Toegang Geweigerd - Danny de Vos

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 141

Danny De Vos

Toegang geweigerd

Uitgeverij Ploegsma
Amsterdam 2016
Kijk ook op:
www.dannydevos.eu
www.ploegsma.nl
 
ISBN 978 90 216 7601 2 / NUR 283
Tweede druk 2016
© Tekst: Danny De Vos 2016
Vormgeving omslag: Nancy Koot
Omslagbeeld: Master le
© Deze uitgave: Uitgeverij Ploegsma bv, Amsterdam 2016
 
Alle rechten voorbehouden.
Deze digitale editie is gemaakt naar de eerste druk, 2016.
Voor Iliass
Proloog

Nick Visser sloot zijn ogen, ademde diep in en zong de laatste noot, de
moeilijkste. Puur op gevoel. Eén tel galmde de klank nog na boven de
hoofden van het muisstille publiek. Toen barstte het applaus los waar hij al
weken van droomde.
‘Woehoew! Yes!’ Er werd geroepen en ge oten.
Hij ontspande zijn vuisten en keek de zaal in. Daar zaten ze: zijn
ouders, zus Zoë, zijn klasgenoten en Wim, de regisseur, die grijnzend twee
duimen opstak.
Hij had het gehaald.
Toch had Wim hem maanden geleden bijna uit de schoolmusical gezet.
‘Je staat als een zak zout op het podium en je zingt als mijn opa van 83,’ had
hij gesnauwd. ‘Als je een straatzanger wilt spelen, dan moet je een
straatzanger wórden. Om iemand te begrijpen moet je eerst in zijn huid
kruipen.’
Dat was zwaar schrikken. Zonder de repetities zou hij namelijk geen
kans meer maken bij Laura, een van de actrices met wie het lekker klikte.
Ze was veertien, net als hij, maar ze zat niet in zijn klas.
Nick moest iets doen. Hij was zijn liedjes op het station gaan zingen en
in een drukke winkelstraat. Eerst zacht en zonder de voorbijgangers in de
ogen te kijken, maar dat werkte niet. Met angstig kloppend hart probeerde
hij het luider: eerst nog wat bibberig, maar toen niemand hem uitlachte,
ging het snel beter. En toen een mevrouw voor het eerst een muntstuk in
zijn pet gooide, wist Nick hoe het voelde om in iemands huid te kruipen.
Zijn verbeelding die werkelijkheid werd, daar ging het dus om. Hij kreeg er
een inke kick van én de volle aandacht van Laura. Plus de kers op de
taart: het donderende eindapplaus dat hij nu met een diepe buiging in
ontvangst nam.
Het doek viel. Waar was ze? Hij had verwacht dat ze achter de
schermen in zijn armen zou vallen, maar dat viel tegen.
Toen hij haar eindelijk vond, gunde ze hem nauwelijks een blik. Ze
stond met een paar vriendinnen te kletsen in de buurt van de kleedkamers.
Dat werd dus niks, dat voelde hij zo.
‘Heb je zin om morgen nog even af te spreken?’ probeerde hij.
Ze tikte juist iets op haar smartphone. ‘Morgen, nee, geen tijd, sorry.’
Een vriendin giechelde.
Dit hoefde hij toch niet te pikken?
‘Kunnen we even praten?’ Hij pakte Laura’s arm en trok haar een gang
in zonder te merken dat ze achter zijn rug verveeld met haar ogen rolde.
‘Wat heb jij opeens? Wat is er?’
Ze gooide haar lange blonde haren naar achteren, stak haar wipneus in
de lucht en keek beledigd de andere kant op. ‘Ik vind het lullig van je. We
zijn pas net samen en je gaat er nu al vandoor.’
Nick spreidde machteloos zijn handen. ‘Wat wil je dat ik doe? We gaan
ieder jaar met het gezin naar Griekenland op vakantie. Dat gaat deze
zomer niet veranderen omdat jij en ik, eh…’
‘Eh? Wat bedoel je met eh? Spreek het uit: omdat jij en ik een relatie
hebben. Of wilde je zeggen: hadden?’
Een relatie, dat woord zou Nick nooit gebruiken. Ze hadden een paar
keer gekust, dat wel, maar om nu meteen te spreken over een rela…
‘Ik weet precies hoe het zal gaan in dat hotel: jij zit straks lekker in het
zwembad te stoeien met al die mooie bruingebrande meiden in hun strakke
badpakjes, duizenden kilometers hiervandaan, en voor ik “moussaka” kan
zeggen ben je verliefd op iemand anders. Terwijl ik hier op jou zit te
wachten. In de regen. Dat gaat dus echt niet gebeuren, Nicky. Je kunt
kiezen: je gaat naar Griekenland en dan is het over tussen ons, of je blijft
hier en we maken er samen een keileuke vakantie van. Zo.’
Kon hij kiezen? Dat gevoel had Nick niet echt. Helemaal niet zelfs.
Wie zijn vader een beetje kende, wist dat Nicks kansen om alleen thuis te
mogen blijven nul komma nul waren. Om te beginnen was de reis al lang
betaald: twee weken all-inclusive in een vijfsterrenhotel op het eiland
Argos, inclusief vlucht, voor vier personen. Zelfs Zoë, die al zeventien was,
ging braaf mee. Daar kwam bij dat pap altijd heel erg uitkeek naar de
familievakantie: als het aan hem lag, gingen ze er nog jaren mee door. En
het lag aan hem, niet aan Nick.
Jammer, want zo’n mooie vriendin als Laura zou hij niet snel meer
vinden. Hij gooide zijn rugzak over zijn schouder en wilde haar nog een
afscheidskus op de wang geven, maar ze deinsde weg alsof hij een vies
insect was.
‘Blijf van me af,’ snauwde ze. ‘Ga jij maar snel naar je sletteneilandje.
En struikel niet over de lijken op het strand.’
1

‘Yuck! Je hebt een vieze dikke puist net onder je neus.’


Nick vermoedde dat Zoë hem op stang wilde jagen. Hij had tien
minuten geleden niets gemerkt in de toiletspiegel. Maar het kon natuurlijk,
hij zou het zo meteen checken.
‘En jij een snorhaar. Alweer. Daar ga je echt mee scoren in de Griekse
disco.’
‘Ha-ha. Heb jij zin?’
‘In de trip? Totaal niet.’
‘Dit is de laatste keer. Volgend jaar ben ik achttien, dan ga ik echt niet
meer met jullie mee op reis.’
‘Als jij thuisblijft, dan ik ook.’
‘Vergeet het, als jij hier rondhangt heb ik geen vakantie, dan moet ik
babysitten.’
‘Dat moet je daar ook. Je weet dat ze ons het liefst met een touwtje aan
elkaar vast zouden maken.’
Zoë dacht na. ‘Dat gebruiken we in ons voordeel. De eerste dagen doen
we altijd rustig aan, maar vanaf dag vier of zo zullen ze wel weer nieuwe
vrienden hebben. En dan krijg ik natuurlijk de opdracht om de hele dag
met jou op te trekken en op je te letten.’
‘Dus…?’
‘Dus we verdwijnen braaf hand in hand uit het zicht en vanaf dat
moment zijn we vrij en doen we elk lekker ons eigen ding.’
‘Wat voor lekker ding?’
Ze kreunde. ‘Ik raad je aan om me niet te komen bespioneren of ik
zorg ervoor dat je echt uit het zicht verdwijnt.’
Nick kroop half onder de sofa om de oplader van zijn tablet te zoeken.
Hij miste altijd wel iets, volgens zijn zus omdat hij met zijn hoofd in de
wolken leefde.
‘Heb jij iets gehoord over lijken op het strand?’
‘Op Argos? Nee. Of wacht, bedoel je zoiets als die twee Engelse oude
tantes van vorig jaar in Frankrijk? Die de hele dag zaten te zeuren over het
eten, de kamers en de ober? Vooral over de ober?’
‘Ik meen het. Naar het schijnt spoelen er dode mensen aan.’
‘Yuck! Oké, ik ga dit jaar niet in zee. Dat heb je alvast verpest, je wordt
bedankt.’
Hun moeder liep de kamer in. ‘Zijn jullie klaar met pakken? Nee dus,
nog niet eens begonnen zie ik.’
Zoë wees naar Nick. ‘Zijn schuld. Zijn vriendinnetje heeft het
uitgemaakt omdat we naar Griekenland gaan, daarom heeft hij aandacht
nodig. En daardoor had ik dan weer geen tijd om te pakken. Au!’
Nick had haar even ink hard geknepen.
‘Mam, mag ik volgend jaar thuisblijven? Gaan jullie dan met zijn
drietjes?’
‘We zien wel. Je weet hoe belangrijk papa het vindt om met het hele
gezin samen te zijn.’
‘En ik dan? Ik vind het belangrijk om thuis te blijven.’
‘Ik ook!’ voegde Nick er snel aan toe.
Hun moeder keek teleurgesteld. ‘Zalig om met jullie op vakantie te
gaan. Jullie kijken er echt naar uit hoor ik. Maar goed, nu moeten we
inpakken en snel. Dus één…’ Ze stak een vinger in de lucht. ‘…pak jullie
koffers en twee: neem alleen mee wat je echt nodig hebt.’
Nick maakte er meteen werk van: zijn laptop, zijn tablet natuurlijk ook,
vier boeken, drie zwemshorts, zijn sportschoenen, zwembadslippers,
duikbril en dat was het. Zijn zus zou nog wel een paar uur bezig zijn, dus
hij kon net zo goed nog even naar buiten.
‘Ik ga nog even naar het pleintje, mam, tot zo!’
De luchthaventaxi zou hen midden in de nacht oppikken dus ze
moesten straks extra vroeg naar bed, ook dat nog.

‘Ook dat nog!’ waren ook de woorden van Nicks moeder toen ze de bagage
van haar oogappels controleerde. Zoë zat ink over de gewichtslimiet heen
en dat had vooral te maken met haar schoenen: voor elke vakantiedag een
ander paar. Toen Karla er eindelijk in geslaagd was om de knalroze reistas
helemaal opnieuw te vullen, maar dan met dingen die echt nodig waren,
was het de beurt aan de koffer van Nick. Toen ze die openmaakte, moest ze
lachen en vloeken tegelijk. Het idee dat Frits en zij vanaf volgend jaar met
zijn tweetjes op reis zouden gaan, was eigenlijk zo gek nog niet.
2

‘De helft van de Europeanen voelt zich somber en pessimistisch doordat


duizenden vluchtelingen onze kant op komen. Dat blijkt uit een studie van
de…’
Het was diep in de nacht en de luchthaventaxi met daarin de familie
Visser was het enige teken van leven in het vredig slapende dorp.
Nicks vader viel de nieuwslezer onmiddellijk in de rede. ‘Daar gaan we
weer, je bent nog maar net wakker en hop, daar begint de ellende al.
Kunnen ze het niet eens over iets anders hebben? Valt er niets te vertellen
over mensen uit de buurt?’
‘Het klopt anders wel,’ murmelde Zoë, haar ogen half dicht.
‘Hoezo? Wat klopt er?’
‘Dat er mensen zijn die zich somber en pessimistisch voelen. Jij
bijvoorbeeld.’
Licht beledigd draaide haar vader zich naar de chauffeur, die nog geen
woord gezegd had. ‘Wat vindt u daar nou van? Het loopt toch de spuigaten
uit met al die gelukszoekers? Ze pikken gewoon alles in: onze banen, onze
huizen, alles!’
De man lachte zijn tanden bloot. ‘Sorry, meneer, niet goed Nederlands,
nog niet lang hier.’
Frits’ mond viel open.
‘Ik wist helemaal niet dat jij interesse had in nachtwerk als
taxichauffeur?’ vroeg mam zogenaamd verbaasd. ‘Jammer hoor, nu heeft
deze vriendelijke meneer die baan voor je neus ingepikt.’
Pap lachte zuinig terwijl de chauffeur zijn schouders ophaalde. Maar in
de achteruitkijkspiegel gaf hij Nick, die met schokjes zat te grinniken, een
vette knipoog. Dat Nederlands viel dus vast wel mee.
Nicks vader bromde nog wat na. Voor de derde keer die ochtend pakte
hij de stevige bruine envelop waarop hij maanden geleden met forse letters
documenten had geschreven. In de envelop zaten allerlei kartonnen
mapjes in verschillende kleuren, ook weer met dikke woorden erop. Er was
een rode met heen en een blauwe met terug. Op een groen mapje stond
hotel + excursies en dan was er nog het uogele exemplaar met
verzekeringen + telefoonnummers. Alles was er, stelde hij tevreden
vast.
Nick deed zijn oortjes in en keek naar buiten. Pap vond hun
gezinsvakantie dan wel heel belangrijk, maar gek genoeg had hij een hekel
aan reizen. Paniekerig hield hij altijd alles strak onder controle.
Bijvoorbeeld deze taxirit. Vijftig euro was de afspraak, en zijn vader
kennende had hij het biljet gisteren vast in een apart vakje van zijn
portefeuille gestopt, netjes opgevouwen.
‘De paspoorten!’ schalde er opeens door de taxi. ‘Hebben jullie de
paspoorten?’
Nick, die net zijn muziek had aangezet, zag het opgewonden gezicht
van zijn vader die hem dringend toesprak. Hij plukte stuntelig de oortjes
weer uit zijn oren. Wat? Was hij weer eens iets vergeten? Paspoort? Hij
keek met een vragende blik naar mam.
‘Ik heb geen paspoorten bij me, schat, daar heb je niets over gezegd.
Toch?’
Pap begon wanhopig de chauffeur duidelijk te maken dat hij
rechtsomkeert moest maken. De man was dat duidelijk niet van plan, zo
midden op de snelweg.
‘ You return! For the paspoorten, return!’
Daar was Zoë weer. ‘Volgens mij hebben we helemaal geen
paspoorten. Nooit gehad ook. We gaan toch nooit buiten Europa op
vakantie? Dus dan hoeft zo’n ding toch niet? Een identiteitskaart volstaat,
en die hebben we. Ik in ieder geval wel.’
Nick keerde terug naar zijn muziekwolk. ‘O die, ja heb ik. Ergens.’
‘En die van mij zit lekker knus bij de jouwe, schatje, in die handige
portefeuille van je. Toch?’
Pap checkte het en stak daarna zijn duim op naar de chauffeur. ‘It is
okay! Go!’ brulde hij opgelucht.
Het werd weer rustig in de taxi.
Nicks ledematen voelden zwaar en loom, alsof ze zelf wisten dat ze op
dit uur in bed hoorden te liggen. De zweverige muziek waar hij de laatste
tijd zo graag naar luisterde, paste wonderlijk goed bij de verlaten snelweg.
Af en toe haalden ze een vrachtwagen in met Nederlandstalige tekst op de
zijkant maar met een vreemde nummerplaat. Hoe dat precies kon, begreep
Nick niet. Zijn blik kruiste die van een stoere trucker. Tattoos, sigaret.
Cool. Nick zag zichzelf al aan het stuur van zo’n giga baanmonster.
Hoewel, elke dag zo waanzinnig vroeg opstaan?
‘Verdient zo’n vrachtwagenchauffeur veel geld?’ vroeg hij.
Niemand antwoordde.
Hij nam aan van wel.
Deze song deed hem aan Laura denken. Zou ze gelijk krijgen? Dollen
met mooie meisjes in het zwembad, het klonk spannend. Maar als hij nu
gewoon kon kiezen… Toen ze zei: ‘We maken er samen een kei-leuke
vakantie van,’ had ze hem één moment hoopvol aangekeken. Daarna was
ze echt boos. Of verdrietig, dat kon ook. Na zijn vakantie had ze vast al
iemand anders, zo’n mooie blonde meid bleef echt geen zomer lang alleen.
En hij? Een vakantielie e in het hotel kon nog wel, maar zo iemand zag
hij daarna toch nooit meer terug?
Daar was reisleider Frits weer. ‘We zijn er bijna, zijn jullie er klaar
voor?’
Voor de vertrekhal mocht je niet parkeren, alleen in- en uitstappen, en
pap was altijd als de dood dat het allemaal veel te lang zou duren zodat ze
een bekeuring kregen. Nog voor de auto helemaal stilstond, rukte hij het
portier al open.
Terwijl de chauffeur de koffers uitlaadde, zag Nick hoe zijn vader het
opgevouwen brie e van vijftig euro in de man zijn borstzak stopte. Die
stond even later ineens weer voor hun neus met een biljet van tien.
‘Taxi was veertig euro, meneer, dank.’
Voor het eerst die dag verscheen er een brede lach op papa’s gezicht.
‘ ank you! Good!’ riep hij. Om daarna op normale toon aan mam te vragen:
‘Dat verwacht je toch niet van zo’n man, jij wel?’
3

Op de luchthaven ging pap door twee levels: oranje en groen. Tijdens het
eerste level liep hij rond als een kip zonder kop. Om te beginnen omdat hij
met tegenzin de koffers op de band moest zetten.
‘Of we die ooit nog terugzien?’ mompelde hij.
Mam lachte. ‘Ja, misschien vallen ze onderweg wel uit het ruim.’
‘Nee, maar voor hetzelfde geld gooien ze je spullen zomaar op een
verkeerde vlucht en ga er dan maar achteraan.’
Veel tijd om zich daarover op te winden was er niet, want zo mogelijk
nog erger vond hij de security. Daar moest de handbagage door een
scanner en de reiziger door een poortje dat bij het minste vermoeden van
onraad als een gek begon te piepen. Een metalen gesp aan je broeksriem
was al voldoende. De meeste mensen werden daarna ook nog eens grondig
gefouilleerd. Nick en Zoë vonden dat cool, maar voor Frits was het een
zoveelste stresspiek. Vooral sinds die keer toen bleek dat er nog een
junglemes in Nicks rugzak zat. Toen hadden ze door de
politieondervraging bijna hun vlucht gemist.
Vandaag waren er geen problemen. Eenmaal voorbij de security
werden ze toegelaten tot een andere wereld en paps stemming gleed
naadloos naar ‘groen’. Hier was alles gemaakt van fonkelend glas en
glimmend metaal. Bij de koffiecorners geurde het heerlijk naar de verse
croissantjes die door goedgezinde obers op echte porseleinen bordjes
werden geserveerd. Plastic of karton? Niet hier.
Nick staarde vol bewondering naar de glanzende sportauto, koplampen
aan, die geruisloos ronddraaide op een podium. Je vrijheid begint hier, las hij
op de voorruit.
Pap en mam installeerden zich met de rugzakken op de wachtstoelen
bij de instapgate terwijl Nick en Zoë op verkenning gingen. Ze hadden
nog ruim anderhalf uur.
‘Pa ging weer behoorlijk uit zijn dak in de taxi,’ zei Nick met een grijns.
Zoë zette een geslaagde imitatie van de paspoortenpaniek neer. ‘You
stop! You return!’ gilde ze met wijd opengesperde ogen, waarop ze allebei de
slappe lach kregen.
Tot Nick zijn vader weer begon te verdedigen. ‘Ja, maar goed, pap kent
heus wel het verschil tussen een paspoort en een identiteitskaart, hoor.’
Zijn zus trok haar wenkbrauwen op. ‘Ken je dat verschil zelf wel?’
‘Tuurlijk! Een paspoort is zo’n boekje met paarse kaft waar stempels in
moeten als je echt op reis gaat. Naar een ver land, bedoel ik.’
‘Uit welk stripverhaal komt dat?’
‘Nee, ik heb er eens eentje gevonden in een kast, een oud paspoort van
mam met heel veel stempels erin. Ze is echt overal geweest, wist je dat? In
Afrika en zo. Dat avontuurlijke heb ik zeker van haar.’
‘O ja, daarom durf je natuurlijk sinds kort zelfs zonder je knuffeldieren
naar bed.’
‘Moehaha.’
Ze slenterden in een stroom van toeristen door een soort Willy
Wonka-fabriek, maar dan met drank, parfum en sigaretten. En ook met
snoep en chocolade, zag Nick, die nog niet ontbeten had.
‘Heb jij geld?’
‘Heb je zelf niets?’
‘Alleen een brie e van twintig, van oma.’
‘Gebruik dat dan als je iets wilt.’
‘Nee, dat is vakantiezakgeld.’
‘Dan niet.’ Zoë was al lang aan de rare logica van haar broer gewend.
Ze lieten zich met de rollende loopband helemaal tot aan het einde van
het immense gebouw brengen. Daar hadden ze een fantastisch uitzicht op
de vuurrode dageraad en op dalende en stijgende vliegtuigen. Ze lachten
om de grappige vrachtwagentjes die over het tarmac tuften.
‘Is dat jouw roze tas niet, daar in die sloot?’ Nick wees. ‘Haha, wacht, ik
neem een foto!’
Zoë antwoordde niet. In plaats daarvan werd ze bleek rond haar neus.
Een metalen stem schalde door de ruimte: ‘Ik herhaal: Nick en Zoë
Visser, laatste oproep voor vlucht 1628 naar Argos. We sluiten nu de gate.’
Hun vader was een zenuwcrisis nabij toen hij zijn zoon en dochter eindelijk
ontdekte. Ze zaten op een soort elektrisch golfkarretje dat met oranje
zwaailicht aan door de gang kwam gesjeesd.
Zo bereikte hij die ochtend onverwacht toch nog fase rood.
Toen ze minuten later als laatste passagiers op hun plaatsen ploften,
kon pap duidelijk aan nog maar één ding denken. ‘Ik ben aan vakantie toe,’
uisterde hij voor zich uit.
De meeste andere reizigers ook, dat zag je zo. Er hing spanning in de
lucht. Nick zag een man die zenuwachtig zijn gezicht afveegde met een
zakdoek. Vliegangst, daar had hij gelukkig zelf geen last van. Verderop
probeerde een vrouw haar krijsende baby te kalmeren.
Frits’ handen waren ook klam van het zweet. Het opstijgen was zijn
probleem, hij haatte het. Zodra hij de zoetige geur van kerosine rook, werd
hij een beetje misselijk. Daar konden de stewardessen met de
veiligheidsdemonstratie niets aan veranderen. Ze toonden hoe de gordels
open- en dichtklikten, waar de nooduitgangen waren en vooral: hoe de
reddingsvesten werkten. Als ze per ongeluk in zee terechtkwamen, dan
kon iedereen zo’n vest vanonder zijn stoel halen, in het water springen en
aan een touwtje trekken zodat het ding zichzelf vol lucht blies. Er zat zelfs
een lichtje op, handig voor de reddingshelikopters, dan hoefde niemand
lang rond te dobberen.
‘Pap, je luistert niet eens,’ zei Nick.
‘Wat? Ach, die zwemvesten, onzin allemaal. Die worden toch nooit
gebruikt? Zelfs bij vluchten die niet eens over een zwembad komen, tonen
ze hoe je die dingen moet gebruiken, dat slaat echt nergens op. En
trouwens, als we in zee donderen met deze kist, dan zijn we toch allemaal
haaienvoer, maak je geen zorgen.’
Hij had gelijk, vond Nick. Hij telde. Een stuk of tweehonderd plaatsen.
Daar hoorden dus evenveel zwemvesten bij die nooit iemands leven zouden
redden.
De motoren brulden. Alsof de piloot plankgas gaf terwijl de handrem er
nog op zat. Zelfs de stewardessen zaten nu braaf op hun klapstoeltjes,
stevig vastgeklikt.
En daar gingen ze.
Voor Nick bleef het een van de tofste momenten van de vakantie. Hij
werd diep in zijn stoel gedrukt door de onmetelijke energie waarmee ze
vooruit knalden. Van nul naar honderd kilometer per uur in hoeveel
seconden? Hij had geen idee, maar hier kon geen formule 1-bolide tegenop.
En dan ineens: de snuit in de lucht, los van de aarde, en het inklappen van
het landingsgestel.
Ze suisden in een scherpe bocht vlak boven de bewoonde wereld, alsof
ze nog een laatste groet brachten.
Nick tuurde naar beneden. Een groet aan wie? Aan Laura?
Zoë stootte hem zachtjes aan. ‘Papa lijdt, met lange ij alweer.’
Ze zagen hoe hun vader met één hand de armleuning omklemde en
met de andere de stoel voor zich. Zijn ogen hield hij stijf dicht.
Een stewardess die bezorgd vroeg of meneer wel oké was, werd door
mam gerustgesteld.
‘Komt goed, hoor,’ antwoordde ze met een glimlach. ‘Hij is gewoon aan
vakantie toe.’
4

‘We zetten nu de daling naar Argos in, gelieve uw gordels vast te maken,
de stoelleuning rechtop te zetten en uw tafeltje in te klappen. Elektronische
apparaten moeten...’
Wolken hadden ze al lang niet meer gezien. Het felle buitenlicht was
verblindend en toch kon Nick zich niet losmaken van het uitzicht.
‘Kijk,’ hij stootte Zoë aan, ‘Argos ligt wel heel dicht bij het vasteland.
Daar is de gewone kust van Griekenland al.’
Zoë lachte. ‘Nee, man, dat is Turkije. Griekenland zijn we al lang
voorbij.’
‘Denk je?’
‘Ik weet het zelfs zeker.’
‘O, van die keer toen je opgelet had bij aardrijkskunde? Je had zelfs een
zes, wat een feest was dat, hè?’
‘Nee, kijk zelf.’ Ze duwde hem het reclamemagazine van de
luchtvaartmaatschappij onder de neus. Daar stond een kaart van Europa in
met alle bestemmingen. Geen discussie mogelijk: Argos lag op een halve
centimeter van Turkije.
Nick bestudeerde geboeid het gebied. ‘Ik wist niet dat er zo veel
eilanden waren.’
‘Er is wel meer dat jij niet weet. Dat komt wel, als je groot bent.’
‘Oei, dan heb jij pech, je bent al groot en toch…’
Ze deed of ze het niet gehoord had. ‘Heel veel eilanden, en dus ook
heel veel vissers en zeelui. Duizenden jaren geleden al zeilden de Grieken
naar alle windrichtingen.’ Zoë, die thuis stapels boeken verslond, kwam
helemaal op dreef. Dit was een van die momenten waarop ze haar broer
toesprak als een schooljuf. ‘Wat je daarbeneden ziet, daar stond de wieg
van onze beschaving. Grote stoere helden vochten er om de macht of om
indruk te maken op de vrouwen.’
Nick grinnikte, wat haar alleen maar aanmoedigde.
‘Odysseus die in zijn gammele boot de vloek van zeegod Poseidon
moest trotseren! Het paard van Troje, waarin ze zich verstopten en ’s
nachts…’
‘Ja, dat weet ik allemaal al lang.’
Nick hoopte stiekem een glimp op te vangen van de zeegod met zijn
drietand, maar in plaats van Poseidon kwam hun vader ineens in actie. Hij
strekte zijn hals zo ver mogelijk uit om bij het raam te komen, wat moeilijk
ging door de veiligheidsgordel. ‘Zie je de landingsbaan? Het is een van de
kortste ter wereld…’
De meeste passagiers tuurden nu in de diepte, eentje zelfs met een
verrekijker.
‘Blijf op uw plaatsen alstublieft!’ riep een stewardess.
Nick haalde het magazine weer uit het opbergvak om de kaart te
checken. Het toestel daalde nu heel snel, hij slikte een paar keer om de pijn
in zijn oren te verzachten.
Iedereen hield zijn mond. De spanning was om te snijden. De piloot
mocht geen foutje maken of ze schoven straks het water in.
Alleen Zoë ging verder op in haar dagdroom. Ze zuchtte dramatisch.
‘Opgejaagd door slechteriken en rampen dwaalden de hoofdrolspelers soms
jarenlang rond, ver van huis…’
Ze stuiterden op het asfalt, de motoren en de remmen gierden. De
gezagvoerder kreeg een dankbaar applaus.
Nog één keer greep de stewardess de microfoon. ‘Welkom op Argos!
De temperatuur bedraagt dertig graden. We wensen u een jne vakantie en
we hopen u binnenkort terug te zien. Blijft u nog even zitten tot we
helemaal stilstaan? Dank u wel.’
Daar hadden de meeste reizigers geen oren naar. Het leek wel alsof er
een startschot was gegeven: iedereen veerde op om in de opbergkastjes te
rommelen, op zoek naar de handbagage. Hun vader stopte het rode heen-
mapje achteraan in de bruine envelop. Tot zover liep alles op rolletjes.
Mobiele telefoons mochten weer aan, links en rechts werden berichtjes
verstuurd naar familie en vrienden.
Nick aarzelde even. Laura?
Zoë gaf hem een por. ‘Schiet op, man, er staan honderdtwintig mensen
in mijn rug te duwen.’
‘O ja, ik zie het,’ mompelde hij, ‘ze kunnen er niet langs vanwege je
dikke…’
Seconden later renden ze door het gangpad, broer en zus, toch wel blij
dat ze hier waren onder de stralende zon in plaats van thuis in de druilerige
regen.

‘Zijn we al door de controle?’ vroeg Nick verbaasd.


Met de koffers op een soort winkelkarretje gestapeld sjokte het hele
gezin naar de hotelbus.
‘We hebben onze identiteitskaarten niet eens laten zien! Zijn we nu
illegaal?’
‘Nee, als je van een Schengenland naar een ander Schengenland reist,
dan heb je geen identiteitscontrole,’ zei mam.
‘Waarom dan die paniek vanmorgen in de taxi?’
‘Je weet maar nooit,’ bromde pap.

