Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 112

Tweede druk 2021

© 2021 tekst: Maren Stoffels / www.marenstoffels.nl


Vormgeving omslag: Buro Blikgoed
Auteursfoto: Chris van Houts
Uitgeverij Leopold, Amsterdam / www.leopold.nl / www.kinderboeken.nl
isbn 978 90 258 8101 6 / nur 283

Deze digitale editie is gemaakt naar de eerste druk, 2021.

Dit e-book leest het best als het lettertype op de e-reader is ingesteld op ‘origineel’,

‘standaard’ of ‘default’. Verder wordt aangeraden om de volgende instellingen te


kiezen: ‘niet uitvullen’ en ‘niet afbreken’.
Are you ready for it?
– Taylor Swift –
TRIGO

‘Klim erop dan.’ Brahim kijkt me van opzij aan. ‘Of durf je niet?’
Ik kijk naar het hoge hek voor me. Daarachter is de nieuwe escape room.
Door het doek, dat rond het hele hek gespannen is, kan ik geen enkele glimp
van de escape room opvangen.
Ik weet zeker dat dit niet mag, de eigenaar probeert niet voor niets om alles
al maanden geheim te houden.
Maar de uitdagende blik van Brahim maakt dat ik dat helemaal vergeet.
‘Natuurlijk durf ik wel.’
Ik denk niet langer na en grijp het hek door het doek heen beet. Het is glad,
ik heb nauwelijks grip, maar toch weet ik mezelf omhoog te hijsen.
Het hek is hoog, nog hoger dan het leek toen ik ervoor stond.
Wat als iemand ons ziet? Ik probeer om me heen te kijken, maar daardoor
glijd ik bijna weg.
‘Lukt het?’ vraagt Brahim lachend van beneden. ‘Of heb ik eindelijk iets
gevonden wat te hoog voor je is?’
‘Nee, hoor.’ Mijn vingers verkrampen, maar toch zet ik door. Ik klem mijn
handen om de bovenrand van het hek en trek mezelf het laatste stukje naar
boven. Klimmen is nooit mijn sterkste punt geweest, ik ben beter in sprongen
maken. Bij het freerunnen ben ik altijd jaloers op Coco, die overal binnen een
paar tellen op klimt.
Maar dan zit ik eindelijk boven op het hek.
‘En?’ vraagt Brahim. ‘Hoe heet-ie? Is het een horror-thema? Alsjeblieft, zeg
dat het te maken heeft met geesten en bloed en…’
‘De naam is afgedekt.’ Ik kijk naar het tweede doek, dat de naam van de
escape room verbergt. Verder ziet de villa er nog altijd even eng uit. Toen ik
hoorde dat dit een escape room werd, verbaasde het me niets. De twee kleine,
spitse torentjes en de houten veranda lijken zo uit een horrorfilm te komen.
‘Dus we weten nog steeds niets?’ Brahim schopt met de punt van zijn gymp
tegen het hek.
‘Hé, wat moet dat daar!’
Brahim en ik schrikken op van een harde stem. Aan de overkant van de
straat komen twee agenten onze kant op. Mijn hartslag schiet omhoog. Ik
bevries, maar Brahim wenkt me naar beneden te komen.
‘Tri…’
‘Jongeman!’ Een van de twee agenten steekt zijn hand in de lucht. ‘Kom
onmiddellijk van dat hek af!’
‘Rennen!’
Brahim is er al vandoor. Zo snel als ik kan spring ik van het hek af en ga
achter hem aan.
Binnen een paar tellen haal ik hem al in en ga hem voor het park in. Ik
spring over de fietspoortjes, maar Brahim wurmt zich erdoorheen.
Ik kijk over mijn schouder. Komen die agenten achter ons aan?
‘Sneller, Bra!’
‘Noem me niet zo!’ hijgt Brahim. Sinds hij weet dat ‘bra’ Engels is voor
beha, wordt hij laaiend als ik hem zo noem. ‘Ik maak je af.’
Ik grijns. ‘Dan moet je me eerst zien in te halen!’
We rennen langs de fontein. Ik spring op de rand en snijd zo een stuk af.
Dan door het kleine speeltuintje, langs een druk terras en via het grote grasveld
het park weer uit.
Pas als we een paar straatjes zijn ingeschoten, durf ik weer achterom te
kijken.
Er is geen spoor van de agenten te bekennen. Yes!
Brahim hijgt uit met zijn handen op zijn knieën. ‘Waren het collega’s van je
pa?’
‘Ik weet het niet…’ Ik blijf om me heen kijken. ‘Volgens mij niet. Dan had
ik ze wel herkend, en zij mij.’
Brahim zucht. ‘Dit was pas ontsnappen… Daar is die beste escape room van
Nederland niets bij!’
Ik laat zijn woorden op me inwerken. In mijn hoofd ontvouwt zich een plan
en ik voel mijn bloed bruisen.
‘Weet je wat? We gaan vanavond terug.’
‘Sorry?’ Brahim kijkt hijgend op.
Ik kan nauwelijks nog stilstaan. ‘Vanavond breken we in.’
Ik zie het al helemaal voor me. Maandag kan ik op school vertellen hoe de
escape room eruitziet, nog voordat hij officieel open is.
Zou Coco met ons mee willen? Ik zie haar gezicht voor me, met die
tientallen sproetjes. Sinds zij met ons meetraint, geef ik altijd een beetje extra.
Het lijkt wel of mijn sprongen nog hoger en gevaarlijker worden.
Brahim schudt zijn hoofd. ‘Bij een escape room breek je úít, niet in.’
‘Wij wel.’ Ik denk na. ‘Ik ken dat trucje van mijn vader nog, we komen zo
binnen.’
Zodra ik het zeg, voel ik het stukje weer. Het stukje dat in mijn keel klem zit
sinds hij dood is. Op sommige dagen denk ik dat het weg is, maar dan ineens is
het er weer. Het is net een stukje appel, maar ik krijg het niet weggespoeld met
water.
Brahim kijkt me aan. ‘Je bent gestoord. Wat als die agenten ons zien? Ze
matsen jou heus niet omdat je pa een agent was, hoor!’
‘Niemand ziet ons als we eenmaal binnen zijn. Ik weet dat het krankzinnig
is, maar stel je eens voor: we kunnen eindelijk zien hoe het er vanbinnen
uitziet!’
Ik zie Brahim twijfelen, nu moet ik snel zijn.
‘We vragen Coco mee.’ Ik hoor hoe gretig ik klink en voeg er snel aan toe:
‘En Eva natuurlijk. Met z’n vieren moet het lukken. Ik daag je uit.’
Die laatste vier woorden hebben een magische werking op Brahim. Zoals
altijd beginnen zijn ogen te twinkelen.
‘En mag ik dan iets voor jou verzinnen?’
Ik heb hem. Brahim is verslaafd aan uitdagingen verzinnen. Laatst liet hij
me op het dak van de school klimmen tijdens de grote pauze. Eva werd gek
toen ik via de regenpijp omhoogklom, maar toen ik boven stond, barstte het
applaus los. Zelfs de meester klapte mee.
‘Prima,’ zeg ik. ‘Doe je mee?’
‘Goed…’ zegt Brahim langzaam en er verschijnt een grijns op zijn gezicht.
Wedden dat hij iets goors voor me verzint? Laatst had hij het al over die
insectenburgers van de supermarkt.
‘Ik doe mee als jij…’ Brahim laat een kleine stilte vallen. ‘… met Eva zoent.’
‘Met Eva?’ In mijn hoofd gaan alle alarmbellen af. Ik ben al heel lang
bevriend met Eva.
‘Ja.’ Brahim stoot me aan. ‘Eén zoen, meer is het niet.’
Ik zie Coco’s gezicht weer voor me. ‘Kan je niet iets anders verzinnen?’
‘Nee.’ Brahim steekt zijn hand naar me uit. ‘Doe je het?’
Ik móét die escape room vanbinnen zien. Bovendien kan ik nu niet meer
terugkrabbelen. Brahim is niet gek, hij snapt dan meteen dat er iets aan de
hand is. Als hij erachter komt van Coco laat hij me geen seconde meer met
rust.
Ik pak Brahims hand en schud hem. ‘Goed.’

Na de freerun-training blijf ik met Coco achter op de halfpipe, die langzaam


afkoelt. De zon probeert door het dichte bladerdek te komen, maar is gelukkig
niet zo fel meer. Op deze halfpipe oefen ik vaak met Coco op moeilijke
sprongen. Toen ze een tijdje geleden na de training bleef hangen, waren we
ineens met z’n tweeën over. Sindsdien gebeurt dat elke keer.
‘Ik ga met jullie mee.’ Coco kijkt me van opzij aan en ik voel een kriebel in
mijn buik.
‘Echt?’ Even was ik bang dat ze het een achterlijk plan zou vinden, maar ze
straalt.
‘Natuurlijk. Ik wil die escape room ook al maanden zien!’
‘Cool! Dan zie ik je daar vanavond.’ Ik kijk even op mijn telefoon. Het is
inmiddels halfzes, ik moet zo naar huis voor het eten.
‘Prima.’ Coco zet af en rent via de andere kant van de halfpipe omhoog.
Bovenaan blijft ze even op de rand staan en rent weer terug.
‘Ik zeg wel dat ik met andere teamgenoten bij jou logeer.’
Coco heeft haar haarlint nog in, dat ze altijd bij de training draagt. Anders
zitten haar krullen in haar gezicht en ziet ze niet waar ze rent. Al weet ik zeker
dat ze zelfs met haar ogen dicht nog zou kunnen free­stylen. Als Coco rent, ziet
het er zo soepel uit dat ik er jaloers van word.
Nu ook, het lijkt wel of ze vliegt. Ik zet ook af en volg haar voorbeeld. We
gaan steeds sneller en sneller.
‘Uitslover,’ roept Coco, als ik op het hoogste punt een handstand maak en
via een achterwaartse salto beneden op de halfpipe land. Mijn gympen piepen
op het staal als ik opnieuw naar boven ren. Coco zit inmiddels weer op onze
plek, op de rand van de halfpipe.
Als ik op haar hoogte ben, houd ik me staande door met mijn handen op de
rand te leunen. Elk aan één kant van haar. Coco’s ogen boren zich in de mijne,
ze knippert niet eens.
Haar gezicht is zo dichtbij dat ik nog maar twintig centimeter hoef. Waar
maak ik me druk om? Ik maak sprongen die meters ver zijn!
Maar dan herinner ik me mijn deal met Brahim. Hij was heel duidelijk: ik
moet Eva zoenen, niet Coco. Hoe kan ik dat doen?
Mijn handen glijden weg. Het gaat zo snel dat ik niet meer kan reageren. Ik
schuif op mijn blote onderarmen de halfpipe af en ik voel mijn huid
wegbranden. Het is of ik mijn armen langs een enorme kaasschaaf haal.
Onder aan de halfpipe kom ik tot stilstand. Ik bijt mijn kiezen op elkaar als
ik naar mijn armen kijk. Er zitten twee landingsbanen aan bloed van mijn
polsen tot aan mijn ellebogen. Mijn vel lijkt net loshangend behang.
Coco springt naar beneden. ‘Dat ziet er vreselijk uit. We moeten naar het
ziekenhuis!’
Het lukt me nauwelijks om te antwoorden. Ik durf op metershoge gebouwen
te klimmen, maar ziekenhuizen bezorgen me doodsangst.
Ik zie pap altijd voor me, met al die slangen en piepende apparaten. Ik dacht
écht dat hij het zou redden na dat auto-ongeluk…
‘Het gaat wel,’ zeg ik. ‘Ik doe thuis gewoon…’
‘Doe niet zo achterlijk.’ Coco pakt me bij de hand en sleurt me mee. ‘Kom.’
EVA

Waar blijft Trigo? Hij heeft geen training meer, maar toch is hij nergens te zien. Zijn moeder is
een halfuur geleden het huis uitgesneld en in de auto gesprongen, maar verder ligt het huis er
doodstil bij.
Er is toch niets aan de hand?
Ik heb Trigo al een paar berichtjes gestuurd, maar er komt geen antwoord.
Het enige berichtje dat ik kreeg, was van Brahim:

Uitdaging van Trigo: vanavond inbreken in de escape room! ZEG DAT JE BIJ MIJ SLAAPT!

Het duurde even voordat ik begreep wat er stond. Dit ging natuurlijk over die nieuwe escape
room, die aan de rand van de stad wordt gebouwd. In die enge villa, die al jaren leegstaat.
Ik kijk nog een keer naar het berichtje. Soms lijkt het wel of Trigo zich nergens door laat
tegenhouden. Niet door hoogtes, niet door dichte deuren.
Ik herinner me hoe hij laatst op het dak van de school stond, met wapperende haren en zijn
armen wijd alsof niemand hem iets kon maken.
Zo voel ik me tijdens het schrijven. Ik kijk naar de blocnote op mijn schoot.

Overal snoeren, gepiep en meters die uitsloegen.


‘Dat hoort zo,’ vertelde je, maar ik vond het allesbehalve normaal.
En aan jouw gezicht te zien was je er ook nog lang niet aan gewend.

Ik schrijf vaker persoonlijke verhalen, maar dit komt wel heel dichtbij.
Wat zou Trigo ervan vinden als hij dit las? Vindt hij het wel goed dat ik over hem schrijf?
Ik kijk weer naar het berichtje van Brahim.
Uitdaging van Trigo.
Waarom zou hij zoiets verzinnen? Ze zijn helemaal gek geworden en dat ga ik ze laten
weten ook.
Dan hoor ik een auto de straat in rijden.
Als ik opkijk, herken ik de auto van Trigo’s moeder. Ik veer op. Zit Trigo erin? Ja, ik zie zijn
bijna lichtgevende blonde haren op de bijrijdersstoel.
Waarom is ze hem met gierende banden gaan halen? Is er inderdaad iets gebeurd?
Als Trigo uitstapt, zie ik het. Zijn armen zitten allebei ingepakt in hagelwit verband. Is hij
gevallen bij de training? Trigo valt nooit, ik heb er nooit bij stilgestaan dat dat kon gebeuren. De
angst die ik voel als hij weer eens op een hoog gebouw staat, is vooral mijn eigen angst. Alsof
ík daar sta, alsof ík kan vallen.
Ik doe het raam open om hem te roepen, maar dan gaat er nog een portier open. Eerst denk
ik dat het Brahim is die uitstapt, maar zijn krullen zijn veel donkerder. En dan zie ik het.
Het is een meisje.
Wie is dat? Ik heb Trigo nog nooit over haar gehoord.
Trigo, Brahim en ik. We zijn altijd met z’n drieën.
En nu is er ineens een ander meisje, dat achter Trigo en zijn moeder aan naar binnen loopt.
Ik kijk naar het berichtje van Brahim. Trigo’s naam flikkert voor mijn ogen. Hebben ze dit
meisje soms ook meegevraagd naar de escape room vanavond?
Ik typ één woord, mijn duim blijft boven de verzendknop hangen.
Doe het niet, zegt een stemmetje in mijn binnenste, maar dan is mijn antwoord al verstuurd.

Deal.
TRIGO

‘Wat heb jij nou?’


