2014, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlands_verzet_in_de_Tweede_Wereldoorlog#Het_Nederla
nds_verzet_in_de_jaren_na_de_Tweede_Wereldoorlog

Kromhout, S. H. (2006). Tien grote Nederlandse verzetshelden. Opgeroepen op november 30, 2014,
van Historisch Nieuwsblad: http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6794/tien-grote-
nederlandse-verzetshelden.html

Moraal, E. (2013, februari 14). Ieder zijn eigen oorlog. Opgeroepen op november 30, 2014, van
Isgeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/archiefstukken/ieder-zijn-eigen-oorlog-
egodocumenten-over-de-tweede-wereldoorlog/

NTR. (2004, februari 24). Vroeger & zo. Opgeroepen op november 30, 2014, van School Tv:
http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20040224_februaristaking01/

Schulten, C. (1995). “En verpletterd wordt het juk” Verzet in Nederland 1940-1945. Den Haag.

Stokman, S. (1945). Het Verzet van de Nederlandsche Bisschoppen tegen Nationaal-Socialisme en


Duitsche Tyrannie. Utrecht: Spectrum.

Terpstra, A. (2007, mei 12). De trauma’s van de omstanders. De Trouw.

Verzet. (2004). Opgeroepen op november 30, 2014, van Oranjehotel Nationaal Archief:
http://oranjehotel.nationaalarchief.nl/introductie/verzet/

68
Verzet. (2014). Opgeroepen op november 22, 2014, van Tweede Wereldoorlog:
http://www.tweedewereldoorlog.nl/themas/verzet/

Wederopbouw. (2014). Opgeroepen op november 30, 2014, van Tweede Wereldoorlog:


http://www.tweedewereldoorlog.nl/themas/na-de-oorlog/wederopbouw/

Bibliografie deelvraag 2
Achtergrond Tempelberg heilige plaats Joden en moslims. (2014, oktober 30). Opgeroepen op
november 30, 2014, van Nu.nl: http://www.nu.nl/buitenland/3916413/achtergrond-tempelberg-heilige-
plaats-joden-en-moslims.html

ANP. (2014, november 29). Arabieren eens Palestina Resolutie. Opgeroepen op november 30, 2014,
van Nu.nl: http://www.nu.nl/buitenland/3941061/arabieren-eens-palestina-resolutie.html

Auschwitz. (2003, februari 28). Opgeroepen op november 29 en 30, 2014, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Auschwitz_(concentratiekamp)

Camps. (2013, maart 3). Opgeroepen op november 29, 2014, van New York Times:
http://www.nytimes.com/imagepages/2013/03/03/opinion/03camps-map.html?ref=sunday-review

Canadezen bevrijden kamp Westerbork. (sd). Opgeroepen op november 30, 2014, van isgeschiedenis:
http://www.isgeschiedenis.nl/toen/april/canadezen-bevrijden-kamp-westerbork/

De Telegraaf. (1941, november 1). Opgeroepen op november 22, 2014, van Geheugen van oost:
http://www.geheugenvanoost.nl/44727/nl/de-telegraaf-1-november-1941

Eén op de vijf Nederlanders: 'Joden hebben te grote invloed'. (2005, juni 7). Opgeroepen op november
30, 2014, van Likud: http://likud.nl/2005/06/een-op-de-vijf-nederlanders-joden-hebben-te-grote-
invloed/

Emoties beheersen congres terugkeer en opvang na WO II. (1999, februari 24). Opgeroepen op
november 30, 2014, van Volkskrant: http://www.volkskrant.nl/dossier-archief/emoties-beheersen-
congres-terugkeer-en-opvang-na-wo-ii~a520854/

Februaristaking massaal protest tegen Jodenvervolging. (sd). Opgeroepen op november 30, 2014, van
isgeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/uitgelicht/februaristaking-massaal-protest-tegen-
jodenvervolging/

File:Monument_appelplaats_Kamp_Westerbork.jpg. (2008, augustus 28). Opgeroepen op oktober 19,


2014, van Wikimedia:
http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Monument_appelplaats_Kamp_Westerbork.jpg.

Frank, A. (2005). Het Achterhuis. In A. Frank, Het Achterhuis (p. 302). Amsterdam: Bakker.

Gastsprekers, S. (1999, december 1). Oorlogsclip De oorlog in 7 minuten. Hooghalen, Drenthe,


Nederland.

Geschiedenis van concentratiekampen: Dachau. (sd). Opgeroepen op november 29, 2014, van
isgeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/buitenland/geschiedenis-van-concentratiekamp-
dachau/

69
Geschiedenis van de Amsterdamse Jodenbuurt. (sd). Opgeroepen op november 29, 2014, van
isgeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/geschiedenis-van-de-amsterdamse-jodenbuurt/

Geschiedenis van de Amsterdamse Jodenbuurt. (2012, oktober 27). Opgeroepen op november 30,
2014, van isgeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/geschiedenis-van-de-amsterdamse-
jodenbuurt/

Heinrich Himmler. (2002, augustus 3). Opgeroepen op november 30, 2014, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Heinrich_Himmler

Hitler.jpeg. (sd). Opgeroepen op november 29, 2014, van Crimemuseum:


http://www.crimemuseum.org/wp-content/uploads/2014/06/hitler.jpeg

Hoe verliep de terugkeer en opvang van oorlogsslachtoffers die uit de concentratiekampen en


vernietigingskampen in ons land terugkwamen? (2007, april). Opgeroepen op november 30, 2014, van
AFVN: http://www.afvn.nl/2007_4/afpag22_23.htm

Holocaust in Nederland. (sd). Opgeroepen op november 22, 2014, van Wikipedia:


http://nl.wikipedia.org/wiki/Holocaust_in_Nederland

Interessegebied Auschwitz. (sd). Opgeroepen op november 29, 2014, van Wikimedia:


http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/5/5f/Nl.Interessegebied_Auschwitz.png/400p
x-Nl.Interessegebied_Auschwitz.png

Invloed van de Tweede Wereldoorlog. (2014, november 10). Invloed van de Tweede Wereldoorlog -
Thesistools.com . Tilburg, Noord-Brabant, Nederland: Roos Bugter, Nienke Raaijmakers, Geertje van
Raak, Britta Wetzels.

Joden en Sinti tijdens Tweede Wereldoorlog. (sd). Opgeroepen op november 29, 2014, van
isgeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/verloren-tipt/joden-en-sinti-tijdens-tweede-wereldoorlog/

Joden in Delft rond de Tweede Wereldoorlog. (sd). Opgeroepen op november 22, 2014, van Wikidelft:
http://www.wikidelft.nl/index.php?title=Joden_in_Delft_rond_de_Tweede_Wereldoorlog

Kromhout, B. (2007, mei). De wederopbouw van Nederland. Opgeroepen op november 30, 2014, van
Historisch Nieuwsblad: http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6934/de-wederopbouw-van-
nederland.html

Levensverhaal van Britse krijgsgevangene Horace Jim Greasley verfilmd. (sd). Opgeroepen op
november 30, 2014, van isgeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/levensverhaal-van-
britse-krijgsgevangene-horace-jim-greasley-verfilmd/

Lijst van oorlogsslachtoffers in Tilburg. (sd). Opgeroepen op november 19, 20, 21 en 22, 2014, van
Regionaal Archief Tilburg: http://www.regionaalarchieftilburg.nl/tilburg/de-tweede-wereldoorlog-in-
tilburg/oorlogsslachtoffers-tilburg/lijst-van-oorlogsslachtoffers-in-tilburg

Martel, S. (sd). Religie en rituelen: Joden. Opgeroepen op november 30, 2014, van Uitvaart:
http://www.uitvaart.nl/infotheek/de-plechtigheid/religie-en-rituelen/joden

Misdaden in nazi concentratiekampen: het medisch experiment. (2012, februari 13). Opgeroepen op
november 29, 2014, van Schrijfspecialist - Wordpress:

70
https://schrijfspecialist.wordpress.com/2012/02/13/misdaden-in-nazi-concentratiekampen-het-
medische-experiment/

Moore, B. (1998). Slachtoffers en overlevenden. Amsterdam: Prometheus.

Na de oorlog. (sd). Opgeroepen op november 30, 2014, van Tweede Wereldoorlog:


http://www.tweedewereldoorlog.nl/themas/na-de-oorlog/

Nationale Jeugdstorm. (2005 - 2014, maart - november 17 - 3). Opgeroepen op november 22, 2014,
van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nationale_Jeugdstorm

Neuengamme. (2014, oktober 8). Opgeroepen op november 29, 2014, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Neuengamme

Niet-Joodse slachtoffers van het naziregime. (sd). Opgeroepen op november 22, 2014, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Niet-Joodse_slachtoffers_van_het_naziregime

NL, R. K. (sd). Informatieverstrekking Europa. Opgeroepen op november 30, 2014, van


Oorlogsgetroffenen:
http://www.oorlogsgetroffenen.nl/thema/informatieverstrekking/01_informatieverstrekking_Europa

Opstand in Sobibor in 1943. (sd). Opgeroepen op november 29, 2014, van isgeschiedenis:
http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/opstand-in-sobibor-in-1943/

Plannen voor en uitvoering van hulpverlening aan getroffenen in Nederland. (sd). Opgeroepen op
november 30, 2014, van Oorlogsgetroffenen:
http://www.oorlogsgetroffenen.nl/thema/sociale_zorg/01_Plannen_voor_en_uitvoering_van_hulpverle
ning_aan_getroffenen_in_Nederland

Razzia's 22 en 23 februari. (sd). Opgeroepen op oktober 19, 2014, van Auschwitz:


http://www.auschwitz.nl/paviljoen/vervolging/driehoek-3/onlusten/eerste-razzia

Slachtoffers in de Tweede Wereldoorlog. (sd). Opgeroepen op november 22, 2014, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Slachtoffers_in_de_Tweede_Wereldoorlog

Wannseeconferentie. (2014, augustus 30). Opgeroepen op november 29, 2014, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Wannseeconferentie

Werkstuk - spreekbeurt. (sd). Opgeroepen op november 30, 2014, van Nationaal Monument Kamp
Vucht: http://www.nmkampvught.nl/werkstuk-spreekbeurt/

Westerbork, N. A. (2007). Acht portretten van Holocaustoverlevenden. Nederland.

Bibliografie deelvraag 3
(sd). Opgeroepen op oktober 2014, van Werkgroep Herkenning: http://www.werkgroepherkenning.nl/

1945-05 - Den Haag, NSB-ster wordt opgepakt. (sd). Opgehaald van Nederland in oorlog in foto's:
http://nederland-in-oorlog-in-fotos.clubs.nl/foto/detail/11435327_1945-05-den-haag-nsb-ster-
opgepaktjpg

Bolle, L. (2013). Kinderen van NSB'ers. Amsterdam: Jonge Historici Schrijven Geschiedenis.

71
Cornelis van Geelkerken. (sd). Opgeroepen op 2014 oktober, van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Cornelis_van_Geelkerken

De NSB in Katwijk. (2012, juli 3). Opgehaald van Katwijk in oorlog:


http://www.katwijkinoorlog.nl/uitgelicht/de-nsb-in-katwijk

Groeneveld, G. (2005). Anton Mussert, Nagelaten bekentenissen. Nijmegen: Vantilt.

Jonge, A. A. (2013, november 12). MUSSERT, Anton Adriaan (1894-1946). Opgeroepen op november
2014, van Huygens Resources: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-
2000/lemmata/bwn1/mussert

Knols, K. (2014, januari 24). Onderzoek naar 'foute kunst'. Volkskrant.

Kromhout, B. (2002). Het laatste taboe in Nederland: NSB-kinderen. Opgeroepen op november 2014,
van Historisch Nieuwsblad: http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/5949/het-laatste-taboe-in-
nederland-nsb-kinderen.html

Meyers, J. (1984). Mussert, een politiek leven. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Problematiek: factoren van binnenuit. (sd). Opgeroepen op november 2014, van Werkgroep
Herkenning: http://www.werkgroepherkenning.nl/helpdesk/problematiek/factoren-van-binnenuit/

Problematiek: factoren van buitenaf. (sd). Opgeroepen op november 2014, van Werkgroep
Herkenning: http://www.werkgroepherkenning.nl/helpdesk/problematiek/factoren-van-buitenaf/

Risicofactoren in de geschiedenis van de kinderen van ‘foute ouders’. . (sd). Opgeroepen op november
2014, van Werkgroep Herkenning: http://www.werkgroepherkenning.nl//wp-
content/uploads/2012/11/Risicofactoren-in-de-geschiedenis-voor-de-kinderen-van-foute-ouders.pdf

Schokken, slaag en keutels. (1997, mei 3). Opgeroepen op november 2014, van Trouw Archief:
http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2663322/1997/05/03/Schokken-slaag-en-
keutels.dhtml

Sprangers, R. (2012, mei 7). Executie van Anton Mussert. Opgeroepen op november 2014, van
IsGeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/executie-van-anton-mussert/

Te Slaa, R., & Klijn, E. (2009). DE NSB - Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socalistische
Beweging, 1931-1935. Amsterdam: Boom.

Thema's - Collaboratie - NSB. (sd). Opgeroepen op oktober 2014, van WOII:


http://www.tweedewereldoorlog.nl/themas/collaboratie/nsb/

Vermeer, A. (1987). NSB-films popaganda of vermaak? Beetsterzwaag: AMAboeken.

Vermeer, W. (2005, januari 15). Mussert, Anton. Opgeroepen op oktober 2014, van Go2War2:
http://www.go2war2.nl/artikel/1043/Mussert-Anton.htm?page=1

Vos, C. (2006, december 16). Hou zee, 75 jaar NSB. Opgeroepen op november 2014, van NPO
Geschiedenis: http://www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2006/december/Hou-zee-75-jaar-NSB.html

Withuis, J. (2004, mei 7). Geen schuld, wel straf. Opgeroepen op november 2014, van NRC Boeken:
http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/geen-schuld-wel-straf

72
Zwoll, Y. v. (2014, oktober). Foute ouders. Psychologie Magazine.

Bibliografie deelvraag 4
Bezetting, Bevrijding en Afscheid van Nederlands-Indië. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van
IsGeschiedenis: www.isgeschiedenis.nl

Böhm, E. (Regisseur). (2010). Oorlog in het Paradijs [Film].

de overhaaste oorlogsverklaring van Nederland aan Japan. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van
Gerard45: http://gerard45.bloggertje.n

entoen.nu. (sd). Indonesië; een kolonie vecht zich vrij. Opgeroepen op november 26, 2014, van
entoen.nu: http://www.entoen.nu/indonesie

(2013). In C. v. Heijden, Historische Context, Duitsland 1871-1945. Tilburg.