De bus stond er al, voor de helft gevuld met andere Nederlandstaligen. Dat
vond Nicks vader ook altijd geweldig: zo ver van huis je eigen taal kunnen
spreken. Nog voor ze het hotel bereikt hadden, wist hij al van minstens
zeven anderen waar ze woonden, of het hun eerste keer was op Argos en
wanneer ze terug naar huis vlogen.
Toen iedereen na de korte rit naar het hotel verlekkerd klaarstond om
uit te stappen, had de reisleider nog één mededeling. ‘Dames en heren,’
sprak hij gewichtig, ‘mag ik nog even uw aandacht voor een belangrijke
kwestie?’
Het gebabbel verstomde. Dit klonk ernstig.
De man stak geruststellend een hand op. ‘Er is geen reden tot
ongerustheid, maar er is een maar. U zult namelijk merken dat de
toegangscontrole bij en in uw hotel vrij streng is. U krijgt natuurlijk het
bekende polsbandje waardoor u onbeperkt kunt eten en drinken, gratis
uiteraard…’
‘Hoera! Doe mij maar twee van die dingen!’ riep een dikke man met
zonnehoedje jolig.
Iedereen lachte.
De begeleider wachtte tot het stil was, om op sombere toon verder te
gaan: ‘Maar er is meer. Zoals u waarschijnlijk wel gehoord hebt, en u hebt
het misschien ook al gezien op weg hierheen, arriveren er de laatste weken
en maanden nogal wat bootvluchtelingen op Argos. Dat hoeft geen
probleem te zijn, zolang u rekening houdt met een paar gouden tips. Ten
eerste is er de gloednieuwe elektronische toegangspoort voor het hotel.’ Hij
wees op een draaipoort van zwaar metaal, zoals Nick er weleens een gezien
had bij een voetbalstadion. ‘Het systeem is eenvoudig: op het scherm naast
de poort tikt u uw kamernummer en voornaam in. Zo kunt u wel altijd het
hotel in of uit, maar ongenode gasten kunnen dat niet. Goede afspraken
maken goede vrienden, nietwaar? Aan de achterkant van het hotel…’ nu
maakte hij een rollende beweging met zijn twee wijsvingers, ‘aan de
zeezijde dus, wordt het strand dag en nacht bewaakt door onze
beveiligingsagenten. U bent hier dus helemaal veilig. De meeste
vluchtelingen zijn trouwens niet gevaarlijk, u hoeft niet bang voor hen te
zijn. Maar zoals mijn oma altijd zei: beter voorkomen dan genezen.
Daarom is het strand na zonsondergang niet toegankelijk.’
De man met het zonnehoedje knikte instemmend. ‘Verstandige oma!’
grapte hij.
Nick dacht er het zijne van. Waarom zou je bang zijn voor mensen die
halfdood ergens ver weg van huis op een strand waren beland?
Een jonge vrouw stak haar vinger op. ‘Dus als ik het goed begrijp,
kunnen bij ons hotel geen ehm… lichamen aanspoelen en zo?’
De reisleider liet haar een brede smile zien. ‘Geen lichamen op het
strand. Behalve dat van u, haha!’
Hij was de enige die lachte. Deze mensen wilden duidelijk nu aan hun
vakantie beginnen. Zodra de deuren opengingen, werd hij bijna
omvergelopen.
‘Dus niet vergeten,’ schreeuwde hij nog boven het tumult uit,
‘kamernummer en voornaam intikken op het schermpje naast de
elektronische poort. Fijne vakantie allemaal en nogmaals welkom!’
5

Het hotel verkennen terwijl zijn moeder de koffers uitpakte, zalig vond
Nick dat. De restaurants, de zwembaden, de bars – de vorige vakantie had
hij maar een uurtje nodig om alles in kaart te brengen. Hier, in Hotel
Atlantis, lag dat anders. Hij bleef maar ronddwalen. Er was een enorm
hoofdgebouw en een park met huisjes, dichter bij het strand.
Deze vakantie moest een stuk duurder zijn dan wat ze gewend waren.
Toen Nick nog klein was, gingen ze meestal kamperen. En vorig jaar
waren ze voor het eerst naar een hotel aan de Franse kust gegaan. Maar nu
had mam een betere baan gekregen en daarom zat er een extraatje in.
Wat stond daar? Hij geloofde zijn ogen niet: Gameroom Yoda, met een
pijl naar links, en daarnaast Gameroom Pokémon, naar rechts. Nick spurtte
naar links, dit moest hij zien.
Het was waanzinnig. De Yodadeur schoof open zoals een sluis op een
ruimteschip. Hij betrad een mysterieuze zwarte ruimte met een
sterrenhemel en een glazen vloer. Overal ikkerden gekleurde lichtjes en
laserstralen. Een controlekamer! Hij telde minstens twaalf playstations. Yes!
Zelfs als dit een regenvakantie werd, zou hij zich geen moment vervelen.
Eerst maar eens een rondje GTA om in de stemming te komen.
Algauw bestond Argos niet meer. Nick racete in zijn Porsche door een
bergachtig woestijnlandschap. De felrode gloed van de ondergaande zon en
het scheurende geluid van de motor hypnotiseerden hem. Minutenlang
ging hij door zonder ook maar één keer met zijn ogen te knipperen. Een
foutloos parcours.
De highscore kwam razendsnel dichterbij tot een stem hem deed
schrikken.
‘Jij bent goed.’
Damn, hij crashte.
Uit het niets was een lange slungel opgedoken. Zijn bleke huid
re ecteerde het licht van het HD-scherm.
‘Zeker pas aangekomen? Ik ben Len, de game-instructeur van Hotel
Atlantis.’
‘Een game-instructeur? Is dat een grap?’ snauwde Nick. Als iemand zijn
spel verpestte, werd hij pisnijdig.
Len keek hem ijskoud aan. ‘Alle highscores hier zijn van mij en dat
blijft zo, begrijp je dat? Ik kan je wel een Premiumlabel geven.’ Hij haalde
een rood plastic schij e tevoorschijn dat hij aan Nicks gele polsband
bevestigde. ‘Kamernummer?’ Len tikte een paar gegevens in. ‘Vanaf nu
speel je in de liga van de champs. Woensdag is er een toernooi, zorg dat je
erbij bent. Er logeren hier een paar heel sterke gamers, benieuwd wat je
ervan bakt.’
Rare kwast, dacht Nick terwijl Len wegliep. Toch had hij onmiddellijk
met hem willen ruilen. Wie was er nou game-instructeur!
Hij bekeek trots zijn Premiumlabel. Dit kon weleens interessant
worden.

‘Waar zat je? Dit is een gezinsvakantie, hoor, ken je de afspraken niet
meer? ’s Avonds om halfzeven familieaperitief, zoals altijd!’ Pap tikte met
overdreven gebaren op zijn uurwerk.
Het was zeven uur.
‘Afspraken, maak je die niet samen?’ vroeg Zoë poeslief.
Voor hun vader kon reageren, kwam mam sussend tussenbeide. ‘Even
zen, jullie twee. Frits, dit is vakantie, dus ontspan in plaats van de hele dag
op de klok te kijken. En Zoë en Nick: blijf op het grondgebied van het
hotel en kom op tijd voor de maaltijden, ja? Dank jullie wel.’
Nick trok een gezicht naar zijn zus. Ze wisten allebei dat hun ouders
pas na een dag of drie, vier het echte vakantiegevoel zouden vatten.
Meestal gebeurde dat zodra ze nieuwe vakantievrienden hadden met wie
ze de hele dag konden kletsen aan het zwembad. Of aquagymmen,
beachvolleyen of karaoke zingen. Dat waren activiteiten waar Nick zo ver
mogelijk bij vandaan bleef. Vroeger op de camping vond hij de minidisco
wel leuk, maar daar was hij nu echt te groot voor.
‘Wat loop jij te grinniken? Je snapt het nog niet, hè? Deze vakantie
wordt een ramp!’ Zoë liep samen met hem de kamer uit naar het balkon
met zeezicht.
‘We zitten in een gevangenis. Polsbandjes, toegangscodes, een bewaakt
strand. Wat doen we hier eigenlijk? Tien kilo aankomen omdat we alleen
maar mogen vreten? Ik wil naar de disco in de stad en daarna chillen op het
strand, maar we mogen er ’s nachts niet eens op! En ik had nog wel zulke
wilde verhalen gehoord over beachparty’s en…’
‘Halloooootjes daar! Dát is nu toevallig, zeg! Worden we buren,
gezellig!’
Ze keken recht in het gezicht van de dikke man met het zonnehoedje.
Hij stond op het volgende balkon, dertig centimeter bij hen vandaan. Het
hoedje prijkte nog steeds op zijn bolle hoofd, maar verder droeg hij alleen
een kleine zwembroek die je bijna niet kon zien door de enorme buik die
eroverheen hing.
‘Ik ben Fred en dit is Sandra, aangenaam!’
Fred wees op een rondborstige dame die gehuld in een klein
handdoekje een sigaret zat te roken. Ze zwaaide vriendelijk.
‘Hallo. Ik haal mijn ouders even,’ antwoordde Zoë beleefd. Terwijl ze
zich omdraaide naar de schuifdeur, keek ze Nick met een opgeluchte grijns
aan. Een nieuwe vakantievriendschap hing in de lucht.
Het zag er inderdaad goed uit, vond Nick. Niet dat hij Fred en Sandra
leuk vond, maar zo te zien reisden ze zonder kinderen. Prima. Dat
betekende dat de volwassenen veel aandacht voor elkaar zouden hebben,
en weinig voor hen. En dat was precies wat hij nodig had om deze vakantie
te doen slagen.
6

Het ontbijt kickte ass. Dat vond tenminste de Engelse jongen die op zijn
spiegeleitje stond te wachten. Een kok met hoge muts spoot achteloos een
scheut olie op de hete bakplaat.
Nick was het ermee eens, dit was pure verwennerij. Zo leefden
celebrity’s waarschijnlijk ook. Obers sleepten voortdurend nieuwe schalen
lekkers aan om de twaalf soorten brood mee te beleggen. Maar je kon ook
corn akes nemen. Of pannenkoeken. Of wafels. En…
‘Ze hebben het niet meer. Vorig jaar nog wel en nu niet meer. Dat
geloof je toch niet?’
Fred. Hun buurman met het zonnehoedje. Verslagen.
Nick knipperde met zijn ogen, die meterslange buffetten waren toch
geen fata morgana? Miste Fred écht nog iets?
‘Pindakaas,’ sprak Fred met een grafstem. ‘Ik eet al mijn hele leven
pindakaas bij het ontbijt. En nu dit?’ Hij wees minachtend naar de mandjes
met hagelslag, jam, honing en chocopasta.
Een ober met een schaal fruit ter grootte van een snowboard bleef
staan. ‘Everything okay, sir?’
‘No! I want pindacheese. You not have?’
‘Cheese? Over there, sir.’ De man wees vriendelijk naar een buffettafel.
Gisteravond had Fred bij dezelfde ober geklaagd over het ontbreken
van appelmoes. Nick glimlachte verontschuldigend naar hem, alsof hij
wilde zeggen: Deze man is mijn vader niet, hoor, ik heb niets met hem te
maken. Maar dat was moeilijk vol te houden. Fred en Sandra zaten
namelijk bij hen aan tafel. En dat zou vanaf nu iedere maaltijd zo zijn.
Fred schudde geërgerd zijn hoofd en gooide zijn armen in de lucht. ‘Not
cheese, but pindacheese, you understand that? PINDAcheese! Man, spreek jij
dan geen woord Engels?’
De ober zag er met zijn zwarte snor en donkere huid als een echte
Griek uit. Een Griek met angstige ogen dan. Hij begreep niet waarom
deze toerist zo boos werd en dat maakte hem duidelijk bang.
Daar kwam de verantwoordelijke al die in keurig Nederlands vroeg wat
er aan de hand was.
‘Ik vraag om pindakaas en Ober Peksnor hier toont me gewone kaas,
dat is er aan de hand,’ mopperde Fred.
‘Pindakaas, die staat bij de boter, meneer. Komt u maar mee.’
Fred bleef staan. ‘Bij de boter? Wat dom!’
‘Vergissinkje, meneer, onze excuses. Peanut butter in het Engels, weet u
wel?’
Maar Fred luisterde al niet meer, hij was allang blij dat zijn ontbijt net
als thuis zou smaken.
Even later had hij een prachtig verhaal aan tafel, dat hij besloot met:
‘Nee, die Grieken… Ik snap best dat het hier crisis is, ze spreken geen
woord Engels, ga daar maar eens aanstaan, haha!’
Pap en zijn nieuwe vriend waren het roerend eens, zag Nick.
Hij slenterde naar buiten. In het zwembad roetsjten de eerste kinderen
al van de SuperSplash, de glijbaan van honderdzestig meter lang. Een eind
verderop kronkelde een breed pad door een bos van palmbomen om uit te
komen bij een stenen trap. Dat was de toegang naar het strand. Op die plek
had je een machtig uitzicht op de zee. Het water zag er glad en diep uit,
een strak spiegelbeeld van de hemel.
Nick tuurde het strand af. Niets speciaals. Parasols, zand, plezierbootjes,
water etsen… Of misschien toch? Aan beide uiteinden van het strand
stonden hutten. Onopvallend. Eerst dacht Nick aan kleine strandbars of
ijstentjes, maar waarom stonden ze dan zo ver uit de buurt?
Hij besloot op verkenning te gaan. De zon brandde in zijn nek terwijl
hij de trap af sprong. Pfff, wat een hitte, het zand voelde aan als lava. Aan
de rand van het water ging het beter. Eerst naar links. Twee meisjes in
bikini dobberden op een luchtbed in de zon.
Het gebouwtje stond een stuk verder dan het leek, maar dat vond Nick
niet erg, zo had hij tijd om na te denken. Over Laura bijvoorbeeld. Die
dacht dus dat hij op dit moment lag te irten met een of ander grietje.
Jammer, want daar had hij helemaal geen zin in. Miste hij haar? Ja, best
wel, moest hij toegeven. Stel je voor dat ze hier samen waren.
Nick was behalve in computerspelletjes nog in één ding goed:
dagdromen. Iedereen werd er gek van, behalve hijzelf. Hij vergat zijn
schooltas, kwam thuis van het zwembad zonder handdoek en had geen
auw idee wie het toilet niet doorgespoeld had, maar dat was allemaal niet
zo belangrijk voor hem. Onder zijn blonde warrige strohaar tolde een
planeet rond waartoe alleen hij toegang had. Daar was precies zo’n strand
als dat van Argos – maar dan net een beetje anders, aangepast aan Nicks
fantasie. Hij liep er hand in hand met Laura in het gouden licht van de
avondzon. Er klonk zweverige muziek. Hij liet een steentje over het water
dansen. En juist toen ze haar hand op zijn rug legde… struikelde hij.
Op het echte strand. Van Argos. Over een echt voorwerp.
Verbaasd pakte hij het op.
7

Een tasje was het, met inhoud.


Nick kende dit soort tasjes. uis had hij er ook zo een, hij gebruikte
het voor zijn gymschoenen. En dat was ook precies wat er tevoorschijn
kwam toen hij het touwtje losgepeuterd had: een paar gymschoenen. Een
iets kleinere maat dan die van hem. En een stuk zwaarder.
Hoe dat kwam, bleek toen hij zijn hand in een schoen stak. Er zat iets
in. Een pakje, gewikkeld in plastic.
Haastig rolde hij het open op het natte zand. Er zat een boekje in. Een
klein opschrijfboekje. Zo’n boekje gebruikte hij vroeger zelf ook, om
zelfverzonnen stripverhaaltjes in te tekenen.
Voorzichtig pulkte hij de vochtige bladzijden van elkaar. Ze waren
beschreven met blauwe inkt in een taal waar hij niets van begreep. Was dit
Arabisch? Het kon net zo goed Chinees zijn. Rare tekens waren het,
zonder aanknopingspunt.
Het boekje was bijna vol gepend. Waar de tekst stopte, stak er een
bladwijzer uit het boekje. Maar geen gewone. Het was een foto. Er stond
een gezin op, of tenminste, zo zagen ze eruit: een man, een vrouw en drie
kinderen. De ouders keken ernstig, de kinderen vrolijk, alsof ze net een
grap hadden uitgehaald.
Nick bleef lang naar de foto staren. In zijn dagdroom daarnet klopte
het plaatje helemaal: de oranje horizon, Laura, de muziek. Het bundeltje
dat hij zojuist gevonden had, paste daar totaal niet bij. Dit had niets te
maken met vakantiedromen. Maar waarmee dan wel?
Hij ging op de grond zitten.
De zee. Aan de overkant doemden bruingrijze brokken op, trillend
alsof ze gegrild werden. Zaten daar mensen verscholen, tussen die rotsen?
In donkere spelonken waaruit ze ’s nachts tevoorschijn kwamen, om in te
schepen op een wankel bootje?
Hij zag het voor zich. Ze mochten geen licht maken, de kinderen
moesten stil zijn. Niet te veel bagage, maximaal één kleine tas per persoon,
anders werd de boot te zwaar beladen. Tranen omdat een koffer met kleren
of speelgoed moest achterblijven. Maar dat zakje met de gympen, dat kon
wel. Het had de overkant gehaald. Maar het kon toch niet de bedoeling
zijn dat het hier…
Op het strand hoor je geen voetstappen. Daarom schrok Nick zich een
ongeluk toen hij plotseling een harde hand op zijn schouder voelde. Hij
keek op, recht tegen de zon in, en zag daardoor alleen maar een silhouet.
Voor hij iets kon doen, had de hand het gymzakje al weggerukt. De
schoenen en het boekje werden er haastig in gepropt.
Nick sprong op, was hij betrapt op iets? Door wie? Op wat?
De man die bij de hand hoorde keek niet om, hij beende direct terug
naar de hut. Hij droeg een zwart uniform en hoge combat boots. Aan zijn
heup bungelde een lange wapenstok.
Die zweet zich vast te pletter, was het enige dat Nick kon denken. De
verrassing was compleet.
Dit moest een van de beveiligingsagenten zijn waar de reisleider het
over had. Nick had ze zich heel anders voorgesteld. Meer als die in het
shoppingcenter in de buurt waar ze woonden. Die hadden zelfs een keer
helpen dragen toen mams boodschappentas doorgescheurd was.
Het was een raar gezicht, een marcherende soldaat op het strand, op
weg naar een groot strooien hok met in zijn hand een gymtas.
Nicks oordeel: abnormaal.
En hoewel Nick Visser een exibele jongen was die nooit problemen
veroorzaakte, lekker in zijn eigen wereldje leefde en door sommigen zelfs
‘soft’ genoemd werd, had hij één eigenaardigheidje: hij werd als een
magneet aangetrokken door het merkwaardige. Als kleuter al maakte hij
zijn ouders gek door onophoudelijk ‘waarom?’ te vragen op ongeveer alles
wat ze zeiden en die eigenschap ontwikkelde zich daarna steeds verder. In
de klas hoorde hij nauwelijks wat de leraar vertelde omdat hij meestal
nadacht over totaal andere onderwerpen. Hij probeert alles te begrijpen,
behalve de leerstof, stond er twee weken geleden op zijn eindrapport.
Omdat hij ervan uitging dat de agent hem in de gaten zou blijven
houden, maakte Nick een grote bocht om de hut heen. Hij deed alsof hij
terugliep naar het hotel, maar in plaats daarvan sloop hij een heel eind
langs de rotsen om de bewakingspost van de andere kant te benaderen.
De achterkant. Meestal vond je daar de interessantste informatie. Dat
gold niet alleen voor boeken en Legodozen, had Nick ontdekt, maar ook
voor winkels, bioscopen, stations en zelfs voor de dierentuin. Aan de
achterkant verborg men de geheimen. Daar vond je de gedeukte dozen
snoep die verder nog prima waren, je zag er de oude leeuw die afgevoerd
werd na zijn laatste spuitje en één keer ontdekte hij zelfs twee leerkrachten
die elkaar stiekem zoenden op de parkeerplaats.
Hij was nog nooit betrapt omdat er gewoonlijk voldoende
verstopplaatsen waren – achterkanten waren vaak erg rommelig en sowieso
verwachtte niemand dat je daar kwam rondneuzen. Maar hier zou dat wel
anders liggen. Mannen die in deze hitte in gevechtsuniform rondliepen
waren geen watjes, hij moest heel voorzichtig zijn.

De kant van het strand waar geen toeristen kwamen, zag er compleet
anders uit. Het stuk met de parasols werd iedere morgen strak aangeveegd
door een hotelmedewerker, maar hier stonden allerlei stekelige planten en
er lagen overal stukken plastic en ander vuilnis.
Nick had zoiets wel verwacht.
Hier bleek het hutje ook ineens geen hutje meer. Het was zo’n keet die
je vaak op bouwterreinen zag, waarin bouwvakkers hun boterhammen
aten. Aan de strandzijde hadden ze de barak vriendelijk gecamou eerd met
riet en bamboe, maar hier zag je wat het echt was: een controlepost met
een antenne op het dak en misschien zelfs airco en internet.
Er stonden ook twee groene afvalcontainers.
De deur van de bouwkeet zat aan de kant van de zee, Nick overwoog
zijn kansen. Die afvalbakken wilde hij checken. Hoeveel tijd zou hij nodig
hebben om het stuk verwilderde open vlakte over te steken? Er lagen ook
kapotte essen, dus rennen was uitgesloten, net als sluipen. Als hij gewoon
stevig doorstapte, een paar minuten?
Hij zou de opgeluchte blik op zijn gezicht plakken van een onschuldige
jongen die de weg kwijt was, maar nu gelukkig de veilige zone terugvond.
Als ze hem dan zagen naderen, zouden ze wel naar buiten komen en zijn
polsbandje controleren, maar hem verder met rust laten. De vermoorde
onschuld spelen, daar was hij héél goed in beweerde zijn vader altijd.
Hij ging. Zijn keel brandde inmiddels van de dorst. Al van ver hoorde
hij het geluid van een sportwedstrijd op tv.
Natuurlijk zien ze me niet, dacht hij, ze zijn alleen geïnteresseerd in de
zee. Hun opdracht is om vluchtelingen te onderscheppen voordat ze het
hotel bereiken, dus waarom zouden ze de andere kant op kijken?
Het lukte.
Door het luide sportcommentaar kon hij niet horen wat daarbinnen
gebeurde, met hoeveel ze waren en of ze zijn kant op kwamen, maar hij
nam het risico: hij schoof het deksel van de eerste container open. Dat ging
moeilijk, het ding maakte een schurend geluid.
Het volgende moment werd Nicks keel dichtgeknepen door een
zoutige stank. Een zwerm geschrokken bromvliegen steeg op.
Hij wist niet wat hij had verwacht, maar dit nooit. De bak zat afgeladen
vol met kleding, schoenen, dekentjes, kinderknuffels en andere
persoonlijke spullen. Verloren persoonlijke spullen. Verloren en
aangespoeld. Ergens hadden mensen ze uitgekozen om mee te nemen of
aan te trekken tijdens de vlucht, het waren dus ongetwijfeld
lievelingsstukken geweest die geluk moesten brengen…
Waar was het gymzakje?
Hij rommelde wat in de eerste bak. Nee, niet hier.
De tweede dan.
Nick zette zich schrap, maar dit deksel was helemaal niet weerbarstig.
Integendeel, het vloog moeiteloos open en omdat hij veel te veel kracht had
gebruikt, knalde het tegen de zijkant van de keet aan.
Binnen werd de tv meteen stiller gezet.
Ja, daar lag het!
Hij moest op zijn tenen staan om erbij te kunnen. De eerste keer viste
hij er net naast, de tweede keer kon hij het uiteinde van een veter pakken.
Kwam er nou iemand naar buiten?
Zonder de container te sluiten draaide Nick zich om en spurtte in de
richting van het hotel. De eerste meters leek het goed te gaan, toen hoorde
hij achter zich een mannenstem brullen. Nick keek niet om, ze zouden
toch zo gek niet zijn om hem in deze hitte te achtervolgen?
Een helse pijnsteek schoot door zijn voet. Een glasscherf. Doorgaan,
itste het in zijn hoofd.
In het mulle zand kwam hij niet snel vooruit. Zijn longen kregen te
weinig zuurstof, de pijn en de hitte ruïneerden zijn krachten.
Pas toen hij de eerste parasol had bereikt, durfde hij om te kijken. Niets.
Ze waren hem niet gevolgd.
Hij bleef zeker tien minuten hijgend zitten. Het zand rond zijn voet
kleurde rood, maar hij lette er niet op. Het boekje en de foto, hij had ze
terug. En hoewel hij niet echt wist waarom, was hij daar heel blij om.
‘Oh my god!’ De animatrice die kandidaten ronselde voor een spelletje
beachvolley sloeg haar handen voor haar mond. Binnen een paar minuten
was een van haar collega’s ter plaatse met verband en ontsmettingsmiddel.
De voet was snel ingezwachteld. ‘Not in the water!’ droeg de verzorger
hem op.
‘No, not,’ zei hij braaf.
Kwam goed uit, kon hij lekker veel gamen.
8

Zijn vader zette zijn Funky Monkey-cocktail met een klap op het tafeltje.
‘Wat krijgen we nu? Wat is er gebeurd?’ vroeg hij bezorgd.
Nick probeerde normaal te lopen, maar dat lukte niet zo best, de wond
knaagde gemeen aan zijn voet.
‘In een glasscherf getrapt.’
‘Een glasscherf? Waar?’
‘Op het strand.’
‘Liggen er glasscherven op het strand? En was Zoë niet bij je? Glas, dat
is levensgevaarlijk, ik ga onmiddellijk een klacht indienen bij…’
Een klacht, o nee, dat moest hij voorkomen. Nick wilde niet dat het
hele hotel wist wat er gebeurd was, voor je het wist stond hij de hele dag in
de belangstelling en daar had hij absoluut geen zin in.
Daar was mam gelukkig al. ‘Rustig maar, ik kijk er op de kamer wel
even naar, we hebben onze eigen verbanddoos ook bij ons.’
‘Flink ontsmetten met alcohol, er is nog voldoende voorraad! Hahaha!’
Dat was Fred. Elke gelegenheid was bij hem goed voor een dijenkletser en
deze keer kwam dat prima uit, Nick zag hoe zijn vader kalmeerde.
‘Je weet maar nooit, die tropische bacteriën kunnen zomaar je weefsel
wegvreten…’ mompelde hij nog zonder veel overtuiging.
Ja nee, daar hadden zijn nieuwe vrienden nog wel een leuke anekdote
over. Maar eerst gingen ze nog even verse cocktails halen.

Nick hinkte de kamer in waar Zoë lekker chill op bed lag te whatsappen.
Hij ging naast haar zitten en liet mam het verband afwikkelen.
‘Néé!’ brulde zijn zus. ‘Jullie weten dat ik niet tegen bloed kan, ga
alsjeblieft ergens anders heen!’
‘Kan je er echt niet tegen?’ vroeg mam.
Zoë kreunde. ‘Nee, ik word misselijk…’
‘Dan is dit een goeie les, jullie hadden beloofd om samen te blijven,
weet je nog?’
‘Maar mam, we zijn veertien en zeventien,’ zeurde Nick.
‘Tsja, maar zodra jullie alleen zijn gebeuren er ongelukken, dat zie je
toch zelf?’
Ze meende het niet echt, wist Nick, ze zei het alleen omdat papa het zo
wilde.
De snee in zijn voet was diep en bloederig. Zoë bereikte net op tijd de
badkamer.
Nick lachte. ‘We gaan straks anders wel samen gamen.’
Mam keek hem waarschuwend aan. ‘Bedenk maar snel iets anders,
kereltje, jullie gaan niet de hele dag voor een schermpje zitten. Dan had je
net zo goed thuis kunnen blijven.’
‘Maar ik mag niet in het water, echt niet!’
‘Dan bedenken jullie maar iets anders, er is hier genoeg te doen.’
‘Zoals?’
‘Verzin maar wat, daar ben je toch goed in?’
Hij bladerde in de hotelbrochure. ‘We kunnen een water ets huren!
Zoë moet dan wel trappen natuurlijk…’
Mam stak haar duim op en ging ervandoor. ‘Wees voorzichtig!’ riep ze
nog.

