Professional Documents
Culture Documents
Aardderijkskunde Trim II
Aardderijkskunde Trim II
Luchtdruk
= het gewicht van een kolom lucht per opp.-eenheid
Uitgedrukt in: hectopascal, atmosfeer of minibar
Normaal: 1013 hPa
Afb.: Hoger-> minder druk
Weerkaart:
Isobaren: lijnen opd weerkaart met zelfde luchtdruk
Drukkernen: daar staat L of H
L = lage druk
. (zuigt lucht weg-> grotere luchtverplaatsing-> isobaren dichter
. op elkaar -> onstabiel weer)
H = hoge druk (lucht daalt)
Pagina | 1
3 Luchtcirculatie cellen (op elk halfrond)
veroorzaken drukgebieden
Pagina | 2
- Ontstaan: T↘ van evenaar nr polen verloopt sprongsgewijs => id troposfeer ontstaan
enorme drukverschillen => slingerende windtunnels
polaire straalstroom
subtropische straalstroom
Polaire vortex
Californië -40°
Heel koude wind meebrengt, donutvormig, door H koude lucht lager -> koudere lucht dan
gewoonlijk
Passaatwinden
Komen uit het oosten en komen samen bij de evenaar, zorgen voor heel veel regen daar
ITC zone
Intertropische convergentiezone (buien geconvergeerd), over oceaan kunnen uitgroeien tot
orkanen
Pagina | 3
Invloed vd rotatie vd aarde
Proef: krijt loodrechte streep, maar aardbol draait
uitkomst: afwijking naar rechts of links (kijk van vertrekpunt)
in NM naar rechts
in ZM naar links
Coreolis kracht: gevolg door de draaiing vd aarde, wind en zeestromingen gaan afwijken
Experiment om aan te tonen: https://www.youtube.com/watch?v=dt_XJp77-mk
Waarom draaien tornado’s anders bij zuid of noordpool (zelfde bij weglopend water bad)
oog vd storm altijd lage druk
Hoge druk: wijzerzin
Lage druk: tegenwijzerzin
Samenvatten
- Drukgebieden van thermische oorsprong (=T speelt een rol): aan de Polen H, aan de
evenaar L
- Drukgebieden van dynamische oorsprong (=luchtverplaatsing speelt een rol):
veroorzaakt door corioliskracht agv aardrotatie; H tussen 20° & 40°, L tussen 50° &
70°
- In L: fel waaien, want isobaren dicht bij elkr
- In H: lage windsnelheid, want isobaren ver uit elkr
- Zuidwestenwind: belangrijkst vr Be
- Winter: invloed van L-drukgebied IJsland
- Zomer: invloed van H-drukgebied van Azoren
Pagina | 4
Drukgordels en windsystemen
ITC: soms erg rustig, soms erg hevige onweersbuien, soms orkanen & tropische stormen
ligging vd ITC-zone: bepaalt hoeveelheid water dat een regio krijgt
ITC-zone & equatoriaal minimum verplaatst doorheen het jaar
Pagina | 5
Pagina | 6
LUCHTVOCHTIGHEID & NEERSLAG
Belang van water id atmosfeer:
- Leven in stand houden (vegetatie …)
- Natuurlijk broeikaseffect => temperatuur niet te laag
- Vervoer v warmte-overschotten naar plaatsen met een tekort
Aggregatietoestanden van water:
Ijs (vast), water (vloeibaar), waterdamp (gas)
Kunnen in elkaar overgaan (id troposfeer) zie △
Transport van water in troposfeer = transport van energie
Hydrologische cyclus:
verdampt water vormt wolken waaruit neerslag valt
Evaporatie=
verdamping
van water uit
zee en rivier
Transpiratie=
water dat id
atmosfeer
komt via
vegetatie
Grote instraling bij evenaar (warmte overschot, instraling)
Naar polen toe kleine instraling (warmtetekort, uitstraling)
1. Verticaal energietransport
Zonnewarmte -> verdamping
=> onttrekking v energie aan atmosfeer en aardopp. (afkoeling)
Zwaartekracht -> neerslag
Zorgt ervoor dat aardopp. niet heel tijd kouder, en atmosfeer niet heel tijd warmer
wordt
2. Horizontaal energietransport
Winden zorgen voor 80% v warmtetransport, zowel aan aardopp. Als hoog id troposfeer.