Als ik aan kom fietsen, kijkt Brahim met grote ogen naar het hagelwitte
verband om mijn armen.
‘Ik ben gevallen,’ zeg ik, terwijl ik mijn fiets op slot zet. De wonden prikken
venijnig, maar wonder boven wonder heeft mam me toch laten gaan.
Waarschijnlijk omdat we vakantie hebben, en ze geen idee heeft wat we van
plan zijn.
‘Kan je nog wel zoenen dan?’ Brahim geeft me een knipoog.
Ik kijk om me heen, maar Coco en Eva zijn er gelukkig nog niet. Coco
moest na de huisartsenpost naar huis om haar spullen voor het zogenaamde
slaapfeestje op te halen.
‘Of durf je niet meer?’
‘Natuurlijk wel.’ Ik probeer niet aan het moment te denken dat ik Eva moet
zoenen. Het liefst stel ik dat zo lang mogelijk uit, totdat Brahim het vergeten
is.
Maar hij vergeet nooit een uitdaging…
‘Was je ma oké?’ Brahims stem wordt plotseling serieus. ‘In het ziekenhuis,
bedoel ik?’
Ik zie mams spierwitte gezicht weer voor me. Volgens mij heeft ze sinds pap
net zo’n hekel aan ziekenhuizen als ik.
‘Jawel. Maar ik heb wel beloofd haar te bellen voordat we gaan slapen.’
Brahim knikt. ‘Logisch.’
Mam en ik bellen elkaar altijd. Als we te laat zijn, laten we het de ander
weten. Ik aan haar, zij aan mij.
‘Maar voorlopig gaan we nog niet slapen.’ Brahim knipoogt. ‘Toch?’
‘Nee.’ Ik wil niet meer aan mam denken en de leugen die ik haar heb verteld.
Ik heb gezegd dat ik vanavond bij Brahim slaap. Bijna had ik tóch de waarheid
eruit geflapt. Mam, ik ben even inbreken in de escape room, tot zo!
‘Ik moet alleen wel terug als de wonden weer gaan bloeden.’
Brahim trekt een gezicht.
‘Jíj wilde een escape room met een horror-thema,’ herinner ik hem.
Hij schiet in de lach. ‘Dat is waar... O, kijk! Daar is Eva!’
‘En daar is Coco,’ zeg ik.
Ze komen allebei uit een andere richting en zien elkaar pas als ze afremmen.
‘Hé, ik ben Coco.’ Coco steekt haar hand uit naar Eva. ‘Van de training.’
Eva heeft een diepe rimpel tussen haar ogen, alsof ze tegen de zon in kijkt.
‘Ik ben Eva. Wat is er met jou gebeurd, Trigo?’
‘Gevallen,’ zeggen Brahim en ik in koor.
Dan draait Eva zich om naar het hek. Ze moet haar hoofd in haar nek
leggen om de bovenkant ervan te kunnen zien.
‘Wat hoog! Ze willen inbrekers wel héél graag buiten houden…’
‘Echt wel…’ Coco kijkt om zich heen. ‘Gaan we dit écht doen?’
‘Zeker weten.’ Ik slinger mijn weekendtas over het hek. De eerste poging
mislukt, maar dan vliegt hij er alsnog overheen. De rest van de bagage gooi ik
erachteraan. Alleen Brahim doet zijn rugzak niet af.
‘Laten we snel naar binnen gaan,’ zeg ik, terwijl ik de overkant van de straat
in de gaten houd. Stel je voor dat die politieagenten weer terugkomen!
‘Ik ga wel eerst.’ Coco klimt soepel over het hek.
Ik ga achter haar aan. Deze keer gaat het makkelijker. Ik weet precies waar
ik mijn handen moet houden. Als ik met een plof naast Coco land, kijkt ze me
lachend aan.
‘Makkie, toch?’
‘Komen jullie nog?’ roep ik naar Eva en Brahim.
‘Ja, wacht even.’
Wat is Eva aan het doen? Ik hoor haar langs het hekwerk lopen.
‘Hier.’ Ineens steekt ze haar hand door het hek en houdt het doek omhoog.
‘Er zit hier een kier.’
Tot mijn grote verbazing weet Eva zich erdoorheen te wurmen. In no time
staat ze aan mijn kant van het hek.
Brahim staat nu als enige nog buiten. Als hij achter Eva aan wil gaan, kreunt
hij.
‘Au! Ik zit klem.’
‘Waarom heb je dan ook zo’n achterlijk grote rugzak bij je?’ Ik kijk naar
Brahims rug. De rugzak staat helemaal bol van de spullen.
‘Daar zit de noodvoorraad in.’
‘Noodvoorraad? We gaan alleen maar kijken, gek!’
‘Au!’ zegt Brahim nog een keer.
‘Ga terug,’ sis ik. ‘Dan kan je alsnog eroverheen.’
‘Ik zit klem!’
Ik kijk over zijn hoofd heen naar de straat. Stel je voor dat er nu iemand
langskomt en hem ziet. We zijn nooit op tijd weg met z’n allen…
Coco pakt Brahims arm en begint te trekken. Ik kom achter haar staan en
help haar mee. We hangen nu allebei met ons volle gewicht aan Brahim, die
zachtjes kermt.
‘Jullie trekken mijn arm eraf!’
‘Werk dan mee!’ Ik voel mijn oksels prikken als er een auto langsrijdt. Remt
hij nou af?
Maar dan schiet Brahim plotseling naar voren, als een champagnekurk uit
een fles op oud en nieuw. Ik vouw zo snel mogelijk het doek terug op zijn plek,
de auto rijdt gewoon door.
We draaien ons om en lopen naar de ingang van de escape room. Ik kniel
voor de dichte deur neer en haal een stukje ijzerdraad uit mijn broekzak. Pap
heeft me wel eens laten zien hoe zoiets werkt.
‘Met zo’n stuk ijzerdraad krijg je bijna alle deuren open,’ zei hij. Hij deed het
voor en liet het me één keer uitproberen op onze keukendeur.
‘Dit is geen grapje,’ zei hij erbij. ‘Dit leer ik je alleen voor noodgevallen.’
Ik schud de herinnering van me af en begin in het slot te poeren.
‘Wat ben je aan het doen?’ vraagt Eva.
Kan ik dit nog? Onze achterdeur ging uiteindelijk open, maar toen hielp pap
me. Nu moet ik het alleen doen…
‘Trigo kan dit,’ zegt Brahim. ‘Hij heeft het van zijn vader gelee…’
Ik voel weer die brok in mijn keel. ‘Even stil,’ zeg ik snel. ‘Ik moet me
concentreren.’
Het is net of paps hand op mijn schouder ligt en er zachtjes in knijpt.
Dit is geen grapje.
Wat zou hij ervan vinden dat ik dit trucje nu gebruik om in te breken in de
gaafste escape room ooit? Hij was dan wel politieagent, maar hij vond het
prachtig als ik weer eens een nieuwe stunt bedacht. Hij moedigde me zelfs aan
als ik op hoge gebouwen wilde klimmen.
Mam en hij hadden er vaak genoeg ruzies over. Mam vond het
levensgevaarlijk, pap zag het als sport.
Héél misschien kon hij hier ook wel om lachen.
Ik hoor een klik en mijn hartslag maakt een sprongetje. Gelukt! Ik geef de
deur een duw, die krakend openzwaait.
Als ik me omdraai, zie ik de bewonderende gezichten van mijn vrienden.
‘Wie gaat als eerste?’
EVA

Coco stapt als eerste met haar weekendtas over de drempel. Ze is knap. Ongelooflijk knap
zelfs. Haar gezicht heeft iets zachts, alsof ze met aquarelpotlood is ingekleurd.
Ze is uitgenodigd door Trigo, ik wist het. Toen ze daarnet aan kwam fietsen, vloekte ik
zachtjes in mijn binnenste. Waarom heeft Trigo haar meegevraagd? We zijn altijd met z’n
drieën, er is nooit iemand anders bij geweest!
Brahim gaat achter Coco aan, Trigo houdt de deur voor mij open.
‘Kom je ook?’
Ik kijk om me heen. Niemand heeft ons gezien, we zijn hier helemaal uit het zicht door het
hoge hek, maar toch voel ik me onveilig.
‘We gaan alleen even kijken,’ dringt Trigo aan. ‘We zijn binnen een halfuur weer weg.’
‘Ja…’ Waarom werken mijn benen niet mee? Alles in me schreeuwt dat ik weg moet gaan,
dat dit helemaal verkeerd zal aflopen.
‘Of blijf je liever buiten op de uitkijk staan?’ stelt Trigo voor. ‘Dan roep je als er iemand aan
komt.’
Ik ken Trigo langer dan vandaag. Hij doet nu heel luchtig, maar ik weet hoe belangrijk hij zijn
uitdagingen vindt. Brahim en hij verzinnen elke keer nieuwe dingen voor elkaar. Er is nog nooit
een uitdaging geweest die ze van elkaar hebben geweigerd. Moet ik dan nu de spelbreker zijn?
Ik maak de fout door in Trigo’s ogen te kijken, die uitdagend fonkelen. Bij zijn lichtblonde
haren verwacht je blauwe ogen, maar de zijne zijn donkerbruin.
‘Ik ga mee.’
Ik verdring het nare voorgevoel en stap met mijn tas over de drempel.
Mijn adem stokt. Wauw. De ontvangstruimte van de escape room is spectaculair.
Overal hangen zwart-witfoto’s. Het zijn foto’s van de villa. Op sommige foto’s zie je een
wazige schim van een vrouw met lang haar, die met holle ogen in de lens kijkt.
Er trekt een rilling over mijn rug.
‘Nu weten we eindelijk hoe de escape room heet…’ Brahim kijkt naar de bloederige letters
boven de balie.
‘Witch House,’ zegt Coco. ‘Het gaat dus over een heksenhuis…’
‘Ik wist het!’ Brahim drukt een flyer in mijn handen. ‘Moet je dit lezen!’
Ik kijk naar de flyer. Er staan foto’s in van spookachtige kamers. De vage plaatjes maken
nieuwsgierig, maar geven niet te veel weg.
‘Welkom in Witch House,’ lees ik hardop voor. ‘Ontsnap uit dit bezeten huis of blijf voor
eeuwig binnen… Weet je zeker dat je hier naar binnen wil? Dit huis mag dan verlaten lijken,
maar het verhaal gaat dat de bewoonster nog altijd ronddoolt…’ 
‘Dit moet jou aanspreken, toch? Een escape room met een verhaal!’ Brahim grist de flyer uit
mijn handen. ‘Dit wordt geweldig.’
Ik denk even aan het verhaal in mijn broekzak. Zoals altijd heb ik pen en papier bij me, zelfs
nu. Ik weet nooit wanneer de ideeën komen, soms vliegen ze ineens mijn hoofd binnen.
‘Gaan we naar binnen?’ Coco’s ogen fonkelen even fanatiek als die van Brahim en Trigo.
Ik kijk naar de ingang van de escape room: een houten deur met een klein raampje erin. Er
zitten tralies voor. Naast de deur hangt een kastje, waarin een rood lichtje brandt.
‘Eerst al je spullen inleveren.’ Brahim ritst zijn rugzak open en haalt zijn telefoon en
portemonnee eruit. ‘Dat hoort tenslotte bij een escape room. Je mag niets mee naar binnen
nemen.’
Mijn hele lichaam tintelt.
‘Dat slaat nergens op,’ zeg ik.
Coco legt haar weekendtas naast de spullen van Brahim. ‘We willen toch dat het zo echt
mogelijk is?’
Trigo komt tussen ons in staan en legt zijn telefoon op de balie. Zelfs het stukje ijzerdraad
waarmee hij de deur open heeft gekregen, legt hij erbij.
‘Het zijn maar spullen.’ Trigo’s warme adem streelt mijn hals. ‘Toch?’
Misschien moet ik me niet zo aanstellen. Trigo zei het zelf: binnen een halfuur zijn we weer
weg.
Ik negeer de alarmbellen in mijn buik en leeg mijn zakken.
‘Mooi.’ Brahim loopt om de balie heen en rommelt aan wat knoppen. ‘Even het systeem
aanzetten, hoor.’
Het beeldscherm springt onmiddellijk aan. Ik zie verschillende kamers, blijkbaar allemaal
onderdeel van de escape room. In de hoeken van de ruimtes zie ik de lampjes van de camera’s
rood knipperen, als teken dat ze aanstaan.
‘We worden opgenomen,’ zeg ik. ‘Wat moeten we doen als de eigenaar straks komt en wij
doodleuk in zijn escape room zitten?’
‘De camera’s nemen niets op,’ zegt Brahim. ‘Die functie heb ik uitgezet.’
Natuurlijk, Brahim is een held met computers. Elk vrij moment is hij bezig met gamen en hij
heeft laatst een computer van school gerepareerd. De meester wist niet wat hij zag toen dat
ding het ineens weer deed.
‘In het weekend is hier niemand,’ zegt Trigo.
Ik had kunnen weten dat Trigo de escape room als een soort privédetective in de gaten heeft
gehouden.
Ineens klinkt er keiharde muziek uit de boxen. Ik schrik op.
‘Sorry!’ Brahim draait aan een knop en de muziek wordt zachter. Zou iemand het buiten
hebben gehoord?
Bij het kastje naast de deur springt het rode licht op groen.
‘Zo.’ Brahim doet een stap naar achteren. ‘De escape room is klaar voor zijn allereerste
bezoekers.’

‘Daar gaan we.’ Brahim houdt de deur open. Hij draagt nog altijd zijn rugzak met de
noodvoorraad erin.
De ruimte voor ons is pikkedonker.
Ik voel mijn hartslag omhooggaan. Wat is dit voor plek? Hoort er nu geen licht aan te gaan?
We schuifelen langzaam de escape room in. Brahim duwt de deur zachtjes achter ons dicht.
Zodra die dichtzit, schalt er een vrouwenstem door de ruimte.
Het is net of ik in een ijskoud bad stap, de harde stem beneemt me de adem.
‘Wie was dat?’ sist Coco.

Elk woord van de vrouw schiet langs mijn ruggengraat. Dit moet een geluidsfragment zijn, maar
het voelt alsof die vrouw elk moment achter me kan staan. De geluidsboxen hangen overal, we
worden omsingeld door haar stem. Ik sla mijn armen stevig om me heen.

Ik hoor geschuifel achter me en stoot een kreet uit.


‘Dat was ik,’ hoor ik Trigo zachtjes zeggen. ‘Sorry.’
Waarom gaat het licht nog steeds niet aan? Nu de deur dichtzit, komen er niet meer dan een
paar kleine streepjes licht door de tralies. Ik moet hier weg!
Dan klinkt er een mannenstem.

Dus die Johanne heeft een moord gepleegd? Ik voel kippenvel op mijn armen springen. Ik wist
dat er verhalen rondgingen dat hier ooit een heks heeft gewoond, maar ik wist niets van een
moord!

De laatste zin hapert, als een slecht afgestelde radio. Maar dan is het ineens weer stil. In het
donker hoor ik ons alle vier ademhalen.
‘Dit was écht eng,’ zegt Coco, maar ze klinkt alsof ze hoopt dat het nog veel enger wordt.
‘Ja…’ stamel ik. ‘Wat moeten we nu doen?’
‘Nu moeten we ontsnappen, voordat die heks ons wat aandoet.’ Brahim grinnikt. ‘Dat zei die
man toch?’
‘In het donker?’ vraagt Coco.
‘De lichten gaan zo wel aan,’ zegt Trigo.
Ik denk aan het haperende geluid. ‘Misschien is het systeem niet goed opgestart?’
‘Natuurlijk wel.’ Brahim klinkt beledigd. ‘Waarschijnlijk is dit onze eerste taak: het licht
vinden.’
‘We kunnen ook gewoon de deur op een kier zetten.’ Bij het idee dat de deur een stukje
opengaat, krijg ik meteen al meer lucht. Ik kan dan tenminste weg wanneer ik wil.
Ik wil al naar de klink grijpen als er ineens een harde bonk klinkt.
‘Wat was dat?!’
Het geluid van voetstappen. Even denk ik dat het Trigo weer is, maar deze voetstappen
klinken zwaarder, als die van een volwassene.
‘Wie is dit?’ Er komt geen antwoord. ‘Jongens?’
‘Sssst!’ sist Brahim. ‘Waarschijnlijk is het een aanwijzing.’
Ik krijg koude rillingen als ik de voetstappen ineens naast me hoor. Met een ruk draai ik me
opzij, maar dan gaan de voetstappen rakelings langs me heen.
‘Hij komt hierheen,’ hoor ik Coco zeggen. Mijn hart slaat als een bezetene tegen mijn ribben.
Wat is dit allemaal?
De voetstappen gaan een trap op. Naar boven, maar gek genoeg ook weer naar beneden,
alsof hij iets vergeten is. Wat als hij terugkomt naar mij? Ik wil de deur uit vluchten, maar dan
gaan de voetstappen weer omhoog. En nog een keer naar beneden.
Eindelijk verdwijnen de voetstappen definitief naar boven. Daar gaat krakend een deur open
en dicht.
De stilte keert terug en ik slik moeizaam. De effecten hierbinnen zijn zo levensecht dat het
lijkt alsof ik midden in een horrorfilm zit.
‘Die persoon leek wel dronken,’ zegt Brahim. ‘Trap op, trap af…’
‘Die voetstappen kwamen rakelings langs me heen.’ Coco huivert. ‘Wat is dit gaaf gemaakt,
zeg. Ik wil echt weten hoe deze ruimte eruitziet…’
En dan, alsof de kamer Coco heeft gehoord, springt het licht van de escape room aan.
TRIGO

Eindelijk kan ik zien waar we terechtgekomen zijn.