Informatieverstrekking Nederlands-Indië. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van Oorlogsgetroffenen:


http://www.oorlogsgetroffenen.nl

Japanse Bezetting. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van Indie in oorlog: http://www.indieinoorlog.nl

Jongere Generaties. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van Indie in Oorlog:


http://www.indieinoorlog.nl

komt er een invasie. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van het Verzetsmuseum:
http://www.verzetsmuseum.org

Nederlands-Indië. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van Getuigenverhalen:


http://getuigenverhalen.nl/

Oorlog. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van gastdocenten.com: www.gastdocenten.com

Oorlogsgetroffenen. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2014, van Oorlogsgetroffenen:


http://www.oorlogsgetroffenen.nl/

73
Evaluatie Nienke

Ik ben erg tevreden over onze samenwerking en over ons uiteindelijke werkstuk. Het heeft
ons allemaal enorm veel energie, stress en werken gekost, maar ik denk dat we erg tevreden
mogen zijn over het eindresultaat. Op het begin hadden we echt wat moeite om te starten,
daarom hebben we met onze begeleider een gesprek aangevraagd, of hij wat tips had over hoe
je begon met schrijven. Hij heeft ons toen ook dvd’s meegegeven die we konden kijken, en
tips gegeven over welke boeken nuttig zouden zijn om te lezen.
Verder wees een buurvrouw van mij, lerares geschiedenis op een andere middelbare school,
erop dat Herinneringscentrum Westerbork veel contact heeft met ooggetuigen, en dat zij
interviews kunnen regelen. Dat vonden wij natuurlijk geweldig: het zou ons enorm helpen
met ons profielwerkstuk. We zouden met de interviews veel onbeantwoorde vragen misschien
toch kunnen beantwoorden. Naast de ooggetuigen die in de kampen hebben gezeten, hebben
we ook mijn oma en Roos’ opa geïnterviewd. Zij hadden een heel andere kijk op de oorlog,
maar de grote overeenkomsten waren wel duidelijk zichtbaar. Vooral de verhalen over het
luchtalarm dat constant af ging en de verhalen over hoe moeilijk het was om met een gezin
aan eten te komen, maakten erg veel indruk op mij. Ik wist natuurlijk wel dat mijn oma de
oorlog had meegemaakt, ze had er thuis wel eens verhalen over, maar zó uitgebreid heeft ze
het mij nog nooit verteld.
Ik denk dat we, ondanks dat er natuurlijk enorm veel materiaal beschikbaar is, zowel online
en offline, toch veel geluk hebben gehad dat Nederland precies dit jaar 70 jaar geleden is
bevrijd. We hebben veel bronnen kunnen vinden, zoals krantenberichten en extra verhalen
van getuigen die nu wél iets erover kwijt wilden, en dit heeft ons erg geholpen met ons
onderzoek.
Natuurlijk is dit een onderzoek van culturele aard en niet van bèta-wetenschappelijke aard. Er
kan geen formule op worden losgelaten, en we kunnen niet één duidelijk antwoord geven op
onze hoofdvraag en deelvragen. Maar dat neemt niet weg dat het geen goed onderzoek is
geweest. We hebben veel bronnen geraadpleegd, vanuit alle kanten van de Tweede
Wereldoorlog, en dit heeft ons de mogelijkheid gegeven om uiteindelijk een vrijwel
overeenkomend beeld te geven van welke invloed de oorlog toen had, en nu heeft. Per groep,
maar ook voor de samenleving in het algemeen.
Ik ben erg trots op ons profielwerkstuk. De presentatieavond moeten we nog meemaken, maar
ik denk dat dat wel moet lukken. Het kan niet anders dan dat alle persoonlijke verhalen die
wij hebben verzameld, een indruk op de bezoekers achterlaat.
Graag wil ik mijn groepje enorm bedanken voor de goede samenwerking, het snelle reageren
op brandende vragen, de steun als het pws even teveel stress kostte en hoe hard ook zij
hebben gewerkt aan dit werkstuk.
Ik heb veel geleerd van het maken van dit profielwerkstuk. Veel details worden op school niet
behandeld, maar ik vind het juist wel interessant om veel persoonlijke verhalen te lezen en te
vergelijken. Verder heb ik totdat we het profielwerkstuk maakten nooit geweten dat de NSB
al een partij op zichzelf was; ik dacht altijd dat het een Nederlandse SS was die pas in dienst
trad toen de Duitsers binnenvielen. Ook heb ik veel over de inhoud van de oorlog en de
dingen die op de achtergrond gebeurden geleerd.
Tot slot wil ik onze begeleider bedanken voor de tips die hij ons heeft gegeven om zoveel
mogelijk bronnen zo optimaal mogelijk te kunnen betrekken in ons profielwerkstuk. Dat heeft
er echt toegevoegde waarde aan gebracht.

74
Evaluatie Roos

De begeleiding vanuit school was vrij strak geregeld, en dat vond ik best wel fijn. Aan het
begin van dit project had ik eigenlijk geen idee wat er van me verwacht werd en al die studie-
uren die je erin moest steken vond ik best wel eng.

We hebben, tegen de aanwijzingen van onze begeleider in, een enquête gehouden. Ik was blij
verrast toen bleek dat in een relatief korte tijd (niet meer dan twee weken) toch meer dan
honderd(!) mensen aan ons onderzoek mee hebben willen doen. Ook al was het zo dat er
weinig mensen hebben gereageerd die de Tweede Wereldoorlog daadwerkelijk hebben
meegemaakt, ik heb veel aan de antwoorden gehad. Als veel mensen reageren dat ze niet of
nauwelijks nog steeds de gevolgen zien, is dat namelijk ook nuttige informatie.

De samenwerking ging heel goed. We zijn samen naar interviews en de gastles gegaan, en de
onderlinge verdeling (wie doet welke deelvraag, wie zet het in elkaar en wie print?) ging
vrijwel foutloos. Ik ben erg blij dat ik dit groepje heb gekozen, omdat het alledrie goede
vriendinnen van me zijn, maar ik ook weet dat ze allemaal goed kunnen en willen werken.

We zijn tijdens ons onderzoek weinig moeilijkheden tegengekomen. Een van de dingen die
we wel hebben gezien, was soms de communicatie. De meneer die wij op 9 januari zouden
interviewen, dacht namelijk, ondanks telefonisch en e-mail contact, dat wij op 9 december
zouden komen. Toen wij die dag niet kwamen, was hij verontwaardigd, maar zodra hij
doorhad dat het een misverstand was, ging alles weer prima.

Voor twee interviews die we hebben gedaan, moesten we nogal een eind reizen, namelijk naar
Amstelveen en naar Ede. Toen we de reiskosten hadden berekend, schrokken we nogal. We
wisten wel dat er op school een potje was voor gemaakte kosten, als vergoeding, maar we
wisten niet zeker of we daarvoor in aanmerking zouden komen. Gelukkig is dat wel zo
gebleken, en hebben wij de vergoeding ontvangen.

Waar ik het meest tegenaan ben gelopen tijdens het maken van dit profielwerkstuk, was hoe
ik moest beginnen. Ik had eigenlijk geen idee wat er van me verwacht werd en wat ik van
mezelf verwachtte, dus dat vond ik moeilijk. Toen ik eenmaal begonnen was, ging dat een
stuk soepeler.

Er zijn echter wel een paar dingen die ik de volgende keer beter zou doen. De volgende keer
zou ik wat eerder beginnen met schrijven, en me niet zo laten tegenhouden door het begin dat
niet lukt, want dat komt nog wel. Ook zou ik bij de enquête de vragen iets anders stellen,
omdat het nu veelal niet duidelijk was welke bevolkingsgroep nou wel of niet last had van de
gevolgen van de oorlog.

Al met al was het een boeiend onderwerp, en ik zou het zo weer kiezen. Ook zou ik graag
weer met deze groep werken. Ik heb veel geleerd!

75
Evaluatie Geertje

Als ik kijk naar het werk dat we hebben geleverd, ben ik zeer tevreden. Ik ben van mening dat we alle
vier een hoop tijd en moeite in het profielwerkstuk hebben gestopt en dat dat zeker ook heeft geloond.

Het onderwerp sprak me meteen aan. Ik had in eerste instantie gedacht dat mijn profielwerkstuk over
een filosofisch of kunstzinnig onderwerp zou gaan, omdat dat toch mijn twee passies zijn. Desondanks
was ik erg enthousiast over het onderwerp omdat ik het een zeer interessant gedeelte van de
geschiedenis vind en ik was erg gemotiveerd om informatie op te zoeken. Zeker de groep die ik
behandelde in mijn deelvraag, de NSB’ers, interesseerde me erg omdat ik het fascinerend vind om uit
te zoeken wat de verschillende beweegredenen van NSB’ers waren en welke invloed zij achterlieten
na de Tweede Wereldoorlog.

We hadden voor de zomervakantie nog enige moeite met goede deelvragen vinden omdat deze veel te
breed waren. Langzamerhand zijn we toch tot specifieke deelvragen gekomen die we in de conclusie
konden vergelijken.
Ik moet zeggen dat onze deelvragen nog steeds redelijk breed zijn, maar dat vind ik geen nadeel, want
hierdoor konden we op veel terreinen informatie verzamelen en alle informatie aan elkaar koppelen.

De begeleiding van school vond ik prima. We hebben niet zo heel vaak met meneer Van der Heijden
gesproken, maar dat vond ik ook niet per se nodig. Ik vind het goed dat we hem op sommige
speerpunten wel uitgebreid hebben kunnen spreken, maar ik vind het ook fijn dat we zelf de vrijheid
hebben om ons profielwerkstuk in elkaar te zetten.
Ook hebben we een vergoeding gekregen voor de reiskosten voor het interview op 9 januari. Dat
scheelde veel, want anders was het voor ons een vrij duur uitstapje geworden.
Wel had ik misschien een duidelijkere handleiding gezien hoe men een bronnenonderzoek in elkaar
zet. Op de ELO stonden voor een natuurkundig onderzoek duidelijke richtlijnen, maar voor mijn
gevoel moesten wij daarin toch meer onze eigen weg vinden. Ik hoop dat dat ons gelukt is.

Zelf had ik enige moeite met alle informatie op een juiste manier in mijn deelvraag zetten. Op een
gegeven moment had ik zo veel boeken en sites verzameld dat ik er een paar bewust uit moest laten,
omdat ik anders door de bomen het bos niet meer zag. Vandaar dat mijn deelvraag ook een paar
verschillende invalshoeken van mijn deelvraag behandelt.
Ik denk wel dat ik uiteindelijk relevante informatie heb kunnen vinden, zeker als het gaat om de
kinderen en kleinkinderen van NSB’ers. Het verraste me hoeveel informatie nog over te vinden is; dat
had ik van te voren niet gedacht.

De volgende keer zou ik misschien iets eerder beginnen met uitgebreid schrijven. Ik ben in de
herfstvakantie begonnen met het daadwerkelijk uitschrijven van mijn deelvraag, maar daarna heb ik er
een tijdje niet meer zo veel aan gedaan. Ook zou ik alle informatie eerst rangschikken in plaats van
alles maar op één hoop te gooien, bij wijze van spreken.

Ik vond het een interessant onderwerp om te behandelen en ik heb echt het gevoel dat ik nu oprecht
interessante dingen over mijn deelvraag kan vertellen.
De samenwerking met de groep verliep naar mijn mening vlekkeloos. Iedereen wist wat hem te doen
stond en deed dat vervolgens ook. Met zijn vieren valt het werk goed te verdelen en kan er zowel
kwantiteit als kwaliteit geleverd worden. Ik denk dat dat ons aardig gelukt is.

76
Evaluatie Britta
Met het oog op het uiteindelijk werkstuk, kan ik met een gerust hart zeggen dat ik behoorlijk trots ben
op wat wij gedaan hebben dit afgelopen half jaar. Al vanaf het punt dat we een onderwerp moesten
kiezen had ik het idee dat deze samenwerking goed zou gaan verlopen, voornamelijk omdat we
allemaal interesse hebben in dezelfde richting. Al redelijk vlug hadden we een idee over hoe en wat
we wilde doen, maar dit was in het begon natuurlijk nog erg breed, te breed om een profielwerkstuk
over te schrijven in ieder geval. Uiteindelijk kwamen we dus bij vier ‘groepen’ in de Nederlandse
samenleving, en hebben wij per persoon een groep besproken. Mijn groep was de Nederlanders die in
de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië hebben gezeten. Hier was ontzettend veel over te vinden
op het internet en in de bibliotheek, maar omdat deze groep natuurlijk op een heel andere plek in de
wereld zat, ben ik minder diep ingegaan op de stof, ik heb meer een algemeen overzicht gegeven van
de situaties waarin deze groep terecht kon komen en wat voor effecten dit kon hebben op hun
geestelijke en lichamelijke gezondheid. Hoewel het in wezen wat oppervlakkig is gebleven, heb ik
toch erg veel geleerd van het onderzoek dat ik verricht heb. Ik heb ook diverse malen contact gehad
met docenten van de site gastdocenten.nl, zij hebben mij veel informatie gegeven of dingen
verduidelijkt die nog niet helemaal duidelijk waren naar mijn idee. Omdat zij de dingen daadwerkelijk
meegemaakt hebben, zijn zij een zeer waardevolle bron van informatie geweest. Nienke had ook een
interview geregeld met een man die in een Jappenkamp had gezeten. Door enkele miscommunicaties
is dit interview echter niet doorgegaan, wat ik persoonlijk erg jammer vind, omdat ik het idee heb dat
ik nog erg veel uit dit interview had kunnen halen.

Uiteindelijk heb ik het als prettig ervaren dit profielwerkstuk op deze wijze uit te voeren. Ik vond de
vraagstelling wel erg lastig, omdat dit natuurlijk aan de ene kant specifiek moet, maar toch vaak op
verscheidene manieren opgevat kan worden. Hier hebben wij dan ook langere tijd mee lopen
worstelen, maar toen we eenmaal een specifiek idee hadden van wat we wilden bereiken, welke
informatie we wilden verstrekken etc. was het niet meer zo lastig te beginnen. Eenmaal begonnen was
ik dan ook binnen een paar dagen klaar, aanvankelijk had ik me bezighouden met alle informatie
zoeken vóórdat ik begon aan mijn deelvraag. Toen ik eenmaal aan het schrijven was bleek natuurlijk
dat ik enkele aspecten mistte, maar deze heb ik meteen op kunnen zoeken. Doordat ik al eerder
informatie had verzameld ging het schrijven erg vlot, gemakkelijk en bovendien overzichtelijk.

Al met al denk ik dat we als groepje een goed werkstuk neer hebben gezet. De samenwerking verliep
naar mijn idee ook erg goed, iedereen heeft een goed aandeel geleverd en alles verliep helemaal
volgens planning.

77
Logboek

Nienke

Datum Wat gedaan?