Niemand had het gymtasje opgemerkt, zijn voet had alle aandacht
opgezogen. Dat kwam goed uit, ze zouden toch niet begrijpen wat hij er zo
belangrijk aan vond. Snel verstopte hij het in de kledingkast.
Volgende stap: Zoë. Zijn zus vond het sowieso een jne sport om tegen
al zijn ideeën in te gaan, dus hij kon niet zomaar zeggen: ‘Zullen we een
water ets huren?’ Dan lachte ze hem in zijn gezicht uit.
Dit moest hij slim aanpakken.
Met een moedeloze plof viel hij op bed, de gewonde voet in de lucht als
de hand van een drenkeling.
‘Zo, hier liggen we dan. Knappe meid die me vandaag nog uit deze
kamer krijgt. En morgen. Jammer voor jou, gelukkig heb je je smartphone
tegen de verveling.’
Zoë keek hem aan alsof hij veranderd was in een koeienvla. ‘Ben jij op
je hoofd gevallen? No way, vergeet het, ik ga echt niet de hele tijd op deze
suffe kamer zitten…’
‘We, bedoel je.’
‘…om over twee weken thuis te komen als een zombie. Ik wil een
kleurtje, ik wil zon!’
Dat ging lekker.
‘Tja, zo’n wond geneest niet snel, hoor. Misschien over een paar dagen,
zoals mam zei. We kunnen toch raadspelletjes doen? Ik begin: wat is een
eenhoorn zonder hoorn?’
Haar verbazing maakte plaats voor woede. ‘Wat? Ik ken er ook een:
wat is een veertienjarige etter met een blauw oog?’
‘Nee, het was mijn beurt, het antwoord is: geenhoorn!’
Zoë stond ziedend voor zijn neus en prikte haar nagel in zijn borst.
‘We. Gaan. Iets. Doen. Ik wil bruin worden en dat doe je bij het water!’
Bingo.
‘In het water mag ik niet, sorry.’
‘Niet in, bij. Of op.’
Tijd voor het magische woord…
‘Jammer, onmogelijk.’
Normaal was Zoë best cool, als je maar rekening hield met haar do’s en
don’ts. Een heel belangrijke don’t was: noem niets onmogelijk, want dan
wilde ze het zeker. Vooral dát.
Nick vond het prachtig hoe ze vanzelf de juiste oplossing vond. Ze
snapte heus wel dat hij geen zin had om als een dooie kwal op het strand te
liggen, en met die snee kon hij inderdaad niet zwemmen.
‘Weet je wat we kunnen doen? We huren een water ets! Zalig toch? Zo
eentje met een klein dek waarop je kan zonnen.’
‘Fietsen? Zie ik eruit als iemand die kan etsen?’
Ze kneep haar lippen samen, twijfelend. Oei, was hij te ver gegaan?
‘Oké, ik trap en jij stuurt, kom op!’
Oef.
Niet veel later liet Nick zich door zijn zus de zee op etsen.
9

Bij het instappen had Zoë haar sneakers, die absoluut niet nat mochten
worden, om haar nek gehangen. Nick rilde ervan. Misschien was dat wel
het verhaal van de gympen. Ze waren in het tasje gestopt om droog te
blijven. De jongen of het meisje had geen andere schoenen. Waren ze
daarom tot op de draad versleten, alsof er vele kilometers mee gelopen was?
En nu? Liep hij of zij nu op blote voeten rond? Of…
Hij haalde zich de foto voor de geest. Drie kinderen. Eentje was nog te
klein, dat was een meisje. De oudste was ook een meisje. Met een
hoofddoekje. Die zou vast geen gymschoenen dragen, dat kon Nick zich
niet voorstellen. De jongen dan, die was toch van zijn leeftijd? Als de foto
van niet te lang geleden was tenminste. Was hij de eigenaar van de tas?
Wat was er gebeurd? Gewoon verloren bij het uitstappen en in het
donker niet teruggevonden? Maar de vuilcontainers dan? Die puilden uit
van dit soort spullen, allemaal verloren?
Waar zou het gezin van de foto, met de drie kinderen, nu zijn?

Ze waren nu al een heel eind van de kust af. Hun strand was nog
nauwelijks zichtbaar.
‘En nu hou ik ermee op, ik ga lekker zonnen. Zorg jij ervoor dat we
niet uit de koers raken?’ Zoë strekte zich behaaglijk uit op het kleine
achterdek van de water ets en deed haar oortjes in.
Nick peddelde met zijn handen door het warme zeewater. Terwijl Zoë
daarnet op de kamer haar badpak aantrok, had hij op het internet
huiveringwekkende verhalen gevonden over de boottochten tussen Turkije
en Argos.
‘Ze noemen het de reis van de dood. Soms zijn er reddingsvesten, soms niet.’
‘Onze baby is verdronken.’
‘De boot was veel te vol, we zijn gezonken.’
‘Niet iedereen heeft het gehaald.’
Zelf zou hij gelukkig nooit een vluchteling worden. Alhoewel, je wist
het natuurlijk maar nooit. Zijn opa had als baby ook moeten vluchten voor
een bombardement. En dat was gewoon uit zijn eigen dorp, in een doos op
de bagagedrager van een ets. Niet in een vreemd land. ‘Ik heb het met
veel mazzel overleefd,’ zei opa altijd.
Bommen, vreselijk. Maar hoe gevaarlijk kon deze vriendelijke blauwe
zee zijn? Stel dat je hier in het water belandde, was het dan echt zo moeilijk
om naar de kust te zwemmen?
Nick tilde zijn benen over de rand, hij wilde het gewoon even testen.
Als hij bij de schoolmusical in de huid van een straatzanger kon kruipen,
dan moest dat ook lukken bij een bootvluchteling die zijn gympen was
kwijtgeraakt.
Toen het zeezout de snijwond bereikte, kon hij nog net een schreeuw
onderdrukken. Hij verbeet zich, liet zijn voet aan het water wennen en
gleed daarna de diepte in.
Het water was vreselijk koud, zijn spieren verstijfden onmiddellijk. Ook
zijn ademhalingsspieren. Het leek alsof zijn lichaam niet meer wist hoe het
zuurstof moest opnemen.
De water ets was gelukkig nog vlakbij, Nick draaide zich om en
probeerde de rand te grijpen. Maar toen ging het mis. Een enorme kracht
rukte zijn lichaam onder de boot door, hij moest loslaten. Zijn longen
deden er alles aan om zo veel mogelijk lucht op te zuigen, maar ze vonden
alleen water, walgelijk zout water. In paniek probeerde hij de vieze smurrie
op te hoesten, waardoor hij alleen nog maar minder adem kreeg.
Aan het strand hadden de golven altijd mooie witte schuimkoppen,
maar hier zag je ze niet. Dat ze er echt wel waren, merkte hij nu pas: de
water ets met Zoë ging ink op en neer.
Zijn plan, naar de kust zwemmen, kon hij vergeten. Zou nooit lukken.
Hij werd bang, doodsbang zelfs. Vooral omdat het blijkbaar zo snel kon
gaan.
Hij moest roepen en blijven roepen. Alleen dan zou Zoë hem heel
misschien horen, in de paar seconden tussen twee nummers in. Of was ze
in slaap gevallen?
Normaal was de naam van zijn zus heel geschikt om keihard uit te
brullen, maar daar had Nick nu te weinig adem voor. Hij kwam niet verder
dan wat schorre dierlijke klanken.
En al snel lukte zelfs dat niet meer.
 
Ben ik de enige die het ziet? Of doen ze allemaal alsof ?
Ik weet het wel: ze zijn bang. Ze kijken naar de bodem van de boot, waar
het water ons tot aan de enkels staat. Of naar het land aan de horizon. Ze willen
niet dat de reis onderbroken wordt, daarom reageren ze niet. Als je niets ziet, dan
is er niets.
Ken ik. Werkt niet. Op een bepaald moment moet je je ogen openen. Daarom
zitten we toch op deze stomme boot? Omdat we met onze eigen ogen gezien
hebben dat alles kapot is en iedereen dood?
Of nee, niet echt iedereen natuurlijk. Mijn moeder niet, ze zit naast me. Ze
heeft nooit iets gezegd als ‘Wat denk je, Zaïd, zullen we gaan?’ We hadden
gewoon geen keuze.
De kapitein heeft het ook gezien, hij pakt zijn verrekijker. En hij ziet dat ik
het weet.
Er dobbert een drenkeling in het water. Hij komt niet uit onze boot, maar er
is ook geen andere boot in de buurt. En trouwens: hij heeft wit haar.
Waar komt die vandaan?
Geen kans dat de kapitein hem aan boord neemt, want hij heeft niet betaald.
De anderen zouden hem er niet eens op laten, we zijn nu al met veel te veel. De
motor is te licht, daarom komen we nauwelijks vooruit. Al sinds vannacht. We
bewegen als in een vertraagde lm.
Daar, nog eentje, een heel eind verderop. Ook met wit haar. Die gaat als een
gek, ze heeft een boot met trappers! Daar zou je in Turkije véél geld voor krijgen,
je kan er gewoon mee naar de overkant etsen, veel beter dan deze overvolle
stinkende schuit.
Die twee hebben vast iets met elkaar te maken. Wit haar nummer 2 zoekt
wit haar nummer 1. En omgekeerd.
Zijn dit normale Europeanen?
Het lukt hun nooit, dat zie je zo. Tenzij ik de kapitein kan overhalen om…
Nee, hij richt zijn verrekijker de andere kant op. Waarom is hij zo
zenuwachtig?
10

Hij hoorde Zoë gillen, brullen, vloeken. Ze etste recht op hem af.
‘Remmen,’ uisterde hij, want roepen lukte niet.
‘Kom onmiddellijk hier! Waar was je, idioot? Waar ben je mee bezig?
Wat…’
Pas na vier pogingen lukte het om aan boord te klauteren.
Zoë bleef maar ratelen. Heel vervelend, zo veel vragen tegelijk. Nick
had geen puf om te antwoorden, zelfs niet toen de zon hem na een paar
minuten alweer ink opgewarmd had.
Zoë gilde nu niet meer, ze snikte. ‘Ik was je kwijt, sukkel, waarom heb
je niets gezegd? Er was geen ontvangst, anders had ik papa gebeld. Kun je
je voorstellen wat er dan gebeurd was?’
Ja, dat kon hij.
‘Waarom doe je zoiets, Nick? Ik heb zin om je op je gezicht te
timmeren, ik ben me doodgeschrokken!’
‘Ik was gewoon nieuwsgierig. Hoe het is om hier in het water terecht te
komen.’
‘Hoe het is om…?’ Ze viel eindelijk stil, verbijsterd. Niet lang helaas,
daar ging ze weer. ‘Hoe het is om hier in het water terecht te komen? Vind
je dat normaal?’
Vond hij wel, ja. ‘Als het waar is dat mensen hier in zee belanden, dan
moeten we toch weten hoe dat is?’
Weer herhaalde ze zijn woorden, maar ze begreep er nog steeds niets
van. ‘Moeten we weten hoe dat is? Jij bent echt niet goed bij je hoofd. En?
Weet je nu dan hoe het is?’
‘Ja,’ antwoordde hij ernstig. ‘Dat denk ik wel, ja.’
Ze begon opnieuw te ratelen: ‘Daar gaat het trouwens helemaal niet
om, we zijn midden op zee en jij was er ineens niet meer, heb je enig idee
hoe bang ik was?’
Daar had hij niet aan gedacht, zijn experimentje had hem helemaal
opgeslorpt.
‘O, dus je zou me toch wel missen? Die moet ik onthouden.’
Ze wilde juist iets terug snauwen, toen haar mond letterlijk openviel.
Ze wees naar de naderende aanlegsteiger. ‘Néé,’ kreunde ze. ‘O néénéénéé!
Daar, kijk dan toch!’
Er was een samenscholing op het strand. Een massa mensen, en ze
keken allemaal naar de water ets. Eentje wuifde zelfs.
Juist toen Nick terug wilde zwaaien, gaf Zoë hem een tik op zijn
achterhoofd. ‘Trappen!’ beet ze hem toe. Het zweet droop van haar
grimmige gezicht.
Ze hadden geen auw idee hoe, maar het nieuws had duidelijk het
hotel al bereikt. Hun vakantie was voorbij, dat stond wel vast.
11

Hun vader ijsbeerde op de steiger heen en weer. ‘Alles oké met jullie?’ riep
hij al van ver. ‘Hier komen, snel!’
‘Snel? Waarom?’ vroeg Nick zacht.
‘Geen woord over je stomme experiment, eerst horen wat ze al weten,’
beet Zoë hem toe.
‘Zo, daar zijn jullie! Kom maar, jongens, ik help jullie.’ Hun vader legde
de ets vast en keek hoe ze uitstapten.
De anderen kwamen niet zoals Nick verwacht had op hen af. Ze
bleven naar de zee staren.
‘Wat is er aan de hand, pap?’
‘Wat is er aan de hand? Bedoel je dat jullie dat niet weten? Kijk dan!’
Hij wees. ‘Daar komt een boot met vluchtelingen aan!’
Huh? Het ging dus niet om hen!
Zoë kon haar opluchting nauwelijks verbergen. ‘O nee, echt, een boot
met vluchtelingen? Ja, nu zie ik het ook, die waren dus vlak bij ons?
Helemaal niets van gemerkt! Jij wel, Nick?’
Nick antwoordde niet. Stomverbaasd deed hij zijn mond open, maar er
kwam geen woord uit.
Hun vader luisterde trouwens al niet meer, hij voerde alweer het hoge
woord midden in een groepje nieuwsgierigen. ‘Ze varen ’s nachts vanuit
Turkije in ouwe rubberbootjes hierheen. Syriërs, Afghanen, Irakezen,
noem maar op. Ze betalen voor dat tochtje duizenden euro’s aan
mensensmokkelaars.’
‘’s Nachts? Het is nog niet eens zes uur,’ bromde Nick.
‘Op zondag patrouilleert de politie niet, dan proberen ze ook overdag
over te varen,’ beweerde Fred.
De meeste toeristen namen foto’s met hun mobieltje. De boot zelf was
bijna niet te zien, het leek alsof een kluitje mensen zomaar op het water
dobberde. Nick zag meer en meer bekende gezichten om zich heen, zelfs
de ober met de dikke zwarte snor was er. En Len. Met zijn waterige ogen
en bleke huid zag hij eruit als een vampier.
‘De smokkelaar is er al vandoor, ze zijn stuurloos,’ beweerde hij. ‘Die
kerels koersen zelf terug naar de overkant met een snelle motorboot. Soms
steken ze de smokkelboot lek, dan moeten de passagiers de rest van de reis
zwemmen.’
Nick snapte dat niet. ‘Waarom? Ze kunnen die mensen toch net zo
goed tot op het strand brengen?’
Die vraag had Len verwacht, hij deed alsof het antwoord logisch was.
‘Nee, denk eens na, dan worden ze natuurlijk gearresteerd door de Griekse
politie. Ze gaan lekker terug, een nieuwe lading passagiers oppikken. De
kustwacht heeft dan de handen vol aan de drenkelingen uit het water
vissen en hop, de smokkelaars ontsnappen! Handig toch? Die hufters
worden er stinkend rijk van.’
‘Gruwelijk…’ Nick kon het nauwelijks geloven.
‘Hoe dan ook, wij zitten safe. Dit strand wordt ’s nachts dubbel
bewaakt. Ze kunnen onmogelijk tot in het hotel komen.’
‘Wie? De smokkelaars?’ vroeg Zoë.
‘Nee, de aangespoelden natuurlijk. Iedereen heeft zijn plaats op dit
eiland en dit is de onze. Niet die van hen, het strand blijft clean. Daar
zorgen de security-agenten voor.’
‘Clean? Wat doen ze dan met iemand die aanspoelt?’ vroeg Nick
wantrouwig.
‘Die gaat naar het oude hotel, aan de andere kant van de baai. Het
wordt gebruikt voor…’
De rest van Lens woorden ging verloren in luid gegil.
Een grijswitte patrouilleboot van de kustwacht was opgedaagd. De
bemanning probeerde de rubberen vluchtelingenboot weg te slepen, maar
een stuk of twintig passagiers sprongen overboord en begonnen in de
richting van het strand te zwemmen.
Nick reageerde onmiddellijk. ‘Kom op, we gaan ze helpen met de
water ets!’
Len greep hem bij zijn T-shirt. ‘Niet doen, de politie doet dat wel.’
‘Wat? Maar je kunt ze toch niet… au!’
Len kneep in zijn pols. ‘Ooit van terroristen gehoord? Je weet niet met
wie je te maken hebt, man. Laat het.’
Nick rukte zich los. Hij geloofde er niets van. Zouden terroristen zich
zomaar in het water gooien? En hoe zat het dan met hun wapens?
Er verschenen meer politieboten. Drenkelingen werden opgevist of
kregen een reddingsboei toegeworpen. Op het strand zorgden
eilandbewoners en enkele hotelgasten voor hulp. Verkleumde aangespoelde
kinderen werden in handdoeken gewikkeld, ze slokten dorstig esjes water
naar binnen of schrokten een stuk brood op. Een doorweekte vrouw bleef
in doodsangst steeds dezelfde naam roepen. De zwarte uniformen namen
vluchtelingen in kleine groepjes mee naar hun keet.
Na een uurtje kreeg het publiek er langzaamaan genoeg van, binnen
wachtte tenslotte het aperitief en het avondeten. Frits en Fred werden ook
ongeduldig. Zoë was al verdwenen om zich te gaan opfrissen, net als mam.
‘Kom je? Vanavond Italiaans buffet, weet je nog wel?’ vroeg Nicks
vader.
‘Nog even, ik kom zo,’ mompelde Nick. Ze konden toch niet zomaar
weglopen alsof er niets gebeurd was? ‘Tien minuten, niet langer.’
Len vond het ook welletjes. ‘Ik moet terug naar de gameroom.
Maareh… die Zoë, dat is dus je zus?’
Nick knikte afwezig. Bij het laatste groepje dat weggeleid werd, was
hem iets opgevallen. Er was een jongen bij van zijn leeftijd. Hij droeg een
geel T-shirt en een blauwe broek, niets speciaals, maar nu besefte Nick pas
dat hij blootsvoets was. Als hij iets kon doen om te helpen, dan was dat het.
Misschien pasten de gympen hem wel!
Hij hoorde niet eens meer dat Len nog wat zei: ‘Mooie meid, kun jij
geen date regelen voor me? Hé, waarom zo gehaast!’

In geen tijd stormde Nick de kamer in.


‘Aha, daar ben je eindelijk. Ga snel douchen, je kleren liggen klaar, wij
gaan nog even naar de bar met…’
Hij dook de badkamer in, wachtte tot ze weg waren, viste de schoenen
tevoorschijn en ging er weer vandoor. Onderweg haalde hij het
schrijfboekje met de foto tevoorschijn en stak het in zijn zak. Die jongen
zou er toch niets aan hebben en hij wilde het graag zelf houden, zomaar.

De ondergaande zon kleurde de hemel en de zee paars. Daar zaten ze, in


het zand, terwijl de zwarte uniformen stonden te praten met de politie. De
angstige vrouw was er ook bij, maar roepen deed ze niet meer, alleen nog
zacht snikken.
Niemand lette op Nick. Hij had de jongen met het gele T-shirt al van
ver gezien. Die reageerde eerst wat verwonderd, maar al snel begreep hij
de bedoeling.
De gympen pasten. De jongen wiebelde met zijn tenen. Perfect.
Ze keken er samen naar, tevreden.
Donkerbruine ogen keken Nick ernstig aan. ‘Zaïd,’ sprak hij zacht. Hij
legde zijn rechterhand op zijn hart en knikte.
‘Nick. How old?’
Zaïd telde tien en drie op zijn vingers.
Nick knikte en wees op zichzelf. ‘I come from…’ begon hij, maar hij kon
zijn zin niet afmaken. ‘You, out!’ brulde een agent hem toe.
Geen discussie mogelijk, dat was duidelijk.
Nick stond op. ‘I go, see you later.’
Zaïd antwoordde niet, hij staarde zwijgend naar zijn tenen.
‘Okay?’
Nu keek hij terug. Hij haalde zijn schouders op.

Boven aan de trap keek Nick nog één keer om. Naast de keet zag hij alleen
nog een groep donkere schimmen, onherkenbaar. Aan de horizon
patrouilleerde de kustwacht. Hun sterke zoeklichten maaiden over het
water.
Zaïd. Die naam moest hij goed onthouden.
12

‘Heb je Facebook?’ vroeg Frits, met een vinger over zijn telefoon vegend.
‘Natuurlijk heb je Facebook. Daar vind je toch van alles over die
vluchtelingen?’
Fred dronk gulzig nog een slok wijn. Hij lachte als iemand die dezelfde
mop voor de dertigste keer hoort. ‘Noem ze liever gelukszoekers. We laten
ons beetnemen door die zwervers. De meesten zijn gewoon terroristen, dat
heb ik gelezen bij een vriend van me die het allemaal opzoekt en deelt. Ze
proberen ons land binnen te komen om ons de baas te worden. Ze doen
alsof ze arm zijn en op de vlucht, maar ze lopen gewoon met een
smartphone in hun zak!’
Sandra knikte. ‘Het is een valstrik, hè? Heb ik ook gehoord ja. Ze
hebben vast ook wapens bij zich.’
Nick huiverde. Kon het kloppen wat Sandra en Fred beweerden? Het
deed hem denken aan wat hier duizenden jaren geleden gebeurd was. Het
paard van Troje. Hij had de lm gezien. De inwoners van de stad Troje
sjorden het gigantische houten paard hun stad in, nietsvermoedend. Dat er
vijanden in het bouwwerk verscholen zaten hadden ze nooit verwacht. Die
slopen ’s nachts naar buiten om de stadspoorten te openen voor hun
makkers. De Trojanen werden afgeslacht in hun eigen straten en huizen,
ze konden geen kant op. Een valstrik.
Waren die vluchtelingen dat ook van plan?
Nick had geen zin meer in het Italiaans buffet. ‘Ik ben even naar de
gameroom.’
Ze hoorden hem niet eens, hun sensatiepraat ging gewoon door.

Een heleboel tieners hingen in de Yoda rond, verveeld omdat ze niet op het
strand mochten partyen. Len had het dus druk, maar toen hij Nick zag
binnenkomen, klaarde zijn gezicht meteen op.
‘En?’ vroeg hij glunderend.
‘Wat en?’
‘Je zus, man! Je zou toch een date voor me regelen?’
Een date met Zoë? Hoe kon iemand zoiets willen? Nick dacht een
moment na terwijl Len hem als een hongerig hondje bleef aankijken.
‘Ehm, o ja, natuurlijk, dat vindt ze vast…’
‘Heb je het al gevraagd? Wat zei ze?’
‘Tsja, weet je, ze is heel kieskeurig natuurlijk, maar volgens mij heeft ze
er echt zin in. Ze wilde er nog heel even over nadenken, maar ik weet bijna
zeker dat ze…’
‘No shit! Cool!’
Dat Len bij Zoë geen enkele kans maakte op een highscore verzweeg
Nick maar liever. Daar kwam hij vanzelf wel achter.
‘Maareh, Len, wil jij dan ook iets voor mij doen?’
‘Tuurlijk, man, praat! Je wil een highscore, hè, ik snap het. Oké, weet je
wat, luister, kom mee…’
‘Len, komm mal rüber!’ schreeuwde iemand.
‘Moment!’ brulde hij terug. ‘Wat, waarom kijk je zo, geen highscore?
Wat wil je dan?’
Nick ademde diep in. Dit was niet helemaal eerlijk. Nou ja. Pech.
‘Heb jij hier vervoer?’
Len glom van trots. ‘Jep, mijn eigen knalrode Vespa! Je dacht toch niet
dat ik je zus te voet mee uit zou nemen? Nee nee, dat is dik in orde, hoor.’
‘Super! Wil je mij dan morgen ook een lift geven?’
‘Jou? Waar wil jij naartoe?’
‘Naar het oude hotel.’
Hij had evengoed ‘naar Saturnus’ kunnen zeggen.
‘Len! Komm doch!’ zeurde de Duitser opnieuw, maar Len negeerde hem.
‘Naar het oude hotel? Ben jij gestoord of zo? Waarom?’
Dat was vandaag al de tweede die hem geschift vond, het werd al bijna
een gewoonte.
‘Ik ehm, ik wil daar even kijken om er later op school een presentatie
over te geven, snap je? Maar als je geen zin hebt, dan is dat ook goed, hoor,
dan hoef ik Zoë verder ook niet lastig te vallen.’
‘Nee nee, geen probleem, morgen na het ontbijt? Negen uur op het
parkeerterrein van het hotel, ja? Of weet je wat, maak er half tien van!
Sorry, ik moet gaan nu, ICH KOMME GLEICH!’

Nick Visser was niet trots op zichzelf toen hij even later naar bed ging.
Puur bedrog was het. Hoewel, als hij Zoë echt zover kon krijgen dat ze
Len een date gunde, dan was alles oké. Of nee, hij zag paps gezicht al voor
zich: zijn dochter achter op de scooter van de plaatselijke gamevampier?
Dan zat Len pas echt in de problemen.
Nee, geen date was beter voor Len, ook als hij dat zelf niet besefte. En
dan hoef ik me dus ook niet schuldig te voelen, besloot Nick.
Of zijn redenering helemaal klopte wist hij niet zeker, maar dat hield
hem die nacht echt niet wakker.
 
Pap zou trots op me zijn: ik ben pas net in Europa en ik heb al een vriend. Het is
wit haar nummer 1, ik herkende hem onmiddellijk. Nick heet hij, en hij heeft me
zijn schoenen gegeven. Hij was bijna verdronken, nummer 2 heeft hem nog net
kunnen redden.

Een bus heeft ons gisteravond hier gebracht. De chauffeur droeg een masker – ik
dacht dat hij niet herkend wilde worden, maar ze zeggen dat hij bang was voor
ziektes. Ik heb water gekregen en brood, plus een slaapplaats en een deken.
Mijn moeder is er niet. Naar het schijnt hebben ze haar naar het ziekenhuis
gebracht. In Europa gaat iedereen een paar keer per jaar naar het ziekenhuis, dat
is hier normaal.
Slapen lukte niet vannacht, dus ik ben buiten bij het vuur gaan zitten. Pas
na een tijdje had ik door dat we op de bodem van een leeg zwembad zaten. Raar,
een kamp met een droog zwembad.
Ik heb de hele nacht naar het vuur zitten kijken, ik kon gewoon niet anders.
uis werd pap gek als iemand ’s nachts licht maakte. ‘Wil je ons allemaal de
dood injagen?’ riep hij dan. Een lichtje kon een wapen zijn en wie een wapen
had, moest uitgeschakeld worden.
Ze zeggen dat ik een ticket voor de ferry naar Athene krijg als ik me hier
ergens laat registreren. Nog een boottocht? Daar heb ik echt geen zin in. Maar ik
heb ook geen zin om in dit stinkkamp te blijven waar iedereen roept en
ruziemaakt. Ik kan geen kampen meer zien.
Vanmorgen vroeg ik me af wat papa zou doen. Volgens mij: goed nadenken.
Daar had ik ook geen zin in, ik wilde eigenlijk huilen. Maar dát had hij zeker
niet gewild. Ik hoorde het hem zeggen: ‘Hou je tranen in, Zaïd, je hebt ze nodig
voor later.’ Of is dit ‘later’? Vast niet, want hij zegt ook altijd dat we in Europa
niet meer bang hoeven te zijn voor terroristen, dus dit kan niet de plek zijn waar
ik mijn tranen nodig heb. Iets anders dus.
Hij zegt ook altijd dat het antwoord dat je zoekt meestal vlak voor je neus
ligt, je hoeft alleen maar goed te kijken…
Het enige wat ik op dat moment zag, waren mijn nieuwe schoenen. Met
schoenen kun je lopen, dus dat heb ik dan maar gedaan, terug de berg op waar we
gisteren met de bus overheen reden. Daar zit ik nu naar de zee te kijken. Of
beter: naar de overkant. Mama weet zeker dat we ooit terug naar huis gaan.
Terug naar school, terug naar mijn oude vrienden.
Gebrom, er komt een motor aan.
Je onzichtbaar maken is hier makkelijker dan thuis, ik ben er goed in. Verstop
je, je weet maar nooit, dat was in onze familie de gouden regel. Zien zonder dat
ze jou zien.
Het zijn twee jongens, ze suizen bergaf naar het kamp. Mooie scooter hebben
ze. Die aan het stuur ken ik niet. Maar achterop zit mijn vriend Nick. Hij
draagt splinternieuwe schoenen, ze zijn nog witter dan zijn haar.
13

‘Ik dacht dat je zei: een hotel?’


‘Een oud hotel, zei ik. Daarmee bedoelde ik: een gebouw dat ooit een
hotel was maar nu niet meer.’
‘Wanneer was dat? In de middeleeuwen?’
Zonder de letters H.TEL op het dak kon Nick zich onmogelijk
voorstellen dat hier ooit toeristen gelogeerd hadden. Dit was het
tegenovergestelde van Hotel Atlantis. De verf was afgebladderd, hier en
daar ontbraken zelfs stukken uit de muren. Achter het prikkeldraad in de
verwilderde tuin stonden tenten tussen het onkruid. Tenten zoals op een
camping, maar ook lappen plastic met touw en stokken. Honderden
mensen en kinderen liepen heen en weer of sloten om de een of andere
reden aan in een rij.
‘Het stond al jaren leeg en toen kwam iemand ineens op het idee om de
vluchtelingen hiernaartoe te brengen. Anders hangen ze de hele dag in de
stad rond, en dat is slecht voor het toerisme.’
‘Waarom?’
‘Waarom? Wat vind jij leuker: een ijsje eten in een strak aangelegd
parkje of tussen de plastic tentjes en het afval? Jouw ouders hebben toch
geen peperdure vakantie betaald om dit te zien?’ Len wees naar een vrouw
die haar rok optilde en naast een boom hurkte.
Nick probeerde er niet naar te kijken. Een mengeling van damp, zweet
en rook drong zijn neus binnen. ‘Maar zij hebben toch ook betaald? Mijn
vader zegt dat het duizenden euro’s kost om naar Europa te vluchten.’
Hadden ze Zaïd hier ook heen gebracht? Nick speurde naar een geel
T-shirt, maar zijn blik dwaalde telkens opnieuw af naar de gezichten.
Vooral de bellers zagen er opgewonden uit. Een man met wijd
opengesperde ogen bleef maar opgelucht in zijn smartphone brullen en
heftig knikken. Nick begreep er geen woord van.
‘Waarom staan ze allemaal te bellen?’
‘Om hun familie te melden dat alles oké is, dat ze het gehaald hebben.’
‘Dat alles oké is? Is dat een grap?’
Niets was hier oké. Het oude hotel was een ramp, het was te druk, te
vies en het lawaai was niet te harden.
‘Alles oké betekent: we leven nog, we zijn niet verdronken.’
Tja.
Er waren ook bellers die zwegen of huilden, zag hij nu. Bestelwagens,
politieauto’s en ambulances reden af en aan.
‘Wat doen we hier eigenlijk? Hoelang wilde je nog blijven?’ Len begon
er duidelijk genoeg van te krijgen.
‘Nog even. Ga anders maar, ik keer wel te voet terug, zo ver is het niet.’
‘Zeker weten?’
‘Natuurlijk, het is misschien een halfuurtje lopen?’
Len aarzelde.
‘Echt, ga maar.’
‘Eh, ja, alleen, nog één ding, over Zoë, heb je nog…?’
‘Zoë?’ Nick keek Len dom aan. O natuurlijk, Zoë, de date!
Toen Nick de hoopvolle blik zag waarmee Len hem aankeek, werd hij
bijna boos. Wat een gezeur over dat stomme afspraakje met uitgerekend
zijn zus. Er waren toch genoeg meisjes in Atlantis?
‘Zoë, natuurlijk, ze kijkt er enorm naar uit, ze zei iets over de disco
vanavond. Om tien uur geloof ik, kan dat?’
Len balde zijn vuisten. ‘Yes!’ riep hij. Nick kreeg nog een inke
schouderklop en weg was hij.