Aan het plafond hangt een kroonluchter met nepkaarsen, maar doordat ze
constant flikkeren, lijken ze echt. Op de vloer liggen zwart-witte tegels, die
bijna allemaal gebarsten zijn. Op de muren zit behang, maar ook dat heeft op
sommige plekken losgelaten. Zo zagen mijn armen er ook uit, met dat
loshangende vel…
Ik kijk snel een andere kant op. In de hoek van de ruimte staat een grote
kast, die tot aan het plafond komt. Er hangen overal geschilderde portretten en
een spiegel met een gouden lijst.
Daarin zie ik mezelf staan, met mijn onderarmen in het witte verband.
Achter me staat Eva, vlak bij de deur. Ze heeft haar armen om zich heen
geslagen, alsof ze het koud heeft.
Coco staat bij een grote houten trap, die naar een bovenverdieping leidt.
‘Deze zit op slot,’ zegt Coco als ze de deur boven aan de trap controleert.
‘Wedden dat we hier iets mee moeten?’ Brahim bekijkt de schilderijen. De
vrouw, die op een aantal portretten terugkomt, heeft kille, blauwe ogen. Zou
dit Johanne den Doder zijn, de vrouw die net via de speakers tegen ons sprak?
Ik kijk naar de handtekening, in de hoek van de schilderijen. Den Doder, lees
ik. Ze zijn dus door Johanne zelf gemaakt!
De mannenstem zei dat ze iemand heeft vermoord… Als ik haar koude ogen
zo zie, kan ik me er wel wat bij voorstellen.
Ik kijk nog een keer naar de spiegel. Wat zou daarmee gebeuren? In
horrorfilms zijn spiegels meestal een voorteken voor een schrikeffect…
‘Er zit ook een man tussen.’ Brahim wijst naar een paar andere schilderijen.
‘Zou dat haar vriend zijn geweest?’
Ik kijk naar de man met de donkere ogen en het zwarte haar.
‘Misschien heeft ze hém wel vermoord,’ zegt Coco, terwijl ze de trap weer af
loopt.
‘Misschien was ze onschuldig,’ zeg ik.
‘Neem je het op voor die heks?’ Coco knipoogt naar me, ik voel me warm
worden.
‘Deze zit ook op slot.’ Brahim voelt aan het cijferslot dat aan de kast hangt.
‘Waar moeten we beginnen? Ik denk dat… Eva, wat ga je doen?’
We kijken alle drie naar Eva. Haar hand ligt op de deurklink van de uitgang.
Ze kijkt betrapt op.
‘Ik… Ik ben er wel een beetje klaar mee.’
‘Nu al?’ vraag ik verbaasd. Ik kijk om me heen. ‘We zijn nog geen vijf
minuten binnen!’
‘Precies, we zijn binnen geweest.’ Eva laat de klink los en kijkt me aan.
‘Inbreken in de escape room was de uitdaging, toch? Dan kunnen we nu gaan.’
‘Maar er zijn nog meer ruimtes!’ Ik wijs op de deur boven aan de trap. ‘Ben
je niet benieuwd naar de rest?’
‘Niet echt.’
Ik denk na. Hoe krijg ik haar zover dat ze blijft?
‘Hoe wil je hierover schrijven als je niet alles hebt gezien?’ probeer ik.
Eva schudt haar hoofd. ‘Ik wil hier helemaal niet over schrijven.’
‘Schrijf jij?’ vraagt Coco. ‘Wat leuk.’
Eva wuift het onderwerp weg. ‘Ik verzin af en toe wat, meer niet.’
Eva heeft mij één keer iets van zichzelf laten lezen, het was geweldig. Haar
verhaal was net een freerun-parcours, vol onverwachte wendingen en sprongen.
Waarom doet ze nu alsof het niets voorstelt?
‘Het is wel meer dan dat, hoor,’ zeg ik tegen Coco. ‘Ze schrijft heel goede
verhalen.’
‘Ja,’ zegt Brahim. ‘Ik haat lezen, maar die verhalen van haar zijn echt goed.’
Eva schudt haar hoofd. ‘Jullie zijn alleen maar aan het slijmen zodat ik hier
blijf. Ik wil gewoon gaan.’
‘Maar je kan op elk moment weg.’ Brahim loopt naar de uitgang en pakt de
klink beet. ‘Ik bedoel: de deur gaat gewoon…’
Midden in de zin valt Brahim stil.
‘Wat is er?’ vraagt Coco, als Brahim met grote ogen naar de deur kijkt en
dan naar Eva.
Ik weet zijn antwoord al voordat hij het hardop zegt en voel mijn maag
samentrekken.
‘De deur… Ik… ik denk dat hij écht op slot zit…’
EVA

‘Ha ha, heel leuk.’ Ik duw Brahim aan de kant, maar de deur geeft inderdaad geen millimeter
mee.
Zelfs als ik de rode knop naast de deur indruk, gebeurt er niets.
‘Wat is dit voor zieke grap?’
Brahim kleurt een beetje, maar hij zegt niets.
‘Ik vind dit echt niet grappig.’ Mijn stem schiet omhoog. Waar zijn ze mee bezig? Dit is geen
geintje, ik moet hier nú weg. ‘Nou?!’ Ik geef Brahim een duw. ‘Je hebt de deur zeker op slot
gedaan. Kom op, geef die sleutel hier!’
‘Eva…’ Trigo komt erbij staan. Waarom kijkt hij naar me alsof ik van glas ben?
‘Ik denk dat Brahim geen geintje maakt,’ zegt Trigo zachtjes. ‘De deur moet in het slot
gevallen zijn toen we hem dichttrokken…’
Nee, nee, nee.
Dat kan niet.
Ik staar door het kleine ruitje met de tralies ervoor. Daar, boven op de balie, liggen al onze
spullen.
‘Mijn telefoon!’ Mijn stem slaat over. ‘Jíj zei dat ik hem moest achterlaten…’
Brahim maakt een sussend geluid. ‘Eva…’
‘Nee!’ Ik sla met mijn vuist tegen de deur. ‘Niemand van ons heeft een telefoon, dus we
kunnen niemand bellen en…’
De feiten stapelen zich op in mijn hoofd.
‘En wat?’ vraagt Brahim.
Ik hap naar adem. ‘… niemand weet dat we hier zijn!’
Het wordt stil. Trigo trekt wit weg. Heeft hij eindelijk door dat we in de problemen zitten?
‘Ik heb gezegd dat ik bij Brahim zou logeren en jullie hebben ook zo’n smoes opgehangen!
Of niet soms?’
Niemand reageert. We kijken elkaar zwijgend aan. We hebben ons plan duidelijk niet goed
overdacht. En daar betalen we nu de prijs voor.
‘Die deur heb ik al gecheckt,’ hoor ik Coco zeggen als ik de trap op ren naar de tweede deur,
maar ik negeer haar. Bij elke trede suist het bloed in mijn oren.
De klink geeft niet mee. Ik beuk met mijn vuist tegen de deur, maar het heeft geen enkele
zin. Twee deuren, maar allebei potdicht.
Ik knijp mijn ogen dicht en laat me langs de deur naar beneden zakken.
Dit is een nachtmerrie, dit is niet echt.
Beneden hoor ik Brahim met Trigo praten, maar hun woorden gaan langs me heen.
Waarom ben ik mee naar binnen gegaan? Allemaal vanwege Trigo?
Ik voel in mijn broekzak. Pen en papier, dat is het enige wat ik bij me heb. Maar met een pen
ontsnappen we niet. Zelfs Trigo’s stukje ijzerdraad hebben we achter­gelaten.
Hoe hebben we zó stom kunnen zijn? Ik had moeten weigeren, ik had stiekem mijn telefoon
mee naar binnen moeten nemen. Dan had ik nu mijn ouders gebeld. Ze zouden laaiend zijn als
ze hoorden wat ik heb gedaan, maar dan zouden ze ons in ieder geval redden uit deze
benauwde ruimte.
‘Goed.’ Coco’s stem klinkt plotseling hard en zakelijk door de escape room. ‘We zitten dus
opgesloten. Niet voor het spel, maar écht. De enige weg naar buiten is dus via de puzzels.’
‘Hoe bedoel je?’ vraagt Trigo.
‘Simpel,’ zegt Coco en ze kijkt ons een voor een aan. ‘We moeten de escape room
oplossen.’
TRIGO

‘Waar beginnen we?’ Brahim neemt onmiddellijk de leiding.


Ik staar naar mijn telefoon op de balie. Mam. Ik zou haar bellen voordat ik
ging slapen. Als ik niet bel, zal ze gek worden van bezorgdheid.
Ik probeer niet aan haar te denken, ijsberend door de woonkamer. Ze zal
Brahims ouders bellen en dan komt alles uit…
Zal ze de politie erbij halen?
‘We beginnen bij de kast. Trigo, help je mee?’ Ik voel Coco’s warme hand
om de mijne. Ze knijpt er even in. ‘Trigo?’
‘Ja.’ Mijn stem klinkt schor, alsof ik net wakker ben. Ik ruk mijn blik los van
de balie en richt me op de grote kast in de hoek.
We moeten de puzzels oplossen, we moeten hier zo snel mogelijk weg.
Ik kijk even naar Eva, maar die zit nog altijd boven aan de trap en beweegt
zich niet.
Is ze kwaad op me? Inbreken was tenslotte míjn idee.
‘Oké, we hebben dus een code van drie cijfers nodig.’ Brahim houdt het
cijferslot omhoog. ‘Zien jullie ergens cijfers staan?’
‘Zo simpel is het vaak niet,’ zegt Coco. ‘Ik heb al vaker escape rooms gedaan
en meestal zitten de cijfers verborgen in een aanwijzing.’
Terwijl Brahim en Coco de ruimte doorzoeken, kijk ik nog een keer naar
Eva. Ik haal diep adem en ga dan de trap op. Ik ga op de trede voor haar zitten
en leg mijn hand op haar knie.
‘Hé, gaat het weer een beetje?’
Als Eva opkijkt, zie ik dat ze heeft gehuild. Ze ziet eruit als die keer dat ze
ziek werd op school: haast doorzichtig. Eva wilde toen zelf naar huis fietsen,
maar ik bleef aandringen dat ze beter bij mij achterop kon. Na lang aandringen
gaf Eva zich eindelijk gewonnen. Achter op de fiets sliep ze binnen een paar
tellen tegen mijn rug aan.
‘Nee,’ zegt Eva zacht. ‘Het gaat niet.’
‘We komen er wel uit, hoor. Dat beloof ik.’ Ik kijk naar Coco en Brahim.
‘We hebben fanatieke speurders bij ons.’
‘Dat is het niet,’ zegt Eva.
‘Wat is er dan?’
Eva twijfelt even.
‘Kom op,’ zeg ik. ‘Spring achterop.’
Eva glimlacht, ik weet zeker dat ze zich dat moment achter op mijn fiets ook
nog herinnert.
‘Ik heb hyperventilatie.’
‘Dat is toch dat je heel snel gaat ademen en…’
‘Benauwd wordt,’ maakt Eva mijn zin af.
Ik wilde zeggen stikt, maar ik ben blij dat Eva wat anders zegt.
‘O…’ Het woordje klinkt hol en leeg. Het is net of ik weer aan paps bed zit.
De artsen zeiden dat ik gewoon tegen hem kon praten, maar alles klonk
zinloos. Pap lag in coma, hoe kon hij me dan horen?
‘Wanneer… Wanneer heb je dat?’
‘Als ik in paniek raak.’ Eva’s blik flitst naar de deur.
‘Heb je het nu?’
‘Geloof me, dan merk je het wel.’
Ik zie een schokkende Eva voor me, met schuim in haar mondhoeken. Hoe
ziet zo’n aanval eruit?
‘Wat moet ik dan doen?’
‘Niets. Ik ga meestal schrijven. Mezelf afleiden.’ Eva glimlacht moeizaam.
‘Maar vaak werkt het niet.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Waarom heb je ons niets gezegd?’
‘Ik schaamde me,’ geeft Eva toe. ‘Ik wilde niet slap overkomen.’
Ik denk even aan pap. Er komt een moment dat ik Coco moet vertellen dat
mijn vader niet meer leeft, maar dat stel ik ook telkens uit. Wat als ik moet
huilen zodra ik begin met praten?
‘Trigo!’ roept Brahim van beneden. ‘Volgens mij hebben we iets gevonden!’
‘Zie je wel,’ zeg ik zachtjes. ‘We komen er echt wel uit. Kom je mee naar
beneden?’
Eva schudt haar hoofd.
‘Zeker weten?’
Eva knikt. ‘Vanaf hier heb ik tenminste overzicht.’
Ik ga de trap af en Coco vouwt een stuk behang opzij. Ze wijst op een
zinnetje, dat haastig lijkt neergekrabbeld.
‘Doe een stapje terug,’ lees ik hardop voor. ‘Wat betekent dat?’
‘Ik hoopte dat jíj dat wist,’ zegt Coco. ‘Misschien dat we minder snel moeten
zijn?’
‘Juist het liefst zo snel mogelijk,’ zeg ik, terwijl het gesprek met Eva door
mijn hoofd gonst.
Wat als ze hierbinnen een hyperventilatie-aanval krijgt? Wat gebeurt er als
we haar niet kunnen afleiden? Valt ze dan flauw? Of nog erger?

De stem van Johanne schalt opnieuw door de ruimte en plotseling is het weer
stil.
‘Wat betekent dat nou weer?’ vraagt Brahim. 
Ik loop naar de kast en pak het cijferslot beet. ‘Drie cijfers. Misschien
moeten we maar gewoon iets proberen?’
‘Dan ben je wel even bezig,’ zegt Brahim. ‘Weet je hoeveel combinaties er
mogelijk zijn?’
‘Verder zoeken dan maar.’ Coco gaat op haar knieën zitten en haalt haar
hand onder de kast door. Ze haalt er een pluk stof onder vandaan, maar verder
niets.

Dit keer hapert de geluidsopname zo erg dat Johanne bijna niet meer te
verstaan is. Had Eva gelijk en is het systeem niet goed opgestart?
We doorzoeken de hele kamer, we kijken achter alle losse stukken behang, ik
geef Brahim zelfs een voetje zodat hij bij de kroonluchter kan, maar ook daar is
niets te vinden.
‘Kom op nou,’ zegt Brahim geïrriteerd als hij weer op de grond springt. ‘We
zijn niet alleen, we zijn met z’n vieren, dan moeten we toch íéts kunnen
vinden?’
‘Dat is het!’ Coco’s ogen worden groot. ‘De aantallen!’
‘Wat bedoel je?’ vraag ik.
‘De schilderijen…’ Coco snelt naar de muur. ‘Johanne gaf ons een
aanwijzing in haar bericht!’
Waar heeft ze het over? Ik kijk naar Brahim, maar die snapt er zo te zien
ook niets van.
‘Wat zei ze nou ook alweer precies?’ Coco drukt haar vingertoppen tegen
haar slapen. ‘Iets over dat ze…’
‘Dat ze niets verkeerd heeft gedaan. Dat we in haar ogen moesten kijken. En
in die van de man die ze liefhad.’
We kijken alle drie tegelijk op. Eva zit nog altijd boven aan de trap, maar ze
kijkt nu op ons neer.
‘Zoiets, toch?’
‘Precíés dat.’ Coco kijkt verbaasd op. ‘Heb jij een supergeheugen, of zo?’
Eva haalt haar schouders op. ‘Zoiets.’
Coco wijst op de schilderijen. ‘We moeten Johanne dus in de ogen kijken,
dat is de aanwijzing. Hoeveel ogen zien we?’
Brahim begint te tellen. ‘Deze vrouw moet Johanne zijn. Ze staat er… vijf
keer op. Dus tien ogen?’
‘Perfect. En hoe vaak zien we de man die ze liefhad?’
‘Dat moet hij zijn, toch?’ Ik wijs op de man met het vriendelijke gezicht en
de donkere krullen. ‘Drie keer.’
Coco snelt naar de kast. ‘Zes ogen dus. Dan is de code…’
Ineens snap ik wat Coco aan het doen is. We tellen de ogen van Johanne en
de man die ze liefhad en dat zijn dus 10 + 6 ogen. Dan wordt de code…
‘106,’ zeg ik zachtjes. Zou het écht waar zijn? Ik merk dat ik mijn adem
inhoud als Coco de cijfers naar voren draait.
Er klinkt een klik en dan springt het cijferslot op de kast open. Ik voel me
zoals ik me voel wanneer ik een onmogelijke sprong uitvoer.
‘Het is gelukt!’ Coco slaat haar armen om me heen. Ik voel me duizelig
worden van de geur van haar shampoo. Tijdens de training zitten we vaak naast
elkaar wanneer de trainer iets vertelt, maar zo dichtbij als nu is ze nog nooit
geweest.
Ik wil mijn armen ook om haar heen slaan, maar dan heeft ze me al
losgelaten.
‘Sorry,’ zegt ze zachtjes. ‘Ik werd een beetje enthousiast.’
‘Geeft niet,’ zeg ik.
Coco loopt terug naar de kast en Brahim buigt zich naar me toe. ‘Je weet dat
je Éva moet zoenen, hè, niet Coco.’