Reisweek Groep gevormd, onderwerp gekozen, keuzeformulier ingevuld
schooljaar
2013-2014
Tot einde Onderzoeksvragen geformuleerd en laten goedkeuren
schooljaar Alvast wat informatie gezocht
Week 35
Week 36 Bijgesteld plan van aanpak: ‘vergaderd’ met groep en HEC, onderzoeksvragen
bijgesteld en een plan van aanpak opgesteld: interviews en evt. enquête
Week 37 Taizé
Week 38 pws deelvragen bijgewerkt en doorgestuurd
Week 39 Kamp Vucht bezocht met Britta
Week 40 Informatie Kamp Vucht uitgewerkt
Week 41 Informatie pws gezocht in Feniks en online
Week 42 Informatie pws gezocht in boek Het Achterhuis, door Anne Frank
Interview Joke Raaijmakers-Swaans gepland
Week 43 Joke Raaijmakers-Swaans geïnterviewd
Week 44 Informatie pws gezocht in Oorlogswinter, door Jan Terlouw
Week 45 Informatie pws gezocht online
Week 46 10-11: Bijeenkomst met groep gehad over deelvragen, nieuw plan van aanpak,
interviews en enquête
11-11: vragen enquête opgesteld, online gezet en verspreid
Week 47 Proefwerkweek;
Zaterdag 22-11: van 10.00u-17.00u met Roos aan PWS gewerkt: info zoeken,
verwerken, deelvraag uitwerken
Week 48 Maandag: lijst met Tilburgse oorlogsslachtoffers WOII uitgewerkt
Dinsdag: lijst afgemaakt
Woensdag: kaart Tilburgse oorlogsschade gemaakt en enquêteresultaten uitgewerkt
in diagrammen in Word
Zaterdag: aan deelvraag gewerkt, informatie opgezocht, bronnenlijst bijgewerkt
Zondag: informatie opgezocht, deelvraag af, bronnenlijst bijgewerkt, kopje Tilburg
uitgewerkt
Week 49 Maandag: gewerkt aan conclusie met Geertje + deelvragen van de rest van de groep
doorgelezen en gecontroleerd + verklarende woordenlijst gestart
Dinsdag: verklarende woordenlijst afgemaakt en alle bestanden doorgestuurd
Week 50 PWS doorgesproken met begeleider; tips gekregen om het nóg beter te maken
Week 51/52/1 -
Week 2 Veel contact via de mail over wat er nog precies gedaan moet worden en hoe we dat
zo snel en goed mogelijk gaan doen.
Bevestiging interviews gestuurd naar de geïnterviewden.
Dinsdag evaluatie geschreven en mijn deel voor het antwoord op de hoofdvraag / de
conclusie geschreven en naar Britta gestuurd.
Woensdag eigen stuk bijgewerkt, meer bronnen erin betrokken, stuk gecontroleerd,
de bijlagen bij elkaar gezet en alles opgeslagen en naar Britta gestuurd.
Vrijdag geïnterviewd en dat uitgetypt met Roos en Geertje. De rest van het pws
alvast laten printen.

78
Zaterdag afgewerkt en de interviews geprint bij Britta. Alles ingebonden.
Week 3 Maandag 12-01-2015 pws ingeleverd

Geertje
Datum Wat gedaan?
Reisweek Groep gevormd, onderwerp gekozen, keuzeformulier ingevuld
schooljaar
2013-2014
Tot einde Onderzoeksvragen geformuleerd en laten goedkeuren
schooljaar Alvast wat informatie gezocht
Week 35
Week 36 Bijgesteld plan van aanpak: ‘vergaderd’ met groep en HEC,
onderzoeksvragen bijgesteld en een plan van aanpak opgesteld: interviews en
evt. enquête
Week 37 Taizé
Week 38 PWS deelvragen bijgewerkt en doorgestuurd
Week 39
Week 40 Opzetje gemaakt voor uitwerken deelvraag
Bronnen op internet gezocht
Deelonderwerpen bepaald
Week 41 Deelonderwerpen verder bepaald
Beginnende informatie uitgezocht aan de hand van het eerder gemaakte
opzetje
Week 42 Interview Joke Raaijmakers-Swaans gepland
Week 43 Joke Raaijmakers-Swaans geïnterviewd
Informatie opgezocht over deelvraag, bronnen op internet verzameld en deze
in een documentje gezet
Start gemaakt met het uittypen van de definitieve deelvraag
Week 44 Uittypen definitieve deelvraag
Week 45 Uittypen definitieve deelvraag
Week 46 10-11: Bijeenkomst met groep gehad over deelvragen, nieuw plan van
aanpak, interviews en enquête
11-11: vragen enquête opgesteld, online gezet en verspreid
Week 47 Proefwerkweek
Boeken verzameld uit de bibliotheek voor onderzoek en bronnenlijst
Week 48 Woensdag t/m zondag: uitwerken van informatie, uittypen van de deelvraag,
bronnen, voetnoten en bibliografie definitief uitgetypt
Zondag: kaft samengesteld
Week 49 Maandag: gewerkt aan conclusie met hele groep
Week 50 Eerste versie profielwerkstuk besproken met meneer Van der Heijden
Week 51
Week 52
Week 1
Week 2 Woensdag, donderdag, vrijdag: deelvraag bijgewerkt, extra informatie
toegevoegd, plaatjes goed gezet etc.
Logboek bijgewerkt
Vrijdag: 2 interviews in Amstelveen en Ede
Week 3 Maandag: definitieve versie profielwerkstuk ingeleverd

79
Week 4
Week 5
Week 6 Donderdag 5 februari: presentatie over het profielwerkstuk

Roos
Datum Wat gedaan?
Reisweek Groep gevormd, onderwerp gekozen, keuzeformulier ingevuld
schooljaar
2013-2014
Tot einde Onderzoeksvragen geformuleerd en laten goedkeuren
schooljaar
Week 35 Informatie opgezocht
Week 36 Bijgesteld plan van aanpak: ‘vergaderd’ met groep en HEC,
onderzoeksvragen bijgesteld en een plan van aanpak opgesteld: interviews en
evt. enquête
Week 37 Taizé
Week 38 pws deelvragen bijgewerkt
Week 39 Informatie opgezocht
Week 40 Informatie opgezocht
Week 41 Informatie opgezocht
Week 42 Interview Joke Raaijmakers-Swaans gepland
Week 43 Joke Raaijmakers-Swaans geïnterviewd
Week 44 Informatie opgezocht
Week 45 Informatie pws gezocht online
4-11 Bezoek aan opening tentoonstelling ‘Zij zijn niet teruggekomen’
Week 46 10-11: Bijeenkomst met groep gehad over deelvragen, nieuw plan van
aanpak, interviews en enquête
11-11: vragen enquête opgesteld, online gezet en verspreid
Week 47 Proefwerkweek;
Zaterdag 22-11: van 10.00u-17.00u met Nienke aan PWS gewerkt: info
zoeken, verwerken, deelvraag uitwerken
Week 48 Zaterdag: aan deelvraag gewerkt, informatie opgezocht, bibliografie
bijgewerkt
Zondag: informatie opgezocht, deelvraag af, bibliografie bijgewerkt
Week 49 Gewerkt aan conclusie met hele groep
Na laten kijken
Week 50 Evaluatie gekregen
Week 51 Kerstvakantie
Week 52 Kerstvakantie
Week 1 Interviews nog een keer bevestigd
Week 2 Vrijdag: Interviews
Week 3 Maandag: PWS ingeleverd
Week 4
Week 5
Week 6 Woensdag: presentatie over het profielwerkstuk

80
Britta
Datum Wat gedaan?
Reisweek Groep gevormd, onderwerp gekozen, keuzeformulier ingevuld
schooljaar
2013-2014
Tot einde Onderzoeksvragen geformuleerd en laten goedkeuren
schooljaar Alvast wat informatie gezocht
Week 35
Week 36 Bijgesteld plan van aanpak: ‘vergaderd’ met groep en HEC,
onderzoeksvragen bijgesteld en een plan van aanpak opgesteld: interviews en
evt. enquête
Week 37 Onderzoek verricht naar de omstandigheden in de kampen in Nederlands-
Indië
Week 38 pws deelvragen bijgewerkt en doorgestuurd
Week 39 Kamp Vucht bezocht met Nienke
Week 40
Week 41 In de bieb boeken gezocht die relevant waren voor mijn onderwerp, niets
nieuws kunnen vinden.
Week 42
Week 43 Met Elise Wetzels-Ubben gepraat over haar belevenis van de Tweede
Wereldoorlog en wat zij gehoord heeft in haar woonplaats over de
omstandigheden in Nederlands-Indië
Week 44
Week 45 Informatie pws gezocht online
Week 46 10-11: Bijeenkomst met groep gehad over deelvragen, nieuw plan van
aanpak, interviews en enquête, gestart met het uittypen van de informatie
voor in mijn deelvraag.
11-11: Nienke heeft vragen enquête opgesteld, online gezet en verspreid
Week 47 Proefwerkweek, nuancering van mijn deelvraag
Week 48 Veel informatie opgezocht over mijn deelonderwerp, alle informatie
schematisch opgesteld zodat het makkelijk in de deelvraag te verwerken was,
bijlagen opgesteld, samenvatting gastles Anton Stephan uitgewerkt.
Week 49 Maandag: gewerkt aan conclusie met hele groep, laatste details aan
deelvraag toegevoegd.
Week 50 Evaluatie gekregen
Week 51 extra informatie gezocht voor hoofdvraag.
Week 52 Kerstvakantie
Week 1 Afbeeldingen bij mijn deelvraag gezocht, hier en daar wat kleine
aanpassingen gemaakt aan de inhoud.
Week 2 Hoofdvraag en conclusie bijgewerkt.
Week 3 Maandag: PWS inleveren.
Week 4
Week 5
Week 6 Woensdag: presentatie over het profielwerkstuk

81
Planning
Week 42 Verder info zoeken,
raadplegen, onderzoek
doen ontwerp maken

Week 49 Info ordenen verwerken ,


voorlopige eindconclusie
maken

Week 49 08-12-2014 voorlopige


versie pws inleveren

18-12-2014 Leerlingen krijgen de


voorlopige versie terug

12-01-2014 Definitieve versie pws


voor 16.00u inleveren bij
inleverbalie

04-02-2014 Presentatieavond

27-02-2014 Cijfers pws bekend

82
83
Bijlage 1: Interview met Nienke’s oma: Joke Raaijmakers-Swaans

Ons werd een krantenartikel overhandigd, met daarbij een foto van een lange rij mensen die
voor het Wilhelminapark stonden te wachten op brood en andere etenswaren. Vervolgens
krijgen we nog een foto te zien, uit een ander krantenartikel.
“Kijk dit was toen we bevrijd werden. De Canadezen kwamen allemaal de stad binnen. Dit was in
Hilvarenbeek, en dit was in oktober, 4, 26 en 27 oktober. Op 27 oktober is Tilburg bevrijd.”

Roos: “En u woonde ook in Tilburg?”


“Ik woonde ook in Tilburg, ja. En hier staat welke steden het eerst bevrijd waren.” Er wordt gewezen
op een ander krantenartikel, van de week ervoor. Er staat een kaart van Noord-Brabant met
allerlei lijnen erop, plus de data waarop de steden werden bevrijd en de frontlijnen, die
verschoven werden.

“De tiende mei begon de oorlog ’s morgens. 10 mei 1940. ’s Morgens hingen mensen allemaal uit het
raam, want het was vroeg. Het was ’s morgens om vijf uur en iedereen riep allemaal naar elkaar. Wij
dachten allemaal van: Wat is er toch te doen? Nou en toen kwamen al die vliegtuigen over. En toen is
het eigenlijk begonnen. De Duitsers kwamen binnen en na 10 dagen hebben we ons eigenlijk
overgegeven al, omdat ze toen begonnen met bombarderen, en ja toen dachten ze als we ons eigen nou
niet over geven, dacht Nederland, dan maken ze nog meer kapot. Dus nou ja na tien dagen hebben ze
dat al gedaan. Toen begon de oorlog eigenlijk pas, hè. Op enkele punten in de stad hadden ze
loopgraven gemaakt, op een veld. Bij ons achter was een heel groot weiland en daar maakten ze dus
heel diepe gangen, zodat je er in en weer uit kon. Donkere gangen. En opzij werd er stro tegenaan
gemaakt, zodat de mensen een beetje beschermd waren. Soms hadden ze ook bankjes. En als er dan
alarm gaat, het luchtalarm, dan moesten we daarin. Want dan was er gevaar.
Mijn vader had er zelf één in de tuin gemaakt. Wij hadden dus een heel grote plaats, en ook een grote
tuin, met allemaal groenten en appels, peren, van alles… bessen. En dan had ie het in de tuin gemaakt,
een gat, diep de tuin in. Aan weerskanten had ie er stro tegen aangezet, en bankjes. En als het alarm
was dan konden wij daar in zitten, snap je?
Maar dikwijls waren wij met tienen, want we hadden acht kinderen, dus we liepen elkaar vaak voor de
voeten. En mijn broer struikelde dan wel eens, want het liep een beetje af en hij rende nogal snel naar
beneden.

Ook alles was op de bon, zeg maar. En ze hadden geen gewone thee: ze hadden thee van tabletjes. Net
als een aspirientje zeg maar. Van een klein, bruin tabletje werd dan thee gezet, maar dat was best vies.
Dat vonden we niet lekker. Maar ja, je moest wel iets hè. En koffie was er dus niet.
En we kregen dus ook allemaal bonnen, bonnen voor eten. Ze hadden snoepbonnen, melkbonnen en
nou ja je kreeg eigenlijk overal wel bonnen voor. Zelfs voor kousen te kopen. Voor textiel. Maar ik zat
op school in de zesde klas en wij hadden twee juffrouwen in de klas, in de vijfde en de zesde. En dat
waren best rijke mensen, die woonden op de Bredaseweg. Daar heb ik naderhand nog gewerkt. Maar
die kregen dikwijls visite, en dan kreeg je iets bij de koffie of bij de thee. Maar dan hadden ze daar
geen bonnen genoeg voor, voor chocola. Maar wij hadden acht kinderen en wij kwamen eigenlijk
melkbonnen te kort, dus dan ruilden wij melkbonnen tegen die snoepbonnen, snap je? Dan hadden we
toch nog genoeg melk. Je moest ook voor melk, voor brood, voor vlees, snoep, thee en koffie. En nou
ja dat laatste was er dus niet, maar wel iets wat er op leek. En suiker was ook op de bon. Zelfs het
ondergoed, de kousen, de schoenen… Dat was gewoon zo.
En mijn vader bracht ’s avonds als hij van het werken bij de boer terug kwam wel eens een brood mee
voor ons. En aardappels. Dat ging ‘ie helemaal in Biest-Houtakker halen, op de fiets.
Maar die Duitsers stonden dat altijd op de bruggen te controleren, of je iets vervoerde, want dat mocht
je niet. Nou, en dan stopte ‘ie dat brood en aardappels of vlees onderin de zak. Daar deed ie dan het
stro op, bovenop, want wij hadden ook konijnen en daar hadden ze ook stro voor nodig. En dan
hadden ze het niet in de gaten: want als ze in die zak keken, dan dachten ze ‘die vervoert alleen stro’.

84
En dan nog iets. Ik had een broer die op school in Goirle zat. En dan moest de was daar ook voor
gehaald worden. En dan ging mijn vader daar op de fiets heen. Hij fietste over de Korvelseweg, met
die zak op die fiets. Toen werd hij aangehouden. De Duitser zei: “Wat vervoer jij daar meneer?
Afstappen!” En mijn vader zei: “Vuile sokken en onderbroeken.” Maar dat geloofden ze niet, dus toen
moest hij midden op de Korvelseweg de zak omkeren! Toen lag al het ondergoed daar op straat, echt
waar.

Nou, en toen hebben we ook voor het slachthuis in de rij gestaan, voor het vlees. En je moest dan ook
altijd een soort melkflessen meenemen, en dan kregen we daar bouillon in, waar ze het vlees van
trokken. Dan kon je dus soep maken.

Nou en ik was dus de oudste, en mijn moeder stuurde mij overal op uit. Zo moest ik ook naar de
gaarkeuken, dat was een fabriek op de Ringbaan Oost en daar maakten ze hoeden en petten. Maar de
Duitsers hadden dat in beslag genomen en er een soort keuken gemaakt. Er werd dan soep gemaakt,
stamppotten… Iedere dag was het eigenlijk iets anders. En we kregen daar ook bonnen voor. Grote
gezinnen kregen bonnen en dan kon je dat gaan halen.
Maar ja hoe moest ik met een pan daar naartoe? Ik had een kinderwagen met twee zitjes gepakt, en
mijn moeder had daartussen een pan in gezet. Ik zou daar met die kinderwagen naartoe rijden. Maar ik
huilde en stampte op de grond en zei: “Dat wil ik niet! Dat wil ik niet.” Ik schaamde me dood, als kind
van twaalf. En toen kwam er een pater achterom, van de parochie, en hij zei: “Jij moest je eigen
schamen, dat je niet voor je broers en zussen eten wilt gaan halen.”
Maar dan kregen we dikwijls gortensoep, iedere dag was het anders hè. En dat moest ik dan daar gaan
halen en weer mee terug met die grote pan. Ja da’s echt waar.