Het was om te stikken zo heet. Er werd water uitgedeeld, maar er was


duidelijk niet genoeg voor iedereen, er werd gevochten om een es te
bemachtigen.
Nick vervloekte zichzelf, hij had vanmorgen aan het ontbijt zo veel
kunnen drinken als hij wilde, maar: stomweg vergeten. Hij wist wel dat dit
water niet voor hem was, maar met één slok was hij al heel blij geweest.
Een man laadde zakken met brood uit een kleine bestelwagen. Er
stonden ook emmertjes met fruit en groente.
Nick bleef ernaar staren. Heel langzaam begon hij te beseffen dat hij
dit voedsel kende. De zakken bevatten precies dezelfde soorten brood als in
Atlantis.
De man voelde dat iemand hem bekeek. Hij draaide zich om.
Ze keken elkaar recht in het gezicht.
Nick zwaaide, hij was blij verrast. De ander keek alleen maar. Betrapt.
Toen zwaaide hij terug, met een ikkering in zijn donkere ogen en een
grijns om zijn lippen.
Ober Peksnor.
14

Ober Peksnor lachte luid, nee, een Griek was hij niet.
Ze tuften met de kleine bestelwagen traag de berg op. Nick was blij met
de lift.
‘My name: Berzo. No Greek!’
Waar hij dan wel vandaan kwam, was onverstaanbaar. Nadat Nick twee
keer ‘Where?’ gevraagd had, gaven ze het op.
Op het hoogste punt van de beklimming zette Berzo de auto aan de
kant. Hij liet een foto van een vrouw en twee kinderen zien en wees naar
de overkant van de zee. ‘I wait.’
Wanneer ze kwamen, wist hij niet.
Ze zwegen. Hoewel de autoraampjes openstonden, was de hitte niet uit
te houden.
Net toen ze verder wilden rijden, fronste Berzo. Hij stapte uit en
verdween in het struikgewas. Zeker om te plassen, dacht Nick. Dat zou
hem zelf nooit lukken, hij had het gevoel dat zijn binnenkant helemaal
opgedroogd was. Straks zou hij meteen naar de beachbar lopen en
minstens drie bekers gratis cola naar binnen gieten.
In zijn verbeelding zag hij zichzelf al de hoofdrol spelen in een
reclamespot voor frisdrank. Hopelijk hadden zijn ouders niet ontdekt dat
hij ervandoor was, zij dachten dat hij met Zoë aan het strand zat.
In de achteruitkijkspiegel zag Nick Berzo weer verschijnen. Maar hij
was niet alleen. Er liep iemand naast hem…
Natuurlijk herkende Nick Zaïd onmiddellijk, maar hij geloofde het niet.
Hij durfde zich bijna niet om te draaien uit angst dat de jongen dan
verdwenen zou zijn. Waren zijn hersenen zo uitgedroogd dat hij
spookbeelden zag?
Toen hoorde hij stemmen, het was echt! Zijn hart maakte een
sprongetje, alsof een vriend onverwacht kwam logeren.
Zaïds verblufte gezicht paste precies bij dat gevoel.
Deze keer legde ook Nick zijn rechterhand op zijn hart. Hij deed het
zo deftig dat de andere twee het eerst allebei uitproestten, maar daarna
groetten ze elkaar alle drie tegelijk, ernstig als drie ontdekkingsreizigers die
elkaar per toeval ontmoetten in een verre wildernis.

Het waren vooral Berzo en Zaïd die praatten. Nick begreep niet waar ze
het over hadden, maar dat vond hij niet erg, hij was veel te blij dat hij Zaïd
teruggevonden had. In de schaduw van een boom dronken ze water uit een
es die Berzo uit de kofferbak gevist had. Nick verdeelde zijn laatste repen
kauwgom. Een echte picknick kon je het niet noemen, maar het uitzicht
maakte alles goed. Beneden voor hen lag Hotel Atlantis, strak en netjes,
fris en groen. Achter hen konden ze neerkijken op het oude hotel, maar
Zaïd deed dat liever niet. Berzo ook niet trouwens. Ze babbelden allebei in
de richting van het land aan de horizon, merkte Nick.
Dit was echt niet eerlijk. Straks zou hij lekker in het koele zwembad
duiken, terwijl Zaïd volgens hem niet eens ergens kon douchen. Kon hij
hem maar gewoon meenemen, niks zo leuk als een vakantievriend met wie
je de hele dag coole dingen kon doen. Het zou geweldig zijn, en Zaïd was
er duidelijk aan toe, dat zag hij zo. Maar hoe? De toegangspoort was
onverbiddelijk: kamernummer en voornaam intikken, één persoon tegelijk
naar binnen.
Ineens wist hij het: Berzo kon Zaïd het hotel binnensmokkelen met de
auto! Dan hoefde Nick hem alleen maar een zwemshort te lenen en ze
konden de rest van de dag doen alsof ze in Luilekkerland waren. Yes, dat
was het! De ingang van het parkeerterrein werd wel bewaakt door een van
de zwarte uniformen, maar Zaïd kon zich makkelijk verstoppen achter in
het bestelautootje. Als Berzo het goed vond, natuurlijk.
‘Berzo?’
De man luisterde geduldig naar Nicks idee. Ze spraken allebei een
beetje Engels, niet goed genoeg om elkaar volledig te begrijpen, maar Nick
trok hem mee naar de auto en deed zelfs de achterdeur open om de
verstopplek te laten zien die hij bedacht had.
De ober leek het plan te overwegen. Hij keek nadenkend naar het
toeristenparadijs waar hij zijn brood verdiende. Toen keek hij Nick droevig
aan, perste zijn lippen samen en schudde spijtig met zijn hoofd. Hij hield
zijn lege handen voor zich open. ‘No, is my job, sorry.’ Hij wees naar Nicks
armbandje.
Natuurlijk, iedere hotelgast moest het bandje altijd goed zichtbaar
dragen, zonder zo’n ding zou Zaïd heel snel door de mand vallen. En als
hij betrapt werd, zou Berzo zijn baan verliezen.
Zaïd keek de andere kant op, alsof hij niet naar het gesprek geluisterd
had.
Nick zag in de verte op het strand de zwarte uniformen patrouilleren.
Ze leken op kleine speelgoedsoldaatjes. Of nee, op vervelende bromvliegen
die telkens opnieuw neerstreken op de plek waarvan je ze had weggejaagd.
Hij haatte bromvliegen. De bewakers waren veel actiever dan toen Nick
het tasje met de gympen gevonden had. Toen zaten ze overdag nog in hun
container sport te kijken, maar nu bleven ze maar heen en weer benen, van
de ene kant van het hotelstrand naar de andere en terug. En terug. En
terug.
Nooit verder dan hun post, dacht Nick minachtend. Beseften ze
eigenlijk wel dat de wereld voorbij die hutten nog verderging? Er was nog
veel meer strand. Goed, daar lag wel wat rommel en er stonden geen
parasols, maar het water en het zand waren er precies hetzelfde.
Precies hetzelfde?
‘Ha!’ riep Nick – en toen wist hij het écht: deze keer had hij een
waterdicht plan bedacht waar niemand tegen kon zijn. Waarom zou Zaïd
niet gewoon samen met hem een dagje van het strand kunnen genieten?
Oké, niet van het bewaakte hotelstrand dan, maar van het echte strand wat
verderop? Beetje gamen, beetje zwemmen, beetje chillen…
Zonder dat zijn ouders ervan wisten natuurlijk, want vooral zijn vader
zou het vast niet goed vinden.
Met een paar woorden, vooral tomorrow, beach en there, probeerde hij
Berzo warm te maken voor zijn nieuwe plan. Deze keer luisterde Zaïd wel
geïnteresseerd mee. Hij snapte wat Nick bedoelde en hoewel hij geen beste
herinneringen had aan de zee, leek hij het toch een jn idee te vinden: een
echte vakantiedag zonder zorgen. Zo’n dag had hij al jaren niet meer
beleefd. Hij knikte verlegen.
Berzo haalde zijn schouders op alsof hij er weinig van verwachtte, maar
verder deed hij niet moeilijk. De jongens grijnsden.
15

‘Waar heb ik het in godsnaam aan verdiend om jou als broer te hebben?’
uisterde Zoë woedend.
Ze maakte Nick wakker met een keiharde por tussen zijn ribben. Wat
was dit? Hij snakte naar adem. Was ze gek geworden?
‘Laat me slapen!’ Hij draaide zich boos op zijn andere zij.
Ze rukte het laken weg. ‘Ik wil weten waarom je het gedaan hebt, nu!’
‘Ik heb niets gedaan, ga weg!’
‘Ik ga niet weg voor je zegt waarom. Anders gooi ik een beker water in
je bed!’
Ze deed alle lichten én de tv aan. Nick haatte haar. Ze zou niet zomaar
oprotten. Hoe laat was het eigenlijk? Hij ging geeuwend rechtop zitten.
Bijna middernacht al, zag hij. Hun ouders zaten zeker nog in de bar.
‘Waarom doe je zo hysterisch? Ging de minidisco niet door vanavond?’
‘Hier ga je zwaar voor boeten, mannetje, als je dat maar weet.’
‘Waarvoor dan? Je verwart me vast met iemand anders.’
‘Nee, creep, op jouw niveau vind je niemand anders meer. En dat is niet
als compliment bedoeld.’
‘Nee?’
‘Ik wil uitleg!’
Hij begon nu ook echt kwaad te worden. ‘Mens, doe normaal, uitleg
over wat?’
Met wijd opengesperde ogen kwam ze zo dichtbij dat hun neuzen
elkaar bijna raakten. Ze spuwde de naam in zijn gezicht. ‘Len. L-E-N. Die
akelige griezel van de computerspelletjes. De freak die jij hebt laten
geloven dat hij vanavond een afspraakje met mij had. Die mislukte vampier
die de hele avond aan mijn kop is blijven zeuren, waardoor Athos er op het
laatst zo genoeg van kreeg dat hij boos is weggelopen. Die Len!’
‘Athos?’ Nick moest bijna lachen, hij kon zich nog net inhouden. Wie
heette er nu Athos?
‘Athos ja, van het animatieteam, de duikleraar. In alles het
tegenovergestelde van jou en je loservriendje. De knappe, gebruinde,
gespierde…’
‘O wacht – geblondeerde? Ja, ik ken hem!’
‘Hij zou me meenemen naar een beachparty, maar jij hebt het verpest,
sukkel!’
Oei, die knik in haar stem betekende dat er tranen aankwamen, hij
moest haar opbeuren voor mam en pap thuiskwamen en vervelende vragen
zouden stellen.
‘Ehm, Athos weet vast nog wel een andere beachparty, denk ik, dat
komt wel goed joh.’
Als troost werkte het niet echt: Zoë liep snikkend naar de badkamer,
knalde de deur achter zich dicht en ging op het toilet zitten snotteren.
Nick begon zich zorgen te maken. Zelfs toen de kamer weer donker en
stil was, kon hij niet slapen. Hij bleef woelen en draaien. Had Len echt de
hele avond aan haar kop gezeurd? Snapte hij dan niet dat Zoë gewoon zijn
saaie games hatende zus was?
Blijkbaar niet…
Zoë zou uiteindelijk wel weer bijdraaien, maar als Len het mislukte
afspraakje zo belangrijk vond, dan kon dat weleens nare gevolgen hebben.
Woensdagavond was namelijk het gametoernooi. Overmorgen. Wat als
Len hem zou saboteren?
Hij voelde voor de zoveelste keer aan het Premiumlabel aan zijn pols.
Een paar kinderen hadden er al jaloers naar geloerd. Hij had nog bijna
niemand gezien met zo’n label, alleen een paar grotere jongens. Nee, Nick
wilde zijn kansen openhouden, tegen elke prijs. Hij moest naar Len toe
gaan en zeggen dat hij er spijt van had, niks aan te doen.
Wat een gedoe.
Hopelijk ging Zoë volgend jaar echt niet meer mee op vakantie.
 
De kustwacht heeft het druk vannacht. Ik zie ze al urenlang patrouilleren.
Volgens mij hebben ze al een stuk of drie vluchtbootjes opgepikt. Niet moeilijk, ze
hebben heel sterke schijnwerpers.
In Hotel Atlantis merken ze er niets van, daar is alles rustig. Het hele
domein is verlicht als een sprookjeskasteel. Het lijkt alsof iedere palmboom een
eigen spotlichtje heeft.
Het mooiste is het zwembad. Fluoblauw. Doet me denken aan het aquarium
dat we thuis hadden. Vroeger. Pap kon er de hele avond naar kijken, alsof het
televisie was. Hij werd er helemaal rustig van. Daarna niet meer, in de oorlog
werd hij er juist heel zenuwachtig van. Lichtjes in huis werden verboden, zelfs
het aquarium was te gevaarlijk. En pap bleef bang, ook nadat het aquarium
allang weg was.
Wat zou er eigenlijk met de visjes gebeurd zijn?
Ikzelf heb het trouwens vooral met vliegtuigen. Nou, dan moet je
uitgerekend op Argos belanden. De hele dag scheren ze hier vlak boven je hoofd,
ik word er gek van. Ik weet wel dat deze geen bommen gooien, maar toch zou ik
me iedere keer het liefst verstoppen. Ogen en oren potdicht tot het voorbij is.
Toen mijn school nog open was, moesten we telkens met zijn allen de kelders
induiken wanneer de vliegtuigen kwamen. Op het laatst zaten we vaker onder
de grond dan in de klas, dus toen hebben ze de school maar gesloten.
De angst en de onrust gaan wel over, zegt mama. Zodra we veilig zijn.
Maar nu zijn we veilig en ze is er nog steeds. De onrust bedoel ik, niet mama.
Haar hebben ze naar een ziekenhuis in Athene gebracht. Dat betekent dat ik
haar achterna moet. De andere kant op.
‘Niet meer achteromkijken, gewoon gaan!’ zei Berzo vanmorgen.
En hijzelf dan? Hij wacht toch ook op zijn familie die misschien nog komt?
Wij hoefden niet meer te wachten volgens mama. Al is papa’s lichaam nooit
gevonden, ze is er zeker van dat hij dood is.
Als ik ga, dan heeft ze gelijk. Dan komt hij niet meer.
Maar morgen kan ik sowieso niet, afspraak met Nick en Berzo. Misschien
overmorgen. Berzo heeft beloofd iets lekkers mee te brengen uit het hotel. Stiekem,
want de obers mogen eigenlijk geen etensresten meenemen. Ik eet al dagen wilde
vijgen en ze komen me de strot uit.
We zien wel, morgen. Straks eigenlijk. Het is vast al na middernacht.
Jammer dat je de lichtjes van de overkant niet ziet. Ik weet dat ze er zijn, in
ieder geval waren ze er de nacht toen ik daar was. Maar aan deze kant zijn ze
mooier.
Slaap lekker, papa.
16

Nick stond in een stille hoek van het ontbijtrestaurant en deed alsof hij
maar niet kon kiezen uit vijf soorten suikervrije jam. Hij had twee borden
bij zich, volgestapeld met broodjes, worst, kaas, gekookte eitjes, fruit en
noten. Toen hij zeker wist dat niemand keek, haalde hij twee plastic zakjes
tevoorschijn, vulde ze vlug met de etenswaren en stopte ze zorgvuldig in de
wijde zakken van zijn shorts. Zitten zou niet meer lukken besefte hij, dan
zou alles geplet worden. Jammer, want het ontbijt was zijn favoriete
maaltijd.
Mam wenkte hem. Met een verkrampt gezicht en een hand op zijn
buik maakte hij duidelijk dat hij niet aan tafel kon komen. Zou ze merken
dat hij een beetje raar moest lopen door het eten in zijn zakken?
Tot zijn grote schrik zag hij dat ze hem achterna wou komen.
Gelukkig, daar was Zoë om haar af te leiden. Die beloofde nu dat ze
vandaag goed op haar broer zou passen. Dat hadden ze afgesproken, een
leugentje om bestwil.
Nick strompelde de zaal uit als een ziek konijn, het hoofd naar
beneden. Maar zodra hij uit het zicht was, stormde hij de trap op naar de
kamer.
Broer en zus hadden ’s morgens hun ruzie bijgelegd en dat voelde goed.
In een paar woorden had hij verteld waarom hij Len iets op de mouw had
gespeld.
Zoë begreep het niet helemaal. Waarom deed hij zo veel inspanningen
voor die Zaïd, iemand die hij niet kende?
Daar had Nick nog niet goed over nagedacht. ‘Omdat hij… ik dacht
altijd dat vluchtelingen er heel anders uitzien, maar eigenlijk…’
‘Hoe dacht je dan dat ze eruit zouden zien?’
‘Raar of zo, weet ik niet. Eng misschien.’
‘Maar?’
‘Hij ziet eruit zoals mijn vrienden. Hij draagt zelfs een Brazilië-shirt.’
Hoewel Zoë eigenlijk vond dat Nick zich niet met de problemen van
anderen moest bemoeien, kon hij zien dat ze toch ook een beetje trots op
hem was. Wel had ze geëist dat hij het onmiddellijk goedmaakte met Len,
maar die bleek onvindbaar. Uiteindelijk had Nick met Zoës telefoon een
bericht gestuurd waarin hij kort vertelde hoe het zat en met zijn
welgemeende excuses. Len had daarop niet geantwoord, dus ging Nick
ervan uit dat alles oké was.
Hij had het trouwens veel te druk met andere zaken. Was alles er? Hij
checkte de rugzak. Water, tablet, zwembroek. Wat had je nog meer nodig
op het strand? O ja, een handdoek natuurlijk. Hij haalde een helderwitte
uit de badkamer, plus een paar mini esjes shampoo. De ritssluiting barstte
zowat, maar het lukte.
Nog één keer liep hij terug naar de kamer: het boekje met de foto
moest ook mee, al wist hij niet goed waarom.

Even later sloop Nick Hotel Atlantis uit, op weg naar de bushalte waar
Berzo en hij gisteren ‘Here!’ en ‘Tomorrow!’ geroepen hadden.
Toch jn dat die ouwe Peksnor wilde meewerken.
Nou ja, zo moeilijk was het nu ook weer niet. Op de terugweg van het
oude hotel moest hij alleen Zaïd even oppikken. En dan Nick laten
instappen bij de bushalte. Daarna hen samen naar het strand verderop
brengen. En ’s avonds alles nog eens overdoen in de omgekeerde richting.
Hm, oké, alles bij elkaar toch wel wat gedoe, vooral omdat Berzo een
erg drukke baan had.
Bij het bushokje stonden gelukkig geen hotelgasten. Nick had geen zin
om herkend te worden.
Wat zou er eigenlijk gebeuren als hij betrapt werd? Zijn vader
vertrouwde geen vluchtelingen, hij zou vast zeggen dat Zaïd een terrorist
was of een klaploper ‘die alleen maar van onze rijkdom wil pro teren.’ En
mam? Haar eigen vader was een vluchteling geweest… Wat dacht zij?
Nick kende de verhalen uit zijn hoofd, er waren zelfs foto’s van opa als
baby in een koude schuur ergens in Frankrijk, omringd door volwassenen
die angstig in de lens blikten. De oorlog had hen uit hun huizen gejaagd,
net zoals een andere oorlog op een andere plaats nu met Zaïd had gedaan.
Nee, mam snapte vast wel dat hij alleen maar wilde helpen. Alleen niet dat
hij het stiekem deed.
Hij zou haar alles wel vertellen. Later.

Het stukje strand lag in een kleine inham die Nick vanaf de berg gezien
had. Om er te komen moesten ze over een hoop scherpe rotsblokken
klauteren en hoewel ze goed uitkeken, gleed hij twee keer weg. Hij voelde
de voedselvoorraad in zijn zakken verkruimelen.
Toen ze eindelijk op het zand zaten, spreidde hij een beetje beschaamd
het rommelige eten uit op de handdoek, maar Zaïd keek ernaar alsof het
een feestmaal was. Hij at alles door elkaar: fruit, ei, hagelslag, brood, het
maakte niet uit.
Nick hield het bij een stuk appel terwijl hij ongeduldig zijn tablet
opstartte. Hemelsbreed zaten ze vlak bij Hotel Atlantis, dus heel misschien
hadden ze geluk en was er…
‘Yes! Wi !’ brulde hij.
Zaïd stak zijn duim op, de laatste stukken brood weg kauwend. Met een
vragende blik stak hij zijn hand uit naar de tablet.
Nick was razend benieuwd welke games Zaïd wilde spelen, maar die
had andere plannen. Hij begon driftig te tikken, legde een vinger op zijn
lippen, zette het geluid op zijn hardst en hield het apparaat omhoog. Toen
gaf hij nog één tikje. Nick wachtte af. Wat gebeurde er?
‘Wilt u zwemmen?’ vroeg een metalen vrouwenstem. En daarna nog
eens, veel trager: ‘Wìììlt uuu zwèèèmmun?’
Een vertaalapp!
Zaïd begon het vertaalvrouwtje te imiteren. ‘Wielt oe zwèèèn, Nick?’
Ze lagen dubbel, dit was pas cool!
Het volgende halfuur voerden ze een gesprek via de tablet. Vragen en
antwoorden vlogen door de lucht. Ze probeerden de woorden te herhalen
in elkaars taal, wat waanzinnig grappig was.
Nick liet ook foto’s zien van zijn ouders en zijn zus en een lmpje van
zijn optreden bij de schoolmusical.
Zaïd toetste iets in en liet het zien. Mooi, stond er.
Nick zette het geluid zacht en liet zich het antwoord in uisteren voor
hij het zelf uitsprak: ‘Sjekeraa! Dank je!’ Hij legde zijn hand op zijn hart.
Daarna werd het stil. Ze staarden naar de zee en deelden een esje
water.
‘Hoe kom je hier?’ vroeg Nick.
Zaïd vertelde dat zijn dorp kapotgeschoten was, waarna hij samen met
zijn moeder moest vluchten. Ze waren al weken onderweg.
‘En je vader?’
Zaïd las het, maar hij reageerde niet onmiddellijk. Daarna haalde hij
zijn schouders op en liet de beginzin nog eens horen. ‘Wìììlt uuu
zwèèèmmun?’

Shampoo gebruiken in de zee was niet erg handig, maar toch was Zaïd best
tevreden. Hij waste er zelfs zijn kleren mee en liet ze drogen op het zand.
Toen hij zelf ook ging liggen, viel hij binnen een minuut in een diepe slaap.
Nick stuurde een berichtje naar Zoë. Alles oké?
Het antwoord kwam snel. Niet echt raar, want zijn zus liet haar
smartphone nooit alleen.
Jep, ze zitten in de bar.
Hij ontspande.
Over twee uur pikte Berzo hen weer op. Zelf ging hij natuurlijk terug
naar het hotel, maar Zaïd? In het kamp had hij geen zin meer, dat was
duidelijk, maar moest hij dan weer de nacht doorbrengen onder een boom
op de berg? Nee, Nick had een beter idee, véél beter vond hij zelf. Hij ging
onmiddellijk aan de slag.

Toen Zaïd wakker werd, keek hij verbaasd rond. Hij lag in een mini-
openluchtkamer. Nick zwoegde zwetend als een paard met een zware
houten paal. Van een groot stuk aangespoeld plastic had hij een soort
strandtent in elkaar geknutseld, waarin oude zwemvesten een matras
vormden en de badhanddoek een deken.
De batterij van de tablet was bijna leeg. Blijf hier vannacht, schreef
Nick, en: Kom morgenvroeg naar de bushalte.
De slaapplaats zag er geweldig uit, dus met dat deel van het plan was
Zaïd het onmiddellijk eens. Maar de bushalte? Waarom?
Nick keek zijn vriend aan. Hij had voor morgen iets veel beters bedacht
dan dit. Echt lekker eten, en frisdrank, en zwemmen in zoet water met een
warme douche na. Uitrusten in een ligstoel in plaats van op de grond. En
natuurlijk: onbeperkt gamen in de Yoda.
We ruilen.
Zaïd begreep het niet.
Nick hield zijn vingertoppen bij elkaar, strekte zijn hand en schoof
zonder veel moeite het gele hotelarmbandje van zijn pols. Daarna deed hij
het bij Zaïd om. De handen van zijn vriend waren een stuk smaller.
Nu?
Morgen.
Hoelang?
Een dag.
Zaïd haalde zijn schouders op. Hij bekeek zijn gekreukte kleren en
vieze schoenen en net toen hij van alles begon in te toetsen op de
vertaalapp, gaf de batterij van de tablet het op. Het ding deed niets meer.
Nick moest ervandoor. Hij keek Zaïd vragend aan. Die haalde zijn
schouders opnieuw op.
Hij vindt het een slecht plan, besefte Nick ontgoocheld. Tja, misschien
was het dat ook wel. Hij zou wel zien. Morgen ging hij sowieso naar de
bushalte. Als Zaïd niet kwam opdagen, dan ging Nick gewoon weer
hiernaartoe en deden ze vandaag nog eens over, ook leuk.
Hij ging.
Zaïd bleef.
 
Een avond duurt heel lang. Ik denk de hele tijd aan mijn vrienden uit het dorp,
aan pa en aan mama in het ziekenhuis in Athene. Hoe kan dat nu, mijn moeder
die in een ziekenhuis in Athene ligt? Een paar jaar geleden zouden we dat nooit
geloofd hebben, dan hadden ze net zo goed kunnen zeggen dat ze op de maan zat.
Toch is het waar.
En pa? Hoe kon ik nu aan Nick uitleggen wat er met papa gebeurd is? Ik
weet het zelf niet eens. Mama weet het wel, denk ik, maar ze vertelt het niet om
me te beschermen tegen het verdriet. Werkt niet. Toen ze hem kwamen halen, lag
ik al lang wakker in bed, alsof ik wist dat er die nacht iets ging gebeuren. Door
een kier heb ik alles gezien en gehoord. De gemaskerde mannen die niet
luisterden naar zijn angstig smeken. Het snikken van mama, die een klap kreeg
omdat ze hem nog iets te eten wilde meegeven. En het allerergste: de
vrachtwagen met de ijzeren kooi waar ze papa in stopten.
De vader van Nayla hadden ze ook gevangen, en nog andere mannen die ik
niet goed kon zien. Er waren volgens mij zelfs jongens bij.
Sinds die nacht kan ik niet goed meer slapen. Elke droom begint met die
ijzeren kooi. Soms is hij leeg, soms zit ik er zelf in of zijn het monsterlijke
wezens die aan de tralies rukken en mijn naam schreeuwen.
Pap weet niet eens dat ik alles gezien heb.
En Nayla geloofde me niet. Ze was boos en zei dat ik die kooi alleen maar
gedroomd had en dat haar vader zeker zou terugkomen.

Nick heeft zijn tablet meegenomen om hem weer op te laden, maar de rugzak
staat hier nog. Een aansteker zit er jammer genoeg niet in, anders kon ik een
vuurtje maken. Maar wel een dagboekje in het Arabisch. Ik heb het helemaal
uitgelezen. Het is van een jongen die ook gevlucht is, maar dan wel samen met
zijn hele familie. Tot aan de boot, in ieder geval. Of ze de overtocht overleefd
hebben weet ik niet. Er moet iets gebeurd zijn waardoor ze het boekje verloren.
De jongen heeft een lijstje gemaakt van ja-landen en nee-landen in Europa.
Er zijn veel meer nee-landen dan ja-landen. Dat lijstje moet ik bij me houden,
hoewel ik al precies weet waar ik heen wil. Naar het ja-land waar we ooit op
vakantie geweest zijn toen ik klein was. Pap had de bestemming gekozen, dus
dat land moet wel het allerbeste ja-land zijn.
We logeerden toen ook in een hotel. Niet zo mooi als Hotel Atlantis, maar wel
met een heel leuk zwembad. Er bestaat een foto van papa en mij voor dat hotel,
hij apetrots en ik vrolijk lachend.

Het is bijna donker. Het geluid van de golven maakt me moe. Vannacht wil ik
geen boten zien, ik wil alleen maar de handdoek over mijn hoofd trekken en doen
alsof het vroeger is.