In de kast zit een grote klok, die onheilspellend tikt. Eromheen hangen
tientallen sleutels aan haakjes, in allerlei verschillende vormen en maten.
Ik probeer de sleutels te tellen, maar het zijn er te veel. Ze hangen in nette
rijen naast en onder elkaar.
Eén ervan moet in de klok passen. Onder de wijzerplaat zit een klein
sleutelgat.
‘Het moet deze zijn.’ Brahim pakt een klein, goud exemplaar, dat lijkt op de
gouden omlijsting van de klok zelf.
Nog voordat iemand kan reageren, heeft Brahim de sleutel al in het
sleutelgat van de klok gestoken. Zodra hij de sleutel probeert om te draaien,
klinkt de stem van Johanne.
Dit keer praat ze niet, ze gilt.
Zo hard en hoog dat mijn oren fluiten.
Onder het verband kloppen mijn wonden pijnlijk.
Brahim trekt geschrokken de sleutel terug, maar het gegil blijft aanhouden.
Het lijkt zelfs alsof ze steeds harder gaat gillen.
En dan zie ik het.
Ze zit in de spiegel!
Ik wil ernaar wijzen, maar Coco en Brahim hebben het al gezien. De vrouw
met de kille ogen krijst via de spiegel naar ons. Ze klauwt in haar haren en slaat
op de spiegel alsof ze erin opgesloten zit.
Ze doet me aan mam denken, die gilde precies zo toen het nieuws over paps
ongeluk kwam. Ik dacht dat ze nooit meer zou stoppen met krijsen.
Pas in de auto op weg naar het ziekenhuis kalmeerde ze. Aan paps bed leek
ze weer zichzelf. Ik heb haar daarna nooit meer zo gezien, zelfs niet toen pap
stierf, maar ik ben nog altijd bang dat die versie terugkomt.
‘Wat moeten we doen?’ schreeuwt Brahim boven het geluid uit.
Coco draait aan de wijzers van de klok, maar het heeft geen enkele zin. Ik
doe een stap bij de spiegel vandaan, maar ik blijf naar de vrouw staren.
‘Ik word doof!’ Coco maakt wilde gebaren met haar handen. ‘Dit is toch niet
norma…’
Stilte.
Even plotseling als het gillen begon, verstomt het ook weer.
Mijn oren fluiten na, als een fluitketel die je al van het vuur hebt gehaald.
Ik kijk naar de spiegel, maar Johanne is er niet meer. In plaats daarvan zie ik
weer mijn eigen spiegelbeeld.
‘Probeer alsjeblieft nóóit meer zomaar een sleutel,’ stamelt Coco.
‘Nee…’ Brahims adem stokt. ‘Sorry.’
‘Wat wás dat?’ Ik blijf naar de spiegel staren. Wat als die Johanne dit nog een
keer doet? Ik wil dit geluid nóóit meer horen.
‘Een heksenhuis,’ zegt Coco.
‘Wat een walgelijk effect,’ zegt Eva van boven aan de trap. ‘Denken jullie dat
dit erbij hoorde?’
‘Natuurlijk hoorde dit erbij,’ zegt Brahim geïrriteerd. ‘Of gaat er weer
iemand beweren dat ik het systeem niet goed heb opgestart?’
Ik kijk naar de kroonluchter, die nog altijd knippert. Iets zegt me dat dat
ding niet eeuwig blijft branden. Er klopt iets niet. Het gegil was wel héél hard,
de geluidsfragmenten haperen soms zo dat ze nauwelijks te verstaan zijn.
‘Ik zeg niet dat jij het fout hebt gedaan, maar misschien…’ Ik kijk even naar
Eva, die met een krijtwit gezicht boven aan de trap zit.
‘Misschien wat?’
Ik wil geen paniek zaaien, maar de woorden rollen mijn mond uit:
‘Misschien is de escape room nog helemaal niet klaar voor gebruik.’
EVA

De opmerking van Trigo blijft door mijn hoofd spoken. Wat moeten we doen als hij gelijk heeft
en de escape room nog helemaal niet af is? Komen we er dan wel uit?
De stilte beneden vliegt me naar de keel. Waarom zegt niemand dat het onzin is? Dat we
hier heus wel uitkomen?
Ik haal het papier uit mijn broekzak en klem de pen in mijn hand. Ik lees de zinnen die ik
vanmiddag heb ge­schreven.

‘Wat als hij doodgaat?’ Het was de eerste keer dat je dat hardop zei. Ik hoorde de angst van de
hele wereld in die zin.
Ik wilde mijn armen om je heen slaan, maar ik deed het niet.
In plaats daarvan zei ik: ‘Jouw vader gaat niet dood. Daar is hij veel te sterk voor.’

Daarom zegt niemand iets. Omdat het een leugen zou zijn.
We weten niet of we hier uitkomen. En Trigo’s vader ging wél dood.
‘Zouden onze ouders al weten dat we niet bij elkaar logeren?’ Brahim doorbreekt de stilte.
‘Misschien, ik weet het niet…’ Trigo zit op de grond bij de deur, zijn achterhoofd leunt tegen
de muur.
‘Dan worden ze gek,’ fluistert Brahim. ‘Echt gek.’
‘Hoe laat zou het nu zijn?’ vraagt Coco.
‘Volgens mij zijn we hier minstens drie kwartier binnen.’
Pas drie kwartier? Het voelt veel langer.
Ik denk aan mam, die vast en zeker de politie belt zodra ze weet dat ik niet bij Brahim logeer.
Maar wat kan de politie doen?
Niemand heeft ons hier naar binnen zien gaan, daar hebben we juist voor gezorgd!
Ik voel mijn ademhaling een aanloop nemen.
Ik focus me snel op de vloer beneden. Vanaf hier heb ik een perfect zicht op het patroon van
de zwart-witte tegels. Zwart-wit, zwart-wit, zwart-zwart…
Hè?
Helemaal in de hoek van de ruimte liggen twee zwarte tegels naast elkaar. Het valt natuurlijk
nooit op als je erbovenop staat, maar vanaf hier is het goed zichtbaar.
Er is een fout gemaakt in het patroon.
Dat kan toch geen toeval zijn?
Is dit een aanwijzing?
Met nieuwe energie spring ik overeind en ren snel de trap af.
‘Wat ga je doen?’ vraagt Coco, maar ik ben al bij de tegel en ga door mijn knieën. In de
linkerbovenhoek is een klein sleuteltje uitgehouwen.
Zie je wel!
Mijn blik flitst naar de kast, met de rijen sleutels. Wat heeft deze afbeelding met díé sleutels
te maken?
Er moet een verband zijn…
‘Eva?’ Trigo komt bij me staan, maar ik kan alleen maar naar de sleutels kijken. Ze hangen
in perfecte rijen naast en onder elkaar.
Perfecte rijen.
Perfecte rijen…
Mijn hersens gaan sneller dan ik bij kan houden.
‘Dat is het! De sleutels vormen dezelfde rijen als de tegels!’
‘Wat? Waar heb je het over?’
Ik tel de tegels op de vloer. Het zijn rijen van zes de ene kant op en tien de andere kant. In
totaal zijn het dus zestig tegels.
Dan begin ik de sleutels te tellen. Zes rijen horizontaal, tien verticaal. Zie je wel! Er zijn
evenveel sleutels als tegels!
De aanwijzingen stapelen zich op als een blokkentoren. Dit is niet zomaar iets, dit moet
kloppen!
Ik kijk naar de tegel met het uitgehouwen sleuteltje in de bovenhoek. Staat dit soms symbool
voor de juiste sleutel aan het rek? Als dat zo is, dan moeten we de sleutel helemaal
rechtsboven hebben.
Ik gris een klein zilveren exemplaar van het haakje.
‘Wat ga je doen?’ Trigo houdt me tegen. ‘Straks gaat Johanne weer gillen!’
Mijn blik flitst naar de spiegel. Ik moet er niet aan denken die hysterische heks weer te zien,
maar ik moet dit proberen.
‘Dit is de goede,’ zeg ik.
‘Weet je het zeker?’
Néé, wil ik zeggen, maar in plaats daarvan knik ik.
Iedereen doet een stap achteruit als ik de sleutel in de klok steek en hem omdraai.
Eerst gebeurt er een paar tellen lang niets.
Heb ik toch een fout gemaakt? Klopt mijn tegel-sleuteltheorie niet? Ik wil mijn handen al over
mijn oren slaan, maar dan gaat er ineens een klein vakje onder de wijzerplaat open. Ik schrik
van het vogeltje dat naar buiten komt.
Het is een koekoeksklok!
‘Kijk wat er in zijn snavel zit!’ Coco is me voor en grist een nieuwe sleutel uit de snavel van
de vogel. Dan rent ze de trap op en steekt de sleutel in de deur.
Nog voordat ik boven ben, zwaait Coco de deur al open. De ruimte erachter is opnieuw
pikkedonker. Alleen de eerste meter is zichtbaar, daarna lijkt het één zwart gat.
‘Nee hè, niet weer in het donker!’ Coco draait zich naar ons om. ‘Wie durft er eerst?’
‘Ik ga wel,’ zegt Brahim.
‘Weet je het zeker?’ vraagt Trigo.
‘Dan kan ik meteen bewijzen dat je theorie niet klopt.’ Brahim grijnst.
‘Maar wat als…’
‘De escape room gaat bijna open!’ Brahim schudt zijn hoofd. ‘Natuurlijk is hij klaar voor
gebruik. Niet zo stressen, man.’
De eerste meter zie ik zijn rug nog, maar dan wordt Brahim opgeslokt door het donker. Het
blijft even stil, ik voel dezelfde twijfel als Trigo.
We hebben geen idee wat er in deze gang te vinden is. Wat als Brahim gevaar loopt?
‘Brahim?’ roep ik. ‘Gaat het?’
‘Begin jij nou ook al?’ roept Brahim terug. ‘Er is helemaal niets aan de ha…’
En dan klinkt er plotseling een keiharde schreeuw.
TRIGO

‘Brahim!’ Ik schiet naar voren.


‘Nee, niet doen.’ Eva klampt zich vast aan mijn shirt, dat scheurt. ‘Je ziet
niets in het donker!’
‘Brahim!’ Mijn stem slaat over. ‘Ben je oké? Geef antwoord!’
‘Ik…’ Brahims stem klinkt gedempt, alsof hij onder een berg kussens ligt.
‘Help!’
Ik heb hem nog nooit zo paniekerig gehoord.
‘Ik moet erheen, Eva.’ Ik pak haar hand vast om me los te wurmen. ‘Het
móét.’
Eva kijkt me even aan, maar laat me dan gaan.
Ik stap het donker in, met mijn armen voor me uitgestoken. Na een paar
stappen zie ik geen hand meer voor ogen.
‘Brahim?’
‘Trigo? Pas op, er is een gat!’
‘Een wat?’
‘Een gat in de vloer!’
Ik sta onmiddellijk stil. Een gat in de vloer?
‘Ben je erin gevallen?’
‘Ik hang nog aan de rand.’ Brahim kreunt. ‘Maar ik… Ik glijd bijna weg…’
‘Hou vol!’ Ik ga op handen en knieën verder. Mijn handen schuiven over de
ruwe vloer, de wonden onder mijn verband steken.
Je moet terugkomen als je weer heel erg gaat bloeden.
‘Trigo?’ roept Eva. ‘Moeten wij helpen?’
‘Blijf daar,’ roep ik achterom. ‘Straks valt er nog iemand!’
En dan voel ik ineens een harde rand. Ik klem mijn handen om het hout.
Waarom zit er een gat midden in een escape room? Dit is echt
levensgevaarlijk…
‘Brahim?’
‘Hier.’ Brahims stem klinkt nu heel dichtbij.
Ik ga op mijn buik liggen en graai in het rond. Mijn handen vinden eerst
zijn krullen en daarna de handen van Brahim.
‘Pak mijn hand beet,’ zeg ik.
‘No way. Dan val ik!’
Op dat moment gaat het licht knipperend aan. Even zie ik een flits van
Brahims gezicht, glimmend van het zweet. Zijn ogen zijn opengesperd van
angst.
En dan gaat het licht weer uit.
Als hij nu valt, is dit het laatste wat ik van hem heb gezien…
Ik pak Brahims pols beet en zet me schrap.
‘Trek je op, nu!’
Brahim schreeuwt. De pijn vlamt door mijn armen, de wonden onder mijn
verband protesteren, maar ik zet door.
‘Dit lukt nooit…’ hoor ik Brahim zeggen als hij weer terugzakt. ‘Ik ben geen
freerunner zoals jij, Tri.’
‘Nee,’ zeg ik dan. ‘Je bent Bra, de beste computernerd die ik ken.’
Het wordt even stil. Heeft hij zijn bijnaam gehoord?
Dan klinkt er opnieuw een schreeuw. Even denk ik dat hij alsnog valt, maar
dan boren Brahims nagels zich in mijn onderarmen. Het voelt alsof mijn huid
in de fik staat. Tranen springen in mijn ogen als Brahims nagels zich
verplaatsen naar mijn schouders, mijn rug en dan…
‘Hij is veilig,’ roep ik naar achteren, terwijl ik me op mijn zij rol. Naast me
hoor ik Brahim hijgen. Coco en Eva juichen.
Boven onze hoofden knippert het licht opnieuw. Dit keer blijft het eindelijk
aan. Als ik opzijkijk, zie ik Brahim naar me kijken. In zijn ogen zie ik van alles.
‘Doe dat nooit meer.’
‘Je leven redden?’ vraag ik.
Brahim schudt zijn hoofd. ‘Noem me nooit meer Bra.’
EVA

Er zit een gat van een meter doorsnede in de vloer, waar we een voor een overheen springen.
Ik voel een soort tocht uit de opening komen. Dit moet diep zijn, minstens een paar meter.
Welke gek maakt er een gat midden in een escape room?
Trigo had gelijk, de ruimtes zijn nog niet klaar, dat kan niet anders.
Wat als Brahim erin was gevallen?
Ik denk aan de telefoons op de balie. We hadden geen ambulance kunnen bellen, we
hadden hem er zelf uit moeten halen…
De gang komt uit op een overloop met drie nieuwe deuren.
‘Dríé?’ Coco trekt een gezicht. Eerst zou ze blij zijn geweest met extra deuren, maar het gat
heeft iets veranderd.
De escape room voelt als een ruimte vol boobytraps. Wat zal de volgende verrassing zijn?
Twee van de deuren geven niet mee, een ervan heeft niet eens een deurklink, alleen een
soort kastje op de plek waar het slot hoort te zitten. Er flikkert een rood lampje.
De laatste deur gaat gelukkig wél open.
De ruimte is smal maar meters hoog, helemaal gevuld met rijen planken aan weerszijden.
Het voelt een beetje benauwd aan, zo weinig ruimte zit ertussen. Op die planken staan glazen
potten, grote en kleine, alles door elkaar. En in die potten zitten…
‘Dierenlijken…’ Trigo staart ernaar alsof hij verwacht dat ze elk moment tot leven kunnen
komen.
‘Op sterk water,’ zegt Coco, die een van de potten van de plank pakt. ‘Moet je deze slang
zien, alles is nog intact!’
Ik deins achteruit. Ik voel me misselijk worden bij het zien van de enorme slang, die
helemaal opgerold in een soort grote jampot zit.
‘Zet alsjeblieft terug.’ Het liefst was ik weggerend, maar ik weet dat ik nergens heen kan. We
zitten opgesloten, met tientallen dode dieren…
‘Wat moeten we hiermee?’ vraagt Trigo, die zijn ogen over de planken laat gaan. ‘Het lijkt
wel materiaal voor een biologieles.’

De stem is weer terug. Meteen trekt het kippenvel weer over mijn armen.

Ik zou willen dat ze haar mond hield. We lossen de escape room ook wel op zonder Johanne.
Maar dan denk ik weer aan de aanwijzing van de schilderijen. Misschien kan ik toch maar
beter naar haar luisteren. Wie weet moeten we er weer iets mee.
Johanne gilt het uit. Haar stem doet mijn trommelvliezen trillen.

De stem hapert opnieuw, wordt harder en sterft dan langzaam weg.


Ze bleef maar herhalen dat ze onschuldig is, maar waarom is ze dan veroordeeld?
Ik kijk naar de dierenpotten. Als je zoiets in je huis hebt, ben je niet helemaal goed, toch?
‘Wat denken jullie?’ Trigo kijkt ons aan. ‘Spreekt ze de waarheid?’
‘Ik weet het niet.’ Coco kijkt Brahim aan en wijst naar zijn rugzak. ‘Ik denk dat het tijd wordt
voor die noodvoorraad.’