En we moesten ook vaak aardappels gaan halen. Die boeren zaten overal rondom Tilburg. Dus als
iemand wist dat je ergens zelf aardappels kon rapen, zonder bonnen, die de boer dan zou steken, dan
ging je dat doen. Dus mijn broer en zus en ik gingen met zo’n klein karretje samen met een heel stel
buurtbewoners naar Udenhout. Toen we daar aankwamen, over de brug, hoorden we toen we op het
veld stonden te rapen een klap, en we zagen een rookwolk. De brug was de lucht in, toen wij erover
heen waren gegaan! En wij huilden. Als ik daar aan denk, word ik nog emotioneel. En wij waren zo
bang. Als kind, ja… Dan ben je toch nog maar een kind hè, als je twaalf bent.
Toen werd er gezegd: “Bij het Julianapark is ook nog een brug.” Dus als we zó lopen, dat we daar over
terug kunnen, dan kom je bij het Julianapark uit. Maar wisten wij veel hoe wij dan moesten lopen…
We hadden wel mensen die in de buurt woonden en daar gingen wij achteraan. Dan wisten we de weg.
Toen kwamen we aan bij de brug en er stonden allemaal Duitsers op, met kogels om hun nek. En wij
met die karretjes daaroverheen. En toen zeiden ze: “Schneller, schneller, immer schneller!” Wij
moesten dus heel vlug over die brug. Nou, we waren maar goed en wel eroverheen. Ik zou zeggen
honderd meter of zo. Toen waren we bij het Julianapark. En toen ging die brug de lucht in hè.
En mijn moeder hoorde dus door luidsprekers dat die bruggen de lucht in waren en ze was bang dat
wij niet meer terug waren gekomen. We waren immers naar Udenhout gegaan. En we kwamen terug,
en ze was zó blij, zó blij. Ze huilde van blijdschap dat ze ons weer terug zag.

Nou, en ja… Wat moesten we nog meer… Ik ging ook dikwijls met mijn buurvrouw om zes uur al op.
In de Gasthuisring was toen nog een overweeg waar je overheen moest. En daar had je een grote
kaaswinkel, waar je natuurlijk ook voor in de rij moest. Overal moest je in de rij, waar iets te halen
was.

Mijn vader had een keer rogge meegebracht van de boer, als ze gedorst hadden. Toen had ‘ie dat
meegebracht naar huis, maar ja dat moest wel gemalen worden en brood van gebakken worden. Toen
zei mijn moeder: “Dat kan jij wel even naar de bakker brengen.” Maar wij woonden in de Hoefstraat,
en toen moesten we naar de Philip Vingboomstraat, dat is ongeveer waar nu de grote Albert Heijn is.
Daar zat onze bakker. Dus ik moest met die zak met rogge ernaartoe, met alle angst in mijn buik
natuurlijk dat ik iemand tegen zou komen. Nou, en ik was in de Veldhovenring, en toen ging het
luchtalarm af. Wat moest ik toen doen? Toch maar met dat karretje met rogge… Er woonden daar

85
mensen en die zeiden: “Och kind toch, kom gauw binnen, je moet niet buiten zijn, je moet naar binnen
want het is alarm!” Dus die kar stond nog buiten met m’n rogge en ik ging toen met die wildvreemde
mensen in de kelder, net zo lang totdat het alarm weer veilig was. Maar het was schijnbaar niet veilig.
Maar toen viel er een bom in de Molenstraat, bij het Rosmolenplein om de hoek. En toen waren ze ook
aan het schieten. Ik huilde, want ik had enorme angst. En toen het over was, werd er gezegd: “Je mag
wel naar huis gang, maar je moet links aan de straat lopen, want het gevaar komt van rechts.” Ik was
bang, ‘als er dan maar weer niks komt’, en mijn moeder was natuurlijk weer blij. Maar ja ik was weer
terug met mijn rogge.

Die eetbonnen waren trouwens erg gepast. Je kreeg net genoeg om met een gezin een maand rond te
komen. Echt nét. Zelfs boter was op de bon, maar dat ging snel op. Dus soms hadden we dan
appelmoes op brood, of rabarber, dan hoefde je er geen boter op te doen, snap je?
We kregen ook ieder een half ei. En dan hadden ze nog eipoeder. Dat was een soort geel poeder, ik zal
maar zeggen zoiets als melkpoeder. Dat moest je dan in een kom doen en kloppen met water en dan
kon je daar een koek van bakken. Dat was best lekker. Dat vonden we echt best lekker, ja. Zo’n koek
van ei.
Het was allemaal maar heel weinig, wat we hadden.

Roos: “Merkte u buiten dat er veel te weinig eten was, nog veel van de oorlog?”
“Ja, want er kwamen dikwijls mensen langs de deuren om te bedelen. Mijn moeder gaf dan altijd toch
nog wel iets, van het beetje wat we zelf hadden. Ja…”

Roos: “En met naar school gaan?”


“Ja naar school gaan was dus ook al een probleem. Ik was naar de huishoudschool gegaan, op de Oude
Dijk in de stad, want de lessen gingen natuurlijk gewoon door. Na een half jaar werd een deel van de
school in beslag genomen, bepaalde lokalen. Voor huishoudelijke vakken moesten we dan naar de
Oude Dijk en voor naaivakken moesten we op de Besterd naar school. Dus we zaten eigenlijk op twee
scholen. Dat was best vervelend soms, want je moest er op tijd zijn.
Maar op een gegeven moment werden die scholen helemaal bezet en toen hadden we gewoon geen
school meer. De scholen waren gesloten. Er lagen allemaal Duitsers in.
En toen ben ik het naaien gaan leren bij de nonnen op het Paduaplein. Maar daar zaten ook Duitsers.
En na de bevrijding zaten de Engelsen daar ingekwartiert. Zo noemden ze dat.

En eigenlijk waren we ook een beetje ondervoed. Of ja. We hadden wel eten, maar het was ook
dikwijls dat we met honger naar bed gingen. Maar wij hadden ook appelbomen en mijn moeder had de
appels die teveel waren, die je heel lang kon bewaren, op de zolder liggen. ’s Avonds gingen we dan
stiekem uit ons bed en appels pakken. Mijn moeder zei: “God ik dacht dat ik er veel meer had!”

Wij hadden een tuin waar je eigenlijk alles had, waar je groenten kon verbouwen. Dus daar zorgde
mijn moeder dan voor. En nou ja het was dus zo dat we al een beetje ondervoed waren. We waren met
acht kinderen en de jongste ging naar ‘koloniehuizen’. Dat zijn huizen, een soort kloosters, waar de
kinderen allemaal eten, drinken, slapen… En daar krijgen ze dan goed te eten. Dat was bijvoorbeeld
aan Egmond aan Zee. En twee, of drie, zussen van mij gingen daar naartoe.
Maar ik had ook geen vlees meer aan mijn botten. Ik zat toen in de zesde klas en ik zou eigenlijk ook
daar heen moeten, maar mijn moeder zei: “Jij gaat niet weg, je bent mijn zorg en mijn toeverlaat.” We
hadden ook wel een papa hoor, maar die was onder dienst. Dat was ook al zoiets!
Toen ben ik naar Asten geweest. Daar mocht ik bij een heerboer wonen. Dat waren rijke mensen met
een grote villa. Daarnaast zat de fietsenmakerij van één van de zonen, en de bakkerij van de andere
zoon. Dat vond ik heel leuk, want ’s ochtends mocht ik in de bakkerij mee bakken. Dat vond ik heel
leuk.
Maar ik had ontzettende heimwee daar. Ik moest er zes weken blijven, maar na drie weken zou de
onderwijzeres komen kijken of ik al weer een beetje kleur had op mijn wangen. En toen kwam ze dus,
en ze riep mij binnen om te controleren of ik wel naar huis mocht. In de gang heb ik toen ontzettend
gewreven over mijn wangen, zodat er kleur op zat, maar ik mocht niet mee. Ik moest er echt zes
weken blijven.

86
In die zes weken ben ik ook wel eens met de meisjes naar een soort meisjesscouting geweest. Eén van
mijn huisgenoten was daar namelijk leidster van en ik ging wel eens mee daar naartoe.
Maar ’s nachts was er dikwijls alarm en dan was ik bang. Ik lag dan alleen op een kamer, en één
iemand kwam uit zijn bed en nam lichten mee om te kijken waar ze liepen. Maar je mocht eigenlijk
nergens licht aan hebben, alle huizen waren verduisterd. En toen viel er ’s nachts een bom naast het
huis! Er zat een heel gat in de grond. En het dorp Asten was ook gebombardeerd. Nou, het was
afgelopen met naar die ploeg (meisjesscouting) gaan, hè.

Roos: “Heeft u er na de oorlog nog veel last van gehad? Trauma’s of iets dergelijks?”
“Nou, ik ben echt een angsthaas. En dan zeggen mensen ‘waarom toch’. Maar dat heb ik er gewoon
aan overgehouden. Ik ben altijd angstig.”

Nienke: “En jullie moesten op school ook zo schrijven toch?” (Wijst naar aantekeningenblad,
waar met blokletters op geschreven was.)
“Ja, wij moesten een speciaal handschrift aannemen, blokletters. En ik schrijf nog altijd met
blokletters, niet aan elkaar.

En de bevrijding, dat vonden we wel zó fijn, dat de Engelsen kwamen. Achter op ons veld stonden
vrachtwagens, van de Engelsen. Maar in die tijd kwamen er ook V1’s over. Niet-bestuurbare
vliegtuigen. Die hadden bommen bij zich en die gooiden ze dan. Er zat wel een motor achter, die tikte
heel erg. Zo lang als ‘ie in de lucht hing en je het geluid hoorde en een lichtje zag, wist je dat hij
verder vloog. Die waren gericht van Duitsland naar Engeland, om ze aan te vallen. Maar als zo’n ding
stil stond, kon je er donder op zeggen dat ‘ie naar beneden kwam. En toen is er bij ons in de buurt ook
een naar beneden gekomen. Er zat een heel groot gat in de grond, in de LeoXIIIstraat, da’s bij de
Veldhovenring. Mijn broer lag toen net in bed, hij was ziek. En heel het glas van zijn slaapkamer
kwam naar binnen. Op het bed gelukkig, en niet op hem.

Mijn vader en moeder sliepen trouwens in de voorkamer. We hadden een grote huiskamer, en er stond
een dressoir in. We hadden grote tuindeuren. Mijn vader had de kast voor de ramen gezet. Zodat als er
scherven naar binnen kwamen, de kast dat op kon vangen.
Hij had een bed tegen de wand gezet. Daar sliepen al mijn broers en zussen in. Ik sliep er in een
kermisbed, voor het bed.
Dat was in de tijd van de Engelsen, toen werd er ook nog wel gebombardeerd. Maar pas op 27 oktober
zijn we pas bevrijd. Maar van tevoren vielen er nog steeds bommen, 1944.

En met de bevrijding, toen was het toch feest. We gingen allemaal achter die Engelsen aan, die grote
wagens hadden. En ze deelden veel uit: witte mik, echt heel lekker, en kauwgom, en sigaretten, maar
wij rookten geen sigaretten.”

Roos: “En hoe oud was u toen?”


“Ik was toen… vijftien. Maar er werd gezegd: “Je moet niet met die Engelsen aanpappen.” Die zeiden
wel eens dat we in de auto moesten komen, dat dat wel kon. Maar dat deed ik niet, want je weet niet
wat ze met je uitvoeren, hè. Daar moest je wel voor opletten.
Maar toen was het nog niet gedaan. Alles bleef nog op de bon (eten, goederen). Het heeft heel lang
geduurd voordat alles weer normaal was.

Nienke: “Hoe lang duurde het voordat het weer normaal was? Zonder bonnen?”
“Nou ik denk wel een paar jaar. 1948 of zo. Nee in de jaren ’50, toen was het eigenlijk weer een beetje
zo dat alles weer opgebouwd was. Want er was natuurlijk heel veel vernield. Heel veel. Alles maakten
ze kapot.
Nu zijn ze bezig met het spoor, hè? Nou, dat hebben ze toen ook meteen al gebombardeerd. Dat was
helemaal kapot. Toen ze binnenkwamen werd het gebombardeerd. En overal gingen bruggen de lucht
in, zodat de vijand er niet meer door kon.

87
Ik ben nog naar Nijmegen geweest. Mijn moeder is geboren in Nijmegen, namelijk. En daar heb ik dus
ook gezien dat ze heel Nijmegen plat gebombardeerd hadden. Ik logeerde daar bij een tante, en dat
was best wel triest om te zien. Alles was daar kapot. Maar ja, niet alleen Nijmegen… Er zijn d’r zo
veel. Rotterdam, Arnhem… De dag dat Arnhem aan werd gevallen, toen hebben we met zijn allen
bovenop het dak van de schuur gestaan. Toen kwamen er allemaal vliegtuigen over en allemaal
parachutisten werden gedropt, in Arnhem. Dat was toen met die bevrijding. En toen hebben ze daar er
ook nog een hele hoop van doodgeschoten.”

Roos: “Had u veel klasgenoten, of vrienden, die u niet meer terug heeft gezien?”
“Ja, bij ons op de hoek, daar woonde een vrouw en een meneer met wel elf kinderen geloof ik. Dat
waren Joden. Dat werd toen ook al gedaan, maar wisten wij veel waar die naartoe gingen… Een
andere dag zaten ze niet meer in de klas! Toen waren ze weggehaald. Het huis stond helemaal leeg.
Maar achteraf wisten wij pas dat die Joden allemaal weggebracht werden.”

Roos: “U wist toen niet wat er allemaal was gebeurd?”


“Nee, dat wisten we niet. Dat is allemaal pas achteraf gekomen.”

Nienke: “Hadden jullie een radio?”


“Ja, zo’n klein luisterdingetje, noemden ze dat. Daar konden we dan berichten op horen. Zoals die van
koningin Wilhelmina, uit Engeland. Die zat in Engeland toen.”

Roos: “Dus u pleegde eigenlijk wel een klein beetje een vorm van verzet, door extra eten te halen
en met de radio?”
“Ja dat mocht dus eigenlijk ook niet, maar ja. Er werden wel bonnen uitgegeven, en als ze ons dan
aanhielden, dan konden we laten zien dat we een groot gezin waren. Er werd wel altijd voor grote
gezinnen gezorgd. We hadden een bewijs dat we dat waren.
Mijn vader moest naar Loon op Zand. Hij was eigenlijk op weg om aardappels te gaan halen, maar
toen moest hij van de Duitsers daar loopgraven gaan spitten. Dan konden ze er niet door.
We kregen ook wel eens een keer een bon voor schoenen. Maar ik was niet aan de beurt voor
schoenen. Ik weet nog wel goed dat toen ik twaalf was, ik een jurk aan had die dan aan de andere kant
werd gedragen, zodat hij minder versleten was.
En je had niet echt nylon in het begin, maar toen het er eenmaal was, kwamen er natuurlijk al snel
ladders in. Dan kon je ergens heen en dan werden die ladders weer opgehaald. Terwijl we dat nu
weggooien.