Misschien is Nicks ruilidee toch niet zo slecht. Alles is beter dan dit.
17

Op de terugweg van het oude hotel stopte Berzo op de top van de berg.
Zoals elke morgen. Hij stapte uit en liep naar het punt vanwaar hij de drie
belangrijkste plaatsen kon zien: het kamp, Hotel Atlantis en de overkant.
De zee lag onschuldig te glinsteren in de ochtendzon. Iedere dag leek het
een graadje warmer op het eiland, het zweet stroomde nu al over zijn rug.
Berzo maakte zich zorgen, er hing iets in de lucht. Hij was geen
waarzegger of toekomstvoorspeller, maar toch voelde hij dreiging.
Misschien komt er onweer, dacht hij. Van dalende luchtdruk werd hij altijd
nerveus en slechtgezind. Of was hij bang? Maar waarvoor dan?
Hij had al wéken niets meer gehoord van zijn familie. Stel dat het
klopte van dat onweer en dat ze uitgerekend vandaag wilden oversteken,
dan…
Zijn vrouw zou toch niet vergeten om zwemvesten te kopen voor
onderweg? De goeie soort? Want aan zo’n nepding hadden ze niets bij een
schipbreuk, dan waren ze reddeloos verloren. En water! Ze zou er toch
zeker wel aan denken om een paar essen…
Hij zuchtte diep. Wat voor zin had het dat hij zich liep op te vreten van
de zenuwen? Dat veranderde niets aan de situatie, die nu eenmaal…
Wat was dat?
Beneden slenterde een bekende kleurencombinatie langs de straat.
Geel en blauw. Daar had je hem weer. Hij had al duizenden kinderen zien
komen en gaan op Argos, maar die Zaïd was anders, koppig zoals zijn
eigen zoon. Die jongen bleef hier maar wanhopig rondhangen, tevergeefs
wachtend op zijn vader.
Slecht idee. Hij moest doorgaan, vertrekken en ergens anders een
nieuw leven beginnen, ver weg van die afschuwelijke dodenzee en van de
oorlogsstank die je tot hier kon ruiken.
Berzo sprong achter het stuur. Het werd tijd om Zaïd de waarheid
onder de neus te duwen, desnoods op de harde manier.
Nick schrok van het luide getoeter vlak achter zich. Hij was ook verbaasd,
maar Berzo keek pas echt alsof hij een spook zag. De ober ratelde van alles
in het Arabisch tegen hem.
‘Sjekeraa,’ zei Nick lachend, zijn zonnehoed optillend.
Berzo tikte op het voetbalshirt en schudde verbijsterd zijn hoofd.
Nick deed met zijn handen een draaipoortje na en liet zijn lege pols
zien. Hij wees naar Hotel Atlantis. ‘Zaïd!’ zei hij.
De man had het niet meer, hij begon te schreeuwen. ‘Zaïd? Zaïd in
hotel?!’
Nick kreeg de slappe lach, waarom reageerde Berzo zo? Hij had hem
graag verteld hoe blij hij was toen Zaïd ’s morgens toch bij de bushalte was
verschenen. Dat ze in een bosje kleren en schoenen geruild hadden en dat
hij zijn vriend een brie e had meegegeven met de toegangscode, 307Nick.
Ook wilde hij een lift naar het strandje vragen, want het was verder lopen
dan hij dacht en Zaïds gympen zaten net iets te strak. Maar dat bleek
overbodig: Berzo stuurde hem zelf al de auto in.
Toen ze bij de puntige rotsen stopten, schrok de man opnieuw, hij had
ineens iets bedacht. Met veel handgebaren en onbegrijpelijke woorden
vroeg hij of Zaïd nu echt in Hotel Atlantis rondliep met Nick zijn kleren
aan. Dat was tenminste wat Nick ervan kon maken.
‘Ja, klopt!’ antwoordde hij vrolijk, en hij stak zijn duim in de lucht. Wat
dacht Berzo dan, dat hij zijn vriend in zijn blootje op pad gestuurd had?
Hij stapte uit en eenmaal bij de rotsen keek hij nog één keer om. De
auto stond er nog steeds, Berzo zat achter het stuur met zijn gezicht in zijn
handen.
Nick snapte niet wat zijn probleem was.

Berzo zag Nick naar het strandje verdwijnen. Die twee idioten beseffen
niet wat ze doen, dacht hij. Hij had dringend een actieplan nodig. Als het
tenminste al niet te laat was.
 
Ik was doodnerveus vanmorgen. De eerste poging mislukte, was het wel de juiste
code? De bewaker loerde al wantrouwig naar me vanuit zijn wachthokje, maar
net toen hij wilde opstaan, schoof het poortje open. Binnen!
Eerst liep ik rond als een bange kip, maar dat viel te veel op. Dus probeerde
ik te doen zoals de andere kinderen. Ik schoof mee aan bij de pannenkoeken –
waar ik me heel erg moest bedwingen, want het liefst had ik iedereen
opzijgeduwd en een hele stapel tegelijk in mijn mond gepropt. Hetzelfde bij de
bar: daar verraadde ik mezelf bijna door twee grote bekers cola achter elkaar naar
binnen te gieten. De barman fronste wel zijn wenkbrauwen, maar toen ik mijn
polsbandje liet zien, was alles in orde.
Dit hotel is een paradijs, ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik wist zelfs niet dat
het bestond, behalve misschien als paleis voor een koning of zo.
Het duurde even voordat ik niet meer bang was om betrapt te worden, ik zie
er natuurlijk anders uit met mijn bruine huid en donkere haar. Hier is iedereen
blond. Gelukkig heb ik in de toiletten een pet gevonden, nu zie je mijn haarkleur
niet meer. Veel beter.
Straks ga ik zwemmen. Daarna met een verse cola opdrogen op zo’n heerlijke
ligstoel. Dan weer zwemmen. En zo door.
Als dit geen superzalige dag wordt, dan weet ik het niet meer.
18

Nick hield het niet meer uit. Op het strand had hij meteen twee
onaangename verrassingen ontdekt: ten eerste was hij vergeten om water
mee te nemen en ten tweede deed de wi het vandaag niet. Geen wi en
geen water, terwijl Zaïd ondertussen zeker lekker aan het genieten was.
Natuurlijk was hij blij dat zijn vriend eindelijk een echte vakantiedag had,
dat verdiende hij wel na alles wat hij had meegemaakt, maar ze zouden
toch gewoon allebei in Atlantis moeten zijn? Samen meedoen aan het
gametoernooi vanavond, dat zou het allercoolste zijn.
Hij was boven op een rots gaan zitten. Er gebeurde van alles in de
verte, boten voeren af en aan, maar wat er precies aan de hand was, zag hij
niet. En het kon hem ook weinig schelen.
Hij had dorst. Het zou nog uren duren voordat hij een frisse beker cola
kreeg. Hoe moest hij dat volhouden? Terwijl hij op dit moment hier vlakbij
zo veel mocht drinken als hij wilde. Hoe ongelofelijk belachelijk was dat?
Hij moest het hoofd koel houden en nadenken. Hij dompelde de
handdoek in zee en wikkelde hem rond zijn hoofd, als een hersenkompres.
Het werkte. Heel erg langzaam begon er iets tot hem door te dringen. O
nee. Hij kon zichzelf wel slaan. Wat debiel! Twee idioten waren ze, niet
normaal. Als hij gewoon bij de receptie een nieuw bandje haalde,
zogenaamd omdat hij het zijne verloren had, dan was toch alles opgelost?
Ja! Wat deed hij hier nog?
Hij gooide de handdoek in het zand, grabbelde zijn gympen, hoed en
tablet bij elkaar en dartelde weg tussen de rotsspleten, dolgelukkig.

Op weg naar het hotel buitelden de goede ideeën in zijn hoofd over elkaar
heen. Het was zo simpel allemaal, hij begreep niet waarom hij dit niet
eerder bedacht had: hij zou Zaïd straks aan zijn ouders voorstellen! Pap zou
begrijpen dat de jongen zelf voor terroristen had moeten vluchten, mam
zou Zaïd onmiddellijk een dikke knuffel geven en zelfs Zoë zou zijn vriend
oké vinden. Het enige wat ze moesten doen was een extra bed regelen op
de kamer, en een extra vliegtuigticket kopen voor de terugvlucht! Zaïd had
natuurlijk verder geen paspoort of zo, maar hier was toch ook helemaal
geen controle? En dat de vakantierekening dan wat duurder werd, daar
moest papa niet over zeuren. Dat betaalde hij wel van zijn spaargeld.

Daar was de oprijlaan, eindelijk. Nick voelde zich alsof hij thuiskwam van
school: gehaast en vastbesloten om de rest van de dag alleen nog maar
leuke dingen te doen.
 
Na vijf keer opdrogen heb ik mijn kleren aangetrokken om de rest van het hotel te
verkennen. Hoe vaak ik hier al naar het toilet ben gegaan weet ik niet, ze zijn
zo ongelofelijk schoon en rustig, dat had ik al heel lang niet meer meegemaakt.
De liften zijn ook geweldig, je kunt erdoorheen kijken waardoor het lijkt alsof je
in een ruimtecapsule op en neer gaat. Op de bovenste verdieping zie je vanuit de
liftcabine zelfs de zee en de overkant.
Iedereen is ook ontzettend vriendelijk, vooral het personeel dan. Ze blijven
maar glimlachen naar je, ook al kennen ze je niet. Misschien is dat normaal in
Europa.
Er was alleen één ober die helemaal niet naar me lachte, en dat was nog wel
de enige persoon in het hotel die ik ken: Berzo.
Ik was naar hem op zoek om hem te laten schrikken, als grap, toen ik de
zoveelste bar binnenliep. In het midden stond een grote zwarte glanzende piano
die me aantrok als een magneet. Vroeger heb ik pianolessen gehad, dus ik wilde
even testen of het nog lukte. Volgens mij ging het goed, want toen ik het enige
liedje dat ik nog kende een paar keer achter elkaar gespeeld had, begon een man
heel luid te applaudisseren. Die man had een bekend gezicht, net als de vrouw
naast hem. Het waren Nicks ouders! Hij had me foto’s laten zien op zijn tablet,
en die andere twee waren dan natuurlijk hun vrienden.
Toen gebeurde er ineens van alles tegelijk. De moeder van Nick stopte heel
plotseling met klappen en ze kneep haar ogen samen om me extra grondig te
bekijken. Ik kreeg er een raar gevoel van, ze kende me toch niet? Waarom bekeek
ze me dan zo?
Precies op dat moment kwam Berzo de bar binnen, hij had een dienblad vol
drankjes en schaaltjes met chips in zijn handen. Zodra hij me zag, verdween de
glimlach van zijn gezicht. Hij siste iets, maar ik verstond het niet. En toen hij
Nicks ouders zag, begon hij pas echt te ippen.
De vrouw stond net op om me nog beter te zien en het was alsof Berzo er
alles aan wilde doen om haar te dwarsbomen. Hij deed het expres, ik weet het
zeker: hij struikelde over zijn eigen voeten, de drankjes en de chips vlogen door de
lucht en regenden neer op de vier mensen die opsprongen en begonnen te gillen.
De mannen waren woedend, ze kafferden Berzo uit alsof hij een aanslag op hen
had gepleegd. Die kroop intussen op handen en voeten over het tapijt, riep ‘Sorry,
sir, sorry!’ en van alles in het Arabisch dat zij niet verstonden maar ik wel.
‘Idioot, iedere moeder herkent toch de kleren van haar eigen kind! Maak dat je
wegkomt als het al niet te laat is, waar zijn jullie mee bezig! Sorry, madam, let
me help you, wait!’
Berzo had natuurlijk gelijk, waarom hadden we daar niet aan gedacht? Wat
stom van ons, en wat slim van hem om hen af te leiden, ook al kreeg hij enorm op
zijn kop van Nicks vader.
Ik vluchtte weg uit de bar. Ik had een plek nodig waar geen volwassenen
kwamen, dus waar kon ik beter heen dan naar de gameroom?
Dus daar zit ik nu. Ik ben niet zo goed in games, maar de ruimte is zelf al
een attractie. Ik voel me als in een science ction lm. De hele dag al, eigenlijk. Al
die vrolijke gezinnetjes. Maar het wordt tijd om te vertrekken, dit was maar een
droom en nu is hij voorbij.
Straks is alles weer zoals het was.
19

Nick huppelde vrolijk als een veulen naar de toegangspoort van Hotel
Atlantis. Er was geen mens te zien. Geen wonder, het was veel te heet om
iets te doen, iedereen lag vast te puffen aan het zwembad. Behalve de
kinderen dan, hij hoorde in de verte het gespetter van de glijbanen.
Waar zou Zaïd nu zitten? Maakte niet uit, hij zou hem snel genoeg
vinden. Maar eerst iets drinken, hij was compleet uitgedroogd.
Hij tikte zijn code in en duwde tegen het poortje.
Dat werkte niet. Was het mechanisme stuk? Hopelijk niet, want hij
wilde nu echt wel naar binnen.
In het wachthokje zat niemand, typisch. Hij probeerde het nog eens,
ondertussen checkend of hij desnoods over het hek kon klimmen. Geen
kans, er zaten heel scherpe pinnen op.
307Nick, kom op, hij was toch niet gek geworden, waarom werkte het
niet?
De derde poging mislukte ook, maar deze keer ging er in het wachthok
een alarm af waardoor hij wist dat het mechanisme helemaal niet stuk was.
Het was een schelle pieptoon die tot bij de poort te horen was. Op het
schermpje knipperden rode letters aan en uit.
De angst sloeg recht bij Nick naar binnen, tot diep in zijn maag.
Het bericht stond er in verschillende talen, onderaan in het Nederlands.
toegang geweigerd
Hoe – hoe kon dit?
Hij begon tegen beter weten in op het scherm te tikken, maar dat
veranderde niets: hij mocht zijn eigen hotel niet meer in. Met een knalrood
hoofd stond hij in de brandende zon, nadenken lukte nauwelijks nog. De
zon brandde door zijn hoed heen. De letters dansten door elkaar. Het
vochtgebrek had hem uitgeput, hij sloot even zijn ogen en probeerde zijn
hartslag weer omlaag te krijgen door diep in en uit te ademen. Het lukte
maar half.
Het oordeel stond er nog steeds: toegang geweigerd.
En toen wist hij ineens waarom: natuurlijk, Zaïd had de code al
gebruikt! Je kon niet twee keer achter elkaar het hotel in komen. Het
elektronische systeem wist altijd precies wie er binnen was en wie niet.
Anders had de poort er net zo goed niet kunnen zijn, dan gaf je gewoon je
code door en iedereen kon erin. Precies zoals zij hadden gedacht, dus.
Hij kreunde. Wat nu? Een bericht sturen naar Zoë?
Het was zijn enige kans. Stel dat er nu een bewaker op kwam dagen,
dan zou die hem niet eens geloven. Een oververhitte zwerver met vieze
kleren aan die het alarm had geactiveerd en geen polsbandje droeg? No way
dat ze hem erin zouden laten.
Hij slenterde naar een palmboom. In het kleine strookje schaduw was
het nog altijd bloedheet, maar hij kon tenminste even zitten.
Zijn noodkreet zoefde weg naar Zoë.
Hij moest even rusten, hij had te veel energie verbruikt. Alles zou nu
wel in orde komen. Als het maar niet te lang meer duurde. Hij begon
donkere vlekken te zien.
Rustig blijven, sprak hij tegen zichzelf.
Hij liet zijn hoofd tegen de boomstam zakken en sloot opnieuw zijn
ogen.

Was hij ingedommeld? Het leek eerder alsof hij bewusteloos geweest was.
Gelukkig ging het iets beter, de vlekken voor zijn ogen waren weg.
Alleen waren zijn spieren wat stram en de vreselijke dorst bleef knagen.
Het wachthokje was opnieuw bemand, maar van Zoë geen spoor. Had
ze zijn bericht niet gelezen?
Net toen hij zijn tablet wilde pakken, was er kabaal op het
parkeerterrein achter hem. Geschreeuw zelfs.
Voor de tweede keer die middag schrok Nick zich de stuipen – die
stemmen!
Hij haastte zich naar de omheining.
Het volgende moment gingen de haartjes op zijn armen rechtop staan
van schrik. Hoewel het nog steeds loeiheet was, huiverde hij.
Het was Zaïd. Hij werd door twee zwarte uniformen over de
parkeerplaats gesleept. Betrapt dus.
Maar dat was nog niet eens het ergste. De mannen werden met schelle
stem gecommandeerd door een nijdige jonge man in sjofele jeans. Len!
Nick was zo verrast dat hij de naam hardop had geroepen. Len
reageerde onmiddellijk. Hij wees naar Nick en brulde iets waarop een van
de mannen Zaïd losliet en in actie kwam. Nick was geen enkele partij,
binnen een minuut had de man hem te pakken en lag hij samen met zijn
vriend in de laadruimte van een 4x4 met geblindeerde ruiten.
Len keek hem kwaadaardig lachend aan. ‘Zo, kleine etter, dacht je nu
echt dat je me te slim af was? Je vriendje hier kent niet eens het verschil
tussen Assassin’s Creed en GTA, maar loopt wel met een Premiumlabel
rond. Raar toch?’ Hij greep Nick bij zijn shirt. ‘Eerst dacht ik nog dat hij
het label gestolen had, maar toen hij in paniek opeens jouw naam noemde,
snapte ik meteen hoe het zat. Onze grote vluchtelingenvriend, haha! Dit
zal je leren om me voor aap te zetten bij je zus. Ik voelde me een
ontzettende loser toen bleek dat ze van niets wist, daar hou ik niet van. En
jij dacht zeker dat je met een sms’je alles had goedgemaakt, hè?’
Hij riep iets in het Grieks naar de security-agenten en liep weg. Daarna
kwam hij nog één keer terug en gooide iets naar binnen. ‘Oeps, je vergeet
iets. Vaarwel!’
Nick zag het scherm van zijn tablet in duizend stukjes uiteenspatten.
Zijn verjaardagscadeau, hij kon wel janken!
Len sloeg met zijn vlakke hand op het dak van de auto, als teken dat de
mannen konden vertrekken. De klodder speeksel die Zaïd woedend op
hem afvuurde, miste hem maar net. Maar dat leek de game-instructeur
totaal niet te deren, hij moest er alleen maar om lachen.
20

De mannen namen de bergpas veel roekelozer dan Berzo. In iedere bocht


werden de jongens ruw heen en weer geslingerd, zodat ze vol beurse
plekken en kotsmisselijk bij het oude hotel arriveerden.
Hardhandig werden ze het kamp in geloodst, waar het nog een stuk
chaotischer was dan anders. Hulpverleners en vluchtelingen botsten tegen
elkaar op. Iedereen schreeuwde, huilde of krijste. Een vrouw die esjes
mineraalwater naar binnen sleepte, werd haast verscheurd. Nick zag het
gebeuren, hij stond op het punt om te bezwijken en daardoor wist hij dat
hij geen kans maakte om een esje te bemachtigen. Hij moest bijna huilen.
Zaïd duwde hem aan de kant en haalde uit, en nog eens en nog eens,
en bij iedere ruk of klap drong hij dieper door in de vechtende menigte.
Nog geen vijf minuten later stond hij met een bloedneus voor Nick en
reikte hij hem een esje aan. Die klokte de inhoud in twee slokken naar
binnen, gek van de dorst. ‘Sjekeraa!’ hijgde hij, ‘sjekeraa…’
Hij had geen druppel overgelaten voor zijn vriend, maar die scheen dat
helemaal niet erg te vinden. Zaïd stond alweer met een paar mensen te
praten. Er was duidelijk iets gebeurd, maar wat precies?
Nick keek rond. Nu pas begon de werkelijkheid tot hem door te
dringen. Of de hel echt bestond wist hij niet, maar dit moest er sterk op
lijken. Vuurtjes veroorzaakten een bibberende oranje gloed in de lucht en
scherpe rook sneed zijn adem af. Overal hing de stank van verstopte
toiletten en bedorven voedsel, het was om te kokhalzen.
Maar dat was nog niet het ergste. Veel angstaanjagender vond hij de
stroom ambulances, bussen en gewone auto’s. Ze bleven maar mensen
uitladen. Er stopte zelfs een aanhangwagen vol kinderen met een cape van
aluminiumfolie om. Sommigen strompelden zelf het terrein op, anderen
werden gedragen of lagen op brancards.
Wacht even, hij had vanmiddag toch gezien dat er tumult was op zee?
Kon hij nu maar op internet om het breaking news te lezen, er zou vast iets
staan over een bootramp in de buurt van Argos.
Zaïd dacht duidelijk hetzelfde, hij had iemand gevonden met een
smartphone en wenkte Nick om erbij te komen.
Ze bekeken een lmpje. Eerst zagen ze de zee, er kwamen
waterspatten op de camera en het beeld deinde op en neer. Een vissersboot
vol mensen voer voorbij. De opgewonden commentaarstem was voor Nick
niet te verstaan. Maar voor de anderen wel, ze raakten helemaal overstuur
door wat ze hoorden.
Het duurde niet lang voor Nick wist waarom. Het volgende fragment
was op het eiland ge lmd. Het strand zag er bekend uit. Er lagen mensen –
niet op een handdoek, maar gewoon in het zand. Een politieman droeg
een roerloos kind weg.
Nick hoorde geen verschil meer tussen het jammeren en snikken uit de
telefoon en dat om hem heen. Het volgende stukje lm zag hij zelfs niet,
hij voelde alleen nog een bulderende stortvloed van lawaai over hem heen
komen. Zijn hart ratelde als een motor die geen brandstof meer kreeg.
Ineens keken al die onbekende gezichten hem aan en hoe hij ook
ronddraaide, hij kon geen kant meer op. Waar was Zaïd?
Hij ademde snel, in kleine teugjes, maar dat was niet voldoende. Zijn
spieren hielden het niet. Nick sloeg onderuit op de smerige betonnen vloer.
21

‘Hoe bedoel je: je weet het niet? Zorg dan verdomme dat je het weet,
allemachtig zeg! Jullie zouden op elkaar letten!’
Frits ging helemaal uit zijn dak tegen Zoë. De lobby van het hotel had
normaal een kalmerend effect door de zachte pianomuziek en de dikke
tapijten, maar daar had Nicks vader nu geen boodschap aan.
‘Eén keer de afspraken nakomen, is dat te veel gevraagd voor jullie? Je
kijkt niet eens om naar je broer, je laat hem vrolijk…’
Zoë zat te snikken, een natte haarsliert plakte tegen haar wang. Nicks
laatste bericht had ze pas na de strandwandeling met Athos gezien.
Kan het hotel niet in, kom je me halen bij de poort?
Ze was erheen gespurt, maar van Nick geen spoor. Ook de bewaker
wist van niets. Ze had overal gezocht tot het tijd werd voor het avondeten,
toen kon ze het niet langer verzwijgen. Haar ouders waren sowieso al in
opperste paraatheid: ze hadden haar al zes keer gebeld en alle zes de keren
had ze niet opgenomen.
‘Ik weet niet waar hij is, ik weet het niet, ik WEET HET NIET!’ De
laatste woorden schreeuwde ze uit, machteloos stampvoetend.
Andere hotelgasten draaiden zich verstoord om.
De manager legde zijn telefoon neer. ‘Het spijt me, niemand heeft uw
zoon gezien. Volgens het toegangssysteem heeft hij vanmorgen het hotel
verlaten, maar niet lang. Rond tien uur is 307Nick weer ingelogd, geen
twijfel mogelijk. Hij is dus ergens in het hotel.’
Karla begreep het niet. ‘We hebben ontbeten tot negen uur. Waarom
zou hij daarna zonder iets te zeggen een uur de straat op zijn gegaan? Het
klopt gewoon niet, we moeten de politie waarschuwen, snel!’
De hotelbaas boog zijn hoofd. ‘Mevrouw, het spijt me, er is vanmorgen
een boot met vluchtelingen vergaan, heel wat slachtoffers zijn verdronken.
De politie en de eilandbewoners hebben hun handen vol. Ze kunnen echt
niemand inzetten om op zoek te gaan naar een…’
Frits barstte meteen uit. ‘Naar een wat? Naar een toerist, bedoel je dat?
Nee, de gelukszoekers gaan natuurlijk voor! Jullie halen liever mogelijke
terroristen uit het water dan een poot uit te steken voor een onschuldige
jongen.’ Hij wees naar het scherm boven de receptie waar dezelfde beelden
voorbijkwamen die Nick een paar kilometer verderop had gezien.
Toen de politieman het jongetje wegdroeg, viel iedereen stil.
Frits vloekte, hij wilde duidelijk iemand de schuld geven van Nicks
verdwijning, maar wie?
‘Goed. We gaan zelf wel op zoek,’ besliste hij. ‘Wie helpt?’
 
Een zonnesteek. In de kampen aan de overkant heb ik er zelf ook eentje gehad. Ik
barstte van de koorts en de koppijn. Nick moest echt terug naar Atlantis, maar hij
kon nauwelijks rechtop zitten. En nu is het te laat. De Griekse politie is het
kamp binnengevallen, ze hebben ons in een bus gepropt en tickets voor de ferry
naar Athene uitgedeeld. We konden er niets tegen doen, ik moest Nick
ondersteunen want hij begreep nauwelijks wat er gebeurde. Het enige wat hij
zag waren de voedselpakketjes die de passagiers kregen, hij stortte zich erop als
een wolf.
We moesten weg uit het oude hotel omdat er te veel mensen kwamen, er
braken relletjes uit. Mensen maakten ruzie over het eten, over water, over dekens
en kleren, over alles.
Eigenlijk zijn ze gewoon bang en zenuwachtig, denk ik. Hun verhalen over
thuis gaan altijd over hetzelfde: bommen, dood, aanslagen. Ik wil er niet naar
luisteren, maar ook als je de woorden niet hoort, zie je toch de tranen.
Heel toevallig heb ik een man gezien die ik ken, een vriend van mijn
grootvader. Of hij iets gehoord had over papa?
Toen ik hem over de nacht met de kooi vertelde, werd hij boos. ‘Zaïd, wil je
de rest van je leven je kop in het zand steken zoals een struisvogel? Zal ik jou
vertellen wat er met je vader gebeurd is?’
Oude idioot. Alsof hij erbij was.
Hij bleef maar achter me aan trippelen en roepen: ‘Je wilt het niet begrijpen!’
En: ‘Het is voor je eigen bestwil!’ Maar toen kwam dus de politie en was ik
tenminste van hem af.
Ik haat het als ze zeggen dat iets voor je eigen bestwil is.