Brahim heeft van alles meegenomen. Met een chocoladereep ga ik zo ver mogelijk bij de dode
dieren vandaan zitten.
Net als ik de wikkel van de reep haal, komt Coco bij me op de grond zitten.
‘Wat een verhaal, hè?’
Ik knik. Wat komt ze doen? Ik heb helemaal geen zin om het over Johanne te hebben. Ik ben
allang blij dat ze eindelijk stil is.
Even verderop ploffen Brahim en Trigo ook op de grond neer.
‘Schrijf jij ook zo spannend?’ vraagt Coco. Ze trekt een blikje drinken open en neemt een
slok.
Ik denk aan het papier in mijn broekzak. ‘Niet altijd.’
‘Ik wil wel eens wat van je lezen. Mag dat?’
Nee. Absoluut niet.
Maar in plaats daarvan knik ik.
‘Leuk. Ik vind schrijvers altijd magisch interessant. Ik bedoel: hoe kan je nou een heel
verhaal verzinnen vanuit het niets?’
‘Hoe kan je nou uit het niets over een hek heen springen?’
Coco glimlacht. ‘Dat is waar.’
Er valt een stilte. We kijken samen naar de jongens. Wat zou Coco van Trigo vinden? Toen
de kast openging, vloog ze hem om de nek alsof ze hem nooit meer los zou laten.
‘Wat ben je nu aan het schrijven?’ vraagt Coco.
‘Een waargebeurd verhaal.’ Mijn blik flitst even naar Trigo, Coco ziet het.
‘Over hem?’
‘Vooral over zijn vader,’ zeg ik. ‘En over hoe schuldig hij zich voelde dat hij niets kon doen.’
‘Zijn vader?’
‘Over zijn laatste fase.’ Dat vreselijke woord gebruikte de dokter telkens toen Trigo’s vader
maar niet wakker werd. Laatste fase, alsof het om een project ging, niet om een mens.
TRIGO

Waar hebben die meiden het over? Ik zie Coco naar me kijken alsof ze me voor
het eerst ziet.
Ik prop een handvol winegums naar binnen en begin te kauwen.
‘Vergeet je mijn uitdaging niet?’ vraagt Brahim. ‘Of heb je Eva al gezoend?’
‘Ben je daar nú mee bezig?’ Ik kijk mijn vriend verbaasd aan. ‘Je bent bijna in
een metersdiep gat gevallen!’
‘Ja, bijna. Dus nu zijn andere dingen weer belangrijk.’
Ik kan er niets aan doen dat ik in de lach schiet. ‘We moeten ontsnappen.
Dat is het enige wat er nu belangrijk is.’
Ik kijk naar Eva. Wat als ze straks weer in paniek raakt? Ik denk aan de
glazen potten met dieren. Volgens mij walgt ze ervan. Ik moet haar daar
weghouden, voordat ze een aanval krijgt.
‘Belangrijk is dat jij onze afspraak nakomt.’
‘Die uitdaging van jou slaat nergens op,’ zeg ik.
‘En inbreken in een escape room wel?’ Brahim kijkt me boos aan. ‘Dankzij
jou was ik bijna dood.’
Ik wil mijn mond opendoen om iets terug te zeggen, maar dan betrekt
Brahims gezicht.
‘Ik bedoel… Sorry, man.’
‘Geeft niet,’ zeg ik snel, maar nu moet ik óók aan mijn vader denken. Wat
zou hij hiervan hebben gevonden? Zou hij al met zijn team op zoek zijn gegaan
naar mij?
Weer schiet een beeld van mam door mijn hoofd, zenuwachtig bij haar
telefoon. Hoeveel gemiste oproepen zou ik al hebben?
Ik heb tegen haar gelogen. Waarom? Alleen maar voor een stomme
uitdaging?
‘We gaan verder,’ zeg ik en ik spring overeind. ‘We moeten de uitgang
vinden.’

‘Hé, op sommige potten staan letters.’ Coco draait een pot met het etiket naar
zich toe. ‘Wedden dat we hier iets mee moeten doen?’
Ik draai ook een paar potten om. Ze heeft gelijk, er staan letters op! Waarom
hebben we dat net niet gezien? Kwam het doordat we te veel met de inhoud
bezig waren? Ik probeer niet naar de dode dieren te kijken, maar mijn blik
wordt er automatisch naartoe getrokken. Ik zie kikkers, salamanders en zelfs
een schorpioen…
‘Misschien moeten we een woord vormen.’ Misschien zijn we weer iets op
het spoor!
Beneden hoor ik de gedempte stemmen van Eva en Brahim, die elke
centimeter van de eerste ruimte opnieuw doorzoeken.
Ik wil nog een pot omdraaien, maar dan knippert het licht opnieuw.
‘We moeten opschieten.’ Coco kijkt me aan. Ik weet precies wat ze denkt.
Deze escape room is al moeilijk genoeg met het licht aan.
In een hoog tempo draaien we de potten om. Sommige staan te hoog om
erbij te kunnen, maar de meeste potten weten we te grijpen.
Hoe meer letters we omdraaien, des te waziger het wordt. De letters vormen
één grote brij. Hoe moeten we hier ooit een woord of zin mee vormen? Het
kan van alles zijn!
‘Dit is niet te doen.’ Coco zucht. ‘Volgens mij missen er aanwijzingen.’
Ik kijk naar de camera in de hoek van het meters­hoge plafond. ‘Het is tijd
voor wat hulp, eikel.’
Coco glimlacht. ‘Ja, precies. We willen een hint.’
‘Waarom doe je niets? Hier word je voor betaald!’
‘Of ben je soms op vakantie?’ Coco’s lach sterft langzaam weg. Haar ogen
vullen zich met paniek.
‘Het is komende week meivakantie…’
‘Nee,’ zeg ik stellig. ‘Nee, de eigenaar komt maandag gewoon terug. Of
anders al die bouwvakkers die ik hier al maandenlang in en uit zie lopen.’
‘En zo niet?’ Ik hoor Coco’s hersens kraken. ‘Hebben we genoeg eten en
drinken voor…’
‘Nee.’ Ik pak haar handen beet en dwing haar me aan te kijken. ‘Er komt
vanzelf iemand om ons hieruit te halen, oké?’
Ik moet er niet aan denken dat Eva dit gesprek hoort. Zelfs zonder
hyperventilatie voel ik mijn ademhaling omhoogschieten.
‘Trigo…’
‘Nee,’ zeg ik nog een keer. ‘Ik wil het niet horen, je mag het niet eens
dénken!’
‘Dat bedoel ik niet.’ Coco kijkt naar beneden. ‘Je armen…’
Ik wil niet kijken, maar mijn blik volgt die van haar en dan zie ik het.
Midden op het verband, zowel op mijn rechter- als linkerarm, zit een kleine
rode vlek.
EVA

‘Wat doen we hier?’ Brahim draait een rondje om zijn as. ‘We hebben deze ruimte toch al
helemaal doorzocht!’
Ik loop naar het behang en vouw de flap een stukje terug. ‘We hebben hier nog niets mee
gedaan.’
‘Doe een stapje terug,’ leest Brahim hardop voor. ‘Wat moeten we daarmee?’
‘Dat weet ik nog niet.’ Ik kijk om me heen. De kast met sleutels, de spiegel, de schilderijen…
Alles heeft een functie of is al opgelost.
Maar wat wordt hiermee bedoeld?
‘Johanne moet hier iets over hebben gezegd.’
‘Ik weet echt niet meer wat die heks allemaal heeft uitgekraamd,’ zegt Brahim.
‘Ik weet het nog wel.’ Ik kijk naar de muur. ‘Maar dat heeft volgens mij niets te maken met
deze zin.’
‘Trigo had gelijk, de escape room is gewoon nog niet af.’
‘We hebben iets over het hoofd gezien,’ zeg ik.
‘Wat dan?’ roept Brahim uit. ‘We hebben elke millimeter van de escape room afgespeurd! Ik
heb zelfs de traptreden geteld!’
‘De trap…’ Langzaam vallen de puzzelstukjes op hun plek. ‘Brahim, je bent briljant!’
‘Wat?’ Brahim kijkt me glazig aan.
‘Dat geluidsfragment!’ Mijn stem schiet een octaaf omhoog. ‘Helemaal aan het begin, met
die voetstappen. Jij dacht dat die persoon dronken was! Weet je nog?’
‘Hij liep de hele tijd de trap op en af.’ Brahim kijkt naar de zin op de muur. ‘Doe een stapje
terug… Dus…’
‘Dus we moeten die trap op en af, net als die persoon in het fragment!’ Ik snel naar de trap.
‘Er moet een of ander patroon in zitten…’
Ik ga de trap op en af. Klonk het zo? Ik weet het niet meer. Ik heb een supergeheugen voor
taal, maar voor geluid is een ander verhaal.
‘Dit heeft geen zin,’ zegt Brahim. ‘Weet je hoeveel combinaties er zijn?’
‘We moeten ergens cijfers zijn tegengekomen.’ Mijn bloed raast door mijn lichaam. De
chocolade heeft me nieuwe energie gegeven. ‘Denk na. Heeft Johanne iets genoemd?’
‘Johanne niet.’ Brahim kijkt op. ‘Maar die man wel.’
‘Welke man?’
‘De stem aan het begin, die ons welkom heette in de escape room. Hij noemde een jaartal.’
‘1614,’ zeg ik.
Brahim neemt de leiding. ‘Dus dan moeten we op de eerste trede beginnen, dan naar de
zesde, dan terug naar de eerste en dan naar…’
‘De vierde,’ maak ik zijn zin af.
Als Brahim op de vierde trede stilstaat, blijft het doodstil.
We houden allebei onze adem in. Zou het écht kloppen? Maar wat gebeurt er dan? Een
patroon in een trap kan toch geen deur openen?
Misschien geen deur met een sleutel, maar wel een met een kastje…
‘Hé!’ klinkt een stem van boven. ‘Hebben jullie ergens op gedrukt? Er gaat hier een deur
open!’
TRIGO

‘Je zegt niets tegen de anderen!’ Ik draai mijn armen naar binnen, zodat de rode
plekken niet meer zichtbaar zijn.
Ik hoor Eva en Brahim over het gat springen.
‘Alsjeblieft. Ik wil niet dat ze zich zorgen maken.’ De laatste woorden zijn
niet meer dan gefluister.
Heeft Coco me gehoord?
Brahim en Eva komen de overloop op.
‘Het is gelukt!’ Brahim geeft me een stomp tegen mijn schouder. Ik voel
mijn huid onder het verband trekken. Wat als die plekken nog groter worden?
‘Eens kijken wat we hier hebben…’ Eva trekt de deur open, die op een kier
staat. Ik heb geen idee hoe ze die gekke deur zonder klink precies open hebben
gekregen, maar het kastje naast de deur geeft nu groen licht in plaats van rood.
‘Wat is dít?’
Ik volg Eva’s blik de kamer in. Even ben ik bang voor nog meer dieren op
sterk water, maar dan zie ik de rommel. De kamer is van top tot teen gevuld
met spullen. Een groot hemelbed vult de halve ruimte. Er staat een oude ketel,
helemaal volgestopt met boeken. Er leunen schilderijen tegen de muur en
daarachter zie ik nog een paar vreemde glazen platen met ronde gaten erin.
Dozen zijn tot aan het plafond opgestapeld. In een warrig handschrift staat
erop waar ze uiteindelijk uitgepakt moeten worden.
Dit is de opslag van de escape room! Zie je wel, de ruimtes zijn nog helemaal
niet af…
‘Waar moeten we beginnen?’ Eva kijkt met grote ogen achterom.
Ik trek een doos open en begin erin te graven.
‘Er moet een aanwijzing zijn voor die laatste deur,’ zeg ik. ‘Toch?’
Mijn blik kruist die van Coco. Ze staart nog altijd naar mijn verband, maar
ze zegt gelukkig niets.
‘De laatste deur…’ Eva laat een kleine stilte vallen. ‘Hopelijk zijn we er
dan…’
‘Ja.’ Opnieuw zie ik mam voor me. Het moet nu na middernacht zijn en ik
heb nog altijd niets van me laten horen…
‘We moeten alles doorzoeken.’ Brahim trekt ook een doos open. ‘Ik heb
geen idee wat we zoeken, maar alles wat er verdacht uitziet, gooien we op de
overloop. Goed?’
We zoeken zwijgend. Ik laat allerlei spullen door mijn handen gaan, die
overduidelijk voor de aankleding moeten zorgen. Het zijn allemaal spullen van
Johanne, om het oude huis nog enger te maken.
Nu ik erover nadenk, ik heb haar stem al even niet gehoord. Zouden er nog
fragmenten missen?
Ergens is het niet zo erg, ik begin steeds banger te worden voor haar gegil.
‘Gaat het?’ Coco komt naast me staan, terwijl ik de zoveelste doos doorzoek.
Ik knik onzichtbaar. ‘Ja.’
‘Laat zien dan.’
Ik draai mijn armen langzaam naar haar toe. Zijn de plekken groter
geworden, of lijkt dat maar zo?
‘Trigo…’
‘Ik weet het. Maar we kunnen nu niets doen en…’
‘Nee, kijk.’ Coco wijst op een kaartje, dat ik in mijn hand houd. Bijna had ik
het weer in de doos gegooid, maar dan zie ik wat erop staat.
‘Zijn dat niet de dieren uit de potten?’
Ik kijk naar het kaartje. Er staan afbeeldingen op van een schorpioen, een
soort salamander en een slang.
‘Zouden de letters op de potten met deze dieren samen het juiste woord
vormen?’
‘We gaan kijken.’ Coco houdt het kaartje omhoog. ‘We hebben iets!’
Met z’n vieren gaan we terug naar de kamer met de potten en halen de juiste
exemplaren van de planken. Als we de etiketten naar ons toedraaien, vormen ze
inderdaad een woord.
K-A-T.
Er valt een stilte. We denken vast allemaal hetzelfde, maar Brahim is de
eerste die het hardop durft te zeggen.
‘Zit er een kat tussen?’
‘Gadver, nee!’ Coco rilt. ‘Dat kan niet, toch?’
Ik kijk naar de potten op de planken. Als er een kat tussen zit, moeten we
die toch hebben gezien?
Mijn blik gaat naar de bovenste planken, waar we niet bij konden komen.
En dan zie ik…
‘Kijk.’ Ik wijs op de bovenste plank, waar een pot met een piepkleine kitten
erin staat. Het roze neusje drukt tegen het glas, haar ogen zijn gesloten, maar
ze lijkt elk moment wakker te kunnen worden.
‘Ik moet spugen…’ Eva gaat de gang op, maar Coco staart juist naar boven.
‘Ik klim erop.’
‘Wat? Nee!’ Ik wil haar tegenhouden, maar ze schudt zich los.
‘Ik ben de beste klimmer van ons tweeën, dat weet jij ook.’
Ik kan niet anders dan knikken. ‘Maar pas alsjeblieft op.’
‘Weet je het zeker?’ Brahim kijkt omhoog. ‘Het plafond is hier minstens vier
meter hoog. Wat als je valt?’
‘Ik val niet.’
‘Dat zei Trigo ook altijd.’ Brahim wijst naar mijn verband, dat ik snel tegen
mijn lichaam klem. ‘En moet je hem nu zien…’
‘Het komt goed.’ Coco zet haar voet op de onderste plank. Hij kraakt een
beetje, maar hij houdt het. Ze zet haar andere voet op de plank ertegenover. Ze
klimt niet recht naar boven via één helft, maar verdeelt haar gewicht over de
linker- en rechterplanken. Zo gaat ze in een soort split naar boven, terwijl ze
zich aan beide kanten vasthoudt. Het ziet er ingewikkeld uit, maar het lijkt wel
of het Coco geen moeite kost.
‘Ze is gek…’ zegt Brahim, maar hij klinkt onder de indruk.
‘Ja…’ Ik houd mijn adem in als Coco van de derde naar de vierde plank gaat.
Ze staat nu op anderhalve meter hoogte, maar ze is er nog niet…
‘Voorzichtig,’ zeg ik zachtjes, als er weer een plank kraakt.
‘Jullie maken me bloednerveus,’ zegt Coco over haar schouder.
‘Sorry,’ zeggen Brahim en ik in koor.
Coco is nu halverwege. Nog even en ze kan met haar hand bij de pot met de
kat.
Ze hijst zich aan de volgende plank omhoog. Ik wil mijn ogen dichtknijpen,
maar tegelijkertijd wil ik haar elke seconde in de gaten houden.
Coco is nu op ongeveer tweeënhalve meter hoogte. Niemand zegt meer iets,
Coco klimt geconcentreerd verder.
Bij de zoveelste plank strekt ze haar hand uit naar de pot. Ik span al mijn
spieren aan als haar vingertoppen de pot raken.
Het lukt!
Ik wil juichen, maar dan zie ik een van de potten bij Coco’s rechtervoet
wiebelen. Ik zie hem naar de rand schuiven en in een reflex duik ik voorover.
Voordat de pot op de grond kan vallen, heb ik hem in mijn handen.
‘Gevangen,’ zeg ik zachtjes.
Coco kijkt achterom en vloekt zachtjes. ‘Sorry!’
‘Geeft niet,’ zeg ik snel. ‘Kun je erbij?’
‘Ik denk het wel.’ Coco strekt zich opnieuw uit. Ze klemt haar hand om de
pot en trekt hem naar zich toe.