En de Duitsers haalden alles weg. Wij hadden stiekem achter een varken staan, in de tuin. Mijn broers
moesten dan altijd met een karretje bij de mensen schillen op gaan halen. Mijn moeder kookte die dan,
dat stonk verschrikkelijk. Dat was dan voor dat varken, maar we mochten nooit zeggen als ze
langskwamen en vroegen wat er in de kooi zat, dat dat een varken was. Wij zeiden altijd dat er een
groot konijn in zat.
Nou en toen hebben we de slager het beest een keer laten slachten, en die maakte er worst en spek en
zo van voor ons. Oh, dat was toch lekker! En konijnen hadden we óók, maar niet alleen voor het
plezier van een huisdier, maar ook voor het eten, want dan had je vlees. En mijn vader ving ook nog
vogeltjes, met een klem. Die vogeltjes werden ook geslacht en opgebakken. Dat is echt waar. Dat is
gek, want ik zou het nu bijvoorbeeld nooit meer kunnen. Dan denk ik: zielig, zo’n mooi vogeltje!
Maar ja, dat werd vroeger allemaal gedaan om aan het eten te blijven.

Maar angst hebben we wel heel veel gekend. Om de haverklap moesten we ons bed uit, en de
loopgraven in. We hebben ooit een keer gehad dat we dat niet konden halen, en dat we gewoon in de
poort zijn gaan liggen. Op de grond. En we hadden ook een hond, die lag tussen ons in. Dat weet ik
ook nog goed.
Ja ik zeg al, ik kan er een boek van schrijven, zoveel als ik er nog van weet.

Maar dat we veel angst hebben gekend, dat is iets wat zeker is.”

88
Nienke: “En kwamen die Duitsers vaak, aan huizen?”
“Ja, mijn vader had eigenlijk in dienst gemoeten, maar hij was niet op komen dagen. Want als hij
kwam, dan hadden ze hem natuurlijk meegenomen. Dus wat deed die man, hij ging naar de overkant
waar boeren woonden. Die boeren hadden bovenin de schuur allemaal kleine luikjes. Mijn vader sliep
’s nachts niet bij mijn moeder, maar in die schuur. Dan keek hij door de luikjes of er soms Duitsers
aan de deur kwamen. Dat kon hij zó zien. Hij kon zó in huis kijken.
Maar die Duitsers haalden bij de boeren ook varkens uit de stallen, om mee te nemen. En die ene boer,
een hele dikke, die trok aan de staart van het varken, terwijl de Duitser aan de voorpoten trok. Daar
stonden wij dan ook allemaal bij te kijken.
Wij waren ook veel buiten. Wij waren eigenlijk kinderen van de straat, zal ik maar zeggen. Speelgoed
hadden we niet veel, maar we knikkerden, en meske steken (land veroveren), en touwtje springen. Dat
deden we wel. Maar we moesten altijd zorgen dat we op tijd binnen waren ’s avonds. Na school
mochten we dan wel buiten spelen. Maar je moest echt altijd op tijd binnen zijn. Als het donker werd,
gingen de gordijnen dicht en we hadden onze ramen afgeplakt met repen in ruitvorm, zodat als het
raam inviel, het wel versnipperd was maar dat het wel bij elkaar bleef hangen.
Je mocht ’s avonds ook niet buiten, voordat het donker was. Je mocht om 20.00u al weer binnen zijn.
En ook niet eerder dan ’s morgens 08.00u buiten. Dat was zo.
Of je moest een vergunning hebben. Bijvoorbeeld mensen die naar het ziekenhuis moesten kunnen, die
kregen daar een vergunning voor. Tja… Het was echt een rottijd. Ik hoop niet dat we nog ooit een
oorlog meemaken.”

Roos: “Denkt u dat dat wel kán? Zo’n oorlog?”


“Nou, zoals ze daar nou bezig zijn, in het oosten en in Syrië…-“

Roos: “Maar ook hier in Europa?”


“Nee, ik denk het niet. Ik denk het niet. Jij wel dan?”

Roos: “Nee. En ik hoop het ook niet”


“Ja. Nou ja ik ben dus niet meer naar school gegaan, maar naderhand ben ik naar de huishoudschool
gegaan. Daar heb ik al mijn diploma’s gehaald, tot coupeuse. In Eindhoven heb ik examen gedaan. Ik
heb alles genaaid, voor alle kinderen en alle broers en zussen. Jasjes, pakjes… Ja en op een gegeven
moment ging ik een soort van ‘uitnaaien’, bij mensen aan huis, dan moest ik wat kapot was maken. En
ook nieuw goed maken. Dat heb ik ook nog gedaan, heel veel. Dus ik heb wel de hemel verdiend,
dacht ik!”

89
(op de volgende pagina’s komt bijlage 2 van 16 pagina’s)

Bijlage 2

90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
Bijlage 3: Locaties WOII in Tilburg

1. Hoogvensestraat: bombardement
2. Heuvelplein: openbare bijeenkomsten NSB’ers
3. Sint Josephstraat: bombardement, 30-31 juli 1942
4. Wilhelminapark: de CTM: Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabriek,
waar soms eten werd uitgedeeld
5. Ringbaan Oost: gaarkeuken in een fabriek, waar grote gezinnen eten konden halen
6. Korvelseweg: controlepost van de Duitsers
7. Julianapark: brug, gebombardeerd
8. Gasthuisring: kaaswinkel, waar je veel eten kon halen, op de bon, dat wel
9. Molenstraat: bombardement
10. Oude Dijk: school ingenomen door de Duitsers
11. Besterdring: school ingenomen door de Duitsers
12. Paduaplein: hier zaten nonnen, later ingenomen door de Duiters, vervolgens door de
Engelsen
13. Leo XIII straat: bombardement
14. Centraal Station: bombardement
15. Groenstraat: boer, die in 1944 in de weken van hoop en honger werd bestolen
16. Piushaven: transporteur, die in 1944 in de weken van hoop en honger werd bestolen
17. Tilburgseweg: hier reden de tanks van het King’s Royal Rifle Corps Tilburg/Goirle
binnen tijdens de bevrijding
18. Clercxstraat: granaten
19. Pelgrimsweg: woning van een gezin wordt gedwongen af te worden gestaan aan
inspecteur v/d politie. Het gezin wordt gedeporteerd en is uiteindelijk omgekomen in
Sobibor
20. Hasseltstraat: granaatinslag
21. Ringbaan Noord: houtopslag (geplunderd op 05-09-1944)
22. Bredaseweg: gevechten en beschietingen, 11-05-1940
23. Abcovenseweg: verzetsboerderij

106
Bijlage 4

107
Bijlage 5: Enquêteresultaten

We hebben een aantal weken onze enquête online gehad. De enquête is in totaal door 104 mensen
ingevuld. De resultaten zijn van toepassing op de 104 personen die het hebben ingevuld.

1. Bent u een man of een vrouw?


Man: 41,3%
Vrouw: 56,7%
Anders: 1,9%

2. In welke leeftijdscategorie zit u?


< 30 jaar: 47,1%
30-<40 jaar: 12,5%
40-<50 jaar: 18,3%
50-<60 jaar: 9,6%
60-<70 jaar: 7,7%
> 70 jaar: 4,8%

|
3. Bent u geboren in Nederland?
Ja: 94,2%
Nee: 5,8%
N.v.t.: 0,0%

Indien ‘nee’, namelijk in: België (0,1%), Israël (0,3%), Brazilië (0,1%), Nieuw-Zeeland (0,1%)

108
4. Bent u altijd woonachtig geweest in Nederland?
Ja: 79,8%
Nee, maar ik woon nu wel in Nederland: 7,7%
Nee, ik woon nu ergens anders: 8,7%
N.v.t.: 3,8%

5. Woonde(n) u of uw (groot)ouders in Nederland in de periode 1939-1945?


Ja: 97,1%
Nee: 1,9%
N.v.t.: 1,0%

6. In welke provincie woonde(n) u of uw (groot)ouders?

109
7. Welke religie houdt u aan?

110
8. Hoe definieert u uw seksuele geaardheid?

9. Welke invloed van de Tweede Wereldoorlog heeft u meegemaakt in uw directe omgeving, in de


periode 1939-1945?

 Tewerkstelling
 Militairen naar
Indonesië
111  Onderduiken
 Evacuatie
10. Welke invloed van de Tweede Wereldoorlog hebben uw ouders meegemaakt in hun directe
omgeving, in de periode 1939-1945?

 Militairen naar Indonesië


 Vluchten
 Evacuatie
 Gescheiden van familie
 Onderduiken
 Familielid van NSB en familielid
in verzet: tegenstrijdigheid

11. Welke invloed van de Tweede Wereldoorlog hebben uw grootouders meegemaakt, in de periode
1939-1945?
%
112
12. Welke invloed van de Tweede Wereldoorlog hebben uw leeftijdsgenoten meegemaakt, in de
periode 1939-1945?
%

113
13. Welke invloed heeft de Tweede Wereldoorlog na 1945 op u gehad?

14. Welke invloed heeft de Tweede Wereldoorlog na 1945 gehad op uw ouders?

 Belemmering in studie
 ‘Jonger gemaakt’ bij gemeente  moeilijkheden met regelen van pensioen
 Geen Japanse producten gekocht
 Invaliditeit
 Later gehuwd
 Besef dat een oorlog geen winnaars kent

114
15. Welke invloed heeft de Tweede Wereldoorlog na 1945 op uw grootouders gehad?

 Haat tegen Japanners


 ‘Onverklaarbaar gedrag’, zoals af en toe ineens heel veel producten inslaan
 Het besef dat hulp heel belangrijk is in de wereld

16. Welke invloed heeft de Tweede Wereldoorlog na 1945 gehad op uw nabije omgeving?

 Haat
 Inrichting van de stad (wederopbouw)
 Negatieve gevoelens gemerkt tot de jaren ‘90

115
17. Heeft u in de opvoeding invloed gemerkt van de trauma’s van uw ouders?
%

 De oorlog speelde altijd een rol in het gezin


 Er kwam geen Japans product of voedsel in huis
 Moeder worstelde er nog vaak mee
 Stress
 Bang om geen geld te hebben
 Streng
 Haat tegenover Duitsers

18. Heeft u nog last gehad van deze ‘vervormde’ opvoeding?

116
Bijlage 6: Herinnering aan de oorlog van dhr. Wim Bugter

Het is september 1944. In de vroege ochtend van die dag wordt Arnhem opgeschrikt door het
geweld van wat later een der frontgebieden van de operatie Market Garden blijkt te zijn.

De lucht zit vol ronkende vliegtuigen. De Geallieerden (Amerikanen, Engelsen, Canadezen,


Fransen, Polen en ook uitgeweken Nederlanders) die vliegtuigen bemannen nemen aan een
bruggenhoofd te kunnen vormen, waardoor de bevrijding van de rest van Nederland (het
zuidelijk deel hapt reeds in Amerikaanse chocolade en rookt weer echte Camel), een feit kan
worden.

Op een aantal plaatsen rondom Arnhem worden ze geparachuteerd. Jonge en oude mensen,
rekruten en gelouterde mannen.

Mijn herinneringen hieraan beperken zich tot een aantal beelden, die me zijn bijgebleven
vanwege de diepe indruk die ze achterlieten.

Op die ochtend zit de lucht vol zilverpapierstroken. Deze werden door de ‘Tommies’, zoals de
Geallieerden gemakshalve werden genoemd, in de lucht verspreid om de radar van de Duitse
bezetters te misleiden. De verschrikkelijke geweldexplosie, vol oorverdovend geraas, rook,
afweergeschut en inslaande bommen en granaten veroorzaken een chaos in de binnenstad.
Door de plaatselijke autoriteiten zal de burgerbevolking worden geëvacueerd, maar voordat
dit op gang komt gebeurd er nog van alles…

De kinderen Bugter zitten met Pa en Ma onder de trap in het huis aan de Molenbeekstraat.
Een paar huizen verderop wordt een huis getroffen door een vliegtuigbom… Hoewel het doel
de Rijnbrug is, wordt hier en daar ook naast het doel gemikt. Ik weet niet wat met de
bewoners is gebeurd, maar ik denk niet veel goeds…

Flarden van beelden staan mij nog bij van op de nabij gelegen Velperweg voorbij trekkende
Rode Kruisauto’s vol gewonde en dode soldaten. Het waren er heel veel want wat later zagen
we lijken op gewone open legertrucks voorbij rijden. In omgekeerde richting reden verse,
Duitse troepen aan uit de Achterhoek opgetrommeld.

Wat later komt de evacuatie op gang. Dat moet een enorme spanning te weeg hebben gebracht
voor een zo’n jong gezin… Wat ik mij hier nog van herinner is het volgende beeld:

Over een heuvelachtige weg door bebost terrein beweegt zich een lange stoet vluchtelingen.
Het is een droevig, bonte stoet die van alles met zich meevoert in handkarren, kinderwagens,
haastig in-elkaar-gezette provisorische voertuigen.

Mannen, vrouwen, kinderen en hier en daar een verdwaasd huisdier. Af en toe passeren in
beide richtingen militaire en burgervoertuigen van onbekende herkomst. Dichtbij en veraf
klinken schoten.

117
Op een van die handkarren zit ik. Vader duwt deze handkar, die verder is volgegooid met
haastig bijeengegaarde huisraad, dekens en kleren. Naast vader loopt Stef, die verbaasd om
zich heen kijkt. In het voetspoor loopt moeder, die op schier onmogelijke wijze een
kinderwagen (met Frits voorin) voortduwt, terwijl ze tegelijkertijd een met een touw om haar
middel vastgebonden bolderkar, waarin Eef zit, met zich meetrekt.

Zo gaat de familie op pad. Naar het kippenhok in de Harskamp waar we een tijdje zullen
wonen. Wat later is er gebivakkeerd in een boerenstal in, naar ik meen, Stoetenburg. Een hele
tijd hebben we ook verbleven bij een boerenfamilie in Oldenbroek op de Veluwe. Daar
werden we best verwend. In een bovenwoning in Vaassen bij Apeldoorn hebben we nog een
tijdje ingewoond bij een strenge familie. Op een keer werd vader opgepakt door de Grüne
Polizei. Waarom en waarvoor weet ik niet meer, maar hij is weer teruggekomen.

Op een gelukkige dag waren we weer bevrijd. Het juiste tijdstip kan ik me uiteraard niet meer
herinneren, maar de ellende leek voorbij.

Op een dag zaten we in een huifkar met twee paarden ervoor die ons met ons hele hebben en
houden weer naar Arnhem bracht. Ik herinner me nog dat we een tijdlang aten uit de
‘gaarkeuken’. (Voor de jongeren een onbekend fenomeen: dit was een door de overheid op
diverse plaatsen ingerichte keuken, waar de burgerbevolking in die overgangstijd kon eten.
De chaos na de bevrijding duurde nog geruime tijd…)

Over die oorlog en wat er allemaal gebeurde werd thuis nooit veel verteld. Zoals de meeste
mensen van die generatie deden werd ook door de grote hoeveelheid van dingen die er gedaan
moesten worden die ellende snel verdrongen. De wederopbouw begon…

Wim

118
Bijlage 7: Tilburg in de Tweede Wereldoorlog

Waarom Tilburg?
Wij zitten op school in Tilburg en onze begeleider had ons aangeraden wat dieper op Noord-
Brabant, onze provincie, of Tilburg in te gaan tijdens het schrijven van het profielwerkstuk.
We hebben een aantal getuigen uit Tilburg geïnterviewd, waaronder mijn oma Joke
Raaijmakers-Swaans. Zij was 8 t/m 13 jaar in de Tweede Wereldoorlog en woonde in Tilburg.
Om haar heen zag ze Joodse kinderen en gezinnen verdwijnen, maar ze had geen idee waar
naartoe. Haar overbuurvrouw werd ervan verdacht contact met de NSB en Duitsers te hebben,
en aangezien mijn oma thuis de oudste was, werd zij er veelal op uit gestuurd door haar
moeder om eten te halen en andere karweitjes te doen. Ze heeft ook diverse bombardementen
en momenten van schuilen in een kelder meegemaakt.