Oceaanstromingen zorgen voor 20% vh warmtetransport.
Pagina | 7
Transport van energie binnen de atmosfeer
Begrippen
- Absolute luchtvochtigheid:
hvlhd waterdamp die 1m3 lucht kan bevatten bij bepaalde t° en p
- Relatieve luchtvochtigheid:
- Dauwpunt:
100%: Lucht is verzadigd => bij afkoeling ontstaat condensatie1
CONDENSATIEVORMEN
1
Minuscuul kleine druppeltjes die zich vastzetten op stofdeeltjes, kristaldeeltjes, …
Pagina | 8
- Wolken: opstijgende waterdamp koelt af
- Wolken: zwaar
o T>0°C: waterdruppeltjes Groeien samen door vallen = neerslag
o T<0°C: ijskristalletjes onderlinge botsingen
Wolkenvormen
- Dauw (waterdamp die in de lucht op voorwerpen condenseert)
- Rijm/rijp (waterdamp->ijs)
- Mist (door afkoeling van zeer vochtige lucht of door menging van koud emet warme,
vochtige lucht) hangt af van: luchtvervuiling, begroeiing, reliëf, nabijheid van open
water, …
Verschillende neerslagvormen
Wolken
Ontstaan van wolken en neerslag:
Lucht met waterdamp -> begint te stijgen (lage druk) reden stijging: veel warmer -> terwijl hij
stijgt koelt hij af -> op bepaalt moment 100% verzadiging bereikt -> waterdamp worden
druppel en hechten zich vast aan deeltjes in de atmosfeer en vormt een wolk
Verschillende neerslagvormen:
Hoog in de troposfeer: koud -> waterdamp bevroren (ijskristallen)
Toepassing: vliegtuig daalt -> vleugels moeten ontijst worden.
IJskristallen worden zwaar dalen (aarde warm) -> smelt en krijg je regen
Als temperatuur op oppervlak niet te warm is dan krijg je natte sneeuw
Als het op het aardoppervlak vriest -> sneeuw blijft liggen op gevroren oppervlak
Pagina | 9
Als ijskristallen dicht op elkaar zitten dan klijten ze samen tot hagel -> zwaar en valt snel naar
beneden
Wolken
- Veegwolk = cirruswolk of cirro- -> hoge wolk, klein veegje
- Stratus of strato- -> als er grijs is, vaak lage wolken, geen zon , kans op regen, effen
grijze massa
- Cumulus> -> schaapjes wolken, zoals je ze tekent
- Nimbus -> dreigend, beginnen samen te komen, één die samenpakt
- Alto -> met een bepaalde hoogte
Verschillende hoogtes
- Lage: cumulus, strato
- Middelhoge: altocumulus, altostratus
- Hoge: cirrocumulus
Regenwolken
- Nimbostratus
- Cumulonimbus
Determineertabel voor wolken
Pagina | 10
Bij lage druk -> stijgt de lucht, gaat afkoelen, en condensatielijn overstijgen -> regen
Reden waarom rond de evenaar -> tropisch regenwoud… = Intertropische convergentiezone
Zuidpool, noordpool -> geen wolken want daar is een hoge druk -> al de vochtigheid
verdampt naarmate een wolk daalt en het dus opwarmt, als wolken dalen spreken we van
hoog drukgebied
60° -> stroken met wolken
30° -> hoog druk, geen regen, geen wolken
Hoog drukgebied -> mooi weer (daarom niet warm)
Type regen:
Evenaarsgebied: convectieregens -> lucht stijgt en water vormt zich -> elke dag regen
Frontenzone: frontale regen -> wij: veel turbulentie, koude
lucht en warme lucht komen met elkaar in contact en vermengt
zich NIET, warme lucht stijgt om plaats te maken voor koude
lucht (stormige wolken) begint met veegwolken, cirruswolken
(aankondiging weersverandering) -> altostratus -> kan
leiden tot nimbostratus wolken -> als het warmtefront passeert spreken we van motregen ->
als warme lucht opgestegen is dan is het weer rustige maar kouder -> cullumuswolken
De zeekant van kustgebergten; stijgingsregens
Vb. rocky mountains -> wolken vanuit westen en stijgen op langs de bergen -> terwijl die
stijgt worden er druppels gevormd en regent het -> na het gebergte valt er dus geen regen
meer en heb je een ‘woestijnzone’
Ook zo bij Ardennen!?