De stem van Johanne knalt plotseling door de speakers, vlak naast Coco’s
hoofd.
En dan gebeurt er van alles tegelijk. Coco schrikt, iets knalt naast mijn
voeten uit elkaar en de planken splijten in tweeën.
Ik zie Coco op me afkomen, samen met tientallen potten.
Ik wil haar opvangen, maar het gaat zo snel, dat ze half boven op me valt
voordat ik kan reageren.
Ik voel een scherpe pijn in mijn armen. Glas breekt aan alle kanten op de
grond.
‘Wat gebeurt er?!’ Eva snelt de kamer weer in.
‘Coco,’ weet ik uit te brengen, terwijl ik me onder haar vandaan wurm.
‘Coco, ben je oké?’
Er zit een sneetje bij haar oog, ze heeft glasscherven in haar krullen. Brahim
steekt zijn hand naar haar uit.
‘Het gaat wel.’ Coco ziet bleek, maar komt overeind zonder hulp van
Brahim. ‘Ik schrok me dood van die rotheks.’
‘Trigo…’ Eva’s stem stokt. ‘Wat heb jij nou?’
Ik volg haar blik naar beneden. De rode plekken zijn gegroeid, dit keer is er
geen twijfel over mogelijk. Ze hebben nu niet meer de grootte van een munt,
maar eerder die van schoteltjes. Mijn halve verband is rood en nat.
Je moet terugkomen als het weer erg gaat bloeden.
‘Gast…’ Brahim trekt wit weg. ‘Wat is dat?’
‘Mijn… Mijn wonden zijn weer gaan bloeden, denk ik.’
Ik wissel een korte blik met Coco, die het glas uit haar haren schudt.
‘Je moet naar het ziekenhuis,’ zegt Eva.
‘Hoe wil je dat doen?’ Ik voel de paniek door de ruimte gonzen. ‘We zitten
vást.’
‘Wat een ongelooflijke bende…’ Coco kijkt naar de grond. Overal liggen
dode dieren en ligt gebroken glas. De stank die van het sterkwater afkomt, is
walgelijk. De planken hangen in twee sneue V-vormen naar beneden.
‘Hé, daar ligt een sleutel!’ Brahim wijst op het kat­je, dat half onder de plank
ligt. Een klein zilveren sleuteltje ligt tussen het glas, half onder de kast. Er zit
een restje plakband aan. Het zat vast onder de pot geplakt, die nu kapot op de
grond ligt.
Brahim grijpt vlug het sleuteltje tussen de glasscherven vandaan.
‘Snel.’ Eva werpt nog een laatste blik op mijn armen en gaat ons voor de
overloop op.
Zou dit écht de laatste deur zijn? Dat moet haast wel. Nog even en we staan
buiten. Dan hebben we het gehaald! Het voelt bijna onwerkelijk.
Brahim steekt de sleutel in het slot en kijkt even achterom, naar niemand in
het bijzonder.
‘Klaar om eruit te gaan?’
Het is net of we allemaal tegelijk onze adem uitblazen, die we al die tijd
hebben ingehouden.
‘Ja,’ zegt Eva. ‘Zeker weten.’
‘Drie, twee, één…’ Brahim draait de sleutel om.
EVA

Achter de deur zit een blinde muur. We staren alle vier naar de bakstenen voor ons. Het is zo’n
absurd gezicht dat het een paar seconden duurt, maar dan schreeuwt Brahim het uit.
‘Nee!’ Hij beukt met zijn vuisten op de stenen. ‘Dit kan niet! Er moet ergens een opening
zitten. Even wachten, ik…’
Trigo schuifelt langzaam achteruit, met zijn beide handen om zijn armen gevouwen. De rode
plekken in het verband steken eronderuit.
Ik wil hem vasthouden, zeggen dat alles goed komt, maar in plaats daarvan trek ik Brahim bij
de muur weg.
‘Brahim…’
‘Nee, dit kan niet!’
Het is net of ik naar mezelf kijk. In het begin stond ík zo te schreeuwen, maar nu breekt
Brahim.
De jongen die voor mijn gevoel altijd lacht, breekt in duizend stukjes.
Hij buigt achterover en schreeuwt. Hij schreeuwt zo hard dat ik denk dat zijn stem het zal
begeven.
‘We zitten hier! Er is iemand gewond! Help!’
Ik wil mijn handen over mijn oren vouwen, net zoals toen ik Johannes gegil buitensloot. Ik
schuif langzaam achteruit, richting het gat. Met een flinke stap ben ik eroverheen.
Boven aan de trap blijf ik hijgend staan.
We zitten klem.
Deze escape room loopt dood.
Trigo’s verband lekt door, hij moet terug naar het ziekenhuis. Wat als het gaat ontsteken? Dit
kan niet wachten tot maandag…
En dan ineens schiet me iets te binnen. Vanaf maandag hebben we vrij. Vakantie.
Wat als de eigenaar ook vrij heeft genomen?
Mijn ademhaling schiet omhoog, richting mijn keel, sneller en sneller.
De omgeving wordt troebel, alsof ik onder een glazen stolp zit.
‘Nee…’
‘Eva? Eva, waar ben je?’ Trigo’s stem klinkt ver weg.
Ik grijp naar mijn keel, alsof ik een onzichtbaar touw probeer weg te trekken.
Lucht.
Ik heb lucht nodig.
Ik graai in mijn broekzak. Ik heb het verhaal nodig. Als ik het blaadje zie, dansen de woorden
voor mijn ogen.
Focus.
‘Eva?’
Alles draait.
Ik wil een stap naar voren doen, maar mijn voet belandt in het niets.
De trap, denk ik nog net.
En dan val ik.
TRIGO

Harde bonken dreunen door de escape room.


‘Eva!’
We stormen alle drie naar het gat, maar dat is zo donker dat ik niets kan
zien.
‘Eva?’ Er komt geen antwoord. Alsjeblieft, dit mag niet waar zijn. ‘Eva, ben
je oké?’
Waarom reageert ze niet? Ik ga op handen en knieën zitten om erin te
klimmen, maar dan springt Coco eroverheen.
‘Ze ligt hier!’
Brahim en ik staan binnen een tel naast Coco, boven aan de trap. Helemaal
beneden, op de gebarsten tegels, ligt Eva. Haar ogen zijn gesloten en haar been
heeft een vreemde knik, alsof hij van klei is.
EVA

Waar ben ik?


Er schiet een scherpe pijn door mijn been, alsof iemand er met een mes insteekt.
‘Eva?!’ De stem van Trigo dendert als een goederentrein mijn hoofd binnen.
‘We zijn hier, Eva. Het komt goed!’ Dat is Brahim.
Waarom schreeuwen ze zo?
‘Ga eens aan de kant.’ Coco praat veel zachter dan de jongens. Ik hoor een rits opengaan
en dan wordt er plotseling een natte lap op mijn voorhoofd gelegd. Wat is dat?
‘Eva?’ vraagt Coco zachtjes. ‘Kun je me horen?’
Natuurlijk kan ik haar horen.
‘Ja,’ zeg ik, maar praten kost me meer moeite dan ik dacht.
‘Je hebt je been gebroken,’ gaat Coco verder. ‘Je bent van de trap gevallen. Blijf maar rustig
liggen.’
Gebroken? Ik probeer me te herinneren wat er is gebeurd, maar het is wazig, alsof er een
filter over mijn geheugen zit.
De natte lap op mijn voorhoofd wordt langzaam warm.
TRIGO

Ik kan nauwelijks naar Eva kijken, die met gesloten ogen op de grond ligt.
Coco heeft een T-shirt uit Brahims rugzak met water besprenkeld en op haar
voorhoofd gelegd.
‘Geef je vest ook nog even.’ Coco pakt het vest van Brahim aan en maakt er
een prop van voor onder Eva’s hoofd.
Dan staat ze op en richt zich tot Brahim en mij.
‘We moeten hieruit,’ zegt ze. ‘Zo snel mogelijk. Eva is nu misschien nog in
een shocktoestand, of ze heeft een hersenschudding, maar de pijn zal straks
hels worden.’
‘Hoe… Hoe weet je dat allemaal?’ stamel ik. Ik kijk naar de trap. Hoe is dit
gebeurd? Heeft Eva soms een aanval gehad? Ik was alleen maar bezig met die
blinde muur.
‘Mijn vader is verpleegkundige.’ Coco kijkt even naar mij. ‘We moeten rustig
blijven.’
‘Ja…’ Ik kijk even naar Eva’s been, maar ik krijg er meteen spijt van. De
aanblik is zó gruwelijk…
Dan zie ik het stapeltje papier naast haar been. Ik buk me om het op te
rapen en herken Eva’s handschrift.
Het begin van een nieuw verhaal?
Als ik de eerste paar zinnen lees, tintelen mijn handen, alsof het papier
onder stroom staat.
Dit gaat over mij.
Over pap.
Ik kijk over het papier heen naar Eva, die haar ogen weer gesloten heeft.
Waarom heeft ze dit opgeschreven?
‘Trigo.’ Coco komt bij me staan. ‘Heb je me gehoord?’
Ik vouw het papier snel op en stop het in mijn broekzak. ‘Ja.’
‘We moeten rustig blijven voor Eva.’
‘Ja.’ Ik zie de slangen en apparatuur die mijn vader moesten redden weer
voor me. Wat als Eva ook doodgaat? Kan dat van zo’n val? De trap is er hoog
genoeg voor… Als er geen hulp komt al helemaal.
‘We hebben nog één kans om te ontsnappen,’ zeg ik.
Brahim kijkt me vragend aan. ‘Hè? Hoe dan?’
‘Kom.’ Ik trek Brahim en Coco bij Eva vandaan. Als ze hoort wat we van
plan zijn, krijgt ze misschien wel een nieuwe aanval.
‘We gaan via het gat.’
‘Ben je gek geworden?’ sist Brahim. ‘We weten niet eens hoe diep het is!’
‘Op de verhuisdozen staat dat er hier een kelder is,’ zeg ik. ‘Die moet ergens
beneden zijn.’
‘En dan?’ Brahim schudt zijn hoofd. ‘Ik vind dit geen goed plan.’
‘Het is het enige plan. Of wil je wachten tot dit nog erger wordt?’
‘Je bent gek geworden.’
‘Ik weet het.’ Ik kijk naar Coco. ‘Ga je met me mee?’
‘En ik dan?’ vraagt Brahim.
‘Jij blijft bij Eva. Verzin iets. Zeg dat we boven aanwijzingen opvolgen, of
zo.’
‘Dat wil ik helemaal niet! Wat moet ik doen als ze ontdekt dat jullie weg
zijn?’
Moet ik Brahim vertellen over Eva’s hyperventilatie? Misschien beter van
niet. Ik ken hem langer dan vandaag, dan wil hij zeker niet met haar alleen
blijven.
Bovendien weet ik dat ik meer aan Coco heb daarbeneden dan aan hem. Het
beeld van Brahim die klem zat tussen de twee hekken staat nog op mijn
netvlies.
‘We zijn snel,’ zeg ik. ‘Ze zal het niet merken.’
Ik werp een laatste blik op Eva en ga dan achter Coco aan de trap op.
Bovenaan bij het gat schuift Coco als eerste haar benen erin.
Ik herinner me een training waarbij we elkaar aan onze armen moesten laten
zakken, als een soort menselijke ketting. We gingen in duo’s, het was de eerste
keer dat ik met Coco werd ingedeeld. Ik liet haar zo voorzichtig zakken dat ze
halverwege opkeek en zei: ‘Dat mag wel wat sneller, hoor.’
Dit keer laat ik Coco sneller zakken. Ik wacht op het moment dat haar
voeten de bodem zullen raken, maar dat gebeurt niet. Het gat is dieper dan ik
vreesde.
Coco knijpt in mijn handen. Ik weet wat ze bedoelt: ik moet haar laten
vallen…
‘Doe het,’ hoor ik haar sissen. Coco knijpt nog harder, ze boort haar nagels
in mijn handpalm. Ik houd haar niet meer, er schiet een vlammende pijn door
mijn armen. Het is net of ik de wonden voel openspringen.
Ik laat haar los.
EVA

Als ik mijn ogen opendoe, herinner ik me alles meteen weer. Achter de deur zit alleen een
dichte muur.
De laatste deur, de laatste kans: weg.
‘Trigo?’
‘Ik ben het.’ Boven mijn hoofd verschijnt het gezicht van Brahim. Hij heeft knalrode wangen,
alsof hij een eind heeft gerend.
‘Waar is Trigo?’
‘Boven. Hij… Hij zoekt met Coco naar een nieuwe aanwijzing.’
Ik tast naar mijn been, maar dat is een slecht idee. Ik laat me kreunend achterovervallen.
‘Blijf liggen. Coco denkt dat je je been hebt gebroken.’
Dan schalt de stem van Johanne weer door de ruimte.

Het geluidsfragment stopt aan het einde van die zin, alsof Johanne naar adem hapt. Dan gaat
ze verder:
De stem hapert opnieuw en valt dan stil. Ik wacht tot er meer komt, maar dat gebeurt niet.
‘Waar ging dit over?’ Brahim kijkt naar de speaker aan het plafond. Zelfs na een laatste
mislukte ontsnappings­poging gaat Johanne verder, alsof we daadwerkelijk nog een kans maken
hieruit weg te komen.
Ik kijk naar de trap. Waarom zoeken Trigo en Coco verder? Brahim en ik hebben elke
vierkante centimeter van die overloop doorzocht. Bijna alle potten liggen aan diggelen. Ook in
de opslag zullen we de oplossing niet vinden.
Ik denk aan Trigo, die tot het laatste moment bij zijn vader bleef zitten, alsof hij hem weer tot
leven kon wekken door maar niet weg te gaan.
Ineens echoën Johannes woorden na in mijn hoofd.
‘Johanne is haar grote liefde verloren aan een ander,’ mompel ik.
Brahim kijkt naar de schilderijen. ‘Waarom zei ze dan niet eerder dat ze verliefd op hem
was?’
Ik kijk nog een keer naar de trap. ‘Zo makkelijk is zoiets niet, hoor.’
Brahim volgt mijn blik naar de trap en dan kijkt hij naar mij.
‘Je klinkt alsof je…’ Zijn ogen worden groot. ‘Ben jij verliefd op Trígo?!’
‘Natuurlijk niet!’ Ik voel mijn wangen ontploffen. Mijn hand gaat naar mijn broekzak, maar
alleen mijn balpen zit er nog in. Waar is mijn verhaal gebleven? Is het uit mijn zak gevallen?
Ik probeer het moment terug te halen dat ik boven aan de trap stond, maar het lukt me niet.
Mijn been bonkt pijnlijk.
‘Weet hij dat?’ stamelt Brahim.
‘Natuurlijk niet,’ zeg ik nog een keer.
Ik denk aan mijn wang tegen Trigo’s rug, achter op de fiets. Ik deed alsof ik sliep. Waarom
zei ik het toen niet? Hij kon niet naar me kijken, ik had altijd nog kunnen doen alsof hij me
verkeerd had verstaan door de wind.
‘Heeft hij… Hebben jullie wel eens gezoend?’
‘Wat is dat nou weer voor vraag?’ Ik tast naar mijn been. Een stekende pijn vlamt door me
heen. Het voelt inderdaad net of het in twee stukken ligt.
‘Niets, laat maar.’ Brahim propt zijn vest wat steviger onder mijn hoofd. ‘Rust maar even uit.’
TRIGO