Roos’ opa heeft de oorlog ook meegemaakt. Hij was toen pas drie jaar oud, maar ook hij wist
er nog wel iets over te vertellen. Dat heeft hij voor ons uitgetypt, zodat hij zeker niets zou
vergeten. Hij had ook nog een aantal foto’s van zijn vader en familie tijdens de oorlog.

Op de website van het Tilburgs archief ben ik een lijst van Tilburgse oorlogsslachtoffers van
de Tweede Wereldoorlog tegengekomen. Toen ik naar het einde van de lijst wilde scrollen,
viel het mij op dat dit een hele tijd duurde. Het bleek een enorme lijst te zijn, maar liefst 16
pagina’s aan namen. Dat weet ik, omdat ik de naam van elke persoon op deze lijst in een
documentje heb ingevoerd. Ik was er zó van onder de indruk, dat ik van mening was dat meer
mensen hiervan op de hoogte gesteld moesten worden. We willen de lijst van namen
gebruiken bij de presentatieavond, zodat de geïnteresseerden een goed beeld kunnen krijgen
van het aantal slachtoffers die alleen al in Tilburg waren gevallen, of afkomstig waren uit
Tilburg.

De oorlog in Tilburg
Op vrijdag 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. De Centrale Luchtwachtdienst
meldt regelmatig dat er niet-geïdentificeerde vliegtuigen vanuit het oosten over Nederland
vliegen. Om 16.10u wordt het vliegveld van Gilze-Rijen aangevallen. Deze aanval is enkel
een klein deel in een reeks aanvallen op vliegvelden in heel Nederland. Al om 16.08u worden
de eerste bommeldingen gedaan, bij het centraal station, de Gasthuisstraat en de Noordstraat.

Ook de geallieerden bombarderen Tilburg regelmatig. Hierbij kwam dikwijls een aantal
mensen om. Het doel van de geallieerden was dekking te geven aan hun troepen en de Duitse
opmars enigszins te vertragen. Met alle gevolgen van dien: straten en huizen werden kapot
gemaakt en er vielen elke keer weer (zwaar)gewonden en doden. In de periode 1940-1944
wordt Tilburg tientallen keren gebombardeerd.

119
Dat is niet het enige merkbare aan de oorlog in Tilburg. Het luchtalarm gaat een aantal keer
per week af, waarna mensen gelijk dekking zoeken in hun schuilkelder, of in die van die
buren. Verder gaat net zoals in de rest van Nederland het eten voortaan ‘op de bon’, zoals dat
heette. Dat betekende dat je maandelijks een aantal bonnen kon ophalen, bijvoorbeeld voor
rijst, aardappelen, een brood, eieren of melk. Grote gezinnen kregen speciale bonnen,
waarmee ze extra en grotere porties konden ophalen in gaarkeukens of bij boeren in de
omliggende gebieden.

Na verloop van tijd raakten de oogsten op, omdat de stukken landbouwgrond werden
gebombardeerd. Alle steden en dorpen hadden het moeilijk, dus zomaar even vanuit een
andere stad of een omliggend dorp importeren ging niet zo makkelijk. Kinderen die oud
genoeg waren werden erop uit gestuurd om met een karretje of een tas bij een aardige boer
wat levensmiddelen te gaan halen. Dit was vaak een gevaarlijke tocht: overal liepen Duitsers
die de voorbijgangers controleerden, er dreigde een constant gevaar van bombardementen en
soms ging het luchtalarm tijdens zo’n tocht af: dan moest je schuilen, maar waar? Op een
open, lange weg kan je niet zomaar een schuilplaats vinden!

Dan was er ook nog het probleem met de scholen. De gebouwen werden veelal gebruikt om
Duitsers in te kwartieren, en de school werd dan tijdelijk gesloten. Kinderen moesten thuis-
blijven en helpen in het huishouden, of andere karweitjes opknappen.

Daarnaast kon je steeds minder mensen om je heen vertrouwen. Je familie was betrouwbaar,
maar als je oudere broers of je vader geheime klusjes voor het verzet deden, was je lang niet
altijd even veilig als gezin. Ook hielden de buren vaak een oogje in het zeil voor de Duitsers.
Te vaak dezelfde richting oplopen met een lege zak en later terugkomen met een zak vol met
eten, was erg verdacht. Aan eten komen op een illegale manier stond straf, dus ook dit was
gevaarlijk en eigenlijk een soort vorm van verzet.

Verder was er natuurlijk de avondklok: mocht je eerst nog ’s zomers tot negen uur ’s avonds
buiten spelen, nu moesten om acht uur alle deuren en ramen gesloten zijn en mocht je je niet
meer op straat bevinden. Deed je dat wel, dan was je erg verdacht. De Duitsers mochten wél
op straat verschijnen. De ramen moesten verduisterd worden, dit om te voorkomen dat de
Duitsers of de geallieerden de stad ’s nachts bombardeerden.

Tot slot werd er een aantal keer per week een inval gedaan bij huizen die verdacht waren of
waarvan de Duitsers dachten dat er een rijke familie in woonde die wel wat kon missen qua
luxe. Ze konden van alles meenemen: geld, horloges, juwelen, meubels, keukenapparatuur…
Hier waren geen bonnen voor, dus moest je het verder zonder doen.

De bevrijding
Tilburg werd op 27 oktober 1944 bevrijd. In vergelijking met de rest van Nederland was dit
erg vroeg. Dit komt doordat de geallieerden vanuit het zuiden Nederland binnentrokken. De
Duitsers waren furieus en schoten burgers dood waarna ze op de vlucht sloegen. De burgers
waren ontzettend blij en opgelucht en vierden een hele week feest tot diep in de nacht.
120
Bijlage 8: Verklarende woordenlijst
Actief gewelddadig verzet = verzet in de vorm van protestacties, liquidaties, gijzelingen,
overvallen,

Actief net-gewelddadig verzet = de belangrijkste vorm van verzet, geleid door de LO

Antisemitisme = Jodenhaat

Arbeitseinsatz = de verplichte tewerkstelling die voornamelijk plaatsvond in Duitsland

Babyboom = een plotselinge, kortdurende, ongewone groei van het geboortecijfer

Bersiap-periode = duurde van oktober 1945 – begin 1946

Bijltjesdag = een moment van afrekening met de NSB'ers

'Op de bon' = dat je een bon (verkrijgbaar bij een distributiecentrum) nodig hebt om aan
goederen te komen in oorlogstijd

(N)BS = Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, deze groep bood in opdracht van Prins
Bernhard militaire hulp aan de geallieerden

Concentratiekamp = afgesloten kamp om politieke tegenstanders of anderszins ongewenste


mensen op grond van etnische, religieuze of sociale kenmerken te isoleren en psychisch en/of
fysiek te breken

CPN = de illegale Communistische Partij

Cyaankali = een sterk en snelwerkend vergif dat inwerkt op de celademhaling

Derde Duitse Rijk = het gebied dat Hitler voor ogen had: heel Europa en een deel van Afrika
en het Midden-Oosten

Dolle Dinsdag = de aanduiding voor 5 september 1944, waarop in Nederland het idee dat
Nederland binnen korte tijd bevrijd zou worden realistisch leek, waardoor veel NSB'ers met
hun gezin naar het buitenland vluchtten uit angst voor terechtstelling

Dwangarbeid = het verplicht, onbetaald, moeten verrichten van arbeid, vaak in de meest
onmenselijke omstandigheden

Entlausungsanlage = vernietigingskamp

Esperantist = iemand die mbv taal de volkseigenheid wil overstijgen

Februaristaking = staking op 25 en 26 februari 1941 die begon in Amsterdam en die zich later
uitbreidde tot enige andere plaatsen in Noord-Holland en Utrecht. Het was de eerste
grootschalige verzetsactie tegen de Duitse bezetter in Nederland

121
Geallieerden = de landen die samen tegen Duitsland, Italië, Japan en hun bondgenoten
vochten. De belangrijkste geallieerden waren de Verenigde Staten van Amerika, Groot-
Brittannië (Engeland) en de Sovjet Unie.

Genocide = grootschalige moord op een volk of ras

Halfbloed = een Indonesisch kind met één Nederlandse ouder

Holocaust = systematische vervolging en uitroeiing van Joden door de nazi's en hun


bondgenoten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog

Indo-Europeaan = een Duits persoon die in Indonesië is gaan wonen

Internering = gevangenneming

Joodse getto's = Grotendeels van de buitenwereld afgescheiden stadswijk voor joden.


Het aanstellen van getto's had als doel om joden uit het dagelijkse leven te weren.
Vanuit getto's konden joden bovendien gemakkelijker gedeporteerd worden naar de
concentratiekampen.

Jodenster = een gele Davidsster met een 'J' erin

Kapo = een gevangene in een concentratiekamp die de Duitsers hielp met het zorgen dat de
gevangenen aan het werk gingen en goed resultaat leverden

Kwartbloed = een Indonesisch kind waarvan twee van de vier grootouders Nederlands zijn

\LKP = Landelijke Knokploegen

LO = Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers

Militair Gezag = het bestuur in de bevrijde delen van Nederland, tot 1946

Mischling = zo werden Joden door de Nazi’s genoemd

nationaal-socialist = een aanhanger van het nationaal-socialisme: het Duitse fascisme

Nationale Jeugdstorm = een soort scouting tijdens de Tweede Wereldoorlog, gericht op


kinderen van NSB’ers, vergelijkbaar met de Hitler Jugend

NSB'er = lid van de Nationaal-Socialistische Beweging

NSB-Filmdienst = een organisatie opgezet door de NSB, met als doel propaganda uit te
voeren

NSDAP = Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij

SWH (Stichting Werkgroep Herinnering) = een werkgroep die hulp biedt aan familieleden van
mensen die in de Tweede Wereldoorlog sympathiseerden met de Duitse bezetters

122
OD = de Ordedienst, hierin waren veel oud-officieren actief

Passief verzet = houdt in dat men niet meewerkte aan de door de Duitsers opgelegde
maatregelen

PBC = Persoonsbewijzen Centrale

pro-Nazi = iemand die de ideeën van de Nazi's goed vindt en ook aan probeert te houden

Sinti = een nomadenvolk, 1/5 deel van het Roma-volk

Spiegel der Beweging = het filmjournaal van de NSB

SOTO = Stichting Onderzoek Opvang en Terugkeer, een informatiebureau dat zich


bezighoudt met vermiste, overleden en teruggekeerde personen

Subkamp = een kleiner kamp (zoals Birkenau) dat naast of vlakbij een groot kamp (zoals
Auschwitz) lag

Rode Leger = het leger van de Sovjet Unie

Roma = een nomadenvolk

RVV = Raad van Verzet, hierin waren vooral communisten actief

Het verzet = niet meewerken met de plannen van de Duitsers, of de plannen tegenwerken

Tempelberg = een heilige plaats volgens het Joodse en Islamitische geloof

Totoks = Chinese mensen die in Indonesië zijn gaan wonen

Vrije Bijbelonderzoeker = leden van een aan het Protestantisme verwante,


fundamentalistische en millennialistische geloofsgemeenschap

Vrijmetselaar = aanhanger van een sekte

Vernietigingskamp = kampen waar mensen op een soort fabriekswijze om het leven gebracht
werden en vervolgens in het crematorium verbrand werden

Het Verzetskruis = een onderscheiding die de mensen kregen die Nederland hebben geholpen
met acties in het verzet

Wannsee-conferentie = de conferentie die door Nazi’s werd gehouden, waarin werd besloten
wat er te doen viel met het ‘Jodenprobleem’

Wederopbouw = het weer in orde maken van iets dat vernield is

Werkkamp = kamp waarin gevangenen onder onmenselijke omstandigheden moesten werken

Zwarthemd = persoonsbenaming voor een fascist

123
Bijlage 9: Samenvatting van de Gastles van Anton Stephan.
Eind schooljaar 2013-2014 kwam er een gastspreker vertellen over zijn ervaring in de Japanse kampen
in Nederlands-Indië. Deze les hebben wij bijgewoond en wij hebben overal aantekeningen over
gemaakt. Dit is de samenvatting van de gastles.

Hoe verging het de Nederlands-Indiërs ten tijde van de Tweede wereldoorlog?

Gastspreker WO II

In 1941 was Nederland al bezet, Japan had in die tijd Oost-Azië als invloed gebied. In Nederlands-
Indië heerste een echte klassenmaatschappij, en had erg vage grenzen aan het begin van de oorlog.
Japan had in die tijd al grote delen van China bezet, en sloot een pact met Duitsland en Italië. Op 7
december 1941 zag Roosevelt, de toenmalige president van Amerika, af van een aanval op Japan.
Diezelfde dag viel Japan de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor aan. Op 8 december verklaart
Wilhelmina de oorlog aan Japan. Een aantal landen hadden namelijk een pact gesloten, wat inhield dat
als een van de betrokken landen aangevallen zou worden, al die landen gezamenlijk de oorlog zouden
verklaren aan de aanvaller. Japan had dus een van deze landen binnen het pact aangevallen, en het
logische gevolg is de oorlogsverklaring van ook Nederland. In februari 1942 valt Singapore. In 1942
bezet Japan ook Nederlands-Indië via 3 aanvalsroutes. Tarakan (1/2 grootste olieproducenten) Japan
viel Tarakan aan en Tarakan viel na drie dagen vechten. Nederlands-Indië was erg beschaamd, het
Japanse leger zou namelijk minderwaardig zijn. Japan kreeg veel Indonesiërs op hun hand door middel
van propaganda, zij hielden vol dat ze de Indonesiërs vrij zouden maken. Na de inval van Japan keerde
de Indonesiërs zich volledig tegen de Nederlanders in Nederlands-Indië. Iedereen moest opeens gaan
buigen voor de Japanse vlag. De scholen werden gesloten voor de blanke kinderen. Indonesiërs
mochten voortaan naar de scholen die voorheen voor de blanken waren. Indonesiërs begonnen op deze
manier langzaam de plek van de blanken in te nemen. Al gauw volgde dat al het geld werd vervangen
door Japans geld, en dat iedereen werd geregistreerd. Ook alle blanken. De blanken werden, net als de
joden hier, in aparte wijken geplaatst. Zij moesten opeens met 5 gezinnen bij een Indonesisch gezin in
huis gaan wonen. Er werd van deze gezinnen verwacht opeens zelfvoorzienend te zijn, wat erg raar
was voor de blanke vrouwen, die eigenlijk altijd bedienden hadden gehad en nog nooit echt zelf
hadden gekookt, de was hadden gedaan, etc.
De wijken bleven voller en voller lopen. Mensen werden hierna afgevoerd. 80 mensen in een trein met
plek voor 40 man werden 2 dagen en 2 nachten vervoerd naar bijvoorbeeld oude weeshuizen en andere
gebouwen die veel mensen konden binnenhouden.