Geen idee hoelang de rit naar de haven duurt, we kruipen als een slak door de
bergen. Wat een dag. Nick slaapt. Het is pikdonker hier, binnen en buiten. Ik
durf niet te slapen, ik weet zeker dat opa’s vriend dan in mijn dromen langskomt
om zijn verhaal af te maken.
Een nieuwe nachtmerrie, dat is het enige resultaat van Nick zijn geweldige
plan. De ruildag. Wat als ik nee gezegd had?
Ach nou ja, hij bedoelde het goed en ‘wat als’ is maar een spelletje dat pap en
ik altijd speelden. Wat als je één dag onsterfelijk zou zijn? Wat als je grootste held
je belt omdat hij je dringend nodig heeft? Wat als je maar één ding mag houden
van alles wat je hebt?
Die laatste vraag vond ik altijd een heel moeilijke. ‘De sleutel van mijn
kamer! Dan leg ik eerst al mijn spullen erin, draai ik daarna de deur op slot en
neem ik alleen de sleutel mee voor later.’
Als pap had geweten dat die sleutel nu aan een touwtje rond mijn hals hangt,
dan had hij vast niet zo gelachen om mijn antwoord.
22

Nick schrok wakker, zittend slapen was hem nooit goed gelukt. Zijn
spieren waren stijf, maar de kloppende koppijn was weg.
Naast hem riep Zaïd iets in zijn slaap, paniekerig.
Nick rolde zijn hoofd en schouders heen en weer tot alles weer min of
meer op zijn plaats zat.
Wat deden ze hier? Hij herinnerde zich het kamp en de politie en iets
met lmpjes – had hij dat nou gedroomd of was het echt? Nee, de bus waar
ze in zaten was absoluut echt, net als de nachtmerrie van zijn vriend. Hij
gaf hem een inke por, maar daar kreeg hij onmiddellijk spijt van: Zaïd
reageerde als een dier in nood, hij schopte alle kanten op en klauwde een
paar scherpe nagels in Nicks gezicht.
Nick brulde van de pijn. ‘Man, wat doe je? Ik ben het, laat me los!’
Secondenlang staarde Zaïd hem met holle ogen aan. Nick werd er een
beetje bang van, het leek alsof ze ineens vreemden waren voor elkaar.
Heel langzaam loste de dreiging op, Zaïd liet zijn handen zakken en
zijn blik werd helderder. Hij ging rechtop zitten.
‘Okay?’ vroeg Nick voor alle zekerheid.
Zaïd knikte en legde even zijn hand op zijn hart. ‘Okay.’
Niks oké, dacht Nick, ik vraag me af wat jij zojuist gedroomd hebt. Nou
ja, hij hoefde de details niet te kennen, hij zag Zaïds verdriet zo ook wel.
Hij werd er wat verlegen van. Wat moest hij doen, hij kon Zaïd toch
moeilijk een knuffel geven?
Nick keek rond, de meeste passagiers hingen wat slaperig en moedeloos
onderuit, zelfs de kinderen. Het was raar, hij had zo vaak gehoord dat al die
vluchtelingen alleen maar op zoek waren naar Luilekkerland, maar zo
zagen deze mensen er helemaal niet uit. Ze deelden echt geen high ves of
zo uit omdat ze toch maar mooi in Europa waren. Volgens hem waren ze
liever thuisgebleven, waar dat ook mocht zijn. Van Zaïd wist hij dat
bijvoorbeeld wel zeker. En van Berzo ook. Anderen kende hij nog niet.
Dus hoe zat dat dan, waar kwam dat gerucht vandaan?
De meesten liepen er trouwens ook niet straatarm of uitgehongerd bij,
dus ze waren niet op zoek naar eten. Zaïd had zijn voedselpakket zelfs nog
niet aangeraakt, merkte hij.
De bus volgde een wegwijzer met een boot erop. Ze reden door een
verlaten gebied waar een paar bedrijven in koud hel neonlicht langs de weg
stonden. De haven.
Nick probeerde onopvallend zijn medepassagiers te bespieden. Zaten er
terroristen tussen? De kinderen in ieder geval niet. Sommigen zaten bij
hun moeder op schoot, maar de meesten waren alleen. De oudere lui waren
waarschijnlijk ook onschuldig, dus dan bleven er alleen nog wat gewone
mannen en vrouwen over. Maar ook die zagen er niet gevaarlijk uit. Goed,
dat kon natuurlijk, misdadigers leken meestal niet op misdadigers. Alleen in
lms kon je de slechterik er altijd zo uithalen.
Ze reden door een kleine tunnel en onder een bord door waar
carferry op stond, daarna werd de weg breder. Er waren een stuk of zes
rijvakken naast elkaar, maar er stonden geen auto’s aan te schuiven. Daar
was namelijk geen plaats voor.
Nick kreeg kippenvel van wat hij zag. Een eind verderop torenden drie
of vier verdiepingen van een schip boven de havengebouwen uit,
sprookjesachtig verlicht. En op de kade deinde een zee van mensen heen
en weer, tussen twee muren van politieagenten met helmen en schilden.
Het was magisch en akelig tegelijk.
Iedereen in de bus was ineens klaarwakker en opgewonden, er werd
door elkaar heen gepraat en een paar kinderen begonnen vervelend te
doen. Toen de deuren van de bus opengingen, stormden ze allemaal naar
buiten om op te gaan in de massa.
Allemaal behalve Nick en Zaïd, die duidelijk geen zin had om te
vertrekken.
De chauffeur snauwde iets, ze moesten eruit.
Nick zag hoe Zaïd stond te trillen. Hij staarde naar het Brazilië-logo op
Nicks shirtje. Zijn eigen shirtje eigenlijk. Het paste hun allebei perfect, net
als het Star Wars-hemdje rond Zaïd zijn schouders.
Moesten ze nu afscheid nemen? Hij kon zelf nog terug naar Atlantis,
een lift vond hij waarschijnlijk wel. Maar Zaïd dan? Wat gebeurde er dan
met hem?
Nick ademde diep in en nam een besluit.
23

Frits deelde via zijn smartphone foto’s van Nick met zo veel mogelijk
hotelgasten. Missing, stond erbij.
‘We moeten er meer informatie bij geven, dan kunnen mensen
makkelijker meezoeken,’ bedacht hij. ‘Wat voor kleren had hij aan
vandaag?’
‘Een rood Star Wars-hemdje,’ zei Karla nadenkend. ‘Net zoals die
jongen in de bar. Vind je dat niet vreemd? Twee jongens met hetzelfde
hemd van wie er later één verdwijnt?’
Frits vond van niet. ‘Die Star Wars-toestanden zie je toch overal? We
moeten het hoofd koel houden en niet overal iets achter zoeken, anders
komen we nergens. Waar is Zoë?’
‘Op zoek.’
‘Goed, dan wij ook. Ik doe de begane grond plus de eerste en tweede
verdieping. Fred, jij neemt verdieping drie tot en met zes voor je rekening.
De vrouwen blijven hier als verbindingsofficiers.’
Sandra zat er maar beduusd bij. ‘Volgens mij is hij ontvoerd voor
losgeld,’ begon ze. ‘Ik denk…’
‘Onzin.’ Frits kapte haar geërgerd af. ‘Dat gebeurt alleen bij rijke
mensen en dat zijn wij helemaal niet. We gaan. Denk erom, Fred: sla geen
kamer over!’
De hotelmanager schrok. ‘Sorry, meneer Visser, maar wát bent u
precies van plan?’
‘Ik ga uw hotel uitkammen, net zolang tot ik mijn zoon gevonden heb,’
bromde Frits vastbesloten.
‘Ja, maar u zei iets over de kamers?’
‘Natuurlijk, we moeten elke kamer inspecteren.’
De manager rechtte zijn rug en keek Frits en Fred streng aan. ‘Heren,
het spijt me, maar daar komt niets van in. We moeten te allen tijde de
privacy van onze gasten respecteren. Paniek zaaien door mensen lastig te
vallen op hun kamer is compleet uit den boze en bovendien in strijd met
het huishoudelijk reglement.’
De twee mannen waren niet onder de indruk, deze keer nam Fred het
woord. ‘Blablabla, weet je wat, man, bel de politie om ons tegen te houden,
veel succes!’
En weg waren ze.

Ondertussen voelde Zoë zich schuldig. Door haar was Nick verdwenen. Zij
was verantwoordelijk voor haar jongere broer. Zijn laatste noodkreet was
aan haar gericht geweest, maar haar afspraakje met Athos had haar zo
doen zweven dat ze haar telefoon compleet vergeten was. Tegen haar
ouders had ze gezwegen over Nicks bericht, zij waren ervan overtuigd dat
hij het hotel weer in gekomen was met zijn code, maar dat kon toch niet
kloppen?
Kan het hotel niet in, kom je me halen bij de poort?
Wie weet hoelang hij op haar had gewacht? Of hoe was het gegaan?
Had iemand anders hem het hotel binnengeloodst? Iemand met slechte
bedoelingen?
Ze moest en zou hem vinden, al kostte het haar de hele nacht. Om
Nick geen tweede keer in de steek te laten, verloor ze haar telefoon geen
moment uit het oog.
Eerste doelwit: het strand. Athos had haar een geheim weggetje door
het struikgewas laten zien. ‘Natuurlijk zijn er ’s nachts gewoon feestjes op
het strand,’ had hij in haar oor ge uisterd. ‘Heel knusse privéfeestjes, het
liefst met zijn tweetjes…’
‘Volgens mij heb jij al heel wat van die feestjes meegemaakt, of niet?’
had ze gemopperd, maar Athos deed net alsof hij niet begreep wat ze
bedoelde.
Het was gelukkig een heldere nacht, links en rechts strekte de
zandvlakte zich uit tot aan de duidelijk zichtbare securitycabines.
Er was geen mens.
Zoë liep naar de steiger met de water etsen. Nick was gek genoeg om
stiekem zijn ‘experiment’ nog een keertje te herhalen, al hoopte ze van
niet.
Nee, alle water etsen lagen netjes aan de ketting.
Haar broer had wel vaker rare dingen gedaan, maar in zee springen om
te voelen hoe het is om een drenkeling te zijn? Idioot.
Ze slenterde naar de zone waar de strandstoelen en de parasols een
donker bosje vormden en strekte zich uit op een stoel bij het water.
Piekeren had geen zin, besefte ze, maar even alles op een rijtje zetten
misschien wel.
Het geluid van de golven leek op een zware, rustige ademhaling.
Terwijl ze in de verte de kustwacht zag patrouilleren, concentreerde ze
zich op de afgelopen dagen. Wat was er gebeurd? En wie had een rol
gespeeld in die gebeurtenissen?
Net toen ze de lmpjes in haar hoofd wilde afspelen, kreeg Zoë bijna
een hartverlamming. Ze veerde gillend op van de stoel.
Ze had duidelijk een luide zucht gehoord, vlakbij.
Gelukkig had ze nog steeds haar smartphone vast, die ze nu als
zaklampje gebruikte. Wat ze vervolgens zag, liet haar zo hard schrikken dat
ze drie stappen achteruitzette, over een parasolvoet struikelde en op haar
rug in het zand terechtkwam.
Verdorie, haar telefoon!
De paar seconden die ze nodig had om het ding terug te vinden, leken
een eeuwigheid te duren. Voor ze overeind kon krabbelen, boog een
gestalte zich over haar heen.
 
Ik haat dit eiland en toch wil ik hier blijven om af en toe de overkant te zien.
‘Je kijkt in de verkeerde richting, Zaïd, je moet vooruitkijken. Niet naar het
verleden,’ zei opa’s vriend.
Hoe kan hij zoiets zeggen, hij kent de toekomst toch niet? Weer iemand die
het altijd beter weet.
Wel raar dat een oude man de toekomst zo belangrijk vindt.
‘Aan de overkant kan elke minuut je laatste zijn. In iedere bus en achter
iedere straathoek kan een bom op je wachten, wil je dat? Wil je leven zoals in die
computerspelletjes die jullie zo leuk vinden? Daar heb je misschien drie levens,
maar hier maar één. Dus maak maar beter de juiste keuzes.’
Zijn gezeur deed me opnieuw aan papa denken. Heeft hij nog een leven
over? Of was die nacht met de vrachtwagen zijn laatste?
Als er met volwassenen iets ergs gebeurt, dan hopen ze altijd dat hun
kinderen meer geluk zullen hebben. Mama en ik moeten dus vluchten om verder
te kunnen leven, misschien was dat wel zijn laatste wens.
Als het ons lukt, dan hebben we al meer geluk dan zo veel anderen. Daarom
sta ik hier op de kade te wachten tot de deuren van de ferry opengaan.
Alweer een boot. Boten zal ik vanaf nu altijd haten. De vorige stonk naar
kots omdat zo veel mensen zeeziek werden. We zaten zo strak opeengepakt dat je
niet even naar de reling kon als je misselijk werd. Zo erg zal het op de ferry
misschien niet zijn.
Nick twijfelt.
Hij hoeft helemaal niet mee te gaan, hij kan zo terug naar zijn familie als
hij dat wil.
Ik zou het wel weten.
24

Berzo sliep elke nacht op het strand om met één oog uit te kijken naar de
komst van zijn gezin. Je wist maar nooit. Een half hysterisch meisje had hij
dan ook niet verwacht.
Zijn Engels was niet geweldig, maar het woord ‘sorry’ kende hij als
geen ander. Hij legde zijn hand op zijn hart. ‘Sorry, miss, you okay?’
prevelde hij.

Zoë doorstond de schrik van haar leven. ‘Ga weg, engerd, laat me met
rust!’ brulde ze. Ze kroop overeind en klopte het zand van haar kleren.
Daarna bekeek ze de man van top tot teen.
‘Wacht eens even, ik ken jou! Jij bent een ober!’
Ze zag de man terugstaren en met zijn ogen knipperen.
‘And you sister of Nick!’
Moest ze het hem vertellen? Waarom niet, misschien had hij iets
gezien.
Ze legde Berzo kort uit wat er aan de hand was. Toen ze vertelde dat
Nick vermist was, trok hij wit weg.
‘What? Nick missing? But – but…’
‘But what?’ Zoë keek hem wantrouwig aan – hij was wel héél erg onder
de indruk. Zo goed kende hij haar broer toch niet?
‘Nick my friend!’ riep Berzo, en toen, alsof hij ineens iets begreep, ging
hij er als een haas vandoor. Het ging zo snel allemaal, Berzo was al
opgeslokt door het donker voor Zoë goed en wel besefte wat er aan de
hand was.
Peinzend staarde ze voor zich uit. Die ober wist er meer van, waarom
ging hij anders op de vlucht? En waarom beweerde hij dat Nick zijn vriend
was? Ze hadden elkaar hoogstens een paar keer in het restaurant gezien.
Heel verdacht allemaal.
Wacht even, wat had hij daarnet precies gedaan? Voor hij sorry zei?
Toen ze terugdacht aan zijn gebaar was het alsof ze een klap in haar
gezicht kreeg. Hij had zijn hand op zijn hart gelegd, als begroeting. Zoiets
deed een Griek niet. Hij had zichzelf verraden – die kerel was een
vreemdeling! Had hij een baantje in het hotel versierd om smerige plannen
te beramen? De ontvoering van een jonge toerist bijvoorbeeld?
Zoë raakte helemaal in de ban van haar eigen theorie. Ze rende terug
in de richting van het hotel, maar nog voor ze buiten adem het zwembad
bereikt had, begon ze te blozen. Het schaamrood stond haar op de kaken,
en ze wist precies waarom. Ze had het al zo vaak gehoord: trap niet in de
valkuil van je eigen angst, en wat deed ze? Ze begon als een kip zonder kop
iemand te beschuldigen die ze niet eens kende, alleen maar omdat hij een
vreemdeling was. Was dat slecht? Of zag ze het juist goed?
Een groepje meisjes kwam joelend voorbij, eentje stak een
splinternieuwe knalrode headset als trofee in de lucht. Om haar hoofd
droeg ze een glitterbandana met de woorden Premium Gamer no. 1.
O ja, het grote gametoernooi.
Voor die duffe Len was het natuurlijk dé topavond van het jaar. Nou ja,
Nick had het zeker ook heel cool gevonden. En de game-instructeur was
misschien nog niet eens zo slecht, hij had haar broer echt wel blij gemaakt
met dat Premiumlabel. Ze moest anders maar eens een praatje met hem
gaan maken, misschien had hij een aanwijzing?
25

In de vakantie dacht Nick normaal gesproken nooit aan school, maar


vandaag wel. En dan vooral aan het belevingsweekend, toen ze als
vluchtelingen geleefd hadden. Ze hadden in de sporthal op de grond
geslapen, alleen maar water en brood gekregen en ze waren ook nog
geblinddoekt in een bos gedropt – waarna ze zelf zonder hulp de weg naar
school terug moesten vinden. De meeste leerlingen waren daar toen enorm
van onder de indruk geweest, maar nu zag hij dat de werkelijkheid totaal
anders was. De mensen op de kade waren wanhopig, dat was het grootste
verschil. Ze wilden zo snel mogelijk op de boot, maar de politie hield hen
in bedwang. Kinderen zeurden en huilden, misschien omdat ze dorst
hadden of naar het toilet moesten. Maar er was geen water en er waren
geen toiletten. Dus deden ze het maar op de grond.
Nick voelde zich een nieuwsgierige toeschouwer, hij stond ertussen
zonder er echt bij te horen. Hier zou hij later echt een goede spreekbeurt
over kunnen houden.
Maar dat was niet waarom hij besloten had om zo lang mogelijk bij
Zaïd te blijven. Hij wilde zijn vriend gewoon veilig aan boord loodsen,
want op eigen kracht zou de jongen het duidelijk niet halen. De Zaïd die
voor hem stond was nog maar een schim van de Zaïd die gevochten had
voor een esje water.
Zelf val ik bij de ticketcontrole natuurlijk door de mand, dacht hij. Ze
halen me er zo uit en sturen me dan terug de kade op. Vanaf daar zou hij
Zaïd uitzwaaien en teruggaan naar Hotel Atlantis.
Dat zou trouwens nog niet zo eenvoudig worden, midden in de nacht.
Nick hoopte dat het niet te lang meer duurde, hij was doodop. Dit was
ongetwijfeld de spannendste woensdag uit zijn leven.
Woensdag? Het gametoernooi, Len, hij had er helemaal niet meer aan
gedacht! Maar met hem rekende hij nog wel af. Niet om wraak te nemen,
hij snapte heus wel dat die mislukte vampier zich verraden voelde, maar
omdat hij Zaïd behandeld had als een misdadiger. Zoë had gelijk, Len was
een zielige, oneerlijke griezel.
Nick keek rond.
Dit hier vond hij ook oneerlijk. Hoelang moesten al die mensen nog op
het vieze asfalt staan? Waarom mochten ze niet gewoon op de boot?
Bijna had hij nog eens ‘Okay?’ aan Zaid gevraagd, maar hij zag zelf ook
wel in dat het zinloos was. Zijn vriend zag er in de mensenzee eenzamer
uit dan ooit.
Een harde metalen stem deed hen opschrikken. Een van de
politiemannen herhaalde dezelfde boodschap een paar keer door een
megafoon.
De massa kwam in beweging. De tenten en de huisjes van karton
werden omvergelopen en Nick en Zaïd werden meegesleurd in een woeste
mensengolf, ze hadden geen keuze.
De waarschuwingen door de megafoon klonken nu feller en strenger,
de menigte werd nog onrustiger en Nick voelde zich als een veertje in een
storm. Hij wilde eruit, nu, voor ze vertrappeld werden.
Zaïd leek het allemaal weinig te kunnen schelen, maar Nick greep hem
bij zijn kraag en sleurde hem mee in de richting van de bus. Hij snapte wel
waarom iedereen als eerste op de boot wilde, maar het was beter om het
rustig aan te doen. Eén jongen zou er altijd nog wel bij passen.

De deuren van de bus stonden nog open, de chauffeur was nergens te


bekennen. Zeker een sigaret gaan roken, dacht Nick.
Ze gingen op de achterbank zitten kijken.
Op de ferry was het personeel duidelijk druk in de weer. Mannen met
uogele hesjes deden dingen met kabels waarna een hijskraan een
container aan boord bracht. Eerst de bagage en dan pas de passagiers, net
zoals op een vliegtuig, vermoedde Nick. Het kon dus nog wel even duren.
Zaïd had zijn ogen dicht, maar Nick voelde zich verbazend fris. Hij was
blij dat dit avontuur bijna voorbij was én dat hij zelf geen vluchteling was.
Ruilen hoefde voor hem niet meer, maar helpen wilde hij nog wel.
Zaïd keek op en hield zijn hoofd schuin, alsof hij iets speciaals gehoord
had. Nick hoorde het ook, een hoog gonzen, onderbroken door het
knarsen van metaal.
Ze wisten precies tegelijk wat het was. ‘Berzo!’ riepen ze toen het oude
autootje van hun vriend uit de tunnel opdook. Ze renden de bus uit,
zwaaiend met hun armen.
Nick lachte verbaasd om het blije gezicht van Zaïd, die ineens deed
alsof Sinterklaas in hoogsteigen persoon arriveerde.
Berzo stopte met piepende remmen, opgelucht omdat hij de jongens
gevonden had.
Nu kwam het moeilijkste, maar dat wisten ze nog niet.
26

Zoë vond Len in gameroom Pokémon, waar hij net de lichten wilde
uitschakelen.
‘Aha, hier zit je, eindelijk heb ik je te pakken,’ zei ze ongeduldig. Ze
wilde niet nog meer tijd verliezen, iedere minuut zonder Nick steeg haar
stresspeil iets hoger. Ze beende recht op de game-instructeur af.
Len maakte een afwerend gebaar en draaide zijn hoofd weg. ‘Het spijt
me!’ riep hij. ‘Ik had niet moeten gooien, ik betaal een nieuwe, echt waar,
sorry!’
Zoës mond zakte open van verbazing. Wat brabbelde die nepvampier
nu weer?
‘Jij hebt echt meer frisse lucht nodig, hoor, je hersenen zijn
beschimmeld. Waar heb je het over?’
‘De tablet, ik heb het over de tablet. Dat was mijn fout, ik heb hem
kapotgegooid, maar ik was ook zo kwaad, weet je, zo’n Premiumlabel is
niet zomaar iets en hij had die ijskoud doorgegeven aan iemand die – dat is
nog nooit gebeurd, dus begrijp je hoe ik…’
Ze gaf een keiharde klap op een gameconsole.
Het werkte, hij slikte de rest van zijn gewauwel in.
‘Ga zitten!’
Nog voor ze uitgesproken was, zat hij al.
‘Vertel. Vanaf het begin. Alles.’
‘Ik wilde hun gewoon…’ uisterde hij.
‘Luider!’
Hij ging rechtop zitten. ‘Ik wilde hun gewoon een lesje leren, hen laten
schrikken, meer niet. Omdat Nick me eerst voor de gek gehouden had met
die nepdate met jou en daarna nog een keer door zijn Premiumlabel door
te geven aan een verstekeling in het hotel.’
‘Een verstekeling? Hoe bedoel je?’
‘Een vluchteling, hij liep rond in het hotel met Nicks polsbandje om, ik
heb hem betrapt.’
Er ging een lichtje aan in Zoës hoofd. Natuurlijk, de jongen voor wie
hij eten had meegenomen. Nick had haar verteld dat ze samen een dag aan
het strand zouden doorbrengen, maar dat was blijkbaar dus maar de helft
van het verhaal. De puzzelstukjes klikten een voor een op hun plaats. Haar
broer had vanmorgen dus inderdaad het hotel verlaten. En een uurtje later
was zijn code gebruikt om het hotel binnen te komen, maar niet door hem.
Hij was op straat gebleven, of waar dan ook, en toen hij zelf opnieuw wilde
inloggen, merkte het systeem dat de code al gebruikt was en kon hij er niet
in. Vandaar zijn hulpkreet aan haar.
Hoe heette die jongen ook alweer, ze wist zeker dat Nick zijn naam
genoemd had...
Of nee, dat deed er nu niet toe, actie!
‘Breng me onmiddellijk naar die verstekeling, Len, alleen hij weet waar
Nick is!’
Ze sleurde Len overeind, maar die werd nog bleker dan hij sowieso al
was. ‘Hoe – hoe bedoel je, waar Nick is? Hebben ze hem niet mee
teruggebracht naar het hotel?’
‘Huh? Wie dan?’
Len kreunde. ‘De security-agenten. Ik had hun opdracht gegeven om
de vluchteling in het kamp te droppen en Nick mee terug te brengen, maar
misschien hebben ze het niet goed begrepen, mijn Grieks is niet altijd…’
Het duurde een paar tellen voordat Zoë de betekenis van zijn woorden
helemaal doorhad. ‘Maar dan… dan is Nick… dan hebben ze hem…’
Ze vond de juiste woorden niet meer. In plaats daarvan gaf ze Len een
draai om zijn oren, ze wist niets beters te bedenken.
‘Breng me bij hem, nu!’ schreeuwde ze.

Zo suisde Zoë toch nog achter op Lens scooter door de nacht. Ze brulde
hem onderweg toe wat ze zoal met hem zou doen als iemand haar broertje
ook maar één haar gekrenkt had.
Het was geen romantische rit.
27

Berzo en Zaïd waren in een hevige discussie verwikkeld. Nick stond er


maar een beetje bij. Hij had Berzo duidelijk gemaakt dat hij straks graag
een lift wilde naar het hotel en daarna was de heibel losgebarsten.
Zaïd wees naar de auto, Berzo naar de ferry. Nick vond dat hun
gesprekken altijd al als ruzie klonken, maar nu ging het er echt wel hard
aan toe. Zo te zien wilde Zaïd ook mee terug met de auto, maar Berzo gaf
geen duimbreed toe: Zaïd zijn plaats was op de ferry en daarmee uit.
Nick was heel benieuwd wie van de twee zou winnen. Zaïd rukte nu
zelfs aan het autoportier, maar de wagen was op slot.
De politiemegafoon schalde een nieuw bericht door de lucht. Nick zag
de neus van het schip traag openschuiven.
Een ploeg agenten dreef iedereen naar de ferry, ze wilden de kade
helemaal leegmaken. Nick en Zaïd moesten mee met de stroom. Het ging
vanzelf.
Ze zien het niet eens, dacht Nick, ze kijken niet eens echt naar ons, ze
doen alsof we voorwerpen zijn.
‘Wait for me, I come back!’ riep hij Berzo toe, maar die had geen aandacht
voor hem. Hij moest net zijn werkpasje van het hotel aan de politie laten
zien.
Zaïd bleef stug naar de grond kijken terwijl ze langzaam maar zeker in
de buurt van de veerboot kwamen.
Nick zag nergens een ticketcontrole. Vreemd, mensen schenen zomaar
het parkeerdek op te lopen. Misschien moesten ze daar hun kaarten laten
scannen?
Hij kreeg de kans niet om er nog langer over na te denken, de zware
scheepshoorn loeide het vertreksein. Dan nu maar afscheid nemen.
‘Zaïd,’ sprak hij, ‘Zaïd, ik hoop dat je…’
Zijn vriend keek de andere kant op. Expres? Hij kon hem niet verstaan
natuurlijk, maar…
Nick volgde hem een paar meter de metalen loopbrug op. Hij riep:
‘Zaïd!’
Eindelijk richtte de jongen zijn aandacht op Nick, die hevig schrok. Dit
waren niet de zachte bedeesde ogen die hij ondertussen zo goed kende. Uit
dit gezicht straalde klinkklare haat.
‘Zaïd…’ stamelde hij, ‘…wat?’ Hij kon verder niets bedenken, maar dat
hoefde ook niet: Zaïd haalde luidruchtig zijn neus op, schraapte zijn keel en
tufte een dikke klodder speeksel vlak voor Nicks voeten op de grond.
Nick was sprakeloos. Wat een vernedering!
Er knapte iets in hem.
Na alles wat hij voor die lul gedaan had!
‘Ondankbare eikel, wat denk jij eigenlijk? Dat ik me voor de lol een
hele dag heb laten roosteren op dat stinkende strand terwijl jij lekker lag te
pro teren van een leuke vakantie? Van MIJN leuke vakantie? Val dood,
man, ik ken je niet meer, wat voor iemand ben jij eigenlijk?’
Zaïd reageerde niet. Hij keurde hem geen blik meer waardig en
slenterde het scheepsruim in alsof er niets gebeurd was.
Nu ging Nick helemaal uit zijn dak. Hij rende achter Zaïd aan en gaf
een ruk aan het Star Wars-hemd. Dat kraakte, maar scheurde niet.
Nu reageerde Zaïd wél: hij rukte zich woedend los en sloeg Nicks hand
weg.
Kom maar op, dacht Nick, ik -
Achter hen klonk het schurende geluid van schuivend metaal.
Er ging een trilling door Nicks lichaam. Zijn woede maakte plaats voor
paniek.
Hij zag de boegdeuren tergend langzaam dichtgaan terwijl de veerboot
zich losmaakte van de kade. De afstand nam toe, hij nam nog een aanloop
om te springen, maar het was al te laat. Het woest bruisende zeewater in de
breder wordende kloof tussen wal en schip deed hem terugdeinzen.
De reis naar het Europese vasteland was begonnen.
 
Rotboot.
Snappen ze dan niets, zelfs Berzo niet?
‘Dit is je kans, wees niet zo ondankbaar!’ riep hij.
Waarom zou ik dankbaar moeten zijn? Ik wilde hier blijven tot papa er is en
dan samen met hem doorreizen. Dat was mijn droom: samen mama’s
ziekenhuiskamer binnenlopen. Ik kon me haar gezicht zo voorstellen. Maar dat
gaat dus niet gebeuren.
Berzo denkt nu dat hij me geholpen heeft door me weg te sturen. En dat
dacht Nick ook toen hij me een dag in het paradijshotel cadeau deed. Maar ik wil
hun hulp helemaal niet.
Vooral Nick werkt me intussen vreselijk op de zenuwen. Hij vindt zichzelf
zo stoer omdat hij één dag in mijn huid is gekropen. Helemaal zijn idee. Daar
gaat hij op school en bij zijn vrienden zeker eindeloos mee scoren. Dat hij het
maar een halve dag heeft volgehouden vertelt hij er vast niet bij, en ook niet dat
hij nu staat te janken als een klein kind omdat hij op een sjofele Griekse ferry zit
zonder zijn mammie en pappie. Met alleen maar armzalige vluchtelingen om
hem heen, niks gratis drankjes of gebakjes of vijf soorten pasta om uit te kiezen.
Waarom bemoeien ze zich met mijn leven?
De reis gaat minstens twaalf uur duren, zeggen ze. Ik kan maar beter een
veilig plekje zoeken.
Nick kan de boom in.
En alle anderen ook.
28

Het was na middernacht en de hotellobby was zo goed als leeg. De bar was
gesloten, het schoonmaakteam zette de stoelen ondersteboven op de tafels.
Alleen in het midden zaten nog vier mensen elkaar moedeloos met
uitgebluste ogen aan te staren. Het waren Nicks ouders en hun vrienden
Fred en Sandra.
Het hele terrein hadden ze afgezocht en uitgekamd. De kamers, de
tnessruimte, de lmzaal, de keukens, zelfs de kapsalon hadden ze
gecheckt. Zonder resultaat. Nick was van de aardbol verdwenen.
‘Is Zoë naar bed?’ vroeg Frits, schor van vermoeidheid.
‘Geen idee, volgens mij loopt ze nog altijd te zoeken. Ze wil
waarschijnlijk niet gaan slapen zolang haar broer niet terug is,’ vermoedde
Karla.
De hotelmanager zijn dag zat er ook op, hij kwam nog even langs om
hun moed in te spreken. ‘Ik heb met de politie gebeld, ze komen
morgenochtend langs. Probeert u alstublieft een paar uur te slapen, er is
vast een logische verklaring voor de verdwijning van uw zoon.’
‘Dat hoop jij alleen maar omdat je niet wil dat jouw hotel bekend komt
te staan als de plek waar kinderen verdwijnen,’ gromde Fred.
De man deed alsof hij het niet hoorde en liep naar de uitgang. Maar
ineens draaide hij zich om. ‘O ja,’ zei hij, ‘bijna vergeten en misschien is het
ook niet zo belangrijk, maar we hebben de securitygegevens nog eens goed
bekeken en in de late namiddag heeft iemand geprobeerd om het hotel
binnen te komen met Nicks code.’
Nicks vader sprong onmiddellijk op. ‘Wat? Wat bedoel je?’
‘Om 16 uur 12 heeft iemand tot drie keer toe 307Nick ingetikt op het
poortje bij de ingang.’
‘En dat zeg je nu pas? Maar dat betekent dat… dat eh…’
De hotelbaas lachte gemaakt. ‘Niets, eigenlijk. Nick was ’s morgens
toch alweer teruggekeerd in het hotel? Het wil hoogstens zeggen dat
iemand zijn code achterhaald had. Maar zoals u ziet, werkt ons
veiligheidssysteem prima.’
‘Hoezo?’ vroeg Sandra.
‘De poort is dicht gebleven, want de code was al gebruikt. Toegang
geweigerd dus voor een of andere indringer. U ziet, mensen met slechte
bedoelingen komen er niet in. Ik zie u morgen.’
Met rinkelende autosleutels in zijn hand beende hij het hotel uit,
ongelovig nagestaard door vier wanhopige gasten.