‘Je kunt springen!’ Coco’s stem klinkt helemaal niet zo ver weg. ‘Het is denk ik
een meter of drie!’
Drie meter? De val van Coco bij de glazen potten was dieper. Bovendien heb
ik veel gevaarlijkere sprongen gemaakt.
Waarom voelt het nu dan alsof ik op het punt sta om iets heel doms te doen?
Het komt door de duisternis. Ik heb geen idee waar ik terechtkom, ik moet
vertrouwen op Coco.
Ik laat mijn voeten in het gat zakken, schuif er nog verder in tot ik met mijn
handen aan de rand hang en dan laat ik me vallen.
Mijn enkels protesteren zachtjes, maar verder land ik perfect.
‘Hé.’ Coco’s gezicht is hierbeneden niet meer dan een donkere vlek. Het
licht van het gat boven ons reikt nauwelijks tot op de bodem.
‘Hé.’ Ik kijk naar boven. We komen nooit meer terug naar boven, besef ik
nu. We moeten nu echt een weg naar buiten vinden, anders is de sprong voor
niets geweest.
‘Kom, we gaan.’ Coco vervlecht haar vingers met de mijne en ik voel de ring
die ze om haar duim draagt tegen mijn huid.
‘Hier is een muur zonder doorgang,’ hoor ik haar zeggen. ‘Maar ik kan wel
deze kant op… We staan in de kelder!’
‘Zie je wel,’ fluister ik opgewonden. ‘Is er ergens licht?’
‘Wat denk je zelf?’ Coco lacht. ‘Volgens mij heeft de eigenaar van deze
escape room bespaard op lampen.’
Ik grinnik. ‘We kunnen vragen of Johanne het licht aandoet?’
‘Alsjeblieft niet.’ Coco trekt me mee door de ruimte. Hier is het écht donker,
we lopen op de tast verder. Ik laat mijn hand langs de ruwe wand naast me
gaan.
Ineens botsen we op een nieuwe berg spullen. Ik had het kunnen weten, in
de kelder ligt de rest opgeslagen…
Ik val bijna over een zacht voorwerp, dat nog het meeste weg heeft van een
fauteuil. Coco stoot een stapel boeken om.
En dan botsen we op een groot, houten gevaarte. Een kast?
‘Het loopt dood.’ Zodra ik het zeg, voel ik alle hoop uit me wegvloeien. Hoe
kan dit? Heeft deze escape room dan helemaal geen uitgang?
‘Help even mee.’ Ik hoor Coco kreunen. ‘Duw jij aan deze kant?’
‘Wat ga je doen?’ vraag ik.
‘Dit ding verplaatsen. Wie weet gaat de ruimte hierachter verder.’
Denkt ze dat écht? Ik leg mijn handen op de kast, die naar boenwas en stof
ruikt.
‘Eén, twee, drie!’
Bij dat laatste woord geef ik alles wat ik in me heb. De kast komt nauwelijks
van zijn plek.
‘Dit lukt niet,’ zeg ik zuchtend. ‘Dat ding staat hier waarschijnlijk al eeuwen.
En niet voor niets!’
‘Geef je op?’ Coco’s stem klinkt geïrriteerd, voor het eerst sinds we in de
escape room zijn.
‘Nou en?’ zeg ik. ‘Het ís toch ook hopeloos?’
‘Je bent pas verloren als je opgeeft,’ zegt Coco. ‘Dat zegt Bas toch ook altijd?’
Ik zie onze trainer voor me. Streng, maar tegelijkertijd motiverend. Hij heeft
me dingen geleerd waarvan ik nooit had gedacht dat ik ze zou kunnen.
‘Nou?’ vraagt Coco. ‘Kom op, ik daag je uit.’
Die laatste vier woorden hebben dezelfde magische uitwerking op mij als op
Brahim. Ik zet mijn handen tegen het hout en grom: ‘Goed. Opnieuw.’
De tweede poging gaat beter. Bij de derde duw verschuift het massieve
gevaarte langzaam.
‘Zie je wel, dat ding stond in de weg, het loopt hier door!’ Coco pakt mijn
hand en trekt me de opening achter de kast in. De ruimte wordt hier smaller,
ik kan nu beide muren aanraken.
‘Is dit een tunnel?’ vraag ik me hardop af.
‘Ik denk het,’ zegt Coco ademloos. ‘Wat een bizarre escape room…’
‘Zo is Johanne destijds natuurlijk ontsnapt,’ zeg ik, terwijl mijn hartslag
omhooggaat. Ik sleur Coco mee.
‘Niet zo snel.’
Maar nu we eindelijk op weg zijn naar de uitgang, wil ik het liefst rennen.
‘We moeten opschieten,’ zeg ik. ‘Voor Eva.’
‘Jij bent ook gewond,’ zegt Coco.
‘Dat weet ik, maar dat is minder belangrijk.’
‘Hoezo?’
‘Gewoon.’
‘Jij wilt zeker iedereen redden behalve jezelf?’
Het beeld van pap flitst door mijn hoofd.
‘Ik ben geen superheld, hoor. Allesbehalve dat. Dankzij mij zitten we in deze
bende.’
Abrupt staat Coco stil.
‘Wat doe je?’ Ik wil haar meetrekken. ‘We moeten opschieten.’
‘Eerst neem je die woorden terug. Dit is niet jóúw schuld.’
‘Natuurlijk wel,’ zeg ik. ‘Dit was míjn uitdaging!’
‘En wij wilden allemaal mee!’
‘Eva niet,’ help ik haar herinneren. ‘Ze was doodsbang, al vanaf de eerste
minuut.’
‘Maar ze ging uiteindelijk zelf naar binnen, niemand van ons heeft haar
gedwongen.’
Ik voel dat Coco indringend naar me kijkt, ook al zie ik alleen zwart.
‘Stop eens met jezelf de schuld geven.’
‘Kom nou maar.’ Ik wil door, Eva kan elk moment een hyperventilatie-
aanval krijgen door de pijn in haar been. Misschien had ik Brahim er toch over
moeten vertellen. Wat als hij zo in paniek raakt dat hij niet meer weet wat hij
moet doen?
Eindelijk loopt Coco mee. Als we bij een splitsing komen, voel ik mijn
hartslag versnellen. Welke kant moeten we nu op?
Links of rechts?
Donker of zwart?
Het voelt als een onmogelijke gok.
Dan hoor ik plotseling een klakkend geluid. Coco knijpt in mijn hand; zij
hoort het ook.
Wat maakt dat geluid? Kakkerlakken?
‘Laten we naar links gaan,’ fluister ik. Maar binnen de kortste keren vinden
we opnieuw een splitsing. Dit lijkt wel een ondergrondse doolhof…
Misschien komt de eigenaar maandag kijken, maar hoe vindt hij ons híér
ooit terug?
We hadden bij Brahim en Eva moeten blijven. Dit is het domste plan dat ik
had kunnen bedenken…
Ik moet de route onthouden. De eerste afslag gingen we naar links, toen
naar rechts. Of was het nou andersom?
Het klakkende geluid wordt harder. Dit zijn geen kakkerlakken, daar is het
veel te hard voor.
Maar wat is het dan?
Lekkend water?
Coco en ik lopen steeds sneller. We slaan rechts af, links af, nemen een
scherpe bocht, ik ben de weg allang kwijt.
Het geluid is nu heel dichtbij, nog even en we zijn op de plek waar het
vandaan komt.
‘Trigo…’ Coco’s stem is niets meer dan wat gefluister.
Ik slik.
Het is geen lekkend water.
Het zijn voetstappen.
Er komt iemand aan.
EVA

‘Wat is het stil.’ Ik spits mijn oren, maar ik hoor niets. Geen gerommel, geen stemmen, niets.
‘Gaat het wel goed daarboven?’
‘Vast wel.’ Brahim propt zijn vest opnieuw steviger onder mijn hoofd. ‘Lig je wel goed zo?
Heb je nog veel pijn?’
‘Trigo?’ roep ik. ‘Coco?’
‘Ze zijn bezig.’ Brahims gezicht is rood en bezweet.
‘Ga alsjeblieft even bij ze kijken,’ zeg ik. ‘Coco is ook al van die planken gevallen, wie weet
wat er nu gebeurd is!’
‘Het gaat prima. Wil je iets eten? Iets drinken?’
Er is iets aan de hand, dat kan niet anders.
‘Trigo!’ Ik schreeuw zijn naam nog een keer, dit keer veel harder. ‘Coco!’
Zie je wel, ze reageren niet eens. Ik probeer mezelf overeind te duwen, maar de pijn in mijn
been is zo hevig dat ik terugval op de grond. ‘Au!’
‘Niet doen!’ Brahim kijkt me geschrokken aan. ‘Je moet blijven liggen!’
‘Als jij niet gaat, ga ik,’ bijt ik hem toe.
Brahim zucht. ‘Zie je wel dat ik dit niet kan…’
‘Wat niet?’
Brahim slaat zijn ogen neer. ‘Ze zijn weg, oké?’
Ik draai me met een ruk naar hem toe. ‘Hoe bedoel je wég?!’
‘Ze…’ Brahim twijfelt even. ‘Ze zijn het gat in gegaan, op zoek naar een andere uitgang.’
‘Het gat?’ De informatie doet me duizelen. De pijn in mijn been bouwt zich op, net als mijn
ademhaling tijdens een hyperventilatie-aanval. Zo ben ik gevallen, ik weet het weer. Het was
net als nu.
Het is net of er een tientonner op mijn borst zit, ik moet overeind komen.
‘Blijf nou liggen.’ Brahim duwt me terug.
Ik probeer te protesteren, maar er komt alleen gepiep uit mijn keel. Mijn ademhaling raast
daar rond, als een eeuwige wervelwind.
Ik stik.
En ik heb geen verhaal om me af te leiden.
‘Eva?’ Brahim klinkt steeds verder weg. ‘Eva, doe eens rustig? Eva!’
TRIGO

De voetstappen komen steeds dichterbij. Het is een zelfverzekerde, zware pas.


Dit is een volwassen man, dat kan niet anders.
‘Wie is dat?’ sist Coco. We staan met onze ruggen tegen de klamme, ruwe
muur gedrukt.
Ik sla een hand over haar mond. Het laatste wat we nu moeten hebben is dat
die persoon ons hoort. Dit is geen agent, die had allang laten weten dat hij
eraan kwam.
Wat als dit een of andere crimineel is? Deze tunnel is natuurlijk de perfecte
bergplaats voor gestolen spullen!
Wat als die persoon ons kwaad doet?
De voetstappen zijn nu bijna bij ons. Ik merk dat ik mijn adem inhoud, maar
het lukt me niet om dat lang vol te houden en ik neem een nieuwe teug
zuurstof.
Het geluid echoot door de gang en de voetstappen stoppen.
Ik druk mijn lichaam nog steviger tegen de muur, alsof ik erin hoop te
verdwijnen. Coco knijpt mijn hand bijna fijn. Met haar andere hand duwt ze
mijn hand bij haar mond weg.
Dan ruik ik een bekende, zoete geur. Mijn adem stokt. Het lijkt op de
aftershave die pap altijd gebruikte.
‘W-we komen van de escape room van Johanne den Doder,’ hoor ik Coco
ineens zeggen. ‘Er zijn twee mensen gewond.’
Wat doet ze?!
Ik wil in haar hand knijpen, maar ze heeft de mijne losgelaten.
‘Kunt u ons helpen? Alstublieft?’
Het blijft stil, ik denk alleen een zachte ademhaling te horen.
Wie deze man ook is, hij is heel dichtbij. Ik ruik nog altijd die zoete geur.
Waarom zegt hij niets?
Dan gaan de voetstappen ineens verder.
‘Denk je dat hij ons naar de uitgang brengt?’ hoor ik Coco vragen. ‘We
moeten achter hem aan.’
‘Ik vertrouw dit niet…’ De pijn in mijn armen wordt langzaam ondraaglijk.
‘Wat wil je dan?’ sist Coco.
De voetstappen klinken steeds verder bij ons vandaan. Nog even en we zijn
hem kwijt.
Wat moeten we doen? We hebben geen idee waar we vandaan komen of
waar we heen moeten.
‘We gaan achter hem aan,’ zegt Coco dan. ‘Die man is onze enige hoop.’
EVA

‘Eva!’ Brahims stem lijkt wel vervormd, net als die van Johanne.
‘V-Vertel…’
‘Wat zeg je?’ Brahim buigt zich over me heen. Mijn adem blaast zijn krullen aan de kant als
hij zijn oor naar mijn mond brengt.
‘V-Vertel een v-verhaal.’
‘Een verhaal?’ Ik hoor de paniek in Brahims stem. Hij trekt zijn rugzak open, alsof hij daar
iets denkt te vinden. ‘Ik heb niets bij me, ik…’
De kroonluchter aan het plafond lijkt zachtjes heen en weer te wiegen.
‘Ik verzin wel wat.’ Brahim klauwt met zijn handen in zijn haren. ‘Ik bedoel… Ik vertel je wel
iets over mijn familie, goed? Ik heb een tante in Marokko…’
Dat begint net zoals dat kinderliedje.
Nog een hap zuurstof.
Mijn hoofd voelt licht en ik sluit mijn ogen.
‘En die woont in net zo’n soort huis als dit. Als kind ging ik er vaak logeren, maar ik durfde
nooit alleen te slapen.’ Brahim hapt net zo naar adem als ik. Hij struikelt bijna over zijn woorden
als hij verder vertelt. ‘Ik was ervan overtuigd dat er geesten in dat huis woonden. ‘s Nachts
klonken er altijd voetstappen op de zolder, maar daar stond alleen maar rommel. Eén keer heb
ik zelfs iemand de trap af horen gaan. Jij was heus niet de enige die bang was in het begin,
hoor. Ik bedoel, ík was ook bang.’
Brahim laat een kleine stilte vallen. Als ik niet reageer, gaat hij verder.
‘Afgelopen winter sliep ik alleen op die kamer, omdat mijn broer uit was met vrienden. Hij zou
pas veel later thuiskomen. En ik hoorde opnieuw die voetstappen. Ze kwamen naar mijn kamer.
Er ging licht aan op de overloop.’ Brahim zucht. ‘De deur ging krakend open. Ik dacht dat het
mijn broer was, die toch eerder thuis was gekomen. Maar de deuropening was leeg. Helemaal
leeg. En toen…’
Ik doe mijn ogen open, Brahim rilt zichtbaar.
‘Toen sloeg die deur ineens dicht. Ik heb gegild als een klein kind.’
‘Wie was het?’ vraag ik zachtjes.
Brahim kijkt me aan. Zijn spierwitte gezicht krijgt langzaam kleur.
‘Niemand. Een geest.’
Ik voel een flauwe glimlach rond mijn lippen.
‘Hé,’ zegt Brahim. ‘Je bent weer oké.’
‘Geloof jij in géésten?’ vraag ik verbijsterd.
‘Natuurlijk niet.’ Maar Brahims rode wangen vertellen een ander verhaal. ‘Je zegt niets tegen
de anderen, toch?’
‘Als jij niets tegen Trigo zegt.’ Ik voel mijn wangen nu ook branden. ‘Over…’
Brahim doet alsof hij tussen zijn wijs- en middelvinger door spuugt. ‘Beloofd.’
TRIGO

De man loopt steeds sneller. We moeten inmiddels heel ver van de escape room
vandaan zijn, onder een heel ander gedeelte van de stad. We volgen de
voetstappen op gehoor. Iets zien kunnen we niet. Maar het volgen gaat
verrassend goed. Zelfs als de man een afslag neemt, weten we hem bij te
houden.
‘Waar gaan we heen?’ fluister ik.
De man heeft nog altijd niets gezegd. Wat als hij ons meeneemt naar een
enge plek? Nog enger dan deze?
Ik ril bij het idee.
‘Ik weet het niet,’ zegt Coco buiten adem.
We nemen nog een afslag. Ik ben allang gestopt met afslagen tellen, ik heb
toch geen idee waar we zijn. Voor mijn gevoel hebben we al minstens een
kilometer afgelegd in deze ondergrondse doolhof.
De voetstappen lijken opnieuw te versnellen.
‘Wacht even,’ roep ik de man na. ‘Niet zo snel.’
Mijn armen steken pijnlijk als Coco en ik beginnen te rennen. Ik struikel
over een hobbel in de grond. Coco helpt me overeind, maar als we verder
willen rennen, merk ik het.
De voetstappen zijn weg.
Ik ruik nog een vleugje van de zoete aftershave, maar dat lost al snel op als
rook.
‘Hallo?’ roep ik. Mijn stem echoot door het gangenstelsel.
Waar is die vent gebleven? Waarom heeft hij niet op ons gewacht?
‘Dit kan niet…’ stamel ik. ‘Hallo? Meneer?!’
Maar er is geen enkel geluid meer te horen.
De man lijkt opgelost in het niets.
Ik beuk met mijn vuist op de muur en vloek.
‘Trigo…’ Coco legt een hand op mijn arm, precies op de plek waar de wond
zit. ‘Doe even rustig.’
‘Rustig?’ roep ik uit. ‘We zijn weet ik veel waar en die vent…’
Ik sla nog een keer tegen de muur. Mijn armen branden.
Ik zie pap weer voor me in het ziekenhuisbed. Hij is uiteindelijk vanuit zijn
coma weggegleden, zei de dokter. Alsof pap een verkeerde glijbaan nam.
Ik blijf tegen de muur slaan. Het maakt allemaal niets meer uit. Eva is
zwaargewond, ik bloed volgens mij ook nog steeds.
We zijn verdwaald, ergens onder de stad. Wie gaat ons hier ooit nog vinden?
Mam zal ontroostbaar zijn, ik ben alles wat ze nog heeft.
Waarom ben ik zo stom geweest tegen haar te liegen?
‘Trigo!’ Coco pakt opnieuw mijn hand, maar dit keer trekt ze hem niet weg.
In plaats daarvan laat ze hem over de muur gaan.
Die voelt heel anders dan de klamme muur van eerder. Dit lijkt wel hout!
‘Dit is een deur…’ Coco’s hand leidt de mijne naar een klink. We wachten
even, met onze handen over elkaar gevouwen.
Zal hij gewoon opengaan?
Hoe zei Coco het ook alweer aan het begin?
Zo simpel is het vaak niet.
Maar nu misschien wel.
Alsjeblieft, laat het alsjeblieft één keer simpel zijn.
We duwen de klink naar beneden.
TRIGO