In de kampen moest men in rijen gaan staan, op appèl. De japanners gedroegen zich erg autoritair, ze
handelden met harde hand en vernederde de gevangenen op zoveel mogelijk manieren. Ook al het
werk in het kamp moest door de gevangenen zelf gedaan worden. Op 13 september 1944 werden in
het kamp waar (NAAM) in zat alle ouders van 11 jaar en ouder naar jongenskampen gestuurd. Zij
werden ingezet als arbeidskrachten en moesten ontzettend zwaar werk verrichten. Zij moesten
groenten verbouwen. Op 23 Augustus 1945, de oorlog zou voorbij zijn, maar helaas. Intussen was de
Republiek Indonesië uitgeroepen.

124
Bijlage 10: Proclamatie van H.M. De Koningin

Gevonden: http://gerard45.bloggertje.nl/note/12750/de-overhaaste-nederlandse-oorlogsverklaring-aan-
japan.html

125
Bijlage 11

http://i1184.photobucket.com/albums/z339/Gerard1945/e005.jpg?1300947704

126
Bijlage 12: De Trouw

De trauma’s van de omstanders


RECENSIE De Tweede Wereldoorlog brengt ook nu nog indrukwekkende
getuigenisliteratuur voort. De generatie die de oorlog meemaakte en die soms zwijgzaam
was, spreekt ons vandaag openhartig toe.

Nog één keer wilde Roelof Arnoldi uit Assen (1929) zijn verhaal doen. Nog één keer vertellen
van de gebeurtenissen uit zíjn Tweede Wereldoorlog. In oktober 1942 werden zijn Joodse
buren opgehaald door Duitse overvalwagens, zijn favoriete buurvrouw voorop. Tot zijn schrik
zag Arnoldi mevrouw Nieweg zonder haar mooie bos krullen de vrachtwagen ingaan:
kennelijk had zij altijd een pruik gedragen. Roelof wilde die pruik gaan halen om zijn
buurvrouw te helpen, maar dat werd door zijn vader verboden. „Smekend keek ik mijn ouders
aan, maar mijn vader was onverbiddelijk. ’Jodenvrienden worden als Joden behandeld’, was
zijn antwoord, ’het is te gevaarlijk’.”

Arnoldi’s verhaal staat te lezen in ’Machteloos?’ een bundeling van elf interviews met
mensen die de Jodenvervolging hebben zien voltrekken. De interviews zijn onderdeel van een
groot project van het ’United States Holocaust Memorial Museum’ in Washington, dat
wereldwijd getuigenissen van de Holocaust op film vastlegt. Een elftal Nederlandse bijdragen
werd bewerkt en gebundeld door onderzoekster Anna Timmerman, met overtuigend resultaat.

Wie de door Raul Hilberg geïntroduceerde trits dader, slachtoffer, omstander aan een verder
onderzoek wil onderwerpen, kan in dit boek terecht. In openhartige verhalen komt de
efficiënte machinerie van de daders, de pijnlijke meegaandheid van de slachtoffers en de
traumatiserende onmacht van de omstanders van de Jodenvervolging met een sterke
scherptediepte in beeld.

Spoorwegpersoneel reed naar Westerbork zonder kennis van het wat en hoe van die reis, maar
raakte dusdanig van het zwijgzame Jodentransport van slag dat het reisdeel ná het transport
volledig uit het geheugen is gewist. „Geen idee hoe we de trein weer weggereden hebben”,
zegt oud leerling-machinist Klaas Lub. „Of we weggedraaid zijn of dat het spoor doorliep, dat
is helemaal weg.” Een Nederlandse politieman die assisteerde bij het ophalen van een Joods
gezin deed wat hij kon om hen te helpen: „Ik was erbij, dat is waar, maar niet uit vrije wil. Op
een bepaalde manier ben ik zelf ook een slachtoffer van die rotoorlog.”

De naoorlogse trauma’s en tranen van de toenmalige omstanders hebben een sturende rol in
deze vertellingen. De emotionerende verhalen passen daarmee in de voor een Hollander soms

127
sentimenteel aandoende Amerikaanse Holocaust-beleving, die getuigenissen utiliseert vanuit
de wens mee te lijden met de Mens.

Anders is dat bij een tweede getuigenisboek. ’Mijn dagboek. Oorlogskroniek van Kees
Tetteroo’ is een postume uitgave van een broodnuchter feitenrelaas van een jonge veearts.
Omdat Tetteroo een motor had, een camera en een (artsen-)pas om door bezet Nederland te
rijden, was hij in een ideale positie om een geheime oorlogsverslaggeving ter hand te nemen.
Zijn oorlogskroniek werd twee jaar terug door zijn dochter gevonden en uitgewerkt.

Ook in dit aan te bevelen boek spreekt de tijd zeer direct tot ons, mede door de combinatie
van foto’s, krantenknipsels en korte, krachtige aantekeningen: „Woensdag 15 mei 1940. Er is
geen wolkje aan de hemel en toch is het duister. De zon gaat schuil achter een gordijn van
roet, as en papier dat door de hitte van de brand in Rotterdam hoog door de lucht zweeft en
ver weg weer neerdaalt.” „Dinsdag 27 mei 1941. De aardappelen zijn nog bar schaars. Het is
al verscheidene malen gebeurd dat pootaardappelen die nu in de grond zitten, ’s nachts door
hongerige mensen zijn opgegraven.”

128
Bijlage 13: Grote Nederlandse verzetshelden
Door: Shirley Haasnoot en Bas Kromhout HN nr. 4/2006

Na de bevrijding ontstond al snel het beeld dat de Nederlandse bevolking zich in de Tweede
Wereldoorlog op grote schaal tegen de bezetters had geweerd. Nu overheerst het idee dat de
Nederlanders zich zo goed mogelijk aanpasten en de Duitsers daarmee zeer van dienst waren.
Beide visies doen geen recht aan de tienduizenden die zich op alle mogelijke manieren tegen
de Duitsers hebben verzet, en daar vaak voor betaalden met hun leven.

De Amsterdamse rechtenstudente Gisela Söhnlein woonde tijdens de Duitse bezetting


tegenover het hoofdkwartier van de Amsterdamse Gestapo. Dat weerhield haar er niet van om
honderden Joodse kinderen onder te brengen bij onderduikgezinnen in heel Nederland. 'Ik
was overtuigd dat het moest gebeuren en ik heb het gewoon gedaan,' zou ze jaren later
zeggen. 'En zin in avontuur had ik ook wel.' Söhnlein werd in 1943 opgepakt. Ze werd in
Ravensbrück bevrijd.

De geschiedschrijving van het Nederlandse verzet is nog steeds gekleurd door romantiek en
moralisme. Na de bevrijding ontstond al snel het beeld dat de Nederlandse bevolking zich in
de oorlogsjaren dapper teweer had gesteld en op grote schaal tegen de bezetters was geweest.
De mensen die voor het vaderland gesneuveld waren, werden smetteloze, onaantastbare
iconen.

Tegenwoordig wordt het publieke debat bepaald door een ander beeld van de Nederlanders
tijdens de bezetting. Dappere verzetsdaden waren in deze visie een uitzondering. De
Nederlandse bevolking paste zich zo goed mogelijk aan en was de Duitse bezetters daarmee
zeer van dienst. Als Nederland zich maar wat meer had verzet, had het verloop van de oorlog
er misschien heel anders uitgezien.

Zowel het positieve beeld uit de jaren na de oorlog als het huidige defaitisme, vaak gepaard
aan plaatsvervangende schaamte, doet echter geen recht aan grote hoeveelheid mensen die
zich op alle mogelijke manieren, en met gevaar voor eigen leven, tegen de Duitsers hebben
verzet.

Hoeveel mensen precies actief waren in het verzet tegen de Duitsers is moeilijk te bepalen.
Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat zo'n 45.000 mensen in het georganiseerde
verzet zaten, waarvan aan het eind van de oorlog nog zo'n 35.000 in leven waren. Zij werden
door honderdduizenden anderen gesteund en geholpen. Zo'n 20.000 mensen werden tijdens de
oorlogsjaren wegens verzetsdaden door de Duitsers opgepakt; velen daarvan overleefden dat
niet.

De mythologisering en heiligenverering die nu nog steeds bestaan, doen geen recht aan de
mensen die hun leven in de waagschaal stelden. Zij toonden grote moed en namen enorme
129
risico's, maar waren zelden onaantastbare iconen. De roekeloosheid van Wim Speelman,
waarmee hij anderen in gevaar bracht, is altijd met de mantel der liefde bedekt. Het feit dat de
familie Van Hall tijdens de oorlog actief bleef op de Amsterdamse Beurs, een bedrijf dat in de
oorlog geen fraaie rol speelde, werd welbewust over het hoofd gezien. Het drugsgebruik van
de spil van het Amsterdamse verzet, Gerrit Jan van der Veen, is nauwelijks bekend.

De meeste verzetsmensen die de oorlog hebben overleefd, zijn tegen heroïsering van het
verzet. Soms omdat het voor hen niets bijzonders was geweest om onderduikers te helpen of
illegale kranten rond te brengen. Soms omdat ze bang zijn voor een hiërarchie van
verzetsdaden. Was het moediger om een gewapende overval te plegen dan om Joden te
verstoppen? Was het belangrijker om geheime informatie door te seinen naar Engeland dan
om persoonsbewijzen te vervalsen?

Met deze lijst willen we geen hiërarchie aanbrengen, maar laten zien hoe divers het verzet
was. Veel vormen van verzet zijn zelfs niet opgenomen, zoals het gevaarlijke koerierswerk.
Ook toont de lijst hoe sterk de aard en de mate van verzet afhankelijk waren van persoonlijke
omstandigheden. Zo hadden veel spionnen een technische opleiding genoten aan de
universiteit van Delft, zaten veel illegale kranten en drukkerijen in Amsterdam, en woonden
de helpers van gestrande piloten dicht bij de Belgische grens, op de route naar Spanje of
Zwitserland.

De onderstaande tien namen zijn inwisselbaar voor de namen van tienduizenden anderen, die
stuk voor stuk uitzonderlijke moed, initiatief en leiderschap toonden - vaak al in een vroeg
stadium van de oorlog, toen Duitsland nog oppermachtig leek. Het waren geen heiligen, wel
helden.

Gewapend verzet
Hannie Schaft (1920-1945)
Wie 'gewapend verzet' zegt, denkt aan Hannie Schaft. Haar illegale werk begint met het stelen
van persoonsbewijzen uit de kleedkamers van een zwembad, zodat twee Joodse
medestudenten voortaan veilig over straat kunnen. In 1943 sluit 'het meisje met het rode haar'
zich aan bij de Haarlemse afdeling van de linkse Raad van Verzet. Behalve sabotageacties
tegen treinen en militaire inrichtingen pleegt de groep aanslagen op 'foute' rechercheurs en
verklikkers. In het algemeen worden de acties van het gewapend verzet steeds driester. De
adrenalinekick werkt verslavend en soms maakt het overvloedig gebruik van pepmiddelen
overmoedig.

Ook Schaft wordt steeds roekelozer. Nadat het groepslid Jan Bonekamp bij een aanslag op de
Zaanse politiecommandant Ragut om het leven is gekomen, doet ze alleen nog de
gevaarlijkste opdrachten. Samen met de zussen Truus en Freddie Oversteegen steelt Schaft
munitie en blaast ze een Duitse legertrein op.

Ondanks haar zwartgeverfde haar en nepbril wordt Schaft op 21 maart 1945 bij een
doorlaatpost gesnapt, met in haar fietstas een pistool en een exemplaar van De Waarheid. Een
maand later krijgt ze in de duinen bij Overveen de kogel. Volgens de Amsterdamse SD-chef
Willy Lages luiden haar laatste woorden: 'Ik schiet beter.'

Het doodschieten van tegenstanders is binnen het verzet omstreden. Wanneer Jan Verleun van
de groep CS-6 eerst generaal Seyffardt, oprichter van het Nederlandse Legioen, en vervolgens

130
Musserts 'gemachtigde' voor landbouw en visserij, F.E. Posthuma, ombrengt, spreekt het
illegale blad Trouw zelfs van politieke moord.

Coördinatie van het verzet


Louis Bosch van Rosenthal (1884-1953)
Na de capitulatie blijven de meeste Nederlandse bestuurders op hun post en voeren zonder
morren Duitse maatregelen uit. Zo niet de commissaris van de Koningin in Utrecht, jhr.
L.H.N. Bosch ridder van Rosenthal. Hij weigert zijn Joodse ambtenaren te ontslaan en krijgt
daarom zijn congé. Wanneer bovendien 'zijn' Grebbe-commissie, die hulp biedt aan
slachtoffers van de mei-oorlog, door de Duitsers wordt verboden, gaat Bosch van Rosenthal
ondergronds. Hij speelt een indirecte verzetsrol, als raadsman en 'netwerker' voor met name
de Parool-groep.

Intussen houdt Bosch zich bezig met de vraag hoe het verder moet met Nederland wanneer de
Duitsers verliezen. Naarmate de bevrijding in zicht komt, verscherpen de conflicten tussen de
verschillende verzetsgroepen. De inzet: wie krijgt het in bevrijd Nederland voor het zeggen?

Oud-officieren van het Nederlandse leger hebben de zogeheten Ordedienst (OD) in het leven
geroepen, met het doel om in de periode tussen de aftocht van de Duitsers en de terugkeer van
het wettig gezag de orde te handhaven. De OD wordt gewantrouwd door linkse
verzetsorganisaties als de Vrij Nederland-groep, die vrezen voor een militair gezag van
rechts-conservatieve snit. Bosch, met zijn grote bestuurlijke ervaring, neemt de rol van
bruggenbouwer op zich.

In het najaar van 1944 wordt hij voorzitter van het College van Vertrouwensmannen, een
soort interimkabinet dat moet voorkomen dat na de Duitse capitulatie een machtsvacuüm
ontstaat. DeVrij Nederland-groep ziet in hem de toekomstige premier. Wilhelmina wantrouwt
Bosch echter, nadat hij aan het eind van de oorlog contact heeft gezocht met de Duitse
bezetters in West-Nederland, om verdere verwoestingen te voorkomen. Na de bevrijding
weigert de koningin hem te ontvangen. Zijn echtgenote G.A. Pauw van Wieldrecht spreekt de
woorden: 'De Oranjes hebben meer interesse in hun vijanden dan in hun vrienden.'

Kerkelijk verzet
Titus Brandsma (1881-1942)
Zodra de Duitsers Nederland onder de voet hebben gelopen, zijn de kerken beducht voor
aanvallen van de nazi's op de geloofsvrijheid. Al snel doen zich de eerste conflicten voor. In
1941 wil de NSB advertenties plaatsen in rooms-katholieke kranten en tijdschriften. Met
medeweten van aartsbisschop De Jong schrijft de Nijmeegse hoogleraar Titus Brandsma een
brief, waarin hij de redacties oproept de advertenties te weigeren. Hij brengt de brief
persoonlijk rond.

In januari 1942 wordt Brandsma gearresteerd. Hij zou tegen de Duitsers hebben
samengespannen. In zijn Scheveningse cel schrijft de carmelietenpater dat hij 'zelden zo
gelukkig en tevreden geweest' is, omdat hij God dicht bij zich weet. Die geesteshouding
bewaart hij ook in Dachau, waar hij zwaar wordt mishandeld en op 26 juli met een injectie
wordt vermoord. In 1985 wordt Brandsma zalig verklaard.