Len hoopte heel hard dat hij toch nog een beetje Zoës held kon worden en
dat kon alleen als hij Nick zo snel mogelijk opspoorde.
Het oude hotel was overdag al geen vrolijke plek, ’s nachts leek alles
nog veel erger. Er klonk dan wel minder lawaai omdat de meeste
vluchtelingen wat probeerden te rusten, maar dat maakte de toestand alleen
maar somberder. Mensen lagen werkelijk overal, zelfs op het afdak boven
de ingang, en meestal gewoon onder de blote sterrenhemel. Een groepje
kinderen doolde rond, op zoek naar een hoek waar ze met zijn allen veilig
konden overnachten. Een paar kampvuren verlichtten vooral bezorgde
gezichten.
Len en Zoë dwaalden eerst door de tuin. Toen Zoë voor de tweede
keer bijna over iemand struikelde, pakte Len zijn smartphone om haar bij
te lichten.
Wat ze te zien kregen was niet fraai, ze huiverden bij de gedachte dat
ze hier zelf zouden belanden. Ook de aanblik van het oude speelparkje met
de kapotte toestellen was zo troosteloos dat ze het even niet meer wisten.
‘Hier is hij niet, binnen kijken?’
Len knikte. Hij kon zich onmogelijk voorstellen dat Nick vrijwillig op
zo’n plek zou blijven.
‘Heb je een foto van je broer?’
Ze zochten hun weg door de gangen van het donkere gebouw en aan
iedereen die nog wakker was, lieten ze Zoës scherm zien.
Er was weinig interesse, ze beseften al gauw dat zowat elke vluchteling
wel iemand miste, dat was niks speciaals hier. Sommigen haalden zelf ook
een foto tevoorschijn.
Toen ze op het dakterras stonden, haalden Zoë en Len diep adem, alsof
ze de kamplucht in hun longen wilden vervangen door warme zeelucht.
Het uitzicht was geweldig.
‘Van ver ziet alles er zo onschuldig uit.’ Zoë zuchtte. ‘De lichtjes op zee,
ons hotel, zelfs dit ex-hotel…’
Len wist precies wat ze bedoelde. Hij wist wel beter, hij kende de
keerzijde van het mooie plaatje. Radeloos keek hij Zoë aan. Moest hij haar
nu in zijn armen nemen en haar troosten of zo? Hij zette een stap vooruit.
‘Zoë, ik…’
Verder kwam hij niet. Iemand tikte hem op zijn schouder en daardoor
schrok hij zo hard dat hij bijna van het terras tuimelde.
Het was een van de mensen aan wie ze daarnet Nicks foto hadden
laten zien, een oude man. Hij tikte op Zoës smartphone en haalde een
kaartje uit zijn zak.
Len lichtte bij en las. Hij werd nog grauwer dan gewoonlijk.
‘Wat is er? Wat staat daar?’ vroeg Zoë ongeduldig.
‘Het ehm… het is een ticket voor de veerboot naar Athene.’
De oude man wees vastbesloten in de richting van de zee.
‘Het lijkt erop dat je broer Argos verlaten heeft.’
Zoë keek alsof ze geen woord begreep van wat hij zei. Toen begon ze
te huilen, eerst zonder geluid maar daarna snikkend, met dikke tranen.
Nu twijfelde Len geen seconde. Hij trok haar naar zich toe, nam haar
gezicht in zijn handen en zei vastbesloten: ‘We gaan hem vinden, geloof
me, alles komt goed. Ik heb geen idee hoe hij op de boot is beland, maar
we weten nu tenminste waar hij is. Kom op, het is tijd voor overleg in het
hoofdkwartier.’
Zoë liet zich gewillig meeslepen.
Tijdens de terugrit brulde ze niet in Len zijn oren. Ze hield hem alleen
maar stevig vast.
29

Berzo drentelde zenuwachtig heen en weer over de smerige verlaten vlakte.


Er was iets fout gegaan, Nick was niet teruggekomen en de ober wist
precies wie daar straks de schuld van zou krijgen. Hijzelf. Hij kon zich al
precies voorstellen hoe het zou gaan. Nicks zus was natuurlijk meteen naar
haar ouders gelopen om verslag uit te brengen van zijn verdachte gedrag op
het strand. Ze zouden zijn reactie heel vreemd vinden. Hij was er zo
haastig vandoor gegaan, dat kon alleen maar betekenen dat hij er meer van
wist. Dom van hem.
Daarna zouden ze natuurlijk naar de hoteldirecteur gaan.
‘Die ober met die dikke snor…’
‘Bedoelt u Berzo? Hij is eigenlijk een vluchteling, maar ik heb hem in dienst
genomen omdat hij…’
En dan waren de poppen aan het dansen, want als er iets misging, dan
kon je er donder op zeggen dat ze hem net iets verdachter zouden vinden
dan een gewone Griekse ober.
Waarom was die stomme koppige ezel nou toch aan boord gegaan?
Zeker uit medelijden met Zaïd. Dat arme joch, het was moeilijk
geweest om hem weg te sturen, hij bleef maar hopen op de komst van zijn
vader.
Hopen op een mirakel, dat deden zijn lotgenoten allemaal – en Nicks
ouders nu dus ook.
Hij moest hun de waarheid vertellen, ook al kostte het hem zijn baan.
Berzo stapte in en reed stapvoets de kade af. In de achteruitkijkspiegel
verdween de veerboot in de duisternis.

Toen hij een uur later met lood in zijn schoenen het hotel binnen slofte,
was hij voorbereid op het ergste. Maar niet op wat hij zag.
Midden in de lobby werd druk overlegd, zelfs die rare snuiter van de
computerspelletjes was er.
Hij had gevreesd dat ze hem zouden overrompelen met vragen,
verwijten en geroep, maar ze besteedden nauwelijks aandacht aan hem.
Ook niet toen hij erbij kwam staan en luid kuchte om de aandacht te
trekken.
‘Sorry, excuse me!’ sprak hij dapper.
‘No thank you, no drinks,’ reageerde Frits kortaf.
Verder lette niemand op hem, zelfs het meisje niet. Ze praatten
allemaal door elkaar heen en hoewel hij hun taal niet kon verstaan, was het
duidelijk waar ze het over hadden want twee woorden kwamen telkens
terug: Nick en ferry. Nicks moeder riep het hardst.
Ze waren al op de hoogte. Hoe was dat mogelijk?
Hij bleef zo lang stomverbaasd staan dat zijn aanwezigheid nu toch op
begon te vallen.
‘What you want?’ vroeg Fred argwanend.
Berzo wilde niets behalve ervandoor gaan en dat deed hij dan ook, met
een gemompeld ‘goodnight’.

Even later zocht hij zijn slaapplaats op het strand op, opgelucht en bezorgd
tegelijk. De jongens zouden de overtocht wel overleven, ze zaten niet op
een rubberbootje, maar aan boord van zo’n veerboot loerden weer heel
andere gevaren. Hij vroeg zich af of ze dat beseften. Waarschijnlijk niet.
Hij dommelde in en zelfs in zijn dromen die nacht bleef hij doen wat
hij altijd deed. Hopen.
30

Het was niet de eerste keer dat Nick op een veerboot zat. Toen Zoë en hij
nog klein waren, gingen ze soms met het gezin een dag naar de
Waddeneilanden. Spannende uitstapjes waren dat, met elke keer dezelfde
attracties: zeehondjes spotten met papa’s verrekijker, de vuurtoren
beklimmen, schelpen verzamelen en als afsluiter een enorme pannenkoek
naar binnen werken, om vervolgens op de terugreis half misselijk in slaap
te vallen.
De geur van de zee is hetzelfde, bedacht hij, en het zware gebrom van
de motoren ook. Maar dat was het dan ook wel. Geen vrolijke gezinnetjes
met honden en picknickmanden, geen oma’s en opa’s die meekwamen voor
de gezelligheid, geen minibioscoop. Heimwee naar de Waddenzee, wie had
dat ooit durven voorspellen?
Hoe laat was het eigenlijk? Zeker na middernacht.
Hoelang zou de reis duren? Geen idee.
Pffff. Hij kon de hele weg ergens als een dweil in een hoek hangen en
treuren. Of op zoek gaan naar Zaïd.
Nick rilde bij de herinnering aan de giftige blik en de nijdige manier
waarop zijn vriend naar hem had gespuugd.
Nee, hij kon beter wat slapen. Er waren minstens drie verdiepingen,
ergens vond hij vast nog wel een vrij bankje. Of gewoon op de grond kon
ook, de tapijten waren schoon en zacht, bijna zoals in Atlantis.
Atlantis? Een akelige gedachte stak plotseling de kop op. Ze zouden
toch niet naar hem op zoek zijn?
Hij liep naar het buitendek. Met zijn handen op de reling zag hij in de
verte de lichtjes van Argos verdwijnen.
Nee, dat zat wel goed. Of Len genoeg lef had om zijn vader de
waarheid te vertellen betwijfelde hij, maar Berzo zou toch wel…
Vast wel.
Ze hoefden zich helemaal geen zorgen te maken over hem.
Natuurlijk zouden ze ippen, hij alleen op de ferry naar Athene. Hij
hoorde mam al tekeergaan. Terwijl het niet eens zo speciaal was, hier
liepen zo veel kinderen alleen rond.
Vluchtelingen waren heel anders dan Nick zich altijd had voorgesteld.
Met hun jeans, hun rugzakjes en hun coole kapsels leken ze op mensen die
hij kende of die je thuis in de bus tegenkwam. Zelf zag hij er nog het minst
hip uit, maar dat kwam vooral door de verkreukelde kleren van Zaïd en de
zonnehoed die hij nog steeds droeg.
Nick zocht de hele boot af, dek na dek, tot hij op de derde verdieping in
een stille hoek een vrij bankje vond. Behaaglijk strekte hij zich uit op de
uwelen bekleding en binnen een minuut wiegden de golven hem in slaap.
31

Zodra Len en Zoë alles verteld hadden, barstte Karla los.


‘Nick alleen op de ferry naar Athene? Mijn kleine jongen, dat kan toch
niet?’
Frits had moeite om haar te bedaren en net toen het bijna lukte, kwam
die stomme Peksnor vragen of ze nog wat wilden drinken. Hij poeierde de
ober af, ze hadden wel iets anders aan hun hoofd nu.
De anderen praatten allemaal door elkaar.
‘Stop!’ riep hij, zijn handen in de lucht. ‘Wacht even! Stil!’
Het lukte bijna. Alleen Fred snauwde nog iets naar Ober Peksnor, die
er eindelijk vandoor ging.
Toen was het stil, iedereen keek naar Frits.
‘Wat weten we op dit moment zeker?’
Len wilde al aan een opsomming beginnen, maar hij besefte op tijd dat
Frits zelf wilde antwoorden.
‘We weten dat Nick op de ferry zit.’
‘Bravo, geniaal!’ bromde Zoë, maar Frits bleef kalm.
‘Maar…’ sprak hij op een betweterig leraarstoontje, ‘wie zegt dat die
schuit al vertrokken is?’
Triomfantelijk keek hij de anderen aan.
Len zag zijn kans, hij sprong op en gaf Zoë een por. ‘Natuurlijk!’ riep
hij. ‘We moeten onmiddellijk naar de haven, misschien ligt de boot er nog!
Kom op, dan gaan wij…’
Frits greep de game-instructeur bij zijn kraag. ‘Weet je waar jij heen
gaat, mannetje? Jij haalt de autosleutels van die wagen waar je mijn zoon in
gegooid hebt. De rest regelen wij wel. En snel graag!’
‘M-maar meneer, de security wil vast niet dat u zelf…’
‘Nu!’ brulde Frits, zo hard dat zelfs Zoë medelijden kreeg met Len.
‘Papa, niet zo streng, hij moet toch meerijden om ons de weg te tonen?’
‘Wat nou? Heb je medelijden met die jongen? Hij is de schuldige van
deze hele ellende, weet je nog?’
‘Niet de enige. Ik ook, en Nick zelf ook.’
Zoë keek haar vader droevig aan.
Hij wilde iets zeggen, maar er kwamen geen woorden. Ze had gelijk.
Iedereen had fouten gemaakt. Hijzelf ook. Was het daarom dat hij tranen
in zijn ogen voelde? Of kwam dat door de vermoeidheid?
Len verscheen hijgend met de sleutel.
Fred sloeg een arm om Frits’ schouder en nam het commando over.
‘Instappen allemaal, en geen gezeur meer!’
Zijn zwaarlijvige vriend bleek een echte autocoureur, hij slingerde de
zware terreinwagen met een rotvaart over de smalle bergwegen van Argos.
De paniekerige kreten van de passagiers lieten hem koud.
Zoë, doodsbang, kneep Lens bovenarm bont en blauw maar die leek
dat helemaal niet erg te vinden. ‘Volgende rechts!’ riep hij.
Fred liet de auto behendig een kwartslag draaien.
‘Nu nog door het bos en dan moeten we de haven al zien, en de ferry.’
De haven zagen ze, de ferry helaas niet. Op een paar vissersboten na
was de aanlegsteiger uitgestorven. Maar op de kade was beweging.
‘Denk je dat hij daar tussen die mensen staat?’ vroeg Karla hoopvol.
‘Dat weten we zo.’ Frits probeerde zijn stem kalm te laten klinken,
maar hij had het al lang gezien. Geen Nick.
32

Nick had een rare droom. Hij stond te praten met Zaïd, gewoon in het
Nederlands. Het was geweldig, ze hadden het over school en zelfs over
Laura, en ze lachten alsof ze de beste vrienden waren. Tot Zaïd ineens
ernstig werd en iets brulde.
‘Licht oké?’
De droom werd nu wel heel echt, want Nick zag een lichtrode waas,
alsof hij met zijn ogen dicht naar de zon keek. Hij knipperde.
Zaïd was nergens te bekennen, maar er gebeurde van alles. Iemand
stelde een camera en spotlicht op. Een oudere man met een korte witte
baard en een wit mutsje stond zenuwachtig te praten met een jonge vrouw.
Nick staarde. Was de droom echt voorbij?
Jep, hij was helemaal wakker.
Hé, die vrouw... Kende hij haar niet? Ja! Het was Ellen Groeneveld, de
televisiejournaliste! Zodra er ergens oorlog uitbrak, haastte zij zich ter
plaatse om verslag uit te brengen, meestal met een kogelvrij vest aan. En
nu stond ze hier vlak bij hem!
Nick vond het megacool. De aanwezigheid van Ellen Groeneveld
betekende dat hij, Nick Visser, op een plaats was die je normaal gesproken
alleen op televisie zag.
Toch maakte hij zich zo onzichtbaar mogelijk en trok hij de hoed tot op
zijn neus, want hij had absoluut geen zin om in beeld te komen. Een
westerse jongen op de veerboot, die zouden ze natuurlijk onmiddellijk
uithoren voor de camera. Nee, dank je.
Terwijl hij roerloos bleef liggen, observeerde hij vanonder zijn wimpers
wat er gebeurde.
De oude man stond nu met zijn rug naar de camera, het hoofd
gebogen.
‘Drie, twee, één – go!’ riep iemand, waarop Ellen het woord nam.
‘Kijkers, we staan hier op de vluchtelingenferry naar Athene bij een
passagier die niet herkenbaar in beeld wil komen. Waarom niet, meneer?’
De man praatte met beverige stem, Ellen vertaalde.
Wat knap, vond Nick, ze spreekt zelfs zijn taal!
‘Deze man zegt dat hij zijn familie niet in gevaar wil brengen, daarom
mag niemand hem herkennen. Wat is er precies gebeurd, meneer?’
De man vertelde hoe zijn hele dorp verwoest was door de burgeroorlog
in zijn land. Hij had geen andere keuze dan te vluchten, daarom had hij
mensensmokkelaars betaald om hem en zijn familie het land uit te helpen.
De smokkelaars hadden er echter voor gezorgd dat een deel van de familie
ergens onderweg bleef steken en nu eisten ze meer geld van hem, anders
zou hij zijn vrouw en kinderen nooit meer zien.
‘Deze man voelt zich zelfs hier op het schip niet veilig, de
mensensmokkelaars zijn echte criminelen die voor niets terugdeinzen.
Meneer, kunt u ons vertellen waarom u precies naar Europa gaat?’
Het bleef even stil.
Het antwoord maakte zelfs Ellen heel even van streek. ‘Gewoon omdat
we zonder angst willen leven, zoals iedereen. Dat zegt deze man. Hij
vertelt ook dat hij en zijn kinderen wekenlang verplicht keihard gewerkt
hebben in het textielbedrij e van een van de smokkelaars. Ehm, dus ja. Dit
eh, dit was Ellen Groeneveld vanaf de…’
Nick was onthutst. Had hij het goed gehoord? Werd die arme oude
kerel bedreigd door een of andere bende? En hij had veel geld moeten
betalen om zijn familie in veiligheid te brengen, maar ze hadden hem
bedrogen, zo was het toch? En dan moest hij ook nog bang zijn dat de
smokkelaars wraak zouden nemen omdat het verhaal op tv kwam!
Het was walgelijk, hij moest iets doen. Maar wat? Doen alsof hij sliep
tot de opnameploeg verdwenen was en ondertussen een plan verzinnen?
Goed idee, maar er kwam niks van. Nick was zo uitgeput, voor hij het
wist viel hij opnieuw in slaap. Een diepe, droomloze slaap waarin hij niet
eens merkte dat Ellen Groeneveld een foto van hem nam voor op haar
Facebookpagina. Haar commentaar bij de foto: ‘Jonge vluchteling doet een
dutje onder zijn hoed.’
Ze moest eens weten.
33

De grote zwarte terreinwagen van Hotel Atlantis remde piepend. Ze


stapten uit, nog duizelig van de woeste bergrit. De oprijlaan naar de
veerboot was afgesloten met een rood-witte slagboom, daarachter gaapte
het zwarte gat van de nacht.
Zoë en Karla bogen zich over de versperring heen alsof de zee nog een
spoor van Nick zou prijsgeven. Helaas, er was alleen leegte.
Frits en Fred inspecteerden de kade waar alweer nieuwe passagiers
naartoe stroomden voor de volgende afvaart. Had iemand van hen Nick
misschien gezien?
Ze probeerden het hier en daar met een foto, maar niemand reageerde,
het had geen zin. De mannen kwamen alleen maar vermoeide, droevige
gezichten tegen.
Kinderen die op dit uur in bed hoorden te liggen, scharrelden tussen de
rommel. De twee stoere vrienden werden er stil van, dit hadden ze niet
verwacht. Wat hadden die jochies de afgelopen weken en maanden
meegemaakt?
Ineens stond Sandra voor hun neus met een kind op de arm. De kleine
krullenbol met grote bruine ogen en een vieze snotneus hield zijn armpjes
rond haar hals, half slapend.
‘Freddy, dit kleine schatje dwaalt hier moederziel alleen rond! Niemand
past op hem, dat geloof je toch niet? We moeten hem meenemen!’ Ze
begon te snikken.
Meenemen? Dat ging Fred toch iets te ver. ‘Lie e, dat gaat niet, de
luchthavenpolitie zal ons…’
‘Zal ons wat? Kan me niet schelen, ik laat dit hummeltje hier niet alleen
achter!’ brulde ze, om op zoetsappige toon verder te gaan: ‘Fred is een
stoute meneer hè, ja hoor, dat vind ik ook, kom maar, kereltje, lekker bij
tante Sandra, ik zal wel eventjes…’
‘Zeg, nu moet jij eens even goed naar me luisteren, dame, dit heeft
geen zin, je weet best dat we hem onmogelijk kunnen…’
Een zachte kuch snoerde Fred de mond. Een jongen van Nicks leeftijd
die er verder precies zo uitzag als de kleine, nam kordaat het jongetje van
Sandra over.
‘My brother,’ sprak hij zacht.
De twee verdwenen in het duister.
‘Ik wilde gewoon helpen,’ snotterde Sandra.
Er viel een ongemakkelijke stilte. Deze kinderen hadden hulp nodig,
dat was duidelijk, maar hoe en van wie?
Frits begon langzaam iets te snappen.
‘Dat is het natuurlijk, dat wilde Nick ook. Helpen! Daarom zit hij op
die ferry. Hij wilde zijn vriend niet in de steek laten!’
Het kon. Toch kwam Frits er niet helemaal uit.
‘Maar waarom al dat stiekeme gedoe? Hij had óns toch kunnen
inschakelen? Samen hadden we misschien veel meer kunnen…’
Zoë ontplofte. Ze lachte, niet vrolijk maar woedend. ‘Ha-ha, ja hoor,
papa, natúúrlijk, Nick had gewoon met een vluchteling naar jullie toe
kunnen komen, hè? Of nee, toch niet, want jullie zijn bang dat zo’n jongen
je huis gaat inpikken. Of niet soms?’
Frits reageerde beledigd. ‘Zoiets heb ik nooit gezegd!’
‘Heb je wel!’
Len wilde heldhaftig tussen vader en dochter in gaan staan, maar Karla
hield hem tegen. ‘Ruzie lost niks op,’ liet ze hun rustig weten, ‘we
bespreken dit later wel. Eerst wil ik zeker weten dat Nick veilig is.’
Len had een idee. ‘We bellen de ferrymaatschappij! Misschien kunnen
ze ons wel doorverbinden met het schip?’
Hij liep naar het verlaten kantoortje, waar op een bordje voor het raam
een telefoonnummer stond. Vol spanning keken de anderen toe hoe hij op
zijn schermpje toetste en luisterde. Zijn gezicht versomberde.
‘Voicemail. Ze zijn pas vanaf acht uur bereikbaar.’
Karla hakte de knoop door. ‘Dan houdt het hier op voor vandaag. Het
is twee uur ’s nachts, we moeten een paar uur slapen. Anders houden we dit
nooit vol. Fred, doe je iets rustiger dan daarnet?’
Tijdens de terugrit werd er geen woord gezegd.
‘Om acht uur aan het ontbijt?’ vroeg Frits bij het uitstappen.
Iedereen knikte. Behalve Len.
‘Ik ook, meneer?’ vroeg hij.
‘Jij ook, Len,’ antwoordde Frits.
De gamer keek opgelucht. Ze wilden hem er alleen bij omdat hij in het
Grieks kon telefoneren, dat wist hij ook wel, maar het vooruitzicht met Zoë
te mogen ontbijten maakte alles goed. Glunderend ging hij ervandoor.
34

Nick werd wakker met nekpijn. Of nee, eigenlijk deed alles pijn. Die paar
uurtjes op de harde bank hadden hem geradbraakt.
Even dacht hij aan de heerlijke zachte bedden van Hotel Atlantis.
Hij raapte geeuwend de hoed op van de grond. Het horloge van een
andere slaper stond op iets na zessen. Ongeveer halverwege dus, berekende
hij.
Hij slofte naar buiten om zo veel mogelijk knisperende zeelucht tot in
de puntjes van zijn longen te zuigen.
Dorst. En honger.
Het vakantiegeld van oma zat in zijn zak, hij had het 20-eurobiljet al
die tijd bij zich gehouden en zelfs van zijn eigen broek naar die van Zaïd
overgeheveld, want Zaïd zou in het hotel toch geen geld nodig hebben.
Nick kon het zo gebruiken om iets lekkers te kopen, maar daar had hij
geen zin in. Dat kon hij toch niet maken met al deze arme mensen om
hem heen?
Het televisieteam! Ze hadden overal frisdrank en broodjes
achtergelaten, misschien was er nog iets over.
Nick haastte zich terug naar binnen, waar hij onder een tafel nog een
halve es ijsthee vond. Misschien wel van Ellen Groeneveld? Of misschien
ook niet. Normaal had hij dit nooit gedaan, maar de regels waren anders
nu: hij goot het drankje in zijn mond zonder met zijn lippen de rand van de
es aan te raken.
Misschien vond hij straks nog ergens iets te eten, nu had hij andere
zaken aan zijn hoofd. Eerst moest hij Zaïd vinden. Hij wilde de ruzie van
gisteren bijleggen en adressen uitwisselen om later…
Nee, wacht, dat kon niet. Zaïd had helemaal geen adres.
Wat raar.
Maar goed: hij kon dat van hem geven, dan moest Zaïd ooit maar als
eerste contact opnemen. Of misschien had zijn vriend e-mail.
Nick besloot op verkenning te gaan. Het schip, dat onvermoeibaar door
de golven ploegde, was enorm. Minstens een paar voetbalvelden boven en
achter elkaar. Hij liep eerst helemaal naar boven, daar was het zonnedek en
de commandobrug. Het uitzicht was er super. Ze lieten een brede straat
van schuim achter zich waar hier en daar een zeiljacht doorheen kruiste.
Argos leek al heel ver weg, alsof het aan de andere kant van een lange
donkere tunnel lag.
Had hij zijn tablet nog maar om even met Zoë te chatten. Nou ja, hier
was waarschijnlijk toch geen wi .
Nick liep naar de voorkant van de boot, waar de meeste passagiers
rondhingen. Deze mensen zagen er veel optimistischer uit dan die aan de
achterkant, of was dat zijn verbeelding?
Berzo’s boodschap aan Zaïd moest iets geweest zijn als ‘Je moet
vooruitkijken, niet achteruit’ dus hij hoopte hem hier ergens te vinden.
Maar dat was niet eenvoudig, er waren honderden mensen en dan had je
ook nog de andere verdiepingen.
Hij werd ook telkens afgeleid door de opwinding om hem heen. Er
werd gelachen maar ook gehuild, en zowel kinderen als volwassenen
renden ongeduldig rond alsof ze geen minuut langer konden wachten om
aan land te gaan. Iedereen babbelde met iedereen, behalve met hem, en
hoewel hij er helemaal niks van begreep, bleef hij toch geboeid luisteren
naar die vreemde woorden. Het was hem niet duidelijk of ze hoop of
wanhoop bevatten. Allebei waarschijnlijk.
Eén verdieping lager, op het binnendek, was de sfeer helemaal anders.
Kinderen zaten lusteloos aan lege tafels, duidelijk niet van plan om ook
maar één keer door de ramen te kijken. Nick kon wel raden waarom. Wie
ooit bijna verdronken was tijdens een horrorovertocht in een slappe
rubberboot, had nu vast geen zin om te genieten van de knalblauwe zee.
Ook hier geen Zaïd te bekennen. Er waren nog drie lagere
verdiepingen. Waar zat die jongen?
Toen hij even later de trap af liep naar het laagste dek, zag Nick
eindelijk een bekende. De oude meneer van het interview liep voor hem
uit, hij herkende de gebogen rug en het witte mutsje.
Nick zag opnieuw hoe zielig hij vorige nacht voor de camera stond en
hoe bang hij was voor de wraak van de smokkelaars. Hoeveel zou de man
nog moeten betalen aan die hufters om zijn familie terug te krijgen? In
Ellens plaats had hij die vraag zeker gesteld. Vast een boel centen.
Misschien kon hij helpen met oma’s vakantiegeld? Twintig euro, het was
beter dan niets toch? Ja, geweldig idee, hij zou hem het brie e geven.
Waarom bleef die man nu niet even staan, het leek wel alsof hij haast had!
Door de drukte kwam Nick moeilijk dichterbij. Eerst leek er niets
speciaals aan de situatie, maar toen kreeg hij in de gaten dat er iets niet
klopte. De oude meneer keek een paar keer schichtig achterom en
verdween ineens achter een deur waarop een mannetje stond met een rode
streep erdoor. Wat had dit te betekenen?
Nick stond nog te twijfelen of hij de man achterna zou gaan, toen hij
zag dat twee jongere mannen de oude achtervolgden. Ze schopten zonder
aarzelen de metalen deur open.
Mensensmokkelaars die hun geld kwamen opeisen? O nee, dat zou hij,
Nick Visser, niet laten gebeuren.
Hij keek om zich heen, op zoek naar het veiligheidspersoneel van de
ferry, maar er was natuurlijk niemand.
Goed, dan ging hij er zelf wel achteraan, misschien lieten de afpersers
de man met rust als ze merkten dat iemand hen doorhad.
Nick glipte zo onopvallend mogelijk door de deur en kwam in een
donkere gang terecht.
Zijn ogen deden hun uiterste best terwijl hij op de tast verder
schuifelde. Aan het plafond gloeide één lampje, maar het zwakke schijnsel
bereikte niet eens de vloer. Daardoor ontdekte Nick de smalle wenteltrap
pas op het allerlaatste moment. Net voor hij de diepte in zou tuimelen, kon
hij zich vastgrijpen aan de trapleuning.
Hij bleef staan. Had iemand zijn kreun gehoord?
Waarschijnlijk niet, in de buik van het schip knarste en piepte het
overal.
Er klonk ook een geluid achter hem, in de buurt van de deur. Maar
Nick besteedde er geen aandacht aan, hij moest beslissen: verdergaan of
niet? Zijn voet aarzelde boven de eerste tree, in de greep van de angst voor
de donkere leegte.
Nee, dit had geen zin. Waar bemoeide hij zich mee? Dit was geen zaak
voor een schooljongen. De kapitein waarschuwen, dat moest hij doen.
En precies op dat ogenblik, hij wilde echt net terugkeren naar de veilige
passagiersruimte, hoorde hij ergens onder hem een klap en een schreeuw.
Of beter: een pijnkreet.
Zijn nieuwsgierigheid was sterker dan zijn angst. Hij sloop naar
beneden zonder te merken dat iedere stap hem een stukje dieper onder de
zeespiegel bracht.
35

