Download as odt, pdf, or txt
Download as odt, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Opdracht Trends economie

Pensioenlandschap in België

Pensioen is de inkomen die je vanaf het moment dat je stopt met werken krijgt. Dus is het erg
belangrijk om op tijd te beginnen met opbouwen.
Tijdens de actieve werkzaamheid wordt tot de pensioendatum een gedeelte van het loon
ingehouden en gestort in een pensioenspaarpot bij een pensioenverzekeraar of pensioenfonds.
Na deze actieve de werkzaamheid wordt deze pensioenspaarpot omgezet in een periodiek
levenslang inkomen voor de ex-werknemer.

Het Belgisch pensioenstelsel steunt op drie officiële pijlers: het wettelijk pensioen als
basispijler en nog twee andere pijlers om dat pensioen aan te vullen. Men spreekt ook wel
eens van een vierde pijler. Deze houdt in dat men vrij spaart voor de oude dag en zonder te
genieten van fiscale voordelen. Het betreft onder andere spaarrekeningen en beleggingen,
eigendom van een vastgoed.
Eerste pijler
De eerste pijler bestaat uit rustpensioen( iedere burger zal ervan genieten naargelang zijn
opgebouwde pensioenrechten), de inkomensgarantie voor ouderen( een minimum pensioen
waanneer het rustpensioen onder een bepaald minimum ligt) en het
overlevingspensioen( betreft uitkeringen aan de langstlevende echtgenoot). Het rust pensioen
wordt ook het wettelijk pensioen genoemd.
De financiële basis voor wettelijk pensioen wordt gevormd door de werkgevers- en de
werknemersbijdragen voor de RSZ, die dat bedrag overmaakt aan de FPD. De FPD betaalt het
wettelijk pensioen aan de rechthebbenden.
Binnen deze pijler zijn er 3 grote stelsels: voor de werknemers, de zelfstandigen en de
ambtenaren.
Het gemiddeld maandelijks bruto pensioen van een loontrekkende bedraagt 1.558 euro, dat
van een zelfstandige 1.281 euro en dat van een ambtenaar 2.615 euro.

Een volledige loopbaan bedraagt 45 jaar. Hebt u slechts 42 jaar gewerkt, dan hebt u recht op
een pensioen gelijk aan 42/45ste. Bepaalde periodes waarin u niet hebt gewerkt( werkloosheid,
ziekte, tijdskrediet), worden gelijkgestelde periodes genoemd. Zij tellen op dezelfde manier of
een deel mee voor uw pensioen.

Het wettelijk pensioen staat onder druk omdat minder actieve mensen zullen moeten betalen
voor meer gepensioneerden. Het aandeel oudere mensen in het geheel van de bevolking zal
de komende decennia steeds groter worden. Dit fenomeen is te verklaren door een combinatie
van twee factoren. Enerzijds is het aantal geboortes sinds de Tweede Wereldoorlog serieus
afgenomen. Anderzijds worden mensen steeds ouder dankzij de verbetering van de
gezondheidzorg.