131
Intussen laat aartsbisschop De Jong regelmatig een stevig protest horen tegen het nationaal-
socialisme met zijn antisemitisme. Al voor de oorlog hebben de katholieke en de
gereformeerde kerk verklaard dat lidmaatschap van de NSB in strijd is met het christelijk
geloof. Tijdens de bezetting overleggen de voornaamste kerkgenootschappen in het
Interkerkelijk Overleg over de te volgen koers.

In 1941 en 1942 komt het een paar keer tot gezamenlijke protestverklaringen tegen de
Jodenvervolging, die worden voorgelezen vanaf de kansels. Het komt de hervormde leider
Kuno Gravemeijer en zijn gereformeerde evenknie Jan Donner op gijzeling te staan. Bisschop
De Jong durven de Duitsers niet aan te pakken. Wel verdwijnen vele katholieke priesters en
leken achter prikkeldraad, net als een groot aantal protestante dominees.

Vervalsers van persoonsbewijzen, distributiekaarten en voedselbonnen


Gerrit Jan van der Veen (1902-1944)
Illegale werkers en onderduikers hebben grote behoefte aan vervalste persoonsbewijzen. De
Haagse toneelschrijver, decorbouwer, schilder en illustrator Eduard Veterman slaagt er als
eerste in het ingewikkelde persoonsbewijs overtuigend te vervalsen. Zijn woning aan de
Amsterdamse Keizersgracht wordt omgebouwd tot vervalsingscentrale. Driemaal doet de
Duitse politie een inval, maar de aanwezigen weten via een gecamoufleerd luikje in de wc
tijdig te ontkomen.

Hoewel de kwaliteit van Vetermans vervalsingen onovertroffen is - zelfs het Belgische verzet
maakt graag gebruik van zijn diensten - laat de kwantiteit te wensen over. Daarom richt
beeldhouwer Gerrit Jan van der Veen de Persoonsbewijzencentrale (PBC) op. Behalve
persoonsbewijzen zorgt de PBC ook voor distributiestamkaarten en voedselbonnen - inclusief
16.000 tabaksbonnen, want onder verzetsmensen wordt stevig gerookt om de zenuwen in
bedwang te houden. Drukker Frans Duwaer levert in opdracht van de PBC zo'n 65.000 blanco
persoonsbewijzen en 75.000 distributiestamkaarten, voor hij in juni 1944 wordt gearresteerd.

Qua initiatieven en leiderschap groeit Van der Veen uit tot een van de belangrijkste leiders
van het gewapende verzet, die persoonlijk deelneemt aan een reeks gewaagde acties. Na
aanslagen op het Amsterdamse bevolkingsregister en de landsdrukkerij in Den Haag probeert
zijn groep op 1 mei 1944 een aantal verzetsmensen te bevrijden uit het huis van bewaring in
de hoofdstad. De Duitse Jood Gerhard Badrian speelt de rol van SS'er, die de gevangenen
komt overplaatsen. De truc wordt doorzien, de bewakers schieten, en Van der Veen wordt in
de rug getroffen. Op 10 juni krijgt hij in Overveen het 'genadeschot'.

Financiering van het verzet


Walraven van Hall (1906-1945)
Verzet kost geld. Onderduikers hebben eten en kleding nodig, illegale drukkerijen hebben
constant behoefte aan papier, en stakende arbeiders moeten looncompensatie krijgen. De man
die in dit alles voorziet is Walraven (Wally) van Hall. Deze effectenmakelaar loopt in 1940
nog warm voor de Nederlandse Unie en wordt voorzitter van het lokale Unie-comité in
Zaandam. Nadat de Duitsers de beweging hebben verboden, wordt Van Hall actief voor de
illegale Zeemanspot, waaruit gezinnen van opvarenden in geallieerde dienst financieel worden
gecompenseerd.

Van Hall weet via zijn contacten op de Amsterdamse beurs vele honderdduizenden guldens

132
voor dit doel los te krijgen. Wanneer begin 1943 het aantal onderduikers in hoog tempo
toeneemt, wordt besloten ook hiervoor geld in te zamelen. Zo wordt de kiem gelegd voor het
Nationaal Steunfonds (NSF), dat vele verzetsorganisaties van middelen voorziet. Deze
worden deels verkregen door leningen, waarvoor de Nederlandse regering zich garant stelt.

Maar wanneer het NSF in het najaar van 1944 voor de immense taak staat om de
Spoorwegstaking te financieren, plegen Wally van Hall en zijn broer Gijs, de latere
burgemeester van Amsterdam, de grootste bankfraude ooit in Nederland begaan. Met
medeweten van kassier-generaal Ritter van de Nederlandse Bank worden onder de neus van
de fanatieke nazi Rost van Tonningen vervalste schatkistpapieren ingeruild voor echte. De
operatie, onder codenaam 'Tante Betje', levert 50 miljoen op.

In oktober 1944 legt Van Hall samen met de grootste verzetsorganisaties de kiem voor de
Stichting 1940-1945, die na de bevrijding vooral de belangen zal behartigen van oud-
verzetsdeelnemers. Zelf komt 'de bankier van het verzet' daarvoor niet meer in aanmerking;
hij wordt verraden door een medewerker. Drie maanden vóór de Duitse capitulatie wordt hij
gearresteerd en in Haarlem doodgeschoten.

Geheim agenten en spionage


Pierre Louis d'Aulnis de Bourouill (1918)
De Leidse rechtenstudent baron d'Aulnis heeft voor zijn studie zijn dienstplicht vervuld en
zijn eenheid wordt in maart 1939 gemobiliseerd. In mei 1940 schiet hij met een
luchtdoelkanon op Duitse vliegtuigen. Na de capitulatie hervat hij zijn studie in Leiden, totdat
de universiteit wordt gesloten na de toespraak van professor Cleveringa op 26 november
1940, tegen het ontslag van zijn Joodse leermeester Meijers.

D'Aulnis besluit tot verzet, maar omdat hij de illegale acties in de beginperiode van de
bezetting knullig en onverantwoord riskant vindt, wil hij eerst het vak leren in Engeland. Via
Spanje bereikt hij in januari 1942 de Nederlandse autoriteiten in Londen. Daar meldt hij zich
bij Erik Hazelhoff Roelfzema, die hij nog kent van het Leids Studentencorps.

Na zijn opleiding tot spion springt d'Aulnis (schuilnaam: Spijker) in oktober 1943 in de buurt
van Staphorst uit een vliegtuig. In zijn bagage zit technische apparatuur voor de zogeheten
Packard-groep in Delft, die daarmee meteorologische gegevens kan doorseinen aan de
Engelse luchtmacht. Veel spionageactiviteiten worden gepleegd door Delftse studenten en
universiteitsmedewerkers, die een technische achtergrond hebben. Zo richten de Delftse
hoogleraren J.J.A. Mekel en R.C.A.S. Schoemaker al vroeg in de oorlog de spionagegroep
Mebel-Schoemaker op.

Zelf stuurt d'Aulnis zoveel mogelijk informatie over Duitse troepenverplaatsingen aan
Londen. Ook levert hij de gegevens op basis waarvan besloten wordt om Huize Kleykamp in
Den Haag te bombarderen. Hier worden afschriften van alle persoonsbewijzen bewaard;
vernietiging verkleint de kans aanzienlijk dat vervalsingen worden ontdekt. Op dinsdag 11
april 1944 wordt Kleykamp door Britse bommenwerpers in de as gelegd. De tol is hoog: 59
doden. Hoewel zijn aanwezigheid met de grootst mogelijke geheimzinnigheid is omgeven,
vindt d'Aulnis gelegenheid om in maart 1944 in Nederland te trouwen met zijn verloofde,
Blanche Noyon.

133
Hulp aan Joden
Jan Meulenbelt (1921)
Als de Duitsers op 14 juli 1942 op zoek naar Joden een grootscheepse razzia houden in
Amsterdam, brengt studente geografie Ad Groenendijk een aantal kinderen in veiligheid in
het ouderlijk huis van haar studiegenoot Jan Meulenbelt in Utrecht. Omdat de kinderen daar
niet kunnen blijven, vraagt Meulenbelt een aantal medestudenten om hulp. Zo wordt de kiem
gelegd voor het Utrechtse Kindercomité.

De Joodse kinderen komen uit Amsterdam, en worden door kinderarts Ph.H. Fideldeij Dop in
contact gebracht met het comité. Hij bezoekt ouders die een oproep voor deportatie hebben
ontvangen en vraagt of zij hun kinderen willen laten onderduiken. De weinige ouders die
daarmee instemmen krijgen daarop bezoek van studentes met een lege kinderwagen, die met
een kind in de wagen weer op de trein naar Utrecht stappen. Van daaruit gaan de kinderen
naar onderduikadressen, verspreid over het land. Vanaf 1943 krijgt het comité ook kinderen
die uit de Hollandse Schouwburg zijn gesmokkeld.

In de zomer van 1943 gaat het mis. Na een mislukte moordaanslag op twee verraders worden
Gisela Söhnlein en Hetty Voûte opgepakt en moeten Jan Meulenbelt en Rut Matthijsen
onderduiken. Inmiddels heeft het Kindercomité afdelingen in andere steden, die het werk
voortzetten. Zo leidt Piet Meerburg de succesvolle Amsterdamse tak, de Amsterdamse
Studenten Groep (ASG). Uiteindelijk heeft het Utrechtse Kindercomité honderden Joodse
kinderen van de ondergang gered.

Meulenbelt en zijn groep zijn in 1942 de eersten die een zogenaamde 'moffenhoer'
kaalscheren. Het betreft een van hun Joodse onderduiksters, die een relatie met een Duitser
heeft gekregen.

Hulp aan onderduikers


Helena Kuipers-Rietberg (1893-1944)
De gereformeerde Helena Kuipers-Rietberg, beter bekend als Tante Riek, neemt in haar huis
in Winterswijk Joodse onderduikers op. Ze ziet echter dat de hulp tekortschiet en zoekt een
charismatische geestelijke die overal in het land gereformeerden warm kan maken om hun
huizen open te stellen. Wanneer in de zomer van 1942 dominee Slomp, bekend om zijn
antinazistische boodschap, in Winterswijk onderduikt om aan gijzeling te ontkomen, vraagt ze
hem die taak op zich te nemen.

Onder de schuilnaam Frits de Zwerver reist Slomp door het land, op zoek naar
onderduikadressen. Het initiatief heeft een sneeuwbaleffect en zo ontstaat de Landelijke
Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Vergaderingen vinden dikwijls plaats onder het
mom van bijbelkringen. Verbindingsmannen uit een groot aantal regio's komen ongeveer eens
paar maand bijeen op een zogenoemde 'beurs', waar vraag en aanbod van onderduikadressen
zo efficiënt mogelijk op elkaar worden afgestemd.

In de meeste gevallen gaat het om jongemannen die een oproep hebben gekregen voor de
arbeidsinzet, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Van de 350.000 mensen die tijdens
de bezetting moeten onderduiken, neemt de LO tweederde voor haar rekening. Zo voorziet
Henk Dienske, leider van de LO in Noord-Holland, op zijn fiets honderden adressen van

134
bonkaarten. Om aan deze bonkaarten te komen, wordt in juni 1943 samenwerking gezocht
met knokploegen, die overvallen plegen op distributiekantoren. Zo ontstaan naast de LO de
Landelijke Knokploegen (LKP).

Slomp zal de oorlog overleven, al ontsnapt hij een paar keer ternauwernood aan de SD. Tante
Riek wordt verraden door de overgelopen verzetsvrouw Miep Oranje. Ze vindt haar einde in
Ravensbrück. Op het bureautje van koningin Wilhelmina in paleis 't Loo staat nog steeds een
ingelijst portretje van Tante Riek.

Hulp aan piloten


Joke Folmer (1923)
De 17-jarige Joke Folmer en haar neef Jan zijn nog maar net uit Indië in Nederland
aangekomen als de oorlog uitbreekt. Jan neemt dienst in de Waffen-SS, Joke wordt actief in
de verzetsgroep Fiat Libertas. De groep helpt gecrashte geallieerde vliegers, maar ook
ontsnapte krijgsgevangenen, Engelandvaarders en andere illegalen om ongemerkt het land te
verlaten. In Nederland lopen meerdere 'pilotenlijnen' via de zuidelijke provincies richting
België. Onderweg wordt geschuild in boerderijen, zoals de 'Zwarte Plak' van de familie Poels
in het Noord-Limburgse plaatsje America.

Folmer begint haar verzetswerk met het doorspelen van tips over neergestorte geallieerde
vliegers, die ze krijgt via de politie in Zeist. Voor het transport zorgen Nel Lind en Bob
Graafhuis. Als Lind in 1943 wordt gearresteerd, neemt Folmer haar werk over. Ze brengt
hoogstpersoonlijk zo'n 230 mensen, voorzien van valse papieren, naar Brussel.

In april 1944 loopt ook Folmer tegen de lamp, samen met de meeste overige leden van Fiat
Libertas. Ze wordt ter dood veroordeeld, maar omdat haar dossier in de chaos rond Dolle
Dinsdag zoekraakt, komt ze in het Saksische tuchthuis Waldheim terecht, evenals Nel Lind en
Henriëtte Roosenburg. Het drietal wordt op 6 mei 1945 bevrijd door de Russen.

De illegale pers
Frans Goedhart (1904-1990)
Een dag na de capitulatie schrijft de Rotterdammer Bernard IJzerdraat met de hand een
oproep tot verzet, kopieert die enkele malen, en vraagt iedere lezer hetzelfde te doen. Dit
Geuzenbericht is het eerste illegale blad van de bezetting en het startsein voor de oprichting
van verschillende verzetsgroepen, die zich Geuzen noemen. IJzerdraat wordt eind 1940
opgepakt en na een proces in maart 1941 gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte.

Als blad professioneler opgezet is de Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen, geschreven door de
linkse journalist Frans Goedhart, met onderbouwde en goedgeschreven artikelen. Begin 1941
krijgt Goedhart versterking van twee vooraanstaande sociaal-democraten: Koos Vorrink en
H.B. Wiardi Beckman. Vanaf nu heet het blad Het Parool. Productie en verspreiding worden
grootschaliger aangepakt, maar binnen de redactie komt het tot conflicten over de na de
oorlog te volgen politieke koers. Vorrink wil als oud-voorzitter van de SDAP de partij
heroprichten, Goedhart voelt voor de vernieuwingsgedachte.

Wanneer Goedhart en Wiardi Beckman op uitnodiging van de Nederlandse regering naar


Engeland proberen over te steken, worden ze op het Scheveningse strand ingerekend.
Goedhart hoort het doodvonnis tegen hem uitspreken, maar een agent helpt hem ontsnappen

135
uit het politiebureau in Vught.

Ook vanuit gereformeerde hoek worden illegale kranten opgericht. Bij Vrij Nederland wordt
Henk van Randwijk de centrale figuur. Zijn autoritaire optreden en sympathie voor het
communisme brengen hem in conflict met het hoofd van de verspreiding, Wim Speelman.
Samen met Gesina van der Molen richt Speelman Trouw op. De domineeszoon geldt als
moedig, maar onvoorzichtig. In januari 1945 loopt hij recht in de armen van de SD, die een
illegale drukkerij doorzoekt. Hij wordt geëxecuteerd.

136

You might also like