Er verschijnt een streep licht in de tunnel. Als we de deur verder opendoen, zie
ik een paar grote kasten staan.
Nieuwe glazen potten? Zijn we terug in de kamer met de dieren op
sterkwater? Nee, dat kan niet. Maar wat is dit dan?
‘Weer een kelder,’ fluistert Coco.
Ze heeft gelijk. Ik zie stellingkasten die zijn gevuld met blikken bonen,
pakken pasta, rijst en flessen tomatensaus.
Als ik verder loop, val ik bijna over een opgevouwen logeerbed en een
stofzuiger. Waar zijn we? Van wie is deze kelder?
‘Een trap!’ Coco wijst naar de trap in de hoek van de ruimte, die opnieuw
naar een deur leidt. De deur heeft een raampje, waar het licht doorheen komt.
Wat zou daarboven zijn?
Coco gaat me voor de trap op en maakt de deur open. Nu staan we in veel
feller licht. Het duurt even voordat ik het kan plaatsen, maar dan herken ik de
hal van een woonhuis. Ik zie een kapstok met jassen eraan.
We zijn absoluut niet meer in de escape room. Hier liggen wel zwart-witte
tegeltjes op de grond, maar deze zijn puntgaaf.
Achter een deur met glas erin klinkt het geluid van een televisie. Er speelt
een film die ik wel eens met pap heb gezien.
We zijn in een huis.
En de bewoners zijn thuis! We kunnen eindelijk om hulp vragen…
Coco duwt de deur van de woonkamer open en ik val achter haar aan naar
binnen. Op de vloer ligt dik, rood tapijt en aan de muren hangen schilderijen.
Ze zijn heel anders dan die van Johanne, deze schilderijen hebben vrolijke
kleuren. We lopen langs de eettafel naar de grote hoekbank, waar twee mensen
met hun rug naar ons toe zitten.
‘Help,’ weet ik uit te brengen, als we achter de bank staan. Mijn stem komt
nauwelijks boven het geluid van de film uit, maar toch draaien de mensen zich
met een ruk om. De vrouw gilt, de man laat zijn glas vallen. De wijn klotst over
de bank. Ze staren ons aan alsof we geesten zijn.
‘We hebben hulp nodig,’ zeg ik. ‘Er is iemand gewond.’
Er komt nog altijd geen reactie. Waarom doen ze niets?
‘Help ons dan!’
‘W-Wat gaan we nou krijgen?’ stamelt de man. ‘Wie zijn jullie?’
De vrouw gilt nog een keer.
Ik wil opnieuw schreeuwen dat ze op moeten schieten, dat er een ambulance
moet komen, maar dan neemt Coco het van me over.
‘Meneer, mevrouw, het spijt ons dat we u laten schrikken. We komen van de
nieuwe escape room. We wilden hem testen, dus we hebben er ingebroken,
maar toen zaten we opgesloten.’ Coco vertelt alles op zo’n rustige manier dat ik
er boos van word. Snapt ze niet dat we haast hebben? Eva crepeert van de pijn!
‘Trigo en ik zijn ontsnapt via een ondergrondse tunnel en we kwamen uit in
uw kelder…’ Als Coco eindelijk klaar is met vertellen, zie ik tot mijn verbazing
dat haar tactiek heeft gewerkt. De mensen knikken langzaam en er verschijnt
weer wat kleur op de wangen van de vrouw. Wel staart ze met grote ogen naar
mijn verband.
‘We wisten van de tunnel,’ zegt de man. Hij kijkt naar het lege glas in zijn
handen. ‘Maar niet dat die uitkwam in onze kelder. De makelaar heeft ons
verzekerd dat het een verouderd gangenstelsel was dat nergens meer naartoe
leidde…’
‘Niet dus.’ Coco glimlacht.
‘We moeten een ambulance laten komen voor onze vriendin,’ zeg ik.
‘Ja. Ja, natuurlijk,’ zegt de vrouw. ‘Wim, bel jij de alarmcentrale. Vraag ook
om politie. De nieuwe escape room zeiden jullie?’
Coco knikt. ‘Bij de Emmalaan.’
‘De Emmalaan?’ De ogen van de vrouw worden nog groter. ‘Dat is hier ruim
twee kilometer vandaan!’
Ik kijk op. Hebben we echt zó ver gelopen?
‘Ja, hallo? U spreekt met Wim van Zuiden. Er moeten dringend een
ambulance en politie naar de escape room aan de Emmalaan komen. Er zitten
daar tieners opgesloten en een van hen is gewond.’
‘Willen jullie een glas water?’ De vrouw staart ons nog altijd aan.
Het liefst had ik ja gezegd en was ik op de bank gaan liggen, maar we
moeten naar Brahim en Eva.
‘We willen graag naar onze vrienden,’ zegt Coco voordat ik het kan doen.
De vrouw knikt naar haar man. ‘Wim brengt jullie.’

‘Daar is het!’ Voor het hoge hek van de escape room staan een ambulance en
een politiewagen, allebei met blauwe zwaailichten. Er staan zelfs nieuwsgierige
mensen te filmen en foto’s te maken.
Zodra Wim zijn auto parkeert, hoor ik dat Coco hem bedankt, maar ik ben
de auto al uit.
‘Eva!’ roep ik.
Ik word tegengehouden door een politieman, die me bij mijn schouders
beetpakt. ‘Ho, even wachten, jongeman, dit is niet…’ Dan valt hij stil. ‘Trigo?’
Ik kijk in het gezicht van een collega van pap. Ronald. Hij heeft een
toespraak gehouden op de begrafenis.
‘Weet jij wel dat je moeder je zoekt, jongen? Waarom neem je je telefoon
niet op?’
‘Die ligt binnen!’ Ik wijs op de escape room, waar een van de agenten naar
binnen gaat. ‘We zaten vast, het was míjn idee. Het is alleen helemaal
misgegaan. Eva heeft…’
‘Rustig maar.’ Ronald knijpt even in mijn schouders en laat me dan los.
‘Alles komt goed. We zijn zo binnen.’
Er klinkt een geluid van een brekend slot, gevolgd door stemmen. Even later
wordt Eva door een agent naar buiten getild, op de voet gevolgd door Brahim.
Mensen roepen allerlei vragen door elkaar, maar geen enkele vraag wordt
beantwoord. Ronald zorgt ervoor dat de mensen wat meer afstand nemen.
‘Eva! Gaat het met je?’
Eva wordt op een brancard gelegd en kreunt zachtjes.
‘We brengen haar naar het ziekenhuis,’ zegt een ambulancebroeder. ‘Wil er
iemand meerijden?’
‘Wij allemaal,’ zegt Brahim. ‘Kan dat?’
‘Jullie mogen met mij meerijden,’ zegt Ronald, die weer bij ons komt staan.
‘Dan zorgen we dat jullie ouders naar het ziekenhuis komen.’

‘Trigo!’ Mam rent door de ziekenhuisgang alsof ze op de hielen wordt gezeten.


Haar jas wappert om haar heen en haar ogen zijn zwart omrand door de
uitgelopen mascara. Nog voordat ik iets kan zeggen slaat ze haar armen om me
heen, alsof ik een klein kind ben.
Ik zie Coco kijken, maar toch laat ik mam haar gang gaan. Ik hou haar zelf
ook heel stevig vast. Mijn armen zijn schoongemaakt en ik heb nieuw verband
om. Ze doen haast geen pijn meer.
‘Waar wás je nou?’ Mam laat me los. ‘Ik hoorde van Ronald dat jullie in de
nieuwe escape room waren, maar die is toch nog helemaal niet open?’
‘Het spijt me,’ mompel ik in haar jas. ‘Ik wilde zo graag kijken…’
‘We wisten niet dat het zo zou lopen.’ Coco klinkt even rustig als toen ze net
tegen die mensen praatte. Ik zie haar ook even naar Eva’s ouders kijken, die bij
de röntgenkamer naar binnen gaan. Eva’s been is gebroken, maar we mogen
pas bij haar als de foto’s klaar zijn.
‘We hadden gewoon een spannend plan…’
We. Ik voel mijn hart een sprongetje maken. Ík heb dat domme plan
bedacht, maar nu doet Coco alsof het óns idee was.
Mam laat me los en gaat op een stoel tegenover Coco zitten.
‘Wat is er in vredesnaam gebeurd?’
EVA

‘Mogen wij nog even bij haar?’ hoor ik Trigo op de gang aan iemand vragen.
Na de röntgenfoto’s moest ik naar de gipskamer, gelukkig was een operatie niet nodig.
‘Natuurlijk.’
De deur van mijn kamer gaat langzaam open.
‘Eva?’
‘Kom maar,’ zeg ik en ik ga iets verliggen. Mijn gipsen been maakt het er niet makkelijk op,
het is net alsof het niet meer van mij is. Maar nu ik pijnstillers heb, kan ik me eindelijk een
beetje ontspannen.
‘Brahim.’ Mijn vader staat op en schudt Brahim de hand. ‘We hoorden dat jij bij Eva bent
gebleven, terwijl de anderen hulp haalden. Bedankt, jongen.’
Brahims oren worden vuurrood. ‘Graag gedaan.’
‘En jullie bedankt voor het vinden van een uitgang.’ Mijn moeder knikt naar Coco en Trigo en
wenkt dan mijn vader. ‘Kom, we wachten even op de gang.’
Als de deur achter hen dichtvalt, gaan de anderen rond mijn bed zitten.
Trigo kijkt naar mijn gipsen been.
‘Doet het nog pijn?’
‘Het valt mee,’ zeg ik snel. ‘Echt. Vertel eens over die tunnel die jullie hebben gevonden. Is
het écht waar dat jullie bij mensen in de woonkamer uitkwamen?’
‘Die man liet van schrik zijn wijn over de bank vallen! En die vrouw keek naar ons alsof we
Johanne zelf waren!’ Coco grinnikt. ‘Ik denk dat ze die toegang tot de tunnel nu wel
dichtmetselen, wat denk jij, Trigo?’
‘Ik denk het ook.’
Ze hebben met z’n tweetjes de uitgang gevonden, als een écht team. Gek genoeg voelt het
niet meer zo erg. Ik mag Coco wel.
De deur gaat opnieuw open. Ik verwacht mijn ouders met het nieuws dat ik mee naar huis
mag, maar er staat een man met een zwarte bril in de deuropening.
‘Zijn jullie Trigo, Brahim, Coco en Eva?’
Trigo wordt vuurrood. Even denk ik dat het een oud-collega van zijn vader is, maar dan
stamelt Trigo: ‘U bent… de eigenaar van de escape room.’
‘In één keer goed.’ De man komt de kamer binnen en kijkt naar mijn gipsen been. ‘Gaat het,
meisje?’
Waarom klinkt hij zo vriendelijk? Ik denk aan de glazen potten, die nu allemaal in stukjes op
de grond liggen. We hebben voor honderden euro’s schade aan zijn escape room veroorzaakt!
‘Het spijt ons,’ zegt Brahim voordat ik kan antwoorden. ‘We hadden echt geen idee dat het
zo zou aflopen, ik bedoel…’
‘Dat is al goed,’ zegt de man en hij maakt een wegwerpgebaar met zijn hand. ‘Ik ben allang
blij dat jullie alle vier veilig naar buiten zijn gekomen.’
‘Maar…’ stamelt Coco. ‘Bent u dan niet kwaad op ons?’
De man glimlacht. ‘Eerlijk? Mijn escape room is nu zo groot in het nieuws dat ik op social
media word overspoeld met reacties van mensen die hem willen uitproberen. Dankzij jullie actie
is Witch House nu al beroemd!’
‘O…’ Coco’s mond blijft in een grappig rondje openstaan.
‘Hij ís ook heel gaaf,’ zegt Trigo snel. ‘De puzzels zijn echt goed en die voetstappen in de
tunnel waren het hoogtepunt.’
De man kijkt Trigo aan. ‘Welke voetstappen in de tunnel?’
‘Aan het einde,’ zegt Trigo. ‘Die ons naar de kelder van die mensen leidden. Ik denk dat het
geluidsfragment nog niet helemaal goed was afgestemd, maar het idee is briljant.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ De man fronst zijn wenkbrauwen. ‘Die tunnel was
helemaal geen onderdeel van de escape room, ik wist niet eens dat er een ondergronds
gangenstelsel zat! Officieel ga je de escape room uit zoals jullie zijn binnengekomen: via de
ingang.’
TRIGO

‘Hoe kan dit nou? Ik weet zéker dat ik voetstappen heb gehoord,’ zeg ik.
De eigenaar praat op de gang verder met onze ouders en de politie.
Brahim schudt lachend zijn hoofd. ‘Dat kan niet, je hebt die man toch
gehoord?’
‘Maar…’ begint Coco.
‘Of geloven jullie soms dat Johanne zelf geholpen heeft?’
Ik denk weer aan het vleugje aftershave. Het rook écht naar pap.
‘Jullie hebben nog meer fantasie dan ik.’ Eva schiet nu ook in de lach.
Ik wissel een snelle blik met Coco. Brahim en Eva waren er niet bij, we
hebben écht iemand gehoord in die tunnel!
‘Voordat ik het vergeet…’ Ik haal Eva’s verhaal uit mijn broekzak. ‘Dit vond
ik toen je van de trap was gevallen.’
Zodra Eva ziet wat het is, slaat ze haar ogen neer.
‘Het is goed,’ zeg ik. ‘Ik hoop dat je het afmaakt.’
Misschien helpt het als ik het hele verhaal over pap nog eens op papier lees.
Ik slik. Dit keer voelt het stukje in mijn keel nog maar heel klein, meer als een
appelpitje.
Eva pakt het papier aan en stopt het weg onder haar dekbed. ‘Ik ga mijn best
doen.’
‘Wat is het?’ vraagt Brahim nieuwsgierig. ‘Een nieuw verhaal?’
Ik geef mijn vriend een stomp. ‘Niet zo nieuwsgierig, man!’
Brahim wrijft over zijn schouder en kijkt door het raam naar de gang, waar
de eigenaar nog altijd met de politie praat. ‘En wat gaat er nu gebeuren?
Krijgen we een boete, denken jullie?’
‘Als ik die man zo hoorde, denk ik het niet,’ zeg ik. ‘Maar we krijgen vast alle
vier huisarrest van onze ouders.’
‘De hele vakantie…’ Brahim zucht. ‘Wedden?’
‘Dan zien we elkaar daarna weer.’ Coco kijkt ons een voor een aan. ‘Toch?’
‘Zeker weten.’ Brahim grijnst. ‘Dan is het tijd voor een nieuwe uitdaging.’
Ik denk aan de zoen die ik Eva nog moet geven.
‘Een nieuwe?’ vraag ik verbaasd.
‘Ja, ik mocht nog wat verzinnen.’ Brahim kijkt me veelbetekenend aan. ‘Die
uitdaging die ik had bedacht doen we niet, die slaat nergens op.’
Hè? Sinds wanneer is hij van gedachten veranderd? Ik kijk even naar Coco,
en ik zie dat Brahim dat ook ziet. Ik voel mijn wangen ontploffen.
‘Ik zal iets anders verzinnen,’ zegt Brahim.
‘Goed,’ zeg ik opgelucht. ‘Graag.’
‘Oké.’ Brahims ogen fonkelen en hij buigt zich samenzweerderig voorover.
‘Luister. Ik heb iets gelezen over een verlaten bos hier buiten de stad…’
Escape rooms zijn een van mijn grootste verslavingen. Ik vind het geweldig om
puzzels op te lossen en zo steeds een stapje verder te komen in het spel.
Maar stel je voor dat je echt opgesloten zit, zoals in dit boek gebeurt? En
dan ook nog eens in zo’n oud huis waar ooit een echte heks woonde? Ik kreeg
al de rillingen tijdens het schrijven!
Wat vond jij van dit verhaal? Zou je zelf nog een escape room durven doen
na het lezen ervan?
En kijk je uit naar mijn volgende thriller?
Laat het me weten via Instagram: @marenstoffels.

Maren Stoffels
Deze ebook licentie is jouw eigendom en kan gelezen worden op een Mac,
pc of laptop, e-reader, tablet en/of mobiele telefoon.

(Door)verkopen, verspreiden (sub)licenseren, verhuren, leasen of op een


andere manier overdragen van enig recht in of op deze licentie of dit eBook,
danwel reproduceren, uitgeven, uitzenden of op enige andere manier
beschikbaar stellen van dit digitale bestand aan een 3de partij is ten
strengste verboden.

Dit bestand is voorzien van een watermerk met informatie die jou aanmerkt
als de eigenaar van de licentie om misbruik voorkomen.

Veel leesplezier!

You might also like