De wettelijk pensioen wordt berekend op basis van je loopbaan, je inkomen en je


gezinstoestand.
De pensioenleeftijd is 65 jaar , zowel voor de mannen als de vrouwen. Het pensioen is een
recht. Een werknemer kan dus nog blijven werken na zijn 65ste verjaardag. De wettelijke
pensioenleeftijd wordt in 2025 verhoogd tot 66 jaar en in 2030 tot 67 jaar.
De Belgische pensioenen zijn niet gelijk verdeeld. Vooreerst hebben vrouwen lagere
pensioenen dan mannen (vrouwen krijgen nog steeds een lager loon dan mannen; ze werken
vaker deeltijds om voor het gezin te zorgen). Er zijn ook verschillen tussen de types
loopbanen. Vastbenoemende ambtenaren, de zogenoemde statutairen hebben een gemiddeld
pensioen van 2.700 euro/maand, meer dan dubbel van gemiddeld pensioen van de
werknemers( 1.200 euro). Een nettopensioen in België is gemiddeld ruim 66%( twee derde)
van het inkomen dat men voordien had.( www.mypensioen.be raadplegen).
In 2020 bedroeg het totale pensioenbudget 44miljard euro betaald werd door 4,5 miljoen
actieve werknemers voor 2,4 miljoen gepensioneerden. Gepensioneerden ontvangen
gemiddeld €1.500/maand, terwijl iedere werknemer ongeveer €800/maand aan belasting
betaalt voor het systeem. Voor elke gepensioneerde zijn er dus 2 werknemers die bijdragen
aan het stelsel.
Tweede pijler
Het aanvullend pensioen wordt gefinancierd op basis van kapitalisatie en wordt door de
werkgever, via een collectief pensioenstelsel op het niveau van de sector of op het niveau
van de onderneming.
Het meest bekend is de groepsverzekering. De groepsverzekering is niet verplicht voor de
werkgever. Daarin storten de werkgever elke maand een bijdrage( max. 80%-regel).
Daarnaast kunnen de werknemers aansluiten bij een pensioenfonds. Grotere bedrijven hebben
een zo’n pensioenfonds.
Zelfstandigen moeten zelf hun aanvullend pensioen opbouwen De stortingen zijn fiscaal
aftrekbaar. Het basissysteem is het VAPZ, dat eventueel kan worden aangevuld met een IPT
of een POZ. Voor het VAPZ maakt het niet uit zelfstandigen een vennootschap heeft of niet.
De IPT( individuele pensioentoezegging) is er alleen voor zelfstandigen met een
vennootschap, de POZ( pensioenovereenkomst voor zelfstandigen) alleen voor zelfstandigen
zonder vennootschap( eenmanszaak).
Er bestaan twee vormen VAPZ: een gewoon en een sociaal VAPZ. Met sociaal VAPZ wordt
er niet alleen een pensioenspaarpotje op, maar ook een aanvullende sociale bescherming. Via
VAPZ wordt er altijd belegd in een tak-21 product.
Ambtenaren hebben geen aanvullend pensioen.
Het is ook mogelijk om via zijn werkgever of vrijwillig in te schrijven op een aanvullend
pensioen bij de FPD -Werknemerspensioenen, of in het kader van een groepsverzekering( 2 de
pijler), of in het kader van een individuele levensverzekering(3de pijler).
Daar de eerste pijler dient om de wettelijke pensioenen uit te betalen, dient de tweede pijler
als aanvulling op de eerste pijler. De tweede pijler zou moeten helpen om een stabiele
koopkracht te handhaven om hetzelfde niveau van consumptie te waarborgen eenmaal men
gepensioneerd is. Risico’s verbonden aan aanvullend pensioen, gebaseerd op kapitalisatie,
zijn: een laag financieel rendement en een onvoorziene inflatie.
Derde pijler
De derde pijler bestond vroeger enkel uit de levensverzekering. Het pensioensparen dat we
vandaag kennen, is ontstaan op 22 december 1986. Het idee was dat men aanvullend spaarde
ter verhoging van het wettelijke pensioen. De premies kon men in beperkte mate in
vermindering brengen van het belastbaar inkomen. Hier geldt ook hetzelfde probleem als bij
de tweede pijler. Pensioensparen onder tak 21 brengt niet veel op in een minder goede
economie. De pensioenspaarverzekeringen kunnen met indexaties, de gewaarborgde rentevoet
naar beneden trekken.
Pensioensparen kan gebeuren via een groepsverzekering – tak 21( gegarandeerd rendement,
volledige kapitaalbescherming) of een pensioenfonds tak 23( potentieel hoger rendement op
lange termijn , maar niet gegarandeerd , mogelijk om negatieve evoluties op basis van het
ritme van de beurs – kan meevallen in goede jaren/ ook leiden tot verlies in geval ban
beurscrisis).
In beide gevallen kunt u in 2022 maximaal een bedrag van 990 euro storten met een fiscaal
voordeel van 30% of 1.270 euro met een fiscaal voordeel van 25%.
In het kader van het langetermijnsparen is het bedrag dat u kunt sparen en waarvoor u kunt
genieten van een fiscaal voordeel afhankelijk van uw netto belastbaar beroepsinkomen. Voor
2022 bedraagt het maximaal aftrekbare bedrag 2.350 euro waardoor u 705 euro aan
belastingen kunt besparen.
Vierde pijler
In de vierde pijler gaat het om persoonlijke spaarinspanningen die u geen fiscaal voordeel
opleveren. U kunt op eigen initiatief, op je eigen tempo en zonder fiscaal voordeel, een
privévermogen op te bouwen naast deze drie pijlers. Een spaarboekje, kasbon, beleggingen in
aandelen, obligaties, verzekeringen: ze vallen allemaal onder de vierde pijler. Ook een eigen
huis wordt er vaak toe gerekend.
Het wettelijk is voor meeste mensen niet voldoen. Maar wordt op deze pijler minder ingezet,
ten voordele van het aanvullend pensioen en het pensioensparen.
De overheid geeft een belastingvoordeel op de tweede en derde pijler. Het fiscale voordeel is
voor elke pensioenspaarder gelijk. Maar is er toch een ongelijkheid: alleen maar wie
voldoende over heeft, kan denken aan pensioensparen. Het systeem werkt het best voor wie er
het minst nodig heeft.

Bibliografie
De Tijd – Pensioengids
Pensioenen volgens KBC en Belfius
Spaargids
De Morgen

You might also like