Nog nooit had Len zich zo belangrijk gevoeld. Het was iets voor achten en
het was nog stil in de ontbijtzaal van Hotel Atlantis. Behalve aan één tafel.
Sandra en Zoë haalden broodjes en koffie, terwijl de drie anderen hem vol
verwachting aanstaarden. Hij was alvast begonnen met bellen, maar
zonder succes.
‘Voicemail. Acht uur is acht uur…’
De seconden tikten traag weg en toen was het eindelijk zover, er werd
opgenomen.
Hij ratelde extra vlot in zijn beste Grieks, zelfs Zoë kon haar
bewondering niet verbergen – maar dat was ook wel een beetje zijn
bedoeling.
Ondanks de spanning moest Frits lachen om het woord kalimera dat
telkens opdook.
‘Dat betekent goeiemorgen,’ wist Fred.
Len boog en glimlachte alsof ze hem aan de andere kant van de lijn
konden zien.
‘Kom op, man, vraag of ze Nick gezien hebben!’ mompelde Zoë.
En toen was het gesprek ineens voorbij.
‘Nou? En?’ riepen ze door elkaar heen.
‘Ze gaan contact opnemen met het schip om te vragen of ze zijn naam
willen omroepen. Als hij dat hoort, zal hij zich wel melden. Over een uur
kunnen we terugbellen.’
‘Pas over een uur?’ Karla keek teleurgesteld. Wat logisch was: ze hield
zich wel stoer, maar eigenlijk wilde ze maar één ding: zeker weten dat haar
zoon veilig was.
Frits zat heel geconcentreerd in zijn koffie te roeren. Er zat hem iets
dwars en het ging niet over Nick. ‘Ik kan me het echte vakantiegevoel
helemaal niet meer voorstellen, raar is dat. Hebben jullie dat ook?’
Niemand antwoordde.
‘Nou ja, eigenlijk is het helemaal niet raar. Wat wij hier allemaal
beleven, dat is niet normaal. Hoe dan ook, ik heb echt geen zin meer om
nog aan het zwembad te gaan liggen. Of op het strand.’
‘Snap ik, zolang Nick niet terug is…’ mompelde Fred.
‘Nee, dat is niet alles.’ Frits staarde in zijn kopje, alsof dat de oplossing
bevatte van het vraagstuk waarmee hij worstelde. ‘Ik weet het niet, maar,
eh… het voelt eigenlijk gewoon niet oké om lekker te genieten terwijl een
eindje verderop mensen vechten voor hun leven.’
Eindelijk nam hij een slok.
‘Hoe bedoel je? Die vluchtelingen hebben het toch niet extra lastig
omdat jij hier ligt te luieren?’ vroeg Sandra. ‘Als alle toeristen zouden
wegblijven, dan hebben de Grieken hier geen werk meer, en wat dan?’
Karla vond meteen een oplossing. ‘Wacht even, we kunnen toch
genieten én helpen? We kunnen overdag meewerken in het oude hotel en
’s avonds hier uitblazen, wat denken jullie?’
‘Topidee!’ vond Zoë. ‘Pap?’
‘Ja? Ja! Dat doen we!’ Frits knikte. ‘En laten we vandaag al beginnen,
misschien komen we daar nog wel iemand tegen die meer weet over Nick.’
‘Tsja.’ Len aarzelde. ‘Ik weet niet of ik… Jullie hebben vakantie, maar
ik moet…’
‘Ja hoor, blijf jij maar lekker hier, jongen, beetje gamen, dat is véél
belangrijker, toch?’ snauwde Zoë. ‘Weet je wat ik denk? Dat je het een
slecht plan vindt, maar dat je dat niet hardop durft te zeggen.’
Len nam een inke hap brood. Ze had gelijk. Stel je voor dat alle
toeristen hulpverlener gingen spelen, dat sloeg toch nergens op? Dan kon
hij zijn tent binnenkort wel sluiten.
Fred was ook voor, tot grote opluchting van Sandra. ‘Maar haal je niets
in je hoofd, we nemen geen kinderen mee naar huis!’ waarschuwde hij.
‘Nee, hoor. Maar als je zo’n arm schatje een keer op de arm hebt
genomen, dan ga je die mensen toch anders bekijken,’ mijmerde ze.
‘Helemaal anders dan op de tv, bedoel ik.’
36

Nick daalde verder af in de ingewanden van de ferry. Tot zijn verbazing


kwam de trap uit in een verlichte werkplaats vol raadselachtige apparaten
en meettoestellen die eruitzagen als de gasmeter thuis. Sommige wijzers
stonden in het rood, maar er was niemand die ze controleerde.
Toch was hij niet alleen in de ruimte. Tussen het ratelen en sissen door
klonken dreigende stemmen.
Nick maakte zich klein, zodat hij precies achter een metalen kast paste.
Vanaf daar kon hij ongezien spioneren.
Ondanks de hitte huiverde hij, en niet alleen van de spanning. Hij
hoorde duidelijk iemand jammeren en smeken.
Die stem…
Heel voorzichtig loerde Nick over de kast heen.
Daar stonden ze, helemaal achteraan. De afpersers hadden hun
slachtoffer ingesloten in een hoek. Nick begon te gloeien toen een van de
griezels de arm van de oude man in een gemene houdgreep knelde. Maar
zijn woede ontplofte pas echt toen hij besefte dat de andere schoft lachend
een lmpje stond te maken van de ouderling. De arme man huilde van
ellende.
Hij kon de foltering niet langer aanzien, er moest iets gebeuren, nu.
Hij trok zich terug. Had hij niet ergens een metalen staaf gezien? Zou
hij snel genoeg zijn voor een verrassingsaanval en twee inke meppen?
Hij wilde zich omdraaien, maar een ijzersterke klem om zijn luchtpijp
en een hand op zijn mond maakten hem onmiddellijk weerloos.
Iemand sleepte hem achterwaarts een paar meter door de gang. Toen
piepte er een deur en werd hij met een harde duw in een inktzwart gat
geslingerd. Zijn voet bleef haken zodat hij op zijn knieën belandde. De pijn
sneed door zijn huid.
Schreeuwen lukte niet, zijn stembanden waren platgedrukt.
Alles bij elkaar had de overval misschien tien seconden geduurd. Een
zachte klik achter zijn rug bevestigde wat hij eigenlijk al wist.
Hij zat opgesloten.
37

Het restaurant liep langzaam vol, het was bijna negen uur.
Karla kreeg een lichte aanval van jaloezie door al die onbezorgde
gezinnetjes die zich weer eens heerlijk lieten verwennen. Zelf kreeg ze
geen hap door haar keel. Ze kon toch niet zitten schransen terwijl Nick op
hetzelfde ogenblik misschien niet eens een stuk droog brood had? Ze stond
op. ‘We kunnen beter naar buiten gaan om te bellen, hier is te veel lawaai.’
De anderen volgden.
De zweetdruppels op Frits’ voorhoofd kwamen net zo goed door de
vroege hitte als door de spanning. Hij had geen moment geloofd dat Nick
op de ferry in gevaar zou zijn, maar nu begon hij toch te twijfelen.
Ze keken Len hoopvol aan.
Die staarde met een strakke blik terug. De toon van het gesprek was
duidelijk: geen resultaat.
‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Ze hebben nog geen reactie van de ferry. Zodra
er nieuws is, bellen ze. We moeten afwachten.’
Karla beet op haar lip, ze kon haar tranen nauwelijks bedwingen.
Precies op dat moment knalde het eerste nummer uit de boxen bij het
zwembad. ‘Aaaand it’s time for AQUAGYM!’ schreeuwde een animator.
Fred, die zag dat Frits machteloos zijn vuisten balde, nam de leiding.
‘Kom op, jongens, we gaan naar het oude hotel om iets nuttigs te doen
tijdens het wachten. Len, zodra je iets hoort…’
‘…bel ik Zoë, natuurlijk!’ beloofde hij. Hij wilde niks liever.
38

Nick stikte bijna, zo heet was het in zijn cel. Zat hij opgesloten in de
machinekamer? Onmogelijk te zeggen, hij kon zich totaal niet oriënteren
in dit aardedonkere hol. De walm van smeerolie en warm metaal deden
hem kokhalzen, of was dat gewoon zijn maag die om eten smeekte?
Het mechanische gebulder deed zijn oren uiten en maakte het
moeilijk om na te denken. Hij was vast de eerste passagier die hier ooit
beland was, wat een verschil met de comfortabele zithoeken boven.
Ze zouden terugkomen, dat stond vast.
Om wat te doen? Hem ondervragen? Waarover dan?
Nee, misschien niet.
Hem uitschakelen? Die mensensmokkelaars durfden alles, ze hadden al
zo veel doden op hun geweten.
Natuurlijk wilden ze van hem af, hij wist te veel! Zo ging het in lms
toch altijd?
Hij zag zichzelf al in de rechtbank. Terwijl de beklaagden met de
handen in het haar zaten, zou hij hen aan de galg praten door te getuigen
hoe ze de oude man met geweld achtervolgd hadden. Gevolg: schuldig!
Zo ver zouden ze het nooit laten komen, ze gooiden hem vast
overboord.
Of anders waren ze uit op losgeld. Die lui deden alles voor centen, zelfs
kinderen laten verdrinken door ze in gammele bootjes de zee op te sturen.
Papa had zeker al een telefoontje gekregen: als je je zoon levend terug
wil zien, luister dan goed. Ten eerste: géén politie!
Nicks angsten kronkelden alle kanten op.
Vóór de aankomst in Athene ging het gebeuren, hij voelde het gewoon.
Hoelang nog? Hoe laat was het?
Wat er buiten zijn gevangenis gebeurde, was niet te horen door de
geluiddichte deur. Hij kon zich maar beter doodstil houden, maar dat lukte
niet, hij was te zenuwachtig om te blijven zitten. Blind greep hij om zich
heen. Hij vond iets, een bezem was het. Die hield hij voor zich uit terwijl
hij in het rond strompelde.
Slecht idee, na drie stappen stootte hij zijn hoofd al.
Waar was hij in hemelsnaam aan begonnen? Had hij zich niet gewoon
keihard moeten amuseren op deze vakantie zoals iedereen, zonder zich te
gaan bemoeien met het lot van vreemden? Dit kwam er dus van: door een
stel misdadigers opgesloten worden in een ijzeren hok.
En het allerleukste aan de hele reis, het gametoernooi, had hij ook al
gemist.
Nick kreeg tranen in zijn ogen, zo veel medelijden had hij met zichzelf.
Tot zijn gewone angst ineens verdween. Die maakte plaats voor pure
paniek vanwege zomaar een nieuw bedenksel: wat als de ferry schipbreuk
leed en zonk? Dan zat hij hier als een rat in de val! Dan werd hij zelf een
drenkeling!
Zijn ademhaling en hartslag gingen nu razendsnel, het bonkte en
stormde hard in zijn borst alsof hij nu al naar de diepte zonk.
Misschien zou zijn lichaam pas over honderd jaar gevonden worden in
het scheepswrak, dat kon toch? Zijn ouders, Zoë, zijn vrienden, ze zouden
allemaal oud worden en sterven zonder ooit te weten wat er met hem
gebeurd was.
Allemaal de schuld van – van wie? Van hemzelf natuurlijk, en van Len,
en van de mensensmokkelaars, en eigenlijk ook van zijn ouders die deze
stomme bestemming gekozen hadden, en het was ook de schuld van al die
achterlijke oorlogen overal waardoor iedereen dik in de problemen kwam.
Zelfs hij. Wie had dat ooit verwacht? En hij had nog zo veel geweldige
plannen!
O ja, de grootste schuldige mocht hij niet vergeten. Dat joch dat hij zo
nodig moest helpen. Zaïd.
Mooie vriend was dat.
Hij ging op de grond zitten en schoof voorzichtig steeds een klein
stukje verder, tot hij een wand tegen zijn rug voelde. Daar zakte hij
moedeloos tegenaan, het hoofd tussen de schouders.
De tijd verstreek.
Kom me nu toch eindelijk halen, dacht hij, alsjeblieft, alsjeblieft, als-je-
blieft.
Niemand.
Minutenlang. Urenlang?
39

‘Nog niets?’ Frits sjouwde een bak fruit naar de noodkeuken van het kamp.
‘Nee, pap, nog niets. Denk je niet dat ik je zou waarschuwen als ik
nieuws heb?’ antwoordde Zoë nors.
Haar vader haalde zijn schouders op en verdween.
De peuter op Zoës schoot was duidelijk aan een schone luier toe. Hij
keek haar met grote ogen vol verwachting aan.
Ze kreunde. ‘Goed dan, kom maar mee. Denk vooral niet dat ik het
niet kan.’
Ze gingen samen op zoek tussen de hulpgoederen. Er waren dekens,
kleren, speelgoed, alle denkbare spullen stonden en lagen door elkaar.
Behalve juist dat wat zij nodig hadden.
‘Heb jij luiers gezien?’ riep Zoë naar Fred, die dienstdeed als
vuilnisman.
‘Massa’s gebruikte, maar dat bedoel je zeker niet? Man, wat een bende
is het hier.’ Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd.
Sandra en mam zaten te praten met een vrouw terwijl drie kinderen
met een bellenblaas speelden.
‘Luiers?’ Het leek alsof mam de vraag niet begreep.
‘Wat is er, mama? Alles goed met je?’
‘Deze vrouw… ze is vertrokken met vijf kinderen en nu na de overtocht
heeft ze er nog maar drie. Zulke dingen gebeuren hier de hele tijd, ik wist
niet dat het zo erg was…’
Zoë dacht na. Ze had op school wel vluchtelingenverhalen gehoord,
maar dat waren gewoon woorden. Ze gaf de peuter door aan Sandra, die
zich onmiddellijk over het kereltje ontfermde, en mengde zich in de
menigte.
40

Het ging niet goed met Nick. Hij ademde met korte teugjes en dacht nog
maar aan één ding: hulp. Wie kon hem hieruit redden? Zijn ouders? Ze
waren er altijd geweest, zijn leven lang, en nu wist hij zeker dat hij hen
nooit meer terug zou zien.
Er golfde misselijkheid door zijn buik. Ogen open of dicht maakte geen
verschil, overal tintelden kleine rode sterretjes, hij voelde ze zelfs in zijn
vingertoppen.
O nee, dat betekende vast dat hij auw ging vallen!
Nu werd zijn angst helemaal de baas.
Hij kon niet meer, hij moest weg uit dit stinkhok, wat er ook gebeurde.
Hij kroop rond tot hij de deur gevonden had. Toen begon hij te gillen en
met zijn voeten te stampen en met de bezem te hameren, net zolang tot er
geen greintje energie meer in zijn moegestreden lijf overbleef.
Een zware dreun deed hem wankelen, wat was dit, een aanvaring? De
bezem kletterde uit zijn handen op de vloer.
Precies op dat moment rammelde iemand aan de deur, waarna die
langzaam op een kier openging. Het kleine streepje licht was al voldoende
om Nicks ogen compleet te verblinden na uren duisternis.
Met een allerlaatste krachtinspanning sprong hij de vrijheid tegemoet.
Maar hij had geen kans, de klauwen die hem bij zijn schouders grepen
leken van staal.
Dit moest het einde zijn en eigenlijk vond hij het best.
Eindelijk.
41

Het leek alsof Zoë gehypnotiseerd werd door de vieze kamplucht, het
lawaai en de rommel. Mensen wilden met haar praten, want ze zagen dat
zij uit een land kwam waar ze zelf naartoe wilden. Ze slorpte het allemaal
op en ze bleef maar luisteren en vragen en praten, uren aan een stuk.
Met de vrouw die nog nooit in haar leven de zee gezien had en toen
ineens de levensgevaarlijke overtocht had meegemaakt.
Met de man die lachte toen ze vroeg waarom hij niet gewoon
geweigerd had om in een overbevolkte rubberboot te stappen. ‘Omdat de
mensensmokkelaars me bedreigd hadden met een pistool,’ zei hij, alsof het
de gewoonste zaak van de wereld was.
Met de kinderen die zich binnen in het oude hotel schuilhielden, omdat
ze nog nooit in hun leven buiten gespeeld hadden.
Toen ze even pauzeerde, besefte ze dat iedereen hier hetzelfde wilde:
een leuke school voor hun kinderen en een veilige toekomst voor de hele
familie. Precies datgene wat Nick en zij al heel hun leven hadden.
Nick?
Nick!
Ze graaide naar haar telefoon – o nee, een gemiste oproep!
Met trillende vingers belde ze terug.
‘Gameroom Yoda, met Len.’
‘Sorry, met mij, ik had je niet gehoord, heb je al nieuws?’
‘Zoë! Hoe gaat het daar? Nee, nog geen nieuws. Dat wilde ik je even
laten weten, want het duurt nu wel erg…’
Zoë kon het niet geloven, waarom belde hij als er geen nieuws was?
Voor de gezelligheid?
Ze wilde Len net even ink de waarheid zeggen, toen ze een tweede
oproep kreeg. Ze drukte hem weg.
Onbekend nummer.
‘Hallo, met Zoë? Hallo?’
Toen Nick de bezorgde stem hoorde, begon zijn kin zo hevig te trillen dat
het moeilijk werd om normaal te antwoorden.
Hij zat op de commandobrug van het schip, aangestaard door de halve
bemanning én de kapitein. Een matroos had hem gevonden toen hij na het
aanmeren in Athene controleerde of er geen passagiers meer
achtergebleven waren. Zodra hij begrepen had dat dit de jongen was die ze
al een paar keer omgeroepen hadden, had hij Nick bij de kapitein gebracht.
En die liet hem onmiddellijk contact opnemen met zijn familie.
Nu hij op de stoel van de stuurman mocht zitten, met een ijskoud blikje
cola voor zijn neus, voelde hij zich eindelijk veilig. Waarom de
mensensmokkelaars hem verder met rust hadden gelaten kon hem op dit
moment echt niet schelen. Hij was gered, punt.
Het nummer van zijn zus kende hij gelukkig uit zijn hoofd.
‘Hallo, met Zoë? Hallo?’
Een haastige slok cola activeerde zijn stem. ‘Ik ben het, Zoë, ik zit op
de…’
‘Nick! Eindelijk! Zit je nog op de ferry? Waar ben je? Is alles oké met
je?’
‘Ja, alles oké, denk ik.’
‘Je dénkt het? Ben je gewond of zo? Wat is er?’
‘Niets, nee, niet gewond, gewoon.’
‘Gewoon? Je was verdwenen!’
‘Weet ik, maar dat kwam door…’
‘Door Len, ja dat weten we, die ellendeling heeft…’
‘Nee, niet alleen door Len, maar…’
‘Door wie dan nog?’
Nick zweeg. Hij keek uit over de kade waar honderden mensen
samentroepten, sommigen zwaar bepakt, anderen met geen ander bezit
dan de kleren die ze aanhadden. Niemand van hen keek nog achterom
naar de ferry, ze stonden klaar voor het volgende deel van hun reis naar
een onzekere bestemming.
Was de oude man er nog bij? En Zaïd? En de mensensmokkelaars?
Terroristen misschien?
‘Nick, hoor je me? Heeft iemand je meegenomen daarnaartoe? Hoe
ben je daar beland?’
Tja, hoe was hij hier beland? Waarschijnlijk zoals al die anderen.
‘Gewoon,’ sprak hij zacht, ‘per ongeluk…’
42

Van de terugtocht merkte Nick niet veel. Ze hadden hem een kajuit
gegeven, waar hij na een lekkere douche in een zalig bed plofte. Pas in de
haven van Argos maakte de diepe dreun van de scheepshoorn hem wakker.
Het leek alsof hij terugkwam van een reis naar de maan, zo blij waren
ze: pap, mam, Fred en Sandra, Zoë en zelfs Len. Met een speciaal
gehuurde cabrio reden ze toeterend terug naar Hotel Atlantis. Daar
verwelkomde de directeur hen persoonlijk. Er was champagne en gebak en
hij moest telkens opnieuw zijn verhaal vertellen.
Nick legde uit hoe hij zijn vriend alleen maar blij wilde maken door
hem te geven wat hij zelf ook kreeg. Maar toen zat hij ineens op die boot,
per ongeluk, want niemand lette op hem. Ook niet op Zaïd trouwens, ze
waren geen jongens meer maar vluchtelingen, zoals duizenden anderen,
allemaal hetzelfde. Het kon niemand schelen hoe ze heetten of waar ze
vandaan kwamen. En toen wist hij niet of hij zijn familie ooit nog terug
zou zien, of hij de weg naar huis nog zou vinden. Of hij op goede mensen
zou botsen of, weer per ongeluk, op slechte zoals de mensensmokkelaars. O
ja, die had hij ook gezien, ze hadden hem opgesloten. Maar daarna waren
ze hem helemaal vergeten. Toevallig. Of niet?
Nick ratelde maar door tot zijn moeder hem meenam naar de kamer,
want zij was de enige die zijn verwarring merkte.
Vanaf het balkon keken ze in stilte naar de zee.
Pas na een hele poos haalde Nick de laptop.
‘Ik wil weten waar Zaïd is. En de oude man. En de
mensensmokkelaars. Zal iemand achter hen aan gaan?’
Zijn moeder wist het niet. Ze zochten naar antwoorden, urenlang. De
verhalen rolden eindeloos over het scherm, mooie en lelijke. Wie geluk
had, reisde blijkbaar vanuit Athene vlot verder naar andere landen en
steden, over grenzen, waterwegen en bergpassen, met bussen en treinen,
heel soms met het vliegtuig. Maar de meesten hadden pech en moesten
vechten. Vechten om te kunnen eten, drinken en slapen. Om door ijskoude
rivieren te lopen, urenlang in stilstaande treinen te zitten of te stranden bij
muren met prikkeldraad of ergens in het zoveelste stinkende kamp.
Wat ze ook lazen, het was niet te voorspellen of Zaïd ergens welkom
zou zijn of niet. Of ze hem zouden helpen of in de val zouden lokken. En
hij stond er helemaal alleen voor. Misschien zouden mensenhandelaars
hem wel dwingen om voor hen te werken.
‘Dat gebeurt toch niet, mam? Toch niet in Europa, bedoel ik?’
Karla zocht verder op politiewebsites en krantenpagina’s. Ze merkte
niet eens dat de tranen over haar wangen rolden.
‘Toch wel, Nick. Helaas wel. We kunnen alleen maar hopen dat Zaïd
veel geluk heeft. Hij zal het heel hard nodig hebben.’
Epiloog

De zomer was voorbij, alle toeristen hadden Argos verlaten. In Hotel


Atlantis werd ijverig gewerkt, want de directeur eiste dat iedere centimeter
opgeruimd en schoongemaakt was.
Len, die weinig zin had om zich moe te maken, deed in gameroom
Yoda alsof hij erg druk was met de spelconsoles en de computers. Maar
eigenlijk zat hij maar wat te surfen en te chatten.
Plotseling ging hij rechtop zitten – een berichtje van Layla van de
receptie!
Kom je even? Ik heb je nodig! stond er.
Eindelijk! Hij wilde al zo lang een afspraakje met haar, dit was zijn
kans.
‘Wow, wat zit je haar super!’ zei hij meteen zodra hij haar zag, maar
Layla duwde verveeld een vel papier in zijn handen.
‘Kijk hier even naar, het is al de derde keer dat we dezelfde mail krijgen
en volgens mij weet jij waarover dit gaat.’
Len las de print en fronste. In slecht Engels vroeg de afzender, een
zekere Darksun10000, het thuisadres van Nick Visser.
‘Tja. Je weet toch dat we nooit zomaar adressen van onze hotelgasten
doorgeven?’
‘Weet ik, maar jij kende die Nick toch goed? En zijn zus ook, dacht ik?’
‘Mwah,’ antwoordde hij stoer. ‘Nick natuurlijk wel, steengoeie gamer
die kerel. Had hij een zus? Kan…’
Het was helemaal niets geworden met Zoë, vandaar.
Layla deed alsof ze hem geloofde. ‘Nou ja, misschien is het belangrijk.
Zo lijkt het in ieder geval. Ik dacht dat jij die Darksun ook wel zou
kennen.’
Normaal volgde Len altijd angstvallig de regeltjes van de directeur op,
maar om bij Layla te scoren moest hij zich misschien wat avontuurlijker
voordoen. En inderdaad, hij had een sterk vermoeden wie er achter die
schuilnaam zat.
‘Ach, weet je wat? Geef dat adres maar door aan die Darksun, kan ons
het schelen.’
Ze keek hem lief aan. ‘Doe jij dat anders even, Len? Dan ben ik straks
wat sneller klaar.’
‘Hoezo, heb je plannen?’
‘Het personeelsfeestje in de stad, weet je wel? Geef je me een lift?’
Len grijnsde zijn vampiertandjes bloot.

Terwijl de andere hotelmedewerkers de party op gang dansten, voerden de


security-agenten hun allerlaatste opdracht uit. Gekleed in hun zwarte
uniformen verspreidden ze zich over het hele terrein. Iedere kamer werd
nog één keer gecontroleerd, alle lichten werden uitgedaan en elke deur
werd op slot gedraaid. In het licht van hun zaklampen lag het lege
zwembad er somber bij.
‘Is iedereen er? Kom op, waar is het feestje?’ brulde de aanvoerder.
‘En het strand dan?’ vroeg een collega.
‘Ga jij maar als je dat zo graag wil, wij gaan naar de party. Daaaag!’
Lachend liepen de mannen naar de zwarte terreinwagen. Ze stopten
nog één keer om het zware hek voor het lege hotel te sluiten. Toen ze
eindelijk weggescheurd waren, verstoorde niets of niemand nog de stilte in
Hotel Atlantis.
Vooral de man op het strand niet. Hij had zich verschanst in een van de
controleposten, vanaf waar hij dag en nacht de zee kon afspeuren.
Vandaag komen ze niet meer, dacht hij, zenuwachtig aan zijn snor
plukkend. Morgen misschien?
 

Na de feestdagen, wanneer alle kerstversiering verdwenen was, vond Nick


het altijd een stuk kouder op de ets van school naar huis. Nergens zag je
nog kaarsen of lampjes of rood-witte mutsen, nu was het alleen nog
keihard winter. De vrieskou beet meedogenloos in zijn vingers, door de
dikke wollen handschoenen heen. Cadeautje van onder de kerstboom.
December was weer top geweest. Eerst Sinterklaas, in wie hij natuurlijk
al lang niet meer geloofde maar die toch bleef langskomen, en dan kerst
met verrassingen voor het hele gezin. En oudejaarsdag, misschien wel de
allerleukste dag van het jaar. Of toch zeker de lekkerste.
Dagdromend stalde hij zijn ets in het tuinhuis, om daarna eindelijk
thuis te komen in de warme gezellige keuken.
Er was nog niemand.
Nick gaf de poes te eten, zette de tv aan en raapte de post van de mat.
Reclame voor Zoë en een paar voorgedrukte enveloppen voor mam. En
ook iets voor hem. Zijn naam stond in blauwe inkt op een brief met twee
vreemde postzegels. Geen afzender.
Er zat een klein bobbeltje in het papier. Voorzichtig scheurde Nick de
envelop open.
Eerst herkende hij het lintje niet, de kleur was helemaal vervaagd.
Toen ineens wist hij het weer. Het was een lichtgeel polsbandje met een
rood schij e eraan.
Maar dat was niet alles, er zat nog iets in. Een blaadje.
De tekst was in het Engels, precies het soort Engels dat hij op school
geleerd had, hij kon het zo vertalen.
 

Dear Nick,

Ben je oké?
Ik stuur je het polsbandje terug, want ik heb het niet meer nodig. Nooit meer,
denk ik. Het gaat goed met mij. Ik ben in het ja-land waar we op vakantie
geweest zijn toen ik klein was. Aan de reis hiernaartoe denk ik liever niet meer
terug.
Mama is nog altijd in Athene, te ziek om te reizen. Van papa heb ik nog
niets gehoord maar dat kan niet anders, hij weet niet waar ik ben.
Gisteren heb ik goed nieuws gekregen, misschien is er een familie bij wie ik
kan logeren.
Hier is alles anders. De school, het land en de mensen. Soms is dat goed, soms
niet. Je moet geluk hebben.

veel geluk voor jou en je familie,


darksun10000@gmail.com

O, nog één ding. Het spijt me dat ik je moest opsluiten op de ferry. Ik had geen
keuze, want je besefte niet hoe gevaarlijk het was wat je deed. Ze hebben je niet
te pakken gekregen en mij ook niet. Maar de oude man…

Echt waar, man, je moet geluk hebben.


Deze ebook licentie is jouw eigendom en kan gelezen worden op een Mac,
pc of laptop, e-reader, tablet en/of mobiele telefoon.

(Door)verkopen, verspreiden (sub)licenseren, verhuren, leasen of op een


andere manier overdragen van enig recht in of op deze licentie of dit eBook,
danwel reproduceren, uitgeven, uitzenden of op enige andere manier
beschikbaar stellen van dit digitale bestand aan een 3de partij is ten strengste
verboden.

Dit bestand is voorzien van een watermerk met informatie die jou aanmerkt
als de eigenaar van de licentie om misbruik voorkomen.

Veel leesplezier!

You might also like