Aan kust kouder door watermassa
Moessongebieden; moessonregens -> bij India, winden van hoge naar lage
drukgebieden, enkel in 1 bepaald seizoen (regenseizoen, moessonseizoen) in
zomer hoog drukgebied boven indische oceaan en laag drukgebied over het
land -> brengt vochtige lucht vanuit indische oceaan mee naar het land ->
ook gebergten
In winter draaien drukgebieden om -> aflandige wind, naar de zee = droge wind
Pagina | 11
- H-drukgebied: gebied waarin lucht heel rustig daalt -> aanleiding tot stabiele
weerstoestand (weinig tot geen bewolking, want door daling zal lucht ook opwarmen)
- L-drukgebied: hier wordt de lucht uit het hogedrukgebied aangezogen (hoe dichter bij
de kern, hoe krachtiger de wind. In de kern: stijging vd lucht, afkoeling en
wolkenvorming) neerslagrijk gebied
Pagina | 12
Mens is afhankelijk van het weer
- Landbouwactiviteiten, oogsttijdstippen, verkeer, toerisme, sport, bouwsector,
militaire operaties (D-day 1 dag uitgesteld), kledij …
Vroeger geen weerbericht, maar weerspreuken
Vb. als zwaluwen hoog vliegen= mooi weer
Meettoestellen:
Temperatuur – thermometer
Neerslag – pluviometer
Luchtdruk – barometer
(hoge luchtdruk: minder neerslag/ lage luchtdruk: meer neerslag)
Windrichting en windkracht – anemometer
Organisatie:
. nationaal
KMI (koninklijk meteorologisch instituut)
Meteowing vd luchtmacht
Regie der luchtwegen Zaventem
. internationaal
WMO (world meteorologisch instituut)
Satellietfoto’s en weerkaarten
SATELLIETFOTO’S
Satellietfoto’s: geeft beeld van ligging van storingen en hogedrukgebieden, trekrichting van
wolken … visuele of infrarode (over warmtespreiding, kunnen ’s nachts gemaakt worden)
Satellieten: Polaire (andere richting dan de aarde) vs geostationaire satelliet(vliegt sneller,
verder van onze aarde en zelfde richting al de aarde)
Infrarood: situeert wolken in functie van warmte en koude; kouder->vochtigheid nog niet
volledig verdampt->nog wolken->witter op kaart; dus koud=wit en warm=rood
WEERKAARTEN
Pagina | 13
Isobaren (luchtdruk) op weerkaart
Isotherm (temperatuur)
Uit waarnemingen: voorspellingskaart / geplotte weerkaart
Weerplot: via symbolen een weerbericht
Pagina | 14
FRONTEN ALS GEVOLG VAN BOTSINGEN TUSSEN LUCHTSOORTEN
Verschillende
luchtsoorten
beïnvloeden ons weer
Pagina | 15
linksonder: tropisch maritiem
rechtsboven: arctisch maritiem
rechtsonder: tropisch continentaal
Pagina | 16
1.
Ontwikkeling warmte/koudefront
2. Occlusiefront
3. Stationair front
Pagina | 17
Smogvorming:
Samengevat
Hoge luchtdruk:
- Onbewolkt, mooi weer
- Soms kans op nevel en mist
- Stabiele weertoestand
- Groter verschil tussen dag en nachttemperatuur
- Id zomer warmer, id winter kouder
- Dalende lucht kan temperatuursinversie veroorzaken
Lage luchtdruk:
- Bewolkt, regen, sneeuw (winter)
- Wind circuleert tegenwijzerzin
- Sterke wind als isobaren dicht bij elkaar liggen
Lezen en interpreteren van een weerkaart (onderzoek schema):
Pagina | 18